Vastgesteld 19 juni 2014
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond er bij enkele fracties behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 3 april 2014 over de reactie op het verzoek van het lid Agema over de dekking van de frictiekosten (300 mln.) die met de transitie van de jeugdhulp samenhangen en over de zorgen van huisartsen over de kwaliteit van de jeugdwet (Kamerstuk 33 750 XVI, nr. 97).
De op 29 april 2014 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de Staatssecretaris bij brief van 17 juni 2014 toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Neppérus
Adjunct-griffier van de commissie, Sjerp
I. |
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties |
2 |
II. |
Reactie van de Staatssecretaris |
3 |
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben slechts één vraag aangaande de brief van de Staatssecretarissen. Zij lezen dat het de verantwoordelijkheid is van alle betrokken partijen om zich tot het uiterste in te spannen om de frictiekosten te beperken. Daarbij rijst bij de leden van de VVD-fractie de vraag wat er gebeurt als een betrokken partij zich niet tot het uiterste inspant om de frictiekosten te beperken en wie er in dat geval voor die frictiekosten opdraait?
Vragen en opmerkingen van de SP-fractie
Doorverwijzing huisartsen
De leden van de SP-fractie hebben met gemengde gevoelens kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris. Genoemde leden zijn verheugd te horen dat onderschreven wordt dat gemeenten niet kunnen interveniëren bij de verwijzing en derhalve de poortwachtersfunctie van de huisarts daarmee is gewaarborgd. Eveneens zijn deze leden van mening dat het goed is dat de handreiking «Sturing en bekostiging van de tweedelijn» van de VNG op dit punt is aangepast. De beantwoording van de Staatssecretaris dat de huisarts goed op de hoogte moet zijn van het beschikbare jeugdhulpaanbod baart genoemde leden echter toch zorgen. Zij vragen of nu de vraag naar specialistische jeugdzorg leidend is, of het ingekochte aanbod door de gemeente. Kan de Staatssecretaris dat nader toelichten? In dat laatste geval zijn deze leden van mening dat ondanks het antwoord van de Staatssecretaris, wel degelijk de poortwachtersfunctie van de huisarts onder druk staat en het gevaar van wachtlijsten op de loer ligt. Het antwoord op de vraag of gemeenten wel voldoende specialistische jeugdzorg inkopen, stelt de leden van de SP-fractie ook geenszins gerust. Ook het gebrek aan afstemming tussen huisartsen en gemeenten baart deze leden zorgen. De verantwoordelijkheid hiervoor kan volgens genoemde leden niet eenzijdig neergelegd worden bij de gemeenten. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe zij ervoor gaan zorgen dat dit alsnog gebeurd, zodat zorgbehoevende kinderen niet het slachtoffer worden en het aanbod van zorg kwalitatief en kwantitatief toereikend blijft. Zij verwachten een uitgebreide reactie op de gestelde vragen.
Frictiekosten
De leden van de SP-fractie maken zich zorgen over de frictiekosten die onvermijdelijk zijn bij het op korte termijn reorganiseren van de jeugdzorg. Gelet op de inbreng van Jeugdzorg Nederland met daarin de door KPMG geraamde frictiekosten van ca. 300 miljoen euro, begrijpen deze leden niet dat de Staatssecretaris zegt dat er geen zinvolle uitspraken te doen zijn over die kosten. De leden van de SP-fractie herinneren de Staatssecretaris er bovendien aan dat in de brief van 20 maart jongstleden reeds stond vermeld dat diverse Bureaus Jeugdzorg aangegeven hebben de frictiekosten niet zelfstandig op te kunnen vangen en dat de continuïteit van de zorg in gevaar is. Het verbaast deze leden dan ook dat de Staatssecretaris vooralsnog geen enkele actie onderneemt de frictiekosten die er hoe dan ook zijn, op te vangen. Genoemde leden vrezen dan ook dat de frictiekosten dan ook ten koste gaan van daar waar het geld eigenlijk voor bedoeld is: kwalitatief en kwantitatief toereikende jeugdzorg. Zij willen weten of de Staatssecretaris voornemens is alsnog maatregelen te gaan stellen om de frictiekosten op te vangen. Zij vragen om een uitgebreide toelichting op dit punt.
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De door ons ingestelde Transitieautoriteit Jeugd (TAJ) heeft tot taak daar waar de transitiekosten dusdanig hoog uitvallen waardoor de continuïteit van zorg niet gerealiseerd kan worden ons van advies te voorzien. Dat advies zal meestal een uitgebreide analyse van de optredende transitiekosten bevatten. Als uit deze analyse aanwijzingen komen dat een van de betrokken partijen zich onvoldoende heeft ingespannen om de kosten te beperken kan dit aanleiding zijn om bij die partij de verantwoordelijkheid voor dekking van die kosten neer te leggen (financiële prikkel). Gemeenten ervaren deze verantwoordelijkheid indirect doordat instellingen met hoge transitiekosten deze waarschijnlijk in hun tarief zullen doorberekenen.
Partijen die zich niet tot het uiterste inspannen kunnen daarnaast nog aangesproken worden zoals is opgenomen in het instellingsbesluit van de TAJ. Richting gemeenten zijn dat de volgende instrumenten:
• gemeenten adviseren bij de inkoop van die functies van hulp waarvan de continuïteit mogelijk onder druk komt te staan;
• bewindslieden adviseren over het nemen van bestuurlijke maatregelen jegens gemeenten.
Richting instellingen gaat het om:
• organisaties adviseren bij het doorvoeren van een noodzakelijke sanering;
• bewindslieden adviseren over het bieden van ondersteuning in bijzondere gevallen bij frictiekosten van instellingen en de daaraan te verbinden voorwaarden.
De financiële tegemoetkoming zal via het Rijk komen, hier is een beperkt budget voor beschikbaar. Dit is bovenop het macrobudget Jeugd dat onder gemeenten is verdeeld en gaat niet ten koste van het budget voor de te verlenen zorg. Over de bijdrage van de provincies en grootstedelijke regio’s aan het genoemde budget en/of rechtstreeks aan de transitiekosten van door hen gesubsidieerde instellingen, maken we een bestuurlijke afspraak.
Vragen en opmerkingen van de SP-fractie
Doorverwijzing huisartsen
De huisarts heeft de expertise om een inschatting te maken welke zorg de jeugdige nodig heeft. In de wet is geregeld dat de directe verwijzingsmogelijkheid door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts blijft bestaan. De vraag naar zorg is daarbij leidend. Deze zorg moet daarop ook geleverd kunnen worden. Daarom heeft de gemeente de verantwoordelijkheid voorzieningen te treffen voor een jeugdige en zijn ouders die zij nodig hebben in verband met hun opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en moeten gemeenten voorzien in een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod om aan die taak te voldoen.
De gemeente heeft bovendien de verantwoordelijkheid om een passend aanbod van jeugdhulp beschikbaar te stellen, waarnaar de huisarts kan verwijzen. Het kan voorkomen dat een gemeente met bepaalde jeugdhulpaanbieders geen overeenkomst heeft gesloten. De gemeente kan hiervoor gekozen hebben, omdat zij reeds andere vergelijkbare aanbieders gecontracteerd of gesubsidieerd heeft, waarmee zij voldoende aanbod op een bepaald vlak hebben. Om te voorkomen dat huisartsen verwijzen naar aanbieders die niet gecontracteerd zijn en daarmee onnodige vertraging in het proces ontstaat, is het noodzakelijk dat huisartsen op de hoogte zijn van het gecontracteerde aanbod. Van inperking van het verwijsrecht is daarmee geen sprake. Er is daarmee ook geen verschil met de situatie waarin een huisarts doorverwijst naar door verzekeraars ingekochte zorg.
De leden geven aan dat het gebrek aan afstemming tussen gemeenten en huisartsen hen zorgen baart. Ik deel de mening van leden van de SP dat de verantwoordelijkheid voor samenwerking niet alleen bij gemeenten neergelegd kan worden. Ook de huisartsen hebben hierin een rol. Daarbij is het goed te vermelden dat inmiddels verdere stappen zijn gezet.
De LHV en de VNG werken samen aan een aanvulling op de eerder gepubliceerde werkmap «Samen werken in de wijk». Deze aanvulling zal specifiek ingaan op de veranderingen door de Jeugdwet voor de relatie tussen huisarts en gemeente. Er zal aandacht zijn voor de rolverdeling, maar vooral ook voor gedeelde uitgangspunten, die de basis vormen voor de samenwerking tussen beide partijen.
Desalniettemin zullen beide partijen elkaar nog meer moeten opzoeken om te komen tot duidelijke afspraken over samenwerking en het delen van informatie. In de overleggen die ik voer met de VNG en de LHV zal ik dit onderwerp agenderen en hen oproepen hun verantwoordelijkheid te nemen.
Frictiekosten
De omvang van de frictiekosten, een betere term is transitiekosten, is afhankelijk van de afspraken die gemeenten met instellingen maken. Op dit moment is het inkoopproces voor alle gemeenten nog gaande, dit houdt in dat nog niet bekend is of en zo ja in welke mate transitiekosten optreden. Deze transitiekosten zijn in eerste instantie voor de instelling. Als die onvoldoende reserves heeft om de continuïteit van zorg te realiseren kan de instelling zich melden bij de transitieautoriteit Jeugd (TAJ). De TAJ kan bemiddelen, dat is een belangrijk middel om de transitiekosten te beperken, maar ook adviseren aan de Staatssecretarissen om een financiële tegemoetkoming beschikbaar te stellen. Voor dit laatste is er een beperkt budget beschikbaar.