Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 december 2013
Bijgaand stuur ik u de stand van zaken van de toezeggingen die door mij zijn gedaan aan de Tweede Kamer voor het Kerstreces. Aan veel verzoeken van uw Kamer is inmiddels voldaan. In deze brief informeer ik u over de toezeggingen die om verschillende redenen niet meer voor het Kerstreces kunnen worden afgehandeld.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn
Op 19 november 2013 heb ik uw Kamer een brief over de kwaliteit in de verpleeghuizen gestuurd (Kamerstuk 31 765, nr. 81). In deze brief werd stilgestaan bij de rapportage van de IGZ over het intensiveringonderzoek in de ouderenzorg. U zult deze rapportage begin 2014 ontvangen. Bij deze brief wordt ook een bijlage toegevoegd waarin de inspectie duidelijk maakt welke vervolgacties zij heeft ondernomen bij de 89 zorgaanbieders in de ouderenzorg waarover Omroep Max op 7 november 2013 berichtte.
Op 9 juli jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de resultaten van de 1-meting van de intensiveringsmiddelen voor de langdurige zorg (Kamerstuk 30 579, nr. 368). De resultaten laten zien dat het netto effect van de investeringen over het jaar 2012, 3.660 medewerkers bedragen. In mijn brief 10 april jl. (Kamerstuk 30 579, nr. 294) heb ik aangekondigd u nader te informeren over hoeveel middelen er over het jaar 2012 zijn teruggevorderd. Op basis van een inventarisatie van Zorgverzekeraars Nederland betreft het hier bedrag van € 5.200.000,-. Over de realisatie van de doelstelling over het jaar 2013 zal ik uw Kamer medio 2014 informeren.
Ook in 2014 blijven er intensiveringsmiddelen beschikbaar voor de langdurige zorg. 2014 is echter een bijzonder jaar omdat veel zorginstellingen bezig zijn met de voorbereidingen op de hervormingen in de langdurige zorg vanaf 2015. Dit betekent dat zorginstellingen zich met veel ontwikkelingen, specifiek ook op het personeelsbeleid, geconfronteerd zien. Voor 2014 bezie ik de intensiveringsmiddelen dan ook in het licht van (de voorbereidingen op) de transitie van de langdurige zorg. Concreet houdt dit in dat de intensiveringsmiddelen nog steeds ingezet dienen te worden als extra kwaliteitsimpuls voor personeel maar dat, gezien alle ontwikkelingen waarmee zorgaanbieders zich geconfronteerd zien, het niet meer past om een zeer specifiek deel van alle middelen die beschikbaar worden gesteld aan zorgaanbieders apart te monitoren. In plaats hiervan houden zorgkantoren door middel van de reguliere zorginkoopcyclus toezicht op de doelmatige aanwending van alle aan zorgaanbieders beschikbaar gestelde middelen, zodat zij integraal een afweging kunnen maken over de doelmatige aanwending hiervan. Ik vind het wel van belang om de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt te blijven volgen. Dit doe ik door middel van de Arbeidsmarkt Effect Rapportage (AER) waarin, mede in het licht van de transitie, wordt gemeten welke ontwikkelingen er zich op de arbeidsmarkt in de zorg afspelen.
Bij de Begrotingsbehandeling 2014 (Handelingen II 2013/14, nrs. 16 en 17) heb ik u toegezegd te komen met een brief over dementie in een breder kader. U zult deze brief begin volgend jaar ontvangen.
U zult in het voorjaar van 2014 in het kader van de hervorming van de langdurige zorg in samenhang met een brief over de kwaliteit van de langdurige zorg worden geïnformeerd over de uitvoering van de motie van de leden Krol en Keijzer d.d. 16 april 2013 (Kamerstuk29 389, nr. 53) waarin wordt gevraagd om een uitgebreide visie op ouderenzorg in Nederland.
Uw Kamer heeft mij bij brief van 8 november 2013, kenmerk 2013Z21646, verzocht vóór het einde van het jaar mijn reactie te geven op de resultaten van de onderzoeken naar de Indische backpay-kwestie onder te titels «Indische rekening» (H. Meijer, 2005) en «Sporen van vernieling» (P.Keppy, 2006).
De afgelopen periode heb ik mij uitvoerig verdiept in de materie om goed zicht te krijgen in de inhoud en de gevoeligheden rond de «Indische kwestie». Daartoe heb ik ook meermaals gesproken met vertegenwoordigers van het Indisch Platform. Dat is ook de reden voor het verlate schrijven op uw verzoek om een reactie op de onderzoeksrapporten. Mijn brief aan uw Kamer, waarbij ik expliciet in ga op de inhoud en betekenis van deze rapporten, vereist afstemming binnen het kabinet en met het Indisch Platform. Ik verwacht u na deze afstemming begin januari 2014 mijn reactie op voornoemde onderzoeken te kunnen geven. Ik betreur het u niet eerder te kunnen antwoorden.
In het Algemeen Overleg Transitie Jeugdzorg van 27 juni 2013 (Kamerstuk 31 839, nr. 310) is toegezegd dat de Transformatie-Agenda Jeugd (T-agenda) nog dit jaar naar uw Kamer wordt gezonden. De T-agenda wordt samen met diverse veldpartijen en gemeenten ontwikkeld, evenals met relevante departementen. Dit proces wordt gekenmerkt door een bottom up benadering en een intensief afstemmingsproces, om de T-agenda goed aan te laten sluiten bij de behoefte van ouders en jeugdigen, gemeenten, professionals en instellingen. Omdat het afstemmingsproces nog niet is afgerond, laat ik u mede namens mijn ambtgenoot van Veiligheid en Justitie weten, dat de T-agenda uiterlijk in het eerste kwartaal van 2014 naar uw kamer wordt gezonden. Dit geeft mij tevens de mogelijkheid om voorgenomen activiteiten samen met landelijke en lokale veldpartijen, onder anderen in de jeugdbescherming en jeugdreclassering, nader te concretiseren.
Tijdens het AO preventie van 30 mei jl. (Kamerstuk 32 793, nr. 98) hebben de Minister en ik toegezegd voor het einde van dit jaar onze visie op de rol, plaats en taak van de GGD’en naar uw Kamer te sturen. Wij willen dit onderwerp graag meenemen in een uitgebreidere brief over de rol en taken van de overheid, zowel Rijk als gemeenten, in het stelsel van publieke gezondheid. Daarin worden ook andere vraagstukken meegenomen zoals de uitvoering van de hielprik, het Rijksvaccinatieprogramma en de aanvullende regeling seksuele gezondheid. Aangezien we deze onderwerpen willen afstemmen met betrokken partijen, kunnen we deze brief uiterlijk eind april naar uw Kamer sturen.
Ik heb mijn uiterste best gedaan de schriftelijke vragen welke u aan mij hebt gesteld tijdig voor het begin van het Kerstreces te beantwoorden. Hierbij informeer ik u dat er op moment van verzenden van deze brief zeven Kamervragen nog niet beantwoord zijn. Deze Kamervragen en de vragen die tijdens het kerstreces gesteld worden, kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. Ik zal u deze antwoorden zo spoedig mogelijk in het begin van 2014 toezenden.