Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 maart 2014
Met deze brief ga ik in op de vragen van het lid Agema (PVV) over de dekking van de frictiekosten die met de transitie van de jeugdhulp samenhangen (Handelingen II 2013/14, nr. 50, item 6).
Het is in eerste instantie een taak van de verschillende partijen gezamenlijk om frictiekosten zo veel mogelijk te voorkomen. De beste manier om deze kosten te beperken is immers het maken van verstandige afspraken tussen gemeenten en aanbieders. Op dit moment voeren gemeenten, aanbieders, maar ook vertegenwoordigers van cliënten en huidige financiers ook al gesprekken om inkoopafspraken te maken. Gemeenten geven op dit moment steeds verder vorm aan hun inkoopprocessen. De komende maanden zal dit proces daarom nog verder intensiveren.
Ik zie voor de Transitie Autoriteit Jeugd (TAJ) een belangrijke rol weggelegd om de inbedding van het voorkomen van frictiekosten in dit proces in de gaten te houden. Dit is integraal onderdeel van de taak van de TAJ. Als blijkt dat zich problemen in het proces voordoen kan de TAJ dit signaleren. Ook kan zij samen met partijen proberen tot een oplossing te komen die de frictiekosten zoveel mogelijk beperkt. Daarbij is het echter nadrukkelijk niet de bedoeling dat de TAJ het inkoopproces tussen aanbieders en gemeenten (vroegtijdig) verstoort.
Pas als het inkoopproces verder is gevorderd kan worden aangegeven in hoeverre er, ondanks de inspanningen van gemeenten, aanbieders en de TAJ, eventueel frictiekosten resteren en waar die neerslaan. De TAJ zal tot taak hebben om aan te geven of er reden is om de betreffende instelling tegemoet te treden in het dragen van deze frictiekosten. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt niet alleen bij het Rijk, maar ook bij andere partijen.
Mede gezien het verzoek van de Eerste Kamer ben ik in gesprek met de provincies en andere partijen over dekking van de eventueel resterende frictiekosten.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn