Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 december 2013
Bij deze bied ik uw Kamer de Staat van de Gezondheidszorg 2013 aan1. In deze Staat van de Gezondheidszorg staat het sturen op verantwoord functioneren en het voorkomen van disfunctioneren centraal.
Het vergroten van de kwaliteit van zorg en de patiëntveiligheid staat al jaren hoog op mijn agenda. De patiënt moet immers kunnen vertrouwen op kwalitatief goede en veilige zorg. Het goed functioneren van zorgverleners draagt bij aan de kwaliteit van zorg en de veiligheid. Sturen op functioneren kan voorkomen dat de patiëntveiligheid in het geding komt, al voordat sprake is van disfunctioneren. Het goed functioneren van zorgverleners en daarmee het vermijden van disfunctioneren is in de eerste plaats de primaire verantwoordelijkheid van de zorgverleners zelf en instellingen in de gezondheidszorg, zo wordt ook door de IGZ aangegeven.
Met het sturen op functioneren wordt getracht te voorkomen dat zorgverleners gaan disfunctioneren. Het rapport wil namelijk «goed functioneren» verder ontwikkelen, zodanig dat het niet meer – of veel minder vaak – komt tot een disfunctioneren. De IGZ ziet er op toe hoe organisaties dit waarborgen. Daar waar dat toch het geval is, blijven maatregelen zoals het tuchtrecht als ultimum remedium uiteraard van toepassing, maar daar ligt niet de kern van het rapport.
Ik vind het positief dat verschillende veldpartijen al bezig zijn het «sturen op functioneren» te concretiseren. Het rapport kan daarom gezien worden als steun in de rug voor deze initiatieven. De benodigde cultuuromslag is al ingezet, maar kan nog verder worden gestimuleerd. Het zal duidelijk zijn dat dit niet van de ene op de andere dag gerealiseerd is, maar de brede erkenning door veldpartijen dat een cultuuromslag gewenst is en de acties die op dat punt al genomen worden, zijn belangrijke eerste stappen. Het is immers primair aan de zorgverleners en bestuurders van instellingen zelf om veranderingen teweeg te brengen.
Een cultuur van openheid en elkaar aanspreken zal bijdragen aan de kwaliteit van zorg en de veiligheid van patiënten. Zoals al aangegeven gaat het om situaties die wellicht nog niet hebben geleid tot problemen en waarbij door vroegtijdig ingrijpen erger kan worden voorkomen. Daarnaast zullen er onvermijdelijk situaties van disfunctioneren blijven. Daarom kan het succes van deze verbeteringen – zeker op kortere termijn – niet worden afgemeten aan het aantal tuchtzaken. Sterker nog: het aantal tuchtzaken zou onder invloed van meer openheid juist kunnen toenemen, maar dat staat los van de belangrijke verbetering van de zorg die te verwachten is bij succesvolle implementatie van «goed functioneren».
Ik ben voornemens om de komende tijd in overleg met veldpartijen en de IGZ nader te bepalen op welke wijze het Ministerie van VWS deze positieve ontwikkeling kan helpen stimuleren.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers