Gepubliceerd: 17 september 2013
Indiener(s): Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33750-XIII-2.html
ID: 33750-XIII-2

Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING

INHOUDSOPGAVE

   

Blz.

     

A.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL

3

     

B.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ DE BEGROTINGSARTIKELEN

4

     

1.

Leeswijzer

4

     

2.

Het Beleid

7

2.1

De Beleidsagenda

7

2.1.1

Belangrijkste mutaties ontwerpbegroting 2014

25

2.2.

De Beleidsartikelen

32

 

11 Goed functionerende economie en markten

32

 

12 Een sterk innovatievermogen

41

 

13 Een excellent ondernemingsklimaat

57

 

14 Een doelmatige en duurzame energievoorziening

70

 

16 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

86

 

17 Groen onderwijs van hoge kwaliteit

111

 

18 Natuur en regio

117

2.3.

De niet-beleidsartikelen

132

 

40 Apparaat

132

 

41 Nominaal en onvoorzien

135

     

3.

De agentschappen

136

 

Aansluiting raming begroting agentschappen met financiering door moederdepartement EZ

136

 

Agentschap NL (AgNL)

138

 

Agentschap Telecom (AT)

144

 

Dienst ICT Uitvoering (DICTU)

150

 

Dienst Landelijk Gebied (DLG)

156

 

Dienst Regelingen (DR)

162

 

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)

168

     

4.

Bijlagen

173

4.1

Moties en toezeggingen

173

4.2

ZBO’s en RWT’s

211

4.3

Europese geldstromen

218

4.4

Overzicht evaluatieonderzoek

228

4.5

Verdiepingshoofdstuk

234

4.6

Subsidieoverzicht

251

4.7

Lijst van afkortingen

266

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSVOORSTEL

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld.

Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaten voor het jaar 2014 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).

Wetsartikel 2

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en de lasten, het saldo van de baten en de lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de in de staat opgenomen agentschappen voor het onderhavige jaar vastgesteld. De in die begrotingen opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze memorie van toelichting en wel in de paragraaf inzake de agentschappen.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

B. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ DE BEGROTINGSARTIKELEN

1. LEESWIJZER

De leeswijzer gaat in op de volgende onderwerpen:

  • 1. Begrotingsstructuur;

  • 2. Prestatiegegevens;

  • 3. Groeiparagraaf;

  • 4. Verwerking motie Schouw en motie Hachchi c.s.

1. Begrotingsstructuur

Verantwoord Begroten

Op 20 april 2011 is de aanpassing van de presentatie van de Rijksbegroting onder de naam «Verantwoord Begroten» in de Tweede Kamer behandeld (TK, 31 865, nr. 26). Deze presentatie geeft meer inzicht in de financiële informatie, de rol en verantwoordelijkheid van de minister en laat een duidelijke splitsing tussen apparaat en programma zien. In deze begroting zijn alle begrotingsartikelen ingevuld volgens de nieuwe voorschriften, inclusief de aanpassing van de tabel Budgettaire gevolgen van beleid.

Beleidsagenda

In de beleidsagenda zijn de volgende vier actielijnen uitgewerkt:

  • Inzetten op de top en ruimte bieden aan ondernemerschap en innovatie;

  • Bevorderen van duurzame welvaart, met oog voor mens en natuur;

  • Werken aan duurzame productie en ketens in land- en tuinbouw en visserij;

  • Werken aan een toekomstbestendige energievoorziening.

Voorts bevat de beleidsagenda een overzichtstabel die inzicht geeft in de Rijksmiddelen die worden ingezet voor het Bedrijfslevenbeleid en de Topsectoren en is een overzicht opgenomen met de meerjarige programmering van beleidsdoorlichtingen. Tenslotte zijn in de beleidsagenda de belangrijkste begrotingswijzigingen vermeld na de Voorjaarsnota 2013.

Beleidsartikelen

Aansluitend op de beleidsagenda volgt de toelichting op de beleidsartikelen. Per beleidsartikel is een algemene doelstelling en een beschrijving van de rol en verantwoordelijkheid van de bewindspersonen opgenomen. De financiële instrumenten zijn voorzien van een korte toelichting.

Met Verantwoord Begroten wordt niet langer gewerkt met operationele doelstellingen. Daar waar dit toegevoegde waarde heeft voor de presentatie van het voorgenomen beleid en de hiervoor geoormerkte middelen, zijn de financiële instrumenten geclusterd naar artikelonderdelen. Dit is van toepassing voor de beleidsartikelen 16 (Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens) en 18 (Natuur en regio). Bij de andere beleidsartikelen (11 tot en met 14 en 17) is de reguliere opzet van Verantwoord Begroten (zonder operationele doelen/artikelonderdelen) gevolgd.

In de budgettaire tabellen van de beleidsartikelen zijn de financiële instrumenten onderverdeeld naar onder andere de volgende categorieën: subsidies, opdrachten, garanties, leningen, bekostiging, bijdrage aan agentschappen, bijdrage aan ZBO’s/RWT’s, bijdrage aan (inter)nationale organisaties. Deze onderverdeling komt ook terug in de structuur van het beleidsartikel.

Overzichtsconstructie

In de beleidsagenda is de overzichtstabel Bedrijfslevenbeleid en Topsectoren opgenomen.

Overzichtstabel agentschappen

Net als in de begroting van vorig jaar is in hoofdstuk 3 (De agentschappen) een overzichtstabel agentschappen opgenomen. In deze tabel is de aansluiting te maken tussen de «opbrengst moederdepartement» zoals opgenomen in de agentschapsparagrafen en de «bijdrage aan agentschappen» zoals opgenomen in de begrotingsartikelen. Eventuele resterende verschillen zijn toegelicht.

2. Prestatiegegevens

In de beleidsartikelen wordt onder de algemene doelstelling aangegeven waar de Minister en Staatssecretaris van EZ voor verantwoordelijk zijn. Indien voor deze doelstellingen een directe relatie gelegd kan worden tussen het gevoerde beleid en de gewenste (maatschappelijke) uitkomst, zijn prestatie-indicatoren opgenomen. Bij de doelstellingen waarbij EZ een belangrijke bijdrage kan leveren door de juiste randvoorwaarden te creëren en het resultaat afhankelijk is van externe factoren, is het niet of beperkt mogelijk om prestatie-indicatoren op te nemen en wordt volstaan met kengetallen over ontwikkelingen op het betreffende beleidsterrein. Daarnaast zijn, waar mogelijk, prestatie-indicatoren en kengetallen opgenomen op instrumentniveau, die inzicht geven in het bereiken van specifieke resultaten.

3. Groeiparagraaf

De belangrijkste verbeteringen in de begroting ten opzichte van het vorige jaar zijn:

  • Een betere aansluiting tussen de subsidiebijlage en de subsidies zoals opgenomen in de budgettaire tabellen van de beleidsartikelen zoals aangekondigd in de brief van de Staatssecretaris aan de Tweede Kamer van 22 maart 2013 (TK, 33 400 XIII, nr. 139).

  • De beschrijving van de rol en verantwoordelijkheid van de minister is per beleidsartikel op een consistente wijze opgezet. Voor de rolbeschrijving is gebruik gemaakt van de vier verschillende roltypologieën: stimuleren, regisseren, financieren en (doen) uitvoeren.

4. Verwerking motie Schouw en motie Hachchi c.s.

Motie Schouw

In juni 2011 is de motie Schouw c.s. ingediend en aangenomen (TK, 2010–2011, 21 501-20, nr. 537). Deze motie zorgt er voor dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Raad op grond van de nationale hervormingsprogramma’s een eigenstandige plaats te geven in de departementale begrotingen. Voor de beleidsterreinen van EZ zijn geen specifieke aanbevelingen gedaan.

Motie Hachchi c.s.

Ter uitvoering van de motie Hachchi c.s. (TK, 33 000 IV, nr. 28) brengen departementen in kaart welke uitgaven zij doen in Caribisch Nederland, uitgesplitst per instrument. Hiervoor geldt een ondergrens van € 1 mln. De totale uitgaven van EZ voor Caribisch Nederland in 2014 bedragen € 8,8 mln. Deze uitgaven zijn verdeeld over de beleidsartikelen 11, 13, 14, 18. De uitgaven voor de beleidsartikelen 11 en 13 zijn lager dan de ondergrens van € 1 mln en worden derhalve niet opgenomen in de budgettaire tabellen. De uitgaven op beleidsartikel 14 voor energiekosten Caribisch Nederland en beleidsartikel 18 voor Natuurprojecten Caribisch Nederland zijn apart opgenomen in de budgettaire tabellen.

2. HET BELEID

2.1 DE BELEIDSAGENDA

1. Inleiding

De Nederlandse economie verkeert in zwaar weer. Sinds het begin van de financiële crisis in 2008 bevindt onze economie zich voor de derde keer in een recessie. In de eerste helft van dit jaar ging een recordaantal van 4.983 aan bedrijven en instellingen failliet. De werkloosheid is ook sterk gestegen; in de eerste zeven maanden van dit jaar liep deze (volgens de internationale definitie) op met 106 duizend naar 626 duizend personen in juli; dit is 7% van de beroepsbevolking. Naar verwachting van het Centraal Planbureau (CPB) zal de economie in 2013, net als in 2012, economische krimp vertonen.

De ongunstige ontwikkeling van de Nederlandse economie heeft zowel buitenlandse als binnenlandse oorzaken. De groei van de wereldeconomie en daarmee de wereldhandel is beperkt. Dit raakt de Nederlandse economie fors, doordat het een open economie is die sterk afhankelijk is van de export. Tegelijkertijd hebben bedrijven en burgers te maken met ongunstige financiële balansen, waardoor er beperkt ruimte is voor bestedingen. Consumenten hebben te maken met lagere beschikbare inkomens en dalende huizenprijzen. Bedrijven zien de vraag terugvallen, waardoor de noodzaak tot investeringen beperkt is. De particuliere consumptie en bedrijfsinvesteringen dragen dan ook niet of nauwelijks bij aan de economische groei.

Wel is er zicht op economisch herstel. Ook al is het broos, er zijn voorzichtig positieve signalen voor de nabije toekomst. De export is en blijft de bron van economische groei in Nederland. Het eurogebied heeft in het tweede kwartaal al groei laten zien. Bovendien zijn Europese producenten en consumenten de afgelopen maanden optimistischer geworden en ook in Nederland ligt het consumentenvertrouwen hoger dan een half jaar geleden. De Nederlandse economie moet hier via een aantrekkende groei van de export van kunnen profiteren. In 2014 zal de Nederlandse economie volgens de ramingen van het CPB weer groeien.

Aanpak kabinet

De huidige economische ontwikkelingen zijn ontstaan door een financiële crisis die is uitgemond in een schuldencrisis bij overheid, bedrijven en burgers. Het kabinet stelt daarom financieel orde op zaken. De tijd van een crisis opvangen door meer geld uit te geven is voorbij. Gezonde overheidsfinanciën zijn een essentiële voorwaarde voor een gezonde economische ontwikkeling. Ook burgers, banken en in mindere mate bedrijven zijn hun financiële balansen aan het herstellen. Het herstructureren van financiële balansen is geen makkelijk proces, maar wel een noodzakelijke stap voor robuust economisch herstel.

Het is onvermijdelijk dat hiermee bestedingsuitval optreedt, maar het kabinet spant zich in om dit aanpassingsproces zo goed mogelijk te accommoderen voor ondernemers en burgers. In de eerste plaats treffen we maatregelen om de hoge hypotheekschulden op een verantwoorde wijze af te bouwen en nemen we tijdelijke maatregelen voor huishoudens met een restschuld. Daarnaast borgen we de toegang tot krediet voor ondernemers met een Garantie Ondernemingsfinanciering, een borgstellingsregeling voor MKB-kredieten (BMKB), Qredits en geven we met de tijdelijke willekeurige afschrijving een liquiditeitsimpuls aan bedrijven. Hiermee wordt voorkomen dat het noodzakelijke balansherstel van de financiële sector de investeringsruimte voor bedrijven beperkt. Bovendien ondernemen we actie om institutionele beleggers meer te betrekken bij investeringen in de Nederlandse economie. Tegenover hoge private schulden staan immers ook veel financiële bezittingen, voornamelijk in de vorm van pensioenvermogen. Met gerichte stimuleringen zoals de tijdelijke BTW-verlaging op verbouw- en renovatiewerkzaamheden in de bestaande bouw wordt bovendien de bedrijvigheid en de werkgelegenheid in de bouwsector ondersteund.

Het kabinet werkt verder aan structurele versterking van de Nederlandse economie. Samen met het bedrijfsleven, het onderwijsveld en de vakbeweging zetten we ons voor een goed opgeleide beroepsbevolking en een goede aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Om ervoor te zorgen dat talenten optimaal benut worden, verbeteren we de werking van de arbeidsmarkt door hervormingen van de WW, het ontslagrecht en het verhogen van de AOW-leeftijd. Met een op lange termijn krimpende beroepsbevolking zullen we bovendien meer nadruk moeten leggen op andere bronnen van groei: innovatie en arbeidsproductiviteit. Dat vraagt om het wegnemen van belemmeringen om te ondernemen en te investeren en het aanjagen van innovatie. Dit zorgt voor een uitstekend vestigingsklimaat. Instituties op de arbeidsmarkt, zorg en woningmarkt worden hervormd om de wendbaarheid van de economie te vergroten. Al met al is er sprake van een brede economische agenda om de Nederlandse economie sterk te houden, ook in de toekomst.

Het Ministerie van Economische Zaken

Het Ministerie van Economische Zaken (EZ) staat voor een ondernemend Nederland waar oog is voor duurzaamheid en waar een uitstekend ondernemersklimaat heerst. Dit wordt bereikt door de juiste randvoorwaarden te creëren, ondernemers de ruimte te geven en aandacht te hebben voor onze natuur en leefomgeving. Samenwerking tussen onderzoekers en ondernemers wordt gestimuleerd, waarmee verder wordt gebouwd aan onze topposities in landbouw, industrie, diensten en energie. Dit zorgt voor een krachtig en duurzaam Nederland.

Het beleid van Economische Zaken is te onderscheiden in vier actielijnen, waarlangs ook in 2014 wordt gewerkt:

  • 1. Inzetten op de top en ruimte bieden aan ondernemerschap en innovatie;

  • 2. Bevorderen van duurzame welvaart, met oog voor mens en natuur;

  • 3. Werken aan duurzame productie en ketens in land- en tuinbouw en visserij;

  • 4. Werken aan een toekomstbestendige energievoorziening.

1. Inzetten op de top en ruimte bieden aan ondernemerschap en innovatie

De Nederlandse economie heeft alle mogelijkheden om sterk uit de crisis te komen. De uitgangspositie van de Nederlandse economie is namelijk sterk. We behoren tot de top van de kenniseconomieën in de wereld, zijn het vijfde exportland, de tweede agro-exporteur en beschikken over unieke internationaal concurrerende sectoren. De geografische ligging is gunstig met een goede (ICT)-infrastructuur en erkende internationale knooppunten (Schiphol, Rotterdamse haven en Brainport Zuid-Oost Nederland).

Het inspelen op uitdagingen met nieuwe vindingen, producten, diensten en concepten vraagt om ondernemers met pioniersgeest die niet bang zijn om hun nek uit te steken en om talent dat de vernieuwing tot stand brengt. Dit betreft zowel wetenschappers die excellente kennis ontwikkelen als talent in bedrijven dat de nieuwe producten en diensten realiseert. Hierdoor wordt gezorgd voor nieuwe technologieën, producten, banen en onze welvaart. Nederland moet daarom nog meer dé plek worden in Europa om te ondernemen, onderzoeken, investeren en innoveren.

Om dit te bereiken, volgen we twee sporen:

  • Topsectorenbeleid: gericht op samenwerking tussen ondernemers, onderzoekers en overheid in de sectoren waarin Nederland tot de top van de wereld behoort.

  • Bedrijfslevenbeleid: zorg dragen voor een sterk ondernemersklimaat, waarin onder andere het MKB ruimte heeft om te ondernemen en toegang heeft tot financiering.

a) Topsectorenbeleid

Maatschappelijke opgaven zoals vergrijzing, grondstoffenschaarste en klimaatverandering zijn een belangrijke bron voor het toekomstig verdienvermogen van de Nederlandse economie. Immers, deze opgaven leiden tot vraag naar onder meer schone energie en drinkwater, duurzaam geproduceerd voedsel, betaalbare gezondheidszorg en veilige delta's. Het Nederlandse bedrijfsleven behoort in verschillende sectoren die voor deze oplossingen kunnen zorgen, tot de wereldtop. Denk aan de inzet van Nederlandse bedrijven in New Orleans voor de bescherming tegen water, het gebruik van hoogwaardige uitgangsmaterialen in ontwikkelingslanden en aan de Nederlandse machines die wereldwijd in de halfgeleiderindustrie worden ingezet. Mondiale uitdagingen vragen dan ook vaak om Nederlandse oplossingen.

Om deze kansen te kunnen verzilveren, is in de afgelopen jaren het topsectorenbeleid opgezet. Topsectoren zijn de negen sectoren waarin Nederland uitblinkt in de wereld: chemie, energie, water, life sciences and health, agri&food, tuinbouw en uitgangsmaterialen, creatieve industrie, high tech systemen en logistiek. Door slimme samenwerking tussen onderzoekers en ondernemers kan Nederland op wereldschaal het verschil maken. Het is immers niet de technologie van vandaag, maar de technologie van morgen en overmorgen die bepalend is voor de vraag of Nederland leidend kan zijn en blijven in de wereld. Via gerichte inzet op de hele keten van onderzoek tot valorisatie en innovatie, menselijk kapitaal, internationalisering en vermindering van regeldruk versterken wij de concurrentiekracht van de topsectoren en daarmee van de economie als geheel. Om deze redenen is met het topsectorenbeleid ingezet op structurele verankering van de samenwerking in de kennisinfrastructuur. Bedrijven, overheden en kennisinstellingen in alle negen topsectoren stellen innovatiecontracten op. Deze innovatiecontracten beslaan de hele keten van fundamenteel onderzoek, toegepast onderzoek en valorisatie en hebben als doel om investeringen in onderzoek en ontwikkeling te stimuleren.

Mede om de ambitie in de innovatiecontracten te realiseren, zijn in 2012 binnen de topsectoren Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI’s) van start gegaan. Dit zijn structurele verbanden waarin partijen uit het bedrijfsleven, de wetenschap en de (semi-)publieke sector samenwerken om richting te geven aan onderzoek, innovatie en valorisatie (kennis, kunde, kassa). In de TKI’s komen alle samenwerkingsinitiatieven samen waaraan door bedrijven en kennisinstellingen gezamenlijk bijdragen worden geleverd. We hebben als ambitie neergelegd dat in TKI-verband in 2015 jaarlijks minimaal € 500 mln omgaat, waarvan 40% bestaat uit private bijdragen. Met de TKI-toeslag wordt deze privaatpublieke samenwerking verder gestimuleerd. In 2014 is hiervoor circa € 100 mln beschikbaar. In de verdere vormgeving van de privaatpublieke programmering door de TKI’s wordt een samenhang met de Europese programma’s binnen Horizon 2020 gestimuleerd. Ook wordt de subsidierelatie met de regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) bestendigd en de oprichting van nieuwe ROM’s in de Noord- en Zuidvleugel ondersteund.

Het beleid staat nu ruim twee jaar en begint vruchten af te werpen. Dat betekent niet dat het werk klaar is. We nemen voor 2014 een aantal vervolgstappen:

  • De samenwerkingsverbanden in de topsectoren («ecosystemen») worden sterker verbonden aan de maatschappelijke opgaven die ook in het nieuwe Europese onderzoeks- en innovatieprogramma Horizon 2020 een grote rol spelen.

  • Ter bevordering van ambitieus ondernemerschap worden extra financieringsmogelijkheden ontwikkeld voor ondernemers in de «vroege fase»: ambitieuze startende ondernemers en bestaande MKB bedrijven die in de eerste fase zitten van het lanceren van nieuwe producten. Ook worden de mogelijkheden verruimd om innovatieve ondernemers aan Nederland te binden, onder andere met speciale visa voor internationale startups.

  • We gaan verder met het stroomlijnen en vereenvoudigen van het kennisland, onder andere door inbedding van waardevolle activiteiten van de Technologische Topinstituten in de bestaande kennisinfrastructuur en vereenvoudiging van de TKI-toeslagregeling.

  • Nederland profileert zich internationaal als een land dat innovatieve oplossingen biedt voor versterking van concurrentievermogen en internationale maatschappelijke opgaven. Belangrijk is om de boodschap «Global Challenges, Dutch Solutions» vanuit zowel het rijk, de regionale overheden als de topsectoren eensluidend uit te dragen en inhoud te geven door middel van de strategische reisagenda en de internationaliseringsoffensieven van de topsectoren.

b) Bedrijfslevenbeleid: een sterk ondernemersklimaat

We zorgen er met het bedrijfslevenbeleid voor dat ondernemers de ruimte krijgen om te innoveren, te investeren en te exporteren. Dit is gericht op randvoorwaarden voor alle ondernemers in Nederland (starters, snelle groeiers, MKB, grote bedrijven).

Bedrijfsfinanciering

In deze financiële crisis vraagt kredietverlening aan ondernemers om bijzondere aandacht. Ondernemers hebben financiering nodig om hun groeiplannen te realiseren, maar sommigen kunnen dat in de huidige tijd moeilijker krijgen. EZ helpt ondernemers via verschillende instrumenten aan betere toegang tot kapitaal, waaronder de algemene garantieregelingen als de Borgstellingsregeling voor het MKB (BMKB), de garantieregelingen Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) en de Groeifinancieringsfaciliteit en door Qredits Microfinanciering Nederland.

Daarbij is in het bijzonder aandacht voor de toegankelijkheid voor het MKB. Om ervoor te zorgen dat in de kern gezonde bedrijven in deze moeilijke tijden kunnen blijven investeren nemen we verschillende aanvullende maatregelen om de kredietverlening aan bedrijven te ondersteunen. Zo wordt onder andere de BMKB tot uiterlijk 31 december 2014 verruimd door het borgstellingspercentage te verhogen van 45% naar 67,5% met een maximum borgstelling van € 200.000 en door het maximumbedrag waarvoor de overheid borg staat te verhogen van € 1 mln naar € 1,5 mln. In aanvulling op de pilot van de openstelling BMKB voor niet-bancaire financiers wordt de GO nu ook in eerste instantie als pilot tot 31 december 2014 opengesteld voor niet-banken. Daarnaast wordt de maximumgarantie van de GO op individuele leningen deze periode verhoogd van € 25 mln naar € 75 mln, wat correspondeert met leningen tot € 150 mln. Voor microkrediet komt € 30 mln beschikbaar via Qredits. Het kredietplafond voor stichting Qredits wordt zo verhoogd tot € 100.000 á € 150.000, waarmee zo’n 3.000 kleine bedrijven financiering krijgen die zij anders niet zouden verwerven.

Om het aanbod van financiering voor met name het MKB te verbreden en minder afhankelijk te maken van bankkrediet, zullen we alternatieve financieringsvormen zoals crowdfunding ondersteunen via promotie, wegnemen van belemmeringen in de regelgeving, de inzet van kennis en bestaande instrumenten. Er komt in 2013 € 5 mln beschikbaar voor financiële en organisatorische ondersteuning van nieuwe financieringsvormen zoals crowdfunding en kredietunies en voor voorlichting en kennisvergroting bij het MKB over (alternatieve) financiering. Bovendien komt er een nieuwe faciliteit voor informele investeerders en voor startende innovatieve bedrijven en bestaande innovatieve Midden- en Klein Bedrijven (vroege fase financiering). We maken in 2013 € 75 mln vrij voor deze twee zaken. Hierbij wordt maximale aansluiting gezocht bij het MKB-investeringsfonds verzekeraars (bijvoorbeeld door een financiële bijdrage van het Rijk van € 20 mln).

Samen met marktpartijen wordt een Nederlandse Investeringsinstelling (NII) opgericht. Een intermediair die een makelaarsfunctie tussen vraag en aanbod van (lange termijn) financiering voor institutionele beleggers gaat vervullen. Dit versterkt het financieringsvermogen en daarmee de structuur van de Nederlandse economie. In dit kader beziet het kabinet tevens de mogelijkheden om een Nationale Hypotheekinstelling op te richten, die eventueel in een NII geplaatst zou kunnen worden. Voor de ondersteuning bij de oprichting wordt € 10 mln gereserveerd.

Ook is het in dit verband van belang dat institutionele beleggers een grotere rol gaan spelen in de financiering van het Nederlandse bedrijfsleven en in het bijzonder het MKB. In het verlengde hiervan zal het kabinet ook onderzoeken of en zo ja, onder welke voorwaarden het verlenen van een funding-garantie onder de GO (in plaats van een garantie op leningbasis) aan niet-bancaire partijen zoals institutionele beleggers wenselijk is. In alle gevallen zal gelden dat dergelijke funding-garantie kostendekkend zal dienen te zijn en inpasbaar binnen de beschikbare garantieruimte van de regeling.

Aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt: het Techniekpact

Een belangrijke mijlpaal van het afgelopen jaar was de ondertekening van het Nationaal Techniekpact 2020. Hiermee wordt gewerkt aan een verbeterde aansluiting tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt voor technisch personeel. Daarbij gaat het zowel om de kwantiteit (meer bèta/technisch personeel) als de kwaliteit (leerlingen en werkenden opleiden in die competenties waar de arbeidsmarkt om vraagt). In de kern is het Nationaal Techniekpact 2020 de beweging van werkgevers, werknemers, onderwijs, de jongeren zelf, de regio en het Rijk. Wat uniek is, is dat het Techniekpact in een brede coalitie van meer dan 60 partijen, uit alle sectoren van de economie, alle regio’s van Nederland en alle geledingen van het onderwijs tot stand is gekomen.

In het kader van het Techniekpact wordt in 2014 door Rijk en regio een investeringsfonds voor het mbo gestart met een omvang van € 200 mln. Hiermee wordt € 100 mln aan private investeringen in publiek-private samenwerking uitgelokt. Wetenschap en Technologie wordt vanaf 2014 geïntegreerd in het curriculum op de pabo’s. Dat betekent dat toekomstige leraren met kennis over techniek voor de klas zullen staan en leerlingen beter kunnen inspireren voor techniek te kiezen. Verder stelt het kabinet in 2014 € 300 mln beschikbaar voor (regionale) sectorplannen gericht op arbeidsinstroom en begeleiding van (jonge) werknemers, versnelde herinstroom van recent werkloos geworden technici, op- en bijscholing, doorstroming en begeleiding van nieuwe werknemers door ervaren werknemers. Ook worden in 2014 de eerste 350 van in totaal 1.000 topsectorbeurzen uitgereikt. Dat met het Techniekpact resultaten worden bereikt is voor alle partijen van groot belang. We zullen daarom jaarlijks rapporteren over de voortgang. De eerste voortgangsrapportage wordt in februari 2014 aan de Tweede Kamer gestuurd.

Bevorderen van innovatie

Innovatie is onontbeerlijk voor productiviteitsgroei, vandaar dat EZ inzet op het bevorderen van innovatie. Ondernemers krijgen via de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO)1 een belastingvoordeel voor de loonkosten van R&D-personeel. De Research & Development Aftrek (RDA) is een extra belastingaftrek in de inkomsten- of vennootschapsbelasting voor de overige R&D-kosten en uitgaven. Waar de WBSO is gekoppeld aan de loonkosten voor S&O-activiteiten, ondersteunt de RDA investeringen in het niet-loon component van onderzoek en innovatie, zoals de aanschaf van laboratoriumapparatuur. Het doel is om innovatie te stimuleren, waarbij ondernemers in de WBSO over de eerste € 200.000 aan R&D-loonkosten profiteren van een verhoogd percentagevoordeel. Bedrijven die winst maken uit octrooien, of activiteiten die onder de WBSO en RDA regeling vallen kunnen gebruik maken van een lager tarief binnen de vennootschapsbelasting: de innovatiebox. Dit is een optionele regeling, die de mogelijkheid biedt om zelf ontwikkelde immateriële activa toe te delen aan een fiscale box waarin, onder voorwaarden, de netto voordelen zijn belast met een effectief tarief van 5%.

Bovendien geven we een aanvullende investeringsimpuls met de regeling voor tijdelijke willekeurige afschrijving. Ondernemers kunnen vanaf 1 juli 2013 tot het einde van dit jaar de helft van nieuwe bedrijfsinvesteringen afschrijven en van de belasting aftrekken. Dit maakt het aantrekkelijk om nu te investeren en geeft het bedrijfsleven een liquiditeitsimpuls van opgeteld € 400 mln in 2013/2014.

Via het revolverende Innovatiefonds MKB+ voor innovatiefinanciering is voor een periode van 4 jaar (2012 tot en met 2015) € 500 mln beschikbaar voor risicokapitaal en leningen. Met het Europees Investeringsfonds/EIF, dochterinstelling van de Europese Investeringsbank/EIB, is in 2013 de derde pijler van het Innovatiefonds MKB+, het Fund-of-funds, opgezet. In samenwerking met het EIF zullen via dit Fund-of-funds van € 150 mln ook in 2014 fondsvoorstellen worden beoordeeld en zal risicokapitaal beschikbaar komen voor snel groeiende innovatieve bedrijven. We nemen aanvullende maatregelen om innovatie te stimuleren. Zo wordt het Innovatiekrediet tot uiterlijk 31-12-2014 verruimd door het kredietpercentage voor kleine bedrijven te verhogen van 35% naar 50%. Het Innovatiekrediet stimuleert ontwikkelingsprojecten waaraan financiële risico's zijn verbonden. Bij de regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) zal worden bezien hoe het beschikbare kapitaal zo kan worden ingezet over de regio’s dat behoefte en beschikbaarheid beter op elkaar aansluiten.

Meedoen met Europese programma’s biedt belangrijke kansen voor het Nederlandse kennisinstellingen en bedrijven. Het kabinet zorgt voor cofinanciering van Europese publieke en publiekprivate programma's voor R&D die in 2014 starten (onder andere Eurostars voor high tech MKB en programma’s voor nano-elektronica en embedded computing systems). Het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) draagt bij aan innovatie, werkgelegenheid en duurzame economische groei in specifieke regio’s. Op 1 januari 2014 komen de operationele programma’s (OP’s) voor de nieuwe EFRO-periode 2014–2020 in uitvoering. Het Rijk stelt middelen beschikbaar voor de nationale cofinanciering.

Ruimtevaart krijgt bijzondere aandacht binnen het beleid gericht op innovatie. Ter voorbereiding op de komende ESA-ministersconferenties (2014 en 2016) zal in het voorjaar van 2014 een nieuwe beleidsvisie ruimtevaart 2015–2020 aan de Tweede Kamer worden voorgelegd. In deze visie zullen de doelen en instrumenten van het ruimtevaartbeleid nader gedefinieerd worden. Deze beleidsvisie zal de basis vormen voor de latere vaststelling van de Nederlandse inzet bij de komende ESA-ministersconferenties. Het kabinet heeft € 86 mln extra beschikbaar gesteld voor de conferentie in 2014 voor de jaren 2015–2017.

Minder regels voor en betere dienstverlening aan ondernemers

Om ondernemers de ruimte te geven, zet het kabinet zich er voor in om de regeldruk fors te verlagen. Doelstelling is om deze kabinetsperiode de regeldruk met € 2,5 mld te verlagen. Vanaf 2011 is de regeldruk al verlaagd met ruim € 1,2 mld. Het (digitale) ondernemingsdossier heeft aanvraagprocedures voor ondernemers een stuk eenvoudiger gemaakt. De Omgevingswet moet in de toekomst drempels voor ondernemen verminderen. Met vermindering van de regeldruk (ondermeer via de Crisis- en Herstelwet, vereenvoudiging Omgevingswet) en betere dienstverlening (ondernemingsdossier, digitale overheid) aan ondernemers neemt het kabinet belemmeringen weg om door te groeien en verlaagt het de drempels voor nieuwe spelers om de markt te betreden.

Ook ICT biedt belangrijke mogelijkheden voor meer soepele en snelle processen. We jagen innovatie en vernieuwing van ICT aan door 10 ICT-doorbraakprojecten in verschillende sectoren. In 2014 treedt de nieuwe Wet op de Kamers van Koophandel in werking. Deze legt de basis voor de Ondernemerspleinen, waardoor de dienstverlening aan ondernemers wordt verbeterd.

Door de achterblijvende consumentenbestedingen heeft de detailhandel, met name de non-food, het bovengemiddeld zwaar. De sector heeft te maken met structurele veranderingen, zoals de opkomst van e-commerce. We zorgen daarom voor betere toegang tot financiering, voorlichting aan het MKB en de vermindering van regeldruk. De detailhandel maakt hier veel gebruik van. Daarnaast wordt in overleg met de sector gewerkt aan het wegnemen van specifieke belemmeringen, zoals de hinder die de sector ondervindt bij internationale uitbreidingen. Tijdens de rondetafelbijeenkomst in juli 2013 is besloten tot het oprichten van de «Taskforce Leegstand» waarin alle partijen (regionale overheden, Rijk en marktpartijen) deelnemen. De oprichting van de Taskforce is één van de 11 afspraken, die de sector en de overheid in 2013 en daarna ten uitvoer zullen brengen.

Aantrekken van buitenlandse bedrijven

We stimuleren buitenlandse bedrijven om zich in Nederland te vestigen. De Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) helpt en adviseert bedrijven uit het buitenland bij het opzetten, uitrollen, uitbreiden en behouden van hun activiteiten in Nederland. Hierbij wordt vooral ingezet op hoogwaardige, strategische investeringen zoals hoofdkantoren en R&D-centra. De doelstelling is dat 55% van de bedrijven een hoogwaardig karakter heeft. Hier wordt aan gewerkt samen met bedrijven en kennisinstellingen uit de topsectoren alsmede de regionale acquisitiepartners.

Consumentenbescherming en digitale economie

In een moderne economie speelt ook een adequate bescherming van consumenten een belangrijke rol. EZ zal eind 2013 een middellangetermijnvisie op de ontwikkeling van telecommunicatie en het Internet uitbrengen met als doel beleid en regelgeving te laten meegroeien met de ontwikkelingen in de markt en de behoeften in de samenleving. Op basis van deze visie zal in 2014 worden gekeken naar de convergentie van telecom met de mediasector en andere sectoren (Groenboek convergentie audiovisuele diensten van de Europese Commissie). Ook zal de volgende frequentie-uitgifte worden voorbereid om investeringen in de mobiele infrastructuur te stimuleren. De plannen van de Europese Commissie ter versterking van een Interne Telecommarkt worden behandeld.

Tenslotte wordt gewerkt aan een betere bescherming van de consument in de telecom- en internetmarkt (onder andere tegen onnodige pop-ups). In dat kader wordt de cookiewet zodanig aangepast dat geen toestemming meer hoeft te worden gevraagd voor cookies die niet privacygevoelig zijn. Hierbij wordt uiteraard de verhoogde bescherming van eindgebruikers tegen het volgen van hun surfgedrag behouden. De gewijzigde cookiewet zal na behandeling door de Tweede en Eerste Kamer naar verwachting medio 2014 in werking treden. Daarnaast werken we in 2014 aan de verdere implementatie van de Nationale Cyber Security Strategie 2.0. We continueren in 2014 het Platform Internetveiligheid en het programma Digiveilig. De doelen blijven het vergroten van bewustwording rondom digitale veiligheid en het verbeteren van de maatschappelijke weerbaarheid van burgers, MKB en ZZP-ers. Binnen het programma Digiveilig worden de activiteiten op het gebied van privacy geïntensiveerd.

Door bestendig en voorspelbaar frequentiebeleid willen we bijdragen aan effectieve concurrentie op de markt voor mobiele communicatie, ook op de langere termijn. Het hogere doel is een mobiele communicatiemarkt waar sprake is van blijvend betaalbare toegang tot hoogwaardige mobiele dienstverlening voor alle gebruikers in Nederland. In het frequentiebeleid blijft het accent liggen op het stimuleren van economische activiteiten in de telecommunicatie. In 2014 komt dit tot onder meer tot uitdrukking in de beleidsvoorbereiding voor de verdeling van de 2 GHz-frequenties waarvan de huidige vergunningen van de mobiele operators op 31 december 2016 aflopen. Het uitgiftebeleid wordt medio 2014 geformuleerd en wordt voorafgegaan door een evaluatie van de Multibandveiling (van 2012) waardoor leerpunten uit deze veiling kunnen worden meegenomen. Daarnaast wordt 2014 een belangrijk jaar voor de uitrol van digitale radio. We zullen de partijen ondersteunen bij de promotie daarvan.

De overheid waarborgt voor consumenten en kleine ondernemers een betaalbare en toegankelijke basisvoorziening voor de post. Deze universele postdienst (UPD) kan alleen in stand blijven als deze op een economisch verantwoorde wijze kan worden aangeboden. Om dit te borgen, wordt begin 2014 een wetsvoorstel voor modernisering van de UPD ingediend.

2. Bevorderen van duurzame welvaart, met oog voor mens en natuur2

Om de welvaart ook voor toekomstige generaties te behouden, is het toenemende noodzaak om economische groei op een duurzame manier vorm te geven. Deze transitie vergt een forse inspanning, maar creëert ook kansen op terreinen als drinkwater, schone lucht, schaarse grondstoffen en voedsel. In 2014 werkt EZ – samen met onder andere I&M, W&R en BH&OS – de kabinetstrategie groene groei (waaronder biobased economy) verder uit door slimme inzet van marktprikkels, een stimulerend wettelijk en regelgevend kader, innovatie en door op te treden als faciliterende en stimulerende netwerkpartner. We willen hiermee het concurrentievermogen van Nederland versterken en tegelijkertijd de belasting van het milieu en de afhankelijkheid van fossiele energie terugdringen in internationaal verband. Daarnaast vergen welvaart en welzijn in Nederland ook meer dan een uitmuntend ondernemingsklimaat. Een aantrekkelijke leefomgeving, voldoende bescherming voor consumenten, een duurzame economische ontwikkeling en een brede verantwoordelijkheid voor de wereld om ons heen zijn alle van belang.

Natuur draagt bij aan een welvarende samenleving en aan duurzame economische groei. Daarbij gaat het om een goede balans tussen adequate bescherming van de natuur en voldoende ruimte voor economische ontwikkeling. In de begroting zijn extra middelen beschikbaar gesteld voor natuur en duurzame economie. De inzet van de natuurmiddelen zal met name gericht zijn op versterking en beheer van de bestaande natuur, maatregelen voor de aanpak van de stikstofproblematiek en investeringen in enkele herkenbare natuurontwikkelingsprojecten. Daarbij zijn de internationale verplichtingen leidend. Met de provincies en maatschappelijke partners werken we aan een robuust Natuurnetwerk Nederland, door realisatie van de ambities uit de hoofdlijnennotitie Ontwikkeling en beheer van natuur in Nederland. De milieu- en watercondities van natuurgebieden worden op orde gebracht, terreinbeherende organisaties en particulieren beheren de natuur adequaat en we werken aan herkenbare natuurontwikkelingsprojecten. Voor beschermde en bedreigde soorten verbeteren daarmee de leefomstandigheden. In het kader van het natuurherstel Westerschelde wordt in 2014 het Rijksinpassingsplan voor de ontpoldering van de Hedwigepolder vastgesteld.

We ontwikkelen een maatschappelijke visie op de toekomst van het natuurbeleid, die de energie uit de samenleving bundelt en synergie zoekt tussen natuurdoelen en andere maatschappelijke belangen zoals waterbeheer, recreatie, ondernemerschap, gezondheid, energie en klimaat. Het herziene voorstel Wet Natuurbescherming (inclusief uitvoeringsregelgeving) treedt in 2014 in werking. In samenwerking met provincies en gemeenten wordt ingezet op een soepele implementatie van de wet. Dit moet bijdragen aan een snelle en deskundige behandeling van aanvragen van vergunningen en ontheffingen en aan een vermindering van de regeldruk. Ook worden voorbereidingen getroffen voor de introductie van het nieuwe stelsel van Agrarisch Natuurbeheer, met collectieven van boeren en natuurbeschermers, per 2016.

Met de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) wordt de natuur versterkt (herstel- en emissiereducerende maatregelen), economische ontwikkeling mogelijk gemaakt en de vergunningverlening voor ondernemers vereenvoudigd. Besluitvorming over de aanwijzingen van de meeste Natura2000-gebieden heeft in 2013 plaatsgevonden. De beheerplannen zijn in 2013 voorbereid en worden grotendeels in 2014 vastgesteld. De Natuurbeschermingswet moet nog van toepassing worden verklaard in de Exclusieve Economische Zone alvorens mogelijk een 3-tal gebieden op de Noordzee kunnen worden aangewezen.

Een belangrijke vorm van publiekprivate samenwerking op het terrein van duurzaamheid is de Green Deal3. Het kabinet helpt met Green Deals burgers, bedrijven, organisaties of andere overheden bij het realiseren van duurzame initiatieven die moeilijk van de grond komen. Dit met oog op de gewenste versnelling en opschaling van de transitie naar een duurzame economie. De overheid stimuleert de totstandkoming van deze afspraken op verschillende manieren: door partijen aan elkaar te koppelen, informatie te verstrekken, onduidelijke regels te schrappen of onduidelijkheden in vergunningverlening waar mogelijk weg te nemen. Doelstelling is een constante meerjarige portfolio van circa 150–200 kwalitatief sterke Green Deals, waarbij het effect van deals vergroot wordt door uitbreiding van succesvolle Green Deals naar andere locaties, partijen en sectoren.

Het kabinet streeft naar een circulaire economie en groene groei waarmee welvaart ook voor toekomstige generaties wordt behouden. We willen dit bereiken door voortdurend vooruit te kijken naar kansen om te groeien, te innoveren en te concurreren op een duurzame manier. Deze transitie vraagt forse inspanning, maar creëert ook kansen op velerlei terreinen. We kunnen onze economie alleen blijvend versterken als de innovatiekracht van het bedrijfsleven, de kennisinstellingen en de overheid optimaal wordt benut om onze economie meer duurzaam te maken en waarbij «groen» en «groei» hand in hand gaan. In het programma Groene groei werken vier departementen (EZ, I&M, Wonen en Rijksdienst en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) de strategie uit. Met deze aanpak ondersteunt het kabinet de transitie op acht domeinen: Energie, Biobased Economy, Klimaat, Afval, Bouw, Voedsel, Mobiliteit en Water om te bevorderen dat de belangrijke maatschappelijke uitdagingen van vandaag (vergrijzing, voedselzekerheid, grondstoffenschaarste, verlies aan biodiversiteit en klimaatverandering) kunnen uitgroeien tot de groeimarkten van morgen. Een internationale aanpak is essentieel, zodat Nederland met zijn open economie sterk kan profiteren van kansen op het terrein van groene groei. Tegelijkertijd is het nodig voor het opereren binnen een gelijk speelveld. Er zal worden voortgebouwd op de lopende acties van de grondstoffennotitie waarin de duurzame grondstoffenvoorzieningszekerheid van het Nederlandse bedrijfsleven centraal staat.

In 2014 blijven we ons inzetten voor praktische afspraken met bedrijfsleven, kennisinstellingen en andere overheden om groene groei te bevorderen en een betere balans te bereiken tussen economie en ecologie (biodiversiteit en ecosysteemdiensten). We zullen een bijdrage leveren aan internationale biodiversiteitsdoelen door de acties uit de Uitvoeringsagenda Natuurlijk Kapitaal uit te voeren. Onder andere wordt een internationale ronde tafel duurzaam hout georganiseerd en bescherming van Caribisch koraal tegen landerosie4. Daarnaast wordt het Natuurbeleidsplan Caribisch Nederland geïmplementeerd. Het Rijk stelt voor de komende vier jaar € 7,5 mln beschikbaar voor natuurprojecten. Bij die projecten wordt nadrukkelijk de verbinding gezocht met toerisme/economische ontwikkeling, energie en milieu.

Het kabinet zet zich ook in voor het bevorderen van maatschappelijk verantwoord ondernemen, onder meer via voorlichting door MVO Nederland, de uitvoering van de jaarlijkse Transparantiebenchmark en het uitvoeren van een sectorrisico-analyse5.

3. Werken aan duurzame productie en ketens in land- en tuinbouw en visserij6

Een duurzame landbouwproductie is essentieel voor duurzame welvaart in de toekomst en een belangrijke motor van de Nederlandse economie. De topsectoren Agrifood en Tuinbouw leveren een cruciale bijdrage aan de economie. Nederland is de tweede agro-exporteur ter wereld en het agrocomplex verdient zijn geld voor een groot deel in het buitenland. Om deze internationale toppositie te behouden, zetten we ons onder andere in om opkomende markten te verkennen, kennis te delen en in samenwerking met de Wereldbank en anderen voedselzekerheid te ondersteunen.

De onderhandelingen voor een nieuw Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) zijn afgerond. We werken aan de implementatie en nationale uitvoering van een sterk, groen en vereenvoudigd landbouwbeleid. Verduurzaming en vergroening zijn hierbij belangrijke thema’s. Onderlinge verschillen in de inkomenssteun zullen in de periode tot 2020 geleidelijk verdwijnen. In dit kader zal ook worden gezorgd voor een herijking van het beleid voor jonge landbouwers, zij zijn de agrarische ondernemers van de toekomst. Betaalorgaan Dienst Regelingen (DR) zal 2014 voorbereidingen treffen voor de uitvoering van het nieuwe stelsel van directe betalingen per 2015. In 2014 zal na goedkeuring door de Europese Commissie gestart worden met uitvoering van het nieuwe plattelandsontwikkelingsprogramma POP-3.

We werken in 2014 aan de invoering van het herziene Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB). Doel is de stimulans van een concurrerende visserijketen die de natuur ontziet. Voor Nederland zijn duurzaam gebruik en instandhouding van natuurlijke hulpbronnen en ecosystemen van groot belang. In het herziene GVB is de introductie van een verbod op het teruggooien van bijvangst door middel van een aanlandingsplicht (de verplichting om alle gevangen vis aan wal te brengen) een fundamentele aanpassing. Dit stelt de visserijketen voor grote uitdagingen. Het gaat hier om voorkomen van ongewenste bijvangsten door een grotere inzet op selectieve visserij en de ontwikkeling van markten voor afzet ongewenste bijvangsten. We willen deze omschakeling zoveel mogelijk ondersteunen door innovatie te stimuleren.

In het beheer van visbestanden zal de komende jaren gewerkt worden aan het behalen van de Maximum Sustainable Yield (MSY) doelstellingen. Ook zal verder inhoud gegeven worden aan de mogelijkheden die een meer regionale aanpak in het GVB biedt. Het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) 2014–2020 is erop gericht het herziene GVB te ondersteunen. Dit fonds volgt op het Europees Visserijfonds (2007–2013) en zal de Nederlandse aanpak en strategie van innovatie en samenwerking in de visserij voortzetten.

Gezonde, welzijnsvriendelijk gehouden dieren, gezonde planten en gezond plantmateriaal zijn van belang voor de Nederlandse concurrentiepositie. Inzet is een verdere afname van het antibioticagebruik in de veehouderij. De doelstelling voor 2015 is een reductie van 70% ten opzichte van 2009 voor de veehouderij als geheel.

In overleg met de partijen van de Uitvoeringsagenda duurzame veehouderij (UDV) werken we in 2014 de ambitie uit om ervoor te zorgen dat alle nieuwbouwstallen vanaf 2015 integraal duurzaam zijn. De Beleidsbrief dierenwelzijn wordt aangevuld met acties die duidelijke effecten hebben op de duurzame (vee)houderij (geen ingrepen, verbeteren transport van dieren, aangepaste fokkerij bij gezelschapsdieren en tegengaan van impulsaankopen van gezelschapsdieren). We werken aan een duurzaam gewasbeschermingsbeleid voor 2013–2023 onder het motto: «Gezonde groei, duurzame oogst».

In Nederland wordt meer mest geproduceerd dan milieuverantwoord op Nederlandse bodem kan worden geplaatst. Doel is het overschot op de Nederlandse mestmarkt te verlagen door boeren te verplichten een vastgesteld – regionaal gedifferentieerd – deel van het mestoverschot van hun bedrijf te verwerken. Eind 2013 zal op basis van een ex ante evaluatie van de verwerkingscapaciteit worden bepaald of de huidige sturing op dieraantallen vanaf 2015 kan worden beëindigd. Daarnaast maken we ons op EU-niveau sterk voor een geaccordeerd vijfde actieprogramma Nitraatrichtlijn (2014–2017) en op basis daarvan een derogatie op mestnormen uit de Nitraatrichtlijn.

De Taskforce Voedselvertrouwen zet zich in voor een versterking van het systeem voor de voedselveiligheid en -integriteit in de vlees- en zuivelsector. Daartoe verricht deze acties die zijn gericht op robuuste, sluitende en beter gewaarborgde kwaliteitssystemen van het bedrijfsleven, verbeterde informatievoorziening tussen overheid en het bedrijfsleven en betere communicatie met consumenten. De overheid zorgt voor een efficiëntere publiekrechtelijke sanctionering en handhaving in de vleesketen. De Onderzoeksraad voor Veiligheid doet op ons verzoek onderzoek naar de risico’s voor de voedselveiligheid bij de productie en verwerking van en handel in vlees. Zij gaat daarbij na hoe overheid en betrokken bedrijven zijn omgegaan met de risico's voor de voedselveiligheid. De Onderzoeksraad zal mogelijkerwijs nog besluiten om deze focus aan te passen als haar voorlopige bevindingen daartoe aanleiding geven. De Taskforce betref zal de aanbevelingen die de Raad eind 2013 zal doen, betrekken in de uitwerking van zijn acties.

Verdere verduurzaming van de voedselproductie is noodzakelijk om te beantwoorden aan maatschappelijke, milieu- en economische verwachtingen. Hiervoor ligt de bal primair bij het bedrijfsleven, maar we ondersteunen deze verduurzaming onder andere door samenwerking met de Alliantie Verduurzaming Voedsel.

Nederland kan de positie als tweede agro-exporteur alleen behouden door wereldwijd innovatieve oplossingen te bieden voor duurzame landbouwontwikkeling. Met onze grote expertise over de landbouwsector en als aanjager van climate smart agriculture blijven we een belangrijke internationale partner bij het verbeteren van de voedselzekerheid in de wereld. Dit vraagt om inzet van onze landbouwposten, de voortzetting van de bilaterale samenwerking met een aantal derde landen en een gericht derde landenprogramma (PIA). De topsectoren Agrifood en Tuinbouw en uitgangsmaterialen hebben hun internationale agenda’s volop in uitvoering genomen en worden daarin actief ondersteund door (het instrumentarium van) AgentschapNL en door de ambassades.

De positie van de primaire producent in de toeleveringsketen blijft ook in dit begrotingsjaar onverminderd de aandacht eisen. Het gaat dan onder andere om de gedragscode eerlijke handelspraktijken, de beleidsregels over mededinging en duurzame ontwikkeling en speculatie met landbouwproducten. De gedragscode eerlijke handelspraktijken krijgt vorm via pilots in de agrofoodsector en de sector mode, textiel en schoeisel, waarvan de resultaten in het voorjaar van 2014 worden verwacht.

Het groene onderwijs heeft in 2013 een strategische investeringsagenda per instelling opgesteld. Voor 2014 en 2015 gaan de scholen gericht investeren in samenwerking met het bedrijfsleven op landelijk en regionaal niveau. De strategische investeringsprogramma’s zijn ook de basis om met het bedrijfsleven en overige stakeholders de bijdrage van het Groen Onderwijs na 2015 aan een concurrerende en innovatieve sector vorm te geven.

Ook in de topsectoren Agrifood en Tuinbouw en Uitgangsmaterialen staat de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt centraal. Met belanghebbenden zijn afspraken gemaakt over de positionering binnen de groene kennisinfrastructuur van het groene onderwijs na 2015.

In overleg met betrokken partijen wordt de uitvoering van de visie tuinbouw ter hand genomen. Doel hiervan is te komen tot samenwerkende tuinbouwketens die nationaal en internationaal toonaangevend zijn in duurzaamheid, onder andere op het gebied van energie.

4. Werken aan een toekomstbestendige energievoorziening7

Een schone en betrouwbare energievoorziening is essentieel voor duurzame economische groei. De energiesector levert groei, banen en inkomsten op. Nederland wordt op de lange termijn minder afhankelijk van fossiele brandstoffen, zorgt voor energievoorzieningszekerheid en schakelt geleidelijk over op hernieuwbare energie. Met dit doel voor ogen streeft het kabinet naar een evenwichtige mix van verschillende vormen van energie. Dat verzekert een betrouwbare aanvoer van energie, voorkomt onnodig hoge energiekosten voor mensen en bedrijven en mobiliseert de kracht van de energiesector.

Energieakkoord voor duurzame groei

In het Energieakkoord, dat onder leiding van de voorzitter van de Sociaal Economische Raad (SER) tot stand is gekomen, hebben kabinet, werkgevers, werknemers, milieuorganisaties, energiebedrijven, provincies, gemeenten en vele andere organisaties de basis gelegd voor een breed gedragen, robuust en toekomstbestendig energiebeleid. Partijen zetten zich in om de volgende doelen te realiseren:

  • Een besparing van het finale energieverbruik met gemiddeld 1,5% per jaar;

  • 100 Petajoule aan energiebesparing in het finale energieverbruik van Nederland per 2020;

  • Een toename van het aandeel van hernieuwbare energieopwekking (nu 4%) naar 14% in 2020;

  • Een verdere stijging van dit aandeel naar 16% in 2023;

  • Ten minste 15.000 voltijdsbanen, voor een belangrijk deel in de eerstkomende jaren te creëren.

Met het Energieakkoord worden belangrijke stappen gezet op weg naar een duurzame energievoorziening en krijgt de economie op korte termijn een stevige impuls. Met het Energieakkoord nemen alle betrokken partijen gezamenlijk de verantwoordelijkheid op zich om te komen tot grote investeringen die leiden tot energiebesparing, meer duurzame energie en extra werkgelegenheid. Tegelijkertijd zal de energierekening voor burgers en bedrijven lager zijn dan voorzien in het regeerakkoord.

Energiebesparing

Er is overeenstemming over een ambitieus energiebesparingspakket. Energiebesparing draagt bij aan voorzieningszekerheid, milieudoelstellingen, leidt tot een lagere energierekening, verbetert de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven en geeft een impuls aan de werkgelegenheid (onder andere in de bouw- en installatiesector). Daarnaast leidt minder gebruik van energie tot lagere uitgaven om de doelstelling van 16% hernieuwbare energie in 2023 te realiseren,

Duurzame energie

De opschaling van hernieuwbare energieopwekking vraagt een intensieve inzet op verschillende bronnen van hernieuwbare opwekking, zoals wind op land, wind op zee, diverse vormen van lokale opwekking zoals zonne-energie, en de inzet van biomassa. De SDE+ beoogt het aandeel duurzame energie in Nederland op een kosteneffectieve wijze te vergroten. Daarnaast wordt een aantal niet-financiële barrières, die de opschaling van hernieuwbare energie beperken, aangepakt.

Energie-innovatie

In het kader van het topsectorenbeleid wordt in 2014 in totaal € 118 mln verplichtingenruimte ter beschikking gesteld voor het aangaan van nieuwe projecten in energie-innovatie. Het betreft € 50 mln uit de innovatiemiddelen van de SDE+, alsmede € 43 mln uit de energie-innovatiemiddelen. In het Energieakkoord is bepaald dat er overheidsmiddelen beschikbaar komen voor een innovatieprogramma voor demonstratieprojecten die gericht zijn op versnelling van commercialisering vanuit de Topsector Energie ten behoeve van de export. Het budget hiervoor loopt op van € 25 mln in 2014 tot structureel € 50 mln vanaf 2017.

Daarnaast wordt een deel van de Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN)-middelen en TNO-middelen ingezet ten behoeve van het topsectorenbeleid. Deze projecten liggen op verschillende terreinen, bijvoorbeeld wind op zee en smart grids. Ze zijn er onder andere op gericht om de kostprijs van duurzame technieken te reduceren en de economische kansen van Nederlandse bedrijven te versterken. Marktpartijen dragen ook zelf bij aan deze projecten. We zoeken hierbij de verbinding met de regionale energie-agenda's. In het Energieakkoord hebben marktpartijen aangeven de kostprijs van windenergie op zee versneld omlaag te brengen. Hiertoe ontplooien de energiebedrijven en de Nederlandse offshore industrie-initiatieven om de innovatie in deze sector te stimuleren. Voor kostenbesparing van wind op zee gaat het om een reductie van 40% in 2020 ten opzichte van de huidige kostprijs. We zullen deze initiatieven ondersteunen door het optimaliseren van wet- en regelgeving.

Compensatie indirecte kosten ETS elektriciteitsgrootgebruikers

Door de introductie van het Europese Emissiehandelssysteem (ETS) wordt de CO2-prijs door de elektriciteitsproducenten aan de elektriciteitsgrootgebruikers doorberekend. Elektriciteitgrootgebruikers die internationaal concurreren kunnen in veel gevallen die CO2-kosten (ook wel indirecte kosten genoemd) niet doorberekenen omdat de concurrenten buiten de EU die kosten niet hebben. Naast verstoring van het gelijke speelveld leidt dit tot een CO2-weglekrisico (het verplaatsen van bedrijven met veel directe of indirecte CO2 uitstoot naar landen waar de uitstoot van CO2 geen prijs heeft). Voor de compensatie van de indirecte kosten in het kader van het ETS is vanaf 2014 jaarlijks een bedrag beschikbaar van € 78 mln.

Afvang en opslag van CO2

Om op de lange termijn te komen tot een volledig duurzame energievoorziening zal afvang, gebruik en opslag van CO2 (CCS) onvermijdelijk zijn. CCS kan worden toegepast bij de industrie en ook bij gas- en kolencentrales. De rijksoverheid zal het initiatief nemen om te komen tot een lange termijn visie op de positie van CCS in de transitie naar een volledig duurzame energievoorziening. De rijksoverheid heeft reeds financiële steun toegezegd voor een grootschalig demonstratieproject voor CO2-afvang bij een kolencentrale.

«Elektrisch rijden» is een serie technologieën – variërend van brandstofcellen op waterstof tot stekkerhybrides – die een veelbelovende bijdrage leveren aan het duurzame en CO2-arme energiesysteem van de toekomst. Het draagt bij aan energiebesparing en energieonafhankelijkheid, kan helpen bij het stabiliseren van het elektriciteitsnet en het inpassen van lokaal opgewekte duurzame energie, draagt bij aan luchtkwaliteit en het mogelijk maken van ontwikkelingen in de gebouwde omgeving. Om elektrisch rijden mogelijk te maken, wordt onder andere gewerkt aan een veilige, dekkende en slimme laadinfrastructuur en een goed fiscaal stelsel. Het bedrijfsleven ziet goede kansen op verschillende aan elektrisch rijden gelieerde terreinen, waaronder productie van bepaalde typen voertuigen, auxiliaries, materialen, laadinfrastructuur, ICT-diensten, smart grids, testfaciliteiten en R&D. Om dit potentieel optimaal te vergroten en verzilveren zou Nederland de komende jaren bij de voorlopers moeten blijven horen. Ook in 2014 is het beleid daarop gericht. Samenwerking met bedrijfsleven en maatschappelijke partijen is daarbij het sleutelbegrip. De bestaande 16 Green Deals op het terrein van Elektrisch Rijden worden uitgevoerd en een aantal kan worden afgerond.

Betere werking energiemarkten

De Elektriciteit- en gasregelgeving borgt de publieke belangen van voorzieningszekerheid en betaalbaarheid en heeft bijgedragen aan efficiënt beheer van de energienetten en daarmee aan concurrerende tarieven. In 2014 zal de Gas- en elektriciteitswet worden geïntegreerd en gestroomlijnd (Wetgevingstraject STROOM), om de werking van de energiemarkt te verbeteren, de transitie naar duurzame energie te ondersteunen, de regeldruk te verminderen en efficiënter toezicht mogelijk te maken. Najaar 2013 wordt een beleidsbrief STROOM aan de Kamer gezonden waarin de hoofdlijnen van de voorgenomen herziening en integratie van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet uiteen worden gezet. In 2014 worden vervolgens een tweetal wetsvoorstellen bij de Tweede Kamer ingediend. Naast een wetsvoorstel tot herziening van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet wordt een wetsvoorstel ingediend dat specifiek betrekking heeft op de tariefregulering voor de energie-intensieve industrie. Tenslotte is het streven om in 2014 een AMvB in werking te laten treden die experimenten mogelijk maakt voor lokale duurzame initiatieven, waarbij kan worden afgeweken van de huidige wetgeving.

De Rijksoverheid heeft als taak te zorgen voor een betrouwbare energievoorziening. Vanuit die taak is de Rijksoverheid dan ook belanghebbende bij het realiseren van bepaalde energie-infrastructuur projecten. Met behulp van een krachtige Rijkscoördinatieregeling (RCR) waarborgt de Minister van EZ dat grote energie-infrastructuurprojecten (inclusief interconnectoren) in voldoende mate, tijdig en zorgvuldig worden gerealiseerd. Het inzetten van de Rijkscoördinatieregeling levert een aanzienlijke versnelling en vereenvoudiging van de besluitvorming op. Een snellere realisatie van energie-infrastructuurprojecten draagt bij aan de voorzieningszekerheid, aan werkgelegenheid en versterkt de concurrentiepositie van Nederland. Ook in 2014 zal de RCR worden ingezet voor besluitvorming over onder meer een aantal hoogspanningverbindingen en windparken.

Internationaal energiebeleid

Effectief energiebeleid is per definitie Europees en internationaal beleid. In 2014 wordt in Europees verband gesproken over het klimaat- en energiebeleid voor 2030. Het kabinet zet conform het regeerakkoord in op een ambitieus internationaal klimaatbeleid. De kosteneffectiviteit en aansluiting bij het pad om in 2050 80–95% broeikasgasreductie te bereiken staan bij de Nederlandse inzet centraal.

In Pentalateraal verband staat in 2014 de invoering van een marktkoppelingssysteem gepland waardoor op efficiëntere wijze gebruik kan worden gemaakt van interconnectiecapaciteit. Daarnaast zal gezamenlijk gewerkt worden aan het verbeteren van de leveringszekerheid onder meer door een regionale leveringszekerheidsanalyse te maken. De impact van grensoverschrijdende effecten van de invoering van een mogelijke capaciteitsmechanisme in verschillende Noordwest Europese landen wordt hierbij betrokken. Gegeven de nauwe interactie tussen de Duitse en Nederlandse energiemarkt verdient de samenwerking met Duitsland bijzondere aandacht. In 2014 zal verder worden gewerkt aan de energiesamenwerking op het terrein van onder meer hernieuwbare energie en innovatie, de integratie van de energiemarkten, effectieve inpassing van de infrastructuur en borging van de leveringszekerheid in de regio.

Gaswinning

Aardgas is de belangrijkste energiebron van Nederland. Zo bestaat het binnenlandse energieverbruik voor circa 45 procent uit gas en is 98 procent van de huishoudens aangesloten op het gasnetwerk. Daarnaast is gas van belang voor elektriciteitsopwekking, verwarming en verhitting en dient het als grondstof voor een aantal industriële processen. Van het gas dat in Nederland wordt gewonnen, komt het grootste deel van de opbrengsten ten goede aan de Staat via de wettelijk vastgelegde afdrachten. Het speelt ook een belangrijke rol bij het realiseren van de CO2-doelstellingen, aangezien het de schoonste fossiele brandstof is. Omdat gascentrales makkelijk op- en afgeregeld kunnen worden kan gas flexibel worden ingezet ter ondersteuning van de wisselende aanbodpatronen van zon- en windenergie. Daarmee is gas zowel belangrijk voor een zekere als ook voor (de overgang naar) een duurzame energievoorziening.

In 2014 neemt het kabinet een besluit over de toekomstige gaswinning in Groningen door de vaststelling van een winningsplan van de NAM, op basis van een in 2013 af te ronden reeks van 11 onderzoeken. Ten aanzien van schaliegas besluit het kabinet in oktober over het eventueel in behandeling nemen van aanvragen voor proefboringen. Het advies van de Commissie m.e.r. dat naar verwachting eind september gereed is over het onderzoeksrapport van Witteveen en Bos naar de veiligheid van de winning van schaliegas wordt afgewacht.

Kernenergie

Kernenergie vormt een onderdeel van de energiemix. Veiligheid staat bij het gebruik van radioactieve materialen vanzelfsprekend voorop. Overeenkomstig de brief van 19 april 2013 (TK, 32 645, nr. 51) wordt daartoe gewerkt aan de oprichting van een onafhankelijke Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS), die zal voldoen aan Europese en internationale regelgeving en in 2014 als organisatie zal moeten functioneren. De ANVS wordt binnen de rijksdienst de bevoegde autoriteit, waar kennis en deskundigheid voor de onderwerpen nucleaire veiligheid, stralingsbescherming, radioactief afval en ontmanteling, de preparatie op nucleaire en radiologische ongevallen en beveiliging nucleair gebundeld zijn. Zoals aangegeven in de brief van 19 april zal het kabinet een nader besluit nemen over taken, bevoegdheden en positionering van de ANVS, waarover de Kamer wordt geïnformeerd.

In 2014 zal de uitvoering van het Nationale Actieplan naar aanleiding van de lessons learned van Fukushima worden voortgezet. Het betreft acties die voortvloeien uit de stresstestanalyse van de nucleaire installaties en de internationale peer review daarop (met name uitvoering door de vergunninghouders van verbetermaatregelen en aanvullende studies). In het voorjaar van 2014 zal in Wenen de 6de evaluatiebijeenkomst van de «Convention on Nuclear Safety (CNS)» worden gehouden. Eerder (in 2013) hebben alle verdragslanden, conform de verdragsafspraken, rapporten ingediend waarin de stand van zaken van de nucleaire veiligheid wordt beschreven. Tijdens de bijeenkomst worden de rapporten gepresenteerd en besproken en worden aanbevelingen gedaan voor de toekomst.

Overzichtstabel bedrijvenbeleid en topsectoren

In de aansluitende tabel wordt een meerjarig overzicht gegeven van de middelen die in 2013-2017 beschikbaar zijn binnen de begrotingen van een aantal departementen voor het bedrijvenbeleid en de topsectoren. In deze tabel zijn zowel de intensiveringen als taakstellingen uit het regeerakkoord verwerkt. Omdat in de reeks generieke maatregelen bij de fiscale maatregelen voor R&D in de BLB-tabel 2013 nu ook de WBSO is meegenomen, is het bedrag in deze tabel aanzienlijk hoger dan in de tabel in de begroting 2013. Een afnemend deel van de middelen is reeds belegd met uitgaven voor lopende programma's. De verantwoording over deze budgetten vindt plaats via de reguliere begrotingscyclus via de desbetreffende departementale begrotingen.

Overzichtstabel bedrijfslevenbeleid en topsectoren
 

2013

2014

2015

2016

2017

Depar- tement

(kasbedragen x € 1 mln)

           
             

I Generiek

           
             

A1. Ondernemerschap en innovatie

165

96

108

77

58

 

– Innovatiefonds MKB+

165

96

108

77

58

EZ

             

A2. Fiscale maatregelen

1.073

1.066

1.097

993

978

 

– RDA

375

302

449

345

340

EZ/FIN

– WBSO

698

764

648

648

638

EZ/FIN

             

A3 Internationaal

176

224

254

255

254

 

– Internationaal ondernemen en ontwikkelingsamenwerking1

166

215

245

246

245

BuZa

– Internationaal ondernemen

10

9

9

9

9

BuZa

             

II Specifiek voor topsectoren

           
             

B. Kennis en innovatie

735

820

822

774

760

 

– NWO aandeel topsectoren 2

135

210

275

275

275

OCW/EZ

– KNAW aandeel topsectoren

22

22

22

22

22

OCW

– Toegepast onderzoek (TNO, GTI’s, DLO)

216

206

201

179

176

EZ, DEF

– TKI Toeslag

56

102

111

123

131

EZ

– MKB InnovatiestimuleringsregelingTopsectoren

22

21

14

14

14

EZ

– Cofinanciering EU o.a. H2020 3

7

12

28

43

54

EZ

– Bijdrage aan STW

22

22

22

22

22

EZ

– Overige kennis en innovatie 4

209

180

105

50

22

EZ

– Profilering kennisinfrastructuur

46

44

44

44

44

OCW

             

C. Onderwijs en arbeidsmarkt

53

45

44

27

10

 

– Professionele masters

7

7

7

7

7

OCW

– Centra voor Innovatief Vakmanschap

5

5

5

3

3

OCW/EZ

– Stimuleren beta en technologie

20

13

12

0

nnb

OCW

– Centers of Expertise

20

20

20

17

nnb

OCW

             

D. Specifieke bijdragen departementen

270

260

290

278

261

 

– VWS: Life Sciences & Health/zorg 5

87

63

50

59

43

VWS

– EZ: Energie-innovatie (excl. ECN)

100

104

119

99

99

EZ

– EZ: Voeding + tuinbouw

35

38

46

45

44

EZ

– I&M: Logistiek

5

16

24

24

24

I&M

– I&M: Water

13

12

24

24

24

I&M

– OCW: Creatief

11

11

11

11

11

OCW

– Defensie

16

16

16

16

16

DEF

– V&J e.a .: Cyber security 6

3

0

0

0

0

V&J, BZK, EZ, Def

             

Totaal

2.472

2.512

2.614

2.404

2.322

 
X Noot
1

In deze reeks is het Dutch Good Growth Fund niet opgenomen.

X Noot
2

Inclusief reeks van opgeteld € 50 mln zoals vermeld in TK 27 406 nr. 198. Reeks inclusief middelen op de aanvullende post op de rijksbegroting.

X Noot
3

De cofinanciering voor Europese programma’s, waaronder die in het kader Horizon2020, staan vanaf 2014 in deze reeks. De programma’s tot en met 2013 staan onder Overige kennis en innovatie, waarin ook ander aflopend beleid staat opgenomen, zoals de FES-projecten.

X Noot
4

Idem

X Noot
5

De vrije ruimte binnen deze reeks is beperkt.

X Noot
6

Voor Cyber security wordt per jaar bezien hoeveel budget voor de topsectoren is, daarom staat de raming op nul.

Meerjarenplanning beleidsdoorlichtingen

Artikel

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

11

Goed functionerende economie en markten

     

X

     

12

Een sterk innovatievermogen

     

X

     

13

Een excellent ondernemingsklimaat

   

X

       

14

Een doelmatige en duurzame energievoorziening

 

X

       

X

16

Concurrerende, duurzame en veilige agro-, visserij- en voedselketens

   

X

       

17

Groen onderwijs van hoge kwaliteit

 

X

       

X

18

Natuur en regio

     

X

     

Toelichting

De planning van de periodieke beleidsdoorlichtingen is aangepast ten opzichte van de begroting van 2013. Allereerst is artikel 15 vervallen, omdat de beleidsverantwoordelijkheid en middelen zijn overgegaan naar de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Daarnaast zijn de jaren 2017 en 2018 toegevoegd. In 2018 zijn de artikelen 14 en 17 weer toe aan een beleidsdoorlichting. Voor artikel 16 staat in 2014 een Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) gepland, waarin de beleidsdoorlichting wordt geïntegreerd. Elke geplande beleidsdoorlichting zal het hele beleidsartikel afdekken.

2.1.1 Belangrijkste mutaties ontwerpbegroting 2014

Onderstaand is een selectie opgenomen van de belangrijkste wijzigingen (kasuitgaven en ontvangsten) vanaf de standen van de Voorjaarsnota. Bijlage 4.5 van de begroting, de Verdiepingsbijlage, geeft de toelichting op alle nieuwe mutaties per begrotingsartikel.

I. Uitgaven (x € 1.000)

 

Art

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

 

5.229.174

4.814.816

4.564.044

4.485.270

4.412.750

 

Nota van wijziging

 

– 77.973

– 71.671

– 56.403

– 54.071

– 48.418

 

Mutaties Voorjaarsnota 2013

 

– 161.097

85.361

154.072

127.841

398.558

 

Stand Voorjaarsnota 2013

 

4.990.104

4.828.506

4.661.713

4.559.040

4.762.890

 
               

Nieuwe mutaties

             

Innovatiefonds

12

75.000

         

Luchtvaartkredietfaciliteit

12

 

13.220

       

Bevorderen ondernemerschap

13

15.000

         

BMKB

13

34.459

13.176

5.176

3.770

3.770

 

Microkrediet

13

30.000

         

Internationaal ondernemen

13

 

3.240

3.720

3.710

3.770

 

Compensatie Energie-intensieve bedrijven (ETS)

14

 

78.000

78.000

78.000

78.000

 

Energieakkoord

   

25.000

35.000

45.000

– 150.000

 

Cofinanciering GLB-ELFPO

16

 

8.760

17.560

18.830

14.730

 

Cofinanciering GVB-EFMZV

     

2.000

3.000

6.000

 

Uitvoeringskosten nieuw GLB, GVB

16

14.000

14.000

15.500

15.500

13.500

 

Borgstellingsfaciliteit Landbouw

16

11.200

13.000

       

Subsidies landbouw

16

10.761

1.200

       

Cofinanciering EFRO

18

 

7.000

14.000

14.000

28.000

 

Uitvoeringskosten EFRO

18

 

4.000

4.000

4.000

4.000

 

Transitiekosten SNL

18

 

12.000

10.000

6.000

   

Intensivering Natuur

   

100.000

100.000

300.000

300.000

 

Overboeking Provinciefonds Natuur

18

 

– 105.000

– 105.000

– 105.000

– 105.000

 

Bijdrage departementale begrotingen € 6 mld pakket

Div.

 

– 9.400

– 9.400

– 9.400

– 9.400

 

Totaal van de overige nieuwe mutaties

Div.

– 2.847

25.588

8.373

31.628

6.604

 

Stand ontwerp begroting 2014

 

5.177.677

5.032.290

4.840.642

4.968.078

4.956.864

5.058.754

Toelichting nieuwe mutaties

Artikel 12

Innovatiefonds

Als onderdeel van het stimuleringspakket heeft het kabinet besloten om het innovatiefonds te versterken met een aantal concrete maatregelen. Er wordt in totaal € 75 mln bestemd voor vroege fase financiering en investeringen van informal investors in jonge en kleine bedrijven.

Luchtvaartkredietfaciliteit.

De betalingen op de verstrekte kredieten die onder de Luchtvaartkredietregeling vallen, hebben in 2012 vertraging opgelopen. Dat heeft te maken met een krediet dat onder voorwaarden aan een bedrijf is toegezegd. Zodra het bedrijf aan de gestelde voorwaarden voldoet, zal het bedrag als krediet ter beschikking worden gesteld. De verwachting is dat betaling in 2014 zal plaatsvinden.

Artikel 13

Bevorderen ondernemerschap

Als onderdeel van het stimuleringspakket voor de kredietverlening, zal € 5 mln worden gereserveerd voor flankerend beleid (met name voorlichting en informatie voor MKB-bedrijven) en ondersteuning van alternatieve financieringsvormen zoals crowdfunding en kredietunies. Daarnaast wordt samen met marktpartijen een Nederlandse Investeringsinstelling en een Nationale hypotheekinstelling opgericht. Voor de ondersteuning bij de oprichting wordt € 10 mln gereserveerd.

BMKB

Als gevolg van het toenemend beroep op de BMKB voor schadebetalingen wordt de raming aangepast. De dekking hiervoor komt uit verhoging van de premie, het onttrekken van middelen aan de interne begrotingsreserve BBMKB en een extra ontvangst in 2013 geraamd op artikel 12. Voor 2013 wordt de interne begrotingsreserve voorts nog aangevuld met € 5 mln ten behoeve van het afdekken van mogelijk hogere schades vanaf 2015 op de verruimde regeling in het kader van het stimuleringspakket.

Microkrediet

In 2013 en 2014 verstrekt Qredits kredieten tussen de € 50.000 en € 100.000 à € 150.000. Om dit mogelijk te maken heeft het kabinet € 30 mln uitgetrokken voor de vervolgfinanciering van Qredits. Deze maatregel is onderdeel van het stimuleringspakket.

Internationaal ondernemen

Om het binnenhalen van buitenlandse investeerders en investeringen op peil te houden ten behoeve van de Nederlandse economie, zijn juist in crisistijd voldoende middelen nodig voor de acquisitieketen van buitenkantoren, hoofdkantoor en regio’s. Hiertoe worden bij ontwerpbegroting middelen aan artikel 13 toegevoegd.

Artikel 14

Compensatie Energie-intensieve bedrijven (ETS)

Via een regeling voor ETS compensatie wordt structureel € 78 mln beschikbaar gesteld voor energie-intensieve bedrijven.

Energieakkoord

De budgettaire gevolgen van het energieakkoord voor de EZ-begroting zijn verwerkt. Het later realiseren van de doelstelling duurzame energie heeft tot gevolg dat vanaf 2017 de SDE+ uitgaven en ontvangsten uit heffing aan burgers en bedrijven, worden verlaagd (oplopend tot € 600 mln structureel). Voorts komt er budget beschikbaar op de EZ-begroting, oplopend naar structureel € 50 mln, voor een innovatieprogramma voor demonstratieprojecten gericht op versnelling van commercialisering vanuit de topsector energie ten behoeve van de export.

Artikel 16

Cofinanciering Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)- Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) 2014–2020

Voor uitvoering van het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014–2020 van de Europese Unie is cofinanciering door de lidstaten benodigd. In overleg met de provincies wordt gewerkt aan het opstellen van dit programma. Er zal één operationeel programma worden ingediend dat wordt opgebouwd vanuit vier landsdelen. Hierbij wordt met name ingezet op innovatie, concurrentiekracht en duurzaamheid in de landbouw. Daarnaast inzet op natuur en landschap en water en op de CLLD-aanpak (Community Led Local Development).

Cofinanciering Gemeenschappelijk Visserij Beleid (GVB)-Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) 2014–2020

Voor de uitvoering van het Operationele Programma 2014–2020 stelt de Europese Commissie voor Nederland een bedrag beschikbaar van circa € 50 mln voor de komende 7 jaar.

De Europese bijdrage is bedoeld voor Nederlandse rederijen om op duurzame wijze vis te vangen zoals met pulse technieken waarbij de vis eerst omhoog wordt gestuwd en daarna gevangen. Als nationale cofinanciering is een bedrag van € 21 mln beschikbaar voor de periode 2014–2020.

Uitvoeringskosten nieuw GLB, GVB

Met de inwerkingtreding van het nieuwe GLB en GVB zijn aanzienlijke uitvoerings- en transitiekosten gemoeid, onder andere als gevolg van de invoering van de vergroeningsmaatregelen GLB.

Borgstellingsfaciliteit Landbouw

Om de verliesdeclaraties vanaf 2013 van banken op basis van de borgstellingsfaciliteit te dekken wordt in 2013 € 11,2 mln en in 2014 € 13 mln aan de interne begrotingsreserve borgstellingsfaciliteit onttrokken.

Subsidies landbouw

In verband met hogere uitgavenramingen op een aantal landbouwregelingen (onder andere regeling duurzame stallen, investeringsregeling jonge agrariërs, Marktintroductie Energie Innovatie) vindt compensatie plaats uit de interne begrotingsreserve landbouw.

Artikel 18

Cofinanciering Europees Fonds Ruimtelijke Ordening (EFRO) en uitvoeringskosten EFRO

Met rijkscofinanciering voor EFRO wordt inhoudelijk op rijksdoelen gestuurd (innovatie, koolstofarme energie). Focus ligt op het laten aanhaken van het MKB bij topsectoren, via valorisatieactiviteiten en samenwerkingsprojecten als aanvulling op het bestaande nationale instrumentarium voor topsectoren dat meer generiek van aard is.

Bij koolstofarme economie gaat het om het verhogen van het aandeel duurzame energie en energie-efficiëntie en innovatie op deze terreinen. Daarnaast is door de controle op de uitvoering van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling een bedrag benodigd.

Transitiekosten Subsidie Natuur en Landschap (SNL)

Mede ingegeven door de vergroening van het nieuwe GLB is een omslag voorzien naar een nieuw stelsel voor agrarisch natuurbeheer: van individueel beheer naar beheer door collectieven. Hiertoe dienen investeringen gedaan te worden in een professionaliseringstraject om de collectieven in staat te stellen conform de Europese en nationale eisen te werken en in de wijze waarop de aanvragen worden verwerkt (door collectieven en door Dienst Regelingen). De transitiekosten voor rekening van het Rijk hebben betrekking op de investeringen, in de periode 2014–2016, die nodig zijn om deze omslag naar een nieuw, effectiever en efficiënter stelsel voor agrarisch natuurbeheer mogelijk te maken.

Intensivering Natuur

Als uitwerking van de afspraak uit het regeerakkoord om te komen tot een robuust natuurnetwerk worden extra middelen beschikbaar gesteld. EZ heeft deze afspraak samen met de provincies en maatschappelijke partners uitgewerkt in de hoofdlijnennotitie Ontwikkeling en beheer van natuur in Nederland. De middelen worden ingezet ter vergroting van het natuurnetwerk (inclusief natuurlijke verbindingen), verbetering van de kwaliteit van de natuur door extra inspanningen in (herstel)beheer en water- en milieucondities, een impuls aan de natuur buiten de EHS, soortenbescherming en een effectiever agrarisch natuurbeheer.

Overboeking Provinciefonds natuur

Dit betreft de structurele overboeking van het budget voor beheer van natuur op grond van het Bestuursakkoord natuur tussen rijk en provincies.

Departementale bijdrage aan het € 6 mld pakket

Bij Ontwerpbegroting 2014 draagt EZ € 9,4 mln bij aan de departementale bijdrage van € 0,7 mld zoals opgenomen in het € 6 mld pakket. Het aandeel van EZ hierin bedraagt € 9,4 mln. Deze bijdrage is verdeeld over de programma-uitgaven in de diverse beleidsartikelen van de EZ-begroting. De invulling heeft plaatsgevonden door een korting op de onderzoeksbudgetten in artikel 11, 12, 14 en 16. Daarnaast vinden op diverse programma’s en subsidieregelingen verlagingen van uitgaven plaats. Een nadere toelichting wordt gegeven in het verdiepingshoofdstuk. De verdeling over de artikelen is als volgt (bedragen x € 1.000):

Artikelomschrijving

Artikel

2014

2015

2016

2017

2018

Goed functionerende economie en markten

11

– 389

– 607

– 876

– 724

– 724

Een sterk innovatievermogen

12

1.250

– 3.680

– 3.200

– 2.400

632

Een excellent ondernemingsklimaat

13

– 250

– 320

– 300

– 1.100

– 2.500

Een doelmatige en duurzame energievoorziening

14

– 5.851

– 2.553

– 915

– 1.533

4.080

Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

16

– 200

– 1.200

– 2.978

– 2.776

– 3.852

Natuur en regio

18

– 3.960

– 1.040

– 1.131

– 867

– 7.036

Totaal

 

– 9.400

– 9.400

– 9.400

– 9.400

– 9.400

II. Ontvangsten (x € 1.000)

 

Art

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

 

12.820.267

12.595.737

12.798.843

12.675.111

12.214.275

 

Nota van Wijziging

 

3.685

8.695

12.833

16.185

16.185

 

Voorjaarsnota

 

4.387.696

73.912

– 678.087

– 857.000

– 517.000

 

Stand ontwerpbegroting na Voorjaarsnota

 

17.211.648

12.678.334

12.133.589

11.834.296

11.713.460

 
               

Nieuwe mutaties

             

Boetetaakstelling High Trust

11

 

– 75.000

– 100.000

– 100.000

– 115.000

 

BMKB-premieverhoging

13

2.770

3.770

3.770

3.770

3.770

 

BMKB interne begrotingsreserve

13

16.689

9.406

1.406

     

Energieakkoord

14

       

– 200.000

 

Aardgasbaten

14

650.000

100.000

– 300.000

– 250.000

– 650.000

 

Borgstellingsfaciliteit

16

11.200

13.000

       

Begrotingsreserve landbouw

16

10.761

1.200

       
               

Totaal van de overige nieuwe mutaties

 

13.719

3.100

3.200

23.900

1.900

 

Stand ontwerpbegroting 2014

 

17.916.787

12.733.810

11.741.965

11.511.966

10.754.130

10.538.323

Toelichting nieuwe mutaties

Artikel 11

Boetetaakstelling High Trust

In het regeerakkoord is afgesproken dat toezichthouders in het EZ domein extra boetes moeten opleggen, deze boetetaakstelling is vervolgens formeel verwerkt in de Voorjaarsnota. Het verhogen van de boete-taakstelling overeenkomstig het regeerakkoord is echter niet haalbaar. De hiermee samenhangende besparingsverliezen op de begroting van EZ worden gecompenseerd door verlaging van subsidies voor bedrijven binnen het EZ domein.

Artikel 13

Borgstellingen Midden en Klein Bedrijf (BMKB)

In verband met hogere kosten schadebetalingen BMKB is besloten tot een premieverhoging van 20% met ingang van 1 april 2013 en vindt er voor 2013 tot en met 2015 een onttrekking plaats uit de interne begrotingsreserve.

BMKB-interne begrotingsreserve

Als gevolg van het aanpassen van de schaderaming worden middelen aan de interne begrotingsreserve onttrokken.

Artikel 14

Energieakkoord

De budgettaire gevolgen van het energieakkoord voor de EZ-begroting zijn verwerkt. Het later realiseren van de doelstelling duurzame energie heeft tot gevolg dat vanaf 2017 de SDE+ uitgaven en ontvangsten uit heffing aan burgers en bedrijven, worden verlaagd (oplopend tot € 600 mln structureel).

Aardgasbaten

Het verwachte productievolume in 2013 is opwaarts bijgesteld. De hierop gebaseerde baten komen in 2013 en deels in 2014 als kasontvangsten binnen. De verwachte gasprijs in de jaren 2014–2017 is neerwaarts bijgesteld met een grotere daling naar mate het jaar later in deze periode ligt. Dit leidt vanaf 2015 tot een verlaging van de geraamde baten.

Artikel 16

Borgstellingsfaciliteit

Om de hogere verliesdeclaraties van de banken vanaf 2013 in het kader van de borgstellingsfaciliteit te dekken wordt in 2013 € 11,2 mln en in 2014 € 13 mln aan de interne begrotingsreserve onttrokken.

Begrotingsreserve landbouw

In verband met hogere uitgavenramingen op een aantal landbouwregelingen (onder andere regeling duurzame stallen, investeringsregeling jonge agrariërs, Marktintroductie Energie Innovatie) vindt compensatie plaats uit de interne begrotingsreserve landbouw.

Overzicht invulling taakstelling Beperken subsidies bedrijfslevenbeleid en Topsectoren

De taakstelling Beperken subsidies bedrijfslevenbeleid en Topsectoren uit het regeerakkoord vanaf 2014 en verder is in deze Ontwerpbegroting nader verdeeld over de betreffende artikelonderdelen van de beleidsartikelen 12, 14 en 16. In onderstaande tabel is deze specificatie opgenomen.

 

2014

2015

2016

2017

Artikel 12 Een sterk innovatievermogen

– 32.000

– 33.600

– 31.400

– 29.400

Innovatie Prestatie Contracten

 

– 5.014

– 11.624

– 5.517

Innovatiefonds

– 8.100

– 6.686

– 3.797

– 9.645

Bijdrage TNO

 

– 6.804

– 9.131

– 6.734

TKI-toeslag

– 23.900

– 13.021

– 2.733

– 2.824

Grote Technologische Instituten

 

– 2.075

– 2.546

– 2.908

Topsectoren overig

   

– 1.569

– 1.772

         

Artikel 14 Een doelmatige en duurzame energievoorziening

– 7.400

– 9.500

– 9.400

– 10.200

Topsectoren Energie

– 5.500

– 7.600

– 6.900

– 7.400

Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN)

– 1.900

– 1.900

– 2.500

– 2.800

         

Artikel 16 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

– 5.600

– 7.600

– 10.000

– 11.300

Topsectoren

– 3.100

– 3.800

– 5.000

– 5.700

Marktintroductie Energie Innovaties

– 2.100

– 3.800

– 5.000

– 5.600

Intensieve veehouderij

– 300

     
         

Totaal taakstelling Topsectoren

– 45.000

– 50.700

– 50.800

– 50.900 1

X Noot
1

De taakstelling was oorspronkelijk totaal structureel € 52 mln (vanaf 2017). Een deel van deze taakstelling is echter overgegaan naar de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking in het kader van de herverkaveling van het beleid.

2.2. DE BELEIDSARTIKELEN

11 Goed functionerende economie en markten

Algemene doelstelling

Het scheppen van voorwaarden voor een goed functionerende economie en goed functionerende markten, waaronder de markt voor elektronische communicatie.

Goed functionerende markten dragen in belangrijke mate bij aan de economische groei en innovatie. In een goed functionerende markt reageren vraag en aanbod effectief op elkaar. Consumenten en bedrijven profiteren daarvan. Op goed functionerende markten ontstaat een optimale prijs – kwaliteitverhouding van goederen en diensten en hebben gebruikers keuzevrijheid. Het slim benutten van en zorgdragen voor hoogwaardige elektronische communicatie netwerken en digitale infrastructuren waar de Nederlandse samenleving op kan bouwen én vertrouwen draagt bij aan het economisch groeivermogen en een goed functionerende economie.

Rol en Verantwoordelijkheid

De Minister van EZ is op grond van de Telecommunicatiewet verantwoordelijk voor het stellen van regels voor vaste en mobiele communicatienetwerken. Daarnaast ziet de Minister van EZ het als een taak eventuele belemmeringen voor het goed functioneren van markten te verminderen of weg te nemen en heeft hij een systeemverantwoordelijkheid voor de statistische informatievoorziening van rijkswege. Hieruit vloeien de volgende verantwoordelijkheden voort:

Stimuleren

  • Het stimuleren van een goede balans tussen de belangen van bedrijven en consumenten met generiek consumentenbeleid waarbij de Wet handhaving consumentenbescherming centraal staat.

Financieren

  • Het bijdragen aan het goed functioneren van markten door het financieren van TenderNed (het elektronisch aanbestedingssysteem) en diverse organisaties op het gebied van metrologie, normalisatie, accreditatie en markttoezicht.

  • Het financieren van een deel van de exploitatie van het Agentschap Telecom en het verrichten van uitgaven voor opdrachten inzake beleidsvoorbereiding en evaluaties voor frequentiebeleid en veiligheid.

  • Het financieren van het CBS om het van overheidswege verrichten van statistisch onderzoek ten behoeve van praktijk, beleid en wetenschap en het openbaar maken van de op grond van zodanig onderzoek samengestelde statistieken mogelijk te maken.

(Doen) uitvoeren

  • Het tegengaan van mededingingsbeperkende gedragingen met de Mededingingswet en mededingingsbeleid in alle sectoren van de Nederlandse economie.

  • Het reguleren van de postmarkt met de Postwet 2009 waardoor een toegankelijke en betaalbare basisvoorziening voor de post is gewaarborgd (universele postdienst).

  • Het opstellen van verkeersregels voor het gebruik van de ether, door afspraken te maken in internationaal verband voor harmonisatie en door – in geval van schaarste – te bepalen op welke wijze het spectrum wordt verdeeld.

  • Het inzetten op het realiseren van hoogwaardige en innovatieve breedbandige mobiele communicatie en omroeptoepassingen door verruiming van gebruiksmogelijkheden van het spectrum en door de uitgifte van beschikbare frequentieruimte.

Regisseren

  • Het bevorderen van goed functionerende markten door het scheppen van randvoorwaarden via wet- en regelgeving.

  • Het scheppen van voorwaarden waarbinnen concurrentie kan plaatsvinden door middel van de Waarborgwet, de Winkeltijdenwet, de Aanbestedingswet, de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie en de Metrologiewet.

  • Het uitwerken van de in het najaar van 2013 uitgekomen middellange termijnvisie op de ontwikkeling van telecommunicatie en Internet met als doel beleid en regelgeving te kunnen laten meegroeien met de ontwikkelingen in de markt en de behoeftes in de samenleving.

Beleidswijzigingen

In het voorjaar van 2013 is het wetsvoorstel voor de Stroomlijningswet Autoriteit Consument en Markt (ACM) bij de Tweede Kamer ingediend. Dit wetsvoorstel zal naar verwachting in 2014 in werking treden. Het wetsvoorstel strekt tot stroomlijning en vereenvoudiging van bevoegdheden, handhavingsinstrumenten en procedures van de ACM. Dit zal leiden tot een verbetering van de effectiviteit en efficiëntie van het markttoezicht van de ACM en tot meer duidelijkheid voor de onder toezicht gestelde ondernemingen. In 2014 zal daarnaast een voorstel voor een gestroomlijnde methodiek van doorbelasting van toezichtskosten aan onder toezicht gestelde ondernemingen worden afgerond. Deze systematiek zal in 2015 van kracht worden.

In april 2013 is het voorstel tot het verminderen van het aantal verplichte bezorgdagen van zes naar vijf in de Universele Postdienst (UPD) bij de Tweede Kamer ingediend. Dit wetsvoorstel zal naar verwachting in 2014 in werking treden. Daarnaast worden verdere voorstellen voorbereid om de eisen aan de UPD meer in lijn te brengen met de behoeften van gebruikers, met name door het verminderen van het aantal verplichte postvestigingen en brievenbussen.

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1.000
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

VERPLICHTINGEN

228.384

216.601

196.702

191.962

183.692

179.745

172.192

UITGAVEN

233.701

218.325

197.794

192.047

184.688

177.793

171.340

Waarvan juridisch verplicht (percentage)

   

98%

       
               

Subsidies

 

1.700

1.700

1.400

100

1.100

1.100

• Digitalisering regionale radio

 

1.700

1.700

1.400

100

1.100

1.100

Opdrachten

14.884

8.656

12.446

14.911

15.186

14.318

14.121

• Onderzoek en Opdrachten

2.603

2.580

2.339

2.347

2.373

2.373

2.373

• PIANOo/TenderNed

7.022

2.058

6.218

6.857

6.517

6.511

6.511

• Beleidsvoorbereiding en evaluaties Frequenties en Veiligheid

5.259

4.018

3.889

5.707

6.296

5.434

5.237

Bijdragen aan agentschappen

10.984

13.673

11.165

10.189

9.658

8.998

8.697

• Agentschap Telecom

10.984

11.186

10.386

10.189

10.123

10.058

9.990

• Agentschap NL

 

71

         

• Agentschap DICTU

 

2.416

779

       

• Nog te verdelen taakstelling

       

– 465

– 1.060

– 1.293

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

205.019

189.810

168.594

161.822

155.854

149.509

143.677

• Metrologie

15.171

14.419

14.092

13.895

13.778

13.713

13.231

• Raad voor Accreditatie

93

215

296

105

147

140

140

• ACM

2.901

1.329

421

401

374

374

376

• CBS

186.854

173.847

153.785

147.421

146.242

145.975

142.966

• Nog te verdelen taakstelling

       

– 4.687

– 10.693

– 13.036

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

2.814

4.486

3.889

3.725

3.890

3.868

3.745

• Nederlands Normalisatie Instituut (NEN)

898

1.150

1.153

1.038

1.203

1.181

1.058

• Internationale organisaties

1.916

3.276

2.676

2.627

2.627

2.627

2.627

• Raad van deskundigen voor de nationale meetstandaarden

 

60

60

60

60

60

60

               

ONTVANGSTEN

82.680

3.856.411

52.265

52.265

43.434

30.200

30.200

• High Trust

32.060

31.300

31.300

31.300

31.300

30.200

30.200

• Diverse ontvangsten

50.620

3.825.111

20.965

20.965

12.134

   

Budgetflexibiliteit

Subsidies: Het bedrag dat geraamd is in 2014 voor deze subsidie vloeit voort uit een verplichting die in het verleden is aangegaan; deze is dus 100% juridisch verplicht.

Opdrachten: Het geraamde bedrag voor uitgaven uit hoofde van opdrachten is voor 77% juridisch verplicht, het betreft uitfinanciering van in het verleden aangegane verplichtingen en uitgaven die op grond van de Aanbestedingswet worden gedaan door PIANOo en TenderNed.

Bijdragen aan agentschappen: Het budget betreft de financiering van de opdracht 2014 aan Agentschap Telecom en is 100% juridisch verplicht.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s: Van de totaal voor 2014 geraamde uitgaven voor artikel 11 is circa € 169 mln bestemd voor bijdragen aan ZBO's/RWT's. Hiervan is 100% niet flexibel inzetbaar in 2014 als gevolg van overeenkomsten met betrokken organisaties.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties: Over de contributies aan (inter)nationale organisaties zijn meerjarige afspraken gemaakt, de bedragen zijn voor 71% juridisch verplicht.

Toelichting op de financiële instrumenten

Subsidies

Digitalisering regionale radio

Dit betreft de uitfinanciering van de in 2011 afgegeven subsidiebeschikking aan de Stichting Regionale Omroep Overleg en Samenwerking. Dit zal worden aangewend voor investeringen in digitale radio voor regionale publieke omroepen.

Een indicatie voor het succes van de introductie van digitale radio is de penetratiegraad van digitale radio-ontvangers in huishoudens. Dit wordt gemonitord in de jaarlijkse uitgave «De Digitale Economie» van het CBS. Als in 2016 (een jaar voordat de verlengde vergunningen voor commerciële etherradio aflopen) bij de dan geplande evaluatie blijkt dat digitale radio (via de TDAB technologie) zoveel succes heeft dat het op relatief korte termijn de distributie via de analoge FM kan vervangen, wordt een afschakelmoment van de analoge FM vastgesteld (TK, 24 095, nr. 241). Belangrijke indicator voor dit succes is het percentage huishoudens dat over een TDAB-ontvanger beschikt en daarmee toegang heeft tot TDAB. Als dit in meer dan 50% van de huishoudens het geval is, ligt het in de rede om de analoge FM op termijn af te schakelen.

Indicator

Referentiewaarde 2012

Peildatum

Raming 2014

Streefwaarde

Planning

Bron

Penetratiegraad van digitale radioontvangers in huishoudens

3,9%

2012

15%

50%

2016

CBS

Opdrachten

Onderzoek en opdrachten

Dit betreft onderzoeksopdrachten die dienen ter ondersteuning van het beleid op het gebied van onder andere het marktordeningsbeleid, consumentenbeleid, aanbestedingsbeleid, Europese zaken en strategie.

PIANOo en TenderNed (aanbestedingsbeleid)

De in 2013 in werking getreden Aanbestedingswet beoogt een eenduidig en helder regelgevend kader te schetsen van de voorwaarden waaronder aanbestedende diensten hun opdrachten voor concurrentie moeten openstellen.

Een belangrijk element in het aanbestedingsbeleid vormt TenderNed. TenderNed is het elektronische aanbestedingssysteem, waardoor alle openbare (overheids)opdrachten op één centrale plaats te vinden zijn. TenderNed levert een belangrijke bijdrage aan de professionalisering van de overheidsinkoop en leidt daarnaast tot een vermindering van de administratieve lasten voor ondernemers. Ondernemers kunnen dankzij de verplichting voor aanbestedende diensten om op TenderNed te publiceren alle openbare (overheids)opdrachten vinden op één centrale plaats.

Daarnaast streeft Nederland ernaar dat ook op Europees niveau wordt gekomen tot vereenvoudiging en modernisering van de Europese aanbestedingsregels. Nederland participeert in de onderhandelingen tot herziening van de Europese aanbestedingsregels.

Beleidsvoorbereiding en evaluaties Frequenties en Veiligheid

De begrote bedragen (in totaal rond € 2,7 mln) zijn voor opdrachten met betrekking tot de volgende onderwerpen ten aanzien van frequenties:

  • De huidige vergunningen in de 2 GHz (UMTS) band lopen op 1 januari 2017 af. Het uitgiftebeleid voor de frequenties in deze band krijgt in 2014 zijn uitwerking.

  • De (her)uitgifte van frequenties voor omroeptoepassingen voor publieke en commerciële radio en televisie. Begin 2017 lopen de huidige DVBT-vergunningen (digitale ethertelevisie) van Digitenne (KPN) en de Publieke Omroep in het UHF-spectrum af. In 2014 worden voorbereidingen getroffen om de bestemming en de heruitgifte van dit spectrumdeel in goede banen te leiden.

  • Het bijdragen aan de besluitvorming op Europees niveau met betrekking tot de frequentiebanden die (geharmoniseerd) beschikbaar moeten worden gesteld voor mobiel breedband.

  • Het voorbereiden van de Wereld Radio Conferentie (WRC-15). Een WRC vindt eens in de vier jaar plaats en bepaalt de internationale kaders voor het nationale frequentiebeleid. Bijvoorbeeld de allocatie van additioneel spectrum voor mobiel breedband vindt hier plaats.

De begrote bedragen (in totaal rond € 1,2 mln) zijn daarnaast voor opdrachten met betrekking tot de continuïteit van netwerken internetveiligheid en cybersecurity:

  • Het versterken van de continuïteit van de telecommunicatienetwerken via onder andere bijdragen aan pilots om te komen tot regional roaming.

  • Het verhogen van internetveiligheid ondermeer in samenwerking met het Platform Internetveiligheid. Betreft onderwerpen als aanpak van botnets, veiligheid van hotspots, het verbeteren van de intrinsieke veiligheid van hard- en software, standaardisatie van privacyvoorwaarden en de veiligheid van mobiele toepassingen.

  • Uitvoering van het programma Digiveilig dat er op is gericht om eindgebruikers (met name individuele gebruikers, MKB en ZZP-ers) bewust te maken van een veilig internetgebruik en hen voor te lichten over, en tools te bieden voor, veilig internetten en veilig online zakendoen. Onderdeel hiervan vormt het mede organiseren van de campagne Alert Online als onderdeel van de Nationale Cybersecurity Strategie.

  • EZ verzorgt de Interdepartementale Coördinatie van de onderzoeksprogrammering Nationale Cybersecurity Research Agenda. EZ draagt hier voor € 200.000 aan bij.

  • EZ zal als vervolg op de 24 mei 2013 gepubliceerde brief aan de Tweede Kamer over e-privacy (TK, 32 761, nr. 49) een aantal acties in gang zetten voor de bewustwording van de eindgebruiker en de bedrijven van het belang van privacybescherming. De uitgaven hiervoor vallen deels onder het budget voor het lopende programma Digivaardig&Digiveilig.

Kengetal

2009

2010

2011

2012

Ambitie 2020

Concurrentie markt mobiele telefonie (HHI-index)

3.874

3.802

3.721

3.721

dalend

Bron: TNO

* betreft de waarde tot en met het 3e kwartaal 2012. Publicatie van het definitieve kengetal volgt in juni 2013

Toelichting

De Herfindahl-Hirschman Index (HHI) geeft een indicatie van de marktconcentratie, die afhankelijk is van enerzijds het aantal partijen in de markt (hoe meer partijen, des te lager de HHI) en anderzijds de marktaandelen van deze partijen (hoe groter het marktaandeel van de marktleiders, des te hoger de HHI). Bij dalingen van de HHI kan dus gesproken worden van toegenomen concurrentie. De betreffende HHI kijkt alleen naar de markt op netwerkniveau, dat wil zeggen dat het alleen naar de marktaandelen kijkt van partijen met een eigen netwerk. In de markt voor mobiele telefonie zijn echter ook partijen aanwezig die zelf diensten aanbieden, maar dat doen via de netwerken van de drie grote aanbieders. Het streven is dat door uitgifte van frequenties voor nieuwe mobiele toepassingen ook nieuwe partijen de markt kunnen betreden. Met de veiling voor frequenties voor de nieuwe generatie mobiele telecommunicatie is er een nieuwe netwerkaanbieder bij gekomen. Naarmate deze netwerkaanbieder marktaandeel gaat verwerven en vergroten zal de HHI-waarde kunnen dalen.

Bijdragen aan agentschappen

Agentschap Telecom

Agentschap Telecom draagt zorg voor de toelating tot het spectrum en ziet toe op het juiste gebruik daarvan. De begrote bedragen hebben betrekking op deze taken. De voornaamste taken zijn voorlichting in het kader van het antennebeleid, juridische procedures en een bijdrage voor werkzaamheden in het kader van vergunningvrije toepassingen.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Metrologie

Met de Metrologiewet worden nationale meetstandaarden beschikbaar gesteld, die de basis vormen van een internationaal herleidbare metrologische infrastructuur. Het gebruik van gecontroleerde meetinstrumenten bij het leveren van goederen draagt onder andere bij aan eerlijke handel en consumentenbescherming.

VSL B.V. ontwikkelt, beheert en onderhoudt de nationale meetstandaarden. Verispect B.V. houdt toezicht op de Metrologiewet en de Waarborgwet. In beide gevallen gaat het om een overeenkomst voor onbepaalde tijd.

Raad voor Accreditatie

De Raad voor Accreditatie (RvA) is een ZBO dat controleert of een keuringsinstantie, certificeringsinstantie, inspectie-instantie of een laboratorium aan de accreditatienormen voldoet. De taken van de Raad voor Accreditatie zijn vastgelegd in de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie. De RvA ontvangt jaarlijks een bijdrage van de Staat voor de kosten die de RvA maakt in het kader van Europese en internationale activiteiten die relevant zijn voor de accreditatie sector als geheel.

Autoriteit Consument en Markt (ACM)

Sinds 1 april 2013 is de uitoefening van het markttoezicht op de niet-financiële markten opgedragen aan de Autoriteit Consument en Markt (ACM). De ACM voert de wettelijke taken uit die voorheen toekwamen aan de Nederlandse Mededingingsautoriteit, Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit en Consumentenautoriteit. De ACM is belast met het generieke mededingingstoezicht (Mededingingswet), generieke consumentenbescherming (Wet handhaving consumentenbescherming) en het sectorspecifieke markttoezicht in de sectoren energie, telecommunicatie, post en vervoer.

De apparaatsuitgaven van de ACM zijn geraamd op artikel 40, voor zover de kosten van de ACM niet worden doorbelast naar marktorganisaties die onder het ACM-toezicht vallen. Het bedrag geraamd op artikel 11 betreft de geraamde kosten van de leden van het bestuur van de ACM.

ConsuWijzer is het informatieloket van de ACM en biedt op laagdrempelige wijze informatie over de rechten en plichten van consumenten. ConsuWijzer geeft advies op maat over de stappen die de consument kan nemen om zijn recht te halen. Dit kan variëren van een bezoek aan de winkelier, het schrijven van een brief aan de leverancier tot het aanhangig maken van een geschil bij de Geschillencommissie of de rechter. Daarnaast heeft ConsuWijzer als doel om de ACM te voorzien van toezichtsinformatie (signaalfunctie). Voor meting van de effectiviteit van ConsuWijzer.nl wordt onderzocht wat het percentage consumenten is dat stappen heeft ondernomen na een bezoek aan de website. Tevens wordt de klanttevredenheid gemeten.

In de tweede helft van 2014 zullen tot slot de voorbereidingen worden gestart voor de externe evaluatie van de ACM die in de loop van 2015 moet zijn afgerond.

Kengetal

Referentiewaarde

Peildatum

Raming 2014

Streefwaarde

Planning

Bron

Percentage consumenten dat stappen heeft ondernomen na bezoek ConsuWijzer

46%

2011

47%

48%

2015

ACM

Klanttevredenheid Consuwijzer

7,4

2011

7,2

7,2

2015

ACM

Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)

Het CBS wil een toonaangevend kennisinstituut zijn dat kan inspelen op de vraag naar statistische informatie van beleid, wetenschap en maatschappij. Dit door het samenstellen en publiceren van onbetwiste, samenhangende, actuele statistische informatie die relevant is voor praktijk, beleid en wetenschap. Om dit te realiseren is het vereist dat de kwaliteit van de statistische informatie gegarandeerd is. Hiermee wordt de (wetenschappelijke) kwaliteit van de statistieken geborgd en wordt het CBS door de gebruikers als gezaghebbende bron van betrouwbare en valide statistische informatie beschouwd. Tevens wordt het optimaliseren van het gebruik van de statistieken van het CBS voor de ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van beleid door onder meer de ministeries (en daarmee de maatschappelijke relevantie van het CBS) nagestreefd.

Voornaamste acties in 2014

Het CBS staat voor de opgave de kwaliteit te handhaven, nieuwe statistieken te introduceren, de toegang tot de output te waarborgen en tegelijkertijd te bezuinigen. Om de bezuinigingen op te vangen zal de efficiency worden verhoogd en moet een beperkt aantal statistieken worden beëindigd, in frequentie worden verlaagd of worden versoberd.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

Nederlands Normalisatie Instituut (NEN)

Het Nederlands Normalisatie Instituut (NEN) ontvangt een bijdrage van de Staat voor het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden die voortvloeien uit Verordening (EU) Nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012. Deze betreffen Europese normalisatie en de Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen die over het geven van informatie over normen gaan. Tevens is de bijdrage bedoeld voor het informeren van Nederlandse belanghebbenden over de initiatieven van de Europese en mondiale normalisatie-instellingen. Daarnaast gebruikt het NEN de bijdrage voor de contributies die het NEN is verschuldigd aan de Europese en mondiale normalisatie-instellingen en voor de controle van de juistheid van verwijzingen in regelgeving naar normen en kennisgeving aan ministeries van het vervallen en vervangen van normen.

Internationale organisaties

Dit betreft bijdragen aan:

  • International Telecommunications Union (ITU): De activiteiten in de ITU zullen zich richten op de werkzaamheden van de Radiocommunicatiesector, nl. de wereldwijde toewijzing van radiofrequenties aan categorieën van diensten en de toewijzing van ruimteposities aan satellietsystemen. Ook zal actief worden deelgenomen aan de voorbereidingen van de ITU-Plenipotentiare Conferentie van 2014. Tijdens deze Conferentie wordt het strategisch plan van de ITU voor de periode 2015–2018 vastgesteld en het daaraan gekoppelde operationele en financiële plan. De ITU speelt als gespecialiseerd agentschap van de VN ook een vooraanstaande rol bij de verdere ontwikkeling van de Informatiemaatschappij en aan het overbruggen van de «digitale kloof» tussen de ontwikkelde en de ontwikkelingslanden (WSIS). In dat kader zal ingezet moeten worden op het versterken van de «multistakeholder benadering» en aan een besturingsmodel dat is gebaseerd op een open, beschikbaar en toegankelijk internet.

  • Universal Postal Union (UPU): Binnen de UPU zal worden gewerkt aan het uitvoeren van alle afspraken die zijn gemaakt in oktober 2012 tijdens de vierjaarlijkse UPU Conferentie, waaronder het strategisch plan voor 2013–2016.

  • European Conference of Postal and Telecommunications Administrations (CEPT): De inzet in de ITU wordt regionaal voorbereid, voor landen in Europa is daarvoor CEPT het aangewezen kanaal. Daarnaast zal in CEPT verder worden gewerkt aan regionale afspraken over nummers en frequentieverdelingen en aan (technische) mandaten van de Europese Commissie. De rapporten die CEPT opstelt aan de hand van deze mandaten vormen een belangrijke input voor besluiten in het Radio Spectrum Comité van de EU. EZ draagt jaarlijks bij aan de kosten van ERO (het permanente ondersteunende bureau van CEPT in Kopenhagen).

  • The Internet Corporation for Assigned Names and Numbers/Governmental Advisory Committee (ICANN/GAC): EZ financiert samen met Brazilië en Noorwegen het secretariaat van ICANN/GAC tot en met 2015. Dit versterkt de slagkracht van overheden binnen ICANN, de organisatie die wereldwijd het domeinnamensysteem (de basis van het internet) coördineert.

  • Internet Governance Forum (IGF): Het Internet Governance Forum is het discussieforum waar ontwikkelingen op het gebied van internet met alle betrokken partijen (overheid, markt, non-profit organisaties) worden besproken. EZ doneert vooralsnog tot 2015 jaarlijks een bedrag aan het IGF, met name ter ondersteuning van het IGF-secretariaat. Verder subsidieert EZ (via DG B&I) ECP onder meer voor de jaarlijkse voorbereiding van het NL IGF platform (multistakeholders-platform)

  • Internationale organisaties Metrologie. Het gaat om bijdragen op het gebied van metrologie die vastliggen in internationale verdragen (Organisation Internationale de Métrologie Légale (OIML), WELMEC, Bureau International des Poids et Mesures (BIPM)).

Raad van deskundigen voor de nationale meetstandaarden

Het geraamde bedrag betreft vergoedingen voor de leden van de op grond van de Metrologiewet verplicht ingestelde adviesraad, kosten secretariaat en vergaderkosten. De Raad is een technisch specialistisch adviescollege als bedoeld in de Kaderwet adviescolleges. De Raad oefent toezicht uit op de verwezenlijking en het beheer van onze nationale meetstandaarden en geeft gevraagd en ongevraagd advies over meetstandaarden en grootheden.

Toelichting op de ontvangsten

High Trust

Betreft raming van ontvangsten van boetes die toezichthouders van EZ opleggen en waar – in het kader van het zogenaamde High Trust-beleid – een meerjarige raming voor wordt aangehouden. Verreweg het grootste deel van de ontvangsten betreft boetes die opgelegd worden door de ACM.

Diverse ontvangsten

Betreft ramingen voor ontvangsten uit hoofde van het beleid inzake Telecommunicatie.

Budgettair belang fiscale maatregelen

Bedragen x € 1 mln
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

BTW-vrijstelling Post

169

177

172

166

161

156

151

12 Een sterk innovatievermogen

Algemene doelstelling

Een sterker innovatievermogen van de Nederlandse economie.

  • De ambitie is dat Nederland in 2020 mondiaal tot de top 5 van de kenniseconomieën behoort. Nederland neemt nu de achtste plaats in op de ranglijst van het World Economic Forum.

  • In het kader van de Europa 2020-strategie stelt Nederland zich daarnaast ten doel dat in 2020 2,5% van het bruto binnenlands product aan onderzoek en ontwikkeling (R&D) wordt uitgegeven.

  • Bovendien is het een ambitie van het bedrijvenbeleid dat publieke en private partijen in 2015 voor tenminste € 500 mln participeren in Topconsortia voor Kennis en Innovatie, waarvan tenminste 40% wordt gefinancierd wordt door het bedrijfsleven.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van EZ is – vanuit zijn Rijksbrede verantwoordelijkheid voor innovatiebeleid – verantwoordelijk voor:

Stimuleren

  • Het stimuleren van extra investeringen in R&D en innovatie door alle bedrijven, inclusief het MKB.

  • Het stimuleren van privaatpublieke samenwerking tussen kennisinstellingen en bedrijven, zoals in de topconsortia voor kennis en innovatie (TKI).

  • Het stimuleren van de toegang tot (risico)kapitaal voor bedrijven, middels het Innovatiefonds MKB+.

  • Het stimuleren van Europese en internationale samenwerking op het gebied van R&D en innovatie.

Regisseren

  • De kabinetsbrede regie van het topsectorenbeleid en de invulling van de kennis- en innovatiecontracten.

  • Het regisseren van een effectief stelsel voor kennisbescherming en benutting.

  • De Minister van EZ en de bewindslieden van OCW coördineren en borgen de publieke kennisinfrastructuur voor toegepast en fundamenteel onderzoek.

  • Het regisseren van het Nederlandse lucht- en ruimtevaartbeleid.

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Raming 2014

Streefwaarde

Planning

Bron

R&D-uitgaven als % van het BBP 1

2,02%

2011

%

2,5%

2020

CBS

• waarvan private sector

1,13%

2011

1,13%

n.v.t.

 

CBS

• waarvan publieke sector

0,88%

2011

0,88%

n.v.t.

 

CBS

X Noot
1

De getoonde uitsplitsing van R&D-uitgaven naar publieke en private sector heeft betrekking op de sector waarbinnen het onderzoek wordt uitgevoerd, niet op de financieringsbron. De publiek gefinancierde R&D-uitgaven (inclusief WBSO) zijn voor 2011 te becijferen op 0,88% van het BBP, de privaat gefinancierde R&D-uitgaven (na aftrek van WBSO) op 1,13% van het BBP. Deze raming inclusief uitsplitsing is door EZ gedaan op basis van de recentste gegevens over de publieke financiering van R&D van het Rathenau Instituut.

Kengetallen: Innovatieprestaties van Nederland

Kengetal

2008

2009

2010

2011

2012

Ambitie 2014

Innovation Union Scoreboard: positie Nederland in EU27

9e

9e

8e

7e

5e

Positie verbeteren

Aantal bij PCT 1 aangevraagde octrooien,

         

Positie verbeteren

• per mld euro BBP (in purchasing power parity (PPP) €)

   

6,44

6,39

6,24

 

• positie Nederland in EU-27

   

4e

5e

5e

 

Aantal bij OHIM 2 aangevraagde handelsmerken,

         

Positie verbeteren

• per mld euro BBP (in PPP €)

   

7,74

7,46

7,18

 

• positie Nederland in EU-27

   

5e

7e

9e

 

Bron: Europese Commissie (Innovation Union Scoreboard 2010, 2011, 2013)

X Noot
1

Het Patent Cooperation Treaty wordt uitgevoerd door de World Intellectual Property Organisation (WIPO), het agentschap van de Verenigde Naties dat onder andere internationaal aangevraagde octrooien registreert.

X Noot
2

Het Office for Harmonisation in the Internal Market (OHIM) is het EU-agentschap dat onder andere handelsmerken registreert die in de gehele EU-27 geldig zijn.

Toelichting

Het Innovation Union Scoreboard (IUS) van de Europese Commissie geeft een totaalbeeld van de innovatieprestaties van EU-landen aan de hand van 24 indicatoren. De relatieve prestatie van Nederland binnen het IUS vertoont in de periode 2007–2012 een opwaartse lijn; van de 10e naar de 5e plaats.

De kengetallen op het terrein van intellectueel eigendom – aangevraagde octrooien en handelsmerken – uit het IUS werpen licht op de mate van doorstroming van (technologische) kennis naar nieuwe producten en diensten. Handelsmerken zijn met name relevant voor landen zoals Nederland met een relatief omvangrijke dienstensector, zo blijkt uit recent onderzoek. Ruim 58% van de onderzochte geregistreerde Beneluxmerken verwijst naar innovatie 8.

Kengetal

2006

2008

2010 1

2012

Ambitie 2014

Aandeel innoverende bedrijven:

         

• Industrie (EU27-gemiddelde)

42%

42% (44%)

53% (44%)

N.n.b.

Aandeel handhaven

• Diensten (EU27-gemiddelde)

32%

31% (35%)

44% (35%)

N.n.b.

Aandeel handhaven

Aandeel innoverende bedrijven dat (de laatste drie jaar) technologisch heeft samengewerkt met publieke partijen:

         

• Researchinstellingen (EU27-gemiddelde)

8%

10% (6%)

6% (6%)

N.n.b.

Aandeel verhogen

• Universiteiten (EU27-gemiddelde)

11%

14% (10%)

8% (11%)

N.n.b.

Aandeel verhogen

Bron: CBS en Eurostat (uitkomsten van innovatie-enquêtes, die tweejaarlijks worden gehouden)

X Noot
1

enquêtemethode gewijzigd

Toelichting

Het aandeel innoverende bedrijven geeft het percentage bedrijven weer dat de laatste drie jaar bezig is geweest met technologische innovatie. Het aandeel innoverende bedrijven dat de laatste drie jaar heeft samengewerkt met publieke partijen is vervolgens een maatstaf voor publiekprivate interactie bij innovatie. Het aandeel innoverende bedrijven in de Nederlandse industrie en dienstverlening is bij de meting over 2010 fors hoger dan in de vorige edities van de innovatie-enquête. Het CBS verklaart dit voor een belangrijk deel uit de introductie van digitale enquêteformulieren. Van de grotere groep innoverende bedrijven blijkt een kleiner aandeel samen te werken met een kennisinstelling.

Beleidswijzigingen

De TKI-toeslagregeling 2014 zal op basis van de in 2013 opgedane ervaring worden vereenvoudigd en verruimd. Voorts zal een stroomlijning met de MIT-regeling 2014 plaatsvinden.

Het kabinet heeft besloten een stimuleringspakket op het terrein van bedrijfsfinanciering in te zetten. De onderstaande onderdelen uit dit pakket zullen neerslaan op dit begrotingsartikel, onderdeel innovatiefonds MKB+:

  • Impuls voor vroege fase financiering en informal investors (€ 75 mln).

  • De Innovatiekredietbijdrage wordt tot uiterlijk 01-01-2014 verhoogd van 35% naar maximaal 50% voor de MKB-doelgroep.

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1.000
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

VERPLICHTINGEN

655.501

860.302

589.198

611.979

519.682

503.784

487.935

UITGAVEN

745.806

891.484

814.790

715.271

608.666

553.815

536.428

Waarvan juridisch verplicht (percentage)

   

70%

       
               

Leningen

39.646

164.605

95.814

107.975

76.538

58.509

58.933

– Innovatiefonds (IF): innovatiekrediet

27.296

64.914

67.459

76.342

42.542

37.367

32.362

– IF: risicokapitaal

12.350

15.591

15.555

17.033

19.296

9.642

19.979

– IF: Vroege fase / informal Investors

 

75.000

         

– IF: Fund of Funds

 

9.100

12.800

14.600

14.700

11.500

6.592

Subsidies

124.365

92.259

64.577

39.145

34.901

35.298

31.884

– Innovatie Prestatie Contracten

44.019

18.219

1.084

0

0

0

0

– Eurostars

5.680

6.738

7.916

10.162

13.117

13.750

14.800

– Lucht- en Ruimtevaart

22.434

17.055

20.281

5.290

4.873

4.301

1.798

– Overig

52.232

50.247

35.296

23.693

16.911

17.247

15.286

Opdrachten

2.366

2.420

2.633

1.622

1.696

1.696

1.696

– Onderzoek en opdrachten

2.366

2.420

2.633

1.622

1.696

1.696

1.696

Bijdragen aan agentschappen

75.197

71.923

64.882

60.891

50.829

46.463

49.280

– Agentschap NL

75.130

71.782

64.741

60.750

52.856

51.268

55.169

– Agentschap Telecom

67

141

141

141

141

141

141

– Nader te verdelen taakstelling Rijksdienst

       

– 2.168

– 4.946

– 6.030

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

150.833

142.009

133.761

117.953

111.976

109.693

108.490

– TNO

150.833

142.009

133.761

117.953

115.002

116.596

116.906

– Nader te verdelen taakstelling Rijksdienst

       

– 3.026

– 6.903

– 8.416

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

353.399

418.268

453.123

387.685

332.726

302.156

286.145

– Toeslag Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI-toeslag)

 

56.050

101.561

111.264

122.977

130.873

130.867

– Internationaal Innoveren

   

4.000

14.000

24.000

34.000

40.000

– Grote Technologische Instituten (GTI’s)

49.047

54.471

40.973

40.339

29.984

30.019

29.884

– Topsectoren overig

223.355

207.957

215.097

145.674

77.891

42.106

31.273

– Syntens

31.453

19.919

         

– Ruimtevaart (ESA)

48.805

79.343

90.259

75.175

76.641

63.925

52.888

– Overig (inclusief onderzoeksprojecten)

739

528

1.233

1.233

1.233

1.233

1.233

               

ONTVANGSTEN

70.496

57.769

49.968

55.438

56.415

58.833

60.841

– Luchtvaartkredietregeling

1.519

1.682

2.102

3.800

5.777

9.695

12.203

– Technische Ontwikkelingsprojecten (TOP)

3.939

5.000

4.000

3.000

2.000

500

0

– Rijksoctrooiwet

36.787

31.212

31.212

31.212

31.212

31.212

31.212

– Innovatiekredieten

5.980

5.544

9.816

14.588

14.588

14.588

14.588

– Seed

585

           

– Eurostars

1.143

2.056

1.250

1.250

1.250

1.250

1.250

– Diverse ontvangsten

20.543

12.275

1.588

1.588

1.588

1.588

1.588

Budgetflexibiliteit

Leningen: Het budget 2014 voor het Innovatiefonds is voor 58% juridisch verplicht.

Subsidies: De beleidsbudgetten worden per jaar gepubliceerd. Van het beschikbare budget 2014 is 58% juridisch verplicht. Het betreft onder andere uitfinanciering van tot en met 2013 aangegane verplichtingen. Het budget voor de regeling MKB Innovatiestimulering Topsectoren (MIT) van € 22 mln (32% van het totale budget subsidies) is nog niet juridisch verplicht. Dit zal in 2014 plaatsvinden. Van het totale budget subsidies heeft 3% betrekking op de rente luchtvaartkredietregeling. Dit budget is bestuurlijk gebonden.

Opdrachten: Van het opdrachtenbedrag is 91% juridisch verplicht. Het betreft de uitfinanciering van in voorgaande jaren aangegane verplichtingen.

Bijdragen aan agentschappen: Het budget betreft de financiering van het opdrachtenpakket 2014 aan Agentschap NL en aan Agentschap Telecom en is 100% juridisch verplicht.

Bijdragen ZBO’s/RWT’s: Het budget betreft de uitfinanciering van de commitering 2014 aan TNO. Het budget is 100% juridisch verplicht.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties: Van dit bedrag is 61% juridisch verplicht. Dit betreft vooral de bijdragen aan Nationaal Lucht en Ruimtevaartlaboratorium, Stichting Technische Wetenschappen, verschillende Technologische Topinstituten en de uitfinanciering van de verschillende innovatieprogramma’s. Een deel van het budget van de TKI-toeslagregeling, circa € 77 mln, is nog niet juridisch verplicht. Dit betreft circa 17% van het totale budget aan (inter)nationale organisaties. De juridische verplichting van dit budget zal naar verwachting in 2014 plaatsvinden. Van de uitgaven aan (inter)nationale organisaties is 9% bestuurlijk gebonden. Dit betreft onder andere de uitgaven aan NWO, Deltares, Marin en de Adviesraad voor Wetenschaps- en Technologiebeleid.

Toelichting op de financiële instrumenten

Samenhang instrumenten in het innovatiebeleid

Het innovatiebeleid heeft twee sporen: het generieke spoor en het specifieke spoor. Het generieke spoor bestaat uit het fiscale innovatie-instrumentarium (WBSO, RDA, innovatiebox), het Innovatiefonds MKB+ en enkele andere instrumenten. Dit betreft verreweg het grootste deel van het totale innovatiebudget (fiscaal en niet-fiscaal). Daarvan komt het grootste deel terecht bij het MKB, zowel in gebruikers (circa 95% in 2012) als in budget (circa 65% in 2012) 9. De generieke instrumenten beogen – tegen geringe uitvoeringskosten – bedrijven in de volle breedte van de economie aan te zetten tot innovatie.

Het specifieke spoor heeft betrekking op de topsectorenaanpak. Een essentieel onderdeel daarvan wordt gevormd door de innovatiecontracten in de topsectoren. Daarin formuleren bedrijven, kennisinstellingen en overheden, samen de «gouden driehoek», op het gebied van innovatie en kennis de agenda’s en de programma’s, waarbij ook de inzet van middelen van de betrokken partijen is bepaald. Vanuit budgettaire optiek zijn hier de bijdragen aan de kennisinstellingen (TNO, GTI’s) en de TKI-toeslag van belang.

Een goede verbinding met de initiatieven van de EU en andere landen is integraal onderdeel van het Nederlandse innovatiebeleid. Essentieel is de band tussen de topsectoren en de EU-programma’s op het terrein van kennis en innovatie. Het topsectorenbeleid maakt bovendien gerichter werk van bilaterale contacten en economische diplomatie.

Leningen

Innovatiefonds MKB+

Het Innovatiefonds MKB+ bestaat uit het Innovatiekrediet, de Seed capital-regeling en het Fund of Funds. Het Innovatiekrediet vergemakkelijkt de toegang tot vreemd vermogen voor MKB en grootbedrijf. De Seed capital-regeling ondersteunt starters in high tech en creatieve sectoren bij het verwerven van eigen vermogen (early stage risicokapitaal). Het Fund of Funds maakt deel uit van het Innovatiefonds ter ondersteuning van de later stage risicokapitaalmarkt. Dit initiatief is samen met het Europees Investeringsfonds (EIF) opgezet, dat ook € 50 mln bijdraagt, waarmee in totaal een investeringsfonds van € 150 mln beschikbaar komt. Deze drie instrumenten verlagen het risico voor private vermogensverschaffers om innovatieprojecten van bedrijven te financieren en voorzien in de behoefte van bedrijven voor een betere toegang tot risicokapitaal voor innovatie. Het fonds heeft een revolverend karakter; opbrengsten van succesvolle innovaties vloeien weer terug in het fonds, zodat ze weer opnieuw kunnen worden ingezet. In totaal is voor de periode 2012–2015 een bedrag van € 500 mln via het fonds beschikbaar. Conform verwachting zal ultimo 2013 ongeveer de helft van het fonds een bestemming hebben gekregen.

Als onderdeel van het stimuleringspakket heeft het kabinet tenslotte besloten om het innovatiefonds te versterken met een aantal concrete maatregelen. Er wordt in totaal € 75 mln bestemd voor vroege fase financiering en investeringen van informal investors in jonge en kleine bedrijven. Hierbij wordt maximale aansluiting gezocht bij het MKB-innovatiefonds verzekeraars (bijvoorbeeld door een financiële bijdrage van het Rijk van € 20 mln). Vroege fase financiering is bedoeld voor innovatieve startende bedrijven en het bestaande innovatieve MKB met ambitieuze groeiplannen. Deze financiering stelt bedrijven in staat om een eerste prototype te maken en hun businessmodel verder uit te werken teneinde in staat te zijn zelfstandig vervolginvesteringen aan te trekken. Met het bieden van een cofinanciering op investeringen van informele investeerders in met name jonge innovatieve en kleine bedrijven wordt financiering geboden voor een groep bedrijven die, mede door de aanscherping van de regelgeving (Basel III) en de crisis, moeilijk aan financiering kan komen. Deze twee instrumenten sluiten op elkaar aan en ondersteunen de de moeilijk te financieren eerste doorgroei van innovatieve startende bedrijven en ambitieus bestaand MKB. Daarnaast wordt het bestaande innovatiekrediet verruimd voor kleine bedrijven en voor MKB-bedrijven die samenwerken. Dit betekent dat de overheidsbijdrage aan innovatieprojecten binnen het innovatiekrediet voor deze doelgroepen wordt verhoogd van 35% naar 45% respectievelijk 50%.

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Streefwaarde 1

Planning

Bron

Aantal bedrijven dat Innovatiekrediet gebruikt

36

2012

34

2014

AgNL

Omvang private R&D-uitgaven ondersteund met een Innovatiekrediet (x € 1 mln)

159

2012

174

2014

AgNL

Aantal participaties via SEED en Fund of Funds 2

29

2010

>30

2014

AgNL/EIF

Omvang gestimuleerd risicokapitaal voor innovatieve bedrijven door SEED en Fund of Funds (x € 1 mln)

43

2010

>40

2014

AgNL/EIF

X Noot
1

streefwaarde = raming 2014

X Noot
2

In 2010 was alleen de SEED-capitalregeling actief.

Toelichting

EZ hanteert voor de innovatiekredieten een indicator die aangeeft hoeveel private R&D-uitgaven worden ondersteund met het innovatiekrediet. De streefwaarde voor 2014 (€ 174 mln) is vastgesteld op basis van het beschikbare verplichtingenbedrag voor innovatiekredieten in 2014 (€ 61 mln) en het feit dat EZ maximaal 35% van de subsidiabele innovatieprojectkosten financiert. De verwachting is dat hiermee in 2014 ongeveer 34 bedrijven kunnen starten met hun innovatieprojecten.

Voor het stimuleren van de risicokapitaalmarkt via de SEED-capitalregeling en het Fund of funds is een relevante indicator hoeveel participaties de overheid genomen heeft in private risicokapitaalfondsen. Daarnaast wordt een indicator gehanteerd die aangeeft hoeveel risicokapitaal in totaal (private en overheidsbijdrage) beschikbaar komt voor innovatieve ondernemingen. De streefwaarde voor 2014 is minimaal € 40 mln.

Subsidies

MKB innovatiestimulering Topsectoren (MIT) en InnovatiePrestatieContracten (IPC)

In 2013 werd de regeling InnovatiePrestatieContracten (IPC) uitgevoerd met een budget van € 7,75 mln. Ongeveer 250 ondernemers namen dat jaar deel aan een IPC. Dit was tevens het laatste uitvoeringsjaar voor het IPC. Vanaf 2014 is alleen nog sprake van afronding van de projecten die in 2012 en 2013 zijn gestart.

Het IPC budget is in 2013 al voor een belangrijk deel aangewend voor de nieuwe regeling MKB Innovatiestimulering Topsectoren (MIT). Vanaf 2014 wordt het voor IPC gereserveerde budget (€ 15 mln, na invulling subsidietaakstelling) volledig ingezet op deze nieuwe MIT-regeling. In 2014 zal het budget voor de MIT daarbij worden gehandhaafd op het niveau van 2013 (€ 22 mln). Daarnaast zullen gesprekken met de regio worden gevoerd over nauwere samenwerking en stroomlijning. Ten slotte zal, bij wijze van pilot, worden toegestaan dat TKI's een deel van de door hen verdiende TKI-toeslag in kunnen zetten voor een verhoging van de MIT-regeling voor de betreffende topsector. Binnen de MIT kan gebruikt gemaakt worden van verschillende instrumenten, waaronder haalbaarheidsonderzoeken, R&D- samenwerkingsprojecten en IPC’s. Daarnaast kunnen TKI’s binnen het MIT subsidie aanvragen voor netwerkactiviteiten en innovatiemakelaars voor het MKB.

Het budget voor de MIT regeling wordt verdeeld over de topsectoren en de sector doorsnijdende thema’s (biobased en ICT). De topteams hebben een grote mate van betrokkenheid ten aanzien van de aanwending van de middelen die per sector zijn vastgelegd. De voorkeur van de topteams voor een bepaalde mix van inovatie-instrumenten en de thema's waarbinnen de aanvragen van MKB-ondernemers moeten passen zal daarom in beginsel worden gevolgd.

De doelstellingen van de MIT zijn:

  • 1. zoveel mogelijk ondernemers aan te laten sluiten bij de topsectoren. De streefwaarde wordt uitgedrukt in aantallen deelnemers aan MIT.

  • 2. innovatieve bedrijven zoveel mogelijk te laten samenwerken bij onderzoek en innovatie, zowel met elkaar als met kennisinstellingen. Dit doel zal op termijn getoetst worden in een evaluatie van het instrument. Daarnaast zal op termijn worden nagegaan waar de diverse projecten toe hebben geleid in termen van bijvoorbeeld vervolgonderzoek en ontwikkelen van nieuwe producten.

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Streefwaarde

Planning

Bron

Aantal bedrijven dat deelneemt aan MIT

1.500

2013

600

2014

AgNL

Omvang private R&D-uitgaven ondersteund met MIT (x € 1 mln)

€ 30

 

€ 45

 

AgNL

Toelichting

Aangezien de MIT-regeling in 2013 haar eerste rondes voor projectvoorstellen heeft gehouden, zijn de referentiewaarde en de streefwaarde gebaseerd op de verwachte waarden in 2013.

De referentiewaarde voor het aantal deelnemers geldt voor de instrumentenmix in 2013. Een andere mix (bv minder vouchers en meer samenwerkingsprojecten) kan tot andere aantallen deelnemers leiden.

Eurostars

De regeling Eurostars is met name gericht op het high-tech MKB en ondersteunt bedrijven en kennisinstellingen die met buitenlandse partijen in Europa willen samenwerken in projecten die gericht zijn op marktgericht technologisch onderzoek en ontwikkeling.

Het jaar 2014 zal in het teken staan van de start van Eurostars II, het vervolg op het huidige zevenjarige Eurostars-programma dat eind 2013 afloopt. De verwachting is dat het nieuwe programma ten opzichte van het huidige aanzienlijk zal groeien door een hogere bijdrage van de diverse landen en van de Europese Commissie als cofinancier. Met deze hogere bijdragen wordt tegemoetgekomen aan de grote belangstelling vanuit bedrijven en kennisinstellingen. Het nieuwe programma zal op belangrijke punten verder worden verbeterd. Zo zal met name de tijd die gemoeid is met het afhandelen van de aanvraag- en goedkeuringsprocedure van projectvoorstellen worden gereduceerd.

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Streefwaarde 1

Planning

Bron

Aantal Nederlandse deelnemers aan Eurostars

44

2012

66

2014

AgNL

• waarvan bedrijven

37

 

50

   

• waarvan high-tech MKB (%)

89%

 

85%

   

Door Eurostars ondersteunde private R&D-uitgaven van Nederlandse deelnemers (mln euro)

11,1

2012

15,5

2014

AgNL

X Noot
1

Streefwaarde = raming 2014

Toelichting

De referentiewaarden in bovenstaande tabel hebben betrekking op alle projecten die in 2012 gerealiseerd werden. Wat het aantal deelnemers betreft tonen bovenstaande cijfers unieke organisaties die in 2012 één of meermalen succesvol aan een call hebben deelgenomen. De omvang van de ondersteunde private R&D-uitgaven is de som van de door deelnemers (bedrijven) opgegeven subsidiabele kosten op het moment van commitering. Dankzij hun deelname aan Eurostars-projecten krijgen Nederlandse organisaties ook toegang tot de kennis en R&D-resultaten van hun buitenlandse partners. De totale omvang (inclusief subsidie en bijdragen van kennisinstellingen) van de Eurostars I-projecten met Nederlandse deelname bedroeg sinds 2007 tot en met 2012 € 150 mln.

De Europese Commissie heeft bekend gemaakt € 287 mln beschikbaar te willen stellen voor het Eurostars-II-programma tijdens de looptijd van H2020. Hierover moet nog besluitvorming plaatsvinden in de Raad en het Europees Parlement.

Bovengenoemde streefwaarden gaan uit van continuering van de situatie in de periode 2007–2014, waarin er vanuit de EU 25% werd bijgedragen van het bedrag dat nationale overheden aan financiering voor Eurostars-projecten toekenden. Op dit moment zijn ook de voorwaarden waaronder de verschillende soorten mogelijke deelnemers aan een projectconsortium (kennisinstellingen, MKB'ers en grote bedrijven) in Eurostars II zullen worden ondersteund, nog onderwerp van internationaal overleg. De streefwaarden voor 2014 hierboven gaan uit van de regels zoals die nu (onder Eurostars I) gelden.

Lucht- en Ruimtevaart

Deze post heeft betrekking op de uitfinanciering van het specifieke luchtvaartbeleid (met name de luchtvaartkredietregeling) en op nationale ruimtevaartprogramma’s, zoals de Prekwalificatie ESA-programma’s.

Opdrachten

Onderzoek en opdrachten

Uit dit budget worden beleidsonderzoek, verplichte evaluaties van beleidsinstrumenten en beleidsdoorlichtingen gefinancierd.

Bijdragen aan agentschappen

Agentschap NL

De uitvoering van een deel van de innovatie-instrumenten, zoals WBSO, RDA, Innovatiefonds MKB+, Eurostars en het kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling (Horizon 2020), wordt verzorgd door Agentschap NL. Dit betreft activiteiten als beoordeling van aanvragen, bedrijfscontroles, voorlichting over de instrumenten en het terugontvangen van kredieten. Daarnaast heeft Agentschap NL ook andere taken:

  • Het netwerk van Innovatie Attachés (voorheen Technisch Wetenschappelijk Attachés) is een onderdeel van Agentschap NL en bevordert de samenwerking van Nederlandse bedrijven, kennisinstellingen en overheidsorganisaties met het buitenland met als doel het innovatievermogen van Nederland te versterken. Daarbij concentreert het zich op de internationalisering van de innovatiecontracten van de topsectoren en speelt het in op nieuwe technologische ontwikkelingen die voor de Nederlandse kenniseconomie en de hele innovatieketen van belang zijn.

  • Een goed functionerend stelsel van intellectuele eigendomsrechten is een belangrijke voorwaarde voor een innoverende en dynamische economie. Essentieel daarbij is het vinden van de juiste balans tussen enerzijds kennisbescherming en anderzijds de verspreiding en benutting van kennis. De uitvoeringsorganisatie NL-Octrooicentrum (NL-OC, onderdeel van Agentschap NL) is belast met de verlening en registratie van octrooien, de inning van taksen en de uitvoering van andere wettelijke taken onder de Rijksoctrooiwet 1995 (plus de nakoming van Europese en internationale verplichtingen). Voor het stimuleren van het gebruik van het octrooisysteem en van de kennis die in octrooidatabanken is opgeslagen, geeft NL-OC voorlichting aan bedrijven, kennisinstellingen en overheden.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

TNO

De deels publiek gefinancierde kennisinfrastructuur voor toegepast onderzoek in Nederland bestaat met name uit TNO en de vijf zogenoemde «Grote Technologische Instituten» (GTI’s). EZ investeert samen met enkele andere ministeries in deze instituten, omdat hier onafhankelijk onderzoek in Nederland plaatsvindt dat kansen kan creëren voor innovatie en economische groei.

TNO is het grootste instituut voor (natuurwetenschappelijk) toegepast onderzoek. Het bestrijkt een breed onderzoeksgebied en is daarmee het enige instituut dat kennis ontwikkelt op het terrein van alle topsectoren. Daarnaast ontwikkelt het kennis op een aantal maatschappelijke thema’s, met name defensie, maatschappelijke veiligheid, leefomgeving, arbeid en gezondheid en ICT.

De belangrijkste uitdagingen voor 2014 inzake toegepast onderzoek zijn:

  • verdere uitwerking geven aan de rol die TNO speelt in de innovatiecontracten en de Topconsortia voor Kennis en Innovatie;

  • een scherpere balans tussen een sterke publieke kennisbasis en het flexibel inspelen op- en nader invullen van de vraag uit de topsectoren;

  • een zodanige financieringswijze en uitvoering van onderzoek dat onbedoelde concurrentie tussen de publiek gefinancierde instituten en private partijen zoveel mogelijk wordt vermeden.

Met de Kabinetsvisie op toegepast onderzoek (TK, 32 637, nr. 68) zijn hiervoor beleidsmaatregelen aangekondigd die in 2014 zullen worden uitgevoerd. Onderdeel hiervan is een heroverweging van de ZBO-status van TNO.

Met de indicator «klanttevredenheid cofinanciers bij kennisontwikkeling TNO» wordt de algemene tevredenheid gemeten van bedrijven (MKB en grootbedrijf) die aan cofinancieringprojecten deelnemen in het onderzoeksprogramma van TNO. Deze is opgenomen in de tabel bij de GTI’s. Dit geldt ook voor de indicator «kennisbenutting».

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

Toeslag Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI-toeslag)

In 2013 zijn de Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI’s) gestart met het bundelen en stroomlijnen van de onderzoeksprogrammering in de gehele kennisketen. Mede om de werkwijze van de TKI’s te vereenvoudigen heeft het kabinet samen met alle belanghebbenden en de topteams afspraken gemaakt over de programmering van fundamenteel en toegepast onderzoek en bijbehorende modellen voor intellectueel eigendom. Met de verdere vereenvoudiging en uniformiteit van de werking van de TKI’s zal ook de werking van de TKI toeslag vereenvoudigen. De TKI-toeslagregeling zal daarnaast worden aangepast en verruimd op basis van de opgedane ervaring in de uitvoering. Hierbij zullen ook de innovatie-activiteiten uit de TKI-toeslagregeling en de MIT-regeling op een meer logische en geharmoniseerde wijze worden ondergebracht in deze regelingen. Ten slotte zal, bij wijze van pilot, worden toegestaan dat TKI's een deel van de door hen verdiende TKI-toeslag in kunnen zetten voor een verhoging van MIT-regeling voor de betreffende topsector.

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Raming 2014

Streefwaarde

Planning

Bron

Omvang middelen PPS-projecten TKI (x € 1 mln)

n.v.t.

n.v.t.

550

500

2015

AgNL

• waarvan private middelen (%)

n.v.t.

n.v.t.

40%

40%

2015

AgNL

Toelichting

De geraamde private bijdrage aan de TKI's bedraagt in 2013 maximaal € 319 mln. Begin 2014 wordt duidelijk welke private bijdragen in 2013 daadwerkelijk gerealiseerd zijn.

Horizon 2020/Internationaal Innoveren

Het zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling (KP7) loopt eind 2013 af. Horizon 2020 (looptijd 2014–2020) is het nieuwe programma voor onderzoek en innovatie en omvat programma’s zoals die nu in KP7 zitten, de innovatiegerelateerde onderdelen die in de periode 2007–2013 waren ondergebracht in het Concurrentiekracht en Innovatieprogramma (CIP), en het Europees Instituut voor Innovatie en Technologie (EIT). Het doel is de wetenschappelijke en technologische basis van Europa te versterken, evenals de concurrentiekracht van het Europese bedrijfsleven. Daarnaast is benutting van kennis voor het oplossen van maatschappelijke uitdagingen een belangrijk uitgangspunt. Het bij AgentschapNL ondergebrachte Expertisecentrum Internationaal onderzoek en Innovatie stimuleert in opdracht van EZ en andere departementen Nederlandse deelname aan Horizon 2020.

Voor EZ gaat de aandacht uit naar het verbinden van Horizon 2020 met het nationale innovatiebeleid, in het bijzonder de topsectoren, het op peil houden van de deelname van Nederlandse partijen en het vergroten van de bedrijfsdeelname (vooral het MKB).

Indicator

Referentiewaarde 1

Peildatum

Streefwaarde 2

Planning

Bron

Aantal Nederlandse deelnemers aan KP7/ H2020

1.200

t/m 2012

300

2014

AgNL/EC

– waarvan bedrijven

850

 

200

   

Omvang KP7/H2020-middelen voor Nederlandse deelnemers (retour in mln euro)

€ 2.600

sinds 2007

t/m 2012

€ 600

2014

AgNL/EC

– waarvan bedrijven (%)

20%

 

25%

   

Retourpercentage voor Nederland (%)

7,1%

t/m 2012

7,0%

2014

AgNL/EC

X Noot
1

referentiewaardes betreffen cumulatieve cijfers voor KP7 in 2007–2012

X Noot
2

streefwaarden voor 2014 hebben betrekking op H2020

Toelichting

De referentiewaardes in bovenstaande tabel zijn cumulatief en hebben betrekking op KP7-calls die in de periode 2007–2012 hebben plaatsgevonden (peildatum februari 2013). Wat het aantal deelnemers betreft, gaat het om unieke organisaties die één of meermalen succesvol aan een call hebben deelgenomen.

De streefwaarden in de tabel zijn ramingen voor 2014 op basis van de ervaringen met Nederlandse deelname aan het 7e Kaderprogramma, de vormgeving van H2020 zoals bekend in augustus 2013 en het geplande beschikbare budget onder Horizon 2020 voor 2014.

In de periode 2007 tot en met februari 2013 ging 7,1% van het KP7 subsidiebudget naar Nederlandse onderzoekers (waarvan 20% naar bedrijven), hetgeen zich over de gehele looptijd van KP7 zou vertalen naar € 3 mld (waarvan € 600 mln voor bedrijven). Dit retourpercentage is hoger dan op basis van de Nederlandse bijdrage aan de EU (= 5%) te verwachten is en geeft aan dat Nederlandse deelnemers aan KP7 op een hoger dan gemiddeld niveau hebben geparticipeerd.

Naar verwachting zal de concurrentie met andere lidstaten in Horizon 2020 toenemen omdat ook de Midden- en Oost-Europese «nieuwe» landen kwalitatief beter worden in onderzoek en innovatie. Het streven is om 7,0 % te halen voor het gehele 7e Kaderprogramma.

Voor 2014 is de planning van de Europese Commissie (EC) om van het totale H2020-budget (€ 70,2 mld) € 8,588 mld beschikbaar te stellen, wat zich vertaalt in een streefwaarde van ongeveer € 600 mln voor Nederlandse deelnemers. Het streven is voorts om het aandeel daarvan voor bedrijven ten opzichte van KP7 te vergroten naar 25%, in lijn met de doelstellingen van Horizon 2020. De geraamde reeks voor internationaal innoveren is gereserveerd voor de cofinanciering op Nederlandse deelname in de EU-programma’s Eureka, Eurostars en Joint Technology Initiatives.

Grote Technologische Instituten (GTI’s)

  • Deltares is een GTI op het gebied van deltatechnologie. Als onafhankelijk kennisinstituut en specialistisch adviseur levert Deltares bijdragen aan innovatieve oplossingen voor water-, ondergrond- en deltavraagstukken die het leven in delta’s, kust- en riviergebieden veilig, schoon en duurzaam maken.

  • MARIN is een internationaal toonaangevende GTI op het gebied van hydromechanisch en nautisch onderzoek. Samen met Nederlandse en internationale universiteiten wordt fundamenteel en toegepast onderzoek verricht om de kennis en gereedschappen voor de sector te ontwikkelen.

  • Het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR) is een GTI dat een kennisbasis onderhoudt en ontwikkelt op het gebied van militaire (ten behoeve van het Ministerie van Defensie) en civiele luchtvaart (ten behoeve van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu). Daarnaast wordt de ontwikkelde kennis samen met bedrijven uit de sector lucht- en ruimtevaart ingezet voor nieuwe commerciële mogelijkheden. Met de rijksbijdrage vindt toegepast onderzoek plaats en worden belangrijke onderzoeksfaciliteiten als vluchtnabootsers en windtunnels in bedrijf gehouden.

  • De GTI’s ECN en DLO worden toegelicht in respectievelijk artikel 14 en 16.

De GTI’s richten onderzoek op de uitwerking van de agenda’s van de topsectoren uit het bedrijfslevenbeleid. Hiervoor zijn nadere spelregels afgesproken (TK, 28 753, nr. 30) die voor de inzet van TNO en GTI’s in publiek-private samenwerkingsverbanden in Topsectoren maatgevend zullen zijn. Daarnaast blijft er ruimte voor onderzoek in het kader van maatschappelijke thema’s zoals leefomgeving, maatschappelijke veiligheid, arbeid en gezondheid en voor onderzoek ten behoeve van (wettelijke) taken van de overheid.

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Streefwaarde1

Planning

Bron

Klanttevredenheid Deltares

7,9

2011

8,0

2014

Deltares

Klanttevredenheid MARIN

8,3

2011

8,0

2014

MARIN

Klanttevredenheid NLR

8,7

2011

8,0

2014

NLR

Klanttevredenheid cofinanciers TNO

7,2

2011

8,0

2014

TNO

Toelichting

De scores in bovenstaande tabel zijn gebaseerd op de recentste onafhankelijke onderzoeken naar klanttevredenheid die TNO en de GTI’s hebben laten uitvoeren en waar nodig omgerekend naar een schaal van 1 tot 10. De streefwaarde van 8,0 bevindt zich nabij de gemiddelde score voor vergelijkbare organisaties.

In de begroting van 2013 is vermeld dat daarnaast een waarde voor kennisbenutting – de vraag of de klant de kennis daadwerkelijk kan toepassen – ontleend zal worden aan het onderdeel utilisatie in het eerstvolgende klanttevredenheidsonderzoek dat TNO, Deltares, MARIN en NLR zullen laten uitvoeren. Deze onderzoeken vinden in 2013 plaats. Op dit moment zijn nog geen referentiewaarden beschikbaar.

Topsectoren overig

STW (Stichting voor de Technische Wetenschappen) financiert technisch wetenschappelijk onderzoek aan Nederlandse universiteiten en instituten. Met de bijdrage van EZ worden de Perspectiefprogramma's gefinancierd, die worden ingezet voor innovatiecontracten van topsectoren. Voor de bijdrage aan STW is structureel ongeveer € 20 mln per jaar beschikbaar.

De perspectiefprogramma’s van STW zullen inhoudelijk worden aangesloten op de innovatiecontracten van de topsectoren. Dat doet STW door de onderzoeksvoorstellen behalve op excellentie en utilisatie ook te toetsen op de mate waarin voorstellen passen in onderzoekroadmaps van de topsectoren.

Deze post bevat daarnaast de middelen die gereserveerd zijn voor de Technologische Top Instituten (TTI’s), internationale programma’s – zoals de Joint Technology Initiatives (JTI’s) en Eurekaclustergelden – en de afbouw van Innovatieprogramma’s. Vanwege deze afbouw loopt de reeks «Topsectoren overig» sterk af.

Ruimtevaart (ESA)

De financiële bijdrage aan Ruimtevaart verloopt voornamelijk via inschrijving op verplichte programma’s (= contributie) van European Space Agency (ESA) en gerichte inschrijving op optionele programma’s van ESA. De ingeschreven middelen worden via open competitie in contracten uitgezet bij Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen (Geo Return systeem).

Daarnaast kent het Ruimtevaartbeleid een (beperkt) flankerend beleid waarin onder andere wetenschappelijke instrumenten ontwikkeld worden. In dit beleid worden ook de middelen verantwoord voor de EZ-bijdrage om het TROPOMI-instrument 10 te bouwen. Bovendien wordt in 2014 vorm en inhoud gegeven aan beleid om te bevorderen dat nieuwe diensten worden ontwikkeld op basis van satellietdata, die beschikbaar komen via de nieuwe Copernicus aardobservatiesatellieten van de EU en ESA en het satellietdataportaal van het Netherlands Space Office (NSO). Uitvoering van dit beleid is neergelegd bij het NSO. In het najaar van 2014 vindt de driejaarlijkse ESA-Ministersconferentie plaats in Luxemburg.

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Raming 2014

Streefwaarde

Planning

Bron

Aantal Nederlandse bedrijven dat deelneemt aan ruimtevaartprogramma's ESA

155

2011

170

175

2015

ESA

Ruimtevaart geo-return/retour (%)

1,09

2011

1,05

1

2015

ESA

Toelichting

De prestatie-indicator «ruimtevaart geo-return/retour (%)» betreft research- en leveringsopdrachten van ESA aan de Nederlandse industrie en kennisinstellingen. Deze opdrachten komen voort uit de Nederlandse contributies aan diverse R&D-programma’s van ESA. Daarbij wordt door ESA een retour van 0,9 (90%) van de bijdragen van lidstaten aan deze programma’s gegarandeerd. Een hogere retour dan 1 betekent dat Nederlandse bedrijven succesvol zijn bij het werven van ESA-orders, maar ook dat Nederland uit eigen middelen moet compenseren aan lidstaten met een lagere retour dan 1; vandaar de streefwaarde van 1.

Toelichting op de ontvangsten

Luchtvaartkredietregeling

Het betreft terugbetalingen (kredietsom + rente) van kredieten, verleend in de periode 1998–2003 voor vliegtuigtechnologieprojecten. De hoogte van de ontvangsten hangt samen met toelevering van zogenaamde «shipsets» aan de uiteindelijke vliegtuigbouwer.

Technische Ontwikkelingsprojecten (TOP)

Ontvangsten bestaan uit rente en aflossingen op in het verleden verstrekte kredieten onder TOK, KREDO en TOKMPO. Met ingang van 2001 zijn deze drie regelingen vervangen door de TOP. De ontvangsten voor deze regeling (het terugbetalen van de subsidie als het ontwikkelingskrediet tot omzet leidt) worden ook hier geraamd. Raming van de ontvangsten is over het algemeen onzeker ten gevolge van onvoorspelbaarheid van het succes van de projecten en van terugbetaling door bedrijven.

Rijksoctrooiwet

De hier geraamde ontvangsten zijn de helft van de feitelijke ontvangsten uit taksen. De andere helft wordt afgedragen aan het Europees Octrooibureau.

Innovatiekredieten

Betreft initiële raming ontvangsten (rente + risico-opslag) Innovatiekrediet van de «technische ontwikkelingsprojecten» en van de «klinisch ontwikkelingsprojecten». Deze ontvangsten dienen als funding voor het innovatiefonds.

Eurostars

Deze raming is de verwachte «top-up» van de Europese Commissie van 25%, boven op de nationale middelen. De structurele raming van de ontvangsten zal in het voorjaar van 2014 worden bezien.

Budgettair belang fiscale maatregelen

Bedragen x € 1 mln.
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Aftrek speur- en ontwikkelingswerk (WBSO)

8

8

8

8

8

8

8

Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk (WBSO)

729

690

756

640

640

630

630

Research & Development Aftrek (RDA)

130

375

302

449

345

340

340

Noot:

Het regeerakkoord (maatregel 81 en 84) bevat een taakstelling op het (fiscaal) innovatiebeleid. Voor 2014 betekent dit een taakstelling op de fiscale innovatie-instrumenten van € 168 mln, waarvoor € 138 mln dekking binnen het budget van de RDA wordt voorgesteld. De overige € 30 mln taakstelling wordt gerealiseerd door het structureel maken van de tijdelijke korting op de Energie Investeringsaftrek (EIA), Milieu-investeringsaftrek (MIA) en de willekeurige afschrijving milieu-investeringen (Vamil).

Fiscale instrumenten

Fiscale innovatie-instrumenten vormen de kern van het generieke beleidsinstrumentarium. Naast de reeds langer bestaande WBSO die het arbeidskostendeel van speur- en ontwikkelingswerk (S&O) bevordert binnen de private R&D-uitgaven, is per 1 januari 2012 ook de Research & Development Aftrek (RDA) ingevoerd voor overige R&D-kosten en -investeringen die met R&D samenhangen. Tenslotte bestaat sinds enkele jaren de Innovatiebox waarbij de opbrengsten van innovatie voor een lager tarief van de vennootschapsbelasting in aanmerking komen. De WBSO, de RDA en de Innovatiebox zijn fiscale maatregelen en staan daarom niet als uitgaven op de EZ-begroting.

S&O afdrachtsvermindering

De WBSO is de verzamelnaam voor de faciliteit afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk (S&O) in de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen en de S&O-aftrek in de Wet inkomstenbelasting.

De WBSO is gericht op het stimuleren van investeringen in S&O door het bedrijfsleven, door de loonkosten voor het verrichten van S&O te verlagen. Het kabinet stelt naar aanleiding van de laatste evaluatie over de WBSO in 2012 (over de periode 2006–2010) voor om de eerste schijf te verlagen van 38% naar 35% en tevens te verlengen van € 200.000 naar € 250.000. Dit is met name van belang om het mkb meer mogelijkheden te bieden om door te groeien, omdat kleinere tot middelgrote bedrijven van een schijfverlenging kunnen profiteren.

Kengetal

2008

2009

2010

2011

2012

Aantal bedrijven dat gebruik maakt van WBSO

13.450

16.620

19.450

20.530

22.220

Aantal S&O-arbeidsjaren

62.390

67.600

73.660

75.330

79.560

Door WBSO ondersteunde private R&D-uitgaven (S&O-loon, x € 1 mln)

2.552

3.011

3.377

3.571

3.850

Bron: Agentschap NL

Toelichting

Het aantal bedrijven met een S&O-verklaring (dat wil zeggen WBSO gebruikers) in 2012 is ten opzichte van 2011 met 8,2% gegroeid tot 22.220. Daarvan behoorde 97% tot het MKB. Van het budget ging 73% naar het MKB. Het aantal toegekende S&O-uren is met 5,6% gegroeid tot 79.560 S&O-arbeidsjaren. Aldus ondersteunde de WBSO circa € 3,9 mld van de S&O-loonuitgaven van bedrijven. De verwachting is dat in 2013 het aantal aanvragers van de regeling licht zal stijgen.

Research & Development Aftrek (RDA)

De RDA heeft tot doel innovatie en S&O van het Nederlandse bedrijfsleven te bevorderen door een fiscaal voordeel voor niet-loonkosten en investeringen die betrekking hebben op S&O. Het RDA bedrag wordt opgevoerd als een aftrekpost in de inkomsten- of vennootschapsbelasting.

De RDA is in 2012 geïntroduceerd. Naar verwachting zal het aantal aanvragers in 2013 stijgen. Het kabinet stelt voor om van de onderuitputting van 2012 € 104 mln toe te voegen aan het RDA budget van 2015. Op basis van het geraamde gebruik wordt voorzien om het fiscaal voordeel te verhogen van 54% naar 60% van de goedgekeurde RDA-kosten/-uitgaven, of 60% van het forfaitaire bedrag op basis van de goedgekeurde S&O-uren. Eind 2013 wordt het definitieve RDA percentage voor 2014 bij ministeriële regeling vastgesteld.

Kengetal

2012

Aantal bedrijven dat gebruik maakt van RDA

13.860

Door RDA ondersteunde private R&D uitgaven (x € 1 mln)

2.035

Bron: Agentschap NL

Innovatiebox

De innovatiebox heeft tot doel innovatie te bevorderen en het vestigingsklimaat te verbeteren. De innovatiebox is een generieke maatregel en staat open voor zowel het MKB als grote bedrijven. De innovatiebox is van toepassing op de voordelen uit een door de ondernemer zelf voortgebracht immaterieel activum waarvoor een octrooi is verleend of waarvoor in de onderzoeksfase een S&O-verklaring is afgegeven (WBSO). De toepassing van de innovatiebox betekent dat een ondernemer geen 25% maar 5% vennootschapsbelasting hoeft te betalen over voordelen behaald met het immaterieel activum.

13 Een excellent ondernemingsklimaat

Algemene doelstelling

Randvoorwaarden scheppen voor een excellent ondernemingsklimaat.

Bedrijven zijn de motor achter economische groei. De overheid schept de juiste randvoorwaarden, zodat bedrijven kunnen investeren en groeien. Bijzondere aandacht gaat daarbij uit naar de concurrentiekracht van negen topsectoren.

Om deze doelstelling te bereiken zet EZ financiële instrumenten in, zoals borgstellingen en garanties. De financiële instrumenten verbeteren de toegang tot financiering voor het Nederlandse bedrijfsleven. Daarnaast maakt EZ gebruik van niet financiële instrumenten, zoals de terugdringing van administratieve lasten en regeldruk. Onder deze doelstelling valt ook het stimuleren van de juiste voorwaarden voor een goede benutting van ICT, zoals dat gestalte krijgt met acties uit de Digitale Implementatie Agenda en door het uitvoeren van de Roadmap ICT.

Rol en Verantwoordelijkheid

De Minister van EZ is vanuit een stimulerende rol verantwoordelijk voor het scheppen van randvoorwaarden voor een excellent ondernemingsklimaat door:

Stimuleren

  • Het stimuleren van de juiste randvoorwaarden en grootschalige implementatie van digitale voorzieningen die de overheidsdienstverlening aan ondernemers verbeteren zoals het Ondernemingsdossier.

  • Realiseren van tien publiek-private doorbraakprojecten, ondermeer gericht op het vergroten van het gebruik en de kennis van ICT door het midden- en kleinbedrijf, in de topsectoren en in sectoren als onderwijs en zorg.

  • De stimulering, coördinatie en facilitering van de transitie naar een biobased economy.

  • Het stimuleren van een ambitieuze en duurzame ondernemerschapscultuur.

  • Het bevorderen van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen.

  • Het bevorderen van het innovatiegericht inkopen.

Regisseren/faciliteren

  • De kabinetsbrede coördinatie van het topsectorenbeleid.

  • De coördinatie en facilitering van het kabinetsprogramma «Goed geregeld, een verantwoorde vermindering van regeldruk 2012–2017», zodat ondernemers niet worden belemmerd om te ondernemen.

  • Faciliteren van het Nederlandse bedrijfsleven in hun duurzame grondstoffenvoorzieningszekerheid zoals in de grondstoffennotitie.

  • De coördinatie van het Groene Groei-traject en de Green Deal aanpak.

  • Het verbeteren van de dienstverlening aan ondernemers door middel van Ondernemerspleinen.

  • Het ondersteunen van de toegang tot (risico)kapitaal voor bedrijven.

  • Het waarborgen van een internationaal level playing field.

  • Een betere aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt.

  • Het verbeteren van de match tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt voor technisch personeel (Techniekpact).

Uitgangspunt is de juiste randvoorwaarden te creëren en ondernemers de ruimte te geven voor vernieuwing en groei. In dialoog met bedrijven, maatschappelijke organisaties en medeoverheden worden kansen benut en knelpunten opgelost. De Minister van EZ is gesprekspartner en aanspreekpunt voor het bedrijfsleven, sectoren, branches en individuele bedrijven. De overheid is terughoudend met ingrijpen, maar er kan een rol zijn in geval van externe effecten, informatie-asymmetrie of verstorend gedrag van (internationale) overheden. Hiervoor zet de minister zowel financiële instrumenten in, zoals garanties en subsidies aan bedrijven en instellingen, als niet financiële instrumenten.

Kengetallen; Ondernemingsklimaat van Nederland

1 – Global Competitiveness Index

2009

2010

2011

2012

2013

Ambitie

Positie van Nederland

9e

8e

7e

5e

8e

Top-5 in 2020

Bron: World Economic Forum (Global Competitiveness Report, 2013–2014)

           
             

2 – Ondernemersquote

2009

2010

2011

2012

   

Nederland

11,7%

11,8%

12,0%

12,0%

   

EU15-gemiddelde

11,8%

11,9%

11,9%

     

Bron: EIM (2009 is een voorlopig cijfer, 2010 en 2011 zijn een inschatting)

           
             

3 – Investeringsquote van bedrijven

2009

2010

2011

2012

2013

 

Nederland

13,4%

12,4%

13,3%

13,0%

13,0%

 

Bron: CPB (CEP, 2012)

           
             

4 – Aandeel snelle groeiers 1

2004/2007

2005/2008 2

2006/2009 3

2007/2010

   

Nederland

11%

13%

8%

7%

   

Bron: EIM

           
             

5 – Positie in de ranglijst voor digitale economieën

2009

2010

2011

2012

2013

 

Bron: Global Information Technology Report (World Economic Forum) 4

9

9

11

6

4

 
X Noot
1

De cijfers vanaf 2006/2009 zijn niet goed vergelijkbaar met de perioden hiervoor. In het verleden (tot en met 2005/2008) werd altijd als definitie gehanteerd een totale groei van 60% in 3 jaar voor de groep 50–1.000 werkzame personen, een definitie die als sinds 1997 werd gehanteerd. Vanaf de periode 2006/2009 is nu aansluiting gezocht bij de internationaal gangbare definitie van 20% groei per jaar voor de groep bedrijven vanaf 10 werkzame personen. De quote valt hierdoor lager uit. De belangrijkste oorzaak is evenwel de zwakke conjuctuur als gevolg van de financiële crisis. Voor Nederland (bron CBX) is momenteel het meest recente cijfer 2007/2010. De nieuwe afbakening is in 2013 doorgevoerd.

X Noot
2

Definitie snelle groeiers: 50–1.000 werkzame personen en minimaal 60% werkgelegenheidsgroei in 3 jaar tijd.

X Noot
3

Definitie snelle groeiers: Vanaf 10 werkzame personen en minimaal 72,8% werkgelegenheidsgroei in 3 jaar tijd.

X Noot
4

Wat betreft het kengetal digitale economieën in de Rijksbegroting: hier maakten we tot en met 2010 gebruik van de jaarlijkse ranking van de Economist/ E readiness monitor. Sinds 2010 is er echter geen update meer verschenen. Vanwege de behoefte aan een jaarlijks cijfer is gekozen voor het Global Information Technology Report van het World Economic Forum die wel jaarlijks rapporteert.

  • 1 Het Nederlandse ondernemingsklimaat behoort sinds 2007 tot de top-10 volgens de Global Competitiveness Index van het World Economic Forum. Tussen 2009 en 2012 is Nederland gestegen van de 10e naar de 5e plek. In 2013 heeft Nederland een achtste plaats op de ranglijst behaald. Dit onderschrijft de noodzaak van verbeterde financieringsmogelijkheden voor ondernemers, blijvende investeringen in onderwijs en onderzoek, vermindering van administratieve lasten en stimulering van innovatie.

  • 2 De ondernemersquote (het aantal ondernemers in Nederland) is gestegen van 11,3% in 2006 naar 12,0% in 2012. Het aantal personen dat zelfstandig ondernemer is, nam in Nederland de afgelopen jaren sterker toe dan in andere EU-landen en ligt nu rond het EU-gemiddelde. Onderzoek 11 wijst uit dat Nederland nu rond het optimale niveau zit qua aantal ondernemers. De komende jaren zal de nadruk dan ook meer komen te liggen op kwalitatieve aspecten van ondernemerschap.

  • 3 en 4 De investeringsquote en het aandeel snelle groeiers geven een indicatie van de kwaliteit van ondernemerschap. Juist ondernemingen die investeren en groeien, hebben een positief effect op economische groei en werkgelegenheid. De investeringsquote bereikte in 2010 een dieptepunt en leefde daarna weer iets op. Naar verwachting blijven de investeringen in 2013 op het niveau van 2012. Verder herstel wordt verwacht vanaf 2014. Nederland is niet het enige land waarin de investeringsquote het afgelopen decennium terugliep; andere landen laten een vergelijkbaar beeld zien. Een mogelijke verklaring voor de daling van de investeringsquote is de moeilijke economische situatie en het feit dat de investeringsprijzen zijn gedaald. Kijken we naar de ontwikkeling van het aantal snelle groeiers in de Nederlandse economie, dan is de afname deels toe te schrijven aan de economische crisis en deels aan het verscherpen van de gehanteerde definitie.

  • 5 Nederland ambieert voor 2014 een top 5 positie op de wereldwijde ranglijst voor digitale economieën. In het meest recente rapport van het World Economic Forum (WEF) over «Information Technology» uit 2013 staat Nederland, na Finland, Singapore en Zweden, op de vierde plek als het gaat om het gebruik van ICT. Hiermee is Nederland twee plaatsen gestegen ten opzichte van 2012. Nederland scoort goed als het gaat over de ICT-infrastructuur en de beschikbaarheid van en toegang tot digitale content en ICT-toepassingen. Bovendien scoort Nederland goed op het gebruik van ICT door zowel burgers als bedrijven en zijn de digitale vaardigheden om dit gebruik mogelijk te maken goed op orde.

Beleidswijzigingen

Het kabinet heeft besloten een stimuleringspakket op het terrein van kredietverlening aan ondernemers in te zetten. De onderstaande onderdelen uit dit pakket zullen neerslaan op dit begrotingsartikel:

  • Aanvullende kapitaalverstrekking stichting Qredits (€ 30 mln).

  • Verruiming van de voorwaarden in de BMKB (storting € 5 mln in begrotingsreserve).

  • Flankerend beleid en ondersteuning van alternatieve financieringsvormen (€ 5 mln).

  • Verruiming van de voorwaarden van de regeling Garantie Ondernemingsfinanciering (GO).

  • Onderteuning oprichting van een Nederlandse Investeringsinstelling en een Nationale hypotheekinstelling (€ 10 mln).

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1.000
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

VERPLICHTINGEN

977.386

2.661.465

2.377.631

2.374.014

2.430.187

2.429.552

2.426.733

Waarvan garantieverplichtingen

709.448

2.384.011

2.190.294

2.190.294

2.249.044

2.249.044

2.249.044

UITGAVEN

312.203

441.399

319.466

271.972

259.195

255.633

251.614

Waarvan juridisch verplicht (percentage)

   

87%

       
               

Garanties

144.946

131.918

97.011

77.044

69.638

69.638

69.638

• BMKB

126.302

100.000

65.000

45.000

37.594

37.594

37.594

• Groeifinancieringsfaciliteit

2.270

9.281

9.343

9.365

9.365

9.365

9.365

• Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)

16.374

13.000

13.000

13.000

13.000

13.000

13.000

• Borgstelling Scheepsnieuwbouw

 

9.637

9.668

9.679

9.679

9.679

9.679

Subsidies

71.136

84.260

19.945

17.754

14.049

12.013

10.160

• Bevorderen ondernemerschap

7.928

22.180

5.430

5.675

5.825

6.055

5.855

• Interdepartementaal Programma Biobased Economy

12.521

6.147

2.744

1.650

1.650

1.650

 

• Microkrediet

750

30.150

         

• Uitfinanciering subsidies

49.937

25.783

11.771

10.429

6.574

4.308

4.305

Opdrachten

34.353

35.496

25.669

24.143

23.647

23.146

21.946

• Onderzoek & ontwikkeling

3.942

2.951

1.043

358

367

367

365

• ICT-beleid

28.974

27.774

19.980

18.300

18.247

17.746

16.548

• Beleidsvoorbereiding en evaluaties

283

2.441

2.316

3.155

2.703

2.703

2.703

• Regiegroep Regeldruk/ACTAL

1.154

2.330

2.330

2.330

2.330

2.330

2.330

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

22.195

22.815

19.337

17.090

16.752

16.662

16.842

• NBTC

15.213

13.536

10.152

8.459

8.438

8.438

8.438

• UNWTO

252

233

233

234

234

234

234

• Bijdragen aan instituten

6.730

9.046

8.952

8.397

8.080

7.990

8.170

Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s

18.496

138.479

137.042

117.001

116.968

116.968

116.968

• Kamers van Koophandel / Ondernemerspleinen

18.496

138.479

137.042

117.001

116.968

116.968

116.968

Bijdragen aan agentschappen

21.077

28.431

20.462

18.940

18.141

17.206

16.060

• Agentschap NL

8.368

25.977

18.258

16.736

16.546

16.390

15.549

• Logius

12.709

2.204

2.204

2.204

2.204

2.204

2.204

• Dienst Regelingen

 

250

         

• Nader te verdelen taakstelling Rijksdienst

       

– 609

– 1.388

– 1.693

               

ONTVANGSTEN

41.763

82.306

72.087

64.041

62.952

63.932

65.669

• BMKB

23.645

44.689

38.406

30.406

29.000

29.000

29.000

• Groeifinancieringsfaciliteit

2.154

8.000

8.000

8.000

8.000

8.000

8.000

• Garantie Ondernemingsfinanciering

13.391

14.248

13.000

13.000

13.000

13.000

13.000

• Borgstelling Scheepsnieuwbouw

 

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

• Joint Strike Fighter (JSF)

879

1.847

1.303

1.204

1.843

2.823

4.560

• Diverse ontvangsten

1.694

3.522

1.378

1.431

1.109

1.109

1.109

Budgetflexibiliteit

Garanties: Het budget voor de verschillende garanties zijn voor 100% juridisch verplicht. Het budget is benodigd om de verwachte schades te kunnen betalen op garanties die eerder zijn aangegaan.

Subsidies: De beleidsbudgetten worden per jaar gepubliceerd. Van het beschikbare budget 2014 is 70% juridisch verplicht. Het betreft uitfinanciering van tot en met 2013 aangegane verplichtingen.

Onderzoek en opdrachten: Van het opdrachtenbedrag is 49% juridisch verplicht. Het betreft de uitfinanciering van in voorgaande jaren aangegane verplichtingen. 2% van het opdrachtenbudget is bestuurlijk gebonden. Het betreft de uitgaven voor ACTAL.

Bijdragen aan agentschappen: Het budget betreft de financiering van het opdrachtenpakket 2014 aan Agentschap NL en is 100% juridisch verplicht.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties: Van dit bedrag is 2% juridisch verplicht en is 85% bestuurlijk gebonden. Dit betreft onder andere de bijdragen aan het Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen, de World Tourism Organization (UNWTO).

Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s: De bijdrage aan de KvK/Ondernemerspleinen (inclusief de bijdrage voor het Nieuw Handelsregister) is voor 98% juridisch verplicht. 2% is bestuurlijk gebonden. Dit betreft de uitgaven voor het Nieuw Handelsregister.

Interne begrotingsreserves

Er zijn interne begrotingsreserves voor de Borgstelling MKB-kredieten, de garantieregeling Scheepsnieuwbouw en de Garantie Ondernemingsfinanciering (GO). Bij de laatste twee regelingen betreft het kostendekkende regelingen; om een garantie te krijgen moet premie worden betaald. Daaruit kunnen eventuele schades in latere jaren worden betaald. De begrotingsreserves dienen om een eventuele mismatch in de tijd tussen inkomsten en uitgaven op te kunnen vangen. Voor de interne begrotingsreserve Borgstelling MKB-kredieten is een onttrekking van € 16,7 mln in 2013, € 9,4 mln in 2014 en € 1,4 mln in 2015 geraamd en aan de begroting toegevoegd. De daadwerkelijke onttrekking zal steeds aan het eind van het betreffende uitvoeringsjaar worden vastgesteld op basis van de gedane schadebetalingen. In 2013 wordt de reserve voorts nog aangevuld met € 5 mln ten behoeve het afdekken van mogelijk hogere schades vanaf 2015 op de verruimde regeling.

Stand interne begrotingsreserve per 31 december 2012

Interne begrotingsreserve Borgstelling MKB-kredieten

€ 30.000.000

Interne begrotingsreserve Garantieregeling Scheepsnieuwbouwfinanciering

€ 25.000.000

Interne begrotingsreserve Garantie Ondernemingsfinanciering

€ 63.522.877

Toelichting op de financiële instrumenten

Garanties

Borgstelling MKB-kredieten (BMKB)

De BMKB is bedoeld voor bedrijven die te weinig zekerheden (onderpand) kunnen bieden aan een bank. De bank vindt het risico dat het bedrijf zijn lening niet kan terugbetalen dan vaak te hoog. Via de BMKB staat de overheid borg voor het deel van de lening waar het bedrijf geen onderpand voor heeft. De bank kan voor dat deel dus terugvallen op de overheid.

De feitelijke benutting hangt af van de kredietbehoefte van het bedrijfsleven en is daarmee sterk afhankelijk van de ontwikkeling van de conjunctuur, zoals de lagere benutting in 2012 laat zien. Maximale benutting van de regeling is daarmee geen doel op zich. De mate van benutting wordt wel in het oog gehouden om te bezien of de regeling nog aansluit bij de behoefte van de markt. Deze informatie wordt halfjaarlijks in een rapportage verstrekt aan de Tweede Kamer. De benutting in 2013 laat opnieuw een lager gebruik zien ten opzichte van voorgaande jaren. Als in 2014 de economie, zoals voorspeld, aantrekt, is de verwachting dat in 2014 ook de benutting van de BMKB weer toeneemt. Ter stimulering van de kredietverlening aan het MKB zijn worden de voorwaarden voor de BMKB tot en met 31-12-2014 verruimd. De maximale borgstelling wordt verhoogd van € 1 mln naar € 1,5 mln en het borgstellingspercentage (voor alle borgstellingskredieten tot € 200.000) wordt verhoogd van 45% naar 67,5% zoals nu al voor starters geldt. Ter afdekking van de extra risico’s zal een extra storting van € 5 mln in de interne begrotingsreserve worden gedaan.

Kengetal
 

2009

2010

2011

2012

Verstrekte garanties BMKB, x € 1 mln

556

742

909

486

Totaal aantal verstrekte garanties

2.442

3.701

4.325

2.640

Bron: AgentschapNL

Groeifinancieringsfaciliteit

De Groeifinancieringsfaciliteit richt zich op buffervermogen – zoals eigen vermogen van participatiemaatschappijen en achtergestelde leningen door banken – en is vooral gericht op de start-, groei- en expansiefase van een bedrijf. Versterking van het buffervermogen wint aan belang doordat bij bancaire financiering van bedrijven grotere buffers worden gevraagd. Achtergestelde leningen en aandelenkapitaal verstrekt door participatiemaatschappijen vallen tot maximaal € 25 mln onder de garantieregeling. Een bank kan een garantiefinanciering verstrekken tot maximaal € 5 mln in de vorm van achtergestelde leningen. De garantie van de overheid bedraagt 50%. De Groeifinancieringsfaciliteit is kostendekkend opgezet.

De feitelijke benutting van de regeling hangt onder meer af van investerings- en overnameplannen van het bedrijfsleven, en is nauw verbonden met de ontwikkeling van de conjunctuur. De mate van gebruik van deze regeling wordt halfjaarlijks in een rapportage verstrekt aan de Tweede Kamer.

Kengetal
 

2009

2010

2011

2012

Verstrekte garanties Groeifinancieringsfaciliteit, x € 1 mln

10

25

12

13

Totaal aantal verstrekte garanties

22

32

17

21

Bron: AgentschapNL

Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)

De GO-regeling is ingevoerd ten tijde van de kredietcrisis en gericht op middelgrote en grote bedrijven. Via deze regeling krijgen banken een garantie van 50% van de overheid, zodat nieuwe bankleningen en/of bankgaranties kunnen worden verstrekt. De GO-regeling is net als de Groeifinancieringsfaciliteit kostendekkend, met als opzet dat banken er slechts gebruik van maken indien zij vanwege het risicoprofiel zelfstandig niet of onvoldoende in staat zijn in de kern gezonde bedrijven te financieren. Het gebruik volgt sterk de conjuncturele ontwikkeling. In het regeerakkoord van het huidige kabinet is afgesproken om de GO-regeling structureel te maken met een garantieplafond van € 400 mln met ingang van 2014. Ter stimulering van de kredietverlening aan het bedrijfsleven zijn de voorwaarden voor de GO-regeling tijdelijk verruimd. Zo wordt de maximum borgstelling verhoogd van € 25 mln naar € 75 mln en wordt de GO opengesteld voor niet-banken. De GO is reeds opengesteld voor aanbieders van garanties aan bedrijven. Tevens zal worden onderzocht of de GO gebruikt kan worden als fundinggarantie voor nieuwe aanbieders van MKB-financiering. Naar verwachting zal dit binnen de bestaande middelen kunnen worden opgevangen.

Kengetal
 

2009

2010

2011

2012

Verstrekte garanties GO, x € 1 mln

58

413

261

103

Totaal aantal verstrekte garanties

20

104

62

53

Bron: AgentschapNL

Garantieregeling Scheepsnieuwbouw financiering

In navolging van andere EU-landen is een garantieregeling geïntroduceerd waarmee het bankkrediet aan de scheepsbouwer wordt gegarandeerd gedurende de periode van de bouw van het schip. Gelet op de jaarlijkse productiewaarde van de sector is een jaarlijks garantieplafond van € 1 mld ingesteld.

Subsidies

Bevorderen ondernemerschap

Dit budget wordt gebruikt voor diverse instrumenten die als doel hebben het ondernemingsklimaatbeleid te verbeteren. Zo is het budget gebruikt voor (uitvoerings)bekostiging van programma’s voor regeldruk, kapitaalmarkt, zelfstandigenregeling en de programmakosten voor corporate governance. Daarnaast wordt dit gebruikt voor het realiseren van de nieuwe beleidsambities, zoals de ondernemerspleinen. Tenslotte zal ook, als onderdeel van het stimuleringspakket voor de kredietverlening, op dit instrument € 5 mln worden gereserveerd voor flankerend beleid (met name voorlichting en informatie voor MKB-bedrijven) en ondersteuning van alternatieve financieringsvormen zoals crowdfunding en kredietunies. Daarbij zullen ook de aanbevelingen van de commissie Hoek op dit punt meegenomen worden. Samen met marktpartijen wordt een Nederlandse Investeringsinstelling (NII) opgericht. Een intermediair die in eerste instantie een makelaarsfunctie tussen vraag en aanbod van (lange termijn) financiering voor institutionele beleggers gaat vervullen. Dit versterkt het financieringsvermogen en daarmee de structuur van de Nederlandse Economie. In dit kader beziet het kabinet tevens de mogelijkheden om een Nationale Hypotheekinstelling op te richten, die eventueel in een NII geplaatst zou kunnen worden. Voor de ondersteuning bij de oprichting wordt € 10 mln gereserveerd.

Interdepartementaal Programma Biobased Economy (IPBBE)

Om wereldwijd een koppositie te verkrijgen in de Biobased Economy wordt ingezet op het ontwikkelen en benutten van kennis. Met het innemen van een koppositie wil Nederland een significant aandeel hiervan naar zich toetrekken en wereldwijd in % Bruto Nationaal Product (BNP) tot de top 3 behoren qua optimale en duurzame productie en toepassing van biomassa.

Hiervoor is in april 2012 het Innovatiecontract Biobased Economy 2012–2016 afgesloten tussen bedrijven, kennisinstellingen en overheden, als onderdeel van het Topsectorenbeleid en in samenhang met de Topsectoren Chemie, Energie, Water, Tuinbouw en Agro. Stakeholders hebben getekend voor 6 workpackages: Biomaterialen, BioEnergy & BioChemicals, Geïntegreerde Bioraffinage, Teeltoptimalisatie en biomassaproductie, Terugwinnen en hergebruik, alsmede economie, beleid en duurzaamheid.

Voor de uitvoering is het Topconsortium Kennis en Innovatie Biobased Economy ingericht. De activiteiten van het Transitiehuis Biobased Economy zijn hier ook ondergebracht.

Internationale samenwerking vindt plaats met de Europese Commissie alsook met buurlanden Duitsland en België. Cofinanciering van bioraffinageprojecten in grensregio’s vindt plaats in het kader van Europese programma’s als Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling.

Biobased Economy is één van de acht domeinen in het Groene Groei traject.

Green Deal

Het kabinet zet de Green Deal aanpak verstevigd voort met als doel groene groei te versnellen door de creativiteit en dynamiek in de samenleving te benutten. Green Deals bieden bedrijven, burgers en organisaties een laagdrempelige mogelijkheid om samen met de overheid te werken aan groene groei. Initiatieven uit de samenleving staan aan de basis van de Green Deal-aanpak. Centrale gedachte is dat de overheid initiatieven faciliteert en versnelt door het wegnemen van knelpunten. Knelpunten kunnen liggen op het vlak van toegang tot financiering, wet- en regelgeving, netwerkvorming en kennis en informatie. Succesvolle deals en oplossingen worden opgeschaald naar andere locaties, partijen en sectoren en zetten zo een vliegwiel in werking. De Green Deal aanpak is een onderdeel van het groene groei beleid van het kabinet. Dat beleid is gericht op het scheppen van de juiste randvoorwaarden en prikkels voor het vergroenen van economie en samenleving. Er zijn sinds 2011 al bijna 150 Green Deals afgesloten, met meer dan 440 partijen op het terrein van energie, water, grondstoffen, bio-diversiteit en mobiliteit. De deals hebben veelal een looptijd van drie jaar en zijn volop in uitvoering. Een compleet overzicht van Green Deals is te vinden op: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/duurzame-economie/green-deal . In 2014 worden de activiteiten gericht op: het verder ontwikkelen, beheren en monitoren van een portfolio van 150–200 Green Deals op de thema’s in het kader van het groene groei beleid; het uitrollen en verder opschalen van succesvolle green deals; het in 2013 gestarte traject rond de Green Deal 2.0 aanpak, wat zal leiden tot meer intensieve sturing op kwaliteit en impact van nieuwe initiatieven; het in kaart brengen en uitdragen van resultaten en zo mogelijk effecten van green deals.

Microfinanciering

Voor kleine bedrijven en startende ondernemers is het zogenaamde microfinancieringsbeleid ontwikkeld. Qredits (stichting Microfinanciering Nederland) biedt sinds 2009 microkredieten aan in heel Nederland tot maximaal € 50.000. EZ heeft hier financieel aan bijgedragen door het verstrekken van een (achtergestelde) lening en een garantstelling op de lening van de BNG aan Qredits. Doel is om vanaf 2016 2.500 kredieten per jaar te verstrekken. Voor het jaar 2012 werd deze grens, als pilot, verhoogd tot € 50.000. Naast het krediet is coaching een belangrijk onderdeel van het microfinancieringsbeleid. Qredits heeft hiervoor de afgelopen jaren met steun van EZ onder andere een vrijwillige coachpool opgezet.

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Raming 2014

Streefwaarde

Planning

Bron

Aantal verstrekte microkredieten

610

2009

1.350

2.500

2016

Qredits

In 2013 en 2014 verstrekt Qredits kredieten tussen de € 50.000 en € 100.000 à € 150.000. Om dit mogelijk te maken heeft het kabinet € 30 mln uitgetrokken voor de vervolgfinanciering van Qredits. Deze maatregel is onderdeel van het stimuleringspakket.

Uitfinanciering subsidies

De volgende regelingen zijn inmiddels beëindigd en betreffen alleen nog uitfinanciering: Valorisatie/SKE, Beroepsonderwijs in bedrijf, Innovatieve scheepsbouw en Besluit Subsidie Regionale Investeringsprojecten.

Opdrachten

Onderzoek & ontwikkeling

Uit dit budget worden beleidsonderzoek, verplichte evaluaties van beleidsinstrumenten en beleidsdoorlichtingen gefinancierd. Een klein deel van dit budget wordt gebruikt voor beleidsvernieuwing middels kleinschalige experimenten.

ICT-beleid

Het regeerakkoord schetst een aantal belangrijke uitdagingen op ICT gebied. Zo moet de dienstverlening door overheden beter en moeten bedrijven en burgers uiterlijk in 2017 zaken die ze met de overheid doen – zoals het aanvragen van een vergunning – digitaal kunnen afhandelen. Daartoe worden toepassingen als het Digitale Ondernemersplein, e-herkenning en e-factureren, waarmee het voor bedrijven makkelijker wordt om hun zaken met de overheid te regelen, breed geïmplementeerd. Ook komt er een wettelijk kader (Wet op het Elektronisch Zakendoen) om het recht op elektronisch zakendoen voor bedrijven te regelen, inclusief het vastleggen van het (her)gebruik van een aantal digitale voorzieningen en van een aantal spelregels voor het digitale verkeer. Daarnaast komt er voor ondernemers die gebruik maken van het Ondernemingsdossier een eenmalige gegevensuitvraag om bedrijfsgegevens uit te wisselen met de overheid en zet het Kabinet in op tien publiek-private doorbraakprojecten, ondermeer gericht op het vergroten van het gebruik en de kennis van ICT door het midden- en kleinbedrijf, in de topsectoren en in sectoren als onderwijs en zorg.

Over de uitwerking van deze ambities uit het regeerakkoord, inclusief de stand van zaken van de acties uit de Digitale Agenda.nl en de Digitale Implementatie Agenda.nl, is de Tweede Kamer voor de zomer van 2013 nader geïnformeerd (TK, 29 515, nr. 70). Ook is hierbij ingegaan op de Roadmap ICT, die in het kader van het topsectoren beleid is opgesteld en sturing geeft aan de ICT-kennisbasis voor innovatieve ICT-producten, -diensten en ondernemerschap van (over)morgen.

Vermindering regeldruk voor bedrijven

Het programma Goed Geregeld, een verantwoorde vermindering van de regeldruk 2012–2017 beschrijft op welke wijze het kabinet de regeldruk wil terugdringen. Het programma is ingedeeld in zes actielijnen:

  • 1. Structurele verlaging van de regeldruk met € 2,5 mld.

  • 2. Minder regeldruk door betere (digitale) dienstverlening.

  • 3. Minder stapeling, slimmer toezicht.

  • 4. Merkbare vermindering regeldruk in regeldichte domeinen.

  • 5. Minder regeldruk door bestuurlijke samenwerking.

  • 6. Minder regeldruk door een georganiseerde Rijksoverheid.

Onder de eerste actielijn is een kwantitatieve doelstelling geformuleerd met betrekking tot een verlaging van de kosten die worden veroorzaakt door regeldruk. In 2017 dient een vermindering van de regeldrukkosten met in totaal € 2,5 mld te zijn gerealiseerd ten opzichte van 2012. Deze kwantitatieve doelstelling is een netto doelstelling: als het kabinet nieuwe regels invoert moeten extra regeldrukkosten worden gecompenseerd met extra regeldrukmaatregelen. Maar regeldruk gaat verder dan de aanpak van de kosten. Ook het voorkomen van onnodige regeldruk bij nieuwe wetten behoort tot het programma regeldruk bedrijven. Daarnaast wordt ingezet op het verminderen van regeldruk in specifieke branches en sectoren (bijvoorbeeld topsectoren, zorg en bouw), alsmede op het verbeteren van overheidsdienstverlening en het verminderen van toezichtslasten, onder meer door inzet van ICT. Voor een merkbare vermindering van de regeldruk is betrokkenheid van alle bestuurslagen van belang. Daarom werkt het kabinet samen met mede-overheden aan een verlaging van de regeldruk met bijvoorbeeld slimme inzet van ICT. Ook met de hervormingsagenda voor de rijksdienst om te komen tot een goedkopere en kleinere rijksdienst wordt ingezet op een verlaging van de regeldruk.

Het kabinet wil dat de regeldruk in 2017 voor alle doelgroepen met € 2,5 mld is verlaagd en in minimaal 15 regeldichte domeinen merkbaar is verminderd. In de brief van 25 april 2013 aan de Kamer heeft het kabinet de aanpak beschreven hoe deze doelstelling wordt gerealiseerd. Voor de realisatie van de kwantitatieve doelstelling vermindering regeldruk bedrijven zijn de effecten van voorgenomen maatregelen op de vermindering van regeldruk gekwantificeerd, zie aansluitende tabel. De bedragen zijn in miljoenen. De bedragen worden jaarlijks geactualiseerd zodat de voortgang ten aanzien van de doelstelling van € 2,5 mld te volgen is.

raming

2013

2014

2015

2016

2017

Bron

1. Netto verlaging administratieve lasten (cumulatief).

479

706

950

950

950

EZ

2. Netto verlaging inhoudelijke nalevingkosten (cumulatief)

28

15

109

285

285

 

Voor de kwantitatieve doelstellingen is onderstaande indicator beschikbaar:

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Raming 2014

Streefwaarde

Planning

Bron

Netto verlaging regeldruk (cumulatief).

2012

€ 2,5 mld

2017

EZ

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen (NBTC) en de United Nations World Tourism Organization (UNWTO)

EZ heeft voor de periode 2012–2015 een nieuw, meerjarig contract met het Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen (NBTC) afgesloten om het inkomend toerisme te bevorderen. EZ stelt in deze periode budget beschikbaar voor de internationale marketing van Nederland en internationale congreswerving. Het budget zal worden ingezet op de belangrijkste toeristische herkomstmarkten en doelgroepen. Daarnaast wordt bijgedragen in de overheadkosten van het secretariaat van de UNWTO.

Bijdragen aan instituten

Betreft een verzamelpost van verschillende kleine bijdragen aan diverse instituten, ten behoeve van het programma-onderzoek op het terrein van MKB en ondernemerschap, het kenniscentrum MVO Nederland en de Koning-Willem I prijs.

Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s

Kamers van Koophandel/Ondernemerspleinen

Naar verwachting gaat het nieuwe ZBO (de nieuwe Kamer van Koophandel) per januari 2014 formeel van start, afhankelijk van de tijdige inwerkingtreding van de nieuwe wet op de KvK die momenteel parlementaire behandeling ondergaat. Het jaar 2013 is het overgangsjaar waarin door het nieuwe ZBO in oprichting wordt gewerkt aan de fusie van de huidige Kamers van Koophandel met Syntens. Tegelijkertijd wordt aan de opzet van de Ondernemerspleinen gewerkt. Het digitale ondernemersplein is sinds eind 2012 live. Vanaf 2013 wordt continu gewerkt aan doorontwikkeling en aansluiting van partners. De fysieke Ondernemerspleinen gaan in 2014 van start. Momenteel wordt gewerkt aan een prestatie dashboard aan de hand waarvan de prestaties van de Ondernemerspleinen in de toekomst zullen worden gemeten. Onderdeel hiervan zullen naar verwachting klantwaardering en bereik van het digitale ondernemersplein zijn.

Bijdrage aan agentschappen

Agentschap NL

Deze middelen zijn grotendeels voor de uitvoering van de garantie-instrumenten, zoals BMKB, Groeifinancieringsfaciliteit, GO en Borgstellingsregeling Scheepsnieuwbouw, uitvoering van de IND zelfstandigen- en BBH-regeling. Dit betreft activiteiten als beoordeling van aanvragen, voorlichting over de instrumenten, terugontvangen van kredieten, etc.

Logius

De bijdrage aan Logius bestaat uit een bijdrage aan het programma (Bureau)Forum Standaardisatie en het programma SBR (Standard Business Reporting). Verder is een aantal projecten in afrondende fase, zoals e-factureren.

Compensatiebeleid

Industrieel participatiebeleid

Het industrieel participatiebeleid (IP-beleid) dat medio 2012 is geïntroduceerd als opvolger van het compensatiebeleid heeft als doel om de capaciteiten van Nederlandse defensie- en veiligheidsgerelateerde bedrijven te waarborgen en versterken. Dit is noodzakelijk omdat er op de markt voor defensie- en veiligheidsmaterieel onvoldoende transparantie of een gelijk speelveld is. Het beleid is erop gericht om bij de aanschaf van buitenlands defensiematerieel door het Ministerie van Defensie de Nederlandse industrie en kennisinstellingen zo goed mogelijk te betrekken. De nadruk ligt daarbij op de prioritaire technologiegebieden die in de Defensie Industrie Strategie (DIS) zijn geïdentificeerd. Jaarlijks profiteren zo’n 200–250 Nederlandse bedrijven en instituten van het beleid.

Het introduceren van het IP-beleid is het gevolg van de EU-richtlijn 2009/81/EG voor verwerving op het gebied van defensie en veiligheid. Implementatie van de richtlijn heeft in Nederland vorm gekregen door de Aanbestedingswet op Defensie en Veiligheidsgebied die op 15 februari 2013 van kracht werd en het introduceren van het IP beleid. Samen met de richtlijn heeft de Europese Commissie de criteria met betrekking tot het eisen van compensatie door Lidstaten aangescherpt en tracht zij het gebruik door de lidstaten van artikel 346 VWEU terug te dringen. Het aantal aanbestedingen waarvoor «industrial participation» kan worden geëist neemt hierdoor af. Het uiteindelijke doel van de wijzigingen is een transparantere markt met meer open concurrentie die zal leiden tot meer mogelijkheden, ook voor de Nederlandse defensie- en veiligheidgerelateerde industrie, zonder dat daar inmenging van de overheid voor nodig is.

Bij het IP-beleid wordt per geval bekeken of er industriële participatie zal worden geëist. In deze gevallen wordt van de leverancier verlangd dat tenminste 60% van de contractwaarde wordt ingevuld met projecten die bijdragen aan de capaciteiten van Nederlandse bedrijven ten behoeve van het beschermen van essentiële veiligheidsbelangen.

De komende periode is in de realisatie van overeenkomsten sprake van een overgangssituatie tussen de afwikkeling van het oude compensatiebeleid en het nieuwe IP-beleid. Bestaande compensatieovereenkomsten worden wel op de oorspronkelijk overeengekomen voorwaarden afgewikkeld.

Door een aantal ontwikkelingen zal de gerealiseerde invulling van compensatie de komende jaren verder afnemen. Deze ontwikkelingen betreffen krimpende budgetten bij het Ministerie van Defensie, wijzigingen als gevolg van het nieuwe Industriële Participatie-beleid en de inwerkingtreding van de wet Aanbestedingen Defensie en Veiligheid. De streefwaarde zal dus naar beneden moeten worden bijgesteld. Op dit moment is nog onzeker op welk structureel niveau de streefwaarde kan worden gesteld. Voor 2014 is de streefwaarde € 350 mln.

De indicator «gerealiseerde invulling compensatieverplichtingen» geeft het bedrag weer dat door buitenlandse partijen bij Nederlandse bedrijven wordt besteed ter compensatie van bestedingen van het Ministerie van Defensie in buitenlands materieel.

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Streefwaarde

Planning

Bron

Gerealiseerde invulling compensatie / IP-verplichting (5 jaars gemiddelde)

€ 481 mln

2012

€ 350 mln 1

2014

EZ

X Noot
1

met inachtname van het gestelde hierboven

Toelichting op de ontvangsten

Ontvangsten garanties/borgstellingen

De Staat ontvangt provisies van banken voor verleende borgstellingen en garanties. Daarnaast worden op deze instrumenten ook de terugbetalingen op eerdere verliesdeclaraties verantwoord alsmede de ontvangen rente die wordt ontvangen op rekeningen die bij banken worden aangehouden voor verliesdeclaraties. Bij de Garantie Ondernemingsfinanciering en de Borgstellingsregeling Scheepsnieuwbouw worden eventuele overschotten gestort in de interne begrotingsreserve van EZ. Eventuele tekorten kunnen worden aangevuld uit de interne begrotingsreserve.

Joint Strike Fighter (JSF)

De ontvangstenraming voor de Joint Strike Fighter (JSF) is gebaseerd op een afdrachtpercentage over de geleverde onderdelen door bedrijven die bij de productie en de instandhoudingsfase voor de Nederlandse Koninklijke Luchtmacht van de F-35 betrokken zijn.

Budgettair belang fiscale maatregelen

Bedragen x € 1 mln
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Zelfstandigenaftrek

1.654

1.706

1.725

1.501

1.516

1.530

1.545

Extra zelfstandigenaftrek starters

104

108

109

93

94

95

96

Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid

2

2

2

2

2

2

2

FOR, niet omgezet in lijfrente

58

57

57

58

58

58

58

Meewerkaftrek

9

8

8

7

7

7

7

Stakingsaftrek

19

19

19

18

18

18

17

Doorschuiving stakingswinst

214

220

232

245

259

273

289

Bedrijfsopvolgingsfaciliteit in successiewet

193

197

201

205

208

212

216

Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek

366

371

384

394

406

419

431

Willekeurige afschrijving starters

8

8

8

8

8

8

 

Vrijstelling durfkapitaal forfaitair rendement

10

           

Heffingskorting durfkapitaal

3

           

Willekeurige afschrijving investeringen bedrijfsmiddelen

 

57

         

Persoonsgebonden aftrekpost durfkapitaal

5

4

4

3

3

2

1

Verlaagd BTW-tarief Logiesverstrekking (inclusief kamperen)

236

260

263

266

269

272

276

Verlaagd BTW-tarief Voedingsmiddelen horeca

1.207

1.371

1.387

1.402

1.418

1.434

1.450

BTW Kleine ondernemersregeling

120

123

130

137

145

153

161

Verlaagd accijnstarief kleine brouwerijen

1

1

1

1

1

1

1

Vrijstelling overdrachtsbelasting bedrijfsoverdracht in familiesfeer

15

16

16

16

17

17

17

14 Een doelmatige en duurzame energievoorziening

Algemene doelstelling

Een internationaal concurrerende energievoorziening die betrouwbaar, veilig en duurzaam is.

Om deze doelstelling te bereiken zet EZ financiële instrumenten in zoals subsidies en garanties maar ook niet financiële instrumenten zoals het stroomlijnen van de energie- en gaswet om de werking van de energiemarkt te verbeteren, de regeldruk te verminderen en efficiënter toezicht mogelijk te maken.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van EZ is op grond van de Elektriciteitswet en de Gaswet verantwoordelijk voor het energiebeleid. Daarnaast is de Minister van EZ op grond van de Kernenergiewet eerstverantwoordelijk voor nucleaire veiligheid en stralingsbescherming. Hieruit vloeien de volgende verantwoordelijkheden voort:

Financieren

  • Het voeren van het financieel instrumentarium op de beleidsterreinen duurzame energie, energiebesparing en het gebruik van innovatieve energietechnologieën.

(Doen) uitvoeren

  • Het vergroten van het aandeel duurzame energie.

  • Het reguleren van de nucleaire veiligheid en de beveiliging bij: alle nucleaire installaties, de toepassing en het vervoer van radioactief materiaal en het het reguleren van een veilig en toekomstbestendig beheer van radioactief afval in Nederland.

  • Het reguleren van een adequate bescherming van de samenleving tegen stralingsrisico's bij de toepassing en het vervoer van radioactieve stoffen.

  • Het voorbereid zijn op een nucleair of (stralings)incident en bij crises bijdragen aan de uitvoering van de nationale crisisbesluitvorming.

  • Het doen van metingen, monitoring en onderzoek naar straling ter onderbouwing van besluiten van het bevoegd gezag.

  • Het doen van berekeningen en het doen van metingen en onderzoek naar straling in crisissituaties.

  • Het uitoefenen van toezicht op de nucleaire installaties waar radioactieve stoffen en ioniserende straling worden toegepast.

  • Het uitoefenen van toezicht op het vervoer van splijtstoffen en radioactieve materialen).

Regisseren

  • Het regisseren van de realisatie van grote energie – infrastructuur projecten die onder de rijkscoördinatieregeling vallen; dit betekent als projectminister samen met de Minister van Infrastructuur en Milieu verantwoordelijk voor de ruimtelijke inpassing van projecten en voor de coördinatie van benodigde projecten.

  • Het stimuleren van een goed werkende Europese energiemarkt met een adequate infrastructuur.

  • Het creëren van randvoorwaarden waardoor de energievoorziening internationaal kan concurreren en het verdienpotentieel van de energiesector ten volle wordt benut.

  • Het creëren van randvoorwaarden voor een doelmatige en verantwoorde winning van onze bodemschatten.

  • Het stimuleren van de transitie naar een duurzame en betrouwbare energievoorziening.

  • Het coördineren van het energiebesparingsbeleid via de verschillende vakministers en het stimuleren van energiebesparing in de industrie en energiesectoren.

  • Het stimuleren van de ontwikkeling en gebruik van innovatieve energietechnologieën.

  • Het stimuleren van de verdergaande reductie van CO2 – uitstoot van energiebedrijven en industrie.

Kengetal HHI en C3

De C3 is het gezamenlijk marktaandeel van de drie grootste leveranciers. De mate van concentratie op de kleinverbruikersmarkt voor elektriciteit en gas vormt een indicatie voor de concurrentie op die markten. Een indicator hiervoor is de Herfindahl-Hirschman Index (HHI). Een markt met een HHI onder de 1.800 punten wordt gezien als een competitieve markt en een markt met een index tussen de 1.800 en 8.000 punten wordt gezien als een geconcentreerde markt.

Kengetal

2009

2010

2011

2012

Ambitie 2014

1. Concentratiegraad in de retailsector elektriciteit

– HHI

2.285

2.263

2.456

2.338

Stabiliseren tussen 1800–2500

– C3

81%

81%

85%

83%

Daling/lager

2. Concentratiegraad in de retailsector gas

– HHI

2.187

2.158

2.344

2.258

Stabiliseren tussen 1800–2500

– C3

76,4%

79%

83%

81%

Daling/lager

Bron: ACM

Kengetal

2009

2010

2011

2012

Elektriciteitsstoring in minuten per jaar

26,5 min

34 min

23 min

27 min

Bron: Netbeheer Nederland

Toelichting

Het aantal storingsminuten per huishouden per jaar geeft een indicatie van de leveringszekerheid van elektriciteit.

Beleidswijzigingen

  • Overeenkomstig de brief van 19 april 2013 (TK, 32 645, nr. 51) wordt aan de oprichting van een onafhankelijke Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming, die zal voldoen aan Europese en internationale regelgeving. Het ligt in de verwachting dat deze onafhankelijke autoriteit in 2014 als organisatie zal gaan functioneren.

  • In het Energieakkoord, dat onder leiding van de voorzitter van de Sociaal Economische Raad (SER) tot is gekomen, hebben kabinet, werkgevers, werknemers, milieuorganisaties, energiebedrijven, provincies, gemeenten en vele andere organisaties de basis gelegd voor een breed bedragen, robuust en toekomstbestending energiebeleid. Partijen zetten zich in om de volgende doelen te realiseren:

    • Een besparing van het finale energieverbruik met gemiddeld 1,5% per jaar;

    • 100 Petajoule aan energiebesparing in het finale energieverbruik van Nederland per 2020;

    • Een toename van het aandeel van hernieuwbare energieopwekking (nu 4%) naar 14% in 2020;

    • Een verdere stijging van dit aandeel naar 16% in 2023;

    • Ten minste 15.000 voltijdsbanen, voor een belangrijk deel in de eerstkomende jaren te creëren.

    Met het Energieakkoord worden belangrijke stappen gezet op weg naar een duurzame energievoorziening en krijgt de economie op korte termijn een stevige impuls. Met het Energieakkoord nemen alle betrokken partijen gezamenlijk de verantwoordelijkheid op zich om te komen tot grote investeringen die leiden tot energiebesparing, meer duurzamen energie en extra werkgelegenheid. Tegelijkertijd zal de energierekening voor burgers en bedrijven lager zijn dan voorzien in het regeerakkoord.

  • Om tegemoet te komen aan de maatschappelijke wens om ook in bestaande situaties bewoners te ontlasten van hoogspanningsverbindingen biedt het kabinet vanaf 2017 een structurele oplossing voor de meest directe gevallen van wonen in de buurt van hoogspanningsverbindingen (TK, 31 574, nr. 29). Het voorstel is een combinatie van het ondergronds brengen van verbindingen (verkabeling) en het uitkopen van woningen.

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1.000
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

VERPLICHTINGEN

2.289.462

3.509.393

3.899.850

360.437

366.230

363.172

346.075

Waarvan garantieverplichtingen

147.225

43.350

         

UITGAVEN

1.085.460

1.316.043

1.538.633

1.623.310

1.832.740

1.965.568

2.228.905

Waarvan juridisch verplicht (percentage)

   

86%

       
               

Subsidies

857.264

1.091.265

1.331.133

1.430.135

1.646.971

1.761.577

2.029.364

– Topsectoren Energie

29.792

42.896

45.787

57.193

27.809

30.806

31.606

– Energie-innovatie (IA)

56.868

31.658

19.749

7.872

2.370

2.361

2.361

– Green Deal

225

20.775

28.692

4.950

18.751

   

– Energieakkoord

   

35.000

45.000

55.000

60.000

50.000

– MEP

619.608

528.000

470.000

380.000

288.000

200.700

62.000

– SDE

100.954

285.372

417.496

526.488

669.475

684.357

702.831

– SDE+

 

79.040

171.060

295.261

485.540

685.500

1.081.500

– Compensatie Energie-intensieve bedrijven (ETS)

   

78.000

78.000

78.000

78.000

78.000

– CCS

5.531

42.700

39.047

20.557

9.915

8.242

9.955

– Hoge Flux Reactor

7.250

7.250

7.250

7.250

8.111

8.111

8.111

– Aanschafsubsidie zonnepanelen

21.339

29.332

         

– Elektrisch rijden

2.154

4.123

2.210

1.120

     

– Caribisch Nederland

1.304

4.665

11.500

4.500

4.000

3.500

3.000

– Overige subsidies

12.239

15.454

5.342

1.944

     

Opdrachten

24.654

28.998

27.268

23.476

18.678

11.335

8.303

– O&O bodembeheer

2.897

5.366

666

666

666

666

666

– Joint implementation

14.787

7.214

2.308

       

– Straling

5.006

11.043

11.456

6.260

4.874

4.313

4.225

– Pallas

154

1.600

9.100

13.100

9.500

3.000

 

– Onderzoek en opdrachten

1.810

3.775

3.738

3.450

3.638

3.356

3.412

Bijdragen aan agentschappen

43.095

44.803

34.998

32.040

30.072

27.883

26.565

– Agentschap NL

42.342

40.584

31.012

28.127

27.379

26.736

26.064

– NVWA

753

695

693

692

692

691

691

– Kern Fysische Dienst

 

3.524

3.293

3.221

3.154

3.085

3.016

Nog te verdelen taakstelling

       

– 1.153

– 2.629

– 3.206

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

86.418

114.306

113.106

113.106

113.106

113.106

113.106

– Doorsluis COVA heffing

86.418

111.000

111.000

111.000

111.000

111.000

111.000

– TNO bodembeheer

 

3.306

2.106

2.106

2.106

2.106

2.106

Bijdragen aan mede-overheden

         

28.000

28.000

– Uitkoop

         

28.000

28.000

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

74.029

36.671

32.128

24.553

23.913

23.667

23.567

– ECN/NRG

73.557

35.348

31.347

23.794

22.957

22.657

22.557

– Diverse instituten

472

1.323

781

759

956

1.010

1.010

               

ONTVANGSTEN

11.960.294

13.466.811

12.165.411

11.185.411

10.959.411

10.243.411

10.036.761

– COVA

86.436

111.000

111.000

111.000

111.000

111.000

111.000

– SDE+

 

100.000

200.000

320.000

494.000

678.000

1.074.000

– Aardgasbaten

11.839.743

13.250.000

11.850.000

10.750.000

10.350.000

9.450.000

8.850.000

– Ontvangsten zoutwinning

2.350

1.761

1.761

1.761

1.761

1.761

1.761

– Diverse ontvangsten

31.765

4.050

2.650

2.650

2.650

2.650

 

Budgetflexibiliteit

Subsidies: Van het totale subsidiebudget is 95% juridisch verplicht. Dit percentage is hoog als gevolg van uitfinanciering van t/m 2013 aangegane verplichtingen, met name langlopende uitbetalingen op reeds afgegeven beschikkingen in het kader van de MEP/SDE en verplichtingen die in 2011, 2012 en 2013 zijn aangegaan op de SDE+.

Opdrachten: Van het opdrachtenbudget is 45% juridisch verplicht. Het betreft uitfinanciering van in voorgaande jaren afgegeven beschikkingen, met name in het kader van Joint Implementation en kernenergie.

Bijdragen aan agentschappen: Het budget betreft de financiering van de opdracht 2014 aan Agentschap NL, Kernfysische Dienst en de NVWA en is 100% juridisch verplicht.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s: Op dit onderdeel is geen sprake van budgetflexibiliteit. Het betreft met name de doorsluis van de COVA-heffing op aardolieproducten, bedoeld voor het dekken van de kosten van het aanhouden van voorraden. Dit is gebaseerd op nationale en internationale wetgeving.

Bijdragen (inter)nationale organisaties: Van het beschikbare budget voor (inter)nationale organisaties is 69% juridisch verplicht. De bijdrage aan ECN betreft een al langlopende gevestigde en op overeenkomsten gebaseerde subsidierelatie ten behoeve van energieonderzoek. Dit betekent dat er op dit onderdeel sprake is van enige budgetflexibiliteit, zij het beperkt op de korte termijn.

Interne begrotingsreserve

Stand interne begrotingsreserve per 31 december 2012 (x € 1.000)

Interne begrotingsreserve Geothermie

11.357

De interne begrotingsreserve voor de garantieregeling Geothermie is bedoeld om het budget voor deze regeling meerjarig in te kunnen zetten en een eventuele mismatch in de tijd tussen inkomsten en uitgaven op te vangen. Om gebruik te kunnen maken van de garantieregeling Geothermie betalen marktpartijen een premie aan de uitvoerder van de regeling (Agentschap NL) die wordt gestort in de interne begrotingsreserve.

Nederlandse inzet voor nucleaire veiligheid en stralingsbescherming

Aan het einde van dit beleidsartikel is de Nederlandse inzet voor nucleaire veiligheid en stralingsbescherming weergegeven.

Toelichting op de financiële instrumenten

Subsidies

Topsector Energie

De topsector energie richt zich op de verduurzaming van de energievoorziening en de versterking van de toegevoegde waarde van de energiesector voor de Nederlandse economie. De focus ligt daarbij op bio-energie, energiebesparing in industrie en gebouwde omgeving, gas, intelligente netten, wind op zee en zonne-energie. De gezamenlijke onderzoeks- en innovatieagenda van bedrijven en kennisinstellingen, verwoord in de in april 2012 afgesloten innovatiecontracten, waarborgt aansluiting van onderzoek op de behoeften vanuit de markt. De Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI’s) voeren deze agenda uit. EZ stimuleert en ondersteunt de topsector energie met reguliere innovatiemiddelen en een speciaal voor innovatie afgezonderd deel van de SDE+ middelen.

Voornaamste acties in 2014:

Het verder aanscherpen van het onderzoeks- en innovatieportfolio van de TKI’s en het verbreden van de deelname van bedrijven, vooral van het midden- en kleinbedrijf (MKB). Die grotere betrokkenheid komt ook tot uiting in een goede deelname van de Nederlandse energiesector aan het 8e Europese Kaderprogramma «Horizon 2020», dat in 2014 van start gaat.

Innovatieprogramma voor demonstratieprojecten

In het energieakkoord voor duurzame groei is bepaald dat er overheidsmiddelen beschikbaar komen voor een innovatieprogramma voor demonstratieprojecten die gericht zijn op versnelling van commercialisering vanuit de Topsector Energie ten behoeve van de export. Het budget hiervoor loopt op van € 25 mln in 2014 tot structureel € 50 mln vanaf 2017.

Energie-innovatie (Innovatie Agenda Energie)

Dit betreft de uitfinanciering van een groot aantal specifieke innovatieprogramma’s die in de periode 2008–2011 zijn opgestart met een eenmalige impuls vanuit het Fonds Economische Structuurversterking (FES). De Innovatie Agenda is inmiddels vervangen door de topsector energie.

Kengetal

2009

2010

2011

2012

2013

Ambitie 2014

Private R&D-investeringen (uitgedrukt in % van omzet) 1

Bron: CBS

n.v.t.

2.4%

n.v.t.

n.n.b

n.v.t.

n.v.t.

Aantal deelnemende bedrijven bij TKI 2

Bron: AgNL

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

333

 

10% groei t.o.v. 2013

Kwaliteit van het Nederlandse energieonderzoek gemeten als retourpercentage van het zevende EU kaderprogramma thema energie 3

7,5%

6,8%

7,4%

7,0%

 

6,9%

Bron: AgNL

X Noot
1

Onderzoek naar private R&D investeringen vindt elke twee jaar plaats. Voor 2009, 2011 en 2013 zijn daardoor geen investeringen beschikbaar. De cijfers over 2012 komen in de zomer van 2014 beschikbaar.

X Noot
2

In september 2012 zijn de TKI ’s opgericht. Daardoor zijn er geen gegevens beschikbaar voor de jaren 2009 tot en met 2011.

X Noot
3

De cijfers betreffen cumulatieve cijfers vanaf de start van het zevende kaderprogramma in 2007. De realisatie 2011 heeft betrekking op de periode 2008 tot en met 2011. Het retourpercentage in KP7 energie voor Nederland is 7,4%. Dit is ruim boven de Nederlandse bijdrage aan het kaderprogramma thema energie van circa 5%. Bron: «Nederland in KP7», AgentschapNL, 2011.

Compensatie Energie-intensieve bedrijven (ETS)

Door de introductie van het Europese Emissiehandelssysteem (ETS) wordt de CO2-prijs prijs door de elektriciteitsproducenten aan de elektriciteitsgrootgebruikers doorberekend. Elektriciteitgrootgebruikers die internationaal concurreren kunnen in veel gevallen die CO2- kosten (ook wel indirecte kosten genoemd) niet doorberekenen omdat de concurrenten buiten de EU die kosten niet hebben. Naast verstoring van het gelijke speelveld leidt dit tot een CO2- weglek risico (het verplaatsen van bedrijven met veel directe of indirecte CO2 uitstoot naar landen waar de uitstoot van CO2 geen prijs heeft). Voor de compensatie van de indirect kosten in het kader van het ETS is vanaf 2014 jaarlijks een bedrag beschikbaar van € 78 mln op de EZ begroting.

Green Deal

Het kabinet zet de Green Deal aanpak verstevigd voort met als doel groene groei te versnellen.

De Green Deal aanpak is een onderdeel van het groene groei beleid van het kabinet. Dat beleid is gericht op het scheppen van de juiste randvoorwaarden en prikkels voor het vergroenen van economie en samenleving. Green Deals bieden bedrijven, burgers en organisaties een laagdrempelige mogelijkheid om samen met de overheid te werken aan groene groei. Initiatieven uit de samenleving staan aan de basis van de Green Deal-aanpak. Centrale gedachte is dat de overheid initiatieven faciliteert en versnelt door het wegnemen van knelpunten. Knelpunten kunnen liggen op het vlak van toegang tot financiering, wet- en regelgeving, netwerkvorming en kennis & informatie. Succesvolle deals en oplossingen worden opgeschaald naar andere locaties, partijen en sectoren en zetten zo een vliegwiel in werking. Er zijn sinds 2011 al bijna 150 Green Deals afgesloten, met meer dan 440 partijen op het terrein van energie, water, grondstoffen, bio-diversiteit en mobiliteit.

Van deze 150 afgesloten Green Deals bevinden zich circa 50 deals op het terrein van energie. De onderwerpen van deze energie deals zijn zeer divers, variërend van energiebesparing tot elektrisch vervoer. Aangezien het initiatieven uit de samenleving zijn, is er op voorhand geen inzicht mogelijk in welk type energiedeals er in 2014 zullen worden afgesloten.

De deals hebben veelal een looptijd van drie jaar en zijn volop in uitvoering. Een compleet overzicht van Green Deals is te vinden op: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/duurzame-economie/green-deal .

Voornaamste acties in 2014:

  • Verder ontwikkelen, beheren en monitoren van een portfolio van 150–200 Green Deals op de thema’s in het kader van het groene groei beleid.

  • Uitrollen en verder opschalen van succesvolle green deals.

  • Afronden van de green deals die in 2011 zijn gestart.

  • Het in 2013 gestarte traject rond de Green Deal 2.0 aanpak zal leiden tot meer intensieve sturing op kwaliteit en impact van nieuwe initiatieven.

  • In kaart brengen en uitdragen van resultaten en zo mogelijk effecten van green deals.

Milieukwaliteit van de Elektriciteitsproductie (MEP)/ Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE)

Dit betreft de uitfinanciering van verplichtingen die in het verleden in het kader van de Milieukwaliteit van de Elektriciteitsproductie (MEP) en Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE) zijn aangegaan. De MEP-subsidie is verleend aan elektriciteitsproducenten met wind-, zon- en waterkracht en biomassa. Producenten hebben hiervoor tot 18 augustus 2006 een subsidieaanvraag in kunnen dienen. Projecten met MEP-beschikkingen ontvangen MEP-subsidie tot aan het einde van de subsidietermijn. De MEP-subsidie geldt voor een periode van 10 jaar. Aan het eind van de looptijd wordt de definitieve subsidie vastgesteld.

De regeling SDE is de opvolger van de MEP. De SDE is een exploitatiesubsidie die de onrendabele top (het verschil tussen de kostprijs van duurzame energie en fossiele energie) vergoedt voor projecten op het gebied van hernieuwbaar gas en hernieuwbare elektriciteit en is daarmee breder dan de MEP. In 2011 is de SDE omgevormd en aangepast tot de Stimuleringsregeling duurzame energieproductie (SDE+).

Duurzame energieproductie/SDE+

Dit kabinet zet in op een kosteneffectieve uitrol van hernieuwbare energie. Hiervoor is een grote inspanning vereist. De SDE+ beoogt het aandeel duurzame energie in Nederland op een kosten effectieve wijze te vergroten. De SDE+ richt zich op de opties hernieuwbare elektriciteit, groen gas en hernieuwbare warmte en subsidieert het verschil tussen de kostprijs van duurzame energie en fossiele energie, de zogenaamde onrendabele top. De kosteneffectiviteit wordt bereikt door de introductie van concurrentie tussen verschillende vormen van duurzame energie en door goedkopere projecten voorrang te verlenen bij het verkrijgen van subsidie. De totale uitgaven zijn afhankelijk van de beschikbare projecten en de ontwikkeling van de energieprijs. Ook wordt onderzocht op welke wijze bij- en meestook van biomassa in kolencentrales gestimuleerd kan worden.

Voornaamste acties in 2014:

Uitvoeren van de SDE+ en de rijkscoördinatieregeling voor windprojecten groter dan 100 MegaWatt. Implementatie structuurvisies wind op land en wind op zee. Het realiseren van noodzakelijke randvoorwaarden voor de uitrol van wind op zee.

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Streefwaarde

Planning

Bron

Duurzame energieproductie

4,2%

2011

16%

2023

CBS

Begrotingsreserve duurzame energieproductie (MEP/SDE/SDE+)

Er wordt met ingang van 2013 een interne begrotingsreserve ingesteld ten behoeve van de beschikbare middelen voor duurzame energieproductie (MEP/SDE/SDE+ en andere). Deze begrotingsreserve is bestemd voor onbesteed gebleven middelen als gevolg van vertraging van projecten en uitgevallen, reeds verplichte projecten die door andere projecten worden vervangen. Door storting in de begrotingsreserve blijven middelen voor subsidiëring van duurzame energie beschikbaar voor het realiseren van de doelstelling.

Carbon Capture and Storage (CCS)

Om op de lange termijn te komen tot een volledig duurzame energievoorziening zal afvang, gebruik en opslag van CO2 (Carbon Capture and Storage, CCS) onvermijdelijk zijn. CCS kan worden toegepast bij de industrie en ook bij gas- en kolencentrales. In het Energieakkoord voor duurzame groei is bepaald dat de rijksoverheid het initiatief zal nemen om te komen tot een lange termijn visie op de positie van CCS in de transitie naar een volledig duurzame energievoorziening.

Nederland behoort, samen met enkele andere landen, Europees en wereldwijd tot de koplopers op het gebied van CCS. Nederlandse onderzoeksinstellingen en bedrijven die betrokken zijn geweest bij de voorbereiding of uitvoering van grootschalige CCS-projecten, kunnen die kennis en ervaring wereldwijd benutten. Dat is goed voor onze economie en voor het klimaat.

Het beleid bestaat uit het steunen van onderzoek en het opzetten van een grootschalig demonstratieproject met opslag onder zee. Het gaat om het ROAD project; hierbij wordt CO2 afgevangen bij de nieuwe E.ON kolencentrale op de Maasvlakte en de CO2 wordt 20 km buiten de kust in een leeg gasveld opgeslagen. Het Rijk draagt € 150 mln aan cofinanciering bij.

Hoge Flux Reactor (HFR)

De HFR in Petten is eigendom van de Europese Commissie en wordt geëxploiteerd door de Nucleair Research Group (NRG). De exploitatie van de HFR wordt ondersteund door een reeks aanvullende onderzoeksprogramma's. De voor de HFR opgenomen middelen betreffen de Nederlandse bijdrage aan het «aanvullend programma» van het Joint Research Centre van de Europese Commissie, dat in de HFR wordt uitgevoerd. Het voornaamste doel van het aanvullend onderzoeksprogramma 2012–2015 van de HFR, is een constante en betrouwbare neutronenflux voor experimentele doeleinden te leveren. De totale bijdrage van Nederland, Frankrijk en België voor het aanvullend programma 2012–2015, plus de verwachte commerciële inkomsten (uit de commerciële productie van radio-isotopen voor medische diagnoses), waarborgt een afdoende operationele begroting om de kosten voor de exploitatie van de reactor in de periode 2012–2015 te dekken.

Aanschafsubsidie Zonnepanelen

In 2012 en 2013 is de tijdelijke subsidieregeling voor investeringen in zonnepanelen voor kleinverbruikers opengesteld. Kleinverbruikers konden een subsidie ontvangen van 15% van de prijs van de aangeschafte materialen, tot een maximum van € 650,–.

Elektrisch rijden

In privaat-publieke samenwerking bevordert het plan «Elektrisch rijden in de versnelling» de introductie van elektrisch vervoer, zodat op den duur een zelfdragende markt kan ontstaan. Het plan richt zich op samenwerking met een aantal focusgebieden (andere overheden), uitrol van voertuigen in kansrijke marktsegmenten, ontwikkeling van adequate en steeds betaalbaarder infrastructuur en het stimuleren van de ontwikkeling van verdienpotentieel. In samenwerking met andere departementen zorgt EZ voor gunstige randvoorwaarden: onder andere fiscaal beleid, het bewaken van een open marktmodel voor oplaaddienstverlening en eigen aankoop- en aanbestedingsbeleid van het Rijk.

Overige subsidies

Dit betreft de uitfinanciering van verplichtingen van reeds beëindigde subsidieregelingen. Dit betreft met name de uitfinanciering van het Besluit Subsidies Investeringen Kennisinfrastructuur (BSIK), Transitiemanagement en duurzame warmte.

Garanties

Geothermie

Geothermie of aardwarmte betreft het winnen van warmte uit diepe aardlagen. Het potentieel van geothermie is 11 petajoule (PJ) in 2020. Het ontbreken van een (betaalbare) verzekering is momenteel een belangrijk knelpunt voor de toepassing van aardwarmte. De garantieregeling Geothermie heeft als doel het afdekken van het risico dat het boren van putten voor de toepassing van aardwarmte niet succesvol is. De overheid dekt dit risico af door middel van het uitgeven van garanties aan marktpartijen. De derde openstelling van de garantieregeling heeft plaatsgevonden in het voorjaar van 2013. Er wordt beoogd dat marktpartijen het risico op termijn zelf gaan afdekken.

Opdrachten

O&O bodembeheer

Dit betreft opdrachten ten behoeve van de Mijnraad en de Technische commissie bodem beweging (Tcbb) en diverse opdrachten in verband met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO).

Joint Implementation

CO2-reductie wordt ingevuld via aankoop van onder andere Joint Implementation (JI)-rechten in het buitenland. De kern van JI is dat landen met reductieverplichtingen deze in andere landen kunnen realiseren. De oorspronkelijke doelstelling voor de vermeden CO2-uitstoot is 20 Mton, te realiseren over de periode 2008–2012. Over de periode 2008–2011 is inmiddels 17 Mton gerealiseerd en geleverd via JI en gegroende Assigend Amount Units.

De uiterlijke termijn voor levering van emissierechten gegenereerd tijdens de Kyoto periode is 2015. In het najaar van 2013 zullen de voorlopig definitieve cijfers beschikbaar komen of Nederland haar Kyotodoelstelling heeft gehaald.

Straling en Nucleaire Veiligheid

Bij de beoordeling van nucleaire inrichtingen en bij de toepassing van ioniserende straling, het vervoer van radioactief materiaal en het beheer en de verwijdering van radioactief afval heeft veiligheid de hoogste prioriteit. De nationale regelgeving waarop deze veiligheid is gebaseerd wordt herschreven tot toekomstbestendige wet- en regelgeving.

Ook de beoordeling van de vergunningaanvragen voor de nieuwe onderzoeksreactor Pallas en de onderzoeksreactor Oyster gebeurt op basis van actuele veiligheidseisen en regelgeving. Deze Nederlandse veiligheidseisen zijn gebaseerd op de meest recente internationale richtlijnen en worden vastgelegd in een ministeriële richtlijn.

De voorbereiding op eventuele nucleaire ongevallen wordt aangepast, zodat die internationaal beter geharmoniseerd is.

Op grond van de Europese richtlijn 2011/70/Euratom is Nederland verplicht een nationaal programma over het beleid voor radioactief afval en verbruikte splijtstof te maken. Aan dit programma wordt verder gewerkt opdat het augustus 2015 aan de Europese Commissie kan worden voorgelegd.

Op grond van Europese richtlijnen moet elke EU-lidstaat ten minste om de tien jaar een zelfevaluatie uitvoeren van de nationale nucleaire wet- en regelgeving en van de bevoegde regelgevende autoriteit. Deze zelfevaluatie wordt door het Internationaal Atoomenergieagentschap beoordeeld in een «Integrated Regulatory Review Service (IRRS)». Eind 2014 zal een IAEA-IRRS-missie Nederland bezoeken. De Kernenergiewet en de daarop gebaseerde regelgeving zal, mede in verband met deze zelfevaluatie, in 2014 en volgende jaren integraal worden herzien en toekomstbestendig worden gemaakt. Ook zal de nieuwe EU-richtlijn over stralingsbescherming worden geïmplementeerd.

Voor het verhogen van de internationale nucleaire beveiliging worden bijdragen geleverd aan de «Nuclear Security Summit 2014» en de «Nuclear Industry Summit». Beide internationale conferenties worden eind maart 2014 gehouden.

Pallas

Een excellente en solide nucleaire kennisinfrastructuur in Nederland is van groot belang voor de nucleaire gezondheidszorg, een verantwoorde toepassing van kernenergie en voor de ontwikkeling van hernieuwbare energie. Het kabinet en de provincie Noord-Holland investeren elk maximaal € 40 mln in het project Pallas met als doel de realisatie van een nieuwe onderzoeksreactor in Petten. Deze bijdrage is bedoeld voor het ontwerp, de aanbesteding en de vergunningprocedure van de reactor. Voor de realisatie van de onderzoeksreactor is een nieuwe, onafhankelijke organisatie opgericht. Deze heeft de opdracht gekregen om te zorgen voor een gezonde businesscase. De bouw en exploitatie van de reactor moet volledig privaat met risicodragend kapitaal worden gefinancierd. Daarbij geldt dat de gemaakte kosten voor ontwerp, aanbesteding en vergunningprocedure door de private investeerders moeten worden terugbetaald.

Onderzoek en opdrachten

Dit betreft kleinere onderzoeksopdrachten – veelal met een looptijd van minder dan één jaar – die dienen ter ondersteuning van het energiebeleid en die veelal gericht zijn op beantwoording van één specifieke vraag (al dan niet op verzoek van de Tweede Kamer).

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Doorsluis Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (COVA) heffing

Het crisisbeleid op het gebied van de olievoorzieningszekerheid dient verstoringen in de olieaanvoer op te vangen. Door de Stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (COVA) en het oliebedrijfsleven worden in opdracht van EZ strategische olievoorraden aangehouden in lijn met hetgeen hierover geregeld is in de Wet voorraadvorming aardolieproducten (Wva) 2012.

De uitgavenreeks op de EZ-begroting betreft de doorsluis van de ontvangen voorraadheffingen naar de COVA. De voorraadheffing is een heffing ingesteld op aan accijns van minerale oliën onderworpen aardolieproducten. De heffing bedraagt momenteel € 8,– per 1.000 liter benzine en diesel en wordt door de Minister van Financiën geheven en ingevorderd door de Belastingdienst. De Minister van EZ keert de opbrengst van heffing uit aan de stichting COVA ter dekking van de operationele kosten en financieringslasten van de COVA.

Per 1 april 2013 is de Wva 2012 van kracht geworden en in lijn met de bepalingen in de nieuwe Wva 2012 is een verhoging van de voorraadheffing doorgevoerd. In deze wet is onder andere de EU Richtlijn 2009/119/EU over strategische aardolievoorraden geïmplementeerd.

TNO bodembeheer

Dit betreft een bijdrage aan TNO voor de adviestaak voortvloeiend uit de Mijnbouwwet en Mijnbouwregeling. De adviserende taak ligt op het vlak van het opsporen en winnen van delfstoffen (olie, gas en steenzout) en aardwarmte en het opslaan van stoffen in de (diepe) ondergrond van Nederland.

Bijdragen aan mede-overheden

Uitkoopregeling

Woningen die direct onder de hoogspanningslijnen staan van 220 en 380 kV verbindingen en 110 en 150 kV buiten de bevolkingskernen, komen in aanmerking voor uitkoop. Het Rijk stelt vanaf 2017 geld beschikbaar voor een uitkoopregeling aan de betrokken gemeenten als die besluiten tot verwijderen van de woonfunctie. De regeling heeft een looptijd van vijf jaar (TK, 31 574, nr. 29).

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

Energie Onderzoekcentrum Nederland (ECN)/ Nuclear Research Group (NRG)

Energie Onderzoekcentrum Nederland (ECN) ontwikkelt hoogwaardige kennis en technologie voor een efficiënte en duurzame energievoorziening en brengt deze naar de markt. ECN stelt hiertoe haar onderzoeksprogrammering in belangrijke mate op samen met bedrijven in de Topsector Energie. Het gaat hier om € 17 mln van de € 22,9 mln die voor ECN bestemd is. Daarnaast ondersteunt de kennisbasis en onafhankelijke positie van ECN de ontwikkeling en uitvoering van energiebeleid. Voor de Nuclear Research Group (NRG) betreft het onderzoeksactiviteiten op het gebied van de nucleaire veiligheid, radioactief afval en stralingsbescherming. Centraal daarbij staat de ontwikkeling van kennis, producten en processen voor veilige toepassing van nucleaire technologie voor energie, milieu en gezondheid.

Diverse instituten

Nederland participeert in een aantal internationale organisaties of programma’s, die zich bezig houden met voorzieningszekerheid. Het gaat dan om het International Energy Agency (IEA), het Energy Charter Treaty (ECT), het International Energy Forum, het Gas Exporting Countries Forum en het Nederlands Polair Programma. Daarnaast is Nederland samen met het Ministerie van Buitenlandse Zaken en een aantal bedrijven partner in het Clingendael International Energy Programme (CIEP).

Voornaamste acties in 2014:

Versteviging van de samenwerking in Noordwest Europa. Via het Pentalaterale forum wordt ingezet op het versterken van de marktintegratie en de leveringszekerheid in Noordwest Europa. Hiernaast wordt ook bilateraal meer naar samenwerking gezocht met onze buurlanden als Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en België vanwege belangen die Nederland respectievelijk Nederlandse bedrijven daar hebben. Specifiek de intensivering van verdere samenwerking met Duitsland op politiek niveau zal in 2014 aan de orde zijn. Belangrijke onderwerpen voor overleg en samenwerking zijn: subsidiesystemen, innovatie en verbeteringen in de grensoverschrijdende infrastructuur.

In 2014 zal een ad hoc high-level conferentie in Den Haag worden georganiseerd onder voorbehoud van de voortgang van het moderniseringsproces van het Energy Charter.

Toelichting op de ontvangsten

COVA

Betreft ontvangsten uit hoofde van de voorraadheffing COVA, zoals toegelicht bij de uitgavenpost «Doorsluis COVA heffing».

SDE+

De uitgaven van de subsidie SDE+ worden gefinancierd via een opslag op de energierekening. Deze is in 2013 ingegaan, in het jaar dat de eerste substantiële betalingen uit hoofde van de SDE+ worden verwacht.

Aardgasbaten

De raming van de aardgasbaten voor 2012 en verder is gebaseerd op het meest recente scenario van het CPB uit de concept-Macro Economische Verkenning (concept-MEV). De volgende variabelen zijn hierbij relevant:

Verwachting 2013–2014
 

2013

2014

Productie aardgas totaal (mld m3)

Bron: TNO

79

71

Euro/dollarkoers

Bron: CBS/CPB

1,31

1,32

Olieprijs (dollar/vat)

Bron: CBS/CPB

105,6

103

Beursprijs van TTF-gas (eurocent/ m3)

Bron: APX Endex

26

26

Kengetallen

2009

2010

2011

2012

1. Gewonnen volume aardgas kleine velden

Bron: TNO

34 mld m3

32 mld m3

29 mld m3

28 mld m3

2. Aantal boringen exploratie onshore en offshore

Bron: TNO

15

12

18

17

3. Aantal boringen productie onshore en offshore

Bron: TNO

28

35

39

29

4. Productie aardgas totaal

Bron: TNO

74 mld m3

86 mld m3

79 mld m3

78 mld m3

5. Euro/dollarkoers

Bron: CBS/CPB

1,39

1,33

1,39

1,29

6. Olieprijs (dollar/vat)

Bron: CBS/CPB

61,5

79,5

111,3

111,7

7. Beursprijs van TTF-gas (eurocent/ m3)

Bron: APX Endex

13,0

15,8

22,7

23,8

  • 1 t/m 4 In het kader van voorzieningszekerheid is het van belang dat het aardgas dat zich bevindt in de Nederlandse kleine velden ook wordt gewonnen. Dit omvat zowel het produceren van reeds ontdekte velden (kengetal 1, 3 en 4) als het exploreren van nieuwe velden (kengetal 2). EZ stelt de randvoorwaarden middels een concurrerend mijnbouwklimaat, marktpartijen nemen de productie en exploratie voor hun rekening. Kengetal 1 geeft de totale hoeveelheid gewonnen gas uit kleine velden (onshore en offshore). Kengetal 4 geeft de totale aardgasproductie in Nederland weer, dus aardgas gewonnen uit kleine velden en het Groningerveld.

  • 5 t/m 7 De bepalende factoren voor de geraamde aardgasbaten zijn de aardgasprijs en het volume van de verkopen. De aardgasprijs is gerelateerd aan enerzijds de prijs van olie in dollars in combinatie met de euro/dollar-koers en anderzijds aan de prijs van gas die onafhankelijk van de olieprijs op de markt tot stand komt op onder andere gasbeurzen.

Budgettair belang fiscale maatregelen

Met de Energie-investeringsaftrek (EIA) stimuleert EZ investeringen in energiebesparing in of bij bedrijfsgebouwen, processen en transportmiddelen, duurzame energie en energie-advies. Deze investeringen zijn deels aftrekbaar van de fiscale winst. Ten opzichte van het historisch verbruik of het gemiddeld gangbare energiegebruik bij nieuwbouw moeten investeringen in energiebesparing per jaar per geïnvesteerde euro een bepaalde hoeveelheid energie besparen. Alleen de nieuwste typen bedrijfsmiddelen komen hierdoor in aanmerking. De EIA stimuleert zo de marktintroductie van een nieuwe generatie efficiënte bedrijfsmiddelen.

In het energieakkoord voor duurzame groei is opgenomen dat het budget van de EIA-regeling wordt beperkt (oplopend tot € 50 mln per 2017) om financiële ruimte te maken voor een innovatieprogramma voor demonstratieprojecten die gericht zijn op versnelling van commercialisering vanuit de Topsector Energie ten behoeve van de export. Om meer middelen beschikbaar te houden voor investeringen in energiebesparing en energie-efficiëntieverbetering in het bedrijfsleven, is in het Energieakkoord voor duurzame groei opgenomen dat de EIA-regeling zoveel mogelijk wordt gericht op investeringen in energiebesparing.

Bedragen x € 1 mln
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Energie-investeringsaftrek (EIA)

96

151

111

106

101

101

101

Nederlands inzet voor nucleaire veiligheid en stralingsbescherming

In de overzichtsconstructie wordt een onderscheid gemaakt in het aantal formatieplaatsen van de diensten die onder de directe verantwoordelijkheid van de Minister van Economische Zaken vallen en de formatieplaatsen van de diensten die onder de directe verantwoordelijkheid van andere ministeries vallen.

Ministerie van Economische Zaken

  • Programmadirectie Nucleaire Installaties en Veiligheid

    De programmadirectie heeft tot taak:

    • Het zorgdragen voor het aansluiten bij internationale ontwikkelingen waaronder de inzichten van EU en IAEA.

    • Het zorgdragen voor internationaal afgestemd beleid voor voorzorg en nazorg bij nucleaire rampen.

    • Het zorgdragen voor een robuust beleidskader voor nieuwe nucleaire installaties.

    • Het zorgdragen voor actuele en toegesneden kemenergie- en stralingsbeschermingsregelgeving.

    • Het zorgdragen voor nucleaire veiligheid, in het bijzonder na de lessen van Fukushima.

    • Het zorgdragen voor adequate en proportionele beveiliging van nucleaire installaties, transporten radiologische bronnen.

    • Het zorgdragen voor het verlenen van vergunningen op grond van de Kernenergiewet.

    • Het zorgdragen voor het radioactief afval, ontmanteling van installaties en het beleid om te komen tot een eindberging.

    • Het zorgdragen voor bescherming van mens en milieu tegen ioniserende straling.

  • Agentschap NL

    Het agentschap verricht een aantal taken:

    • Adequate vergunningverlening en afhandeling van meldingen leveren een belangrijke bijdrage aan het beleidsdoel (mens en milieu beschermen tegen ioniserende straling door het gebruik van radioactieve stoffen en toestellen).

    • Het secretariaat van de stuurgroep en projectgroep van het programma STRAVEN (=Straling en ventilatie) en het contractbeheer van ondersteunende opdrachten aan derden. De uitvoering van de werkzaamheden staat verder toegelicht in het Programma van Eisen (PvE), dat is opgesteld op grond van de in voorgaande jaren beschreven taken en werkzaamheden.

    • Uitvoering van het stelsel van borging van de stralingsdeskundigheid in Nederland.

  • Kernfysische Dienst (KFD)

    • De KFD oefent toezicht uit op de nucleaire industrie en op alle andere branches waarin radioactieve stoffen en ioniserende straling wordt toegepast.

    • De KFD oefent toezicht uit op het vervoer van splijtstoffen en radioactieve materialen.

  • Crisismanagement: het voorbereid zijn op een nuclair of (stralings)incident en bij crises bijdragen aan de uitvoering van de nationale crisisbesluitvorming.

  • Het Staatstoezicht op de Mijnen is op het gebied van de stralingsbescherming belast met het toezicht op de naleving van de kernenergiewetgeving bij verkenningsonderzoek naar delfstoffen en de opsporing of winning van delfstoffen.

  • Het cluster straling op het RIVM omvat een drietal structurele projecten. Van de structurele projecten is er:

    • één gericht op de inhoudelijke beleidsondersteuning van wettelijke taken straling (WEST),

    • één op het uitvoeren van de milieumonitoring straling, en

    • één vormt het (voornamelijk materieel) budget voor uitbestedingen, aanschaffingen en metingen ten behoeve van het onderzoek naar ventilatie en radon in woningen (VERA-II).

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

  • De Directie Gezond en Veilig Werken draagt zorg voor het beleid op het gebied van de stralingsbescherming. Als het gaat om de stralingsbescherming van werknemers, bepaalt de Minister van SZW de kaders, ontwikkelt hij het beleid en is hij verantwoordelijk voor (inter)nationale wet- en regelgeving en de normstelling.

  • De directie Arbeidsomstandigheden van de Inspectie SZW is op het gebied van de stralingsbescherming verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving door werkgevers en werknemers van wet- en regelgeving op het gebied van arbeidsomstandigheden, met inbegrip van stralingsbescherming, alsmede het in verband daarmee opsporen van strafbare feiten.

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

  • Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu.

  • Geneesmiddelen en medische technologie.

Ministerie van Veiligheid en Justitie

Verantwoordelijk voor het stelsel van rampen- en crisisbeheersing.

Ministerie van Defensie

Inspectie militaire gezondheidszorg. Vergunningverlening militair nucleair transport en nucleair aangedreven vaartuigen.

Nederlandse Douane

Controle van goederen gebeurt met geavanceerde controlemiddelen, waaronder ook detectieapparatuur voor nucleaire straling. In voorkomende gevallen wordt na een detectiealarm contact gezocht met de KFD. De verdere opvolging van een dergelijk alarm is voor rekening van de KFD.

Nederlandse inzet voor nucleaire veiligheid en stralingbescherming
     

fte

Departement

Begroting

Activiteit

2013

2014

2015

2016

Ministerie van Economische Zaken

70,2

72,7

73,6

73,62

Programmadirectie NIV

XIII

Beleid en vergunningverlening

36,3

36,3

36,3

36,3

Agentschap NL

XIII

Uitvoeren van wettelijk verplichte vergunningswerkzaamheden

12,9

12,9

12,9

12,9

Kernfysische Dienst

XIII

Toezicht op nucleaire inrichtingen en vervoer van splijtstoffen en radioactieve materialen

38,8

38,8

38,8

38,8

Crisismanagement

XIII

Voorbereiding op en beheersing van (dreigende) nucleaire crises

2

2

2

2

Staatstoezicht op de Mijnen

XIII

Stralingsbescherming en monitoring

1,2

1,2

1,2

1,2

Autoriteit Consument en Markt

XIII

Inzet deskundigheid bij nucleaire incidenten. Controle op radioactiviteit in voedsel

4

4

4

4

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

34,2

34,2

34,2

34,2

RIVM

XVI

Beleidsondersteuning, monitoring straling en back office radiologische informatie

32,9

32,9

32,9

32,9

Beleidsdirecties

XVI

Beleid en crisismanagement

1,3

1,3

1,3

1,3

Belastingdienst

0

0

0

0

Douane

IX

Controle vergunningen. Detectie van radioactiviteit in goederen 1

0

0

0

0

Ministerie van Veiligheid en Justitie

1,2

1,2

1,2

1,2

 

VI

Nucleaire veiligheid, rampen- en crisisbeheersing

1,2

1,2

1,2

1,2

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

3

3

3

3

 

XV

Stralingsbescherming en monitoring

3

3

3

3

Ministerie van Defensie

8

8

8

8

 

XV

Vergunningverlening nucleair transport en nucleair aangedreven vaartuigen

8

8

8

8

             

Ondersteuning Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingbescherming

8,0

7,8

7,8

7,8

X Noot
1

Voor de controles van goederen beschikt de Douane over geavanceerde controlemiddelen, waaronder detectie-apparatuur op mogelijke nucleaire straling. De detectie vindt vrijwel volledig geautomatiseerd plaats. In voorkomend geval wordt na een detectie-alarm contact gezocht met de Inspectie Leefomgeving en Transport, die de verdere opvolging van een dergelijk alarm voor haar rekening neemt.

16 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

Algemene doelstelling

EZ streeft naar internationaal toonaangevende, concurrerende, sociaal verantwoorde, veilige en dier- en milieuvriendelijke agro-, visserij- en voedselketens.

Rol en Verantwoordelijkheid

De Minister van EZ is verantwoordelijk voor:

Stimuleren

  • Het versterken van de positie van de Nederlandse agrarische en visserijketen en het stimuleren van groene economische groei via energie- en klimaatbeleid voor de landbouw (artikelonderdeel 16.1).

  • Het stimuleren van een adequate en duurzame voedselvoorziening/voedselzekerheid op Europees en mondiaal niveau alsmede het bijdragen aan het Europese en internationale landbouw- en visserijbeleid (artikelonderdelen 16.1 en 16.5).

Regisseren

  • Het borgen van voedselveiligheid en voedselkwaliteit (artikelonderdeel 16.2). Producenten en partijen uit de voedselketen zijn primair verantwoordelijk voor hun producten en productiewijze. Zij opereren op basis van normen en kaders die de overheid stelt en die goeddeels hun grondslag vinden in internationale, met name Europese regelgeving. De Minister van VWS is verantwoordelijk voor wetgeving voor voedselveiligheid, met uitzondering van wetgeving voor het slachten van dieren en het keuren en uitsnijden van vlees, waar de Minister van EZ verantwoordelijk voor is. De Minister van EZ is voorts verantwoordelijk voor de controle op en handhaving van de regels voor de veiligheid van voedsel in de primaire productie en slachterijfase.

  • Het zeker stellen van goede gewasbescherming, alsmede het borgen van diergezondheid en dierenwelzijn (artikelonderdeel 16.3).

(Doen) uitvoeren

  • Het doen uitvoeren van adequaat fytosanitair beleid (artikelonderdeel 16.3).

  • Het doen uitvoeren van kennisontwikkeling en financieren van innovatie ten behoeve van het groene domein (artikelonderdeel 16.4).

Bij het verder vormgeven van het Europees Landbouwbeleid voor de periode 2014–2020 heeft de minister de rol om te zorgen dat de Nederlandse inbreng met betrekking tot versterking concurrentiekracht, vergroening en verduurzaming goed tot hun recht komen. In de Beleidsagenda en bijlage 4.3 Europese geldstromen wordt hierop nader ingegaan.

Beleidsinformatie

Kengetal

2009

2010

2011

2012

Ambitie

1. Maatschappelijke appreciatiescore

Bron:TNS/NIPO

7,7

7,7

7,5

7,5

7,7

2. Mate van vertrouwen consumenten in voedsel

Bron:NVWA monitor

3,4

3,4

3,4

3,4

3. Plant Breeders Index

Bron: Community Plant Variety Office CPVO

32%

32%

33%

31%

Circa 32%

4. Aantal octrooiaanvragen in de agrarische sector en verwerkende industrie

Bron: NLOctrooicentrum

6,8%

7,4%

   

Circa 7,4%

5. % Handelssaldo agrarisch ten opzichte van totaal handelssaldo Nederland

Bron: LEI

59%

57%

87%

58%

60%

Toelichting

  • 1 De maatschappelijk appreciatiescore is een rapportcijfer voor de waardering van de Nederlandse samenleving voor de agrarische- en visserijsector, productiewijzen en de verwerking van agrofood en visproducten. Basis is periodiek door TNS/NIPO uitgevoerd onderzoek.

  • 2 De NVWA meet op een schaal van 1–5 het vertrouwen van de consument in de veiligheid van voedsel. In 2012 is besloten de meting voortaan tweejaarlijks uit te voeren. Eind 2013 vindt er een meting plaats. Als gevolg van de paardenvlees- en eierenfraude en enkele voedselincidenten in 2013, is de ambitie het licht gestegen vertrouwen in de afgelopen jaren (in 2008 3,3 en vanaf 2009 3,4) de komende tijd tenminste vast te houden.

  • 3 Betreft het percentage Nederlandse aanvragen Kwekersrecht van het totaal aantal aanvragen voor de Europese Unie (EU).

  • 4 Betreft het percentage Nederlandse octrooiaanvragen van het totaal aantal internationale aanvragen ingediend bij de World Intellectual Property Organization (WIPO) en het Europees Octrooibureau voor de agrarische sector en verwerkende industrie. In verband met de bescherming stelt het Nederlandse Octrooibureau deze informatie met vertraging beschikbaar. De gegevens over 2011 worden in 2014 gepubliceerd en 2012 in 2015.

  • 5 De agrarische handel is van zeer groot belang voor het positieve resultaat van het totale Nederlandse handelsoverschot. Sinds 2000 is het aandeel agrarisch ten opzichte van het totaal handelsoverschot minimaal 50% geweest. Het agrarisch handelsoverschot wordt vooral gerealiseerd door sierteeltproducten, vlees, zuivel, veevoeders, tabak en cacao.

Beleidswijzigingen

  • De implementatie en nationale uitvoering van een hervormd Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en invoering van het nieuwe Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) (zie Beleidsagenda).

  • Een geaccordeerd vijfde actieprogramma Nitraatrichtlijn (2014–2017) en op basis daarvan een derogatie op mestnormen uit de Nitraatrichtlijn. Verlagen van het overschot op de Nederlandse mestmarkt door boeren te verplichten een vastgesteld deel van het mestoverschot van hun bedrijf te verwerken.

  • Een duurzaam gewasbeschermingsbeleid voor de periode 2013–2023 in samenwerking met het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (zie Beleidsagenda).

  • Versterking c.q. bijstelling van het systeem voor de voedselveiligheid en -integriteit in de vlees- en zuivelsector door uitvoering van de acties van de Taskforce Voedselvertrouwen en implementatie van de aanbevelingen van het onderzoek naar de risico’s in de vleesketen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (zie Beleidsagenda).

  • In overleg met betrokken partijen wordt de uitvoering van de visie tuinbouw ter hand genomen. Doel hiervan is te komen tot samenwerkende tuinbouwketens die nationaal en internationaal toonaangevend zijn in duurzaamheid (zie Beleidsagenda).

Budgettaire gevolgen van beleid

De financiële instrumenteninzet van artikel 16 is gekoppeld aan de volgende artikelonderdelen:

16.1 Versterking concurrentiekracht en verduurzaming agroketens en visserij;

16.2 Borgen voedselveiligheid en -kwaliteit;

16.3 Plant- en diergezondheid;

16.4 Kennisontwikkeling en innovatie ten behoeve van het groene domein;

16.5 Borgen voedselzekerheid en internationaal en Europees landbouwbeleid.

Achter ieder instrument staat het betreffende artikelonderdeel vermeld.

Bedragen x € 1.000
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

VERPLICHTINGEN

696.112

741.803

659.135

643.139

620.168

603.667

601.245

Waarvan garantieverplichtingen

43.374

138.000

138.000

138.000

138.000

138.000

138.000

UITGAVEN

613.752

653.309

565.726

529.596

506.109

489.715

486.217

Waarvan juridisch verplicht (percentage)

   

86%

       
               

Subsidies

99.065

75.103

48.576

57.033

54.928

52.892

55.503

• Agrarisch ondernemerschap (16.1)

9.953

9.374

5.688

4.788

4.388

4.352

4.352

• Duurzame veehouderij (16.1)

26.203

17.542

4.775

4.312

4.306

4.006

604

• Mestbeleid (16.1)

1.596

1.850

2.550

1.550

0

0

0

• Plantaardige productie (16.1)

19.327

17.843

14.386

15.346

13.927

13.327

11.540

• Agrarische innovatie en overig (16.1)

10.373

5.426

3.140

2.200

1.200

1.200

0

• Visserij (16.1)

8.549

8.791

         

• Cofinanciering GLB/GVB (16.1)

 

8.760

19.560

21.830

20.730

29.730

• Dierenwelzijn productiedieren en gezelschapsdieren (16.3)

2.518

2.008

2.008

2.008

2.008

2.008

2.008

• Apurement (16.5)

20.546

12.269

7.269

7.269

7.269

7.269

7.269

Garanties

10.500

26.000

17.800

4.800

4.800

4.800

4.800

• Bijdrage begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit (16.1)

2.000

3.000

3.000

3.000

3.000

3.000

3.000

• Verliesdeclaraties Borgstellingsfaciliteit (16.1)

8.500

23.000

14.800

1.800

1.800

1.800

1.800

Opdrachten

151.569

158.608

134.701

127.077

116.448

114.962

114.662

• Versterken concurrentiekracht en verduurzaming agroketens en visserij (16.1)

25.723

24.525

11.606

12.590

11.348

11.445

11.445

• Borgen voedselveiligheid- en kwaliteit(16.2)

12.799

8.948

5.943

6.725

6.725

6.725

6.725

• Plant- en diergezondheid (16.3)

14.930

17.599

14.237

13.364

13.264

13.264

13.264

• Kennisontwikkeling en innovatie (16.4)

92.364

103.728

101.047

92.530

83.243

81.660

81.360

• Borgen voedselzekerheid en internationaal en Europees landbouwbeleid (16.5)

5.753

3.808

1.868

1.868

1.868

1.868

1.868

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

117.704

118.905

123.393

122.297

124.073

123.363

122.030

• Medebewind produktschappen (16.5)

20.354

23.054

50.519

49.991

49.417

48.742

48.262

• Dienst Landbouwkundig Onderzoek (16.4)

95.027

91.790

72.118

69.989

72.372

72.372

71.532

• ZON-mw (dierproeven) (16.4)

 

1.850

300

1.880

1.880

1.880

1.880

• College Toelating Bedrijdingsmiddelen en Biociden (16.3)

2.323

2.211

456

437

431

431

431

• Nog te verdelen taakstellling

       

– 27

– 62

– 75

Bijdragen aan andere begrotingshoofd-

stukken

4.200

3.800

3.650

4.200

4.200

4.200

4.200

• Diergezondheidsfonds

4.200

3.800

3.650

4.200

4.200

4.200

4.200

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

 

7.882

7.915

7.915

7.915

7.915

7.915

• UNEP, FAO en overige contributies

 

7.882

7.915

7.915

7.915

7.915

7.915

Bijdragen aan agentschappen

230.714

263.011

229.691

206.274

193.745

181.583

177.107

• NVWA

125.039

119.352

95.485

88.546

84.569

84.605

84.916

• Dienst Regelingen

93.182

116.691

107.635

93.111

92.570

90.037

88.424

• Agentschap NL

5.810

18.356

18.324

17.376

15.719

14.148

14.141

• Dienst Landelijk Gebied

255

222

222

221

221

221

221

• Rijksrederij

6.428

8.390

8.025

7.020

7.019

7.019

7.019

• Nog te verdelen taakstellling

       

– 6.353

– 14.447

– 17.614

               

ONTVANGSTEN

302.615

329.722

292.779

278.579

278.579

278.579

278.579

• Versterken concurrentiekracht en verduurzaming agroketens en visserij (16.1)

28.891

51.042

22.581

8.381

8.381

8.381

8.381

• Borgen voedselveiligheid- en kwaliteit(16.2)

253

430

430

430

430

430

430

• Plant- en diergezondheid (16.3)

2.812

500

500

500

500

500

500

• Kennisontwikkeling en innovatie (16.4)

14.760

18.693

10.584

10.584

10.584

10.584

10.584

• Borgen voedselzekerheid en internationaal en Europees landbouwbeleid (16.5)

255.414

259.057

258.684

258.684

258.684

258.684

258.684

• Ontvangsten agentschappen (16.9)

485

           

Budgetflexibiliteit

Het budget 2014 is voor circa € 480 mln (86%) inflexibel, omdat de verplichtingen die in 2014 tot kasbetaling leiden vooral op OD 16.4 (meerjarige DLO-programma’s en wettelijke onderzoekstaken van DLO) en op OD 16.9 (financiering agentschappen) al in het voorafgaande jaar zijn aangegaan.

Subsidies: Budgetten worden per jaar gepubliceerd. Van het beschikbare budget 2014 is circa 98% juridisch verplicht. Het betreft de uitfinanciering van tot en met 2013 aangegane verplichtingen op subsidieregelingen. De verplichtingen betreffen deels de cofinanciering van de uitvoering van EU-programma’s voor Plattelandsontwikkeling, Visserij en van artikel 68 van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid.

Garanties: Bijdrage aan de begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit is niet verplicht. De verliesdeclaratie 2014 betreft een raming van de verplichte betalingen aan banken voor bedrijven die niet meer aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen.

Opdrachten: Van budget 2014 is circa 80% juridisch verplicht. Het betreft de uitfinanciering van verplichtingen die tot en met 2013 zijn aangegaan.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s: Betreft bijdragen aan met name DLO (Kennisbasis, Wettelijke taken) en aan productschappen voor uitvoering van de EU-regelingen op basis van de «Regeling medebewind Gemeenschappelijke Landbouwbeleid» van 28 september 2006. Door de afspraak in het regeerakkoord tot opheffing van de product- en bedrijfsschappen komt deze regeling in 2014 te vervallen en komen deze taken over naar EZ. Aan de post «Medebewind produktschappen» is in verband met de opheffing € 31 mln structureel toegevoegd voor de overname van publieke taken. Onderzocht wordt in welke vorm en omvang de medebewind en publieke taken binnen (met name de agentschappen van) EZ terecht zullen komen. Het budget voor 2014 is voor 100% juridisch verplicht.

Bijdragen aan agentschappen: Het budget betreft de financiering van het opdrachtenpakket voor 2014 aan de NVWA, DR, AgNL, en de Rijksrederij, inclusief de kosten van uitvoering van EU-regelingen. Op basis van het offertetraject is het budget voor 2014 ultimo 2013 100% juridisch verplicht.

Toelichting op de financiële instrumenten

Interne begrotingsreserves

Stand interne begrotingsreserves per 31 december 2012 (x € 1.000)

288.498

Interne begrotingsreserve landbouw

46.279

Interne begrotingsreserve visserij

21.891

Interne begrotingsreserve borgstellingsfaciliteit

53.523

Interne begrotingsreserve apurement

166.805

  • Met de interne begrotingsreserve landbouw wordt stabiliteit en zekerheid gecreëerd voor de uitfinanciering van omvangrijke en sterk fluctuerende transitie-uitgaven voor verduurzaming en innovatie in de landbouwsector. Het betreft uitgaven voor reeds aangegane verplichtingen onder andere op het terrein van energietransitie in de tuinbouwsector, jonge agrariërs, regeling fijnstof en de Regeling Vervroegde Afschrijving Milieu-investeringen (VAMIL).

  • De interne begrotingsreserve visserij is bestemd voor de nationale cofinanciering die benodigd is voor de uitfinanciering van programma’s die onder het Europees Visserij Fonds (EVF) worden uitgevoerd.

  • De interne begrotingsreserve borgstellingsfaciliteit is bedoeld om de verliesdeclaraties te betalen naar aanleiding van garantstellingen aan banken waarmee innovatieve en duurzame investeringen in de landbouw en visserij worden gefaciliteerd. Daarnaast wordt een jaarlijkse bijdrage van € 2 mln van 2011 tot en met 2024 voorzien voor het flankerend beleid voor het verbod op de pelsdierhouderij (amendement Gerven/Dijsselbloem, TK 2010–2011, 32 609 XIII, nr. 4).

  • De interne begrotingsreserve apurement is bestemd voor het terugbetalen van financiële correcties van de Europese Commissie. EZ heeft maatregelen genomen om de risico’s op toekomstige financiële correcties te verkleinen door interpretaties van EU-regelgeving zoveel mogelijk vooraf aan de Europese Commissie ter verduidelijking voor te leggen.

Bijdragen aan agentschappen

EZ zet diverse uitvoerende diensten in voor het realiseren van beleidsdoelen op het gebied van agroketens, voedsel en visserij.

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)

De bijdrage aan de NVWA is onder andere bestemd voor de uitvoering en het toezicht op het gebied van dier- en plantgezondheid, dierenwelzijn, diervoeders, diergeneesmiddelen, dierlijke bijproducten, dierproeven, mestregelgeving en de veiligheid van voedsel en consumentenproducten. De raming bevat structureel € 6,6 mln per jaar voor compensatie van NVWA in het kader van BTW-regelgeving, die geen onderdeel uitmaakt van de bijdrage aan het opdrachtenpakket NVWA.

Dienst Regelingen (DR)

De bijdrage aan DR is onder andere bedoeld voor de uitvoering van haar taak als Europees betaalorgaan. Vanwege deze status kan DR Europese subsidies aan landbouwers uitbetalen, bijvoorbeeld de bedrijfstoeslagregeling. Naast de Europese voert DR ook nationale subsidieregelingen uit zoals de regelingen voor innovaties, energiebesparing en voor investeringen in duurzaamheid. Voorts worden taken uitgevoerd inzake identificatie en registratie van dieren, het mestbeleid en verleent DR bepaalde vergunningen voor agrarische ondernemers en voor bezit en handel in beschermde plant- en diersoorten.

Conform de toezegging in mijn brief van 21 januari 2013 (TK, 33 400 XIII, nr. 66) zijn de begrote uitvoeringskosten in 2014 zo veel mogelijk in lijn gebracht met het geoffreerde opdrachtenpakket uit de agenstschapsparagraaf. Momenteel zijn de gevolgen van de invoering van het nieuwe GLB en GVB en de overdracht van PBO-taken echter nog niet volledig te overzien. Mutaties in de uitvoeringskosten van DR die hieruit voortvloeien zullen in de Voorjaarsnota 2014 worden verwerkt.

Agentschap NL (AgNL)

De bijdrage AgNL is met name bedoeld voor het landbouwradennetwerk dat per 1 april 2013 is ondergebracht bij AgNL. De diverse thuisbases van de verschillende attachénetwerken – Innovatieattachés, NFIA en N(A)BSOs – zijn in één organisatiestructuur ondergebracht: de Thuisbasis Netwerk Buitenland. Met de organisatie van alle thuisbases in één afdeling wordt inhoudelijke synergie en efficiency gerealiseerd bij de uitvoering van opdrachten voor EZ en ook voor BZ. De landbouwraden en landbouwattachés blijven ook in de nieuwe structuur specialistische, beleidsmatige en uitvoerende economische dienstverlening verrichten voor bedrijven, kennisinstellingen en overheden op het terrein van landbouw (incl. markttoegang en marktfacilitatie), biodiversiteit, duurzame grondstofketens, voedselzekerheid en -veiligheid. Daarnaast is de bijdrage bedoeld voor de afwikkeling van de voormalige FES projecten voor Groene genetica en Biosolar.

Rijksrederij

De bijdrage aan de Rijksrederij is bestemd voor de inzet van schepen en bemanning voor het uitvoeren van taken op het gebied van visserij-onderzoek en het beheer en de inspectie voor natuur en visserij.

Artikelonderdeel 16.1 Versterken concurrentiekracht en verduurzaming agroketens en visserij
Financieel overzicht instrumentarium 16.1

Bedragen x € 1.000

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Uitgaven

112.224

111.351

68.705

65.146

61.799

59.860

62.471

               

Subsidies

76.001

60.826

39.299

47.756

45.651

43.615

46.226

Agrarisch ondernemerschap

9.953

9.374

5.688

4.788

4.388

4.352

4.352

– Investeringsregeling Jonge Agrariërs

3.945

3.238

3.538

2.788

2.388

2.352

2.352

– Brede weerverzekering

1.421

1.196

150

– Overig

4.587

4.940

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

Duurzame veehouderij

26.203

17.542

4.775

4.312

4.306

4.006

604

– Regeling fijnstof

16.054

350

0

2.400

3.850

3.350

148

– Investeringsregeling duurzame stallen

5.047

6.885

2.560

       

– Overig

5.102

10.307

2.215

1.912

456

456

456

Mestbeleid

1.596

1.850

2.550

1.550

0

0

0

– Duurzaamheidsinvesteringen

1.596

1.850

2.550

1.550

0

0

0

Plantaardige productie

19.327

17.843

14.386

15.346

13.927

13.327

11.540

– Marktintroductie energie innovaties (MEI)

12.577

16.189

10.989

10.349

10.189

9.589

7.802

– Investeringsregeling energiebesparing (IRE)

2.134

600

2.000

3.500

3.500

3.500

3.500

– Overig

4.616

1.054

1.397

1.497

238

238

238

Agrarische innovatie

10.373

5.426

3.140

2.200

1.200

1.200

 

– Vamil vergoedingen

6.673

2.200

– Samenwerking innovatie POP Nieuwe Uitdagingen

548

500

1.340

1.400

1.200

1.200

 

– Overig

3.152

2.726

1.800

800

     

Visserij

8.549

8.791

         

– EVF as 1 Maatregelen visvangst

1.974

2.865

         

– EVF as 2 Aquacultuur binnenvisserij

868

685

         

– EVF as 3 Gemeenschappelijk Visserijbeleid

5.707

5.241

         

Cofinanciering GLB/GVB

 

8.760

19.560

21.830

20.730

29.730

– Cofinanciering GLB/GVB

   

8.760

19.560

21.830

20.730

29.730

Garanties

10.500

26.000

17.800

4.800

4.800

4.800

4.800

– Bijdrage begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit

2.000

3.000

3.000

3.000

3.000

3.000

3.000

– Verliesdeclaraties Borgstellingsfaciliteit

8.500

23.000

14.800

1.800

1.800

1.800

1.800

Opdrachten

25.723

24.525

11.606

12.590

11.348

11.445

11.445

– Agrarisch ondernemerschap

4.155

3.600

2.779

3.000

3.000

3.000

3.000

– Duurzame veehouderij

3.214

7.309

1.858

2.124

1.730

1.827

1.827

– Plantaardige productie

4.075

3.290

2.057

3.947

4.197

4.197

4.197

– Agrarische innovatie en overig

3.283

1.297

14

 

50

50

50

– Mestbeleid

5.609

7.217

3.814

2.271

1.123

1.123

1.123

– Visserij

5.387

1.812

1.084

1.248

1.248

1.248

1.248

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Raming 2014

Streefwaarde

Planning

Bron

Verhouding duurzame – totale investeringen

36%

2010

20%

20%

2014

LEI

Toelichting

Uitgaande van een bedrag van € 3,7 mld aan agro investeringen wordt ingezet op circa € 0,7 mld aan duurzame investeringen. Dit leidt tot een verhoudingsgetal van 0,20 zowel voor de raming 2014 als voor de streefwaarde 2014. Duurzame investeringen omvatten investeringen in duurzame productiemiddelen zoals onder andere bedrijfsgebouwen, glasopstanden en installaties. De bijstelling van de duurzaamheidsindicator naar 20% procent (begroot in 2013 36%) wordt met name veroorzaakt door lagere investeringen in duurzame varkens- en pluimveestallen in 2011, de slechte economische situatie in vooral de glastuinbouw, varkens- en leghennenhouderij en de afschaffing van de tijdelijk vanaf 2009 verhoogde crisismaatregelen.

Subsidies

Agrarisch ondernemerschap

Vergroting van het concurrentievermogen is essentieel voor het agro-complex. Het beleid is gericht op goed en duurzaam presterende agrarische ondernemers, inclusief levenskrachtige agrarische bedrijven voor jonge agrariërs en behoud van het platteland. Hiervoor worden de volgende subsidies opengesteld in 2014:

  • De Investeringsregeling jonge agrariërs ondersteunt jonge landbouwers bij investeringen kort na bedrijfsovername, zodat hiermee hun concurrentiepositie wordt versterkt. De begrote bedragen betreffen de financiering van eerdere openstellingen. Een openstelling in 2014 wordt bezien in het kader van het nieuwe GLB.

  • Met de Brede Weerverzekering wordt de beschikbaarheid van brede verzekeringen tegen weerschade in de open teelten gefaciliteerd. Het begrote bedrag in 2014 betreft de financiering van eerdere openstellingen. Een openstelling in 2014 wordt bezien in het kader van het nieuwe GLB.

Duurzame veehouderij

Voor de veehouderij wil EZ integraal duurzame stallen en houderijmethoden stimuleren en faciliteren. In de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij (UDV) (TK, 2008–2009, 28 973, nr. 34) zijn de uitdagingen en speerpunten beschreven.

De transitie naar een toekomstbestendige duurzame en maatschappelijk gewaardeerde veehouderij in 2020 wordt aangepakt via twee sporen: een ketengestuurde verduurzaming van de veehouderij waarbij het initiatief ligt bij markt- en ketenpartijen met een doorslaggevende rol voor de retail en foodservice en een zorgvuldige inpassing van veehouderijbedrijven in de lokale leefomgeving.

Om ook economisch duurzaam te kunnen blijven produceren zijn nieuwe marktstrategieën en verdienmodellen nodig. Het initiatief voor de transitie ligt primair bij het bedrijfsleven. Er zijn de volgende subsidies:

  • De Investeringsregeling fijnstofmaatregelen heeft tot doel de uitstoot van fijnstof uit de veehouderij te verminderen en daarmee de achtergrondconcentratie van fijnstof in Nederland te verlagen. Op basis van de jaarlijkse monitoring zal eind 2013 worden besloten of de regeling in 2014 opnieuw wordt opengesteld. Uitgaven in 2014 als gevolg van eerdere openstellingen worden gefinancierd middels een onttrekking uit de interne begrotingsreserve landbouw.

  • De middelen voor de Regeling integraal duurzame stallen 2014 zijn bestemd voor de financiering van reeds aangegane verplichtingen van eerdere openstellingen (onder andere openstelling in 2013 met PAS-middelen). Bij voldoende belangstelling voor de subsidieregeling die in 2013 is opengesteld, zal ook in 2014 een openstelling plaatsvinden, gefinancierd vanuit PAS-middelen op beleidsartikel 18.

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Raming 2014

Streefwaarde

Planning

Bron

Percentage integraal duurzame stallen

0%

2008

10%

10%

2014

WUR

Toelichting

Percentage integraal duurzame stallen: integraal duurzame stallen zijn stal- en houderijsystemen waarin verschillende duurzaamheidaspecten in onderlinge samenhang zijn verbeterd ten opzichte van de reguliere systemen. Door de partners van de Uitvoeringsagenda duurzame veehouderij (UDV) is de ambitie afgesproken dat vanaf 2015 alle nieuw te bouwen stallen integraal duurzaam zijn. Voor de realisatie van deze ambitie zullen de partners van de UDV een stimuleringspakket opstellen, naast de bestaande financiële stimuleringsmaatregelen.

Mestbeleid

Het mestbeleid heeft als doel de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater te verbeteren, zodanig dat in heel Nederland het grondwater maximaal 50 mg nitraat per liter bevat en eutrofiëring van oppervlaktewater voorkomen of verminderd wordt. Om dat doel te bereiken, kent het huidige mestbeleid twee pijlers: de regulering van het gebruik van meststoffen met het stelsel van gebruiksnormen en gebruiksvoorschriften én ondersteunend daaraan de regulering van de productieomvang van mest met het stelsel van varkens- en pluimveerechten en, indirect, de melkquotering. Vanaf 1 januari 2014 zal vooruitlopend op de beoogde beëindiging van het dierrechtenstelsel, aan boeren met een mestoverschot de verplichting worden opgelegd een vastgesteld percentage van dat overschot te verwerken zodat die mest feitelijk niet meer op de Nederlandse mestmarkt drukt. In Kamerbrief TK, 2012–2013, 33 322, nr. 8 zijn de ontwikkelrichtingen voor het mestbeleid geschetst.

De subsidie Duurzaamheidsinvesteringen is bedoeld voor investeringen in nieuwe milieuvriendelijke machines of installaties die de waterkwaliteit verbeteren, energie besparen of waarmee overgeschakeld kan worden naar hernieuwbare energie voor eigen energiegebruik en waarmee doeltreffender gebruik gemaakt kan worden van meststoffen. De begrote bedragen betreffen de financiering van eerdere openstellingen.

Voornaamste acties in 2014:

  • Vijfde actieprogramma Nitraatrichtlijn 2014–2017: gestreefd wordt inhoudelijke overeenstemming met de Europese Commissie over dit programma te bereiken in het najaar van 2013. In 2014 moet de uitvoering van de maatregelen uit het programma worden gemonitoord.

  • Derogatie Nitraatrichtlijn 2014–2017: op basis van het vijfde actieprogramma 2014–2017 zal de Nederlandse regering bij de Europese Commissie een verzoek indienen voor een nieuwe derogatie van de gebruiksnorm voor stikstof uit dierlijke mest van 170 kg stikstof per hectare per jaar uit de Nitraatrichtlijn. Gestreefd wordt deze derogatie voor 1 januari 2014 te verkrijgen.

  • Stelsel verplichte mestverwerking: de mestverwerkingsplicht moet per 1 januari 2014 worden ingevoerd.

  • Stelsel van dierrechten: afhankelijk van de ex-ante evaluatie naar de effectiviteit van de mestverwerkingsplicht en aan de veehouderij verbonden milieudoelen zal het kabinet besluiten of de huidige sturing op dieraantallen voor varkens en pluimvee vanaf 2015 kan worden beëindigd, alsmede besluiten over introductie van een stelsel van dierrechten voor rund-/melkvee per 2015.

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Raming 2014

Streefwaarde

Planning

Bron

1. Realisatie normen fosfaat

78 mln kg

2002

10 mln kg

Evenwicht

2015

CBS

2. Realisatie normen stikstof

420 mln kg

2002

331 mln kg

325 mln kg

2017

CBS

Toelichting

Nationaal fosfaat- en stikstofoverschot

De indicatoren nationaal fosfaatoverschot en nationaal stikstofoverschot geven het totaal verlies aan van mineralen op landbouwgrond (door toepassen van meststoffen in de Nederlandse landbouw als gevolg van neerslag na opname door het gewas). Evenwicht als streefwaarde betekent dat er niet meer fosfaat op het land wordt gebracht dan er met gewassen en onvermijdelijke verliezen afgehaald wordt. Het nationaal stikstofoverschot omvat ook verliezen door vervluchtiging.

Plantaardige productie

De Nederlandse plantaardige sector staat wereldwijd bekend om de kwaliteit van productie en productietechnologie voor voedings- en siergewassen. Plantenveredeling en duurzame intensivering van de teelt zijn van fundamenteel belang voor het vergroten van (mondiale) voedselzekerheid en concurrentiekracht van de betrokken sectoren.

Afspraken voor het realiseren van ambitieuze doelen ten aanzien van energiebesparing, productie van duurzame energie en reductie van de uitstoot van broeikasgassen zijn vastgelegd in het convenant Schone en Zuinige Agrosectoren (2008–2020) en het CO2-convenant glastuinbouw. Afspraken rond energiebesparing in het verwerkende deel van de agroketen zijn vastgelegd in de energieconvenanten Meerjarenafspraken3 en MEE. Energiebesparingsmaatregelen in dit kader leveren een bijdrage aan de verduurzaming van de voedselproductie.

De volgende subsidies worden ingezet:

  • Marktintroductie Energie Innovaties (MEI) en Investeringsregeling Milieuvriendelijke Maatregelen (IMM, waarin de IRE is opgegaan). Deze regelingen zijn bedoeld om met innovatieve (teelt)technieken het gebruik van fossiele brandstoffen te verminderen en te verduurzamen en een efficiënt energiegebruik in de glastuinbouw te bevorderen.

Precisielandbouw

Afhankelijk van de definitieve besluitvorming over het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid over de periode 2014–2020 zal worden bezien in hoeverre voor de verduurzaming van de plantaardige productie investeringen in precisielandbouw kunnen worden gestimuleerd met Europese middelen.

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Raming 2014

Streefwaarde

Planning

Bron

Totale CO2-emissie glastuinbouw

Circa 7,5 Mton

2013

7,3 Mton

6,2 Mton

2020

LEI

Energie-efficiency index

voedings- en genotmiddelen-industrie (VGI)

100%

2005

86%

70%

2020

Agentschap

NL

Toelichting

Via het programma Kas als energiebron en de Meerjarenafspraken-3 VGI zet EZ in op het verminderen van de CO2-emissie via verregaande (fossiele) energiebesparing (efficiencyverbetering) en de productie van duurzame energie. De indicatoren geven inzicht in de voortgang van de verduurzaming op energie en klimaatgebied van deze 2 sectoren.

Agrarische innovatie

In de innovatieve projecten ligt de focus op de nieuwe uitdagingen van het GLB: klimaat, hernieuwbare energie, water en biodiversiteit. Er zijn de volgende subsidies:

  • De Regeling samenwerking bij innovatie POP Nieuwe Uitdagingen is bedoeld voor innovatieve projecten van het bedrijfsleven die aansluiten bij innovatieagenda’s. De begrote bedragen betreffen de financiering van eerdere openstellingen.

  • VAMIL: ondernemers die kunnen aantonen dat zij in 2007 of 2008 hebben geïnvesteerd in duurzame kassen of stallen en schade hebben geleden, omdat ze de verruiming in de willekeurige afschrijving milieu-investering VAMIL niet hebben kunnen toepassen, komen in aanmerking voor vergoeding van het geleden (rente)nadeel. Uitgaven in 2014 worden middels een onttrekking uit de interne begrotingsreserve landbouw gefinancierd.

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Raming 2014

Streefwaarde

Planning

Bron

Percentage innoverende agrarische bedrijven

11,6%

2006

10%

10%

2016

LEI

Toelichting

Het percentage innoverende agrarische bedrijven geeft het percentage van de bedrijven weer dat product- of procesinnovaties heeft doorgevoerd. Het gaat hierbij zowel om bedrijven die als eerste bedrijf iets nieuws hebben doorgevoerd als om innovatieve volgers die bij de eerste groep behoren die vernieuwingen hebben doorgevoerd, die al eerder door anderen zijn ingevoerd.

In vergelijking met (de begroting) 2013 is de raming van het «percentage innoverende agrarische bedrijven» voor 2014 bijgesteld van 15% naar 10%. De daling van de raming heeft te maken met de ongunstiger gemiddelde bedrijfsresultaten van de land- en tuinbouwbedrijven die zich in 2011 voordeden en die zich naar verwachting in 2014 zullen voortzetten. Ook zullen naar verwachting de gevolgen van de financiële crisis en het moeilijker kunnen verkrijgen van financiering het innovatieklimaat ongunstig beïnvloeden.

Visserij

In 2014 moet het nieuwe Gemeenschappelijk Visserijbeleid in werking treden. Dit nieuwe beleid richt zich op een verdergaande verduurzaming van de visserijsector. Het Ministerie van Economische Zaken wil bij de benodigde omschakeling zoveel mogelijk faciliteren en ondersteunen. Hiervoor kan in de periode van 2014–2020 het nieuwe Europees Fonds Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) worden benut. Dit is de opvolger van het huidige Europees Visserijfonds (EVF). Het EFMZV is het bepalende financiële instrument om het beleid gericht op verduurzaming en economische versterking van de visserij- en aquacultuursector ook daadwerkelijk vorm te kunnen geven. Nieuw ten opzichte van het EVF is dat het EFMZV ook de fondsen voor datacollectie en controle en de uitgaven voor het Geïntegreerd Maritiem Beleid omvatten. Gelet op de gewijzigde cofinancieringspercentages zal het het EFMZV in zijn geheel (Europese en Nationale bijdrage) kleiner van omvang zijn, in vergelijking met de EVF-periode.

Voornaamste acties en subsidies in 2014:

Volgens planning zal eind 2013 het Operationeel Programma 2014–2020 gereed zijn. De verwachting is echter dat er in 2014 enkel committeringen worden aangegaan en de uitgaven in de jaren daarna plaats zullen vinden.

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Raming 2014

Streefwaarde

Planning

Bron

1. Voorzorgsniveau Schol

205.000 ton

2005

735.330 ton

230.000 ton

Geen einddatum

ACOM

2. Voorzorgsniveau Tong

41.000 ton

2005

48.151 ton

35.000 ton

Geen einddatum

ACOM

Toelichting

  • 1+2. Voorzorgsniveau schol en tong: het voorzorgsniveau betreft de omvang van een visbestand dat nodig is om de soort duurzaam in stand te houden. Aangezien de omvang van een visbestand mede afhankelijk is van natuurlijke fluctuaties, is in Europees verband geen einddatum vastgelegd.

Cofinanciering GLB/GVB 2014–2020

Deze middelen zijn bestemd voor de nationale cofinanciering van het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GLB/GVB 2014–2020). In juni 2013 is in de Raad overeenstemming bereikt over het nieuwe GLB voor de periode 2014–2020 zoals een meer gerichte inkomenssteun, vergroeningsmaatregelen en afschaffen melkquota in 2015 en suikerquota in 2017. In het vierde kwartaal van het jaar wordt het operationele programma van het Europese Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij aan de Kamer voorgelegd en zal aan de Kamer een brief worden gestuurd over de prioriteiten met betrekking tot het Europees Landbouwfonds Plattelandsontwikkeling. Na akkoord van de Kamer kunnen de middelen voor de nationale cofinanciering van het nieuwe GLB/GVB 2014–2020 nader worden onderverdeeld over de thema’s en instrumenten van artikel 16. Dit zal in de 1e suppletoire begroting 2014 plaatsvinden.

Garanties

EZ verleent steun aan bedrijven in de primaire sector (agrariërs en vissers) door het verstrekken van garanties op leningen voor investeringen. Hierdoor wordt de financiering mogelijk gemaakt van investeringen die in de markt, vanwege een tekort aan zekerheden niet tot stand komen. Tegelijkertijd wordt er met deze faciliteit een extra stimulans gegeven aan de verduurzamingsopgave van de primaire sector. Jaarlijks vindt er naast de premieontvangsten van € 1,8 mln, een storting plaats van € 3 mln in de begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit om de begrotingsreserve op peil te houden zodat verliesdeclaraties van uitstaande garanties opgevangen kunnen worden.

Mede afhankelijk van de definitieve besluitvorming over het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid over de periode 2014–2020 wordt bekeken of een garantiemaatregel op de marktintroductie van innovatie geïntroduceerd kan worden. Middels deze garantie worden koplopers in de primaire sector gestimuleerd in risicovolle maatschappelijk gewenste innovaties te investeren.

Opdrachten

De budgetten voor opdrachten hebben betrekking op activiteiten die voortkomen uit de volgende beleidsvelden: agrarisch ondernemerschap, duurzame veehouderij, plantaardige productie, mestbeleid, visserij, agrarische innovatie en overig. De toelichting hierop is te vinden in de beschrijving van deze beleidsvelden onder subsidies.

Artikelonderdeel 16.2: Borgen voedselveiligheid en -kwaliteit
Financieel overzicht instrumentarium 16.2

Bedragen x € 1.000

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Uitgaven

12.799

8.948

5.943

6.725

6.725

6.725

6.725

               

Opdrachten

12.799

8.948

5.943

6.725

6.725

6.725

6.725

– Risicomanagement voedselproductie

5.186

4.481

3.536

4.053

4.053

4.053

4.053

– Voedselkwaliteit en Ketentransparantie

7.613

4.467

2.407

2.672

2.672

2.672

2.672

Opdrachten

Risicomanagement voedselproductie

Naar aanleiding van de paardenvleesaffaire en andere voedselincidenten in de eerste helft van 2013 is op initiatief van de Staatssecretaris van EZ en de Minister van VWS de Taskforce Voedselvertrouwen ingesteld om het vertrouwen van de consument in voedsel te behouden. Ketenpartijen en overheid hebben diverse voorstellen gedaan (TK, 2012–2013, 26 991, nr. 361).

Daarnaast heeft de Staatssecretaris de Onderzoeksraad voor de Veiligheid gevraagd onderzoek te doen naar de risico’s in de vleesketen. Naar verwachting zal het rapport voor het einde van 2013 worden opgeleverd.

Anticiperen op en monitoren van mogelijke risico’s op het gebied van voedselveiligheid en diergezondheid zijn bouwstenen om een veilige voedselproductie te kunnen borgen. EZ geeft hier mede vorm aan.

Het budget voor opdrachten heeft betrekking op de onder andere volgende activiteiten:

  • Aanscherping van regelgeving voor diergeneesmiddelen (inclusief antibiotica).

  • Herziening van Europese regels voor vleeskeuring en (risicogebaseerd) toezicht in de pluimvee- en varkenssector (zogenaamde Hygiënepakket).

  • Monitoring van alimentaire zoönosen (zoals salmonella).

  • Versoepeling van beheersingsmaatregelen inzake TSE/BSE.

  • Aanscherping van handhaving en toezicht en vervolgmaatregelen naar aanleiding van de uitkomsten van de «Taskforce Voedselvertrouwen» en de paardenvleesaffaire.

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Raming 2014

Streefwaarde

Planning

Bron

1. Mate van afname van antibiotica-gebruik in de dierhouderij

Antibiotica-gebruik in 2009

2009

Zie toelichting

70% reductie (t.o.v. 2009)

2015

SDa/LEI

2. Nalevingsniveau HACCP-verplichting

80%

April 2009

83%

90%

2018

NVWA

Toelichting

  • 1. Mate van afname van antibioticagebruik in de dierhouderij: De uitvoering van het antibioticumbeleid zal moeten leiden tot een vermindering van het antibioticumgebruik in de veehouderij van 50% in 2013 en 70% in 2015 ten opzichte van 2009 voor de veehouderij als geheel en tot zorgvuldigheid in de toediening. Voor het jaar 2014 is geen aparte raming geformuleerd. De Kamer wordt jaarlijks geïnformeerd over de ontwikkelingen in het gebruik van antibiotica in de veehouderij.

  • 2. Nalevingsniveau Hazard Analysis and Critical Control Points (HACCP)-verplichting: Betreft de gemiddelde naleving van slachterijen, uitsnijderijen en koel- en vrieshuizen van de wettelijke verplichting om een zogenaamd HACCP-systeem op alle specifieke onderdelen zonder omissies toe te passen, teneinde de veiligheid van productieprocessen van levensmiddelen te borgen.

Voedselkwaliteit en transparantie in de keten

In 2014 zal de nieuwe koers ten aanzien van duurzaam voedsel worden geïmplementeerd, op basis van de beleidsbrief die op 11 juli 2013 aan de Tweede Kamer is gestuurd (TK, 31 532, nr. 118).

Via de topsectoren Agri & Food en Tuinbouw & Uitgangsmateriaal wordt samengewerkt aan een verdere verduurzaming van de voedselproductie; de regiegroep Duurzame Veehouderij en Agroketens bewaakt de voortgang in de verschillende ketens.

Om samenleving en handelspartners de zekerheid te geven dat zij voedsel van goede kwaliteit aangeboden krijgen, is transparantie over de diverse kwaliteitsaspecten van groot belang. Het verminderen van voedselverspilling en het benutten van reststromen is een belangrijk aandachtspunt. Gestreefd wordt naar 20% minder voedselverspilling in 2015 ten opzichte van 2009.

Daarnaast kan het toepassen van nieuwe technologieën (genetische modificatie, nieuwe plantveredelingstechnieken en nanotechnologie) een bijdrage leveren aan een duurzame productie van voldoende en veilig voedsel.

Het budget voor opdrachten heeft betrekking op de volgende activiteiten:

  • Informatievoorziening aan consumenten over voedselveiligheid, voedselkwaliteit en voedselverspilling via Voedingscentrum Nederland.

  • Integrale aanpak van voedselverspilling. Met de tweede fase van het Small Business Innovation Research programma (SBIR) Voedselverspilling wil EZ de economische kansen faciliteren.

  • Aanpassing van regelgeving gericht op een veilige en duurzame toepassing van nieuwe technologieën in de agrosector, beoordeling van Europese markttoelatingen van ggo’s en bevordering van de dialoog over kansen en risico’s van toepassing van ggo’s in de landbouw.

Artikelonderdeel 16.3: Plant- en diergezondheid
Bedragen x € 1.000
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Uitgaven

23.971

25.618

20.351

20.809

19.876

19.841

19.828

               

Subsidies

2.518

2.008

2.008

2.008

2.008

2.008

2.008

– Regeling In beslag genomen goederen

2.518

2.008

2.008

2.008

2.008

2.008

2.008

Opdrachten

14.930

17.599

14.237

13.364

13.264

13.264

13.264

– Projecten plantgezondheid

955

2.552

2.552

1.779

1.912

1.912

1.912

– Verminderen milieulast gewasbeschermingsmiddelen

3.137

640

1.311

1.440

1.440

1.440

1.440

– Dierenwelzijn productiedieren en gezelschapsdieren

3.284

4.613

4.009

4.517

4.417

4.417

4.417

– Preventieve diergezondheid

657

674

234

200

200

200

200

– Monitoring, early warning en bewaking fytosanitaire en veterinaire veiligheid

2.806

4.786

4.592

4.588

4.588

4.588

4.588

– Crisisorganisatie en management

4.091

4.334

2.312

707

707

707

707

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

2.323

2.211

456

437

404

369

356

– Collega Toelating Bestrij-dingsmiddelen en Biociden

2.323

2.211

456

437

431

431

431

– Nog te verdelen taakstelling

 

– 27

– 62

– 75

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

4.200

3.800

3.650

4.200

4.200

4.200

4.200

– Diergezondheidsfonds

4.200

3.800

3.650

4.200

4.200

4.200

4.200

Subsidies

Dierenwelzijn productiedieren en gezelschapsdieren

Regeling In beslag genomen goederen betreft vergoeding voor kosten van opvang van in beslag genomen dieren.

Opdrachten

Borgen plantgezondheid

Plantaardig uitgangsmateriaal van hoogwaardige kwaliteit en plantaardige producten met een hoog plantgezondheidsniveau zijn voor de Nederlandse concurrentiekracht van groot belang. Het Nederlandse fytosanitaire beleid en de inzet van EZ daarbij spelen hierop in door:

  • Bevorderen en behouden van markttoegang voor Nederlands uitgangsmateriaal en plantaardige producten door internationale harmonisatie van standaarden en gerichte inzet in prioritaire landen.

  • Vereenvoudiging en harmonisatie van regelgeving en het terugdringen van de administratieve lasten op de thema’s plantgezondheid en uitgangsmateriaal (inclusief nieuwe veredelingstechnieken). Dit wordt mede de inzet bij de commissievoorstellen voor de herziening van de EU Fytorichtlijn en de Verkeersrichtlijnen.

  • Met het bedrijfsleven worden stappen genomen om te komen tot een convenant Fytosanitair.

  • Het versterken van een stimulerende kennisinfrastructuur en praktische kennisbenutting met als speerpunt preventie aan de bron; in het bijzonder de benutting van nieuwe veredelingstechnieken en detectietechnologieën.

  • Het bevorderen van de ontwikkeling en steunen van een Plantgezondheidsfonds, zodat de sector voornamelijk zelf de financiële gevolgen van calamiteiten kan opvangen.

Verminderen milieulast gewasbeschermingsmiddelen

De nieuwe Europese richtlijn verplicht lidstaten tot het opstellen van een Nationaal Actieplan Duurzaam Gebruik gewasbeschermingsmiddelen (NAP), waarin beschreven staat hoe deze verduurzaming wordt gerealiseerd. Dit plan is eind november 2012 door Nederland opgeleverd. Het NAP geldt voor een periode van vijf jaar en zal dan worden geëvalueerd (2018). In mei 2013 is de nieuwe beleidsnota duurzame gewasbescherming 2013–2023 «Gezonde groei, duurzame oogst» aan de Tweede Kamer gezonden (TK, 2012–2013, 27 858, nr. 146). In 2018 zal er een tussenevaluatie zijn en in 2023 een eindevaluatie.

Voornaamste acties in 2014:

  • Implementatie van de nota Gezonde groei, duurzame oogst en het Nationaal Actieprogramma Duurzame Gewasbescherming (NAP).

  • Faciliteren toelating en gebruik laag risicomiddelen basisstoffen.

  • Kleine toepassingen: stimuleren toelatingen voor kleine toepassingen via Fonds kleine toepassingen en inzet EU-coördinatie van kleine toepassingen.

  • Via de topsectoren: Kennisontwikkeling en -verspreiding over verduurzaming van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, waaronder geïntegreerde gewasbescherming.

  • Ontwikkeling en Europese harmonisatie (in EFSA verband) van beoordelingsmodellen voor onder andere glastuinbouw, zaadcoating, effecten op bijen, stimuleren toelating laag-risicostoffen.

  • Verder uitwerking geven aan de aanbevelingen van de evaluatie van het College voor de Toelating van Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden (TK, 27 858, nr. 100).

Dierenwelzijn van productiedieren en gezelschapsdieren

Aandacht voor dierenwelzijn en -gezondheid van landbouwhuisdieren is van belang voor een sterke duurzame veehouderij en komt tegemoet aan de toenemende belangstelling vanuit de samenleving voor de veehouderij (licence tot produce). Tevens neemt de aandacht voor gezondheid en welzijn van gezelschapsdieren en paarden toe. EZ heeft het dossier dierproeven overgenomen van VWS en zet zich in voor een goede borging van proefdieren en het stimuleren van alternatieven voor dierproeven.

Het budget wordt ingezet voor de volgende activiteiten:

  • Bevordering van verbetering van dierenwelzijn, onder andere door inzet op vermindering van mishandeling en verwaarlozing, vermindering van ingrepen, stimuleren van en een maatschappelijk geaccepteerde fokkerij, betere condities tijdens transport en doden, tegengaan van impulsaankopen, verbeteren brandveiligheid van veestallen, verhogen van kennis en kunde van (aankomende) diereigenaren en het afsprakenkader verwaarlozing landbouwhuisdieren. Bevordering van verbetering van dierenwelzijn van productiedieren vindt mede plaats met inzet van het instrumentarium voor de duurzame veehouderij.

  • In 2014 treedt ook de positieflijst voor zoogdieren in werking. Positieflijsten voor andere diercategorieën zoals vogels zullen worden voorbereid.

  • Financiële ondersteuning aan onder andere de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming en het Landelijke Informatie Centrum Gezelschapsdieren (LICG).

  • Bestaande welzijnsmonitors, waaronder Welfare Quality, worden via een pilot voor een aantal diersoorten uitgetest en verder praktijkrijp gemaakt.

  • De inrichting van een vergunningenstelsel voor dierproeven inclusief de inrichting van de ZBO Centrale Commissie Dierproeven en het Nationaal Comité ter bescherming van dieren die worden gebruikt voor wetenschappelijke doeleinden (zie wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op de dierproeven (TK, 2012–2013, 33 692, nr. 2).

Preventieve diergezondheid en monitoring, early warning en bewaking fytosanitaire en veterinaire veiligheid

EZ zet in op preventie van dier- en plantziekten. Het budget voor opdrachten wordt besteed aan de volgende activiteiten:

  • Voorlichting en communicatie zijn belangrijke aandachtspunten bij de bestrijding en preventie van dierziekten en diergezondheid, zowel voor de commerciële als voor de hobbymatige dierhouderij.

  • EZ ondersteunt onderzoek naar de mogelijkheden tot verdere vormgeving van de samenwerking tussen veterinaire en humane geneeskunde vanuit het oogpunt van de «one health» benadering.

  • Diverse onderzoeken en monitoring op het gebied van dier- en plantgezondheid.

  • Financiële ondersteuning aan de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) voor het uitvoeren van de basismonitoring op dierziekten en bijdrage aan signaleringsoverleg zoönose (mede afhankelijk van de ontwikkelingen rondom de eventuele overname en toedeling van taken in verband met de opheffing van de PBO’s).

  • Financiële ondersteuning van Dutch Wildlife Health Centre (Universiteit Utrecht) en Centrum Monitoring Vectoren (NVWA) ten behoeve van bewaking van dier- en volksgezondheid.

  • Tijdige signalering en afhandeling van een verdenking casu quo besmetting door onderzoek en monitoring/bewaking van onder andere dierziekten als scrapie, bluetongue, brucella melitensis, Klassieke Varkens Pest, MKZ, AI en BSE. Financiering vindt met name plaats via een EZ-bijdrage aan het Diergezondheidsfonds (DGF).

  • Extra reizigerscontroles laten uitvoeren door de Douane ter voorkoming insleep van dierziekten zoals bijvoorbeeld Aviaire Influenza (AI).

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Raming 2014

Streefwaarde

Planning

Bron

EU-OIE vrije status

7

2009

7

7

Jaarlijkse vaststelling

EU en OIE

Toelichting

Dierziektenvrije status: deze indicator geeft het aantal ziekten weer, waarvoor Nederland een officiële EU en/of OIE dierziektenvrije status heeft.

Crisisorganisatie en -management

EZ wil direct kunnen inspelen op crises hetgeen vertaald is in het algemene «Handboek Crisisbesluitvorming DG Agro».

Het budget voor opdrachten wordt besteed aan de volgende activiteiten:

  • Het aanhouden van een calamiteitenreserve bij destructiebedrijf Rendac om bij een uitbraak van een besmettelijke dierziekte direct voldoende verwerkingscapaciteit te hebben. Financiering vindt plaats via een EZ-bijdrage aan het DGF.

  • Het aanhouden van een crisisorganisatie bij de GD waardoor direct gekwalificeerd personeel beschikbaar is om de NVWA te assisteren bij verdenkingen.

  • Voorraadbeheer van vaccins ten behoeve van bestrijding dierziekten.

  • Organisatie van paraatheidsoefeningen en deelname aan (inter)nationale crisisoefeningen.

  • Implementeren van het Handboek Crisisbesluitvorming DG Agro en het aanpassen van de verschillende beleidsdraaiboeken voor besmettelijke dierziekten en zoönosen op het handboek.

  • Aanpassen van de crisisorganisatie en uitvoering geven aan het programma voor Opleiden, Trainen en Oefenen (OTO).

Met het opheffen van de PBO’s per 2014 eindigt feitelijk ook het convenant Financiering bestrijding besmettelijke dierziekten. Het is noodzakelijk dat de afspraken, onder andere over medefinanciering door het bedrijfsleven, worden voortgezet. Dit wordt in samenwerking met het bedrijfsleven uitgewerkt.

Artikelonderdeel 16.4: Kennisontwikkeling en innovatie ten behoeve van het groene domein

Financieel overzicht instrumentarium 16.4

Bedragen x € 1.000
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Uitgaven

187.391

197.368

173.465

164.399

157.495

155.912

154.772

               

Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s

95.027

93.640

72.418

71.869

74.252

74.252

73.412

Kennisbasis (DLO)

42.972

41.228

21.574

19.449

21.821

21.857

21.870

Wettelijke Onderzoekstaken (DLO)

52.055

50.562

50.544

50.540

50.551

50.515

49.662

Bijdrage aan ZonMW voor proeven

 

1.850

300

1.880

1.880

1.880

1.880

               

Opdrachten

92.364

103.728

101.047

92.530

83.243

81.660

81.360

Onderzoeksprogrammering

73.464

78.663

26.140

25.354

21.809

21.712

21.712

Onderzoeksprojecten

3.593

6.709

6.000

7.326

7.436

6.650

6.650

Topsectoren

 

51.000

47.200

46.000

45.300

45.000

Financiering overige kennisinstellingen

518

598

1.772

1.571

1.571

1.571

1.571

Vernieuwen onderzoeksinfra-structuur

5.500

7.995

5.650

3.000

200

200

200

Ontwikkelen kennisbeleid

4.789

3.170

5.920

4.415

3.361

3.361

3.361

Innovatieprojecten

4.500

6.593

4.565

3.664

2.866

2.866

2.666

Budgetten voor topsectoren, in 2012 en 2013 opgenomen binnen de onderdelen Kennisbasis (DLO) en Onderzoeksprogrammering, zijn voor 2014 en verder opgenomen onder een aparte reeks Topsectoren.

Onderstaande tabel geeft de verdeling aan van de budgetten uit het financieel overzicht instrumentarium 16.4 naar beleidsthema's. De thema’s worden inhoudelijk toegelicht in de begrotingsartikelen 16 en 18.

Bedragen Kennisontwikkeling en innovatie ten behoeve van het groene domein per thema

Thema

Kennisbasis

Wettelijke Onderzoeks Taken (WOT)

Topsector

Proeven ZonMW

Program-

mering

Bedrag x € 1.000

Markt en keteninnovatie

3.300

7.600

   

5.100

16.000

Duurzame plantaardige productie (incl. plantgezondheid, fytosanitair en mest)

2.900

2.000

   

9.500

14.400

Verduurzaming veehouderij, inclusief dierenwelzijn en diergezondheid

1.500

12.600

 

300

11.027

25.427

Voedselzekerheid, -veiligheid en -kwaliteit

4.500

15.244

   

4.800

24.544

Visserij

 

6.000

   

900

6.900

Topsector AgriFood

   

34.000

   

34.000

Topsector Tuinbouw en uitgangsmaterialen

   

17.000

   

17.000

Biodiversiteit en ontwikkeling ecosystemen

 

7.100

   

7.000

14.100

Groen en Groei

       

2.500

2.500

Platteland en omgeving

9.374

     

3.300

12.674

Kennisinfrastructuur

       

5.920

5.920

Totaal 16.4 Kennisontwikkeling en innovatie ten behoeve van het groene domein

21.574

50.544

51.000

300

50.047

173.465

Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s

Kennisbasis

Betreft funderend onderzoek van de Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO). Kaderstellend voor het onderzoek is het Meerjarenkader 2011–2014. In het kader van het Strategisch Plan WUR zijn voor de middellange en lange termijn bestuurlijke afspraken gemaakt over de ontwikkelingsrichting van expertises, die van belang zijn voor de verdere ontwikkeling van de Nederlandse samenleving in een nationaal en een internationaal perspectief. De middelen worden deels ingezet voor cofinanciering van EU-onderzoeksmiddelen. Voor het onderzoek zet het Ministerie van Economische Zaken in op thema’s op de EU-onderzoeksagenda (Horizon 2020) die voor Nederland belangrijk zijn. Het ministerie werkt mee aan de ontwikkeling van gezamenlijke onderzoeksagenda's met andere landen.

Wettelijke onderzoekstaken

De wettelijke taken, uitgevoerd door de DLO, vloeien voort uit nationale dan wel EU-verplichtingen, zoals het paraat hebben van een adequate infrastructuur, kennis en equipement ter bestrijding van besmettelijke dierziekten. Daarnaast betreft het verplichtingen op het terrein van visserij (onder andere visbestanden), natuur (onder andere Milieu- en Natuur Planbureau), economie (landbouwtelling), genenbanken (dieren- en plantenrassen) en voedselveiligheid (infrastructuur, kennis van voedselveiligheidsrisico’s en analyses ten behoeve van de NVWA). Het zijn taken die van essentieel belang geacht worden voor natuurbescherming, diergezondheid, voedselveiligheid en economische ontwikkeling.

Bijdrage aan ZonMW voor proeven

Het betreft budget voor ZonMW voor ontwikkeling en uitvoering van alternatieven voor dierproeven.

In 2014 wordt het huidige onderzoeksprogramma «Meer kennis minder dieren» afgerond en wordt het nieuwe onderzoeksprogramma opgestart. Bij de voorjaarsnota 2014 worden de benodigde middelen voor het nieuwe onderzoeksprogramma vastgesteld.

Opdrachten

Onderzoeksprogrammering, onderzoeksopdrachten en topsectoren

Het gaat om toepassingsgericht onderzoek voor de agenda’s van de topsectoren AgriFood en Tuinbouw en Uitgangsmaterialen en voor ondersteuning van beleidsontwikkeling en politieke besluitvorming. Accenten die in 2014 worden gelegd zijn onder andere de internationale markt en handelstoegang in relatie tot veterinaire en fytosanitaire problematiek, onderbouwing van het vijfde Actieprogramma van de Europese Nitraatrichtlijn, de relatie volksgezondheid en intensieve veehouderij, waarborgen voedselveiligheid en diergezondheid, biodiversiteit, platteland en omgeving, het Deltaprogramma en voedselzekerheid.

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Raming 2014

Streefwaarde

Planning

Bron

1 Vraagsturing van groen onderzoek door maatschappelijke actoren (beleid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties)

85%

2011

> 85%

> 85%

2015

PROSU

2 Kennisbenutting door beleid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties

80%

2011

> 85%

> 85%

2015

PROSU

Toelichting

  • 1. In 2011 betrof het voor 54% van de projecten vraagsturing door (nationaal) beleid en voor 31% vraagsturing door maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven. In andere gevallen was er geen sprake van vraagsturing, maar bijvoorbeeld een initiatief ingegeven door voorafgaand onderzoek.

  • 2. In 2013 wordt ook voor het topsectorendeel van het vraaggestuurde onderzoek de kennisbenuttingsmeting uitgevoerd. In 2013 wordt een pilotmeting uitgevoerd voor klantevredenheid.

Financiering opdrachten overige kennisinstellingen, vernieuwen onderzoeksinfrastructuur, ontwikkelen kennisbeleid en innovatieprojecten

Het Ministerie van Economische Zaken financiert innovatie door ondernemers en andere doelgroepen in het groene domein bijvoorbeeld via het project Innovatieve educatie biodiversiteit.

Kengetal

2009

2010

2011

2012

Ambitie

Aantal innovatienetwerken en bedrijfsprojecten groene sector gestart met bijdrage uit publieke middelen

 

115

 

155

160

Toelichting

Betreft totaal van de regelingen Samenwerking bij innovatie, Nieuwe uitdagingen Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en Innovatienetwerken.

Artikelonderdeel 16.5: Borgen voedselzekerheid en internationaal en Europees landbouwbeleid

Financieel overzicht instrumentarium 16.5

Bedragen x € 1.000
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Uitgaven

46.653

47.013

67.571

67.043

66.469

65.794

65.314

Subsidies

20.546

12.269

7.269

7.269

7.269

7.269

7.269

– Apurement

20.546

12.269

7.269

7.269

7.269

7.269

7.269

Opdrachten

5.753

3.808

1.868

1.868

1.868

1.868

1.868

– Borgen voedselzekerheid en duurzame voedselsystemen

5.753

3.808

1.868

1.868

1.868

1.868

1.868

Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s

20.354

23.054

50.519

49.991

49.417

48.742

48.262

– Medebewind productschappen

20.354

23.054

50.519

49.991

49.417

48.742

48.262

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

 

7.882

7.915

7.915

7.915

7.915

7.915

– UNEP, FAO en overige contributies

 

7.882

7.915

7.915

7.915

7.915

7.915

Subsidies

Apurement

Voor de zogenaamde Apurementprocedure is naast het budget voor apurement een interne begrotingsreserve ingesteld. Nederland is de afgelopen periode geconfronteerd met besluiten van de Europese Commissie over ingediende declaraties bij Europese Fondsen die tot gevolg hebben dat bedragen moeten worden terugbetaald. De hoogte van deze correcties is vooraf moeilijk in te schatten omdat het veelal interpretatieverschillen over de uitvoering van EU-regelgeving betreft. EZ heeft maatregelen genomen om de risico’s op toekomstige financiële correcties te verkleinen door interpretaties van EU-regelgeving zoveel mogelijk vooraf aan de Europese Commisie ter verduidelijking voor te leggen.

De stand van de interne begrotingsreserve apurement bedroeg per 31 december 2012 € 167 mln.

Opdrachten

Borgen voedselzekerheid en duurzame voedselsystemen

Nederland heeft een uitstekende positie in de internationale agrofoodsector. De uitdaging is om de voedselzekerheid in de wereld op duurzame wijze te verbeteren en EZ heeft op dat terrein veel kennis opgedaan in de Nederlandse landbouw. Deze kennis kan worden ingezet in bijvoorbeeld ontwikkelingslanden om de productie op een hoger peil te brengen en de voedselzekerheid te verbeteren. Het Nederlandse bedrijfsleven staat hiervoor als eerste aan de lat, maar EZ speelt een actieve rol bij het ondersteunen van ondernemers in hun internationale ambities.

Voornaamste acties in 2014:

  • Vanuit de topsectoren Agro&Food en Tuinbouw en Uitgangsmateriaal zijn internationale programma’s opgezet gericht op het versterken van de landbouwsector in ontwikkelende en ontwikkelingslanden. Het gaat hierbij veelal om publiek-private partnerschappen die EZ door economische diplomatie en waar mogelijk financiering ondersteunt. Hierbij werkt EZ nauw samen met het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

  • In het beleid voor voedselzekerheid is het uitgangspunt dat er twee keer meer wordt geproduceerd met twee keer minder grondstoffen. Vanuit dat startpunt zal EZ werken aan de vervolgacties van de conferentie over climate smart agriculture die eind 2013 is gehouden in Zuid-Afrika. Bovendien speelt Nederland een grote rol in de Global Research Alliance die zich bezighoudt met beleidsgericht onderzoek om de uitstoot van broeikasgassen in de landbouwsector te verminderen. Deze inzet op twee keer meer met twee keer minder komt ook tot uiting in de programma’s van EZ op het gebied van internationale ontwikkeling van een duurzame veehouderijsector.

  • EZ zal via het Global Partnership for Oceans van de Wereldbank actief betrokken zijn bij de vervolgacties op de Global Oceans Action Summit for Food Security and Blue Growth die Nederland begin 2014 in Den Haag zal organiseren. Via publiek-private partnerschappen wordt gewerkt aan acties om de bijdrage van de oceanen aan voedselzekerheid en duurzame economische groei te versterken.

  • Landbouw en ontwikkeling van agrokennis en innovatie zal (net als de inzet op de andere topsectoren) een belangrijke pijler zijn in de programma's van samenwerking met transitielanden en uitvoeringsprogramma’s voor voedselzekerheid in een aantal ontwikkelingslanden.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Medebewind

Medebewind betreft het uitvoeren van taken door productschappen in het kader van het markt- en prijsbeleid van de Europese Unie. De kosten bij de productschappen worden door EZ vergoed op grond van de Regeling medebewind Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Door de afspraak in het regeerakkoord tot opheffing van de product- en bedrijfsschappen komt deze regeling in 2014 te vervallen en komen deze taken over naar EZ.

Daarnaast is in verband met de opheffing van de product- en bedrijfschappen aan de begroting van EZ € 31 mln structureel toegevoegd, bestemd voor de overname van publieke taken.

Omdat nog niet bekend is in welke vorm en in welke omvang de taken medebewind en publieke taken binnen (met name de agentschappen van) EZ terecht zullen komen, blijft de post «medebewind» voor het jaar 2014 vooralsnog gehandhaafd.

Dit bedrag zal in 2014 nog verder onderverdeeld worden afhankelijk van waar de taken binnen EZ terecht zullen komen.

Bijdragen aan agentschappen

Landbouwraden

Per 1 april 2013 is het landbouwradennetwerk ondergebracht bij AgNL. De diverse thuisbases van de verschillende attachénetwerken – Innovatieattachés, NFIA en N(A)BSOs – zijn in één organisatiestructuur ondergebracht: de Thuisbasis Netwerk Buitenland. Met de organisatie van alle thuisbases in één afdeling wordt inhoudelijke synergie en efficiency gerealiseerd bij de uitvoering van opdrachten voor EZ.

De landbouwraden en landbouwattachés blijven ook in de nieuwe setting specialistische beleidsmatige en uitvoerende economische dienstverlening aan bedrijven, kennisinstellingen en overheden op het terrein van landbouw (inclusief markttoegang en marktfacilitatie), biodiversiteit, duurzame grondstofketens, voedselzekerheid en -veiligheid verrichten.

Toelichting op de ontvangsten

Versterken concurrentiekracht en verduurzaming agroketens en visserij

De ontvangsten van € 292,8 mln in 2014 betreffen voor het grootste deel (€ 258,7 mln) door de Douane opgelegde Landbouwheffingen op import van landbouwproducten in Nederland.

Kennisontwikkeling en innovatie

De ontvangsten hebben in 2014 betrekking op terugontvangen rente en aflossing van DLO-instellingen (€ 8,8 mln) en diverse ontvangsten samenhangend met de onderzoeksfinanciering (€ 2,1 mln).

Borgen voedselzekerheid en internationaal en Europees landbouwbeleid

De ontvangsten betreffen voor het grootste deel (€ 253 mln) door de Douane opgelegde landbouwheffingen op import van landbouwproducten in Nederland. Daarnaast zijn er (forfaitaire) ontvangsten op basis van de aan boeren opgelegde sancties in het kader van GLB-inkomenssteun (€ 1,5 mln) en door productschappen van bedrijven ingehouden waarborgsommen voor verleende exportrestituties die ten onrechte zijn uitgekeerd (€ 3,2 mln).

Budgettair belang fiscale maatregelen

Bedragen x € 1.000
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Landbouwvrijstelling in de inkomstenbelasting

357

353

352

356

360

363

367

Verlaagd tarief glastuinbouw

68

94

95

95

96

96

97

Verlaagd tarief sierteelt

203

222

222

222

222

222

222

Landbouwregeling

20

19

19

18

17

17

16

Rode diesel

213

           

Vrijstelling cultuurgrond

103

103

105

108

110

112

114

17 Groen onderwijs van hoge kwaliteit

Algemene doelstelling

Groen onderwijs van hoge kwaliteit. Hierbij streeft het Ministerie van Economische Zaken (EZ) naar:

  • Voldoende gekwalificeerde beroepsbeoefenaren voor het agrofoodcomplex en de groene ruimte.

  • Vergroten van de kennisverspreiding en -benutting voor het agrofoodcomplex en de groene ruimte.

Rol en Verantwoordelijkheid

Voldoende gekwalificeerde beroepsbeoefenaren voor het agrofoodcomplex en de groene ruimte

Stimuleren

  • Stimuleren van een hoog kwaliteitsniveau van onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

  • Stimuleren van voorwaarden om te voldoen aan de vervangingsvraag en de transitie naar een groene economie. Afspraken maken met instellingen over bevorderen doorstroom, verminderen aantal voortijdige schoolverlaters, leven lang leren door om- her- en bijscholing, aanspreken van nieuwe groepen, in het bijzonder in de (rand)stedelijke omgeving.

  • Stimuleren, in overleg met de instellingen, van ondernemerschap waardoor leerlingen na afronding van hun opleiding een basis hebben voor de start van een eigen bedrijf in het groene domein.

Regisseren

  • Mede met instellingen en het bedrijfsleven zorgdragen voor het versterken van kwalificerende functies binnen het domein voedsel, natuur en leefomgeving van het groen (voorbereidend) beroepsonderwijs.

Financieren

  • Financieren van op actuele beroepssituaties gerichte voorzieningen voor onderwijs aan (toekomstige) beroepsbeoefenaren in de groene sector (stelselverantwoordelijkheid). De groene instellingen functioneren binnen het wettelijk stelsel dat voor het gehele onderwijs geldt.

Kennisverspreiding en -benutting voor het agrofoodcomplex en de groene ruimte, ondermeer door actieve inzet van het groen onderwijs

Stimuleren

  • Stimuleren van kennisuitwisseling tussen bedrijven, maatschappelijke organisaties, overheden, onderzoek en onderwijs (stimuleren van de gouden driehoek in de groene sector).

  • Stimuleren van kennisverspreiding en -benutting ter ondersteuning van de topsectoren Tuinbouw & Uitgangsmaterialen, Agri & Food en vanwege de maatschappelijke opgaven op horizontale doorsnijdende thema’s zoals duurzaamheid en biodiversiteit.

Regisseren

  • Coördineren en in overleg met het educatieveld (doen) uitvoeren van het Kennisprogramma Leren voor Duurzame Ontwikkeling (LvDO) onder de kop «Duurzaam Door, sociale innovatie voor een groene economie». Dit programma is het vervolg op het Natuur en Milieueducatie (NME)-programma vanaf 2013.

Kengetal

2009

2010

2011

2012

Ambitie

Adequaat aanbod aan de vraag op de arbeidsmarkt

48%

 

1%

 

50%

Bron: The Research Centre for Education and the Labour Market (ROA)

Toelichting

Adequaat aanbod wordt gemeten door middel van de Indicator Toekomstige Knelpunten in de Personeelsvoorziening naar Beroep (ITKB). Deze indicator geeft aan in welke mate het voor werkgevers mogelijk is om binnen beroepsgroepen de gewenste personeelssamenstelling naar opleidingsachtergrond te realiseren, rekening houdende met vraag en aanbod verhoudingen voor de verschillende opleidingstypen. Vereiste specifieke kennis en vaardigheden in opleidingscategorieën met groot verwacht tekort leidt tot lage percentages. In de agrarische beroepsklasse ontstaan grote problemen om voldoende vakkrachten, vertegenwoordigers en bedrijfshoofden te vinden. Voor 99% van de werkenden in de agrarische beroepen worden nu knelpunten gezien (waarvan bij 54% grote tot zeer grote knelpunten).

Door het bevorderen van de aansluiting onderwijs arbeidsmarkt (opstellen human capital agenda’s, instellen centra voor innovatief vakmanschap, inzet op loopbaanoriëntatie), het interesseren van nieuwe potentiële leerlinggroepen (aanboren culturele diversiteit), het tegengaan van voortijdig schoolverlaten en het vergroten van doorstroom naar hogere opleidingsniveaus wordt verwacht dat het tekort agrarische beroepen beperkt kan worden.

Beleidswijzigingen

In het regeerakkoord van het huidige kabinet is afgesproken dat de specifieke subsidies voor onderwijsvernieuwing Groen onderwijs, de zogenaamde Groene plus – middelen, na 2015 zullen worden beëindigd. Als gevolg hiervan is in 2013 een proces ingang gezet om het Groen onderwijs op deze situatie voor te bereiden.

In MeerjarenInvesteringsProgramma’s (MIP) kijken de instellingen vooruit naar de periode na 2015 en geven aan welke investeringen per instelling in de periode 2013–2015 nodig zijn om zich te positioneren als regionaal kenniscentrum. In 2013 is de basis gelegd en in 2014 en verder gaat het om de uitvoering van de gemaakte prestatieafspraken.

Het subsidiestelsel Groen onderwijs is herzien. Dit leidt er toe dat de onderwijsinstellingen op zoek gaan naar alternatieve financieringsmodellen en daarbij behorende nieuwe samenwerkingvormen met overheden (EU) en het bedrijfsleven als ook tussen de instellingen. Vraagsturing (waaronder verbinding met de Human Capital Agenda van de topsectoren Agrifood en Tuinbouw & Uitgangsmaterialen) staat hierin centraal.

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1.000
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

VERPLICHTINGEN

805.094

854.026

847.506

838.780

771.781

760.836

756.044

Waarvan garantieverplichtingen

9.000

50.037

50.037

50.037

50.037

50.037

50.037

UITGAVEN

788.384

802.752

795.701

787.417

717.261

706.251

701.459

Waarvan juridisch verplicht

   

100%

       
               

Bekostiging

704.293

721.668

718.296

715.109

693.899

684.639

681.353

• Wageningen Universiteit

165.535

166.643

167.020

168.857

167.235

166.777

166.420

• HBO-groen

78.137

78.301

79.496

82.570

70.079

69.641

69.372

• MBO-groen

152.130

157.177

148.885

150.315

152.016

148.753

147.317

• Voorbereidende en Ondersteunende Activiteiten (VOA)

11.813

12.909

11.600

11.600

11.600

11.600

11.600

• Wachtgelden

13.152

13.795

13.009

13.009

13.009

13.009

13.009

• VMBO-groen

276.313

284.416

290.681

283.840

277.896

272.800

271.586

• Aequor

7.213

8.427

7.605

4.918

2.064

2.059

2.049

Subsidies

79.481

77.232

74.793

71.699

23.362

21.576

20.070

• Groene Kennis Coöperatie

5.074

4.015

4.030

4.030

     

• School als Kenniscentrum

26.755

30.377

33.828

31.317

     

• Kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs

5.665

2.681

1.547

711

     

• Aanvullende onderwijssubsidies

32.809

37.403

31.482

29.733

17.454

17.174

15.668

• Ontwikkeling en beheer natuurkwaliteit

1.655

2.391

2.394

2.394

2.394

2.394

2.394

• Educatie

7.523

365

1.512

3.514

3.514

2.008

2.008

Opdrachten

4.610

2.316

1.112

609

 

36

36

• Kennisverspreidingsprojecten

4.610

2.316

1.112

609

 

36

36

Bijdragen aan agentschappen

 

1.536

1.500

       

• Agentschap NL

 

1.536

1.500

       

Garantieverplichtingen

             

• Schatkistbankieren

             
               

ONTVANGSTEN

5.154

311

75

75

75

75

75

Budgetflexibiliteit

De volgende uitgaven zijn juridisch verplicht:

  • Aanpassing van de bekostiging en een deel van de aanvullende onderwijssubsidies vereist aanpassing van de onderwijswetgeving (€ 745 mln).

  • Voor andere begrotingsonderdelen is het budget vastgelegd in meerjarige verplichtingen (€ 49,2 mln).

Interne begrotingsreserves

Stand interne begrotingsreserves per 31 december 2012 (x € 1.000)

Interne begrotingsreserve schatkistbankieren

 

Toelichting Interne begrotingsreserve schatkistbankieren: EZ staat garant voor het in gebreke blijven van de groene onderwijsinstellingen die gebruik maken van de regeling schatkistbankieren. De van instellingen ontvangen premies worden jaarlijks via het Ministerie van Financiën aan EZ overgemaakt en via de slotwet en de saldibalans (toevoeging van de premie aan de gegroeide reserve) in het jaarverslag verwerkt. Een eerste bedrag wordt van het Ministerie van Financiën ontvangen in het jaar 2013.

Toelichting op de financiële instrumenten

Bekostiging

Rijksbijdrage Wageningen Universiteit (WU), HBO-groen, MBO-groen, VOA, Wachtgelden, VMBO-groen en Aequor

Het betreft normatieve bekostiging gebaseerd op de onderwijswetgeving. EZ bekostigt Wageningen Universiteit, 5 HBO-instellingen, 12 agrarische opleidingscentra voor Voortgezet Middelbaar Beroepsonderwijs/Middelbaar Beroepsonderwijs (VMBO/MBO), de MBO-opleiding aan Regionaal Opleidingscentrum (ROC) Landstede, 37 groene afdelingen van scholengemeenschappen en Aequor. Aequor is het Kenniscentrum Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (KBB) voor de groene sector, verantwoordelijk voor de kwalificatiedossiers voor het MBO en het aanbod en de kwaliteit van leerbedrijven.

Bekostigde aantallen binnen het groene onderwijs

Instrument

Type studenten/ getuigschriften/ promoties

Aantallen

Prijs

Bedrag x € 1.000

Uitgaven 2014 x € 1.000

Bekostiging Wageningen Universiteit (WU)

Inschrijvingen

4.847

4.987

24.172

 
 

Graden Bachelor

873

7.854

6.857

 
 

Graden Master

973

10.721

10.432

 
 

Promoties

229

94.541

21.650

 
 

Vaste componenten

   

103. 910

167.020

Bekostiging HBO-groen

Inschrijvingen hoog

7.442

6.070

45.173

 
 

Graden hoog

1.292

6.070

7.842

 
 

Vaste componenten

   

26.481

79.496

Bekostiging MBO-groen

Studenten beroeps-opleidende leerweg

18.500

6.052

111.965

 
 

studenten beroeps-begeleidende leerweg

10.500

3.516

36.920

148.885

Bekostiging VOA

Leerlingen niveau 1

3.793

1.817

6.893

 

Leerlingen niveau 2

6.474

727

4.707

11.600

Wachtgelden

Vaste component

     

13.009

Bekostiging VMBO-groen

Leerlingen VMBO/VBO

19.800

7.159

141.755

 

Leerlingen VMBO/LWOO

13.700

10.871

148.926

290.681

Aequor

Vaste component

     

7.605

Kengetal

2009

2010

2011

2012

Ambitie

% afgestudeerden dat minimaal werkt op niveau van opleiding

72%

76%

71%

72%

85%

Bron: The Research Centre for Education and the Labour Market (ROA)

Toelichting

De opgenomen percentages zijn gemiddelden van de Beroepsopleidende Leerweg (BOL) nivo 4 en het HBO in het groen onderwijs.

Kengetal

2009

2010

2011

2012

Ambitie

Kwaliteitsniveau groen onderwijs

79%

88%

82%

83%

90%

Bron: Inspectie voor het onderwijs

Toelichting

De inspectie voor het onderwijs bepaalt periodiek op basis van meerdere gestandaardiseerde criteria welk percentage groene scholen voldoende onderwijskwaliteit heeft. Hoe hoger het percentage, hoe meer groene MBO en Voortgezet Onderwijs (VO)-scholen gemiddeld genomen een voldoende scoren op onderwijskwaliteit. De opgenomen waarden zijn gemiddelden van het VMBO en het MBO.

Subsidies

Groene Kenniscoöperatie

Het samenwerkingsverband van de groene kennisinstellingen, de Groene kenniscoöperatie (GKC), ontvangt subsidie voor taken in verband met de gezamenlijke ontwikkelopdracht van de instellingen. In het kader van de transitie van het subsidiestelsel, die in 2013 is ingezet, inventariseert de GKC uit de MIP’s van de instellingen de ontwikkelopdrachten die de instellingen gezamenlijk oppakken en de behoefte aan collectieve ondersteuning die deze opleveren, en geeft zij sturing aan een aantal gezamenlijke ontwikkelprogramma’s van de instellingen. Ook draagt zij mede zorg voor de kennisinfrastructuur voor de groene sector, door het onderhoud van het Groen KennisNet (GKN).

School als Kenniscentrum/Kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs

In verband met de kleinschaligheid van de instellingen en met de bijzondere risico’s die vaak aan beroepen in de groene sectoren zijn verbonden, worden aanvullende bijdragen beschikbaar gesteld voor praktijkleren in gesimuleerde bedrijfssituaties. Een aantal subsidiestromen is in 2013 samengevoegd en als projectmiddelen verbonden aan de MIP’s en de landelijke agenda: positionering School als Kenniscentrum voor de regio. Daarnaast worden beperkt subsidies opengesteld op het terrein van scholing en arbeidsmarkt.

Aanvullende onderwijssubsidies

  • Subsidies aan ondersteunende instellingen onder andere: ontwikkelen van leermiddelen (Ontwikkelcentrum), toetsing en examinering (CITO).

  • Subsidieregelingen van het Ministerie van OCW voor onderwijsvernieuwing onder andere: internationale mobiliteit, vermindering voortijdig schoolverlaten, verhoging van opleidingsniveau, deelname leven lang leren, carrièrepatroon docenten.

  • Middelen die de minister naast de OCW-conforme subsidies beschikbaar stelt om beleidsdoelen te realiseren via het onderwijs als deel van het groene kennissysteem (kennisverspreiding): groene plus lectoraten, Centra Innovatief Vakmanschap en Centers of Expertise gericht op de ondersteuning van de topsectoren Agrifood en Tuinbouw & Uitgangsmaterialen.

Voornaamste acties in 2014:

  • Groen onderwijs en bedrijfsleven hebben een gezamenlijk ontwerp ten aanzien van de inrichting en aanvullende financiering van beroepsopleidingen opgesteld en geven daar in 2014 en verder uitvoering aan. Hierbij worden de doelen van de Human Capital Agenda betrokken. EZ zal stimuleringsinstrumenten hierop inrichten.

  • Stimuleren kennisverspreiding/valorisatie: uitbouwen centers (mbo en hbo) tot volwaardige partners om in gezamenlijkheid met bedrijfsleven en overheid vorm te geven aan innovatieprocessen. Binnen de centers werken onderwijs-onderzoek-bedrijfsleven/maatschappelijke organisaties en overheid samen om kennisvragen voor de toekomst van een toepassingsgericht antwoord te voorzien.

Kengetal

2009

2010

2011

2012

Ambitie

Voortijdig schoolverlaten

4,7%

4,4%

4,6%

4,3%

4,0%

Bron: Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO)

Toelichting

Het percentage VMBO 3–4 plus MBO leerlingen dat zonder startkwalificatie (minimaal MBO-2 niveau) het onderwijs verlaat, gemeten als percentage van het totaalaantal VMBO 3–4 plus MBO leerlingen.

Kengetal

2009

2010

2011

2012

Ambitie

Doorstroom MBO-BOL-4 naar hoger onderwijs

39%

46%

45%

38%

50%

Bron: The Research Centre for Education and the Labour Market (ROA)

Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit

Het betreft subsidies met als doel het ontwikkelen van maatregelen om negatieve gevolgen van verdroging, vermesting en verzuring tegen te gaan. Het levert kennis op voor de implementatie van belangrijke beleidsitems zoals Natura 2000, realiseren van natuurterreinen en leefgebiedplannen.

Educatie

Het betreft subsidies ten behoeve van samenwerkingsovereenkomsten met organisaties (maatschappelijke organisaties, andere overheden, bedrijven cq. coalities daarvan) die educatieactiviteiten organiseren. Het programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling als opvolger van het NME programma richt zich meer op het bredere concept duurzaamheid, het organiseren van netwerken en coalities die op lokaal/regionaal niveau duurzaamheidsprojecten organiseren. De hoofdlijn van de visie op het Kennisprogramma «Duurzaam Door, sociale innovatie voor een groene economie» is uiteengezet in een Kamerbrief (TK, 20 487, nr. 41).

Opdrachten

Kennisverspreidingsprojecten

Met de kennisverspreidingsprojecten zet de minister in op een betere ontsluiting van de ontwikkelde kennis voor gebruik door ondernemers en maatschappelijke groepen. Projecten richten zich op thema’s zoals dierenwelzijn, multifunctionele landbouw, klimaat en milieu. Gezien de interactie met beleidsontwikkeling en/of -implementatie is de EZ-betrokkenheid actief en initiërend.

Bijdragen aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan AgNL ten behoeve van het educatie-programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling. Het gaat om uitgaven voor programma- en procesmanagement, inhoudelijke deskundigheid, netwerkbeheer (€ 1,1 mln) en overige uitvoeringskosten (€ 0,4 mln).

18 Natuur en regio

Algemene doelstelling

Een concurrerende ruimtelijk-economische structuur, een veelzijdige natuur en een wederzijdse versterking van ecologie en economie.

De rijksoverheid werkt aan een versterking van de ruimtelijk-economische condities voor bedrijven. Het Rijk wil samen met bedrijfsleven, medeoverheden, kennisinstellingen en andere stakeholders sterke punten van Nederland uitbouwen gericht op een goede concurrentiepositie. Daarbij richt het beleid zich in het bijzonder op mainports, brainports en greenports en valleys. Het gaat daarbij om het gericht versterken van zowel fysieke als niet fysieke aspecten, zoals (grensoverschrijdende) samenwerking tussen bedrijven en kennisinstellingen, alsmede campussen en onderzoeksinfrastructuur. Verder wordt de regionale kant van ruimtelijke clusters verbonden aan Topsectoren en gewerkt aan wederzijdse versterking van beide.

Natuur, de biodiversiteit in het bijzonder, is essentieel voor een gezonde leefomgeving en heeft een grote economische waarde; zij levert grondstoffen, zuivert lucht en water, biedt ruimte voor recreatie/toerisme en wateropvang en is een van de aspecten van het vestigingsklimaat voor (internationale) bedrijven. Voor het behoud van de biodiversiteit zijn hiertoe door het Rijk gemaakte Europese (onder andere Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn) en internationale afspraken leidend. Een duurzame verbinding tussen economie en ecologie is essentieel om het niveau van welvaart en welzijn ook in de toekomst veilig te stellen. Ook bij bedrijven groeit het besef dat een echt duurzame ontwikkeling de enige weg vooruit is. Het Kabinet heeft in het regeerakkoord de ambitie uitgesproken om de Nederlandse natuur verder te versterken door middel van een grotere robuuste EHS ten opzichte van de eerdere herijkte EHS, natuur meer te integreren met andere maatschappelijke belangen en meer ruimte en ondersteuning te bieden aan ondernemerschap en initiatieven van burgers en andere private partijen. Deze ambities worden uitgewerkt in een natuurvisie.

Rol en verantwoordelijkheid

Een concurrerende ruimtelijk-economische structuur

Stimuleren en financieren

  • De minister is systeemverantwoordelijk voor een gezonde ruimtelijke economische structuur en stimuleert en financiert daarbinnen de versterking van «ports», «valleys» en clusters gerelateerd aan topsectoren. Hierbij is het van belang om agenda’s van verschillende overheden te verbinden ten einde schaalvoordelen te benutten, overheidsinspanningen te versterken en versnippering tegen te gaan.

Regisseren en financieren

  • De minister is lidstaatverantwoordelijk en heeft een regisserende rol voor het Europees Fonds Regionale Ontwikkeling (EFRO). Binnen EFRO bestaan, behalve de nationale programma’s, ook vier grensoverschrijdende programma’s (INTERREG A – ETS) Dit zijn: Euregio Maas-Rijn, Duitsland-Nederland, Vlaanderen-Nederland en Twee Zeeën. De Minister stelt budget beschikbaar in het kader van de nationale cofinanciering voor de landsdelige en de grensoverschrijdende programma’s.

Een veelzijdige natuur en een wederzijdse versterking van ecologie en economie

Stimuleren

  • Om de wederzijdse versterking van ecologie en economie te bevorderen, stimuleert het rijk acties en initiatieven van bedrijven en natuurorganisaties. Met behulp van een subsidieregeling worden innovaties op het gebied van groene groei gestimuleerd.

Regisseren

  • De Minister van EZ is systeemverantwoordelijk voor het behoud en duurzaam gebruik van de nationale biodiversiteit – mede als natuurlijke hulpbron – en voor de zekerstelling van de aanwezigheid van natuur op lange termijn.

  • De Minister van EZ is tevens medeverantwoordelijk voor het behoud en duurzaam gebruik van de internationale biodiversiteit. Op grond daarvan is de minister verantwoordelijk voor het stellen van kaders voor de omvang en kwaliteit van natuurgebieden, voor soortenbescherming zowel op het land, in de zee, als ook overzees in Caribisch Nederland en voor Europese en internationale afspraken over de handel in en het gebruik van planten, dieren en natuurlijke grondstoffen zoals bijvoorbeeld tropisch hardhout.

(Doen) Uitvoeren

  • Onderdeel van de decentralisatieafspraken Natuur is dat provincies binnen de gestelde rijkskaders verantwoordelijk zijn voor het realiseren en beheren van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en de daarin gelegen N2000 gebieden en, naar aanleiding van het regeerakkoord: herstelbeheer, soortenbeleid buiten de EHS en agrarisch natuurbeheer.

Prestatiemeting

Kengetal

2009/2010

2012/2013

2014

Ambitie 2015

Niveau Clusterontwikkeling

4.7

4.9

5

5

NL positie

19

15

15

15

Bron: The World Competitiveness report,World Economic Forum

Toelichting

Het beleid richt zich op het faciliteren van clusters om de concurrentiepositie te versterken. In internationale vergelijking is de mate van clustervorming (specialisatie en samenhang tussen bedrijven, kennisinstellingen, diensten, infrastructuur) in Nederland relatief hoog en er is sprake van een positieve trend. Inmiddels heeft Nederland een score van 4.9 op een schaal van 1–7 en bekleedt Nederland de zesde positie binnen de EU en de 15e positie wereldwijd.

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Raming 2014

Streefwaarde

Planning

Bron

Stand van duurzame condities van alle in 1982 voorkomende soorten

106

2002

104

100

2020

Basisrapporten rode lijsten (EZ, CBS)

Toelichting

De soortenindicator 12 geeft via een indexcijfer het verloop aan van het aantal bedreigde soorten in ons land. Dat is het totaal aantal soorten dat op de officiële Nederlandse rode lijsten is aangemerkt als verdwenen, ernstig bedreigd, bedreigd, kwetsbaar of gevoelig. Hoe hoger het getal, hoe meer soorten zijn bedreigd. De streefwaarde van 100 in 2020 betekent een verbetering ten opzichte van de periode 1994–2002 (referentiejaar 2002). De indicator is vooralsnog gebaseerd op rode lijst-gegevens van broedvogels, zoogdieren en dagvlinders.

Een indicator voor de bijdrage van ecosysteemdiensten aan nationale rekeningen wordt momenteel uitgewerkt in internationaal verband.

Beleidswijzigingen

Decentralisatie Natuurbeleid

De onder het vorige kabinet in gang gezette decentralisatie naar provincies van de uitvoering van het gebiedsgerichte natuurbeleid wordt in 2014 verder vormgegeven. Tussen Rijk en IPO gemaakte afspraken over decentralisatie en bevoegdheidsverdeling worden verankerd in de Wet Inrichting Landelijk gebied en de nieuwe Wet Natuurbescherming die naar verwachting in 2014 in werking zal treden.

Intensivering Natuur

Het huidige Kabinet wil met provincies afspraken maken over een grotere, robuuste EHS inclusief natuurlijke verbindingen en stelt extra middelen om dat mede mogelijk maken. Het budget is ook bestemd om de kwaliteit van bestaande natuurgebieden op een goed peil te brengen en te houden. Tevens zijn met provincies afspraken gemaakt over soortenbescherming buiten de EHS en agrarisch natuurbeheer. Van belang hierbij is te onderkennen dat het Ministerie van EZ niet als enige verantwoordelijkheid draagt voor natuur en dat alle betrokken partijen – zoals medeoverheden, terreinbeherende organisaties, particulieren – hun verantwoordelijkheid en zorg(plicht) voor natuur ook in financiële zin waarmaken.

Dit Kabinet heeft tevens een maatschappelijk proces in gang gezet dat moet leiden tot een nieuwe natuurvisie in het voorjaar van 2014.

Decentralisatie Regionaal Economisch beleid

De stappen die in het vorige regeerakkoord zijn aangekondigd voor de decentralisatie van het regionaal-economisch beleid worden in 2014 afgerond. In het verlengde van de kerntaak voor regionaal economisch beleid op decentraal niveau zijn hieraan gerelateerde lopende projecten in het kader van Nota Ruimte in 2013 gedecentraliseerd.

Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO)

2014 is de start van de nieuwe programmaperiode EFRO 2014–2020. De vier landsdelen Noord, Oost, Zuid en West stellen momenteel de operationele programma’s op in samenspraak met het Ministerie van EZ (als lidstaatverantwoordelijke). Hierbij is de bestuurlijke afspraak gemaakt dat de gezamenlijke hoofddoelen van Rijk en regio voor EFRO 2014–2020 zijn gericht op de thema’s innovatie en koolstofarme economie. Daarbij is het Midden- en Kleinbedrijf (MKB) een belangrijke doelgroep.

In 2014 start ook de nieuwe programmaperiode voor de programma’s gericht op grensoverschrijdende economische samenwerking (INTERREG A – ETS): Euregio Maas-Rijn, Duitsland-Nederland, Vlaanderen-Nederland en Twee Zeeën. Voor deze programma’s wordt de inhoudelijke focus bepaald samen met de andere deelnemende landen en regio’s. Deze programma’s zullen zich voor de periode 2014–2020 voor een groot deel richten op innovatie in het MKB, koolstofarme economie en arbeidsmobiliteit.

Bijdrage aan Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROMs)

De bestaande subsidierelatie met de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen NOM (Noord), BOM (Brabant), LIOF (Limburg) en Oost NV (Oost) wordt gecontinueerd tot en met 2016. Ook worden er vanaf 2014 middelen gereserveerd (tot en met 2016) voor de ROM voor de Zuidvleugel (die in 2014 van start gaat) en voor de ondersteuning van de nog op te richten ROM voor de Noordvleugel, waarvoor in 2013 een haalbaarheidsstudie wordt uitgevoerd.

Budgettaire gevolgen van beleid

De financiële instrumenteninzet van artikel 18 is gekoppeld aan de volgende artikelonderdelen:

  • 18.1 Versterken mainports, brainports, greenports en andere clusters gerelateerd aan topsectoren;

  • 18.2 Wederzijds versterken van ecologie en economie;

  • 18.3 Behouden van de inter-/nationale biodiversiteit en versterken van onze natuur.

In onderstaande tabel zijn de totaalbudgetten per instrumentcategorie opgenomen. Onder de artikelonderdelen treft u in een aparte tabel de specificatie aan.

Bedragen x € 1.000
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

VERPLICHTINGEN

397.322

398.829

402.156

369.588

562.375

556.530

443.144

Waarvan garantieverplichtingen

 

50.509

50.509

50.509

50.509

50.509

50.509

UITGAVEN

480.042

443.415

432.349

390.947

548.509

520.629

403.304

Waarvan juridisch verplicht (percentage)

   

91%

       
               

Subsidies

97.991

101.006

75.334

83.731

50.484

37.724

38.073

• Versterking mainports, brainports, greenports, valleys en andere clusters gerelateerd aan topsectoren (18.1)

84.500

74.155

69.597

77.977

45.868

31.159

31.569

• Wederzijds versterken van ecologie en economie (18.2)

1.910

3.804

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

• Behouden van de (inter)nationale biodiversiteit en versterken van onze natuur (18.3)

11.581

23.047

3.737

3.754

2.616

4.565

4.504

Leningen

31.163

34.250

31.500

32.960

32.750

34.350

34.350

• Behouden van de (inter)nationale biodiversiteit en versterken van onze natuur (18.3)

31.163

34.250

31.500

32.960

32.750

34.350

34.350

Opdrachten

34.744

51.925

43.200

42.921

41.132

37.968

33.804

• Versterking mainports, brainports, greenports, valleys en andere clusters gerelateerd aan topsectoren (18.1)

54

668

710

710

710

750

750

• Wederzijds versterken van ecologie en economie (18.2)

14.280

19.632

23.501

23.088

23.440

23.647

21.022

• Behouden van de (inter)nationale biodiversiteit en versterken van onze natuur (18.3)

20.410

31.625

18.989

19.123

16.982

13.571

12.032

Bijdragen aan medeoverheden

123.552

85.931

153.652

114.750

316.478

315.117

206.500

• Versterking mainports, brainports, greenports, valleys en andere clusters gerelateerd aan topsectoren (18.1)

16.428

10.000

20.005

6.250

4.950

5.000

4.000

• Wederzijds versterken van ecologie en economie (18.2)

5.383

75.931

32.147

6.000

9.528

8.617

2.500

• Behouden van de (inter)nationale biodiversiteit en versterken van onze natuur (18.3) 1

101.741

 

101.500

102.500

302.000

301.500

200.000

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

37.575

37.317

26.350

26.350

25.523

24.464

24.051

• Behouden van de (inter)nationale biodiversiteit en versterken van onze natuur (18.3)

37.575

37.317

26.350

26.350

26.350

26.350

26.350

• Nog te verdelen taakstelling

       

– 827

– 1.886

– 2.299

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

 

1.045

888

888

888

888

888

• Behouden van de (inter)nationale biodiversiteit en versterken van onze natuur (18.3)

 

1.045

888

888

888

888

888

Bijdragen aan agentschappen

155.017

131.941

101.425

89.347

81.254

70.118

65.638

• Dienst Landelijk Gebied

91.568

74.593

56.590

48.617

46.213

44.103

42.530

• Dienst Regelingen

53.704

48.133

35.666

32.014

29.814

25.417

24.670

• Agentschap NL

2.100

1.315

1.314

880

701

310

60

• Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

7.645

7.900

7.855

7.836

7.829

7.823

7.565

• Nog te verdelen taakstelling

       

– 3.303

– 7.535

– 9.187

               

ONTVANGSTEN

53.712

107.530

86.282

91.282

96.282

64.282

51.380

• Landinrichtingsrente

40.645

42.161

42.161

42.161

42.161

40.161

37.259

• Bijdragen van derden

3.149

26.248

         

• EU-bijdragen

486

2.096

2.096

2.096

2.096

2.096

2.096

• Jachtakten

1.420

1.031

1.031

1.031

1.031

1.031

1.031

• Verkoop gronden

 

35.000

40.000

45.000

50.000

20.000

10.000

• Overige

8.012

994

994

994

994

994

994

X Noot
1

De bijdragen op dit artikelonderdeel voor de jaren 2014 tot en met 2017 betreffen de bijdrage voor natuurprojecten Caribisch Nederland (zie ook de toelichting onder artikelonderdeel 18.3).

Budgetflexibiliteit

Subsidies: van het voor subsidies beschikbare budget is 78% juridisch verplicht en 21% bestuurlijk gebonden.

Leningen: Het budget betreft die middelen die nodig zijn voor de betaling van rente en aflossingen van door het Rijk via het Groenfonds aangegane leningen ter realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en is 100% verplicht

Opdrachten: Van het voor opdrachten beschikbare budget is 49% verplicht en 27% bestuurlijk gebonden. Het (nog) niet verplichte budget is noodzakelijk voor het nakomen van diverse Europese en internationale verplichtingen en afspraken, met name op het terrein van natuur en biodiversiteit en ten behoeve van de regionale functie.

Bijdragen aan medeoverheden: Het beschikbare budget betreft de financiering van decentrale overheden voor de uitvoering van diverse programma’s en projecten uit hoofde van wettelijke regeling, bestuurovereenkomst, decentralisatieakkoord natuur en decentralisatieafspraken op regionaal economisch gebied en is derhalve 100% verplicht.

Bijdrage ZBO’s/RWT’s: Betreft de financiering van de opdracht 2014 aan SBB en is 100% verplicht.

Bijdragen aan agentschappen: Het beschikbare kasbudget betreft de financiering van de opdracht(en) 2014 aan DLG, DR, AgNL en de NVWA en is 100% verplicht.

Toelichting op bijdragen agentschappen

EZ zet diverse uitvoerende diensten in voor het realiseren van beleidsdoelen. Daarbij gaat het onder meer om:

  • Verwerving en inrichting van rijksprioritaire gebieden (DLG/BBL);

  • Bevorderen van de (agrarische) grondmobiliteit (DLG);

  • GIS (Geografische InformatieSystemen)-competence center (DR/DLG);

  • Toetser en toezichthouder bij (inter)nationaal soorten- en gebiedenbeleid (DR, DLG, NVWA);

  • Bevorderen verbinding ecologie en economie middels een subsidie-instrumentarium (AgNL).

Tevens worden de diensten van DLG en DR door EZ ter beschikking gesteld voor de realisatie van het gedecentraliseerde natuurbeleid, verwerving, inrichting en beheer van de herijkte EHS en N2000.

Toelichting op de financiële instrumenten

Artikelonderdeel 18.1 Versterken mainports, brainports, greenports, valleys en andere clusters gerelateerd aan topsectoren
Bedragen x € 1.000
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

UITGAVEN

100.982

84.823

90.312

84.937

51.528

36.909

36.319

               

Subsidies

84.500

74.155

69.597

77.977

45.868

31.159

31.569

• Zuiderzeelijn 1

6.862

7.281

5.490

6.315

3.835

   

• Cofinanciering EFRO, incl. ETS

40.884

39.694

47.627

54.545

29.507

31.159

31.569

• Bijdrage aan ROMs

5.460

4.012

5.306

6.300

6.300

   

• Pieken in de Delta1

31.294

23.168

11.174

10.817

6.226

   

Opdrachten

54

668

710

710

710

750

750

• Onderzoeksmiddelen

54

668

710

710

710

750

750

Bijdragen aan medeoverheden

16.428

10.000

20.005

6.250

4.950

5.000

4.000

• Uitfinanciering Sterke Regio’s en Nota Ruimte1

16.428

10.000

20.005

6.250

4.950

5.000

4.000

X Noot
1

betreft uitfinanciering van in het verleden aangegane verplichtingen

Cofinanciering EFRO, inclusief Europese territoriale Samenwerking (ETS)

Dit betreft de cofinanciering voor regio’s die vanuit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) in aanmerking komen voor steun ter vergroting van de regionale concurrentiekracht en werkgelegenheid (landsdelige programma’s – mainstream). In de programmaperiode 2014–2020 is dat verdeeld over de Operationele Programma’s voor Oost-, West-, Zuid- en Noord-Nederland en gericht op de thema’s innovatie en koolstofarme economie. Het betreft ook de cofinanciering voor de grensoverschrijdende programma’s die vanuit EFRO in aanmerking komen voor steun (INTERREG-A – ETS). In de nieuwe programmaperiode 2014–2020 betreft dat de programma’s Euregio Maas-Rijn, Duitsland-Nederland, Vlaanderen-Nederland en Twee Zeeën. Deze worden hoofdzakelijk gericht op de thema’s innovatie in het MKB, koolstofarme economie en arbeidsmobiliteit. De hierboven gepresenteerde budgettaire reeks omvat dus zowel de middelen voor cofinanciering voor de oude programma-periode (2007–2013) als voor de nieuwe periode (2014–2020).

Bijdrage aan Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROMs)

Deze middelen hebben tot doel de economische krachten in de regio te versterken en te bundelen met sectorale initiatieven vanuit het topsectorbeleid en ander generiek beleid. De bestaande subsidierelatie met de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen NOM (Noord), BOM (Brabant), LOIF (Limburg) en Oost NV (Oost) wordt geïntensiveerd. Ook worden er vanaf 2014 middelen gereserveerd (tot en met 2016) voor de ROM voor de Zuidvleugel (die in 2014 van start gaat) en voor de ondersteuning van de nog op te richten ROM voor de Noordvleugel, waarvoor in 2013 een haalbaarheidsstudie wordt uitgevoerd. Tenslotte zal worden bezien of in de kapitaalbehoefte bij de ROM’s kan worden voorzien, onder andere met behulp van het innovatiefonds MKB+.

De ROM’s hebben hun activiteiten inmiddels toegespitst op de topsectorenaanpak in het kader van het bedrijvenbeleid. Binnen die context spelen zij in aanvulling op de eerstelijns advisering aan MKB-ondernemers via het Ondernemersplein een rol in de tweedelijnsadvisering. Taken die daarbinnen passen zijn de advisering aan innovatieve koplopers en het leggen van de verbinding met de TKI’s, ontwikkeling van innovatieprojecten en daaruit voortvloeiende valorisatie-inspanningen. Zij vormen een belangrijke schakel in de keten van onderzoek, innovatie, valorisatie en marktintroductie.

Voornaamste acties in 2014:

EFRO:

  • Goedkeuring door de Europese Commissie van de vier landsdelige operationele Programma’s en de Partnerschapovereenkomst;

  • Goedkeuring door de Europese Commissie van de vier INTERREG-A programma’s voor grensoverschrijdende samenwerking;

  • Afronding huidig programma en start nieuw programma, zowel voor de landsdelige als de programma’s voor grensoverschrijdende samenwerking.

ROM’s:

  • Realiseren EZ-bijdragen aan de ROM’s, inclusief de nieuwe in de Noordvleugel respectievelijk de Zuidvleugel van de Randstad.

Opdrachten

Onderzoeksmiddelen

Op basis van de politiek-bestuurlijke context en aansluitend op de regionale functie van EZ worden op vijf prioritaire beleidsthema’s middelen aangewend voor beantwoording van strategische vraagstukken en kennisvragen. Hieronder valt bijvoorbeeld onderzoek ter ondersteuning van de topsectoren in de regio en het versterken van de concurrentiepositie van Nederland door het potentieel vanuit de regio en ruimtelijke clusters van bedrijven (zoals campussen) maximaal te benutten. Ten aanzien van deze middelen is verder sprake van een blijvende focus op: mainports, brainports en greenports; Europa in de regio (grensoverschrijdend); wederzijdse versterking van economie en ecologie; ruimte en water voor EZ-doelen.

Bijdragen aan medeoverheden

Uitfinanciering Sterke Regio’s en Nota Ruimte

Deze middelen hebben betrekking op de uitfinanciering van in het verleden aangegane verplichtingen in het kader van het oplossen van knelpunten en benutten van gebiedsgerichte kansen gericht op versterking van het Nederlandse vestigingsklimaat en gebiedsprojecten die een bijdrage hebben gekregen uit het Nota Ruimte-budget van EZ.

De indicator met betrekking tot de realisatie van nieuwe (grensoverschrijdende) samenwerkingsverbanden voor de EFRO-periode 2007–2013 is komen te vervallen. Een nieuwe resultaatindicator voor de EFRO periode 2014–2020 is in ontwikkeling en zal naar verwachting worden opgenomen in de begroting 2015.

Artikelonderdeel 18.2 Wederzijds versterken van ecologie en economie
Bedragen x € 1.000
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

UITGAVEN

21.573

99.367

57.648

31.088

34.968

34.264

25.522

               

Subsidies

1.910

3.804

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

• Programma Natuurlijk Ondernemen en Green Deals

 

1.804

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

• Programma Groen en Doen

1.910

2.000

         

Opdrachten

14.280

19.632

23.501

23.088

23.440

23.647

21.022

• NURG/Maaswerken

3.655

3.001

7.033

8.015

8.015

8.015

5.000

• Mainport Rotterdam

6.826

6.971

7.099

7.249

7.389

7.539

7.679

• Programma Rijke Waddenzee

1.287

1.000

1.000

       

• Deltaprogramma

867

845

845

       

• Programma Natuurlijk Ondernemen en Green Deals

1.028

6.359

6.257

6.421

6.494

6.432

6.682

• Regiekosten regionale functie

617

1.456

1.267

1.403

1.542

1.661

1.661

Bijdragen aan mede-overheden

5.383

75.931

32.147

6.000

9.528

8.617

2.500

• MER

24

420

2.258

       

• Programmatische Aanpak Stikstof

5.359

15.511

29.889

6.000

2.500

2.500

2.500

• Westerschelde

 

60.000

   

7.028

6.117

 

Subsidies

Programma Natuurlijk Ondernemen en Green Deals

Als onderdeel van een Green Deal met het Platform Biodiversiteit, Ecosystemen en Economie (BEE) voert het ministerie een subsidieregeling uit voor innovatieve projecten van ondernemers, gericht op het zorgvuldiger omgaan met biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen. Zie verder toelichting onder «Opdrachten».

Opdrachten

NURG/Maaswerken

In het kader van de Nadere Uitwerking Rivierengebied (NURG) werken I&M en EZ gezamenlijk aan projecten ter verbetering van de hoogwaterveiligheid en ontwikkeling van natuur in rivierengebieden. Er worden rivierverruimende maatregelen uitgevoerd om de veiligheid in het rivierengebied te vergroten. I&M en EZ hebben verder afgesproken om 7.500 hectare nieuwe natuur te realiseren in de uiterwaarden van de Rijntakken en de bedijkte Maas. De projecten met een hoogwaterveiligheidstaakstelling uit de Planologische Kernbeslissing (PKB) Ruimte voor de Rivier worden in 2015 gerealiseerd, de overige in de jaren daarna.

Mainport Rotterdam

De ontwikkeling van de Mainport Rotterdam kent met het Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR) een dubbeldoelstelling van zowel de versterking van de economische positie van de Mainport Rotterdam als de verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving in Rijnmond. Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR) 750 is één van de drie deelprojecten die voortvloeien uit de planologische kernbeslissing «PKB-plus: Project Mainportontwikkeling Rotterdam Deel 4» van 26 september 2003. Dit deelproject behelst de ontwikkeling van 750 hectare nieuwe natuur- en recreatiegebieden in de Rotterdamse regio. De provincie Zuid-Holland is coördinerend opdrachtnemer en één van de uitvoerende partijen.

Waddenzee

Het Programma naar een Rijke Waddenzee (PRW) is een uitvoeringsprogramma dat lopende en nieuwe initiatieven voor natuurherstel in de Waddenzee met elkaar verbindt, nieuwe samenwerkingsverbanden vorm kan geven, complexe processen in beweging brengt en nieuwe projecten voor natuurherstel in combinatie met een duurzaam gebruik van de Waddenzee initieert. Daarnaast voert PRW voor de partners opdrachten uit ten behoeve van natuurherstel. Dit betreft een gezamenlijk programma van Rijk, RCW en natuurorganisaties (verenigd in de Coalitie Wadden Natuurlijk).

Deltaprogramma

EZ is opdrachtgever voor de deelprogramma's Zuidwestelijke Delta en Wadden en faciliteert deze deelprogramma’s zodoende in personele en financiële zin. Zo worden de activiteiten en het onderzoek gefinancierd die nodig zijn om uiteindelijk te komen tot onderbouwde Deltabeslissingen. Tevens is EZ verantwoordelijk voor het ontwikkelen en laten werken van protocollen om de effecten van waterstrategieën op EZ sectoren op de juiste manier in beeld te brengen en weer in te brengen in de strategische deltabeslissingen.

Programma Natuurlijk Ondernemen en Green Deals

Met Green Deals helpt het Rijk burgers, bedrijven, organisaties of andere overheden bij het realiseren van duurzame initiatieven die moeilijk van de grond komen. In 2014 zal EZ blijven inzetten op deze praktische afspraken met bedrijfsleven, kennisinstellingen en andere overheden. De ambitie is om in 2014, net zoals in voorgaande jaren, 12 afspraken te maken. De nieuwe afspraken in het kader van de Green Deals zijn erop gericht om de kracht van ondernemerschap en innovatie aan te wenden voor het zorgvuldiger omgaan met biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen.

Om dit verder te kunnen uitbouwen heeft het kabinet in 2012 het programma Natuurlijk Ondernemen gestart, een innovatieprogramma gericht op ondernemers die (willen) bijdragen aan behoud en ontwikkeling van natuur en biodiversiteit door uit eigen belang te investeren in het (ontzien van) natuurlijk kapitaal. De Green Deals zijn hiervan een invulling, evenals de uitvoering van het advies van de Taskforce Biodiversiteit en Natuurlijke Hulpbronnen en de implementatie van de resultaten van de TEEB-studie.

Regiekosten regionale functie

De regioambassadeurs zijn de spil in de contacten van EZ met het bestuurlijke, maatschappelijke, bedrijven- en kennisnetwerk in de regio. Daarbij zoeken ze naar combinatiemogelijkheden om regionale initiatieven te koppelen aan het realiseren van het EZ-beleid en brengen zij partijen bij elkaar om tot kansrijke cross-overs te komen. Voor het faciliteren van dit proces is het budget «Regiekosten Regionale functie» beschikbaar.

Voornaamste acties in 2014:

  • Vaststellen trilaterale verklaring regeringsconferentie Waddenzee (Denemarken, februari 2014).

  • Politieke besluitvorming (kabinet) over Deltaprogramma 2015, inclusief Deltabeslissingen.

Bijdragen aan medeoverheden

Milieueffectrapportage (MER)

Bijdrage aan de Stichting Bureau Commissie voor de milieueffectrapportage (MER) voor het aanbieden van ondersteunende diensten aan de commissie voor de MER bij uitvoering van haar taak, zoals omschreven in de Wet milieubeheer. Het Kabinet Rutte-Verhagen heeft besloten dat het betreffende bevoegde gezag in beginsel zelf de kosten voor MER-rapportages moet opbrengen. De structurele bijdrage van EZ eindigt in 2014.

Programmatische Aanpak Stikstof (PAS)

Nederland zet de Programmatische Aanpak Stikstof in voor het realiseren van de Natura 2000-doelen, terwijl tegelijkertijd economische ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. Met het programma worden bindende afspraken gemaakt tussen Rijk en provincies om het stikstofprobleem aan te pakken op diverse niveaus (landelijk, provinciaal en per Natura 2000-gebied) en vanuit de verschillende sectoren (landbouw, industrie, verkeer en vervoer). Het doel is economische ontwikkeling mogelijk te maken door de stikstofbelasting in Natura 2000-gebieden terug te brengen, zodanig dat weer vergunningen kunnen worden verleend. De beoogde datum van inwerkingtreding van de PAS is 1 januari 2014. Voor de PAS zijn herstelstrategieën en het rekeninstrument AERIUS ontwikkeld ter ondersteuning van de vergunningverlening en het bepalen van de ontwikkelruimte. Het instrumentarium voor de PAS wordt grotendeels in 2013 afgerond. Op basis van de in 2013 uitgevoerde gebiedsanalyses blijkt welke maatwerk-maatregelen nodig zijn om nog resterende knelpunten te ondervangen. Over de laatste invulling van de nog beschikbare PAS middelen wordt dan ook een besluit genomen mede op basis van de uitkomsten van deze analyses. Bij voldoende belangstelling voor de subsidieregelingen die in 2013 zijn opengesteld, teneinde bij te dragen aan het reduceren van de ammoniakemissie vanuit de landbouwsector, is het voornemen ook in 2014 hiervoor middelen beschikbaar te stellen.

Westerschelde

Sinds 2006 wordt het programma Natuurherstel Westerschelde uitgevoerd. Door middel van diverse projecten wordt 600 hectare nieuwe estuariene natuur gecreëerd. Als onderdeel van dit plan heeft het Kabinet besloten dat de Hedwigepolder volledig wordt ontpolderd. In 2013 hebben Rijk en de Provincie Zeeland de bestaande afspraken geactualiseerd met betrekking tot de totale uitvoering van het programma, met een (onveranderde) meerjarenkostenraming van € 155 mln. Zeeland neemt de uitvoering ter hand en het Rijk heeft daartoe in 2013 de resterende (oud-ILG) middelen in het Groenfonds gestort.

Voornaamste acties in 2014:

  • Implementatie- en doorontwikkeling PAS.

  • Goedkeuring rijksinpassingsplan voor de ontpoldering van de Hedwigepolder en later dat jaar Koninklijk Besluit (nodig voor onteigeningsprocedure).

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Streefwaarde

Planning

Bron

% stikstofgevoelige N2000 gebieden waar PAS ontwikkelingsruimte creëert

0

2012

> 95%

2014

Aerius (PBL)

Toelichting

In 2012 worden in 133 gebieden geen vergunningen verleend vanwege onduidelijkheid over de stikstofproblematiek. Deze gebieden vormen samen de populatie van gebieden (100%), waarvan het percentage wordt bepaald van gebieden die ontwikkelingsruimte krijgen via PAS.

Artikelonderdeel 18.3 Behouden van de (inter-)nationale biodiversiteit en versterken van onze natuur
Bedragen x € 1.000
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

UITGAVEN

202.470

127.284

182.964

185.575

380.759

379.338

275.825

               

Subsidies

11.581

23.047

3.737

3.754

2.616

4.565

4.504

• Markerwadden

 

15.000

         

• Regelingen Natuur (Burgereducatie, RDN, SBL, VNBL & beheer Kroon-domeinen)

11.581

8.047

3.737

3.754

2.616

4.565

4.504

Opdrachten

20.410

31.625

18.989

19.123

16.982

13.571

12.032

• Invasieve soorten

1

600

800

1.000

1.000

1.000

1.000

• Kaderrichtlijn Marine Strategie/Noordzee

346

1.452

987

1.005

1.046

1.100

1.100

• Natura 2000

2.026

3.502

2.943

3.203

2.143

2.143

2.143

• Monitoring

3.571

5.463

4.334

4.500

3.969

3.969

3.969

• Internationale biodiversiteit

1.154

339

359

359

359

359

359

• Caribisch Nederland

495

899

349

329

730

1.130

1.130

• Overig

12.817

19.370

9.217

8.727

7.735

3.870

2.331

Leningen

31.163

34.250

31.500

32.960

32.750

34.350

34.350

• Rente en aflossingen voor bestaande leningen (EHS & PNB)

31.163

34.250

31.500

32.960

32.750

34.350

34.350

Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s

37.575

37.317

26.350

26.350

25.523

24.464

24.051

• SBB, organisatiekosten en beheer rijksmonumenten

37.575

37.317

26.350

26.350

26.350

26.350

26.350

• Nog te verdelen taakstelling

       

– 827

– 1.886

– 2.299

Bijdrage aan medeoverheden

101.741

 

101.500

102.500

302.000

301.500

200.000

• Caribisch Nederland

   

1.500

2.500

2.000

1.500

 

• Decentralisatiemiddelen Natuur

101.741

 

100.000

100.000

300.000

300.000

200.000

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

 

1.045

888

888

888

888

888

• Diverse contributies

 

1.045

888

888

888

888

888

Subsidies

Regelingen Natuur

Burgereducatie

Er wordt een subsidie van € 1,2 mln verleend aan de vereniging voor natuur- en milieueducatie (IVN) voor activiteiten op het gebied van communicatie, educatie, samenwerking en promotie van Nationale Parken.

Beheer Kroondomeinen

In het kader van agrarisch natuurbeheer en natuurbeheer wordt voor het Kroondomein via de Kaderwet LNV-subsidies een bijdrage van € 0,6 mln verstrekt aan het Koninklijk Huis, onder dezelfde voorwaarden als het provinciale Subsidiestelsel natuur- en landschap. De subsidie in het kader van agrarisch natuurbeheer wordt verstrekt ter bevordering van de toepassing van landbouwproductiemethoden die verenigbaar zijn met de eisen betreffende milieubescherming en natuurbeheer, en ter bevordering van de duurzame instandhouding van landschappelijke elementen. De subsidie voor natuurbeheer wordt verstrekt ter bevordering van de duurzame ontwikkeling en instandhouding van bossen en natuurterreinen en ter bevordering van de duurzame instandhouding van landschappelijke elementen. Tevens biedt het een tegemoetkoming in de kosten van recreatief medegebruik.

Uitfinanciering

Voor het overige betreft het hier in 2014 de uitfinanciering van de subsidieregelingen:

  • Stimulering bosuitbreiding op landbouwgronden (SBL);

  • Regeling draagvlak natuur (RDN);

  • Regeling versterking natuur en bosbeheer bij landgoedeigenaren (VNBL);

  • Inmiddels beëindigde regelingen op het terrein van landschap en recreatie welke met het regeerakkoord zijn vervallen als Rijkstaak.

Opdrachten

Invasieve soorten

In internationaal en Europees verband wordt meer en meer aandacht gevraagd voor de tijdige signalering en bestrijding van invasieve exoten vanwege de risico’s voor biodiversiteit, economie en volksgezondheid. De Europese Commissie heeft aangekondigd nog in 2013 een voorstel tot regelgeving voor te leggen aan de Raad en het Europees Parlement. De Kamer heeft eerder aangedrongen op extra investeringen in de uitvoering van het exotenbeleid. Dit betreft intensivering van eliminatieacties, nemen van preventieve maatregelen en ondersteunen van beheermaatregelen die provincies dienen uit te voeren. In 2014 worden door de NVWA verschillende risicobeoordelingen opgesteld en beheermaatregelen uitgevoerd.

Kaderrichtlijn Mariene Strategie/ Noordzee

Deel I van de EU-Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM) beschrijft de huidige toestand van het mariene systeem, de gewenste toestand in 2020 en de daarbij behorende doelen en indicatoren. Volgens de KRM dient in 2014 een monitoringprogramma te worden vastgesteld. In 2015 volgt het maatregelenprogramma. Een deel van het budget betreft de EZ bijdrage aan het Informatiehuis Marien, een gemeenschappelijk initiatief van de Ministeries van Infrastructuur en Milieu en Economische zaken om alle mariene informatie en onderzoeksgegevens over de Noordzee op één plek toegankelijk te maken voor belangstellenden, overheden en professionals.

Natura 2000

Het netwerk van Natura 2000-gebieden zorgt voor het op orde brengen en beschermen van de Nederlandse natuur. Als de natuur op orde is, gaan natuur, economie en gebruik beter samen. Natura 2000 heeft tot doel Europees belangrijke natuurwaarden te beschermen. Dit gebeurt door middel van het aanwijzen van gebieden en het gericht beheer van deze gebieden. De aanwijzing van de gebieden is de verantwoordelijkheid van EZ evenals het opstellen van een kwart van de beheerplannen voor de 160 Natura 2000-gebieden. Hiertoe worden opdrachten verstrekt aan verschillende specialistische partijen voor ecologische advisering, alsmede aan partijen die ondersteunen bij de inspraakprocedures op de vast te stellen aanwijzingsbesluiten en beheerplannen. EZ is in dit kader tevens verantwoordelijk voor rapportage aan de Europese Commissie betreffende de «staat van instandhouding».

Monitoring

Het verzamelen van gegevens over planten, dieren en habitats (monitoring) is nodig voor het volgen van internationale natuurdoelen en het bedienen van de internationale rapportages op het gebied van natuur- en biodiversiteit (waaronder de EU-richtlijnen, CBD, Kyoto, CITES, Bonn). Naast de monitoring voor bosgegevens (onder andere Kyoto) en het Waddenverdrag door Alterra en Imares worden in het kader van het Netwerk Ecologische Monitoring vooral opdrachten aan de Particuliere Gegevens Organisaties (PGO’s) gegeven voor het inwinnen van gegevens. De gegevens worden opgeslagen in een databank (Nederlandse databank flora en fauna). Het rijk financiert mee aan het onderhoud en de exploitatie van deze databank. Het CBS zorgt voor de statistische bewerking van natuurgegevens tot trends, omvang populaties en verspreidingsbeelden. In aanvulling hierop zullen de provincies na decentralisatie informatie voor Natura 2000, met name de Habitatrichtlijn, aanleveren.

Internationale biodiversiteit

Dit budget wordt onder meer gebruikt voor bijdragen aan internationale organisaties of in het kader van internationale verdragen, zoals de Conventie inzake Biologische Diversiteit (CBD), CITES, CMS, Ramsar en IWC, voor het nakomen van internationale verplichtingen door Nederland. Verder worden uit dit budget ook enkele monitoringsactiviteiten gefinancierd die samenhangen met internationale verdragen.

Caribisch Nederland

Op grond van de Wet grondslagen natuurbeheer en bescherming BES is EZ verantwoordelijk voor de implementatie van Internationale verdragen (CBD, Cartagena/ SPAW protocol, CITES, CMS, IAC en Ramsar) in Caribisch Nederland (Bonaire, Saba en Sint Eustatius). Uitvoering betreft een wettelijke verplichting gericht op onder meer de ontwikkeling van een natuurbeleidsplan, monitoring, rapportage, onderzoek & educatie, toezicht, handhaving en vergunningverlening. Het natuurbeleidsplan Caribisch Nederland richt zich op bescherming van kwetsbare soorten en gebieden (koraalriffen), afspraken met landen in de regio en de balans tussen biodiversiteit, recreatief gebruik en toerisme.

Overig

Dit begrotingsinstrument betreft veelal uitfinanciering van reeds aangegane verplichtingen waaronder verbeterkosten Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), verhuizing van de Amerikaanse ambassade en projectkosten soortenbeheer buiten EHS en overige kleinere projectbijdragen, onder andere in het kader van recreatie, welke met het regeerakkoord uit 2010 zijn vervallen als Rijkstaak.

Voornaamste acties in 2014:

  • Afronden aanwijzing Natura 2000-gebieden (inspraak);

  • Definitief vaststellen beheerplannen (onder verantwoordelijkheid EZ);

  • Uitvoering van het Natuurbeleidsplan Caribisch Nederland;

  • Rapportage Conventie inzake de Biologische Diversiteit.

Leningen

Rente en aflossingen voor bestaande leningen (EHS & PNB)

Ten behoeve van realisatie (verwerving en doorlevering van gronden) van de EHS is EZ in het verleden verschillende leningen aangegaan bij het Groenfonds. Met de bezuinigingen vanuit het regeerakkoord Rutte-Verhagen en voorgenomen decentralisatie naar de Provincies heeft EZ dit leningenpakket bevroren en gaat het Rijk geen nieuwe leningen meer aan ten behoeve van Natuur. Het Rijk draagt zorg voor (af)betaling van rente en aflossingen van bestaande leningen totdat deze zijn afgelost.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Staatsbosbeheer: organisatiekosten en beheer rijksmonumenten

De ZBO Staatsbosbeheer (SBB) is belast met het beheer (waaronder vervreemding of verkrijging) van objecten, met als doel aanwezige en potentiële natuurwetenschappelijke, bosbouwkundige, landschappelijke, recreatieve, archeologische, aardkundige of cultuurhistorische waarden, en met die waarden verband houdende educatieve waarden, in het algemeen belang duurzaam in stand te houden, onderscheidenlijk met het oog daarop te ontwikkelen. Het budget voor beheer van de EHS gebieden is gedecentraliseerd naar de provincies en maakt onderdeel uit van de decentralisatie-uitkering 2012/2013. Vanaf 2014 worden de desbetreffende middelen toegevoegd aan de algemene uitkering in het Provinciefonds. Het budget voor de eigenaarlasten blijft op de rijksbegroting.

Bijdragen aan medeoverheden

Caribisch Nederland

Eenmalig is een bedrag toegezegd van € 7,5 mln voor natuurprojecten in Caribisch Nederland in de periode 2014 tot en met 2017. De doelen die hiermee worden nagestreefd zijn behoud van koraal, in het bijzonder erosiebestrijding; duurzaam gebruik van natuur bijvoorbeeld door toegankelijkheid te vergroten; synergie tussen natuur en landgebruik (landbouw en toerisme). De gelden worden beschikbaar gesteld als eenmalige bijzondere uitkering op basis van de Wet financiën BES. Hiertoe is een ministeriële regeling opgesteld. Hierin zijn de voorschriften opgenomen op basis waarvan de bestuurscolleges van de eilanden projecten in aanmerking kunnen laten komen voor de bijzondere uitkering.

Natuurintensivering

Als uitwerking van de afspraak uit het regeerakkoord om te komen tot een robuust natuurnetwerk worden extra middelen beschikbaar gesteld. EZ heeft de ambities samen met de provincies en maatschappelijke partners uitgewerkt in de hoofdlijnennotitie Ontwikkeling en beheer van natuur in Nederland. De middelen worden ingezet ter vergroting van het natuurnetwerk (inclusief natuurlijke verbindingen), verbetering van de kwaliteit van de natuur door extra inspanningen in (herstel)beheer en water- en milieucondities, een impuls aan de natuur buiten de EHS, soortenbescherming en een effectiever agrarisch natuurbeheer. De middelen zullen beschikbaar worden gesteld via het Provinciefonds.

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Raming 2014

Streefwaarde

Planning

Bron

Aantal definitief aangewezen Natura 2000 gebieden

34

2010

154

160

2014

EZ

Aantal definitief vastgestelde EZ- beheerplannen

0

2010

40

40

2014

EZ

Toelichting

  • In Nederland worden in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn ruim 160 gebieden aangewezen. Besluitvorming over de aanwijzingen van de meeste gebieden heeft in 2013 plaatsgevonden. De beheerplannen zijn in 2013 voorbereid en worden grotendeels in 2014 vastgesteld, waarbij het van belang is dat de uitkomsten van de PAS helder zijn. De Natuurbeschermingswet 1998 moet van toepassing worden verklaard in de Exclusieve Economische Zone alvorens drie gebieden op de Noordzee kunnen worden aangewezen. Een wetsvoorstel met die strekking is in behandeling in de Eerste Kamer.

  • Voor elk N2000 gebied dient een beheerplan te worden vastgesteld. De Minister van EZ is voortouwnemer bij het opstellen van 40 beheerplannen.

Toelichting op de ontvangsten

Landinrichtingsrente

Tot aan de start van het ILG in 2007 werd wettelijke landinrichting uitgevoerd op basis van de Landinrichtingswet. Op grond van deze wet schiet het Rijk de kosten van een landinrichting voor en worden de kosten daarna door de gezamenlijke eigenaren terugbetaald. Dit gebeurt in 26 jaar door middel van de landinrichtingsrente. Op dit moment zijn er nog diverse projecten op basis van de Landinrichtingswet in uitvoering. Op basis hiervan wordt voorzien dat het Rijk nog circa 30 jaar landinrichtingsrente zal ontvangen.

Verkoop gronden

In het regeerakkoord uit 2010 is sprake van een inkomstentaakstelling uit de verkoop van gronden van ZBO’s (BBL en SBB) gelegen buiten de EHS, of via overige inkomstenbronnen.

Budgettair belang fiscale maatregelen

Naast onderstaande regelingen neemt ook de Natuurschoonwet een belangrijke plaats in. Deze Nederlandse wet biedt fiscale voordelen aan eigenaars van landgoederen.

Bedragen x € 1 mln
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Vrijstelling landinrichting

1

1

1

1

1

1

1

Vrijstelling Bureau Beheer Landbouwgronden

11

11

12

12

13

14

15

Bosbouwvrijstelling

1

1

1

1

1

1

1

Vrijstelling vergoeding bos- en natuurbeheer

8

8

8

8

8

8

8

Vrijstelling bos- en natuurterreinen forfaitaire rendement

6

7

7

7

7

8

8

Vrijstelling natuurgrond

3

4

4

4

4

4

4

2.3. DE NIET-BELEIDSARTIKELEN

40 Apparaat

Op dit artikel zijn de personele- en materiële uitgaven en ontvangsten van EZ geraamd, voor zover die betrekking hebben op het kerndepartement (Directoraten-Generaal en stafdirecties) en de buitendiensten van EZ (ACM, CPB, SodM en PIANOo). Met ingang van de begroting 2013 worden daarbij de uitgaven aan externe inhuur, de uitgaven aan ICT en de bijdragen aan shared service organisaties (SSO’s) apart inzichtelijk gemaakt en meerjarig geraamd.

Tevens bevat dit artikel onder SSO DICTU een raming voor de bijdragen aan agentschappen voor zover het opdrachten betreft ten behoeve van het kernministerie EZ.

Apparaatsuitgaven kerndepartement en buitendiensten

Bedragen x € 1.000
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

VERPLICHTINGEN

485.269

410.614

368.972

331.237

312.166

288.641

280.688

UITGAVEN

485.050

410.696

367.581

329.832

310.660

287.210

279.237

Personele uitgaven kerndepartement

267.280

224.717

202.782

177.128

171.777

165.334

163.565

• waarvan eigen personeel

230.232

184.903

158.022

151.109

148.252

146.119

143.541

• waarvan externe inhuur

6.663

6.000

5.800

5.600

5.400

5.200

5.000

Materiële uitgaven kerndepartement

147.459

116.112

102.055

91.460

89.352

86.711

86.337

• waarvan ICT 1

7.685

7.541

6.580

6.777

6.770

6.675

6.675

• waarvan bijdrage aan SSO’s (excl.DICTU) 2

41.957

34.453

31.654

32.475

32.239

32.011

31.965

• waarvan SSO DICTU1

49.465

40.225

39.124

29.900

29.000

29.000

29.000

Personele uitgaven buitendiensten

51.295

48.338

41.889

40.933

40.618

40.270

39.978

• waarvan eigen personeel

48.583

45.648

39.199

38.243

37.928

37.580

37.288

• waarvan externe inhuur

2.712

2.690

2.690

2.690

2.690

2.690

2.690

Materiële uitgaven buitendiensten

19.016

21.529

20.855

20.311

20.176

19.794

19.397

• waarvan ICT

3.434

3.390

3.315

3.315

3.315

3.315

3.315

• waarvan bijdrage aan SSO’s

3.891

4.131

4.147

4.203

4.228

4.254

4.254

Nog te verdelen taakstelling rijksdienst

       

– 11.263

– 24.899

– 30.040

               

ONTVANGSTEN

22.016

15.927

14.943

14.874

14.818

14.818

14.818

X Noot
1

Het totaal van de ICT uitgaven van het kerndepartement bestaan uit de ICT-uitgaven geraamd onder de post materiële uitgaven kerndepartement en de bijdrage aan de SSO DICTU.

X Noot
2

De overdracht van facilitaire taken naar het SSO FM Haaglanden geschiedt op 1-1-2014, de bijdrage aan het SSO FM Haaglanden wordt eerst verwerkt bij eerste suppletoire begroting 2014.

Toelichting

Personele uitgaven kerndepartement en buitendiensten

Betreft alle personeelsuitgaven voor het kerndepartement en de buitendiensten. In de begroting 2014 zijn de ramingen voor ambtelijk personeel en de ramingen voor externe inhuur apart gespecificeerd.

Materiële uitgaven kerndepartement en buitendiensten

Betreft de materiële uitgaven van de ondersteunende processen. Dit omvat onder andere huisvesting, opleidingen, communicatie, ICT en dergelijke. In de begroting 2014 zijn de uitgaven voor ICT en bijdrage aan shared service organisaties (SSO’s) apart zichtbaar gemaakt. ICT bevat zowel de uitgaven voor projecten als structurele uitgaven (onderhoud, licenties en vervanging). De bijdragen aan SSO’s betreffen onder andere P-direkt, de Rijksgebouwendienst (RGD) en Dienst ICT Uitvoering (DICTU).

De bijdrage aan de Dienst ICT Uitvoering (DICTU) is bestemd voor ICT-dienstverlening aan het kerndepartement. Het betreft hier werkplekservices, infrabeheer en applicatieservices.

Toelichting

Ontvangsten

De ontvangsten betreffen met name doorbelastingen aan de uitvoerende diensten voor onder andere facilitaire kosten huisvesting, functioneel beheer ICT- en P-systemen.

Totaaloverzicht apparaatsuitgaven/kosten inclusief agentschappen, ZBO’s en RWT’s

De onderstaande tabel geeft de totale apparaatsuitgaven voor EZ weer. Hierbij zijn de apparaatsuitgaven voor het kernministerie en de buitendiensten alsmede de apparaatskosten van de agentschappen en de ZBO’s en RWT’s (voor zover deze via de Rijksbegroting gefinancierd worden) weergegeven.

Bedragen x € 1.000
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

1. Departement

             

• Kerndepartement (beleid en staf)

412.217

338.900

304.246

268.031

260.572

251.488

249.349

Buitendiensten:

             

• Centraal Planbureau (CPB)

13.751

13.545

12.799

12.625

12.568

12.260

11.916

• Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMA/ACM)

44.365

           

• Consumentenautoriteit (CA/ACM)

5.101

           

• Autoriteit Consument en Markten (ACM)

49.147

44.467

43.219

42.852

42.457

42.152

• Staatstoezicht op de Mijnen (SodM)

7.094

7.175

5.478

5.400

5.374

5.347

5.307

• PIANOo (exclusief Programma)

2.522

1.929

591

557

557

557

552

2. Agentschappen

             

• Agentschap NL

234.243

212.930

205.057

197.097

193.595

192.804

192.013

• Agentschap Telecom

28.480

30.657

31.140

30.924

29.504

29.464

29.464

• DICTU

121.289

121.025

147.684

136.445

132.296

127.621

128.354

• Dienst Landelijk Gebied

102.206

91.060

81.040

74.474

72.070

69.960

68.387

• Dienst Regelingen

148.276

144.255

154.273

155.775

145.217

146.846

146.876

• Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

253.696

215.693

221.545

212.835

207.988

206.773

206.523

3. ZBO’s en RWT’s

             

• Centraal Bureau voor de Statistiek

184.653

183.796

         

• Stichting COVA

1.256

1.261

         

• VSL incl. Verispect

14.185

14.185

         

• Raad voor de Accreditatie

11.196

11.676

         

• Raad van bestuur Nederlandse Mededingingsautoriteit/Autoriteit Consument en markt

505

779

         

• Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA)

14.632

13.880

         

• TNO

580.096

501.858

         

• SBB (Staatsbosbeheer)

63.766

61.300

         

• Raad voor de Plantenrassen

918

942

         

• CTGB (College Toelating Gewasbeschermingsmiddelen)

9.749

11.879

         

• Kamers van Koophandel

 

218.727

         

• Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO)

236.600

235.700

         

Toelichting

In de tabel zijn de personele en materiële apparaatskosten van de agentschappen, ZBO’s en RWT’s vermeld. Echter, deze apparaatskosten worden niet alleen door EZ gefinancierd, maar ook door andere opdrachtgevende ministeries en derden. In de betreffende agentschapsparagrafen en de bijlage ZBO’s en RWT’s wordt dit nader toegelicht.

In 2013 zijn de buitendiensten NMA, CA en de ZBO Opta opgegaan in de Autoriteit Consument en Markt (ACM). Daarnaast is de Raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit in 2013 opgegaan in de Raad van bestuur Autoriteit Consument en Markt. In de ramingen van de ACM konden nog niet de cijfers van de OPTA worden verwerkt. Verwerking geschiedt bij eerste suppletoire begroting 2014.

Tabel apparaatsuitgaven per Directoraat-Generaal

Budgettaire gevolgen (x € 1.000)

Beleidsterrein/DG/

2014

Beleidsartikel(en) waarop het DG werkzaam is

Totaal apparaat

   

DG Energie, Telecom en Mededinging

16.078

11 en 14

DG Bedrijfsleven en Innovatie

19.357

12 en 13

DG Agro

22.918

16 en 17

DG Natuur en Regio

17.109

18

Toelichting

Dit betreft de personeelsuitgaven van de vier beleidsdirectoraten-generaal. Materiële kosten daarvan worden verantwoord op het onderdeel materieel kernministerie.

In de ramingen voor personele en materiële uitgaven voor EZ (inclusief agentschappen en ZBO’s) is de meerjarige apparaatstaakstelling verwerkt uit hoofde van het regeerakkoord van het vorige kabinet, zoals toegelicht in de begroting 2012 (TK, 33 000 XIII, nr. 2, pagina’s 152–153).

Invulling taakstelling Rijksdienst van het huidige kabinet

De taakstelling Rijksdienst van het huidige kabinet is voorlopig pro forma als volgt ingevuld ten laste van het centrale apparaatsartikel 40 en ten laste van de bijdragen aan ZBO’s en agentschappen op de diverse beleidsartikelen:

Bedragen x € 1.000
 

2016

2017

2018

Structureel

Departementale taakstelling Rijksdienst 1

33.881

76.448

92.888

92.888

         

Kerndepartement en buitendiensten:

10.569

23.313

28.107

28.107

         

Agentschappen:

       

Art 11 Goed functionerende economie en markten

465

1.060

1.293

1.293

art 12 Een sterk innovatievermogen

2.168

4.946

6.030

6.030

Art 13 Een excellent ondernemingsklimaat

609

1.388

1.693

1.693

Art 14 Een doelmatige en duurzame energievoorziening

1.153

2.629

3.207

3.207

Art 16 Concurrerende duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

6.353

14.447

17.614

17.614

Art 18 Natuur en regio

3.303

7.535

9.187

9.187

Art 40 Apparaat

695

1.585

1.933

1.933

Totaal Agentschappen

14.745

33.592

40.955

40.955

         

ZBO’s:

       

Art 11 Goed functionerende economie en markten

4.687

10.692

13.036

13.036

art 12 Een sterk innovatievermogen

3.026

6.903

8.416

8.416

Art 16 Concurrerende duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

27

62

75

75

Art 18 Natuur en regio

827

1.886

2.299

2.299

Totaal ZBO's

8.567

19.543

23.826

23.826

X Noot
1

De oorspronkelijk aan EZ opgelegde taakstelling bedraagt € 35 mln in 2016, € 79 mln in 2017 en € 96 mln in 2018 en verder. Een klein deel van deze taakstelling is in het kader van de herverkaveling van taken (conform regeerakkoord) overgeheveld naar het Ministerie van Buitenlandse Zaken (€ 1,119 mln in 2016, € 2,552 mln in 2017 en € 3,112 mln in 2018 en verder, hiervan heeft € 0,845 mln betrekking op het apparaat en € 2,267 mln op AgNL). Het restant zoals op bovenste regel weergegeven, wordt binnen EZ pro forma verdeeld.

Nadere invulling van deze apparaatstaakstelling wordt voorzien bij Voorjaarsnota 2014.

41 Nominaal en onvoorzien

Dit niet beleidsartikel bevat de posten prijsbijstelling, loonbijstelling en onvoorzien

Bedragen x € 1.000
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

VERPLICHTINGEN

 

254

250

250

250

250

250

UITGAVEN

 

254

250

250

250

250

250

               

41.10 Prijsbijstelling

 

4

         

41.20 Loonbijstelling

             

41.30 Onvoorzien

 

250

250

250

250

250

250

41.40 Nog te verdelen

             

3. DE AGENTSCHAPPEN

Aansluiting raming begroting agentschappen met financiering door moederdepartement EZ

A – Begroting agentschappen 2014

Bedragen x € 1.000
 

Bijdrage moeder-departement (EZ)

Bijdrage overige departementen

Bijdrage derden

Overige baten

Totale baten

Agentschap NL

135.096

69.286

2.963

0

207.345

Agentschap Telecom

11.727

14

19.446

116

31.303

DICTU

158.244

4.400

0

0

162.644

DLG

56.812

13.453

12.099

50

82.414

DR

144.717

1.200

22.713

10

168.640

NVWA

97.199

67.884

68.500

107

233.690

 

603.795

156.237

125.721

283

886.036

B – Bijdragen aan agentschappen per beleidsartikel EZ (begroting 2014)

Bedragen x € 1.000
 

Raming ontwerpbegroting 2014

Agentschap NL (AgNL)

135.149

art. 12 Sterk innovatievermogen

64.741

art. 13 Excellent ondernemingsklimaat

18.258

art. 14 Doelmatige en duurz.energievoorziening

31.012

art. 16 Agro- visserij en voedselketens

18.324

art. 17 Groen onderwijs van hoge kwaliteit

1.500

art. 18 Natuur en regio

1.314

Agentschap Telecom (AT)

11.727

art. 11 Goed functionerende econ.en markten

10.386

art. 12 Sterk innovatievermogen

141

Beschikbare ruimte voor frequentie en veiligheid (art. 11)

1.200

Dienst ICT Uitvoering (DICTU)

158.244

art. 11 Goed functionerende econ.en markten

779

art. 40 Apparaat

22.052

Bijdrage overige agentschappen

135.413

Dienst Landelijk Gebied (DLG)

56.812

art. 16 Agro- visserij en voedselketens

222

art. 18 Natuur en regio

56.590

Dienst Regelingen (DR)

143.301

art. 16 Agro- visserij en voedselketens

107.635

art. 18 Natuur en regio

35.666

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)

97.199

art. 14 Doelmatige en duurz.energievoorziening

693

art. 16 Agro- visserij en voedselketens

95.485

art. 18 Natuur en regio

7.855

BTW-compensatie (art. 16)

– 6.834

Totaal

602.432

Opmerkingen bij verschillen tussen ramingen in tabel A en tabel B

Dienst Regelingen (DR)

De geraamde omzet moederdepartement van DR ligt € 1,4 mln hoger dan de door de opdrachtgevers geraamde bijdrage. Dit verschil betreft met name de uitvoeringskosten voor de nieuwe mestregeling. Het benodigde budget zal bij de Voorjaarsnota 2014 worden verwerkt in het opdrachtenbudget van het beleidsartikel 16.

Agentschap NL (AgNL)

Profiel

Agentschap NL (AgNL) vormt met ingang van 1 januari 2014 samen met Dienst Regelingen binnen het Ministerie van Economische Zaken (EZ) een nieuw agentschap onder het Directoraat-generaal Uitvoering. Het instellingstraject is in volle gang. Bij Voorjaarsnota zal een geconsolideerde begroting voor het nieuwe agentschap ingediend worden, inclusief de definitieve openingsbalans.

AgNL zorgt ervoor dat overheidsbeleid snel, goed en effectief wordt gerealiseerd: door heldere aanspreekpunten, hoogwaardige dienstverlening, gedegen advies en ondersteuning. Een gezamenlijke focus, met één klantendesk, samenhangende programma's, beter op elkaar afgestemde financieringsproducten en heldere, korte procedures draagt hieraan bij.

Als het gaat om duurzaamheid, innovatie, internationaal ondernemen en samenwerken is AgNL het aanspreekpunt voor bedrijven, kennisinstellingen en overheden. Zij kunnen bij AgNL terecht voor informatie en advies, maar ook voor financiering, netwerken en uitvoering van wet- en regelgeving.

In deze begroting van AgNL is rekening gehouden met de opgelegde taakstellingen uit het regeerakkoord (kabinet Rutte-Verhagen).

Begroting agentschap 2014

Bedragen in € 1.000
 

2012 Stand Slotwet

2013 Vastgestelde begroting

2014

2015

2016

2017

2018

Baten

             

Omzet moederdepartement

177.455

174.379

135.096

130.223

128.133

127.333

126.533

Omzet overige departementen

60.715

37.988

69.286

66.549

65.492

65.492

65.492

Omzet derden

5.770

3.593

2.963

2.519

2.125

2.125

2.125

Rentebaten

15

0

0

0

0

0

0

Vrijval voorzieningen

1.370

0

0

0

0

0

0

Bijzondere baten

1.978

0

0

0

0

0

0

Totaal baten

247.303

215.960

207.345

199.291

195.750

194.950

194.150

               

Lasten

             

Apparaatskosten

             

personele kosten

154.011

132.217

112.452

107.804

105.888

105.455

105.023

– waarvan eigen personeel

 

100.512

100.331

100.331

100.331

100.331

100.331

– waarvan externe inhuur

 

26.669

7.811

3.341

1.499

1.083

666

Materiële kosten

80.232

80.713

92.605

89.293

87.707

87.349

86.990

– waarvan apparaat ICT

 

0

0

0

0

0

0

– waarvan bijdrage aan SSO's

 

18.671

25.114

24.113

23.601

23.369

23.138

Rentelasten

1

0

0

0

0

0

0

Afschrijvingskosten

             

materieel

2.549

3.030

2.288

2.194

2.155

2.146

2.137

– waarvan apparaat ICT

0

0

0

0

0

0

0

– immaterieel

218

0

0

0

0

0

0

Overige kosten

             

– dotaties voorzieningen

3.455

0

0

0

0

0

0

– bijzondere lasten

3.167

0

0

0

0

0

0

Totaal lasten

243.632

215.960

207.345

199.291

195.750

194.950

194.150

               

Saldo van baten en lasten

3.671

0

0

0

0

0

0

Algemene toelichting

De totale baten in 2014 dalen met € 8,6 mln ten opzichte van de begroting 2013 tot € 207,3 mln. De belangrijkste mutatie betreft de herverkaveling van EZ naar het Ministerie van Buitenlandse Zaken zoals opgenomen in de nota van wijziging bij de begroting 2013 (TK, 33 400 XIII, nr. 23). Dit heeft een afname van de omzet moederdepartement en een toename van de omzet overige departementen met dezelfde omvang tot gevolg.

Daarnaast is rekening gehouden met de overgang van het Landbouwradennetwerk naar AgNL (€ 15,7 mln). Verder is een taakstellende krimp doorgevoerd vanwege de opgelegde taakstellingen.

Baten

Verwerking van de taakstelling

De Rijksbrede taakstellingen voor AgNL zijn verwerkt in het opdrachtenvolume voor de jaren 2014 tot en met 2017. Hierbij is uitgegaan van het binnen EZ voorgestelde krimpritme.

Omzet moederdepartement

EZ heeft een aandeel in de omzet voor 2014 van 65,2%. De daling ten opzichte van 2013 wordt veroorzaakt door de herverkaveling van Buitenlandse Handel van EZ naar de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Hier staat de overgang van het Landbouwradennetwerk naar AgNL (€ 15,7 mln) tegenover.

De meerjarige ontwikkeling van het opdrachtvolume van het moederdepartement is afgestemd met de opdrachtgevende DG’s, waarbij voor de beschikbare budgetten rekening is gehouden met de invulling van Rijksbrede taakstellingen.

Omzet overige departementen

 

2012 Stand Slotwet

2013 Vastgestelde begroting

2014

2015

2016

2017

2018

OCW

871

513

738

610

404

404

404

I&M

32.385

9.845

7.464

6.990

6.462

6.462

6.462

VWS

376

1.102

135

120

112

112

112

BUZA

15.879

15.988

50.769

48.689

48.533

48.533

48.533

BZK

10.901

10.272

10.000

10.000

9.843

9.843

9.843

SZW

143

136

100

80

79

79

79

Defensie

26

34

0

0

0

0

0

V&J

134

98

80

60

59

59

59

TOTAAL

60.715

37.988

69.286

66.549

65.492

65.492

65.492

De meerjarige ontwikkeling van het opdrachtvolume van de overige departementen is een indicatie op basis van prognoses. Daarbij dient tevens rekening gehouden te worden met de invulling van de rijksbrede taakstellingen. De omzet overige departementen stijgt per saldo met 80% ten opzichte van de begroting 2013. Dit wordt veroorzaakt door de herverkaveling van Buitenlandse Handel van EZ naar de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Daarnaast loopt het opdrachtenpakket dat AgNL uitvoert voor het Ministerie van Infrastructuur en Milieu terug.

Omzet derden

 

2012 Stand Slotwet

2013 Vastgestelde begroting

2014

2015

2016

2017

2018

Provincies

138

306

0

0

0

0

0

EU

1.627

1.286

1.800

1.500

1.325

1.325

1.325

Overig

4.005

2.001

1.163

1.019

800

800

800

TOTAAL

5.770

3.593

2.963

2.519

2.125

2.125

2.125

Dit betreft de omzet die buiten de Rijksoverheid wordt gerealiseerd.

Rentebaten

Rentebaten hebben betrekking op uitgezette deposito's gedurende het jaar en rentevergoeding op de rekening-courant. Voor 2014 zijn geen rentebaten voorzien.

Lasten

Personele kosten

De personele kosten dalen in 2014 ten opzichte van 2013 met € 19,8 mln. Voor 2014 wordt het gemiddelde aantal fte geraamd op 1.361 (1.272 Ambtenaren en 89 inhuur), een daling van 206 fte ten opzichte van 2013. Dit is het gevolg van de afname van de omvang van het opdrachtenpakket als gevolg van de invulling van taakstellingen. Bij de personele ontwikkelingen is uitgegaan van 0% voor CAO-ontwikkelingen.

De gemiddelde loonkosten per fte over 2014 worden geraamd op € 78.900 voor ambtenaren (2013 € 79.900) en € 87.500 voor inhuurkrachten (2013 € 86.000)

Materiële kosten

Bij de materiële kostenontwikkeling voor 2014 is uitgegaan van de CPB-index voor de prijs overheidsconsumptie, netto materieel van 1,75%. De totale materiële kosten zijn voor 2014 geraamd op € 93,1 mln. De materiële kosten zijn onder te verdelen in directe en indirecte materiële kosten.

Directe materiële kosten zijn kosten die direct verband houden met de uitvoering van opdrachten. Hiertoe behoren onder andere kosten ten behoeve van de exploitatie van de Netherlands Business Support Offices, de buitenkantoren van NFIA en TWA en kosten voor de uit te voeren regelingen. In 2014 worden de directe materiële kosten op € 61,7 mln geraamd (2013: € 49,3 mln). De stijging van de directe materiële kosten is het gevolg van de overgang van het Landbouwradennetwerk naar AgNL.

Indirecte materiële kosten zijn kosten die niet direct verband houden met een opdracht. In 2014 worden de indirecte materiële kosten geraamd op € 30,9 mln.

De bijdrage aan SSO’s bedraagt € 25,1 mln. Hiervan heeft € 17,4 mln betrekking op de verwachtte omvang van producten en diensten van DICTU. De bijdragen aan de Rijksgebouwendienst en P-direkt bedragen respectievelijk € 7,3 en 0,4 mln. Aan overige huisvestingskosten is € 5 mln geraamd.

Afschrijvingskosten

De materiële vaste activa bestaat uit installaties (afschrijvingstermijn 10–15 jaar) en inrichting (afschrijvingstermijn 5 jaar).

Saldo van baten en lasten

Het saldo van baten en lasten laat een neutraal resultaat zien. Dit is overeenstemming met de beleidslijn om kostendekkende tarieven in rekening te brengen bij de opdrachtgevers.

Kasstroomoverzicht over het jaar 2014

   

2012 Stand Slotwet

2013 Vastgestelde begroting

2014

2015

2016

2017

2018

1.

Rekening courant RHB 1 januari 2014 + depositorekeningen

65.733

60.134

60.529

60.362

60.306

60.211

60.107

2.

Totaal operationele kasstroom

23.315

2.835

2.083

2.194

2.155

2.146

2.137

 

–/– totaal investeringen

– 3.079

– 2.440

– 2.250

– 2.250

– 2.250

– 2.250

– 2.250

 

+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen

5.044

0

0

0

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

1.965

– 2.440

– 2.250

– 2.250

– 2.250

– 2.250

– 2.250

 

–/– eenmalige uitkering aan moederdepartement

0

0

0

0

0

0

 

+/+ eenmalige storting door moederdepartement

0

0

0

0

0

0

 

–/– aflossingen op leningen

0

0

0

0

0

0

 

+/+ beroep op leenfaciliteit

0

0

0

0

0

0

4.

Totaal financieringskasstroom

0

0

0

0

0

0

5.

Rekening courant RHB 31 december 2014 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

91.013

60.529

60.362

60.306

60.211

60.107

59.994

Het kasstroomoverzicht geeft een analyse van de liquiditeitsontwikkeling. De operationele kasstroom bestaat uit het geraamde saldo van baten en lasten, gecorrigeerd voor afschrijvingen en mutaties in en voorzieningen en het werkkapitaal. Voor 2014 wordt geen grote mutatie in het werkkapitaal verwacht.

De voor 2014 geraamde investeringen (€ 2,3 mln) hebben betrekking op vervangingsinvesteringen in installaties en inrichting.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

 

2012 Slotwet

2013 Vastge stelde begroting

2014

2015

2016

2017

2018

Inputindicatoren

             

Kernindicatoren

             

Verhouding direct/indirect personeel in fte’s

1.594,7

1.332

1.136

1.085

1.069

1.064

1.059

 

283,3

235

225

225

220

220

220

Verklarende variabelen

             

Loonkosten per fte

€ 79.337

€ 81.141

€ 79.473

€ 79.160

€ 79.023

€ 78.992

€ 78.960

Totaal aantal fte’s

1.948,2

1.567

1.361

1.310

1.289

1.284

1.279

Kosten inhuur externen

(x 1.000)

€ 40.148

€ 26.669

€ 7.811

€ 3.341

€ 1.499

€ 1.083

€ 666

               

Outputindicatoren

             

Kernindicatoren

             

Tariefindex in reële termen ten opzichte van 2013 (2013=100)

 

100

100,6

100,9

100,7

100,7

100,8

Aantal declarabele uren per fte en totaal

1.436 / 2,3 mln

1.448 / 1,9 mln

1.448 / 1,6 mln

1.448 / 1,6 mln

1.448 / 1,5 mln

1.448 / 1,5 mln

1.448 / 1,5 mln

Aantal werkbare (w) en bruto (b)/netto (n) beschikbare uren

2.040W

2.040

2.040

2.040

2.040

2.040

2.040

 

1.671B

1.671

1.671

1.671

1.671

1.671

1.671

 

1.579N

1.579

1.579

1.579

1.579

1.579

1.579

Verklarende variabelen

             

Bedrijfsresultaat / omzet (x 1.000)

€ 3.671/ € 243.940

€ 0/ 216.584

€ 0/ 207.884

€ 0/ 199.291

€ 0/ 195.750

€ 0/ 194.950

€ 0/ 194.150

               

Kwaliteitsindicatoren

             

Kernindicatoren

             

Klanttevredenheid

7,5

7,5

7,5

7,5

7,5

7,5

7,5

Doorlooptijd processen:

             

– Handelstransacties

92%

90%

90%

90%

90%

90%

90%

– Verleningen

81%

95%

95%

95%

95%

95%

95%

– Octrooien

100%

100%

100%

100%

100%

100%

100%

Gehonoreerde bezwaarschriften

475 (26,3% van het totaal)

           

Divisie NL OC:

 

≤ 0,1%

≤ 0,1%

≤ 0,1%

≤ 0,1%

≤ 0,1%

≤ 0,1%

Overige divisies:

 

≤ 25%

≤ 25%

≤ 25%

≤ 25%

≤ 25%

≤2 5%

Aantal klachten

15

< 25

< 25

< 25

<2 5

< 25

< 25

Medewerkertevredenheid

7,5

7,5

7,5

7,5

7,5

7,5

7,5

               

Verklarende variabelen

             

Ziekteverzuim %

4,4%

4,5%

4,5%

4,5%

4,5%

4,5%

4,5%

Toelichting

Het aantal declarabele uren per fte ligt op hetzelfde niveau als in 2013. Dit geldt ook voor zowel de klanttevredenheid als de medewerkertevredenheid. AgNL streeft ernaar het huidige niveau van doelmatigheid minimaal te continueren. De reële tariefontwikkeling ligt lager dan 1%.

AgNL vormt in 2014 samen met Dienst Regelingen de gefuseerde dienst DG Uitvoering. De wens is om vanuit de huidige bekostigingsmodellen te groeien naar een model waarbij kostenverdeling in plaats van naar uren meer plaatsvindt naar herkenbare producten en diensten. Op dat moment kan in het overzicht met doelmatigheidsindicatoren ook een verdeling van de omzet naar producten opgenomen worden.

Agentschap Telecom (AT)

Profiel

De missie van Agentschap Telecom is: Wij waarborgen de beschikbaarheid van moderne en betrouwbare telecommunicatie in en voor Nederland.

Agentschap Telecom is zowel beleidsuitvoerder als toezichthouder in het werkgebied van het elektronisch communicatiedomein. Daarnaast is het agentschap toezichthouder op de informatie-uitwisseling inzake ondergrondse netten. Er kunnen vier kerntaken worden onderscheiden:

  • Toelating en registratie;

  • Toezicht en handhaving;

  • Antennebeleid;

  • Onderzoek, ontwikkeling en advies.

In het werk positioneert het agentschap zich als havenmeester, die ongeacht de weersomstandigheden de gebruikers van zijn haven faciliteert in hun behoeften, door goed te luisteren en met autoriteit en deskundigheid te handelen.

Begroting agentschap 2014

Bedragen in € 1.000
 

2012 Stand Slotwet

2013 Vastgestelde begroting

2014

2015

2016

2017

2018

Baten

             

Omzet moederdepartement

13.006

13.593

11.727

11.530

11.457

11.384

11.313

Omzet overige departementen

105

11

14

0

0

0

0

Omzet derden

19.727

19.052

19.446

19.318

19.230

19.128

19.128

Rentebaten

51

16

16

16

16

16

16

Vrijval voorzieningen

0

0

0

0

0

0

0

Bijzondere baten

566

135

100

100

100

100

100

Totaal baten

33.455

32.807

31.303

30.964

30.803

30.628

30.557

               

Lasten

             

Apparaatskosten

28.480

30.657

31.140

30.924

29.504

29.464

29.464

personele kosten

18.263

18.936

17.768

17.587

17.577

17.572

17.572

– waarvan eigen personeel

17.150

18.485

16.815

16.634

16.624

16.619

16.619

– waarvan externe inhuur

1.113

451

953

953

953

953

953

materiële kosten

10.217

11.721

13.372

13.337

11.927

11.892

11.892

– waarvan apparaat ICT

   

0

0

0

0

0

– waarvan bijdrage aan SSO’s

 

2.074

5.171

5.171

5.171

5.171

5.171

Rentelasten

60

42

50

50

50

50

50

Afschrijvingskosten

2.214

1.979

1.679

1.500

1.950

1.950

1.950

materieel

2.062

1.979

1.529

1.350

1.500

1.500

1.500

– waarvan apparaat ICT

   

0

0

0

0

0

immaterieel

152

0

150

150

450

450

450

Overige kosten

147

75

75

75

75

75

75

* dotaties voorzieningen

147

75

75

75

75

75

75

* bijzondere lasten

0

0

0

0

0

0

0

Totaal lasten

30.901

32.753

32.944

32.549

31.579

31.539

31.539

               

Saldo van baten en lasten

2.554

54

– 1.641

– 1.585

– 776

– 911

– 982

Toelichting

De grootste verschillen ten opzichte van de begroting 2013 doen zich voor bij omzet moederdepartement, omzet derden, apparaatskosten en afschrijvingskosten. Deze worden hierna bij de betreffende posten toegelicht.

Het begrote saldo van baten en lasten is voor elk jaar van de periode 2014–2018 negatief; het totaal van deze saldi bedraagt € 6,0 mln. Dit heeft te maken met de schuld aan vergunninghouders op de balans van Agentschap Telecom, die is opgebouwd uit positieve resultaten op vergunningtarieven uit voorgaande jaren. Inclusief het aan vergunninghouders toewijsbare deel van het resultaat over 2012 bedraagt de schuld circa € 7,1 mln. De begrote negatieve saldi van baten en lasten voor de periode 2014–2018 zijn het gevolg van het verrekenen met vergunninghouders van een groot deel van dit bedrag.

Baten

Omzet moederdepartement

Omschrijving

2012 Stand Slotwet

2013 Vastgestelde begroting

2014

2015

2016

2017

2018

Offerte structureel SG

5.499

5.699

5.376

5.274

5.240

5.207

5.173

Offerte structureel DGETM

4.637

5.315

5.010

4.915

4.883

4.851

4.817

Offerte structureel DGB&I

111

141

141

141

134

126

123

Projecten opdrachtgevers

2.759

2.438

1.200

1.200

1.200

1.200

1.200

Totaal

13.006

13.593

11.727

11.530

11.457

11.384

11.313

De opdrachtgevers binnen het moederdepartement financieren de structurele taken waarvan de kosten niet aan de vergunninghouders mogen worden doorbelast. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om juridische procedures, repressieve handhaving, bevoegd aftappen en dataretentie, toezicht op de Wet ruimtevaartactiviteiten en toezicht op de zorgplicht continuïteit. Verder ontvangt Agentschap Telecom incidentele bijdragen voor kosten die worden gemaakt voor verdelingsprojecten in opdracht van DGETM.

De sterke daling van de omzet moederdepartement is voor circa € 0,7 mln het gevolg van de taakstelling uit het regeerakkoord van het vorige kabinet (Rutte-Verhagen). Verder is de prognose voor de omvang van de projectenportefeuille vanuit de opdrachtgever(s) circa € 1,2 mln lager ten opzichte van 2013.

De taakstelling Rutte-Verhagen is volledig verwerkt, inclusief de oploop voor de jaren 2016 tot en met 2018. Over de toewijzing van de taakstelling uit het regeerakkoord van het huidige kabinet moet nog nadere besluitvorming plaatsvinden. Deze is om die reden niet verwerkt in de begroting van het agentschap.

Omzet overige departementen

Omschrijving

2012 Stand Slotwet

2013 Vastgestelde begroting

2014

2015

2016

2017

2018

Ministerie van I&M – kennisplatform EMV&G

11

11

14

0

0

0

0

Ministerie van V&J – Onderzoek NCV

94

0

0

0

0

0

0

Totaal

105

11

14

0

0

0

0

Het Kennisplatform Elektromagnetische Velden & Gezondheid (Kp EMV&G) financiert de deelname aan de fora Communicatie en Wetenschap.

Omzet derden (vergunninghouders)

Omschrijving

2012 Stand Slotwet

2013 Vastgestelde begroting

2014

2015

2016

2017

2018

Vaste verbindingen

2.849

3.260

3.340

3.340

3.340

3.340

3.340

Mobiele communicatie

4.737

4.718

4.718

4.718

4.718

4.718

4.718

Mobiele openbare netwerken

1.525

1.912

1.929

1.929

1.929

1.929

1.929

Radiodeterminatie

56

60

60

60

60

60

60

Radiozendamateurs

6

5

5

5

5

5

5

Omroep

5.093

5.152

5.189

5.195

5.225

5.225

5.225

Ov./Verlengingen

0

151

37

37

37

37

37

Examens

134

149

134

134

134

134

134

Afgifte verklaringen, keuringen en erk.

4

4

4

4

4

4

4

Randapparatuur

1.886

1.701

1.489

1.340

1.206

1.086

1.086

Defensie

1.284

1.284

1.284

1.284

1.284

1.284

1.284

Korps Landelijke Politiediensten

139

139

139

139

139

139

139

BZK (C 2000)

46

46

46

46

46

46

46

Satellite Operators

376

471

496

511

527

545

545

Caribisch Nederland

1.501

0

576

576

576

576

576

Verenigd Koninkrijk / OFCOM

91

0

0

0

0

0

0

Totaal

19.727

19.052

19.446

19.318

19.230

19.128

19.128

Aan derden (vergunninghouders) worden de kosten in verband met toelating en registratie en met toezicht in rekening gebracht voor zover deze niet vergunningvrij zijn.

Door afnemende toezichtactiviteiten voor de categorie Randapparatuur is het beleid van het agentschap om de omzet jaarlijks met 10% af te bouwen naar een omvang van circa € 1,1 mln in 2017.

De omzet Caribisch Nederland is voor het eerst in de begroting opgenomen, voor 2014 en verder gaat het om circa € 0,6 mln. Hierdoor is de Omzet derden in 2014 hoger dan in de begroting 2013.

Rentebaten

Over het saldo op de rekening-courant en deposito’s bij het Ministerie van Financiën ontvangt Agentschap Telecom rente. Deze begroting gaat uit van een rentepercentage op deposito’s van 0,3% op gemiddeld circa € 5,0 mln gedurende het jaar. Voor een saldo op de rekening-courant is de rente 0%.

Bijzondere baten

Voor 2014 is rekening gehouden met een bedrag van € 0,1 mln voor de baten die volgen uit het uitlenen van personeel, door te belasten huisvestingskosten en het afstoten van materieel (desinvesteringen).

Lasten

Personele kosten

De verwachte bezetting voor 2014 is 242,2 fte (exclusief externe inhuur voor het programma KoBra), waarvan 230,1 fte ambtelijk personeel. De gemiddelde totale personeelskosten zijn € 70.881 per fte in 2014. De loonkosten per ambtelijke fte worden geraamd op € 70.482. De gemiddelde kosten voor niet-ambtelijk personeel zijn begroot op € 78.760 per fte.

Materiële kosten

De huisvestingskosten bedragen in 2014 circa € 2,2 mln. De materiële kosten zijn ten opzichte van 2013 fors hoger, vooral als gevolg van de outsourcing van de ICT-taken naar DICTU.

De bijdrage SSO’s van in totaal circa € 5,2 mln bestaat voor € 3,7 mln uit DICTU, € 0,2 mln P-Direkt,

Rentelasten

De rente betreft de vergoeding die Agentschap Telecom betaalt voor leningen bij het Ministerie van Financiën om investeringen in vaste activa te financieren.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten in de begroting zijn bijgesteld naar aanleiding van de outsourcing van ICT-taken naar DICTU. De prognose is dat AT in de komende jaren gaat werken met een investeringsbegroting exclusief het programma KoBra van € 1,5 mln. De afschrijvingskosten van het programma KoBra bedragen circa € 0,5 mln uitgaande van ingebruikname op 1-1-2016 (afschrijvingstermijn 10 jaar).

Dotaties voorzieningen

Voor 2014 is de dotatie voorzieningen dubieuze debiteuren en ambtsjubilea € 0,1 mln.

Kasstroomoverzicht over het jaar 2014

   

2012 Stand Slotwet

2013 Vastgestelde begroting

2014

2015

2016

2017

2018

1

Rekening courant RHB 1 januari 2014 + depositorekeningen

7.717

6.523

9.280

7.534

5.421

5.750

5.918

2

Totaal operationele kasstroom

4.508

2.108

25

– 98

1.161

1.026

955

 

–/– totaal investeringen

– 789

– 3.250

–3.625

–3.625

–1.500

–1.500

–1.500

 

+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen

– 73

0

0

0

0

0

0

3

Totaal investeringskasstroom

– 862

– 3.250

–3.625

–3.625

–1.500

–1.500

–1.500

 

–/– eenmalige uitkering aan moederdepartement

– 444

0

0

0

0

0

0

 

+/+ eenmalige storting door moederdepartement

0

469

0

0

0

0

0

 

–/– aflossingen op leningen

– 530

– 436

– 271

– 515

– 832

– 858

– 858

 

+/+ beroep op leenfaciliteit

0

0

2.125

2.125

1.500

1.500

1.500

4

Totaal financieringskasstroom

– 974

33

1.854

1.610

668

642

642

5

Rekening courant RHB 31 december 2014 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

10.389

5.414

7.534

5.421

5.750

5.918

6.015

Toelichting

Het kasstroomoverzicht geeft een analyse van de liquiditeitsontwikkeling.

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom bestaat uit het geraamde saldo van baten en lasten, gecorrigeerd voor afschrijvingen en mutaties in de voorzieningen en het werkkapitaal.

Investeringskasstroom

In 2014 verwacht Agentschap Telecom € 1,5 mln te investeren in materiële vaste activa. Deze investeringen betreffen vooral elektronische apparatuur. Voor de uitvoering van het programma KoBra wordt een investering geprognosticeerd van € 2,1 mln.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

2012 Slotwet

2013 Vastgestelde begroting

2014

2015

2016

2017

2018

               

Inputindicatoren

             
               

Kernindicatoren

             

Verhouding direct/indirect (in fte)

186,6 / 70,0

184,0 / 72,0

174,4 / 67,8

172,4 / 67,1

171,5 / 66,7

170,5 / 66,3

170,1 / 66,1

               

Verklarende variabelen

             

• Personeelskosten per fte

€ 69.853

€ 70.422

€ 70.881

€ 70.958

€ 71.347

€ 71.774

€ 71.948

• Totaal aantal fte's (exclusief externe inhuur)

256,6

251,5

230,1

227,5

226,3

224,9

224,4

• Kosten inhuur externen

€ 1.113

€ 451

€ 953

€ 953

€ 953

€ 953

€ 953

               

Outputindicatoren

             
               

Uurtarief (wijziging in reële termen)

– 0,45%

– 1,47%

0%

0%

0%

0%

0%

Aantal declarabele uren (per fte en totaal)

1.453 / 1.667

1.450 / 1.660

1.453 / 1.667

1.453 / 1.667

1.453 / 1.667

1.453 / 1.667

1.453 / 1.667

Aantal werkbare/beschikbare uren:

             

• werkbare uren

1.836

1.836

1.836

1.836

1.836

1.836

1.836

• bruto beschikbare uren

1.667

1.660

1.667

1.667

1.667

1.667

1.667

• netto beschikbare uren

1.588

1.581

1.588

1.588

1.588

1.588

1.588

               

Verklarende variabelen

             

Bedrijfsresultaat (x € 1.000)

2.554

54

– 1.641

– 1.585

– 776

– 911

– 982

Omzet (x € 1.000)

33.455

32.807

31.303

30.964

30.803

30.628

30.557

               

Kwaliteitsindicatoren

             
               

Kernindicatoren

             

Klanttevredenheid:

             

• doelgroep hoog belang

niet in 2012

> 7

> 7

> 7

> 7

> 7

> 7

• doelgroep midden belang

niet in 2012

> 7

> 7

> 7

> 7

> 7

> 7

• doelgroep laag belang

niet in 2012

> 7

> 7

> 7

> 7

> 7

> 7

               

Doorlooptijd primaire processen:

             

Vergunningaanvragen 95% binnen

             

• 8 weken

98%

95%

95%

95%

95%

95%

95%

• 6 weken

 

85%

85%

85%

85%

85%

85%

• 4 weken

 

60%

60%

60%

60%

60%

60%

• 2 weken

 

35%

35%

35%

35%

35%

35%

               

Reactietijd storingsklachten

             

Klachten van levensbelang ≤ 4 uur

100%

100%

100%

100%

100%

100%

100%

Klachten van maatschappelijk belang ≤ 12 uur

91%

98%

98%

98%

98%

98%

98%

Klachten van individueel belang ≤ 3 werkdagen

80%

90%

90%

90%

90%

90%

90%

               

Gegrond verklaarde bezwaarschriften aantal

19

< 5%

< 5%

< 5%

< 5%

< 5%

< 5%

               

Aantal klachten

2

< 7

< 7

< 7

< 7

< 7

< 7

Medewerkerstevredenheid

niet in 2012

> 7

> 7

> 7

> 7

> 7

> 7

               

Verklarende variabelen

             

Ziekteverzuim

5,4%

< 4,1%

< 4,1%

< 4,1%

< 4,1%

< 4,1%

< 4,1%

Toelichting

De baten van Agentschap Telecom dalen in de periode 2013–2018 met circa 7%. Desondanks is het agentschap voornemens om de uurtarieven (wijziging in reële termen) in de voorliggende begrotingsperiode niet te laten stijgen. Verder heeft Agentschap Telecom de doelstellig om de doelmatigheidsindicatoren op gelijk niveau te houden.

Dienst ICT Uitvoering (DICTU)

Profiel

De Dienst ICT Uitvoering (DICTU) is binnen het Ministerie van EZ verantwoordelijk voor het leveren van ICT services en -ondersteuning aan de primaire en ondersteunende processen van alle organisatieonderdelen van het ministerie. Daarnaast levert de DICTU ICT ondersteuning aan enkele aan het ministerie aanverwante PBO’s. DICTU positioneert zich interdepartementaal als de ICT-dienstverlener op de domeinen «Subsidies», «Inspecties» en Registers en als competence-center op het terrein van EBS.

DICTU draagt zorg voor de beschikbaarheid en continuïteit van de bedrijfsapplicaties en overige ICT oplossingen die deze (primaire) processen ondersteunen.

De missie van DICTU luidt: «De Dienst ICT Uitvoering is een moderne ICT dienstverlener en aantrekkelijke werkgever die toegevoegde waarde levert voor al zijn opdrachtgevers en waarmee het prettig zakendoen is.»

Om deze missie te bereiken levert DICTU aan haar opdrachtgevers de volgende ICT services:

  • Applicatiebeheer en -ontwikkeling;

  • Inrichting en beheer van werkplekken.

Om deze producten te kunnen leveren, beheert DICTU de onderliggende technische infrastructuur.

Bij het opstellen van de ontwerpbegroting 2014 zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • Het organisatiebesluit DICTU 3.0;

  • De EZ brede ICT is in 2014 volledig ondergebracht bij DICTU en verwerkt in de begroting, voor zover de opdrachten bij DICTU bekend zijn. Gedurende 2013 vindt de overdracht plaats van de ICT en bijbehorende contracten en personeel. De overdracht is verwerkt in de begroting 2014, echter het proces is nog niet afgerond. Daardoor is voor de komende jaren deels moeilijk te voorspellen welke meerjarige budgettaire consequenties dit heeft op de begroting van DICTU. DICTU werkt middels overdrachtprotocollen. Op deze wijze worden de werkzaamheden en het personeel gestructureerd ondergebracht bij DICTU.

Begroting agentschap 2014

Bedragen in € 1.000
 

2012 Stand Slotwet

2013 vastgestelde begroting

2014

2015

2016

2017

2018

Baten

             

Omzet moederdepartement

127.907

135.608

158.244

147.124

143.154

138.994

138.994

Omzet overige departementen

85

376

4.400

4.400

4.400

4.400

4.400

Omzet derden

1.583

0

0

0

0

0

0

Rentebaten

0

0

0

0

0

0

Vrijval voorzieningen

16

0

0

0

0

0

0

Bijzondere baten

8.093

0

0

0

0

0

0

Totaal baten

137.684

135.984

162.644

151.524

147.554

143.394

143.394

               

Lasten

             

Apparaatskosten:

             

personele kosten

66.392

54.948

70.784

62.045

57.896

56.621

57.354

• waarvan eigen personeel

19.899

34.481

35.250

35.955

36.674

37.407

• waarvan externe inhuur

1.800

1.800

1.800

1.800

1.800

1.800

materiële kosten

54.897

66.077

76.900

74.400

74.400

71.000

71.000

• waarvan apparaat ICT

35.600

35.600

35.600

35.600

35.600

35.600

• waarvan bijdrage aan SSO’s

3.650

3.650

3.650

3.650

3.650

3.650

Rentelasten

802

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

Afschrijvingskosten

             

materieel

3.705

8.518

8.518

8.518

8.518

8.518

8.518

• waarvan apparaat ICT

 

8.518

8.518

8.518

8.518

8.518

8.518

immaterieel

6.933

5.442

5.442

5.442

5.442

5.442

5.442

Overige kosten

             

• dotaties voorzieningen

125

0

0

0

0

0

0

• bijzondere lasten

6 687

0

0

0

0

0

0

Totaal lasten

139.541

135.984

162.644

151.405

147.256

142.581

143.314

               

Saldo van baten en lasten

– 1.857

0

0

119

298

813

80

Algemene Toelichting

Baten

Opbrengst moederdepartement

DICTU levert ICT gerelateerde diensten aan de EZ organisatie. Deze diensten variëren, zoals bijvoorbeeld het leveren van hardware voor de werkplekservices en projectleiding voor de ontwikkeling van een applicatie in het domein applicatieservices.

De omzet van het moederdepartement neemt met ca. € 22,5 mln toe. Deze omzetstijging wordt veroorzaakt door de overdracht van het beheer van de specifieke ICT van het kerndepartement (€ 6,2 mln), Productschappen (€ 7 mln) en AgentschapNL (€ 2,5 mln). Als gevolg van deze overdracht verwacht DICTU meer aan applicatieontwikkeling te verrichten (€ 2,0 mln). Daarnaast stijgt de omzet door aanvullende ICT beveiligingsmaatregelen (€ 1 mln), een toename van licenties en licentiekosten (€ 3 mln) en loon- en prijsstijging (€ 0,7 mln).

De verdeling per productgroep is in onderstaande tabel weergegeven.

 

2012 Stand Slotwet

2013 vastgestelde begroting

2014

2015

2016

2017

2018

Werkplekservices

31.710

29.700

25.200

22.800

21.200

21.200

21.200

Infrabeheer

26.000

23.600

35.100

31.100

30.000

28.500

28.500

Applicatieservices

48.900

49.150

60.000

57.500

57.500

57.500

57.500

Overige omzet

21.297

33.158

37.944

35.724

34.454

31.794

31.794

Totaal

127.907

135.608

158.244

147.124

143.154

138.994

138.994

Omzet overige departementen

Het opdrachtenpakket van DICTU voor opdrachtgevers van andere departementen is toegenomen. De samenstelling van het geraamde pakket omzet overige departementen (€ 4,4 mln) is als volgt:

€ 1,8 mln BZK,

€ 0,69 mln V&J,

€ 0,86 mln I&M,

€ 0,44 mln Fin,

€ 0,40 mln VWS,

€ 0,21 mln aan overige diverse opdrachten.

Opbrengsten worden gegenereerd door de producten en/of uren die DICTU levert te vermenigvuldigen met de vigerende tarieven of worden op basis van fixed price afgegeven. In de doelmatigheidsparagraaf zijn begrote aantallen producten en/of uren vermeld.

Lasten

Personeelskosten

De verwachte gemiddelde bezetting voor 2014 is 718 fte, waarvan 445 fte ambtelijk personeel. De gemiddelde totale personeelskosten zijn voor 2014 begroot op € 98.585 per fte. De loonkosten per ambtelijke fte zijn geraamd op € 77.486. De gemiddelde kosten voor niet-ambtelijk personeel zijn begroot op € 132.978 per fte. Dit is een daling ten opzichte van de begroting 2013. Deze daling is het resultaat van nieuwe raamovereenkomsten met de ICT dienstverleners.

Voor 2014 wordt € 1,8 mln externe inhuur geraamd ten behoeve van de bedrijfsvoering van DICTU. Strategische en kwetsbare functies binnen de organisatie worden wel zoveel mogelijk door ambtelijk personeel bezet. Eind 2012 is het organisatiebesluit DICTU 3.0 vastgesteld. Daarin is opgenomen welke functies ambtelijk bezet worden.

Materiële kosten

De materiële kosten DICTU hebben betrekking op de kosten van kantoorautomatisering (werkplekken), applicatieservices in de markt uitgezet (outsourcing), huisvesting (€ 3,6 mln), kosten van beheer van de infrastructurele omgevingen, licentiekosten en personeelsgebonden materiële kosten zoals bv. reis en verblijf en opleidingskosten. Daarnaast worden de geraamde kosten weergegeven (€ 35,6 mln) die DICTU maakt voor het uitbesteden van ICT-werkzaamheden aan externe partijen onder regie van DICTU. DICTU is gehuisvest in Assen, Zwolle en Den Haag. Bij alle 3 locaties is sprake van herhuisvesting als gevolg van uitvoering van de masterplannen huisvesting rijk.

Rentelasten

De rentelasten hebben betrekking op de financiering van de vaste activa via leningen. De rentepercentages variëren van 0,8% tot 2,6%

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten worden begroot op € 13,9 mln, onderverdeeld in € 5,4 mln voor immateriële vaste activa en € 8,5 mln voor materiële vaste activa. Onder ICT apparaat is begrepen de afschrijving op hardware.

De afschrijvingen vinden lineair plaats en zijn gebaseerd op de historische aanschafwaarde. Afschrijvingstermijnen variëren tussen de 4 en 5 jaar afhankelijk van de activa categorie. Licenties op software, worden lineair afgeschreven op basis van hun geschatte economische levensduur van maximaal vijf jaar. De kosten van ontwikkeling betreffen intern gegenereerde immateriële vaste activa, bestaande uit de kosten van de ontwikkeling van software voor geautomatiseerde informatiesystemen die lineair worden afgeschreven op basis van hun geschatte economische levensduur.

Kasstroomoverzicht over het jaar 2014

Bedragen x € 1.000
   

2012 Stand Slotwet

2013 vastgestelde begroting

2014

2015

2016

2017

2018

1.

Rekening courant RHB 1 januari depositorekeningen

4.846

0

0

0

0

0

0

2.

Totaal operationele kasstroom

2.721

10.387

10.387

10.387

10.387

10.387

10.387

–/– totaal investeringen

– 13.360

– 10.387

– 10.387

– 10.387

– 10.387

– 10.387

– 10.387

+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen

0

           

3.

Totaal investeringskasstroom

– 13.360

– 10.387

– 10.387

– 10.387

– 10.387

– 10.387

– 10.387

–/– eenmalige uitkering aan moederdepartement

             

+/+ eenmalige storting door moederdepartement

             

–/– aflossingen op leningen

– 12.878

– 10.387

– 10.387

– 10.387

– 10.387

– 10.387

– 10.387

+/+ beroep op leenfaciliteit

18.200

10.387

10.387

10.387

10.387

10.387

10.387

4.

Totaal financieringskasstroom

5.322

0

0

0

0

0

0

5.

Rekening courant RHB 31 december stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

– 471

0

0

0

0

0

0

Toelichting

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom bestaat uit het geraamde saldo van baten en lasten, gecorrigeerd voor afschrijvingen en mutaties in het werkkapitaal.

Investeringskasstroom

De voor 2014 geraamde investeringen (€ 10,4 mln) hebben voornamelijk betrekking op investeringen in het ICT domein. Met name infrastructuur (€ 5 mln) en vernieuwing generieke applicaties (€ 5 mln).

Financieringskasstroom

De aflossing op de leningen is gelijk aan de afschrijvingen.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

Omschrijving

2012 Stand Slotwet

2013 vastgestelde begroting

2014

2015

2016

2017

2018

1. Kostprijzen per product (groep)

             

a. Basistarief werkplek (gemiddeld per stuk x €)

2.423

2.410

2.415

2.300

2.250

2.250

2.250

b. Aantal Werkplekken

13.000

13.509

10.100

9.600

9.100

9.100

9.100

c. Infrastructuur (x € 1.000)

13.993

23.600

35.100

31.100

30.000

28.500

28.500

d. Productieve uren (norm 85% 2013 en verder)

879.000 (89%)

793.367 (85%)

998.033

892.394

837.790

815.350

815.350

2. Tarieven/uur

             

a. Senior medewerker (ontwikkeling)

90

105

87

87

87

87

87

b. Medior medewerker (bouw)

80

90

78

78

78

78

78

c. Junior medewerker (test en beheer)

80

80

78

78

78

78

78

               

3. Omzet per prod.groep (pxq)

             

A. Werkplekservices

31.710

29.700

25.200

22.800

21.200

21.200

21.200

B. Infrastructuur

26.000

23.600

35.100

31.100

30.000

28.500

28.500

C. Applicatieservices incl. outsourcing

18.216

12.350

23.000

21.600

21.600

21.600

21.600

D. Ontwikkeling incl. detachering

30.684

36.800

37.000

35.900

35.900

35.900

35.900

E. Overige omzet

21.297

33.158

37.944

35.724

34.454

31.794

31.794

Totaal

127.907

135.608

158.244

147.124

143.154

138.994

138.994

               

4. gemiddelde bezetting fte-totaal (exclusief externe inhuur)

323

314

445

446

446

446

446

               

5. Saldo baten en lasten

– 1,3%

0,0%

0,0%

0,1%

0,2%

0,6%

0,1%

               

6. Kwaliteitsindicatoren

             

A. Beschikbaarheid

 

98%

98%

98%

98%

98%

98%

B. Afhandelsnelheid

 

85%

85%

85%

85%

85%

85%

Toelichting:

  • 1. Kostprijzen per product(groep)

    De ontwikkeling van de cijfers houdt direct verband met de fusie EZ. Gedurende 2013 heeft DICTU ICT werkzaamheden overgenomen en beheert nu naast de werkplekken en de infrastructuur ook de applicaties voor heel EZ. Per 1 januari 2014 wordt het beheer van 2.500 werkplekken overgedragen aan SCC ICT.

  • 2. Tarieven per uur

    DICTU hanteert nu (nog) tarieven per activiteit. In 2013 heeft DICTU Oracle EBS (financieel systeem), in productie genomen waarbij de inrichting is op tarieven per functie. Mogelijk leidt dit tot een herziening van het tarievenstelsel.

  • 3. Omzet per productgroep

    De daling van werkplekservices wordt verklaard door de overname van 2.500 werkplekken door het SCC ICT. DICTU werkt aan een nieuw kostprijsmodel waardoor er mogelijk verschuivingen tussen productgroepen kunnen ontstaan. Doel van het nieuwe kostprijsmodel is de transparantie van de kosten te vergroten waardoor de sturing verbeterd kan worden.

  • 4. Gemiddelde bezetting

    Eind 2012 is het organisatiebesluit DICTU 3.0 geaccordeerd dat gedurende 2013 wordt geïmplementeerd.

    Hieruit volgt een verhoging van het aantal ambtelijke fte die grotendeels voortkomt uit de overname van ict werkzaamheden van andere dienstonderdelen van het Ministerie van EZ. Het gaat hier om een verschuiving van aantallen binnen EZ die bij DICTU leidt tot een verhoging van het aantal fte en waarmee de gemiddelde bezetting dus navenant zal toenemen.

  • 5. Saldo baten en lasten

    In 2013 en 2014 worden veel ICT werkzaamheden van andere diensten overgenomen. In 2013 en 2014 worden programma’s uitgevoerd die moeten leiden tot efficiëntere uitvoering DICTU. Dit leidt in latere jaren tot een positief saldo baten en lasten

  • 6. Kwaliteitsindicatoren

    Het beschikbaarheidpercentage is het percentage van de tijd dat de applicatie voor de klant in de openingstijden benaderbaar is. Bij de opdracht verlening zijn met de verschillende opdrachtgevers van DICTU afspraken gemaakt over het beschikbaarheidniveau. Deze afspraken worden vastgelegd in het Service Level Agreement met de klant. Waarna maandelijks gerapporteerd wordt aan de klant.

Het streven is dat 85% van de meldingen door de gebruikers binnen de geldende normtijden worden opgelost (afhandelsnelheid). De geldende normtijden zijn vastgelegd in het Service Level Agreement met de klant. 100% wordt op dit moment niet gehaald, omdat DICTU op onderdelen afhankelijk is van externe servicedesks. Om de betrouwbaarheid naar de toekomst te verbeteren, overweegt DICTU om weer te gaan werken met één interne servicedesk.

Dienst Landelijk Gebied (DLG)

Profiel

Dienst Landelijk Gebied (DLG) werkt vandaag aan het landschap van morgen. Als publieke organisatie met kennis van het landelijk gebied, zorgen wij dat beleid wordt uitgevoerd. Wonen, werken en recreëren in een mooi en duurzaam ingericht Nederland. Met waardevolle natuur, ruimte voor water en gezonde landbouw. Daar zetten wij ons voor in, samen met bewoners, overheden en belanghebbenden. Van ontwerp tot realisatie.

Dienst Landelijk Gebied is een agentschap van het Ministerie van Economische Zaken (EZ). Al meer dan 75 jaar dragen wij bij aan het realiseren van samenhang en ontwikkeling in het landelijk gebied. Dat doen we in projecten voor bestuurlijke opdrachtgevers van alle overheden: provincies, Rijk, waterschappen en gemeenten.

Wie in het landelijk gebied loopt, fietst, vaart of rijdt, komt al snel terecht in een van de projecten waar DLG bij betrokken is. In veel gevallen gaat het om integrale gebiedsontwikkeling, waarbij we ecologische, economische en sociale functies zo veel mogelijk combineren. Bijvoorbeeld de combinatie van rendabele landbouw met agrarisch natuurbeheer.

Door doelen te koppelen, kunnen we ze in veel gevallen goedkoper, sneller, slimmer en duurzamer realiseren. De dienst functioneert als een interbestuurlijke shared serviceorganisatie. Dit principe gaat ervan uit dat de bestuurder de uitvoering niet zelf ter hand neemt, maar dit overlaat aan een professionele uitvoeringsinstantie die zicht daarbij op alle bestuurslagen richt: Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten.

Begroting agentschap 2014

Bedragen in € 1.000
 

2012 Stand Slotwet

2013 Vastgestelde begroting

2014

2015

2016

2017

2018

Baten

             

Omzet moederdepartement

91.378

71.428

56.812

48.838

46.434

44.324

42.751

Omzet overige departementen

7.498

11.876

13.453

16.467

16.467

16.467

16.467

Omzet derden

10.902

11.876

12.099

10.467

10.467

10.467

10.467

Rentebaten

28

50

50

50

50

50

50

Vrijval voorzieningen

854

           

Bijzondere baten

0

0

         

Totaal baten

110.660

95.230

82.414

75.822

73.418

71.308

69.735

               

Lasten

             

Apparaatskosten

             

personele kosten

70.983

61.700

55.717

49.957

48.285

46.810

45.711

– waarvan eigen personeel

 

61.200

55.760

51.000

49.520

48.043

46.942

– waarvan externe inhuur

 

500

500

500

500

500

500

Materiële kosten

31.223

29.360

25.323

24.517

23.785

23.150

22.676

– waarvan apparaat ICT

 

50

70

70

70

70

70

– waarvan bijdrage aan SSO's

 

8.330

13.976

12.646

12.591

12.591

12.591

Rentelasten

245

170

124

98

98

98

98

Afschrijvingskosten

             

materieel

1.222

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

– waarvan apparaat ICT

 

0

         

immaterieel

610

500

250

250

250

250

250

Overige kosten

             

– dotaties voorzieningen

5.821

0

         

– bijzondere lasten

0

0

         

Totaal lasten

110.104

92.730

82.414

75.822

73.418

71.308

69.735

               

Saldo van baten en lasten

556

2.500

0

0

0

0

0

Toelichting

De opbrengsten van EZ nemen in 2014 met € 14,6 mln af. Desondanks verwacht DLG bij een gelijk blijvend tarief van € 108,50 een saldo neutraal resultaat te boeken. Daarbij vangt DLG alle kosten als gevolg van prijsstijgingen zelf op.

DLG realiseert in 2014 € 25,6 mln van zijn omzet uit opdrachten van andere departementen en derden. Dit is een zeer ambitieuze doelstelling in relatie tot de € 17,6 mln (exclusief additionele opbrengsten) die DLG in 2012 heeft omgezet. In 2012 had DLG te kampen met vraaguitval op de opdrachten voor derden. Dit werd met name veroorzaakt doordat er in 2012 nog afspraken moesten worden gemaakt tussen Rijk en provincies over de herijking van de Ecologische Hoofd Structuur (EHS). Provincies hebben in afwachting van de besluitvorming hierover minder opdrachten aan DLG verstrekt.

DLG streeft er naar om de komende jaren het tarief gelijk te houden aan het huidige tarief van € 108,50. In de meerjarenbegroting is DLG uitgegaan van een loonstijging van 0% en een prijsstijging van 1,75%. De omzet is berekend op het aantal uren maal gemiddeld tarief van € 108,50. De baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop ze betrekking hebben. Posten die niet separaat zijn vermeld in dit model maar die van belang zijn voor een goed inzicht in de baten, de lasten of het saldo van baten en lasten worden apart zichtbaar gemaakt.

Baten

Omzet moederdepartement

De opbrengsten van het moederdepartement zijn gebaseerd op de beschikbare middelen op de EZ-begroting. De overdracht van het betaalorgaan aan Dienst Regelingen is hierin verwerkt.

Omzet overige departementen

De begrote opbrengsten overige departementen bestaat hoofdzakelijk uit een bijdrage van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu.

Omzet derden

De bijdragen derden betreffen met name bijdragen vanuit provincies, gemeenten, waterschappen en ZBO’s. De opbrengsten zijn gebaseerd op de prognose van uren die DLG de komende jaren verwacht te kunnen maken voor overige departementen en derden.

Rentebaten

DLG ontvangt rente op het saldo rekening-courant gelijk aan de Euribor minus 1%. Momenteel is de stand van de Euribor nog steeds lager dan 1%. DLG verwacht maximaal € 50.000 aan rentebaten te realiseren.

Bijzondere baten

DLG voorziet geen bijzondere baten in zijn begroting.

Lasten

Personele kosten

De personele kosten voor 2014 zijn gebaseerd op een gemiddelde bezetting van 920 fte. De gemiddelde loonsom per fte bedraagt € 68.000. In de begroting is uitgegaan van een loonstijging van 0%.

DLG heeft de afgelopen jaren de kosten op externe inhuur fors weten te verlagen. Voor 2014 wordt uitgegaan van € 0,5 mln aan kosten ten behoeve van inhuur. De inhuur bedraagt minder dan 1% van de totale begrote salariskosten. De gemiddelde kosten per niet-ambtelijke fte zijn begroot op € 100.000,–.

Materiële kosten

De materiële kosten nemen ten opzichte van de begroting van 2013 af als gevolg van de afstoot van huisvesting en lagere fte gerelateerde kosten, waaronder bureaukosten en opleidingskosten. De materiële kosten bestaan voor circa € 8 mln uit huisvestingskosten en huisvestingsgerelateerde kosten, zoals servicekosten en beveiliging.

De kosten voor de Shared Service Organisaties (SSO’s) hebben betrekking op het beheer van ICT € 8,5 mln, de huurkosten voor huisvesting € 4,8 mln en het Personeelservice Center € 0,7 mln. Voor personeelsgerelateerde kosten is € 2,4 mln begroot voor reiskosten en € 1,6 mln voor kantoor- en opleidingskosten.

Rentelasten

De rentelasten zijn gebaseerd op de uitstaande en nog af te roepen leningen ter financiering van investeringen in materiële en immateriële vaste activa. DLG heeft de afgelopen jaren de investeringen teruggebracht waardoor minder leningen nodig zijn en de rentelasten na 2014 afnemen. In 2013 heeft DLG voor € 5,2 mln aan kort- en langlopende leningen open staan. De rentepercentages van de leningen liggen tussen 1,77% en 3,55%.

Afschrijvingskosten

De investeringen in inventaris en verbouwingen nemen af waardoor ook de afschrijvingskosten op materiële vaste activa afnemen tot € 1,0 mln per jaar.

De afgelopen jaren zijn een aantal afwaarderingen op de immateriële vaste activa doorgevoerd en de investeringen in systeemvernieuwing gemaximeerd tot € 1,0 mln waardoor de afschrijvingskosten neerwaarts voor 2014 kunnen worden bijgesteld naar € 0,25 mln per jaar.

De (im)materiële vaste activa worden als volgt afgeschreven:

  • Computer software 4 jaar;

  • Overige immateriële vaste activa 4 jaar;

  • Verbouwingen 10 jaar;

  • Inventaris en installaties 7 jaar;

  • Vervoermiddelen 5 jaar;

  • Overige materiële vaste activa 4 jaar.

Dotaties aan voorzieningen

DLG heeft de afgelopen jaren een aanzienlijk deel van haar omzet uit opdrachten voor andere departementen en derden gerealiseerd. Het Organisatiebesluit gaat uit van de plaatsing van 750 fte in 2015. Voor 2014 verwacht DLG voor 820 fte aan opdrachten te realiseren. Voor de effectuering van het organisatie besluit heeft DLG reeds een voorziening op zijn balans getroffen. Een dotatie in 2014 zal naar verwachting niet nodig zijn.

Bijzondere lasten

DLG voorziet geen bijzondere lasten in zijn begroting.

Saldo van baten en lasten

De begroting 2014–2018 is een meerjarig sluitende begroting, waarbij de verwachte baten niet lager of hoger worden ingeschat dan de verwachte kosten.

Kasstroomoverzicht over het jaar 2014

Bedragen x € 1.000
   

2012 Stand Slotwet

2013 Vastgestelde begroting

2014

2015

2016

2017

2018

1.

Rekening courant RHB 1 januari 2014 + depositorekeningen

27.376

10.383

24.788

23.135

19.040

15.649

13.303

2.

Totaal operationele kasstroom

2.818

1.500

–750

– 3.250

– 2.750

– 1.750

– 250

 

–/– totaal investeringen

2.436

2.140

2.100

2.100

2.100

2.100

2.100

 

+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen

130

0

0

0

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

– 2.306

– 2.140

– 2.000

– 2.000

– 2.000

– 2.000

– 2.000

 

–/– eenmalige uitkering aan moederdepartement

0

0

0

0

0

0

0

 

+/+ eenmalige storting door moederdepartement

0

0

0

0

0

0

0

 

–/– aflossingen op leningen

3.095

1.505

903

845

641

596

421

 

+/+ beroep op leenfaciliteit

0

2.140

2.100

2.100

2.100

2.100

2.100

4.

Totaal financieringskasstroom

– 3.095

635

– 903

– 845

– 641

– 596

– 421

5.

Rekening courant RHB 31 december 2014 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4) (noot: maximale roodstand € 0,5 mln)

24.793

10.378

23.135

19.040

15.649

13.303

12.632

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom bestaat uit het geraamde saldo van baten en lasten, gecorrigeerd voor afschrijvingen en mutaties in de voorzieningen en het werkkapitaal.

Investeringskasstroom

De komende jaren investeert DLG hoofdzakelijk nog in de vervanging en verbetering van bestaande bedrijfssystemen, kantoorlocaties en vervoersmiddelen.

Financieringskasstroom

De aflossing op de leenfaciliteit neemt als gevolg van de lagere investeringen snel af. Het beroep op de leenfaciliteit is gelijk gesteld aan de investeringsbegroting en conform het toegestane leenplafond. DLG streeft er naar in de toekomst het beroep op de leenfaciliteit te beperken en waar mogelijk investeringen zelf te financieren.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

 

2012 Slotwet

2013 Vastgestelde begroting

2014

2015

2016

2017

2018

Kostprijzen per product (groep)

             

Tarieven

             

Tarieven/uur

€ 109,40

€ 108,50

€ 108,50

€ 108,50

€ 108,50

€ 108,50

€ 108,50

Index in reële termen t.o.v. 2013 (2013= 100)

101

100

99

99

98

98

97

Omzet per productgroep (€ x mln) exclusief additionele opbrengsten

             

Verwerving en vervreemding grond

12,9

12,4

10,9

10,2

10,2

10,2

10,2

Exploitatie grond

1,3

0,9

0,8

0,8

0,7

0,7

0,7

Planvorming

14,9

14,0

12,2

11,5

11,5

11,5

11,5

Planuitvoering

36,1

32,0

27,9

26,2

26,2

26,2

26,2

Adviezen aanvragen

0,9

2,6

2,3

2,2

2,2

2,2

2,2

Uitvoeren subsidie regelingen

13,3

9,4

5,6

5,1

5,1

5,1

5,1

Adviezen algemeen en beleid

25,1

23,2

22,1

19,3

19,0

19,0

19,0

Informatieverstrekking

0,4

0,6

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

Totaal

104,8

95,2

82,3

75,8

78,0

78,0

78,0

Fte

Fte-totaal (excl. Externe inhuur)

1.042

900

820

750

750

750

750

Personeelskosten per fte

 

68.000

68.000

68.000

68.000

68.000

68.000

Verhoudingen direct/indirect (excl. Externe inhuur)

 

76/24

76/24

78/22

78/22

78/22

78/22

Saldo van baten en lasten

             

Saldo van baten en lasten (% van totale baten)

0,5%

2,6%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

Kwaliteit

             

Klanttevredenheid

7,0

7,3

7,1

       

Toelichting

  • Tarieven: de referentie voor de index is het uurtarief 2013 (€ 108,50). De reële tariefontwikkeling is de absolute tariefontwikkeling, gecorrigeerd voor autonome loon- en prijsontwikkeling (op basis van CPB-indexcijfers voor prijs (IMOC) en loonvoet sector overheid). De tarieven voor 2014 dalen reëel ten opzichte van 2013.

  • Omzet per productgroep: De omzet per productgroep is de omzet (excl. additionele opbrengsten en excl. technisch bijgestelde budget voor EZ-opdrachten vanaf 2016) toegerekend naar het aandeel facturabele uren per product.

  • Fte-totaal (exclusief externe inhuur): Geeft het aantal fte weer dat DLG ultimo boekjaar (t) in dienst heeft afgeleid uit de omzet.

  • Personeelskosten per fte: De salariskosten per fte;

  • Verhouding direct/indirect (exclusief externe inhuur): Dit geeft de verhouding aan tussen de medewerkers uit het primair proces en de medewerkers van de staf en ondersteuning bij DLG.

  • Saldo van baten en lasten (%): Geeft de verhouding (in %) weer van de totale lasten gedeeld door de totale baten per boekjaar (t).

  • Klanttevredenheid: De klanttevredenheid wordt eenmaal per twee jaar door een onafhankelijk bureau gemeten onder opdrachtgevers en stakeholders van DLG. DLG heeft in 2012 het cijfer 7,0 gekregen van de stakeholders. Voor 2014 streeft het naar een 7,1.

Dienst Regelingen (DR)

Profiel

Dienst Regelingen (DR) vormt met ingang van 1 januari 2014 samen met Agentschap NL binnen het Ministerie van Economische Zaken (EZ) een nieuw agentschap onder het Directoraat-generaal Uitvoering. Het instellingstraject is in volle gang. Bij Voorjaarsnota zal een geconsolideerde begroting voor het nieuwe agentschap ingediend worden, inclusief de definitieve openingsbalans.

DR is van oorsprong uitvoerder van met name landbouw- en natuurregelingen. EZ is de belangrijkste opdrachtgever van DR. Daarnaast wordt er actief naar gestreefd om de expertise op het gebied van de uitvoering van «Europese regelingen» en als facilitair bedrijf bij crises, ook andere (overheids-)opdrachten te verwerven. Dit vanuit een transparante en zakelijke verhouding. De opdrachten van DR betreffen met name:

  • De uitvoering van EU-regelingen, verordeningen en verplichtingen;

  • Identificatie en Registratie (I&R) van dieren, percelen en bedrijven;

  • Vergunningen en ontheffingen;

  • Subsidieregelingen en financieringsregelingen;

  • Het plattelandsontwikkelingsbeleid;

  • Het mestbeleid;

  • De crisisbestrijding.

Enerzijds gaat het hierbij om het uitvoeren van subsidieregelingen, waarbij de subsidieverkrijger «direct voordeel» heeft bij de uitvoering. Anderzijds betreft het de uitvoering van «regulerende regelingen», bijvoorbeeld in het mestbeleid, dat gericht is op het bereiken van milieudoelstellingen. Doelgroepen zijn met name agrarische ondernemers, maar ook natuurbeschermingsorganisaties.

De kosten die samenhangen met de stelselwijzigingen in het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het mestbeleid zijn meegenomen voorzover de besluitvorming daarover inmiddels heeft plaatsgevonden.

Begroting agentschap 2014

Bedragen in € 1.000
 

2012 Stand Slotwet

2013 Vastgestelde begroting

2014

2015

2016

2017

2018

Baten

             

Omzet moederdepartement

146.208

145.234

144.717

146.057

135.387

135.387

135.387

Omzet overige departementen

1.293

2.100

1.200

1.200

1.200

1.200

1.200

Omzet derden

13.816

9.959

22.713

22.713

22.713

22.713

22.713

Rentebaten

11

10

10

10

10

10

10

Vrijval voorzieningen

0

0

0

0

0

0

0

Bijzondere baten

0

0

0

0

0

0

0

Totaal baten

161.328

157.293

168.640

169.990

159.320

159.320

159.320

               

Lasten

             

Apparaatskosten

             

personele kosten

87.894

87.145

95.725

95.763

83.705

83.797

82.251

• waarvan eigen personeel

 

69.041

69.731

70.429

71.133

71.844

72.563

• waarvan externe inhuur

 

15.104

25.994

25.334

12.572

11.953

9.688

Materiële kosten

60.382

57.110

58.548

60.012

61.512

63.049

64.625

• waarvan apparaat ICT

 

0

0

0

0

0

0

• waarvan bijdrage aan SSO's

 

43.081

45.581

47.881

44.881

44.881

44.881

Rentelasten

788

589

167

115

66

28

2

Afschrijvingskosten

             

materieel

490

446

468

370

306

214

211

• waarvan apparaat ICT

 

0

0

0

0

0

0

immaterieel

11.784

12.002

13.731

13.731

13.731

12.231

12.231

Overige kosten

             

• dotaties voorzieningen

0

0

0

0

0

0

0

• bijzondere lasten

0

0

0

0

0

0

0

Totaal lasten

161.338

157.293

168.640

169.990

159.320

159.320

159.320

               

Saldo van baten en lasten

– 10

0

0

0

0

0

0

Baten

Omzet moederdepartement

De omzet moederdepartement is gebaseerd op de reguliere opdracht, na correctie voor de opgelegde taakstellingen uit het regeerakkoord. Daarnaast is rekening gehouden met de herzieningen op het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en het Mestbeleid, voor zover daarover besluiten zijn genomen. Het definitieve opdrachtenpakket wordt in het najaar van 2013 aan DR verstrekt.

In de begroting is vooralsnog geen rekening gehouden met de overdracht van taken met betrekking tot visserij alsmede de Productschappen. De taken die overgaan van Dienst Landelijk Gebied zijn deels opgenomen.

De drie grootste clusters van regelingen die DR in opdracht van het moederdepartement uitvoert zijn het GLB, het mestbeleid en het Subsidiestelsel Natuur en Landschapsbeheer (SNL). In de paragraaf over doelmatigheid van DR worden de uitvoeringskosten hiervan nader toegelicht. Daarnaast worden nog diverse kleinere regelingen uitgevoerd, zoals de regelingen die onder de Regeling Landbouwsubsidies (RLS) vallen.

De definitieve EU-besluitvorming over de herziening van het GLB en het mestbeleid kan nog tot aanpassingen in deze begroting leiden.

Omzet overige departementen

De omzet overige departementen heeft betrekking op de uitvoering van regelingen in opdracht van onder meer de Ministeries van Veiligheid en Justitie (V&J) en Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW).

Bedragen in € 1.000
 

2012 Stand Slotwet

2013 Vastgestelde begroting 1

2014

2015

2016

2017

2018

Ministerie van Defensie

39

 

0

0

0

0

0

Ministerie van BZK

141

 

0

0

0

0

0

Ministerie van SZW

298

 

300

300

300

300

300

Ministerie van I&M

65

 

50

50

50

50

50

Ministerie van V&J

750

 

850

850

850

850

850

Totaal

1.293

 

1.200

1.200

1.200

1.200

1.200

X Noot
1

was in de begroting 2013 niet gespecificeerd

Omzet derden

De stijging in de omzet derden wordt veroorzaakt doordat tussen EZ en de provincies afspraken zijn gemaakt over de financiering van de uitvoeringskosten voor SNL. De bijdrage van de provincies in de totale uitvoeringskosten is verwerkt in de begroting van DR als bijdrage van derden.

Deze omzet betreft verder de heffingen, leges, registratievergoedingen en andere bijdragen voor de uitvoeringskosten van DR alsmede de opdrachten die worden uitgevoerd voor lagere overheden.

De omzet derden vanwege de bijdrage aan de uitvoeringskosten voor opdrachten onder verantwoordelijkheid van het moederdepartement is als volgt te specificeren:

Bedragen in € 1.000
 

2012 Stand Slotwet 1

2013 Vastgestelde begroting1

2014

2015

2016

2017

2018

Leges dierregistraties

   

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

Leges Overige regelingen AGRO

   

1.900

1.900

1.900

1.900

1.900

Leges Mest

   

1.600

1.600

1.600

1.600

1.600

Vergunningen

   

423

423

423

423

423

Bijdrage Provincies in SNL

   

13 790

13 790

13 790

13 790

13 790

Totaal

   

22.713

22.713

22.713

22.713

22.713

X Noot
1

was in Slotwet 2012 en in de begroting 2013 niet gespecificeerd

Rentebaten

Gelet op de huidige en verwachte rentepercentages voor deposito’s en de beperkte overtollige liquiditeiten blijven de rentebaten beperkt tot € 10.000.

Lasten

Personele kosten

Bij de berekening van de personele kosten 2013 is uitgegaan van 945 fte aan ambtelijk personeel en daarbij een flexibele schil (uitzendkrachten) voor piekwerkzaamheden. De mate waarin DR een beroep doet op uitzendkrachten is afhankelijk van de opdracht die jaarlijks aan DR wordt verstrekt.

Gelet op de ontwikkelingen ten aanzien van de herzieningen op het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en Mestbeleid stijgt de inhuur externen. Dit betreft echter voornamelijk uitzendkrachten.

Aangezien er voor 2014 meer taken worden overgedragen zullen de totale personele kosten de komende jaren verder stijgen.

De gemiddelde loonkosten per fte bedragen voor 2014 € 68.000 voor ambtelijk personeel en circa € 76.000 voor niet-ambtelijk personeel (uitzendkrachten).

Materiële kosten

De post materiële kosten omvat onder andere kosten die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van regelingen, huisvestingskosten en automatisering. Verschillende diensten worden afgenomen via Shared Service Organisaties (SSO’s), namelijk:

  • € 39 mln, bijdrage DICTU;

  • DICTU is de ICT-leverancier binnen EZ. DR neemt via DICTU diensten af als kantoorautomatisering, infrabeheer, applicatiebeheer en ontwikkeling. Beheer en ontwikkeling hebben met name betrekking op ICT die gebruikt wordt in het primair proces.

  • € 7 mln, bijdrage aan Rijksgebouwendienst (huurkosten);

  • € 0,3 mln, bijdrage P-direkt.

Deels hebben deze kosten een directe relatie met de personele omvang van DR en zullen daarom de komende jaren stijgen.

Rentelasten

Het bedrag opgenomen bij de rentelasten betreft de rente op de leningen bij het Ministerie van Financiën. De forse terugloop in de rentelasten wordt veroorzaakt door een beperkter beroep op de leenfaciliteit. Daarnaast is sprake van een lage rentstand. Voor nieuwe leningen is uitgegaan van een rentepercentage van 1,5%.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten zijn begroot op € 14,2 mln. Hiervan heeft € 13,7 mln betrekking op immateriële activa (applicaties en software ten behoeve van uitvoer van regelingen) en € 0,5 mln op materiële vaste activa. De stijging is een gevolg van investeringen die DR doet om uitvoering van de herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en Mestbeleid mogelijk te maken.

De afschrijvingen vinden lineair plaats en zijn gebaseerd op de historische aanschafwaarde. Voor de toekomstige afschrijvingskosten is aangesloten op de investeringen zoals deze bij de aanvraag leenfaciliteit is aangegeven.

De (im)materiële vaste activa worden als volgt afgeschreven:

  • Verbouwingen 10 jaar;

  • Inventaris en installaties 7 jaar;

  • Vervoermiddelen 5 jaar;

  • Computer hardware 4 jaar;

  • Software 4 jaar.

Dotaties aan voorzieningen

Er zijn geen dotaties aan de voorzieningen voorzien.

Bijzondere lasten

Er zijn geen bijzondere lasten voorzien

Saldo van baten en lasten

In de begrotingssystematiek is kostendekkendheid het uitgangspunt. Het resultaat wordt daarom standaard op nul geraamd.

Kasstroomoverzicht over het jaar 2014

Bedragen in € 1.000
   

2012 Stand Slotwet

2013 Vastgestelde begroting

2014

2015

2016

2017

2018

1.

Rekening courant RHB 1 januari 2014 + depositorekeningen

7.317

6.263

21.258

17.641

15.320

14.316

13.801

2.

Totaal operationele kasstroom

25.466

12.936

11.499

10.723

11.146

9.708

7.961

 

–/– totaal investeringen

– 12.220

– 11.500

– 9.700

– 7.700

– 7.700

– 7.700

– 7.700

 

+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen

159

0

0

0

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

– 12.061

– 11.500

– 9.700

– 7.700

– 7.700

– 7.700

– 7.700

 

–/– eenmalige uitkering aan moederdepartement

0

0

0

0

0

0

0

 

+/+ eenmalige storting door moederdepartement

0

0

0

0

0

0

0

 

–/– aflossingen op leningen

– 12.308

– 10.234

– 5.416

– 5.344

– 4.450

– 2.523

– 60

 

+/+ beroep op leenfaciliteit

8.000

8.500

0

0

0

0

0

4.

Totaal financieringskasstroom

– 4.308

– 1.734

– 5.416

– 5.344

– 4.450

– 2.523

– 60

5.

Rekening courant RHB 31 december 2014 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4) (noot: maximale roodstand € 0,5 mln)

16.414

5.965

17.641

15.320

14.316

13.801

14.002

Toelichting

De eindstand realisatie rekening-courant RHB 2012 en de beginstand vastgestelde begroting rekening courant RHB 2013 enerzijds en de eindstand vastgestelde begroting rekening courant RHB 2013 en de beginstand vastgestelde begroting rekening courant 2014 sluiten vanwege verschillen tussen begroting en realisatie en de verschillende momenten van opstellen van de begrote cijfers niet op elkaar aan.

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom bestaat uit het geraamde saldo van baten en lasten, gecorrigeerd voor de afschrijvingen en de mutaties in voorzieningen en werkkapitaal. Er is in dit kasstroomoverzicht rekening gehouden met een meerjarig sluitende begroting.

Investeringskasstroom

De investeringen voor 2014 betreffen voor het gehele bedrag, € 9,7 mln, investeringen in ICT-systemen ten behoeve van de uitvoer van regelingen. De verwachting is dat de investeringen de komende jaren op een iets lager niveau € 7,7 mln, zullen stabiliseren.

Financieringskasstroom

Er wordt vanuit gegaan dat vanaf 2014 geen beroep op de leenfaciliteit wordt gedaan ter financiering van de investeringen.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

 

2012 Slotwet

2013 Vastgestelde begroting

2014

2015

2016

2017

2018

Doelmatigheidsindicatoren

             

Tarieven/uur

             

Index in reële termen ten opzichte van 2013 (2013 = 100)

104

100

100

100

100

100

100

Omzet per productgroep (x € mln)

             

Gemeenschappelijk landbouwbeleid

42

36

41

56

56

56

56

Subsidie Natuur en Landbouw

40

30

30

29

16

16

16

Mestbeleid

17

16

18

18

18

18

18

Fte

             

Aantal fte (exclusief externe inhuur)

972

960

945

935

935

935

935

Saldo van baten en lasten

             

Saldo van baten en lasten

(x € 1.000)

699

0

0

0

0

0

0

Productiviteit

             

Facturabiliteit

75%

78%

79%

80%

80%

80%

80%

Overzicht kwaliteitsindicatoren

             

Gegrond verklaarde bezwaarschriften (%)

40%

25%

25%

25%

25%

25%

25%

Aandeel digitaal verwerkte aanvragen DR)

94%

95%

97%

99%

99%

99%

99%

Betaalschema BTR

86%

85%

85%

85%

855

85%

85%

Klanttevredenheid begunstigden DR

6,3

7

7

7

7

7

7

Toelichting

De tariefontwikkeling is gerelateerd aan het basisjaar 2013. Agentschap NL en DR werken toe naar een uniforme tariefsystematiek met ingang van 2014. Daarom is de meerjarige tariefontwikkeling op 100 gezet.

In het meerjarig beeld van de omzet per productgroep is beperkt rekening gehouden met de wijzigingen in het GLB en het Mestbeleid. Er is voor gekozen om de drie grootste productgroepen / opdrachtenclusters weer te geven. Deze tellen op tot circa 60% van de omzet moederdepartement.

De ontwikkeling van het aantal ambtelijke fte is afhankelijk van de ontwikkeling in het opdrachtenpakket van DR.

De facturabiliteit betreft de verhouding tussen declarabele uren en beschikbare bruto productieve uren. Hoe hoger de facturabiliteit van de uren, hoe gunstiger dit is voor het tarief.

De gegrond verklaarde bezwaarschriften zijn in een indicator afgezet tegen het totaal aantal bezwaarschriften.

Uitbetaling van de BTR vindt plaats binnen de vastgestelde EU-regelgeving. Betaling van de BTR vindt uiterlijk 1 juni van het opvolgende jaar plaats. Deze indicator geeft het uitbetalingspercentage weer op 31 december van het begrotingsjaar.

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)

Profiel

De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) bewaakt de veiligheid van voedsel en consumentenproducten, de gezondheid van dieren en planten, het dierenwelzijn en handhaaft de natuurwetgeving. In lijn met deze missie wordt in het Meerjarenbedrijfsplan Handhaving de handhavingstrategie geformuleerd. Met haar strategie wil de NVWA de naleving van wet- en regelgeving bevorderen. Uitgangspunten voor de werkwijze van de NVWA zijn: risicogericht, kennisgedreven, samenwerkend en beïnvloedend.

De oriëntatie is extern, gericht op politiek, opdrachtgevers en beleid, burgers en bedrijven. In de managementvisie is weergegeven op welke wijze de NVWA de missie en handhavingstrategie realiseert en welke cultuur zij daarbij nastreeft: «Samen gaan en staan voor resultaat». De NVWA heeft de focus op het bereiken van die effecten in de samenleving. Effecten die de NVWA samen met haar opdrachtgevers wil bereiken.

Begroting agentschap 2014

Bedragen x € 1.000

Omschrijving

2012 Stand Slotwet

2013 Vastgestelde begroting

2014

2015

2016

2017

2018

Baten

             

Omzet moederdepartement

121.439

95.106

97.199

90.250

86.272

86.301

86.353

Omzet overige departementen

73.156

67.337

67.884

67.261

66.493

66.493

66.319

Omzet derden

60.885

65.500

68.500

68.000

68.000

68.000

68.000

Rentebaten

89

0

107

107

107

107

107

Vrijval voorzieningen

8.321

0

0

0

0

0

0

Bijzondere baten

26.753

0

0

0

0

0

0

Totaal baten

290.643

227.943

233.690

225.618

220.872

220.901

220.779

               

Lasten

             

Apparaatskosten

             

personele kosten

179.651

149.674

169.545

164.135

159.488

158.573

158.423

– waarvan eigen personeel

0

140.814

163.045

158.135

153.488

152.573

152.423

– waarvan externe inhuur

0

8.860

6.500

6.000

6.000

6.000

6.000

materiële kosten

74.045

66.019

52.000

48.700

48.500

48.200

48.100

– waarvan apparaat ICT

0

0

0

0

0

0

0

– waarvan bijdrage aan SSO’s

0

31.787

28.500

26.500

26.500

26.500

26.500

Rentelasten

742

750

486

548

601

682

824

Afschrijvingskosten

             

materieel

4.626

5.214

4.982

5.812

5.971

6.446

7.057

– waarvan apparaat ICT

0

0

0

0

0

0

0

immaterieel

4.719

5.786

6.178

5.924

5.812

6.500

5.875

Overige kosten

             

– dotaties voorzieningen

26.921

500

500

500

500

500

500

– bijzondere lasten

0

0

0

0

0

0

0

Totaal lasten

290.704

227.943

233.690

225.618

220.872

220.901

220.779

               

Saldo van baten en lasten

– 61

0

0

0

0

0

0

Baten

Omzet moederdepartement

De post omzet moederdepartement is gerelateerd aan de opbrengsten voortvloeiend uit het opdrachtenpakket dat met het moederdepartement is afgesproken. De meerjarenbegroting laat een daling zien als gevolg van de invulling van taakstellingen. De NVWA tracht deze daling in de bijdrage van het moederdepartement op te vangen door vernieuwing en innovatie van (Europese) regelgeving en toezicht.

Omzet moederdepartement

Bedragen in € 1.000
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

 

Stand Slotwet

Vastgestelde begroting

         

Advies & vertegenwoordiging

7.138

6.935

6.400

6.400

6.400

6.400

6.400

Communicatie

980

1.086

850

850

850

850

850

Incident- & crisismanagement

4.890

4.082

3.750

3.750

3.750

3.750

3.750

Inlichtingen & opsporing

11.379

10.536

11.650

11.050

11.050

11.050

11.050

Kennis & Expertise

3.777

3.408

3.450

3.450

3.450

3.450

3.450

Klantinteractie & dienstverlening

8.244

6.512

6.350

6.350

6.350

6.350

6.350

Laboratoriumonderzoek

2.863

2.851

2.890

2.590

2.400

2.400

2.410

Toezicht

57.629

57.698

58.509

52.460

48.672

48.701

48.743

Overig

24.538

1.997

3.350

3.350

3.350

3.350

3.350

Totaal

121.439

95.106

97.199

90.250

86.272

86.301

86.353

Omzet overige departementen

De omzet overige departementen bestaat voor het overgrote deel uit de bijdrage van het Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS) en het Diergezondheidsfonds (DGF). Voor de omzet van het DGF is structureel € 0,5 mln begroot.

Omzet overige departementen

Bedragen in € 1.000
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

 

Stand Slotwet

Vastgestelde begroting

         

Advies & vertegenwoordiging

931

1.486

1.800

1.800

1.800

1.800

1.800

Communicatie

521

573

450

450

450

450

450

Incident- & crisismanagement

2.016

1.526

750

750

750

750

750

Inlichtingen & opsporing

802

609

650

650

650

650

650

Kennis & Expertise

5.013

5.083

4.900

4.900

4.900

4.900

4.900

Klantinteractie & dienstverlening

6.541

5.431

6.500

6.500

6.500

6.500

6.500

Laboratoriumonderzoek

8.750

10.696

10.330

10.190

10.010

10.010

9.970

Toezicht

39.154

34.870

33.704

33.221

32.633

32.633

32.499

Overig

9.427

7.063

8.800

8.800

8.800

8.800

8.800

Totaal

73.156

67.337

67.884

67.261

66.493

66.493

66.319

Omzet derden

De omzet derden bestaat uit retributies en overige baten. De retributies worden door het bedrijfsleven betaald voor de diensten die de NVWA ten behoeve van hen verricht, bijvoorbeeld voor toezicht in de vorm van inspecties en keuringen bij import, export en slachthuizen. Naast de huidige economische ontwikkelingen treden in de omzet derden twee bewegingen op. De NVWA werkt aan de herziening van het retributiestelsel en de daaraan verbonden tarieven, wat zal betekenen dat meer activiteiten in rekening gebracht zullen worden. Binnenkort zullen voorstellen hiertoe voor goedkeuring naar de Tweede Kamer worden gestuurd.

Daarentegen zorgen de verdere implementatie van de «Vermindering Regeldruk Vleesketen» en andere vernieuwingen ervoor dat er een vermindering van kosten voor het bedrijfsleven zal ontstaan en daarmee een vermindering van de retributieopbrengsten. De overige baten derden bestaan onder andere uit opbrengsten voor de uitvoering van (inter)nationale projecten.

Rentebaten

Door de lage rentetarieven zijn de rentebaten laag. De rentetarieven worden sinds 1 januari 2013 door het Ministerie van Financiën dagelijks vastgesteld en variëren afhankelijk van de looptijd tussen de 0,08% en 2,35%.

Lasten

Personele kosten

De verwachte gemiddelde bezetting voor 2014 is 2.230 fte, waarvan 2.181 fte ambtelijk personeel. Onder andere om pieken en dalen in het werkaanbod op te vangen worden dierenartsen ingehuurd (practitioners) bij werkzaamheden voor derden. De gemiddelde totale personeelskosten zijn € 76.000 per fte in 2014. De loonkosten per ambtelijke fte worden geraamd op € 70.000. De gemiddelde kosten voor niet-ambtelijk personeel zijn begroot op € 100.000 per fte. Het voor 2014 te hanteren percentage voor loonstijging is 0%. De personele kosten laten vanaf 2014 een daling zien door de reguliere uitstroom en een stijgend aantal medewerkers dat de pensioengerechtigde leeftijd bereikt.

Materiële kosten

De materiële kosten bestaan onder andere uit de ICT-, huisvestingskosten en overige kosten. Voor Shared Service Organisaties (SSO) is € 28,5 mln aan kosten begroot. Dit betreft de bijdrage aan DICTU in het kader van ICT (€ 19,1 mln), huurkosten voor kantoorpanden en laboratoria aan de RGD (€ 7,5 mln), bijdragen aan P-direkt en Expertise Centrum P&O (€ 1,9 mln). De bijdrage voor het SSO Inkoop Uitvoeringscentrum IUC zijn nog niet bekend. De NVWA heeft geen panden in eigendom en huurt deze van de Rijksgebouwendienst. Het afstoten van overtollige panden verloopt moeizaam onder andere ten gevolge van de slechte marktsituatie voor kantoorruimte. Er is een plan van aanpak opgesteld om deze kosten terug te dringen.

Rentelasten

De rentelasten vloeien voort uit rente- en aflossingsdragend vermogen waarvan het rentepercentage varieert tussen de 0,54% en 4,51%.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten voor materiële en immateriële activa bedragen respectievelijk € 5 en € 6,2 mln.

De materiële vaste activa worden als volgt afgeschreven:

  • Grond en gebouwen, Verbouwingen 5 – 10 jaar;

  • Inventaris en installaties 5 – 10 jaar;

  • Vervoermiddelen 4 – 5 jaar;

  • Computer hardware 3 – 5 jaar;

  • Overige materiële vaste activa 2 – 5 jaar.

De immateriële vaste activa worden als volgt afgeschreven:

  • Zelf ontwikkelde software 3 – 5 jaar;

  • Licenties op software 2 – 5 jaar.

Overige kosten

Dotaties aan voorzieningen betreft de dotatie aan de voorziening claims, geschillen en rechtsgedingen.

Kasstroomoverzicht over het jaar 2014

Bedragen x € 1.000
 

Omschrijving

2012 Stand Slotwet

2013 Vastgestelde begroting

2014

2015

2016

2017

2018

1.

Rekening courant RHB 1 januari 2014 + depositorekeningen

38.431

24.331

31.351

19.193

17.778

15.866

11.336

2.

Totaal operationele kasstroom

10.270

– 3.492

–1.418

10.704

10.783

10.946

10.932

 

–/– totaal investeringen

– 16.445

– 11.010

– 16.054

– 14.108

– 13.871

– 17.959

– 13.087

 

+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen

3.344

0

0

0

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

– 13.101

– 11.010

– 16.054

– 14.108

– 13.871

– 17.959

– 13.087

 

–/– eenmalige uitkering aan moederdepartement

0

0

0

0

0

0

0

 

+/+ eenmalige storting door moederdepartement

0

0

0

0

0

0

0

 

–/– aflossingen op leningen

– 11.358

– 11.130

– 10.740

– 12.118

– 12.696

– 15.476

– 14.450

 

+/+ beroep op leenfaciliteit

14.855

11.010

16.054

14.108

13.871

17.959

13.087

4.

Totaal financieringskasstroom

3.497

– 120

5.314

1.989

1.176

2.483

– 1.363

5.

Rekening courant RHB 31 december 2014 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4) (maximale roodstand € 0,5 mln)

39.097

9.709

19.193

17.778

15.866

11.336

7.818

Toelichting

Operationele kasstroom

Voor 2014 wordt naar verwachting € 26,7 mln aan de voorziening laboratoria onttrokken in verband met de verwachte afkoop van de laboratoria ultimo 2014. Daarnaast wordt € 4,6 mln aan de voorziening reorganisatiekosten onttrokken en muteert de voorziening leegstand kantoorpanden voor € 4 mln. Hier staat een mutatie op de balanspost «Nog te ontvangen bedragen» van € 23 mln tegenover.

Investeringskasstroom

Materiële activa

De investeringen in aanpassingen gebouwen, laboratorium- en kantoorinventaris betreffen € 3 mln.

In verband met de vervanging van dienstauto's en het arbeidsvoorwaardenbeleid met betrekking tot het gebruik van dienstauto's is het noodzakelijk om voor 2014 het investeringsbedrag te verhogen tot € 6,3 mln.

Immateriële activa

De verwachting is dat de NVWA drie tot vijf jaar nodig heeft om de kennis en vaardigheden uit te bouwen en de onderliggende processen en de informatiearchitectuur te implementeren. Hiervoor is investering in ICT en verandercapaciteit van de NVWA nodig. Er is gedurende 4 jaar een investering van € 6,5 mln nodig.

Financieringskasstroom

De financieringskasstroom geeft het saldo weer van de benodigde leningen voor toekomstige investeringen en aflossing van de lopende leningen.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

 

2012 Slotwet

2013 Vastgestelde begroting

2014

2015

2016

2017

2018

Gemiddelde Kostprijs (€/uur)

1

95,95

95,00

95,00

95,00

95,00

95,00

Tarieven

             

Index in reële termen t.o.v. 2012 (2012 = 100)

100,5

100,0

100,0

100,0

100,0

100,0

100,0

Omzet per productgroep (x € mln)

             

Advies & vertegenwoordiging

8,4

9,4

8,8

8,8

8,8

8,8

8,8

Communicatie

1,5

1,7

1,3

1,3

1,3

1,3

1,3

Incident- & crisismanagement

6,7

5,1

4,5

4,5

4,5

4,5

4,5

Inlichtingen & opsporing

12,2

11,1

12,3

11,7

11,7

11,7

11,7

Kennis & expertise

10,6

10,7

10,2

10,2

10,2

10,2

10,2

Klantinteractie & dienstverlening

23,5

18,2

19,9

19,9

19,9

19,9

19,9

Laboratoriumonderzoek

19,0

21,5

21,5

21,0

20,7

20,7

20,6

Toezicht

151,4

140,6

142,4

135,5

131,1

131,1

131,0

Fte

             

Aantal fte (exclusief externe inhuur)

2.168

2.140

2.181

2.160

2.140

2.140

2.140

Verhouding fte direct/indirect (excl externe inhuur)

1.741/427

1.727/413

1.760/421

1.743/417

1.727/413

1.727/413

1.727/413

Personeelskosten per fte

71.400

70.000

70.000

69.000

68.000

68.000

68.000

Saldo van baten en lasten

             

Saldo van baten en lasten als % van de totale baten

0%

0%

0%

0%

0%

0%

0%

Kwaliteit

             

Afhandelsnelheid informatieverzoeken, klachten en meldingen

80%

95%

95%

95%

95%

95%

95%

Naamsbekendheid

             

– spontaan

20%

20%

20%

20%

20%

20%

20%

– geholpen

80%

80%

80%

80%

80%

80%

80%

X Noot
1

Was niet opgenomen in begroting.

De vernieuwing van de handhaving leidt tot verschuivingen in de absolute en relatieve aandelen van de omzet per productgroep. De omzet van de producten Toezicht en Laboratoriumonderzoek laten daarom een dalende trend zien. De overige productgroepen blijven gelijk.

De NVWA wil snel blijven reageren naar aanleiding van verzoeken, klachten en meldingen en wil 95 % binnen de behandeltermijn van 6 weken afhandelen.

De NVWA wil de naamsbekendheid op hetzelfde niveau houden. Met ingang van 2014 wordt de meetsystematiek aangepast en verbeterd, waardoor een vergelijkbaarheid met de historische cijfers lastig zal worden.

4. BIJLAGEN

4.1 Moties en toezeggingen

Toezeggingen Minister aan Eerste Kamer

Omschrijving

Vindplaats en datum

Stand van Zaken

12-02-2013 De Minister van Economische Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Reuten en Van Boxtel, toe om de gecombineerde werking van het ARW mee te nemen in het persbericht van het ministerie, in het geval het wetsvoorstel wordt aangenomen

plenair debat 23-10-2012 Nieuwe regels omtrent aanbestedingen (Aanbestedingswet 20..) (eerste termijn Kamer)

18-07-2013 Voldaan

De Kamer is geïnformeerd op 7-3-2013 met Kamerstuknr. 32 440, P

12-02-2013 De Minister van Economische Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Reuten, Vlietstra en Franken toe om de Eerste Kamer op de hoogte te stellen van eventuele wijzigingen, naar aanleiding van het advies van de Raad van State over de AMvB, en in deze eventuele wijziging – als dit dus een probleem mocht zijn – het punt van het verschil in terminologie in de wet («aanbestedende dienst») en het ARW («aanbesteder») mee te nemen

plenair debat 23-10-2012 Nieuwe regels omtrent aanbestedingen (Aanbestedingswet 20..) (eerste termijn Kamer)

18-07-2013 Voldaan

De Kamer is op 7-3-2013 geïnformeerd met Kamerstuknr. 32 440, P.

12-02-2013 De Minister van Economische Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Vlietstra en Vos, toe om met gemeenten in overleg te treden op welke wijze er een groter aandeel in het kader van social return gedaan kan worden of in hoeverre er meer dan nu sociale aanbesteding kan plaatsvinden, in lijn met de stimulering die al gedaan wordt en de voorlichting.

plenair debat 23-10-2012 Nieuwe regels omtrent aanbestedingen (Aanbestedingswet 20..) (eerste termijn Kamer)

18-07-2013 Onderhanden

12-02-2013 De Minister van Economische Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van het lid Schaap, toe om de vinger aan de pols te houden ten aanzien van de inhoudelijke kennis bij de aanbestedende diensten.

Plenair debat 23-10-2012 Nieuwe regels omtrent aanbestedingen (Aanbestedingswet 20..) (eerste termijn Kamer)

18-07-2013 Voldaan. Is ondersteuning beleid

12-02-2013 De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Faber-van de Klashorst toe om de technische specificaties voor de koppelingen met TenderNed zo snel mogelijk naar private aanbieders te sturen.

Plenair debat 23-10-2012 Nieuwe regels omtrent aanbestedingen (Aanbestedingswet 20..) (eerste termijn Kamer)

18-07-2013 Voldaan.

De Kamer is geïnformeerd op 25-3-2013 met Kamerstuknr. 33 400 XIII, C

12-02-2013 De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Reuten, toe om de Gids Proportionaliteit en het ARW nog eens minutieus naast elkaar te leggen om te bezien of er ergens nog tegenstrijdigheden te vinden zijn, alsmede om een voorwoord te maken voor het ARW waarin is opgenomen dat artikel 1.4 van het wetsvoorstel prevaleert boven artikel 3.4 van de gids.

Plenair debat 23-10-2012 Nieuwe regels omtrent aanbestedingen (Aanbestedingswet 20..) (eerste termijn Kamer)

18-07-2013 Voldaan

De Kamer is op 7-3-2013 geïnformeerd met Kamerstuknr. 32 440, P.

12-02-2013 De Minister van Economische Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Ester, Franken, de Lange, Reuten en Vlietstra, toe om de aspecten mee te nemen bij de evaluatie over twee jaar en een brief te sturen aan de Kamer waarin dit wordt bevestigd.

Plenair debat 23-10-2012 Nieuwe regels omtrent aanbestedingen (Aanbestedingswet 20..) (eerste termijn Kamer)

18-07-2013 Zie Kamerstuknr. 32 440, O

18-07-2013 De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van het lid Van Boxtel, toe om in het overdrachtdossier voor nieuwe bewindslieden mee te geven dat duurzaam aanbesteden niet een zaak van mooie sier is van twee vakdepartementen die duurzaam bezig zijn, maar dat het echt bittere economische noodzaak is dat dit integraal gaat gebeuren.

Plenair debat 23-10-2012 Nieuwe regels omtrent aanbestedingen (Aanbestedingswet 20..) (eerste termijn Kamer)

18-07-2013 Zie Kamerstuknr. 33 400 XIII, C

18-07-2013 De Minister van Algemene Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een motie van het lid Strik (GroenLinks), toe een samenhangend energieverduurzamingsbeleid aan de Kamer concreet inzichtelijk te maken.

Plenair debat 04-12-2012 Algemene Politieke Beschouwingen (EK)

18-07-2013 Voldaan.

De Kamer is op 5-4-2013 geïnformeerd met Kamerstuknr. 33 400, AD

06-02-2013 De Minister van Economische Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Faber-van de Klashorst, toe om de Kamer te informeren over ontwikkelingen met betrekking tot of er al een goedkeurende beschikking van de Europese Commissie is voor de verlaagde tarieven die de regering wil hanteren voor de glastuinbouw.

Plenair debat 18-12-2012 Behandeling wetsvoorstel SDE

18-07-2013 Voldaan

De Kamer is op 21-1-2013 geïnformeerd met Kamerstuknr. 33 115, F

06-02-2013 Toezegging voorstel voor gesprek met Kamer over energieproblematiek en relatie tussen klimaat en energie

Pkenair debat 23-10-2012 Behandeling wetsvoorstel SDE

18-07-2013 Onderhanden.

Gesprek in Eerste Kamer gepland op 29 oktober 2013.

06-02-2013 De Minister van Economische Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van het lid Terpstra, toe om voortdurend attent te zijn op de lasten voor burgers en bedrijven en om de concurrentiepositie van het bedrijfsleven in de gaten te houden.

Plenair debat 23-10-2012 Behandeling wetsvoorstel SDE

18-07-2013 Voldaan, ondersteuning beleid

06-02-2013 De Minister van Economische Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Faber-van de Klashorst, toe om jaarlijks bij de begroting van Economische Zaken de volgende informatie ter beschikking te stellen aan de Kamer: - Overzicht van de bestedingen die worden gedaan in het kader van de SDE-plusregeling;- Overzicht van het eventueel achterblijven van de bestedingen bij de geraamde budgetten;- De hoeveelheid duurzame energie die in het afgelopen jaar is geproduceerd en die de regering in het komende jaar wil laten produceren.

Plenair debat 23-10-2012 Behandeling wetsvoorstel SDE

18-07-2013 Onderhanden, zal bij begroting EZ 2014 worden opgenomen.

06-02-2013 De Minister van Economische Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van het lid Faber-van de Klashorst, toe om zich verder in de materie met betrekking tot de grondprijs voor de hoogspanningsmast en de windmolen te verdiepen en te bekijken hoe het met de diverse bedragen hier en daar zit, alsmede om te kijken of er sprake is van een onevenwichtigheid, van een niet-logisch verschil, en – indien dat het geval is – om de Kamer daarover te informeren.

Plenair deat 23-10-2012 Behandeling wetsvoorstel SDE

18-07-2013 Onderhanden, Kamer zal nader worden geïnformeerd.

11-02-2013 U heeft toegezegd de door de heer Reuten gewenste verbreding van het artikel inhoudelijk te bezien en de Eerste Kamer over de uitkomsten hiervan te informeren. Daarbij heeft u aangegeven dat – indien uit uw inhoudelijke analyse blijkt dat aanpassing gewenst is – u het artikel bij de eerst komende herziening van het wetsvoorstel zult aanpassen.

Plenair debat 15-01-2013 Aanbestedingswet Defensie en Veiligheid

18-07-2013 Onderhanden

18-07-2013 De Minister van Economische Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Faber-van de Klashorst, toe om de Defensie Industrie Strategie in het tweede kwartaal van 2013 naar de Kamer te sturen, zodat er inzicht is in de plannen ten aanzien van de prioritaire technologiegebieden.

Plenai debat 15-01-2013 Aanbestedingswet Defensie en Veiligheid

06-08-2013:

Aan de Defensie Industrie Strategie (DIS) wordt nog gewerkt door de Ministeries van Defensie en Economische Zaken. Zodra deze is afgerond zal het document aan de Tweede Kamer en de Eerste Kamer gezonden worden.

18-07-2013 De Minister van Economische Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Faber-van de Klashorst, toe om de Kamer te informeren over hoe een en ander in de praktijk uitpakt voor de industriële participatie.

Plenair debat 15-01-2013 Aanbestedingswet Defensie en Veiligheid

Overzicht van de wijzigingen als gevolg van de introductie van de 06-08-2013

Op dit moment wordt gewerkt aan de rapportage compensatiebeleid over 2011 & 2012 die na het zomerreces aan de Tweede Kamer en de Eerste Kamer zal worden gezonden. De rapportage bevat naast een cijfermatig overzicht van de gerealiseerde compensatieprojecten ook een beschrijvend richtlijn 2009/81/EU.

26-02-2013 Na twee jaar wordt de instelling van de ACM geëvalueerd, door een onafhankelijk extern bureau.

Plenair debat 12-02-2013 Beantwoording en re- en dupliek ACM

17-07-2013 Onderhanden, Kamers worden in 2015 over de uitkomsten geïnformeerd.

26-02-2013 Bij de keuze voor een extern bureau voor de evaluatie wordt de optie van de Algemene Rekenkamer betrokken.

Plenair debat 12-02-2013 Beantwoording en re- en dupliek ACM

18-07-2013 Onderhanden

26-02-2013 De Eerste Kamer wordt geïnformeerd over de meetbare indicatoren die bij de evaluatie van de ACM worden betrokken.

Plenair debat 12-02-2013 Beantwoording en re- en dupliek ACM

17-07-2013 Voldaan

De Kamer is op 18-03-2013 geïnformeerd met Kamerstuknr. 27 879, A

26-02-2013 Bij de evaluatie wordt een peer review van de onafhankelijkheid gemaakt en worden internationale vergelijkingen betrokken.

Plenair debat 12-02-2013 Beantwoording en re- en dupliek ACM

17-07-2013 Onderhanden, Kamers worden in 2015 over de uitkomsten geïnformeerd.

26-02-2013 Alle besluiten van algemene strekking op het gebied van sectorspecifiek toezicht op telecom, vervoer, post en energie zullen worden uitgezonderd van het vernietigingsrecht van de minister. Dit wordt opgenomen in de Stroomlijningswet. In de tussenperiode wordt van het ultra vires vernietigingsrecht voor het sectorspecifiek toezicht geen gebruik gemaakt.

Plenair debat 12-02-2013 Beantwoording en re- en dupliek ACM

18-07-2013 Voldaan.

Dit is opgenomen in het wetsvoorstel Stroomlijningswet ACM

26-02-2013 Het goedkeuringsrecht van de minister ten aanzien van beleidsregels van de ACM op het gebied van generieke mededinging blijft in stand, door het bewuste artikel in de Instellingswet dat dit zou afschaffen niet in werking te laten treden. Tevens wordt bezien of dit goedkeuringsrecht in de Stroomlijningswet wordt uitgebreid tot generieke consumentenbescherming.

Plenair debat 12-02-2013 Beantwoording en re- en dupliek ACM

17-07-2013 De Kamer is op 28-2-2013 geïnformeerd met Staatsblad, nr. 103

26-02-2013 In de boetebeleidsregels wordt verduidelijkt dat alleen op het gebied van mededinging de wereldwijde omzet als grondslag voor de boetehoogte kan dienen.

Plenair debat 12-02-2013 Beantwoording en re- en dupliek ACM

18-07-2013 Voldaan in de boetebeleidsregels ACM

26-02-2013 In de Stroomlijningswet wordt het noodzakelijkheidscriterium in artikel 7 van de Instellingswet aangescherpt.

Plenair debat 12-02-2013 Beantwoording en re- en dupliek ACM

18-07-2013 Voldaan.

Dit is opgenomen in het wetsvoorstel Stroomlijningswet ACM.

26-02-2013 De wijze van selectie en benoeming van bestuurders van de ACM wordt uitgewerkt in een openbare wervings- en benoemingsprocedure in het Relatiestatuut ACM.

Plenair debat 12-02-2013 Beantwoording en re- en dupliek ACM

18-07-2013 Voldaan. Zie Staatscourant 9237

18-07-2013 De Minister van Economische Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van het lid Backer, toe om over het systeem van eigen bijdragen te spreken met de collega-bewindslieden die het betreft en een gelegenheid te zoeken om de materie op de een of andere wijze bespreekbaar te maken in de Eerste Kamer.

Plenair debat 12-02-2013 Beantwoording en re- en dupliek ACM

18-07-2013 Onderhanden

Er is een interdepartementale werkgroep ingesteld die het rapport «Maat houden» (het kader voor het doorberekenen van toezichtskosten aan onder toezicht gestelden) uit 1996 opnieuw tegen het licht gaat houden. De Stas I&M heeft toegezegd dat de TK eind 2013 wordt geinformeerd over de voortgang.

22-05-2013 Nagaan of in reguliere contacten met VNO-NCW/MKB Nederland de relatie verhuurder/huurder als gespreksonderwerp kan worden geagendeerd.

Plenair 14-05-2013 Wijziging Winkeltijdenwet

18-07-2013 Onderhanden

22-05-2013 Evaluatie wet binnen 3 jaar na inwerkingtreding, o.a. over de economische en sociale gevolgen en de positie van werknemers.

Plenair debat 14-05-2013 Wijziging Winkeltijdenwet

18-07-2013 Onderhanden

Evaluatie is binnen 3 jaar na inwerkingtreding, dat is dus vóór 1 juli 2016

Toezeggingen Staatssecretaris aan Eerste Kamer

Omschrijving

Vindplaats en datum

Stand van Zaken

18-12-2012 De Staatssecretaris van Economische Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van opmerkingen van de leden Koffeman (PvdD) en Faber-van de Klashorst (PVV) toe dat, wanneer het wetsvoorstel door de Eerste Kamer wordt aangenomen, het kabinet snel een besluit zal nemen over de inwerkingtreding van het wetsvoorstel.

Plenair debat 11-12-2012 Initiatiefvoorstel-Van Gerven en Recourt Wet verbod pelsdierhouderij (30 826)

18-07-2013 Voldaan

De Kamer is op 4-1-2013 geïnformeerd met Staatsblad jaargang 2013, nr. 11.

18-12-2012 De Staatssecretaris van Economische Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Sylvester (PvdA), toe aan de Kamer terug te koppelen hoe een mogelijk handelsverbod op pelsdieren in Europa ligt, wanneer dit onderwerp in Europees verband aan de orde zal zijn, en wat de inbreng van de Nederlandse regering hierbij is.

Plenair debat 11-12-2012 Initiatiefvoorstel-Van Gerven en Recourt Wet verbod pelsdierhouderij (30 826)

18-07-2013 Onderhanden

18-07-2013 De Staatssecretaris van Economische Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Faber-van de Klashorst (PVV), toe om bij de uitwerking van de sloopkostenregeling het algemene beleid op het punt van vergoedingen voor asbestverwijdering te betrekken en dit af te stemmen met de minister van Infrastructuur en Milieu.

Plenair debat 11-12-2012 Initiatiefvoorstel-Van Gerven en Recourt Wet verbod pelsdierhouderij (30 826)

18-07-2013 Onderhanden

Toezeggingen Minister aan de Tweede Kamer

Omschrijving

Vindplaats

Stand van Zaken

03-12-2012 Roaming bij storingen: informeren TK over de afspraken die de sector heeft gemaakt en nog zal maken. Eind 2012 zal de sector een voorstel doen voor roaming van spraak en sms i.g.v. grote storingen. Begin 2013 gaat de sector aan de slag met voorstel voor roaming van dataverkeer.

AO 21-11-2012 Telecommunicatie

17-07-2013 Voldaan.

De Kamer is op 7 mei 2013 geïnformeerd met Kamerstuknr. 24 095, nr. 342.

17-06-2013 De TK ontvangt een overzicht van de opbouw van de energieprijzen voor grootverbruikers in Nederland waarbij wordt aangegeven op welke bronnen EZ zich baseert en toelicht waarom de getallen anders zijn dan die mevrouw Van Tongeren heeft genoemd

AO 13-06-2013 Energiewende

17-07-2013 Voldaan.

De Kamer is op 2-7-2013 geïnformeerd met Kamerstuknr. 32 813, nr. 54.

21-01-2013 De Minister zal per jaar – ten tijde van de begrotingsbehandeling – aangeven welke projecten binnen SDE+ subsidie krijgen en ook per jaar aangeven hoe we toewerken richting de 16% duurzame energie in 2016.

15-01-2013

Begroting Economische Zaken: onderdeel Economische Zaken (XIII)

17-07-2013 Onderhanden.

21-01-2013 De Minister zal de Kamer informeren over de energieprijzen die de energie-intensieve industrie in Nederland en Duitsland (aan het eind) betalen.

15-01-2013 Begroting Economische Zaken: onderdeel Economische Zaken (XIII)

17-07-2013 Voldaan.

De Kamer is op 9-04-2013 geïnformeerd met Kamerstuknr. 29 023, nr. 145.

21-01-2013 De Minister is bereid om te doen wat enigszins redelijkerwijs kan om het artikel 3.24 van de Telecomwet zo snel mogelijk in werking te laten treden (met de kanttekening dat 1 maart 2013 niet gehaald zal worden).

15-01-2013 Begroting Economische Zaken: onderdeel Economische Zaken (XIII)

17-07-2013 Voldaan.

De Kamer is geingformeerd op 15-2-2013 met Staatsblad nr. 48.

14-02-2013 De minister informeert de Kamer binnen een maand over de cookies en eventuele wijziging van wet- en regelgeving

AO 13-02-2013 Digitale Markt

17-07-2013 Voldaan.

De Kamer is op 29-05-2013 geïnformeerd met Kamerstuknr. 24 095, nr. 344.

26-06-2013 De minister zal de Kamer tegelijkertijd met de onderzoeken naar schaliegas informeren over de mogelijkheden van de combinatie van schaliegaswinning en geothermie

AO 24-04-2013

Energie

17-08-2013: Onderhanden.

09-07-2013 De Tweede Kamer wordt geïnformeerd over de besteding van de TKI-toeslag.

AO 27-06-2013 Bedrijfslevenbeleid 2e termijn

De Kamer zal dit najaar worden geïnformeerd via de voortgangsbrief Bedrijfslevenbeleid.

14-02-2013 De Kamer ontvangt voor de zomer de visie op e-privacy, waarbij ook wordt ingegaan op cloud-computing

AO 13-02-2013

Digitale Markt

17-07-2013 Voldaan.

Kamer is geïnformeerd op 24-5-2013 met Kamerstuknr. 32 761, nr. 49.

14-02-2013 De Kamer wordt voor de zomer geïnformeerd op het dossier breedband in buitengebied en het overleg met de provincies hierover

AO 13-02-2013

Digitale Markt

Onderhanden

26-02-2013 De huidige schadeafhandelingsprocedure wordt geëvalueerd.

AO 07-02-2013

Gaswinning Groningen

07-08-2013: Kamer is op 3 juli over eerste uitkomsten geïnformeerd (Kamerstuknr. 33 529, nr. 22).

28-03-2013 De minister stuurt cijfermatige informatie over diverse groepen inkomende toeristen, zo mogelijk met hun besteding

AO 13-03-2013 Gastvrijheidseconomie (Recreatie en Toerisme)

17-07-2013 Voldaan.

De Kamer is op 10-07-2013 geïnformeerd.

11-10-2012 De minister zal een onderzoek laten uitvoeren naar de bevoegdheids- en verantwoordelijkheidsverdeling mbt de veiligheid op de zendmasten.

Verzamel 15-09-2011 algemeen overleg Telecommunicatie

17-07-2013 Voldaan.

De Kamer is op 10-10-2012 geïnformeerd met Kamerstuknr. 24 095, nr. 325.

03-12-2012 Analytical first party cookies: er zal bekeken worden of deze categorie cookies in de praktijk onder de functionele cookies gebracht kan worden (waar geen toestemming voor nodig is). Voor eind 2012 hierover communiceren met de TK.

AO 21-11-2012 Telecommunicatie

17-07-2013 Voldaan.

Kamer is geïnformeerd op 20-12-2012, Kamerstuknr. 24 095, nr. 329.

14-02-2013 De Kamer wordt geïnformeerd over de uitkomsten van het overleg met OPTA inzake buitenlandse sites die zich volledig richten op Nederland.

AO 13-02-2013

Digitale Markt

17-07-2013 Voldaan.

De Kamer is op 29-05-2013 geïnformeerd met Kamerstuknr. 24 095, nr. 344.

17-06-2013 De TK ontvangt een overzicht van de mogelijkheden waarop Nederland inzet om de bestaande interconnectiecapaciteit beter te benutten.

AO 13-06-2013 Energiewende

Voldaan met brief van 2 juli «Toelichting energieprijzen naar aanleiding van debat Energiewende»

09-07-2013 De Tweede Kamer zal twee keer per jaar worden geïnformeerd over de voortgang van de maatregelen die op basis van het Techniekpact worden genomen.

AO 06-06-2013 Bedrijfslevenbeleid

12-08-2013 De 1ste voortgangsrapportage gaat in augustus/september naar de TK.

12-02-2013 De Minister stuurt aan de Kamer een overzicht van het aantal aardbevingen in de regio

AO 07-02-2013

Gaswinning Groningen

17-07-2013 Voldaan.

De Kamer is op 11-02-2013 geïnformeerd met Kamerstuknr. 33 529, nr. 2.

05-06-2013 De Minister bespreekt het (langer) behoud van belbundels met de sector. Voor het vierde kwartaal (1 oktober) stuurt de Minister de conclusies van die gesprekken naar de Kamer.

Verzamel AO 28-05-2013 Telecommunicatie

17-07-2013 Onderhanden.

25-06-2013 De minister zal de Kamer informeren over het al dan niet verkopen van de Nederlandse aandelen in URENCO en de mogelijkheden daarvoor, zodra dat mogelijk is.

Uitgaande brief d.d. 23 mei 2013

17-07-2013 De kamer is op 23 mei 2013 geïnformeerd over het al dan niet verkopen van de Nederlandse aandelen in URENCO met Kamerstuknr. 28 165, nr. 161 en zal in de toekomst geïnformeerd worden over borging van de publieke belangen.

03-12-2012 Bel-me-niet Register: bezien of telefonisch onderzoek vrijwillig onder Bel-me-niet Register kan vallen, zodat consumenten ook hier niet door gebeld kunnen worden. Stichting Infofilter is nu voor 2e keer voor 3 jaar aangewezen als beheerder van het register. Suggestie meenemen van D66 om m.b.t. de volgende termijn het beheer van het Bel-me-niet Register uit te besteden om het MKB een kans te geven.

AO 21-11-2012 Telecommunicatie

17-07-2013 Voldaan.

De Kamer is op 7 mei 2013 geïnformeerd met Kamerstuknr. 342.

21-01-2013 De Minister zal in april 2013 een uitgewerkt plan Techniekpact aan de Kamer sturen.

15-01-2013 Begroting Economische Zaken: onderdeel Economische Zaken (XIII)

17-07-2013 Voldaan.

De Kamer is op 13-05-2013 geïnformeerd met Kamerstuknr. 32 637, nr. 57.

28-03-2013 De TK wordt geïnformeerd over de voortgang van de pilots regelluwe zones

AO 13-03-2013 Gastvrijheidseconomie (Recreatie en Toerisme)

17-07-2013 Voldaan.

De Kamer is op 10-07-2013 geïnformeerd.

14-02-2013 De Kamer ontvangt in het tweede kwartaal dit jaar het wetsvoorstel m.b.t. de KvK

AO 13-02-2013

Digitale Markt

17-07-2013 Voldaan.

De Kamer is op 23-02-2013 geïnformeerd met Kamerstuknr. 33 553, nr. 1.

27-05-2013 De minister zegt toe om de Kamer nog schriftelijk te informeren over de adviesnorm voor magneetvelden bij hoogspanningsverbindingen die IenM hanteert.

AO 22-05-2013

Uitkoop Hoogspanningsverbindingen

17-07-2013 Voldaan.

De Kamer is op 28-05-2013 geïnformeerd met Kamerstuknr. 31 574, nr. 34.

17-06-2013 De TK wordt op de hoogte gehouden van de voortgang van de energiesamenwerking met Duitsland

AO 13-06-2013 Energiewende

17-07-2013 De Kamer zal op regelmatige basis worden geïnformeerd.

09-07-2013 De Tweede Kamer zal in juni een brief ontvangen over de spelregels publiek-private samenwerking, voorzien met een waardering van het Kabinet.

AO 06-06-2013 Bedrijfslevenbeleid

17-07-2013 Voldaan.

De Kamer is geïnformeerd op 25-6-2013 met Kamerstuknr. 28 753, nr. 30.

09-07-2013 De minister van V&J zal de Tweede Kamer na de zomer informeren over de regeling veiligheid kleine bedrijven.

AO 27-06-2013 Bedrijfslevenbeleid 2e termijn

17-07-2013 Overgedragen aan de Minister van V&J

03-12-2012 De Ministers van V&J, BHOS en EZ sturen een brief over de gevolgen van het eventueel opnemen van een uitzonderingsclausule in de richtlijn jaarrekeningen voor de verplichtingen voor grote en beursgenoteerde bedrijven in de grondstoffen- en exotische houtkapsector om te rapporteren over de afdrachten aan gastlanden.

28-11-2012 Concurrentieraad d.d. 10-11 december 2012

17-07-2013 Voldaan.

De Kamer is op 8-02-2013 geïnformeerd met Kamerstuknr. 215 01-30, nr. 303.

Toezeggingen Staatssecretaris aan Tweede Kamer

Omschrijving

Vindplaats

Stand van Zaken

14-09-2012 Vanwege het belang van climate smart agriculture heeft Nederland samen met Vietnam een tweede mondiale conferentie georganiseerd over landbouw, voedselzekerheid en klimaatverandering. Deze conferentie vindt plaats van 3 tot 7 september in Vietnam. Over de uitkomsten hiervan zal ik u nader informeren.

Uitgaande brief d.d. 07-09-2012

10-04-2013 Afgedaan met brief aan de Tweede Kamer van 9 oktober 2012 (TK 30 196, nr. 185).

23-11-2012 Voor het aanstaande kerstreces zal de Staatssecretaris van EZ de Kamer informeren over de implementatie van de aanbevelingen uit het rapport «DR tot uw dienst».

15-11-2012 WGO Begrotingsonderzoek subsidies Landbouw en Visserij

27-03-2013 Afgedaan met brief aan Tweede Kamer van 20 december 2013 (TK 29 246, nr. 31).

23-11-2012 De Staatssecretaris van EZ zal een verbeterplan inzake het subsidieinstrumentarium voor landbouw en visserij opstellen en over 4 maanden aan de Kamer sturen.

15-11-2012 WGO Begrotingsonderzoek subsidies Landbouw en Visserij

18-07-2013 Voldaan.

De Kamer is op 22-03-2013 geïnformeerd met Kamerstuknr. 33 400-XIII, nr. 139.

16-11-2012 Staatssecretaris zal met de haven van Rotterdam bezien of het mogelijk is om binnen de kaders van het CITES-verdrag een gedragscode te bezien over de doorvoer van walvisvlees en andere gevoelige producten. Als dat kan, zal bezien worden of dit ook met naburige havens kan gebeuren

AO 15-11-2012 Biodiversiteit

12-07-2013 Uw Kamer is 20-06-2013 geïnformeerd, 33 400 XIII, nr. 143.

23-11-2012 De Staatssecretaris van EZ zal de positieflijst in het voorjaar van 2013 aan de Kamer sturen

AO 20-11-2012

Opvang van Dieren

18-07-2013 Voldaan.

De Kamer is op 19-06-2013 geïnformeerd met Kamerstuknr. 31 389, nr. 130.

18-12-2012 De Minister zal een feitelijke beschrijving sturen van hetgeen er bij de bultrug is gebeurd en wie er zijn geweest. Dit nav de vraag van mw Thieme over gaten op de rug van het dier en mensen in witte pakken.

18-12-2012 Mondelinge vragen – het lid GRAUS (PVV) over de onnodige, dagenlange martelgang van Bultrug Johannes, het reeds voor zijn dood «verhandelen» van het karkas aan Naturalis en het weigeren van geboden noodhulp door een eerste hulp team voor zeezoogdieren door de overheid (Nu.nl, 14 december 2012)

12-07-2013 Uw Kamer is geïnformeerd, 28 286, nr. 623.

30-01-2013 Zodra het Meerjarig Financieel Kader bekend is wordt de Kamer geïnformeerd over de koopkrachtplaatjes en de overgangsregeling.

AO 23-01-2013

Landbouw- en Visserijraad

27-03-2013 Afgedaan met kamerbrief van 20 maart 2013 (TK 28 625, nr. 160).

05-02-2013 Er komt een brede review op het WUR-ammoniakonderzoek. Als dit uitwijst dat nieuwe veldmetingen nodig zijn, zal dit gebeuren. Uitkomsten review voor de zomer beschikbaar.

23-01-2013 Begroting Economische Zaken: onderdeel Landbouw en Natuur (XIII)

17-07-2013 Zie brief aan de Kamer d.d. 31 mei 2013 (TK 33 037 nr. 65).

05-02-2013 Heffing gewasbeschermingsmiddelengebruik: onderzoek daarnaar zal in voorjaar aan de TK worden gezonden.

23-01-2013

Begroting Economische Zaken: onderdeel Landbouw en Natuur (XIII)

17-07-2013 De Kamer wordt in september 2013 per brief geïnformeerd.

05-02-2013 Brief voor de zomer over «titel nationaal park» en inhoud NME

23-01-2013

Begroting Economische Zaken: onderdeel Landbouw en Natuur (XIII)

17-07-2013 Kamer is per brief van 26 juni jl geïnformeerd (TK 20 487, nr. 41).

05-02-2013 Wetsvoorstel PAS voor zomer naar TK

23-01-2013

Begroting Economische Zaken: onderdeel Landbouw en Natuur (XIII)

12-07-2013 Voldaan, Kamerstukken 33 669.

05-02-2013 Bereid om met Groenfonds en provincies te onderzoeken hoe private financiering van natuur kan worden vergroot.

23-01-2013

Begroting Economische Zaken: onderdeel Landbouw en Natuur (XIII)

12-07-2013 Uw Kamer is geïnformeerd, 33 576, nr. 4.

05-02-2013 Rapport RDA over dodingsmethoden ganzen in voorjaar aan TK.

23-01-2013

Begroting Economische Zaken: onderdeel Landbouw en Natuur (XIII)

12-07-2013 Uw Kamer is geïnformeerd, 28 286, nr. 627.

05-02-2013 De Tweede Kamer wordt voor eind februari geïnformeerd over het auditrapport QLL inclusief een beleidsreactie

AO 30-01-2013

NVWA

18-07-2013 Voldaan.

De Kamer is op 26-06-2013 geïnformeerd met Kamerstuknr. 26 991, nr. 363.

20-06-2013 De Kamer ontvangt over het verdienmodel een brief over de (aanpak in de) onderdelen van de keten inclusief tijdpad.

AO 06-02-2013

Voedsel en Voedselprijzen

17-07-2013 De Kamer is geïnformeerd per brief van 11 juli jl. (Beleidsbrief Duurzame Voedselproductie).

20-06-2013 Voor de zomer 2013 ontvangt de Kamer een visie op de verduurzaming van voedselproductie en -consumptie. In de visie komen aan de orde: 1) het vergroten van het aanbod; 2) het consumentenbewustzijn; 3) verspilling. In deze visie wordt ook het aspect gezondheid meegenomen.

AO 06-02-2013

Voedsel en Voedselprijzen

17-07-2013 Kamer is geïnformeerd per brief van 11 juli 2013 (Beleidsbrief Duurzame Voedselproductie).

20-06-2013 Voor de zomer wordt de Kamer geïnformeerd over het opstellen van beleidsregels voor de Nma (agronutriketen).

AO 06-02-2013

Voedsel en Voedselprijzen

17-07-2013 De Kamer is geïnformeerd per brief van 11 juli 2013 (Beleidsbrief Duurzame Voedselproductie).

20-06-2013 Over voedselverspilling ontvangt de Kamer voor de zomer een actieplan.

AO 06-02-2013

Voedsel en Voedselprijzen

17-07-2013 De Kamer is per brief van 11 juli 2013 geïnformeerd (Beleidsbrief Duurzame Voedselproductie).

24-06-2013 De staatssecretaris zal de Kamer informeren over de uitkomsten van de pilot met de glasaal

AO 13-03-2013

Visserij

17-07-2013 Op 19 maart 2013 heb ik uw Kamer aangegeven dat de uitkomsten begin 2014 verwacht worden en dat ik dan uw Kamer zal informeren.

24-06-2013 De staatssecretaris zal volgende week haar reactie naar de Kamer sturen op het rapport over de toekomst van de binnenvisserij

AO 13-03-2013

Visserij

17-07-2013 Afgedaan met brief van 28 maart 2013 aan Tweede Kamer (TK 29 664, nr 107).

13-03-2013 De Staatssecretaris zal de Kamer een stand van zakenbrief sturen over vlees van gevaccineerde dieren, nav vragen van de CDA-fractie in het AO Landbouwraad van 13 maart

AO 13-03-2013

Landbouw- en Visserijraad

17-07-2013 Zie brief aan de Kamer d.d. 4 juni 2013 (TK 29 683, nr. 166).

05-06-2013 In april 2013 ontvangt de Kamer een brief over hoe de verantwoordelijkheid van de productschappen wordt opgevangen.

AO 14-03-2013 Voedselfraude met Minister VWS

17-07-2013 Afgedaan met brief van 1 mei 2013 (TK 32 615, nr. 8).

05-06-2013 Indien het in Europees verband niet lukt de motie betreffende etikettering van hala-vlees uit te voeren wordt de kamer hierover geïnformeerd.

AO 14-03-2013 Voedselfraude met Minister VWS

Onderhanden.

De TK is geïnformeerd met de brief Behandeling motie Graus inzake etikettering halal.

05-06-2013 De Kamer ontvangt een brief over prioritering van de NVWA incl. het retributiestelsel.

AO 14-03-2013 Voedselfraude met Minister VWS

11-07-2013 Zoals gemeld in mijn brief van 5 juli 2013 wordt de brief voor het herfstreces 2013 aan de Kamer gestuurd.

05-06-2013 De kamer ontvangt een «boetebrief»: een uitwerking van de mogelijkheden waarmee overtredingen bestraft kunnen worden op grond van onder meer de Wet dieren waarbij ook wordt ingegaan op de mogelijkheid de opbrengsten van boetes terug te laten vloeien naar de NVWA.

AO 14-03-2013 Voedselfraude met Minister VWS

18-07-2013 Voldaan

De Kamer is op 12-04-2013 geïnformeerd met Kamerstuknr. 26 991, nr. 347.

05-06-2013 Voor de zomer 2013 ontvangt de Kamer een brief over de voortgang van de Taskforce waarin ook thema's aan de orde komen als ketenverkorting, naming and shaming en streekproducten.

AO 14-03-2013 Voedselfraude met Minister VWS

18-07-2013 Voldaan

De Kamer is op 13-06-2013 geïnformeerd met Kamerstuknr. 26 991, nr. 361.

27-03-2013 De staatssecretaris zal dit jaar in overleg met convenantspartijen rituele slacht en op basis van het onderzoek naar de juiste wijze van fixeren een besluit nemen over de kantelbox.

25-03-2013

Notaoverleg ontwerpbesluit Wet Dieren

18-07-2013 Onderhanden.

27-03-2013 In de stuurgroep stalbranden wordt de problematiek t.a.v. knaagdieren aan de orde gesteld en verwezen naar dr Weijman

25-03-2013

Notaoverleg ontwerpbesluit Wet Dieren

11-07-2013 In de stuurgroep stalbranden is de problematiek ten aanzien van knaagdieren aan de orde gesteld en de knaagdierexpert is uitgenodigd voor werkgroep stalbranden.

27-03-2013 De staatssecretaris gaat in de beleidsbrief dierenwelzijn tevens in op verkoop van dieren op internet, tentoonstellingen, beurzen, tuincentra en andere plaatsen dan gecertificeerde dierenspeciaalzaken. Kern: tegengaan impulsaankopen.

25-03-2013

Notaoverleg ontwerpbesluit Wet Dieren

11-07-2013 Zoals gemeld in mijn brief van 5 juli 2013 wordt de beleidsbrief dierenwelzijn voor 1 oktober 2013 aan de Kamer gestuurd.

03-04-2013 De Staatssecretaris zal al na de eerste tranche van de eerste fase van de grondverkoop de evaluatie doen. Daarin zal ook een kosten-baten analyse meegenomen worden (aankoopwaarde, verkoopprijs, kosten beheer) en een kwalitatieve weging ervan. Ook zal bezien worden of het idee van het verpachten van gronden al meegenomen kan worden in de eerste fase, wordt sowieso meegenomen in de evaluatie. Over de evaluatie zal de Kamer geïnformeerd worden.

AO 02-04-2013

Verkoop natuurgebieden

12-07-2013 Uw Kamer is geïnformeerd, 29 659, nr. 118.

03-04-2013 In de toezegde hoofdlijnennotitie over de EHS zal ook een reactie komen op het grond-voor-grond principe en het rapport van de Commissie Jansen

AO 02-04-2013

Verkoop natuurgebieden

12-07-2013 Onderhanden, komt begin september 2013.

04-04-2013 De Staatssecretaris zal de Kamer een brief sturen over de voortgang en de maatregelen van het FIMPAS

Plenair debat 03-04-2013 Wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en Faunawet ivm uitbreiding werkingssfeer ven beide wetten naar de exclusieve economische zone (32 002) Re- en dupliek

12-07-2013 Uw Kamer is geïnformeerd, Kamerstuk 32 002, nr. 27.

25-04-2013 De Staatssecretaris zal in de evaluatie van de eerste tranche grondverkoop door Staatsbosbeheer alle criteria duidelijk benoemen en duidelijk aangeven hoe deze gewogen zijn.

VAO 11-04-2013 Grondverkoop

12-07-2013 Uw Kamer is geïnformeerd, 29 659, nr. 118.

25-06-2013 De staatssecretaris en de Minister van EZ zullen de Kamer schriftelijk informeren over de mogelijkheden van de producentenorganisaties.

AO 17-04-2013

Landbouw- en Visserijraad

17-07-2013 Afgedaan met de brief over de opheffing van de publieke bedrijfsorganisaties van 1 mei 2013 (TK 32 615, nr. 8).

18-04-2013 Staatssecretaris zal de Kamer informeren over het bestuurlijk overleg PAS van juli. Daarin zal zij ook opmerking D66 meenemen over het niet al helemaal weggeven van de ontwikkelingsruimte en het monitoringsinstrumentarium.

AO 17-04-2013

Natuur- en milieueffecten Veehouderij + PAS met stas I&M

12-07-2013 Deze brief komt na het zomerreces.

24-04-2013 De Staatssecretaris zal de Kamer de evaluatie en het advies van de Beheeradviescommissie Oostvaardersplassen en haar reactie daarop doen toekomen in de zomer.

AO 23-04-2013

Dierenleed in de Oostvaardersplassen

12-07-2013 Onderhanden.

04-06-2013 In december 2013 ontvangt de Kamer een plan van aanpak waarin aan de orde komen: een PvA voor trendbreuk in voorraad gedode dieren, het onderzoek van ZonMw naar alternatieven voor dierproeven, inzicht in het effect van de maatregelen (waaronder bezien of er sprake is van het verplaatsen van dierproeven naar elders i.p.v. vervanging) en de relatie die er bestaat met biotechnologie. wanneer een intensivering nodig is worden diverse financieringsmiddelen onderzocht, zoals bv een bijdrage van de vergunningaanvragers

AO 15-05-2013

Dierproeven

18-07-2013 Onderhanden.

04-06-2013 Het voorstel voor wijziging van de Wet op de dierproeven zal voor de zomer van 2013 naar de Kamer worden gestuurd. Daar zullen ook voorstellen in zitten voor maximale openheid van gegevens van vergunninghoudende instellingen. Alsmede onafhankelijkheid en onpartijdigheid van leden van dierproefcommissies. En worden aangenomen moties in meegenomen (dataopslag en registratie fokkers en handelaren)

15-05-2013

Dierproeven

12-07-2013 Voldaan.

De Tweede Kamer is 4-07-2013 geïnformeerd met stcrt-2013-12800

20-06-2013 De Kamer ontvangt eind september 2013 het meerjarig actieplan bijengezondheid waarin onder meer het maaibeleid meegenomen wordt.

AO 16-05-2013

Bijensterfte (Neonicotinoïde)

17-07-2013 De Kamer wordt in het najaar van 2013 geïnformeerd.

27-05-2013 Zodra er resultaten bekend zijn van het onderzoek van de NVWA naar de (illegale) import van babymelkpoeder wordt de Tweede Kamer hiervan op de hoogte gesteld. Daarbij wordt ook inzicht gegeven in de vraag hoe transparant de sector is en of men voldoende heeft meegewerkt.

21-05-2013

Mondelinge vragen van het lid VAN DEKKEN (PvdA) aan de Staatssecretaris van EZ over het bericht dat supermarkten babymelkpoeder doorverkochten aan handelaren die het verscheepten naar China.

17-07-2013 Is afgedaan met brief van 21 juni 2013 (TK 31 532, nr. 117).

17-07-2013 De Kamer ontvangt bij de nota naar aanleiding van het verslag over de kwekersvrijstelling een brief waarin de strategische agenda wordt opgenomen om te komen tot een volledige kwekersvrijstelling.

AO 06-06-2013 Biotechnologie met Staatssecretaris I&M

17-07-2013 Zie brief aan uw Kamer d.d. 27 juni 2013, TK 33 365 (R1987) nr. 6.

20-06-2013 De staatssecretaris streeft ernaar om eind 2014 de Tweede Kamer een voorstel te sturen tot een positieflijst voor reptielen en vogels.

Uitgaande brief d.d. 19-06-2013

18-07-2013 Onderhanden.

24-06-2013 De Kamer zal in oktober 2013 geïnformeerd worden over de uitkomsten van het onderzoek door de commissie Rabbinge inzake het streefbeeld paling.

AO 20-06-2013

Visserij

18-07-2013 Onderhanden.

Tweede Kamer wordt in oktober geïnformeerd.

24-06-2013 De staatssecretaris zal Kamer voor de zomer informeren over de stand van zaken inzake de VBC's en visplannen.

AO 20-06-2013

Visserij

17-07-2013 Afgedaan met brief aan Tweede Kamer van 4 juli 2013 (TK 29 664, nr. 110).

17-07-2013 Na het zomerreces zal ik u mijn visie op de tuinbouw aanbieden

Uitgaande brief d.d. 20-06-2013

17-07-2013 Kamer ontvangt voor het herfstreces de Visie Tuinbouw.

Stand van zaken aangenomen moties Eerste Kamer dossier Minister

Indiener(s)

Omschrijving

Vindplaats en datum

Stand van Zaken

Boxtel, mr. R.H.L.M. van (D66)

Vos, ir. M.B. (GroenLinks)

Franken, prof.dr. H. (CDA)

Ester, dr. P. (CU)

Schaap, prof.dr.ing. S. (VVD)

Faber-van de Klashorst, M.H.M. (PVV)

Lange, prof.dr. C.A. de (OSF)

Vlietstra, J.G.

overwegende, dat TenderNed het portaal is voor aanbestedende diensten en daarmee een publieke functie vervult;

van oordeel, dat het verstrekken van informatie, inclusief het inschrijven, op verzoek van aanbestedende diensten, niet ten laste kan worden gebracht van de inschrijvers;

verzoekt de regering hiervoor zorg te dragen

32 440 L

23-10-2012

Afgedaan, gebruik van TenderNed is gratis voor alle gebruikers

Holdijk, mr. G. (SGP)

Terpstra, drs. G.H. (CDA)

Reuten, dr. G.A.T.M. (SP)

Ester, dr. P. (CU)

Constaterende, dat winkeliersverenigingen, projectontwikkelaars en verhuurders steeds vaker winkeliers in winkelcentra onder grote druk zetten om hun winkels op zondag te openen;

voorts constaterende, dat projectontwikkelaars of verhuurders in hun contracten vaak bepalingen opnemen die ondernemers dwingen om op zondag open te gaan, op straffe van een boete;

overwegende, dat de ruimere mogelijkheden voor zondagsopenstelling die voortvloeien uit het voorliggende wetsvoorstel deze druk zal doen toenemen;

overwegende, dat inmiddels in diverse gevallen daadwerkelijk openstelling op zondag door verhuurders wordt afgedwongen op straffe van dwangsommen of boetes;

van mening, dat dwangsommen of boetes het ondernemers die om welke reden ook hun winkel op zondag niet open willen stellen, in ernstige mate bemoeilijkt om hun winkel te vestigen of gevestigd te houden op een locatie in de betrokken winkelgebieden;

verzoekt de regering om (te onderzoeken en) in kaart te brengen welke mogelijkheden er zijn om via wetgeving of op andere wijze de contrac-tuele positie van winkeliers te versterken en de vrijheid om binnen het gemeentelijke beleid hun eigen openingstijden te bepalen, te garanderen.

32 412, nr. K 14-05-2013

Onderhanden

Vlietstra, J.G.

Vos, ir. M.B. (GroenLinks)

Reuten, dr. G.A.T.M. (SP)

Barth, drs. M.A.M. (PvdA)

Franken, prof.dr. H. (CDA)

Lange, prof.dr. C.A. de (OSF)

Schaap, prof.dr.ing. S. (VVD)

overwegende, dat groot belang moet worden gehecht aan het vinden van werk(ervarings)plaatsen voor langdurig werklozen en arbeidsgehandicapten;

overwegende, dat bij overheidsaanbestedingen voorwaarden kunnen worden gesteld die ertoe leiden dat een bepaald percentage langdurig werklozen en/of arbeidsgehandicapten wordt ingezet bij de uitvoering van opdrachten;

van mening, dat het gewenst is dat bij overheidsaanbestedingen social return als voorwaarde wordt opgenomen, tenzij gemotiveerd wordt aangegeven waarom dit niet mogelijk of gewenst is («pas toe of leg uit»); verzoekt de regering decentrale overheden aan te moedigen in hun beleid op te nemen dat zij tenminste 5% langdurig werklozen en/of arbeidsge-handicapten inschakelen bij de uitvoering van werken en diensten, conform het beleid dat het Rijk voert

32 440 J

23-10-2012

Onderhanden

Reuten, dr. G.A.T.M. (SP)

Vos, ir. M.B. (GroenLinks)

Overwegende, dat artikel 2.81, lid 2 in het wetsvoorstel uitsluitend van toepassing is op werken boven de Europese drempelwaarde;

overwegende, dat artikel 2.81, lid 2 gebiedt dat aanbesteder aan de inschrijvers of de gegadigden vraagt dat zij bij het opstellen van hun inschrijving rekening hebben gehouden met de verplichtingen aangaande arbeidsbescherming en arbeidsvoorwaarden die gelden op de plaats waar de opdracht wordt uitgevoerd;

overwegende, dat de aanbesteder bij gebreke van de aannemer, opdracht-nemer of leverancier weliswaar naleving van de overeenkomst en eventueel ontbinding daarvan kan eisen, maar dat daar onvoldoende stimulans voor kan bestaan gezien de aanbestedingskosten;

verzoekt de regering om bij de eerstvolgende relevante herziening van de wet artikel 2.81, lid 2 zodanig in de wet te plaatsen dat het van toepassing is op het gehele terrein van de wet en niet slechts op werken boven de Europese drempel;

verzoekt de regering voorts om alsdan in of aan dit artikel toe te voegen dat opdrachtgevers gehouden zijn om de genoemde niet-naleving van de overeenkomst te melden bij de Inspectie SZW.

32 440 M1

23-10-2012

Onderhanden

Stand van zaken aangenomen moties Eerste Kamer dossier Staatssecretaris

Indiener(s)

Omschrijving

Vindplaats en datum

Stand van Zaken

Koffeman, N.K. (PvdD)

overwegende dat de ontdekking van 50 miljoen kg. rundvlees die mogelijk vermengd is met paardenvlees, het vertrouwen in de Nederlandse voedselproductie ernstig geschaad heeft;

overwegende dat de opsporings- en handhavingscapaciteit van de NVWA sterk is teruggelopen onder invloed van de bezuinigingen van achtereenvolgende kabinetten;

overwegende dat adequate wetshandhaving van cruciaal belang is voor het vertrouwen in de voedselproductie;

verzoekt de regering te komen met een plan van aanpak tot substantiële versterking van de NVWA,

F 33 400 XIII

16-04-2013

17-07-2013 De toezichtsstrategie van de NVWA wordt gewijzigd, deze is voor de zomer van 2013 in gang gezet. Daarnaast is bij Voorjaarsnota structureel middelen toegevoegd aan de NVWA. Tot slot wordt voor 1 oktober een brief aan de Kamer gestuurd over prioritering NVWA.

Stand van zaken aangenomen moties Tweede Kamer dossier Minister

Indiener(s)

Omschrijving

Vindplaats en datum

Stand van Zaken

Verhoeven, K. (D66)

Gesthuizen, mw. S.M.J.G. (SP)

Bouwmeester, mw. L.T. (PvdA)

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de minister een (beperkte) macht heeft om besluiten van de nieuwe ACM te vernietigen;

overwegende dat de Kamer over de inzet van dit zware middel enkel indirect geïnformeerd wordt, dat wil zeggen via communicatie van de ACM zelf of via eventuele opname in een jaarverslag;

verzoekt de regering, de Kamer te informeren over elk vernietigd besluit.

33 186, nr. 12

26-09-2012

Onderhanden, wordt opgenomen in een nota van wijziging bij de Stroomlijningswet ACM.

Gesthuizen, mw. S.M.J.G. (SP)

Verzoekt de regering, in overleg te treden met zowel NEVI, VNG, VNO-NCW als MKB-Nederland over de aanpassingen die gemaakt worden in de Uniforme eigen verklaring aanbestedingen, en de Kamer over de uitkomsten van dit overleg te informeren.

32 440, nr. 79

11-10-2012

Voldaan 32 440, nr. 82

Gesthuizen, mw. S.M.J.G. (SP)

Verzoekt de regering, een volwaardige en onafhankelijke commissie van aanbestedingsexperts in te stellen alvorens de nieuwe Aanbestedingswet van kracht wordt.

32 440, nr. 77

11-10-2012

Voldaan 32 440, nr. 83

Gesthuizen, mw. S.M.J.G. (SP)

Verzoekt de regering, alle wijzigingen in de Gids Proportionaliteit aan de Tweede Kamer ter goedkeuring voor te leggen alvorens de nieuwe Aanbestedingswet van kracht wordt.

32 440, nr. 78

11-10-2012

Voldaan 32 440, nr. 83

Geurts, J.L. (CDA)

Mulder, mw. A.H. (CDA)

Constaterende dat de Nederlandse economie drijft op het familiebedrijf dat zowel de bezittingen als de waarden door wil geven aan de volgende generatie,

overwegende dat familiebedrijven beter dan gemiddeld bestand blijken tegen slechtere economische tijden, vanwege het grote aandeel eigen kapitaal en wilskracht van de betrokken familie om te zorgen dat de onderneming in stand blijft,

overwegende dat ongeveer 69% van de Nederlandse bedrijven een familiebedrijf is en dat familiebedrijven zorgen voor grote werkgelegenheid en investeringen in innovatie,

constaterende dat uit recent onderzoek blijkt dat in de nieuwe generatie de belangstelling in Nederland zeer laag is om toe te treden tot het familiebedrijf, waarmee het continuiteitsvraagstuk voor deze belangrijke groep ondernemers toeneemt.

verzoekt de regering, in het komende voorjaar te komen met een quick scan en een plan van aanpak waarin wordt omschreven hoe groot de problematiek rond bedrijfsopvolging in Nederlandse familiebedrijven nu werkelijk is en welke bijdrage er geleverd kan worden om bedrijfsopvolging te faciliteren.

33 400 XIII, nr. 73

17-12-2012

Onderhanden

Öztürk, S. (PvdA)

Constaterende dat ondernemers met een goedlopend bedrijf bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd hun onderneming nauwelijks kunnen overdoen

constaterende dat de ondernemers die een bedrijf willen starten niet goed op de hoogte zijn van de mogelijkheden om bestaande, goedlopende bedrijven over te nemen

overwegende dat het onnodig opheffen van goedlopende ondernemingen tot economisch en maatschappelijk verlies leidt

verzoekt de regering, de mogelijkheden te onderzoeken om de toekomstige ondernemerspleinen beter te betrekken bij het bevorderen van overname van bedrijven door kandidaat-ondernemers

33 400 XIII, nr. 26

17-12-2012

Onderhanden

Geurts, J.L. (CDA)

Mulder, mw. A.H. (CDA)

Constaterende dat de regering in het regeerakkoord zich ten doel stelt om een structurele verlaging per 2017 met 2,5 miljard euro ten opzichte van 2012 van de regeldruk voor bedrijven, professionals en burgers te realiseren

overwegende dat ondernemers in Nederland veel last hebben van een verstikkende regelgeving op het terrein van belastingen, toezicht en ruimtelijke ordening

overwegende dat in het verleden er een thermometer regeldruk heeft bestaan om de voortgang van de structurele verlaging van regeldruk voor bedrijven, professionals en burgers op een eenvoudige manier te kunnen bijhouden

verzoekt de regering een thermometer regeldruk in te stellen en de resultaten in netto bedragen beschikbaar te maken voor het publiek en de Kamer hierover elk jaar te rapporteren.

33 400 XIII, nr. 27

17-12-2012

Onderhanden

Klein, N.P.M. (50PLUS)

Overwegende dat de uitvoering van noodzakelijke, vaak complexe regels, gericht op het bedrijfsleven, fors goedkoper kan door inzet van slimme ICT;

overwegende dat ICT als doorbraaktechnologie wordt ingezet in het regeerakkoord;

verzoekt de regering, te bevorderen, dat wet- en regelgeving «e-proof» wordt gemaakt, door deze mede te ontsluiten via digitale regelhulpen, zodat omzetting naar het ondernemingsdossier vergemakkelijkt wordt.

33 400 XIII, nr. 60

16-01-2013

Onderhanden

Klever, mw. R.J. (PVV)

Vos, J.C. (PvdA)

Constaterende dat de benzineprijzen bij de Nederlandse pomp tot de hoogste van Europa behoren

overwegende dat 63% van de Nederlandse automobilist graag wil weten waar hij het voordeligst kan tanken en dat de markt hier reeds handige applicaties voor heeft ontwikkeld

constaterende dat niet alle pomphouders hier aan mee willen werken terwijl zij wel over deze informatie beschikken

overwegende dat real-time gestandaardiseerde prijsinformatie de basis vormt voor een grootschalig gebruik van dergelijke applicaties

verzoekt de regering om te onderzoeken op welke wijze met zo laag mogelijke administratieve lasten voor ondernemers de publicatieplicht valt vorm te geven en pomphouders te verplichten voor 1 januari 2014 informatie over benzineprijzen gratis beschikbaar te stellen

33 400 XIII, nr. 120, was nr. 42

16-01-2013

Kamer is geïnformeerd over uitkomsten onderzoek en voornemen van Minister om niet met een publicatieplicht te komen (24 036, nr. 398) op 10-07-2013

Mulder, mw. A.H. (CDA)

Constaterende dat artikel 3.24 van de Telecommunicatiewet nog niet is geïmplementeerd en dat de minister daarmee wil wachten tot de veiling van mobiele telecomfrequenties volledig is afgerond;

overwegende dat deze vertraging onnodig is, omdat er geen enkele relatie bestaat tussen de veiling van de mobiele frequenties en de omroepzendmasten waarop artikel 3.24 betrekking heeft;

overwegende dat de radiomarkt allang is voorbereid en dringend behoefte heeft aan een vlotte implementatie van het wetsartikel, terwijl langer uitstel van de implementatie de verlaging van kostprijzen voor het gebruik van omroepmasten nog langer blokkeert;

verzoekt de regering, al het nodige te doen om artikel 3.24 van de Telecommunicatiewet per 1 maart 2013 in werking te laten treden.

33 400 XIII, nr. 46

16-01-2013

Dit is afgedaan met kamerstuk 31 412, nr. 49

+ diverse regelingen die zijn gepubliceerd in de Staatscourant: 2013, nrs: 3364, 3635 en 3301

Vos, mw. M.L. (PvdA)

Gesthuizen, mw. S.M.J.G. (SP)

Constaterende dat fraude niet alleen een ondermijnende factor is binnen onze rechtsstaat maar dat zij het bedrijfsleven bovendien naar schatting zo'n twee miljard euro per jaar kost;

van mening dat er daarom veel aan is gelegen, de Fraudehelpdesk (FHD) en als onderdeel daarvan het Steunpunt Acquisitiefraude met voldoende middelen toe te rusten;

voorts van mening dat gezien het belang voor het bedrijfsleven het mag worden verwacht dat ook de minister van Economische Zaken op zijn begroting ruimte maakt voor de financiering van de FHD;

verzoekt de regering, ruimte te vinden op de begroting van Economische Zaken en er in ieder geval voor te zorgen dat de totale begroting van de FHD, welke 1,2 miljoen bedraagt en welke reeds met € 750.000 wordt gedekt vanuit de begroting van Veiligheid en Justitie, geheel wordt gedekt.

33 400 XIII, nr. 45

16-01-2013

De TK is geïnformeerd op 13 augustus 2013.

Vos, J.C. (PvdA)

Leegte, R.W. (VVD)

Constaterende dat op basis van meerdere onderzoeken een besluit kan worden genomen over mogelijke reductie van de gaswinning in het Groningenveld;

overwegende dat een eventueel besluit om gaswinning in het Groningenveld te reduceren technische maatregelen vergt;

van mening dat indien dit besluit genomen zal worden het wenselijk is, eventuele maatregelen alsdan zo snel mogelijk uit te kunnen voeren;

verzoekt de regering, de noodzakelijke technische en juridische voorzorgsmaatregelen te nemen die benodigd zijn om een eventueel te nemen reductiebesluit, wanneer dit aan de orde is, snel uit te kunnen voeren.

33 529, nr. 3

14-02-2013

Onderhanden, zie Kamerbrief 33 529, nr. 22

Vos, J.C. (PvdA)

Tongeren, L. van (GL)

Overwegende dat er veel onrust is ontstaan in Groningen, niet alleen door de aardbevingen, maar ook door de afhandeling van schadeclaims door de NAM in het verleden;

overwegende dat het van belang is dat bewoners met hun zorgen, klachten en vragen terecht kunnen bij een vertrouwenspersoon;

verzoekt de regering, een onafhankelijke ombudsfunctie te creëren waar bewoners terechtkunnen met vragen en zorgen over de gasboringen en daardoor ontstane schade.

33 529, nr. 4

14-02-2013

07-08-2013: Is voldaan. Zie kamerstuknr. 33 529, nr. 22.

Dik-Faber, mw. R.K. (CU)

Mulder, mw. A.H. (CDA)

Veldhoven, mw. S. van (D66)

Klaver, J.F. (GL)

Gerven, H.P.J. van (SP)

constaterende dat:

– in het regeerakkoord wordt gesproken over 16% duurzame energie in 2020 en volledig duurzame energie in 2050;

– as een belangrijke rol kan spelen in de periode van energietransitie;

overwegende dat:

– het Groningse gas nu in grote hoeveelheden wordt opgepompt (50 miljard m3 per jaar) en voor de helft wordt geëxporteerd;

– de gasvoorraad bij de huidige productie over ongeveer 15 jaar op is;

– het kabinet geen visie heeft op welke manier het Groningse gas een rol kan spelen in de periode van energietransitie;

verzoekt de regering, een visie op te stellen waarin duidelijk wordt gemaakt op welke manier het Groningse gas bijdraagt aan de duurzame energiedoelstellingen van het kabinet.

33 529, nr. 6

14-02-2013

Onderhanden, in kader van de 11 onderzoeken ten aanzien van het Groningen gasveld

Klaver, J.F. (GL)

Mulder, mw. A.H. (CDA)

Veldhoven, mw. S. van (D66)

Gerven, H.P.J. van (SP)

Dik-Faber, mw. R.K. (CU)

Klever, mw. R.J. (PVV)

Overwegende dat bewoners slecht geïnformeerd worden over de gaswinning en de mogelijke effecten daarvan op de bodemgesteldheid en de veiligheid;

constaterende dat bewoners niet op de hoogte waren van de verdubbeling van de gaswinning van 20 tot 30 miljard m3 naar 45 tot 50 miljard m3 sinds 2000;

overwegende dat de ongerustheid van bewoners verder wordt aangewakkerd door een gebrek aan transparantie van de overheid en de NAM;

verzoekt de regering, de informatievoorziening aan bewoners en bedrijven te verbeteren en de Kamer te informeren hoe zij dit wil vormgeven.

33 529, nr. 15

14-02-2013

Onderhanden, in kader van de 11 onderzoeken ten aanzien van het Groningen gasveld

Oosenbrug, mw. R.F.A. (PvdA)

Liefde, B.C. de (VVD)

Overwegende dat de Telecomwet geïnformeerde toestemming eist voor de plaatsing van cookies;

overwegende dat de Telecomwet hiermee op een correcte wijze invulling geeft aan de bepalingen van de e-Privacyrichtlijn;

constaterende dat de samenwerkende Europese toezichthouders op het gebied van privacy ruimte zien om «first-party» analytische cookies toe te staan en dat deze lijn overgenomen is door de regering;

overwegende dat hiermee uitstekend functionerende websites te maken zijn, waarbij geen cookies gebruikt hoeven te worden die een groot gevaar vormen voor de aantasting van de privacy;

overwegende dat een systeem met actieve, bewuste toestemming voor de plaatsing van overige cookies de enige manier is om op dit moment de privacy van websitegebruikers optimaal te waarborgen;

verzoekt de regering, in de uitwerking van de regels rond cookiegebruik en bij de handhaving van de Telecomwet vast te houden aan het uitgangspunt dat cookies die gebruikt kunnen worden om te volgen of te profileren, pas geplaatst mogen worden na een actieve handeling van de computergebruiker waarmee hij bewust toestemming geeft.

24 095, nr. 335

28-02-2013

Voldaan met kamerstuknr: 24 095, nr. 344

Pechtold, A. (D66)

Haersma Buma, mr. S. van (CDA)

Samsom, ir. D.M. (PvdA)

Zijlstra, H. (VVD)

Constaterende dat het evident is dat vele onderwijsinvesteringen positieve effecten hebben op de economie; constaterende dat deze positieve effecten niet altijd voldoende tot uiting komen in de economische modellen van het CPB; overwegende dat de voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen ervoor pleit om de CPB-modellen op dit punt te verbeteren; verzoekt de regering, het CPB te vragen om te onderzoeken hoe de economische effecten van investering in onderwijs beter tot hun recht kunnen komen in de modellen.

33 566, nr. 9

05-03-2013

Voldaan met Kamerstuk 33 566, nr. 25

Vos, J.C. (PvdA)

Leegte, R.W. (VVD)

Overwegende dat het toezicht van de Kernfysische Dienst op de kerncentrales in Nederland absoluut onafhankelijk dient te zijn;

constaterende dat de richtlijnen van het Internationaal Atoomenergieagentschap voorschrijven (1) om het toezicht op kerncentrales te scheiden van het bevorderen van kernenergie, (2) dat er een onafhankelijke autoriteit moet zijn met voldoende kritische massa en deskundigheid;

constaterende dat de organisatie, taken en bevoegdheden op het terrein van nucleaire veiligheid en straling versnipperd zijn;

verzoekt de regering om, de taken en bevoegdheden te bundelen in een autoriteit nucleaire veiligheid en stralingsbescherming en ervoor te zorgen dat deze autoriteit onafhankelijk is.

32 645, nr. 48

06-03-2013

In het najaar wordt de Kamer geïnformeerd.

Öztürk, S. (PvdA)

Jacobi, L. (PvdA)

Constaterende dat het imago van Nederland als wandelland ook internationaal op de kaart staat;

constaterende dat de realisatie van de afspraak in de ILG-bestuursovereenkomsten om per 2013 879 kilometer wandelpaden te realiseren niet is nagekomen;

overwegende dat voldoende recreatieve voorzieningen in het algemeen door bedrijven meegewogen wordt in de keuze van het land van vestiging;

overwegende dat een groot aanbod van wandelmogelijkheden Nederland aantrekkelijk maakt zowel voor (inkomende) toeristen, als voor bedrijven die overwegen zich in Nederland te vestigen;

verzoekt de regering, met de provincies, waterschappen, landschapsbeheer en anderen in overleg te treden en hen aan te sporen om de afspraak over het realiseren van 879 kilometer wandelpaden alsnog na te komen, met als streefdatum 1 januari 2016.

26 419, nr. 55

02-04-2013

16-07-2013 Onderhanden

Verhoeven, K. (D66)

Lucas, mw. A.W. (VVD)

Constaterende dat het faillissement van Thermphos mogelijk leidt tot financiële risico's voor de provinciale en rijksoverheid;

overwegende dat belastingbetalers niet zouden moeten opdraaien voor de milieukosten bij de ontmanteling van bedrijven;

overwegende dat het Besluit Financiële zekerheid milieubescherming onvoldoende effect sorteerde en in 2010 is geschrapt;

verzoekt de regering, met een voorstel te komen om de financiële aansprakelijkheid voor overheden waar mogelijk te beperken, door op basis van de Kernenergiewet of de Wet Milieubeheer nadere eisen te kunnen stellen aan – of voorzieningen te treffen voor – het opruimen van het terrein bij beëindiging van de activiteiten;

verzoekt de regering tevens, bij de uitwerking van dat voorstel rekening te houden met de internationale concurrentiepositie voor bedrijven, een gelijke toepassing van deze regels tussen overheden en een goede handhaving van de gestelde eisen bij vergunningverlening.

29 826, nr. ?? (was nr. 48)

02-04-2013

Kamer zal in het najaar worden geïnformeerd.

Klein, N.P.M. (50PLUS)

Overwegende dat in het kader van het Europees Semester jaarlijks voor 1 mei het Nationaal Hervormingsprogramma en het Stabiliteitsprogramma aangeleverd moeten worden bij de Europese Commissie, en dat vanaf dit jaar niet alleen het Hervormingsprogramma, maar ook het Stabiliteitsprogramma voorafgaand aan de Kamer wordt voorgelegd, en dat deze stukken van groot belang zijn;

overwegende dat een zorgvuldige parlementaire behandeling van beleidsstukken vereist dat de Kamer hier tijdig over beschikt;

roept de regering op, als uitgangspunt te hanteren dat de bedoelde stukken in het vervolg voor 1 april aan de Kamer worden aangeboden, en als dit echt niet haalbaar is, in ieder geval één week voor parlementaire behandeling.

21 501-07, nr. 1043

25-04-2013

06-08-2013 wordt meegenomen bij toezending NHP in voorjaar 2014.

Jansen, P.F.C. (SP)

Constaterende dat frequentiebeheersing op het elektriciteitsnet een groeiend probleem is en dat de bestaande marktmechanismen niet in staat zijn, dit op deugdelijke wijze te regelen bij een groeiende duurzame energieproductie;

verzoekt de regering, te komen met een bij voorkeur Europees of Noordwest-Europees gecoördineerde aanpak van het netbeheer die tegen de laagste maatschappelijke kosten met inzet van meest milieuvriendelijke modaliteiten de netfrequenties beheersbaar maakt.

33 510, nr. 7

15-05-2013

Aan deze motie is vervolg gegeven in de kamerbrief met reactie op de ronde tafel energiewende van 24 mei 2013 (pg 6): Binnen de ENTSO is voor deze issue een specifiek werkprogramma opgezet. Zie Kamerstuknr. 32 813, nr. 49

Jansen, P.F.C. (SP)

Leegte, R.W. (VVD)

Overwegende dat:

– de gebruikswaarde van slimme meters voor de consument gediend is met het beschikbaar komen van elektriciteitsaanbod op basis van kwartierprijzen;

– voor afnemers in het middensegment dergelijk aanbod reeds bestaat en in veel gevallen een aantrekkelijke optie vormt;

– een killer-app de soepele uitrol van de slimme meter, zonder dwang van bovenaf, zou vereenvoudigen;

– kleinverbruikercontracten op basis van kwartierprijzen een stimulans zullen opleveren voor de balancering van het elektriciteitsnetwerk via sturing van de vraag, wat een economische inpassing van een groeiend aandeel duurzame energieproductie bevordert;

verzoekt de regering om in overleg met elektriciteitsproducenten te onderzoeken of en hoe ook voor de kleinverbruiker contractvormen op basis van kwartierprijzen, naast de bestaande contractvormen, geïntroduceerd kunnen worden.

31 239, nr. 160

15-05-2013

Onderhanden

Klaver, J.F. (GL)

Overwegende dat het voor het concurrentievermogen van de Europese economie van cruciaal belang is om voorop te lopen in energie-efficiëntie en groene energie;

overwegende dat een snellere en ambitieuzere uitvoering van de ecodesignrichtlijn hieraan een belangrijke bijdrage kan leveren;

overwegende dat Ecofys becijferd heeft dat een aanscherping van de normen en het brengen van meer producten onder de richtlijn het elektriciteitsverbruik in de EU met 17% kan terugdringen, de energierekening van bedrijven en consumenten met 90 miljard euro per jaar kan verlagen en 1 miljoen extra banen kan scheppen;

verzoekt de regering, zich in te zetten voor een snellere en ambitieuzere uitvoering van de ecodesignrichtlijn en de Kamer te informeren over haar inspanningen.

21 501-20, nr. 785

21-05-2013

Onderhanden

Öztürk, S. (PvdA)

Mulder, mw. A.H. (CDA)

Gesthuizen, mw. S.M.J.G. (SP)

Constaterende dat een deel van de (aankomende) ondernemers behoefte heeft en houdt aan face-to-facecontact met een medewerker van een fysiek Ondernemersplein;

constaterende dat het fysieke Ondernemersplein een plein is van ontmoeting en verbinding van overheid, onderwijs en ondernemers, herkenbaar voor ondernemers in de regio;

constaterende dat in de krimpregio's fysieke locaties van het Ondernemersplein op termijn kunnen verdwijnen;

overwegende dat voor (aankomende) ondernemers in de krimpregio's een forse reisafstand naar een fysiek Ondernemersplein een belemmering kan zijn om een bedrijf daadwerkelijk te starten;

overwegende dat het mkb in de krimpregio's extra ondersteuning behoeft;

verzoekt de regering, te bevorderen dat de dienstverlening van de Ondernemerspleinen op peil blijft en in voldoende mate bereikbaar;

verzoekt de regering tevens, met krimpregio's in overleg te treden alvorens wordt besloten tot het verminderen van het aantal frontoffices voor ondernemers.

33 553, nr. 13

20-06-2013

Onderhanden

Öztürk, S. (PvdA)

Ziengs, E. (VVD)

Gesthuizen, mw. S.M.J.G. (SP)

Constaterende dat in het wetsvoorstel een vergoeding voor inschrijving in het handelsregister mogelijk gemaakt wordt;

overwegende dat de Kamer van Koophandel voor inschrijving in het handelsregister de nodige handelingen moet verrichten, zoals het voeren van een-op-eengesprekken met startende ondernemers, zodat schijnzelfstandigheid kan worden aangepakt, en ondoordacht ondernemerschap kan worden voorkomen;

overwegende dat deze dienstverlening kosten met zich meebrengt, en dat het een eerlijk uitgangspunt is dat daarbij het profijtbeginsel wordt gehanteerd, waarbij de gebruiker van de dienstverlening in de kosten bijdraagt;

overwegende dat dit een beperkte, niet meer dan kostendekkende, inschrijfvergoeding van bijvoorbeeld € 50 rechtvaardigt;

verzoekt de minister, deze inschrijfvergoeding mogelijk te maken, en de daarvoor benodigde AMvB aan de Kamer te doen toekomen.

33 553, nr. 12

20-06-2013

Hier wordt uitvoering aan gegeven middels een aparte AMvB

Mulder, mw. A.H. (CDA)

Overwegende dat ondernemers met kleine en middenbedrijven hun positie kunnen versterken door samenwerking in de keten met grote internationale bedrijven;

constaterende dat het topsectorenbeleid een versterking kan bieden tussen het verbinden van het midden- en kleinbedrijf en de topsectoren;

constaterende dat de Ondernemerspleinen een rol vervullen in het bij elkaar brengen van het midden- en kleinbedrijf met internationale netwerken;

verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat vanuit de Ondernemerspleinen gewerkt wordt aan een ketenaanpak in de regio waarbij ondernemers uit het midden- en kleinbedrijf met internationale netwerken en ambitie om te innoveren, elkaar structureel versterken en aansluiting vinden bij de topsectoren.

33 553, nr. 11

20-06-2013

Onderhanden

Vries, A.A. de (PvdA)

Houwers, J. (VVD)

Overwegende dat bij de beoordeling van ingediende projectplannen voor de plaatsing van windmolens de nodige zorgvuldigheid in acht genomen moet worden;

voorts overwegende dat met name ten aanzien van (laagfrequente) geluidseffecten maatwerk vereist is omdat de situatie ter plaatse mede van invloed kan zijn op het al dan niet ervaren van overlast;

van oordeel dat belanghebbenden en omwonenden nauw bij de planvorming betrokken dienen te worden en dat daarbij een goede afweging van belangen noodzakelijk is;

verzoekt de regering, in de milieueffectrapportages voor windparken (laagfrequent) geluid verplicht op te laten nemen;

verzoekt de regering voorts, onafhankelijke expertteams samen te stellen die bij projectprocedures ingeschakeld kunnen worden;

verzoekt de regering ten slotte, initiatiefnemers te verplichten om op hun kosten deze onafhankelijke expertteams beschikbaar te stellen tijdens de projectprocedure zodat deze aanspreekbaar zijn voor omwonenden en/of belanghebbenden.

33 612, nr. 9

25-06-2013

Onderhanden

Lucas, mw. A.W. (VVD)

Mulder, mw. A.H. (CDA)

Overwegende dat een goed functionerend topsectorenbeleid van belang is voor het innovatieve vermogen van de Nederlandse economie;

constaterende dat veel innovaties bij start-ups en het mkb vandaan komen. maar dat het mkb nog onvoldoende aansluiting vindt bij het topsectorenbeleid;

verzoekt de regering, in de voortgangsbrief van dit najaar in te gaan op de volgende punten die de betrokkenheid van het mkb bij het topsectorenbeleid verder kunnen versterken:

– mogelijkheden voor een «in kind»-bijdrage, in plaats van een cashbijdrage van mkb'ers en universitaire spin-offs;

– mogelijkheden voor versnelling van besluitvormingsprocedures binnen de topsectoren over onderzoeksaanvragen, om zo beter aan te sluiten op de bedrijfsvoering van het mkb;

– de verdeling van MIT-middelen tussen de verschillende topsectoren, waarbij niet alleen gekeken wordt naar de grootte van de sector, maar ook naar de verhouding innovatieve mkb-bedrijven die actief zijn in de sector.

32 637, nr. 62

04-07-2013

De Kamer zal dit najaar worden geïnformeerd met de voortgangsbrief Bedrijfslevenbeleid

Lucas, mw. A.W. (VVD)

Mulder, mw. A.H. (CDA)

Constaterende dat Nederlandse universiteiten en onderzoeksinstellingen zeer succesvol zijn in hun deelname aan het Europese programma voor onderzoek en innovatie (KP7), met een jaarlijks return die 40% hoger is dan dat Nederland als lidstaat bijdraagt aan dit programma;

constaterende dat de focus in het topsectorenbeleid de afgelopen jaren op de sectoren heeft gelegen en minder op de doorsnijdende thema's;

constaterende dat Horizon 2020 werkt met zogenoemde «grand challenges», die juist aansluiten op deze doorsnijdende thema's;

overwegende dat een goede aansluiting van het Nederlandse onderzoeks- en innovatiebeleid op Horizon 2020 van belang is voor een hoge «return rate»;

verzoekt de regering, de Kamer dit najaar te informeren op welke wijze een goede aansluiting van het Nederlandse onderzoeks- en innovatiebeleid op Horizon 2020 geborgd wordt.

32 637, nr. 63

04-07-2013

Kamer zal voor de begrotingsbehandelingen van EZ en OCW worden geïnformeerd.

Stand van zaken aangenomen moties Tweede Kamer dossier Staatssecretaris

Indiener(s)

Omschrijving

Vindplaats en datum

Stand van Zaken

Bosman, A. (VVD)

Dijkgraaf, E. (SGP)

Geurts, J.L. (CDA)

Slob, drs A. (CU)

Verzoekt de regering, deze uitgestoken hand van de visserijsector aan te nemen, het compromisvoorstel van de visserijsector te omarmen en in te brengen in de Visserijraad.

21 501-32, nr. 647

11-10-2012

17-07-2013 Afgedaan met brief van 2 november 2012 aan de Tweede Kamer (TK 21 501-32, nr. 654).

Ouwehand, E. (PvdD)

Dikkers, mw. S.W. (PvdA)

Constaterende dat de Europese Commissie en Mauritanië hebben onderhandeld over een nieuw visserijakkoord dat nog moet worden goedgekeurd door de Raad van Ministers en het Europees Parlement;

verzoekt de regering, zich ervoor in te zetten dat de evaluatie van het vorige visserijprotocol tussen de Europese Unie en Mauritanië openbaar wordt gemaakt en voorafgaand aan de definitieve besluitvorming over een nieuw akkoord naar de Kamer te sturen,

21 501-32, nr. 651 (was 648)

11-10-2012

17-07-2013 Afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 20 november (TK 21 501-32, 657)

Schouw, A.G. (D66)

Ouwehand, E. (PvdD)

Constaterende dat het Europese Hof van Justitie heeft geoordeeld dat onderzoeken door de makers van gewasbeschermingsmiddelen belangrijke milieu-informatie zijn, en gelet op het Verdrag van Aarhus openbaar moeten zijn;

constaterende dat het College van Beroep voor het bedrijfsleven op basis van dit arrest in januari 2012 heeft geoordeeld dat het Ctgb de onderliggende industriestudies van Bayer naar de werking van middelen op basis van de stof propamocarb openbaar moest maken;

van mening dat het streven is een maximale transparantie ten aanzien van de wetenschappelijke onderbouwing van de toelating van gewasbeschermingsmiddelen;

verzoekt de regering, bij toekomstige toelatingsbesluiten van de Ctgb de beleidslijn «openbaar, tenzij» te hanteren in plaats van «vertrouwelijk, tenzij»;

verzoekt de regering tevens, in EU-verband in te zetten op volledige transparantie ten aanzien van (industrie)studies en geleverde data ter onderbouwing van de toelating van gewasbeschermingsmiddelen door de EFSA en toelatingsinstanties van andere landen, tenzij de fabrikant van deze middelen significant economische schade leidt als gevolg van het openbaar maken daarvan.

27 858, nr. 129

15-11-2012

17-07-2013 Motie wordt uitgevoerd. Zie brief aan de Kamer 17 januari 2013 (Aanhangsel der Handelingen 2012–2013 nr. 1033).

Graus, D.J.G. (PVV)

Verzoekt de regering, te onderzoeken welke chemische middelen waar mogelijk kunnen worden vervangen door niet-chemische varianten.

27 858, nr. 131

15-11-2012

17-07-2013 Zie brief aan de Kamer d.d. 14 mei 2013 (Nota gezonde groei, duurzame oogst – TK 27 858, nr. 146)

Graus, D.J.G. (PVV)

Constaterende dat door de schrikbarende bijensterfte wetenschappelijk is aangetoond dat bijen middels gewasbestuiving van levensbelang zijn voor de voedselvoorziening, de medische wereld en onze economie;

voorts constaterende dat, gebaseerd op Amerikaanse en Franse voorbeelden, bijen in de stad minder last hebben van pesticiden;

verzoekt de regering, waar mogelijk en bij wijze van proef het plaatsen van bijenkassen en -planten door imkers te faciliteren op daarvoor geschikte daken van overheidsgebouwen.

27 858, nr. 134

15-11-2012

17-07-2013 Motie is uitgevoerd. Zie tevens brief aan de Kamer d.d. 14 januari 2013 (TK 32 372, nr. 96).

Ouwehand, E. (PvdD)

Verzoekt de regering te streven naar een verlaging van de Europese visserijsubsidies.

33 400 XIII, nr. 126 (was nr. 14)

15-11-2012

18-07-2013 Afgedaan. Budget EFMZV is verlaagd. Zie onder andere BNC fiche EFMZV en brief van de Europese Raad van 11 februari 2013 van Minister Timmermans (21 501-20, nr. 753).

Ouwehand, E. (PvdD)

Overwegende dat Europese landbouwsubsidies blijken te worden gebruikt voor de bouw van megastallen ten koste van kleine lokale boeren, gezinsbedrijven, de volksgezondheid, milieu en dierenwelzijn;

verzoekt de regering, zich in te zetten voor een aanscherping van de criteria voor Europese landbouwsubsidies, zodat er een einde kan worden gemaakt aan de (in)directe financiering van megastallen met belastinggeld.

21 501-32, 659

22-11-2012

05-12-2012 Mijn inzet aanzien van het Europees Landbouwbeleid is met uw Kamer gedeeld in de divrerse geannoteerde agenda's voor de landbouwraden en de kwartaalrapportages. De kabinetsinzet ten aanzien van de omvang van de intensieve veehouderij en schaalgrootte heb ik op 14 juni aan uw Kamer verzonden.

Graus, D.J.G. (PVV)

Dijkgraaf, E. (SGP)

Constaterende dat in de voorstellen voor hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid een koppeling is gemaakt tussen het vergroeningspakket en de basispremie, waardoor agrariërs die niet kunnen voldoen aan de vergroeningseisen niet alleen de vergroeningspremie mislopen, maar ook gekort worden op hun basispremie;

overwegende dat de uitkomst van de onderhandelingen over mogelijke flexibilisering van de vergroening voorlopig ongewis blijft en hoe dan ook een stevige opgave voor de hoogproductieve Nederlandse agrariërs zal betekenen;

overwegende dat veel agrariërs ongeacht de genoemde koppeling al stevig gekort zullen worden op hun basispremie;

overwegende dat de koppeling tussen vergroeningspakket en basispremie niet wordt genoemd in de zogenaamde «negotiation box» inzake de EU-meerjarenbegroting en daarom niet of minder relevant is bij de vaststelling van het totale budget voor de eerste pijler;

verzoekt de regering, zich proactief te verzetten tegen koppeling van het vergroeningspakket aan de basispremie.

21 501-32, nr. 664

22-11-2012

21-03-2013 Afgedaan met brief aan Tweede Kamer van 19 maart 2013 met het verslag van de Landbouw- en visserijraad van 18 en 19 maart (TK 21 501-32, nr. 699).

Lodders, mw. W.J.H. (VVD)

Geurts, J.L. (CDA)

Dijkgraaf, E. (SGP)

Constaterende dat de regering er voorstander van is om in de onderhandelingen over het gemeenschappelijk landbouwbeleid in te zetten op de tweede pijler ten koste van de eerste pijler;

overwegende dat in de nieuwe voorstellen van het gemeenschappelijke landbouwbeleid de huidige inkomenstoeslagen worden vervangen door doelgerichte betalingen (pijler 1);

overwegende dat de tweede pijler grotendeels afhankelijk is van cofinanciering en dat de eerste pijler volledig Europees gefinancierd is en het Nederland bijna geen extra geld kost;

overwegende dat de tweede pijler een extreem hoog foutenpercentage van 7,7% kent en hogere administratieve lasten met zich meebrengt;

van mening dat de regering de motie-Van Bemmel c.s. (21 501-32, nr. 582) onverkort moet uitvoeren;

verzoekt de regering, in de onderhandelingen over het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het budget daarvoor, in te zetten op de handhaving van de huidige verdeling tussen de eerste en de tweede pijler.

21 501-32, nr. 666

22-11-2012

20-03-2013 Zie brief aan Tweede Kamer met verslag van de Landbouw- en visserijraad van 18 en 19 maart (TK21 501-32, nr. 699)

Ouwehand, E. (PvdD)

Constaterende dat gemeenten hun taak om dierenopvangcentra te financieren vaak niet of onvoldoende invullen, met als gevolg dat dierenasielen en -opvangcentra structureel kampen met een gebrek aan financiële middelen;

constaterende dat de Dierenbescherming inmiddels de noodklok heeft geluid omdat de opvangcentra, die per jaar 7.500 honden en 24.000 katten opvangen, niet kunnen voortbestaan wanneer de lokale overheden hun verplichtingen niet nakomen;

verzoekt de regering, met oplossingen te komen voor dit probleem

28 286, nr. 602

27-11-2012

12-07-2013 Onderhanden

Beleidsbrief dierenwelzijn

Ouwehand, E. (PvdD)

Constaterende dat in Nagoya het nieuwe Biodiversiteitsverdrag is gesloten met als doel, het verlies aan soorten in 2020 te halveren, onder andere door het afschaffen van subsidies die de biodiversiteit schaden en bescherming van natuur op 17% van het landoppervlak en in 10% van de oceanen;

constaterende dat het doel van het vorige Biodiversiteitsverdrag, namelijk het stoppen van het biodiversiteitsverlies in 2010, niet gehaald is;

overwegende dat Nederland dus een gedegen aanpak nodig heeft om de afspraken in 2020 wel na te kunnen komen;

verzoekt de regering, concrete afrekenbare tussendoelen te stellen om de afspraken uit het Biodiversiteitsverdrag te kunnen nakomen.

26 407, nr. 72

27-11-2012

16-07-2013 Uw Kamer is 22-06-2013 geïnformeerd

Graus, D.J.G. (PVV)

Verzoekt de regering, nu er een motie is aangenomen ten behoeve van een verbod op de import van slagtanden afkomstig van neushoorns en olifanten, tot strenge controle op en handhaving van de regels met betrekking tot de doorvoer van deze dierlijke delen, zo ook hetgeen afkomstig is van olifanten en neushoorns en al hetgeen geheel of gedeeltelijk is vervaardigd uit deze dieren of delen daarvan.

26 407, nr. 76

27-11-2012

16-07-2013 Onderhanden

Ouwehand, E. (PvdD)

Dekken, T.R. van (PvdA)

Constaterende dat onduidelijk is hoeveel dierenopvangcentra er zijn in Nederland en hoeveel gezelschapsdieren jaarlijks in die centra terechtkomen, doordat kleinschalige opvangcentra vaak niet zijn geregistreerd en er geen volledige registratie plaatsvindt van het aantal opgevangen dieren;

constaterende dat de Raad voor Dieraangelegenheden stelt dat de overheid in haar beleid voldoende aandacht dient te geven aan het waarborgen en bevorderen van het welzijn van gezelschapsdieren en dat zij daartoe voldoende zicht moet hebben op dieren in Nederland;

verzoekt de regering, de handel in en de opvang van gezelschapsdieren in kaart te brengen.

28 286, nr. 601

27-11-2012

12-07-2013 Onderhanden

Beleidsbrief dierenwelzijn

Dik-Faber, mw. R.K. (CU)

Constaterende dat «equivalente» maatregelen als alternatief zijn voorgesteld voor de drie vergroeningsmaatregelen zoals voorgesteld door de Europese Commissie;

overwegende dat bij de keuze voor vergroeningsmaatregelen de effecten op milieu en biodiversiteit centraal dienen te staan;

overwegende dat daadwerkelijke vergroening van de landbouw in Nederland alleen kan worden gerealiseerd als rekening wordt gehouden met regio- en bedrijfsspecifieke kenmerken;

verzoekt de regering, zich sterk te blijven maken voor een ambitieuze vergroening van de directe betalingen middels een flexibel keuzemenu met bovenwettelijke maatregelen, waarin ook collectieve maatregelen en duurzaamheidscertificaten kunnen worden opgenomen.

21 501-32, nr. 669

13-12-2012

21-03-2013 Afgedaan met brief aan de Tweede Kamer van 19 maart 2013, met het verslag van de landbouw- en visserijraad van 18 en 19 maart (TK 21 501-32, nr. 699).

Dik-Faber, mw. R.K. (CU)

Constaterende dat de Europese Commissie een extra korting wil toepassen op het makreelquotum om deze te «reserveren» voor IJsland en Faeröer als voorwaarde om zo nodig sanctiemaatregelen te kunnen invoeren in de loop van 2013;

constaterende dat er nog discussie is over de juridische haalbaarheid van de sancties en dat de inhoud van mogelijke sancties nog niet bekend is;

overwegende dat wanneer sancties zich alleen richten op makreel, deze tandeloos zijn aangezien IJsland en Faeröer hun makreelvangsten niet aanlanden in de EU noch makreel exporteren naar de EU;

verzoekt de regering, in de LNV-raad als voorwaarde te stellen dat als de extra korting op het makreelquotum wordt geaccepteerd, deze tijdig moet worden teruggedraaid als er geen sancties kunnen worden toegepast richting IJsland en Faeröer of deze sancties alleen gericht zijn op makreel en daardoor onvoldoende effect zullen hebben.

21 501-32, nr. 671

13-12-2012

18-07-2013 Afgedaan met brief van 21 december 2012 met het verslag van de landbouw- en visserijraad van 18-20 december (TK 21 501-32, nr. 676).

Thieme, M.L. (PvdD)

Constaterende dat 40% van de rashonden lijdt aan erfelijke afwijkingen;

constaterende dat er al in 2011 een motie van de Partij voor de Dieren met algemene stemmen is aangenomen die de regering verzoekt om de door de Raad voor Dieraangelegenheden geformuleerde kaders voor de fok van honden en andere dieren op te nemen in de aangekondigde AMvB gezelschapsdieren;

verzoekt de regering, het onderzoek naar het fokken van dieren met erfelijke aandoeningen uit te breiden naar meer rassen per jaar en zo het onderzoek te versnellen.

33 400 XIII, nr. 108

24-01-2013

12-07-2013 Voldaan

De Kamer is op 21-03-2013 geinformeerd met Kamerstuknr. 31 389, nr. 124

Thieme, M.L. (PvdD)

Ouwehand, E. (PvdD)

Constaterende dat het aantal dieren dat jaarlijks in proefdierfokkerijen en laboratoria in voorraad wordt gedood, elk jaar stijgt;

verzoekt de regering, doelstellingen te formuleren voor het terugdringen en beheersen van het aantal dieren dat in proefdierfokkerijen en laboratoria in voorraad wordt gedood;

verzoekt de regering tevens, beleid te ontwikkelen om deze doelstellingen te kunnen realiseren.

33 400 XIII, nr. 107

24-01-2013

17-07-2013 Zoals aangegeven in het AO dierproeven van 15 mei jl komt de Staatssecretaris van EZ in december 2013 met een plan van aanpak.

Thieme, M.L. (PvdD)

Dikkers, mw. S.W. (PvdA)

Dekken, T.R. van (PvdA)

Overwegende dat slachtdieren zo kort mogelijk getransporteerd dienen te worden;

verzoekt de regering, onderzoek te doen naar mogelijkheden om de transporten met slachtvee binnen Nederland of vanuit Nederland aan een maximumtransportduur te binden

33 400 XIII, nr. 105

24-01-2013

12-07-2013 Onderhanden

Beleidsbrief dierenwelzijn

Dijkgraaf, E. (SGP)

Geurts, J.L. (CDA)

Verzoekt de regering, beleidsregels op te stellen voor de NMa (nu ACM) met daarin aanwijzingen voor het bieden van ruimte voor afspraken in de agronutriketen over publieke belangen als dierenwelzijn en milieu.

33 400 XIII, nr. 99

24-01-2013

17-07-2013 Afgedaan. Zie Kamerbrief nota duurzame voedselproductie van 11 juli jl.

Dik-Faber, mw. R.K. (CU)

Veldhoven, mw. S. van (D66)

Gerven, H.P.J. van (SP)

Overwegende dat het Platform Verduurzaming Voedsel in de periode 2009¿2012 belangrijke stappen heeft gezet in het verduurzamen van de voedselketen, wat in 2013 met de Alliantie Verduurzaming Voedsel wordt voortgezet;

constaterende dat de overheid niet participeert in deze alliantie, maar via de Regiegroep Duurzame Veehouderij en Agroketens het verduurzamingsproces slechts monitort en de voortgang ervan bewaakt;

van mening dat de overheid als «netwerkpartner» ook een eigen verantwoordelijkheid heeft om bij te dragen aan de verduurzaming van de voedselketen;

verzoekt de regering, duidelijke doelstellingen te formuleren voor de verduurzaming van de voedselproductie en -consumptie in Nederland en via de staatssecretaris ook een actieve bijdrage te leveren aan de samenwerking van ketenpartijen;

verzoekt de regering tevens, te borgen dat de komende jaren ook via de topsectoren Agri&Food en Tuinbouw&Uitgangsmaterialen een bijdrage wordt geleverd aan de verduurzaming van de voedselketen.

33 400 XIII, nr. 92

24-01-2013

17-07-2013 De TK is geinformeerd met de beleidsbrief duurzame voedselproductie van 11 juli jl.

Veldhoven, mw. S. van (D66)

Constaterende dat de landgoederenregeling onder de Natuurschoonwet 1928 belastingvoordelen biedt voor gebieden die heel intensief gebruikt worden, waaronder 45 golfbanen, en dat veel landgoederen niet opengesteld worden voor het publiek;

van mening dat hiermee inbreuk gemaakt wordt op de oorspronkelijke doelstellingen van de Natuurschoonwet en de landgoederenregeling;

verzoekt de regering, de landgoederenregeling te evalueren, voorstellen te ontwikkelen om deze meer te richten op het bevorderen van het beschermen en openstellen van echte landgoederen, en de beschikkingen van bestaande landgoederen te herkeuren.

33 400 XIII, nr. 90

24-01-2013

18-07-2013 Onderhanden

Veldhoven, mw. S. van (D66)

Klaver, J.F. (GL)

Dik-Faber, mw. R.K. (CU)

Jacobi, L. (PvdA)

Gerven, H.P.J. van (SP)

Thieme, M.L. (PvdD)

Overwegende dat Nederland al jaren achterloopt met het aanwijzen van de Natura 2000-gebieden;

van mening dat het steeds vooruitschuiven van de aanwijzing niet bijdraagt aan het maken van goede afspraken die bijdragen aan duidelijkheid voor alle betrokken partijen;

verzoekt de regering, alle Natura 2000-gebieden voor de zomer definitief aan te wijzen, voor zover dit nog niet is gebeurd.

33 400 XIII, nr. 89

24-01-2013

18-07-2013 De TK is geinformeerd met brieven TK 2012–2013, 32 670, nrs. 68, 71 en 73. In mei en juni zijn 63 gebieden aangewezen (daarmee een totaal van 121 aangewezen gebieden). In juli zijn middels voorpublicatie 24 gebieden aangewezen.

Geurts, J.L. (CDA)

Dijkgraaf, E. (SGP)

Overwegende dat de regering de inzet van werknemers van de WSW in het bedrijfsleven wil bevorderen;

constaterende dat de inzet bij Staatsbosbeheer en andere terreinbeheerders nog te gering is;

verzoekt de regering, met de directie van Staatsbosbeheer te overleggen hoe er snel meer WSW'ers ingezet kunnen worden in het bosbeheer.

33 400 XIII, nr. 88

24-01-2013

18-07-2013 Onderhanden

Graus, D.J.G. (PVV)

Verzoekt de regering, tot een beter en eerlijker verdienmodel ten behoeve van boeren, tuinders en vissers in overleg met de retailers en voedselverwerkende industrie.

33 400 XIII, nr. 127 (was nr. 75)

24-01-2013

17-07-2013 De TK is geinformeerd met de beleidsbrief Duurzame Voedselproductie van 11 juli jl.

Ouwehand, E. (PvdD)

Gerven, H.P.J. van (SP)

Jacobi, L. (PvdA)

Klaver, J.F. (GL)

Veldhoven, mw. S. van (D66)

Constaterende dat een tussenrapportage van de beoordeling van de EFSA van de in Europa toegelaten neonicotinoïden en fiprinol het risico voor de gezondheid van bijen bij geen van de toegelaten toepassingen kan uitsluiten;

overwegende het voorzorgbeginsel en het grote publieke belang van de bij;

verzoekt de regering, zich in te zetten voor een Europees moratorium op alle toepassingen van neonicotinoïden en fipronil, tenzij onomstotelijk bewezen is dat zij geen schadelijk effect hebben op de gezondheid van bijen.

21 501-32, nr. 683 (was nr. 680)

24-01-2013

17-07-2013 Motie is uitgevoerd, zie onder meer de brief aan de Kamer d.d. 31 mei 2013 (TK 32 372, nr. 97)

Jacobi, L. (PvdA)

Litjens, P.J.M. (VVD)

Overwegende dat provincies terughoudend zijn met aanwijzen van natuur omdat ze bang zijn dat er te weinig geld voor is;

constaterende dat er met de impuls uit het regeerakkoord van 200 miljoen/jaar weer geld is om te investeren in grootschalige natuur;

constaterende dat verschillende maatschappelijke organisaties zoals verzekeringsmaatschappijen het belang onderkennen van natuur voor bijvoorbeeld de gezondheid;

van mening dat het wenselijk is aanleg te versnellen waar mogelijk om snel duidelijkheid te geven aan omwonenden, natuur snel beschikbaar te maken voor bezoekers en beheerkosten te drukken;

verzoekt de regering, de mogelijkheid te onderzoeken dat particulieren en verzekeringen de realisatie van natuur voor kunnen financieren via pps-constructies.

33400 XIII, nr. , gewijzigd was nr. 83

24-01-2013

11-07-2013 Kamer is laatst geïnformeerd over voortgang van deze motie met kamerstuknr. 33 576, nr. 4

Jacobi, L. (PvdA)

Overwegende dat met name de decentralisatie van de schaapskudderegeling en de regeling Langeafstandswandelpaden ertoe heeft geleid dat elke provincie zijn eigen regeling heeft ontworpen;

van mening dat het onwenselijk is als de aanvragers per provincie met verschillende regimes, subsidiebedragen en aanvraagprocedures te maken krijgen;

van mening dat het niet de bedoeling kan zijn dat met de decentralisatie van een regeling er twaalf nieuwe ontstaan;

verzoekt de regering, het IPO te verzoeken om met name de regelingen voor gescheperde schaapskuddes voor bijzondere rassen en de Langeafstandswandelpaden in alle provincies eenduidig en eenvoudig uit te voeren.

33400 XIII, nr. , gewijzigd was nr. 84

24-01-2013

16-07-2013 Onderhanden

Thieme, M.L. (PvdD)

Constaterende dat de teelt van het veevoer voor Nederlandse varkens, koeien en kippen een groot beslag legt op landbouwgronden in andere landen;

constaterende dat Nederlandse teelt van veevoer kan leiden tot grote winst voor het milieu, de biodiversiteit en voor onze boeren;

verzoekt de regering, de lokale teelt van veevoedergewassen te bevorderen

33 400 XIII, nr. 112

24-01-2013

 

Thieme, M.L. (PvdD)

Ouwehand, E. (PvdD)

Constaterende dat Nederland er in Europa voor heeft gepleit, steun te geven aan het voorstel van de VS om de ijsbeer hogere bescherming te geven en de handel in huiden van ijsberen te verbieden;

constaterende dat de Europese lidstaten het voorstel van de VS tijdens de CITES-conferentie niet hebben gesteund;

verzoekt de regering, zich in Europa te blijven inzetten voor een Europees import- en handelsverbod voor producten van ijsberen.

33 551, nr. 15

07-03-2013

16-07-2013 Onderhanden

Thieme, M.L. (PvdD)

Constaterende dat het kabinet het in de verdere uitwerking van het Meerjarig Financieel Kader van groot belang acht, de kwaliteit van Europese uitgaven te verbeteren en strengere voorwaarden wil verbinden aan Europese subsidies;

constaterende dat Europese landbouwsubsidies terechtkomen bij de stierenvechtsector;

verzoekt de regering, zich in Europa ervoor in te zetten dat er geen landbouwsubsidies meer worden verstrekt aan de stierenvechtsector.

33 551, nr. 16

07-03-2013

17-07-2013 In het schriftelijk overleg over de de Landbouw- en Visserijraad van juli 2013 heeft de Staatssecretaris aangegeven de Tweede Kamer na de zomer te informeren over de uitvoering van de motie.

Dijkgraaf, E. (SGP)

Bosman, A. (VVD)

Geurts, J.L. (CDA)

Graus, D.J.G. (PVV)

Constaterende dat het in delen van Nederland verboden is om de wolhandkrab te vangen;

constaterende dat Nederland het enige land is in Europa dat ook het bruine vlees meerekent terwijl Europa alleen de norm voor het dioxinegehalte heeft vastgesteld voor het witte vlees;

overwegende dat de vangst van wolhandkrab essentieel is voor de toekomst van de binnenvisserij en de biodiversiteit;..

overwegende dat de wolhandkrab in andere EU-lidstaten wel gevangen mag worden en in Nederland mag worden verhandeld;

overwegende dat het witte vlees van de Nederlandse wolhandkrab voldoet aan de Europese gezondheidsnormen;..

overwegende dat te veel consumptie van het bruine vlees eventuele gezondheidsrisico's met zich kan brengen en dat deze risico's duidelijk moeten zijn voor de consument;..

verzoekt de regering, het vangstverbod van wolhandkrab per 1 april 2013 op te heffen;

verzoekt de regering tevens, bij de verkoop aan consumenten via etikettering duidelijk te maken wat het gezondheidsrisico is als te veel bruin vlees geconsumeerd wordt.

TK 32 201, nr. 51

21-03-2013

17-07-2013 Afgedaan met brief aan Tweede Kamer van 3 april 2013 (TK 32 201, nr. 59)

Bosman, A. (VVD)

Dijkgraaf, E. (SGP)

Geurts, J.L. (CDA)

Constaterende dat het Nederlandse streefbeeld is gebaseerd op de aalstand in de jaren vijftig van de vorige eeuw toen er sprake was van een groter palingbestand, juist door menselijk handelen;

constaterende dat het Nederlandse streefbeeld door de onjuiste referentieperiode drie maal hoger ligt dan de streefbeelden van de buurlanden Duitsland, België en het Verenigd Koninkrijk;

overwegende dat de leefomstandigheden voor aal in de Nederlandse binnenwateren sinds die tijd aanzienlijk zijn verslechterd door afnemende voedselrijkdom van het oppervlaktewater, de komst van onomkeerbaar migratiebeperkende kunstwerken en het wegvallen van de destijds massale uitzet van goedkope glasaal en pootaal;..

overwegende dat het niet verdisconteren van genoemde factoren een vertekend beeld geeft van de potentieel te realiseren uittrek van schieraal;

verzoekt de regering, voor het zomerreces een herberekening van het streefbeeld uit te laten voeren, waarbij aangesloten wordt op de rekenmethodiek van de genoemde lidstaten en waarbij rekening gehouden wordt met de genoemde factoren, zodat op korte termijn weer sprake is van een realistisch streefbeeld;

verzoekt de regering tevens, via onder meer de Visserijraad, op Europees niveau kenbaar te maken dat het ontbreken van richtlijnen voor berekening van het streefbeeld verstorend werkt op het realiseren van een gelijk speelveld tussen de lidstaten.

TK 32 201, nr 54

21-03-2013

18-07-2013 In uitvoering, zie brief aan Tweede Kamer van 8 mei 2013 (TK 32 201, nr. 62).

Ouwehand, E. (PvdD)

Schouw, A.G. (D66)

Verzoekt de regering, de vier door de Raad voor Dierenaangelegenheden geformuleerde kaders voor de fok van honden en andere dieren op te nemen in het Besluit gezelschapsdieren conform de aangenomen motie Ouwehand c.s. (28 286, nr. 474).

31 389, nr. 112

25-03-2013

12-07-2013 Volddan

De Tweede Kamer is 04-07-2013 geinformeerd, kamerstuknr. 28 286, nr. 641

Gerven, H.P.J. van (SP)

Dekken, T.R. van (PvdA)

GEWIJZIGDE MOTIE VAN DE LEDEN VAN GERVEN EN VAN DEKKEN TER VERVANGING VAN DIE GEDRUKT ONDER NR. 121

Voorgesteld 4 juni 2013

Van mening dat fokkers een zorgplicht hebben ten aanzien van een gezond fokbeleid; verzoekt de regering, de regels voor een gezond fokbeleid (zoals geformu-leerd in artikel 19 Besluit Gezelschapsdieren) te laten gelden voor alle fokkers, inclusief hobbyfokkers; verzoekt de regering ook, te bezien op welke wijze een gezond fokbeleid voor dieren die hobbymatig worden gehouden nader kan worden geborgd; verzoekt de regering voorts, tenminste paard, pony en ezel toe te voegen aan het besluit gezelschapsdieren onder artikel 19, zodat zij onder de reikwijdte van het gezonde fokbeleid vallen.

31 389, nr. 128

25-03-2013

17-07-2013 Over het besluit houders van dieren wordt de TK nader geinformeerd.

Ouwehand, E. (PvdD)

Schouw, A.G. (D66)

Verzoekt de regering, een evaluatiebepaling voor de positief lijst op te nemen in het Besluit houders van dieren en deze in te stellen op drie jaar.

31 389, nr. 110

25-03-2013

17-07-2013 Omdat de positieflijst een nieuw instrument is en het de bedoeling is dat deze dynamisch zal zijn, zal ik nieuwe aanvragen van houders voor plaatsing van een diersoort op de positieflijst binnen een jaar, op 1 november 2014, versneld door de WUR volgens dezelfde systematiek laten evalueren. Daarnaast vindt er periodiek een evaluatie plaats van de positieflijst (Kamerbrief 19 juni jl).

Dik-Faber, mw. R.K. (CU)

Constaterende dat de regering zich in 2009 tot doel heeft gesteld de voedselverspilling in 2015 met 20% te verminderen ten opzichte van 2010;

constaterende dat de Alliantie Verduurzaming Voedsel zich in haar aanpak van reststromen en voedselverspilling op het jaar 2020 richt;

overwegende dat vier jaar na het formuleren van de doelstelling concrete resultaten op zich laten wachten;

verzoekt de regering, zich actief in te spannen voor het bereiken van de oorspronkelijke doelstelling en de partners in de alliantie te houden aan deze doelstelling van 20% reductie van voedselverspilling in 2015.

31 532, nr. 105

03-04-2013

17-07-2013 De TK is geinformeerd met de beleidsbrief Duurzame Voedselproductie van 11 juli jl.

Dik-Faber, mw. R.K. (CU)

Jacobi, L. (PvdA)

Veldhoven, mw. S. van (D66)

De voorzitter:

De motie-Van Veldhoven/Dik-Faber (29 659, nr. 105) is in die zin gewijzigd (29 659, nr. 119) en nader gewijzigd dat zij thans luidt:

Constaterende dat er een eenmalige taakstelling van 100 miljoen euro voor Staatsbosbeheer is opgenomen in het regeerakkoord, en dat om deze in te vullen in eerste instantie gekeken wordt naar grondverkoop;

van mening dat er naast verkoop van grond buiten de ehs met eenmalige opbrengsten ook breder gekeken zou moeten worden naar alternatieven met structurele opbrengsten;

verzoekt de regering, na afloop van het proefproject in Overijssel ook te kijken naar alternatieve mogelijkheden voor het verwaarden van grond, zoals bijvoorbeeld verpachten van de grond van Staatsbosbeheer buiten de ehs, en de Kamer hierover bij de evaluatie daarvan te informeren.

29 659, nr. 119 (was nr. 105)

11-04-2013

11-07-2013 Kamer is geïnformeerd over voortgang van deze motie met kamerstuknr. 29 659, nr. 118

Veldhoven, mw. S. van (D66)

Dik-Faber, mw. R.K. (CU)

Constaterende dat er een eenmalige taakstelling van 100 miljoen euro voor Staatsbosbeheer is opgenomen in het regeerakkoord, waarvoor wordt gekeken naar grondverkoop;

constaterende dat de regering een pilot voor de verkoop wil uitvoeren, van rond de 1 miljoen euro;

van mening dat de alternatieven voor verkoop serieus onderzocht zouden moeten worden;

verzoekt de regering, bij de eventuele resterende grondverkoop:

– minimale verkoop;

– minimaal verlies aan natuurwaarden;

– maximale waarborging van toegankelijkheid;

als leidende beginselen te hanteren bij de selectie van gronden voor de verkoop.

29 659, nr. 106

11-04-2013

11-07-2013 Kamer is geïnformeerd over voortgang van deze motie met kamerstuknr. 29 659, nr. 118

Jacobi, L. (PvdA)

Constaterende dat de gronden waarvan verkoop nu is voorgenomen ondanks dat ze buiten de ecologische hoofdstructuur liggen, wel belangrijke natuurwaarden herbergen;

constaterende dat deze natuurwaarden weliswaar bescherming genieten in het kader van de Flora- en faunawet, maar (onbedoeld) zouden kunnen verdwijnen als de eigenaar daar geen weet van heeft;

van mening dat het wenselijk is dat de gebieden openbaar toegankelijk blijven;

verzoekt de regering, de te koop staande gronden voor de verkoop uitgebreid te inventariseren op de natuurwaarden en de nieuwe eigenaar hiervan op de hoogte te stellen en te wijzen op de zorgplicht;

verzoekt de regering tevens, in overleg te gaan met de betreffende gemeenten over de gewenste openbare toegankelijkheid.

29 659, nr. ?? (was 109)

11-04-2013

11-07-2013 Kamer is geïnformeerd over voortgang van deze motie met kamerstuknr. 29 659, nr. 118

Dik-Faber, mw. R.K. (CU)

Constaterende dat het antibioticagebruik in de veehouderij sinds 2009 flink is gedaald, maar dat er nog een forse opgave ligt om te komen tot 70% reductie (ten opzichte van 2009) in 2015;

overwegende dat alternatieven voor antibiotica kunnen bijdragen aan een verdere reductie van antibioticagebruik in de veehouderij;

overwegende dat er binnen het 7e Europese Kaderprogramma, het ZonMw-programma «Priority Medicines en Antimicrobiële Resistentie» en de topsector AgriFood mogelijkheden zijn om onderzoek te doen naar alternatieven voor antibiotica;

overwegende dat alternatieven voor antibiotica momenteel onvoldoende bekend zijn bij veehouders;

verzoekt de regering, in het overleg met de sector over verdere reductie van het antibioticagebruik specifiek aandacht te besteden aan (onderzoek naar) alternatieven voor antibiotica en aan het vergroten van de bekendheid van alternatieve middelen onder veehouders;

verzoekt de regering tevens, ruimte te bieden voor praktijkproeven met alternatieve middelen om zo te zorgen dat deze middelen sneller op de markt kunnen worden toegelaten.

29 683, nr. 151

11-04-2013

17-07-2013 Motie wordt uitgevoerd. Zie ook brief aan de Kamer d.d. 4 juli 2013.

Schouw, A.G. (D66)

Constaterende dat de huidige cijfers betreffende antibioticaverkoop en -gebruik nog onvoldoende traceerbaar en verifieerbaar zijn;

overwegende dat duidelijke en controleerbare cijfers noodzakelijk zijn om een adequate inschatting te maken van verkoop en gebruik van antibiotica;

verzoekt de regering, bij het meetmoment voor 2014 duidelijk te maken hoe de gepresenteerde cijfers betreffende antibioticagebruik tot stand komen, een inschatting te geven van de betrouwbaarheid daarvan en op basis van welke bronnen en controleerbare gegevens deze cijfers realistisch zijn.

29 683, nr. 152

11-04-2013

17-07-2013 Motie wordt uitgevoerd, de Kamer wordt conform het dictum van de motie in 2014 geinformeerd.

Thieme, M.L. (PvdD)

Gerven, H.P.J. van (SP)

Constaterende dat het antibioticabeleid van de overheid erop gericht is preventief gebruik van antibiotica in de veehouderij tegen te gaan;

constaterende dat er nog steeds standaard koppelbehandelingen worden toegepast;

verzoekt de regering, strenge eisen op te stellen voor het toepassen van koppelbehandelingen en het gebruik van koppelbehandelingen terug te dringen.

29 683, nr. 155

11-04-2013

17-07-2013 Motie wordt uitgevoerd.

Klaver, J.F. (GL)

Constaterende dat in het Decentralisatieakkoord Natuur is opgenomen, dat 13.000 hectare bestaande natuur van terreinbeherende organisaties wordt verkocht dat buiten de herijkte ecologische hoofdstructuur maar binnen de oorspronkelijke ehs ligt, en daarnaast nog 6.000 tot 9.000 hectare bestaande natuur van terreinbeherende organisaties wordt verkocht dat binnen de herijkte ehs ligt;

overwegende dat het ongepast is dat in een bestuursakkoord tussen twee overheden wordt afgesproken dat particuliere organisaties grond in hun eigendom moeten verkopen;

overwegende dat de overheid terreinbeherende organisaties hiertoe niet eenzijdig kan verplichten;

overwegende dat deze afspraken ertoe kunnen leiden dat Staatsbosbeheer opnieuw veel natuur moet gaan verkopen, bovenop de verkoop om de taakstelling van 100 miljoen te halen;

roept de regering op, de eenzijdige afspraken over de verkoop van natuurgebieden door terreinbeherende organisaties uit het natuurakkoord te bespreken met deze organisaties en daarover te berichten in haar toegezegde hoofdlijnennotitie.

29 659, nr. 107

11-04-2013

16-07-2013 Onderhanden, komt begin september 2013

Geurts, J.L. (CDA)

Dijkgraaf, E. (SGP)

Dik-Faber, mw. R.K. (CU)

Verzoekt de regering, voor de gebieden waar discussie is over haalbaarheid en betaalbaarheid pas tot aanwijzing over te gaan als haalbaarheid en betaalbaarheid gegarandeerd zijn.

33 037, nr. 62

24-04-2013

11-07-2013 Kamer is geïnformeerd over voortgang van deze motie met kamerstuknr. 32 670, nr. 73

Veldhoven, mw. S. van (D66)

Jacobi, L. (PvdA)

Constaterende dat de bijzondere natuur van de Eems lijdt onder de stijgende druk als gevolg van intensieve economische activiteiten en dat de Vogel- en Habitatrichtlijn Nederland en Duitsland verplicht om een verdere verslechtering van de natuurkwaliteit te voorkomen;

van mening dat de ecologische en economische belangen die met de ontwikkeling van de Eems samenhangen groot en grensoverschrijdend van aard zijn en dat deze daarom vragen om een langetermijnaanpak;

verzoekt de regering, in goed overleg met de Duitse regering en de betrokken lokale overheden werk te maken van een langetermijnvisie in de vorm van een integraal managementplan voor het hele Eems-Dollard-estuarium, waarin zowel aandacht geschonken wordt aan voldoende maatregelen voor natuurherstel als het benutten van de mogelijkheden voor de economische ontwikkeling van het gebied.

30 195, nr. 35

21-05-2013

18-07-2013 In uitvoering. Zie mijn brief van 5 juni 2013 (TK 30 195, nr. 41). De Tweede Kamer zal in augustus worden geinformeerd over de voortgang.

Ouwehand, E. (PvdD)

Klaver, J.F. (GL)

Gerven, H.P.J. van (SP)

Geurts, J.L. (CDA)

Constaterende dat de Europese Commissie met een voorstel is gekomen op het gebied van de registratie van plantenrassen;.

verzoekt de regering, in haar inbreng bij het Europese voorstel:.

– de belangen van kleine veredelaars, de biologische landbouw en de agrobiodiversiteit voorop te stellen en deze belangen te beschermen tegen hoge administratieve lasten;.

– zich ervoor in te spannen dat de registratievoorschriften voor oude en traditionele rassen geen (financiële) belemmering vormen voor de instandhouding van deze rassen;.

– naast de ruilhandel tussen niet-professionele gebruikers van zaden ook de vrije ruilhandel tussen boeren uit te zonderen van de registratievoorschriften;.

– zich expliciet het recht voor te behouden om op nationaal niveau af te wijken van de verplichte registratievoorschriften voor plantenrassen om een duurzame landbouw te bevorderen, de monopolisering van onze voedselvoorziening tegen te gaan en de agrobiodiversiteit te bevorderen,

21 501-32, nr. 710

23-05-2013

18-07-2013 Afgedaan met brief aan Tweede Kamer van 14 juni 2013 (TK 22 112, nr. 1640).

Slob, drs A. (CU)

Geurts, J.L. (CDA)

Verzoekt de regering:

– bij het opstellen van de maatregelenpakketten voor natuurgebieden op zee te overleggen met de visserijorganisaties, hierbij te streven naar instemming en draagvlak bij de visserijorganisaties en nadrukkelijk een afweging te maken tussen het vereiste niveau van gebiedsbescherming en de economische impact en proportionaliteit van de maatregelenpakketten;

– bij een gelijk resultaat voor natuur in de maatregelpakketten te kiezen voor een variant met de minste economische schade;

– het alternatieve voorstel van de visserijsector voor de Doggersbank serieus te betrekken bij het opstellen van het maatregelpakket voor dit gebied;

– zo spoedig mogelijk een nulmeting te doen en indicatoren vast te stellen en de resultaten van maatregelen in natuurgebieden op zee te monitoren, waarbij het sluiten van gebieden ook teruggedraaid kan worden;

– bij het opstellen van de maatregelenpakketten voor natuurgebieden op zee ruimte te bieden voor maatwerk zoals het inzetten van nieuwe vistechnieken als alternatief voor het volledig sluiten van gebieden voor visserij.

32 002, nr. 32

23-05-2013

16-07-2013 Onderhanden

Slob, drs A. (CU)

Geurts, J.L. (CDA)

Constaterende dat de maatregelpakketten voor de natuurgebieden op zee al op korte termijn naar de Europese Commissie zullen worden verstuurd en dat het voornemen is dit te doen voordat de gebieden worden aangewezen;

verzoekt de regering, de maatregelpakketten voor huidige voorgenomen en toekomstige natuurgebieden op zee eerst voor te leggen aan de Tweede Kamer voordat deze worden vastgesteld en ingediend bij de Europese Commissie.

32 002, nr. 33

23-05-2013

16-07-2013 Onderhanden

Ouwehand, E. (PvdD)

Thieme, M.L. (PvdD)

Verzoekt de regering, de zorgen van de Kamer over te brengen aan de provincie Gelderland over het afschieten van herten in de draag- en zoogtijd.

32 563, nr. 35

23-05-2013

11-07-2013 Onderhanden

Veldhoven, mw. S. van (D66)

IIn het licht van de moeizame verantwoording over de besteding van de ILG-gelden de afgelopen jaren, onder andere door gebrek aan duidelijke rapportage-afspraken;

spreekt uit dat het wenselijk is om goed te kunnen volgen wat er met de besteding van rijksgeld wordt bereikt, met name in het realiseren van de internationale doelen;

verzoekt de regering, advies in te winnen bij het Comité van Toezicht ILG over het optimaal inrichten van de voortgangsmonitoring in de toekomst, met als uitgangspunt de administratieve lasten zo veel mogelijk te beperken.

33 441, nr. 9

23-05-2013

16-07-2013 Onderhanden

Ouwehand, E. (PvdD)

Verzoekt de regering, een algeheel verbod af te kondigen op de verkoop van neonicotinoïden aan particulieren, zowel als bestrijdingsmiddel als als biocide.

27 858, nr. 151

04-06-2013

17-07-2013 Zie brief aan TK d.d. 1 juli 2013 (27 858 nr. 212).

Geurts, J.L. (CDA)

Constaterende dat Nederland bij een uitbraak van een besmettelijke dierziekte over zal gaan tot noodvaccinatie;

constaterende dat in andere EU-landen en in derde landen noodvaccinatie nog niet aan de orde van de dag is;

overwegende dat de buitenlandse vraag, naar verwachting, keldert bij noodvaccinatie in Nederland;

overwegende dat andere Europese landen mogelijk andere methoden hanteren waardoor er geen gelijk speelveld is;

verzoekt de regering, zich in Europa en naar derde landen toe meer in te spannen om bewustwording over en gebruik van noodvaccinatie te verhogen;

verzoekt de regering voorts, meer aan consumentenvoorlichting te doen.

21 501-32, nr. 719

20-06-2013

17-07-2013 Motie wordt uitgevoerd.

Houwers, J. (VVD)

Geurts, J.L. (CDA)

Overwegende dat het G7-akkoord een aanzet is tot een oplossing van het probleem op het gebied van veiligheid en schade als gevolg van de overmatige aanwezigheid van ganzen;

overwegende dat de zorg bestaat dat met name de risico's rond Schiphol niet op korte termijn voldoende worden teruggebracht;

roept de Staatssecretarissen van EZ en I en M op om alle mogelijkheden in te zetten om rond Schiphol een ganzenveilige situatie te creëren voor het vliegverkeer en daartoe ook te bezien:

– in hoeverre het aantal aanwezige ganzen in voldoende mate wordt gereduceerd;

– of een oplossing gevonden kan worden door het gebruik van elektrogolven;

– of de eerste resultaten van de proef Robin Radar Systems uitzicht bieden op terugdringing van de risico's;

verzoekt de regering, de Tweede Kamer eind 2014 te informeren over de resultaten van deze inspanningen.

28 286, nr. 636

03-07-2013

16-07-2013 Onderhanden, primaire behandelaar is het Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Ouwehand, E. (PvdD)

Thieme, M.L. (PvdD)

Overwegende, dat de luchtkwaliteit en temperatuur in stallen grote invloed heeft op het welzijn van de dieren,

constaterende, dat er geregeld incidenten worden gemeld over defecte ventilatoren in stallen waardoor dieren kunnen stikken door het gebrek aan frisse lucht,

verzoekt de regering, de NVWA opdracht te geven in de zomermaanden extra te controleren op de temperatuur en luchtkwaliteit in stallen.

33 605 XIII, nr. 18

26-06-2013

 

Schouw, A.G. (D66)

Jacobi, L. (PvdA)

Constaterende dat de inzet van huis-, tuin- en keukenmiddelen van natuurlijke oorsprong, zoals biologische magere melk tegen virussen, bier tegen slakken of gesteentemeel tegen schild- en dopluizen professioneel niet mogelijk is, omdat deze producten geen toelatingsnummer hebben;

overwegende dat gebruik van deze middelen een voor de natuur minder schadelijke bestrijding kan opleveren;

verzoekt de regering, te onderzoeken de inzet van huis-, tuin- en keukenmiddelen door professionals eenvoudiger te maken en hierover voor het voorjaar van 2014 aan de Kamer te rapporteren.

27 858, nr. 181 (gewijzigd)

01-07-2013

17-07-2013 Motie wordt uitgevoerd, mede in het kader van de nog te sluiten Green Deal terzake.

Schouw, A.G. (D66)

Constaterende dat monitoring en handhaving essentieel zijn voor het bereiken van de doelen uit de tweede nota gewasbescherming;

verzoekt de regering natuur- en milieuorganisaties hierbij actief te betrekken.

27 858, nr. 182

01-07-2013

17-07-2013 Motie wordt uitgevoerd.

Dik-Faber, mw. R.K. (CU)

Overwegende dat in de toelatingsprocedure van gewasbeschermingsmiddelen geen rekening wordt gehouden met eventuele onderling versterkende gevolgen van het gebruik van verschillende gewasbeschermingsmiddelen voor de gezondheid van de mens;

overwegende dat wordt gewerkt aan een Europese methodologie waarbij cumulatieve effecten worden meegewogen;

verzoekt de regering, in Europees verband te pleiten voor een spoedige aanpassing van de toelatingsprocedure, waarbij ook wordt gekeken naar cumulatieve effecten van het gebruik van verschillende gewasbeschermingsmiddelen, en de Kamer hierover te informeren.

27 858, nr. 185

01-07-2013

17-07-2013 Motie wordt in Europa aan de orde gesteld.

Gerven, H.P.J. van (SP)

Verzoekt de regering, de keuzevrijheid voor cisgenese-vrije producten voor de consument te garanderen;

verzoekt de regering tevens, ervoor te zorgen dat maatregelen genomen kunnen worden opdat biologische boeren ervoor kunnen kiezen hun velden en gewassen cisgenese-vrij te houden.

27 428, nr. 250

03-07-2013

17-07-2013 Motie onderhanden. De Kamer wordt conform toezegging in het VAO Biotechnologie van 3 juli 2013 per brief geinformeerd over labellingsplicht en keuzevrijheid i.r.t. cisgenese.

Dik-Faber, mw. R.K. (CU)

Constaterende dat de Commissie Biotechnologie bij Dieren stelt dat artikel 66, lid 3, onder b, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren moet worden gelezen als een «afwijzing van dierbiotechnologisch handelen tenzij genetische modificatie vanuit een ethisch perspectief als een substantiële verbetering moet worden beschouwd voor zowel de bestaande praktijk als voor de mogelijke reële alternatieven»;

overwegende dat de commissie het alternatief van de combikip niet als een volwaardig en reëel alternatief beschouwt omdat het niet past in het huidige dominante productiesysteem;

overwegende dat de commissie tevens stelt dat in de discussie over de morele aanvaardbaarheid van het doden van eendagshaantjes ook de praktijk die daartoe leidt, aan de orde moet worden gesteld;

overwegende dat de inzet van kwalgenen wordt neergezet als enig reëel alternatief voor het doden van eendagshaantjes, waarmee een discussie over het huidige dominante productiesysteem wordt vermeden; verzoekt de regering, samen met de sector een maatschappelijke discussie te starten over het huidige dominante productiesysteem in de pluimveehouderij, waarbij het behoud van een goed verdienmodel als uitgangspunt wordt genomen;

verzoekt de regering tevens, nader te onderzoeken hoe de «combinatiekip» als alternatief voor de huidige praktijk van het doden van eendagshaantjes in een moderne en duurzame pluimveehouderij past.

27 428, nr 252

03-07-2013

17-07-2013 Motie wordt uitgevoerd.

Liefde, B.C. de (VVD)

Constaterende dat de Europese Commissie heeft voorgesteld het Nagoya Protocol in de Europese Unie te implementeren via een verordening;

constaterende dat niet duidelijk is wat de financiële consequenties voor Nederland zijn als deze verordening wordt geïmplementeerd en dat Nederland voornemens is, een financieel voorbehoud te maken tijdens de onderhandelingen;

verzoekt de regering, de Kamer te informeren zodra de financiële gevolgen van het voorstel bekend zijn en hierover met de Kamer van gedachten te wisselen en tot die tijd geen onomkeerbare stappen te zetten tijdens de onderhandelingen over het voorstel voor de EU-verordening.

27 428, nr 253

03-07-2013

17-07-2013 Motie wordt uitgevoerd. Kamer wordt conform toezegging tijdens het VAO Biotechnologie d.d. 3 juli 2013 geinformeerd over de financiële gevolgen van het voorstel.

Gerven, H.P.J. van (SP)

Dijkgraaf, E. (SGP)

Graus, D.J.G. (PVV)

Ouwehand, E. (PvdD)

Dik-Faber, mw. R.K. (CU)

Geurts, J.L. (CDA)

Schouw, A.G. (D66)

Klaver, J.F. (GL)

Klein, N.P.M. (50PLUS)

Verzoekt de regering, alsnog vrijstelling te verlenen voor het bovengronds aanwenden van mest, aan maximaal honderd gecertificeerde kringboeren van de Vereniging tot Behoud van Boer en Milieu (VBBM) en de Noordelijke Friese Wouden (NFW), voor een periode van vijf jaar teneinde deze periode te gebruiken voor vervolgonderzoek en doorontwikkeling.

33 037, nr 68

04-07-2013

17-07-2013 Kamer wordt per brief geinformeerd over uitvoering van de motie.

4.2 ZBO’s en RWT’s

Onderstaand zijn alle ZBO’s en RWT’s van het Ministerie van EZ opgenomen. Voor een overzicht van de stichtingen die gelieerd zijn aan het Ministerie van EZ wordt verwezen naar het volgende overzicht: http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/ez/organisatie/stichtingen-ministerie-eleni

 

Externe organisatie (met wettelijke en/ of bestuurlijke taak)

RWT

ZBO

Functie

Begrotings-

artikel(en)

Begrotings-ramingen

X € 1.000

Verwijzing

(URL-link) naar website RWT/ZBO

1

Agrarische Opleidingscentra (13)

X

X 1

De AOC’s zijn de kennisinstellingen/ opleidingsinstituten voor voeding, natuur en milieu op VMBO/ MBO-niveau.

17

481.384

 

2

Bureau Beheer Landbouwgronden/ Commissie Beheer Landbouwgronden

X

X 2

Bureau Beheer Landbouwgronden is belast met de verwerving in opdracht van EZ en andere overheden van onroerend goed dat wordt doorgeleverd aan overheids- en andere organisaties die daarmee overheidsdoelen in het landelijk gebied realiseren met betrekking tot de thema’s natuur, landbouw, recreatie, landschap, water en milieu.

18

Geen bijdrage

www.dlg.nl

3

Centraal Bureau voor de Statistiek

X

X

Het verzamelen, bewerken en publiceren van statistieken ten behoeve van praktijk, beleid en wetenschap. Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. De wettelijke grondslag voor het CBS is de «Wet op het Centraal Bureau voor de Statistiek».

11

153.514

www.cbs.nl

4

Centrale Commissie voor de Statistiek

 

X

Het, als onafhankelijke commissie, bewaken van de onafhankelijkheid, onpartijdigheid, relevantie, kwaliteit en continuïteit van het statistische programma van het CBS.

 

Geen directe bijdrage

zie www.cbs.nl

5

College Toelating Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden (vh. CTB)

X

X

Het Ctgb oordeelt over de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden op basis van op EU-niveau geharmoniseerde wet- en regelgeving.

16

456

www.ctgb.nl

6

AOC Raad (Bureau Erkenningen)

X

 

Bureau Erkenningen (BE) van de AOC Raad is in de Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Rgb), aangewezen als instantie voor het verstrekken van vakbekwaamheidsbewijzen gewasbescherming.

 

Geen directe bijdrage

www.erkenningen.nl

7

Edelmetaal Waarborg Nederland

X

X

Het keuren van alle aan consumenten verkochte gouden, zilveren en platina voorwerpen boven een bepaalde gewichtsdrempel en alvorens zij op de Nederlandse markt worden gebracht, te voorzien van één of meerdere stempelmerken (het waarborgen).

 

Geen bijdrage

www.ewnederland.nl

8

Examinerende instanties als bedoeld in artikel 19 van de Examenregeling frequentiegebruik 2008

X

 

Het afnemen van examens ter verkrijging van vergunningen voor het gebruik van frequentieruimte.

 

Geen bijdrage

 

9

Faunafonds

X

X

Het Faunafonds is belast met het toekennen van tegemoetkomingen in door beschermde diersoorten aangerichte schade, het bevorderen van maatregelen ter voorkoming en bestrijding van dergelijke schade en advisering aan gedeputeerde staten van provincies en de Minister van Economische zaken.

18

) 3

www.faunafonds.nl

10

Herinrichtingscommissie Oost-Groningen & Drents-Groningse Veenkoloniën 4

 

X2

   

Geen bijdrage

 

11

Hogere Agrarische Onderwijsinstellingen (6)

X

X1

De HAS’en zijn de kennisinstellingen / opleidingsinstituten voor voeding, natuur en milieu op HBO-niveau.

17

87.422

 

12

Kamer voor de Binnenvisserij

 

X2

Toetsen van overeenkomsten van huur en verhuur van visrechten en het goedkeuren van toestemmingen om te vissen, uitgegeven door visrechthebbenden; beide met het oog op een doelmatige bevissing van binnenwateren.

 

Geen bijdrage

 

13

Kamers van Koophandel

 

X

Het bevorderen van de economische belangen van handel, industrie, ambacht en dienstverlening. Taken volgens de Wet op de Kamers van Koophandel 1997 en de Handelsregisterwet 2007: voeren van het Handelsregister, het loket voor ondernemers, voorlichting en het stimuleren van de regionale ontwikkeling.

13

137.042

www.kvk.nl

14

Keuringsinstanties als bedoeld in artikel 10.3 Telecommunicatiewet 5

 

X2

Het afgeven van advies in het kader van rapporten, certificaten of EG-typeverklaringen voor radiozendapparaten en randapparaten. Het doen van onafhankelijke onderzoeken naar de overeenstemming van producten of diensten met de geldende regelgeving.

 

Geen bijdrage

 

15

Raad voor Accreditatie

X

X

Verifiëren dat instellingen die actief zijn op het gebied van laboratoriumtesten, inspecteren, kalibreren en certificeren aan accreditatienormen voldoen. De taken van de Raad voor Accreditatie zijn vastgelegd in de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie.

11

217

www.rva.nl

16

Raad van Bestuur Autoriteit Consument en Markt (ACM)

 

X

Doel van de ACM is vergroting van de effectiviteit en de efficiëntie van het markttoezicht op de niet-financiële markten in Nederland.

Het betreft drie typen van markttoezicht die tot doel hebben om markten goed te laten werken: mededingingstoezicht, sectorspecifiek markttoezicht en consumentenbescherming.

11

414

www.acm.nl

17

Raad voor de Plantenrassen

 

X

De Raad voor plantenrassen geeft uitvoering aan de Zaaizaad- en Plantgoedwet 2005 op het gebied van toelating van plantenrassen en verlening van intellectuele eigendomsbescherming met betrekking tot plantenrassen (kwekersrecht).

16

942

www.plantenrassen.nl

18

Regionale Grondkamers (5)

 

X

Bevorderen van goede pachtverhoudingen in Nederland, toetsen van de inhoud van pachtovereenkomsten aan de dwingend rechtelijke bepalingen van het pachtrecht, uitvoeren van een prijstoetsing en toetsen van overeenkomsten van korte duur, bepalen van verpachte waarde.

 

Geen bijdrage

www.grondkamers.nl

19

Rendac BV

X

 

Ophalen, verwerken en (laten) vernietigen van dierlijke restmaterialen en kadavers (categorie 1- en 2-materiaal, niet bestemd voor consumptie).

 

Geen bijdrage

www.rendac.nl

20

Staatsbosbeheer

X

X2

Staatsbosbeheer richt zich op de volgende hoofddoelstellingen:

het instandhouden, herstellen en ontwikkelen van natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden in de gebieden van Staatsbosbeheer;

het bevorderen van recreatie in zo veel mogelijk gebieden van Staatsbosbeheer;

het leveren van een bijdrage aan de productie van milieuvriendelijke en vernieuwbare grondstoffen zoals hout.

18

25.833

www.staatsbosbeheer.nl/

21

Stichting Bloembollenkeuringsdienst

X

X

Stichting BKD geeft uitvoering aan de Landbouwkwaliteitswet (en de Plantenziektenwet) in de sector bloembollen.

 

Geen bijdrage

www.bloembollenkeuringsdienst.nl

22

Stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel

X

X

Stichting COKZ geeft uitvoering aan de Landbouwkwaliteitswet in de zuivelsector en in de sector pluimvee en eieren (COKZ/NCAE).

16

Geen bijdrage

www.cokz.nl

23

Stichting COVA

X

 

Er voor zorgen dat Nederland te allen tijde een minimum voorraad aardolieproducten heeft, om in tijden van crises te kunnen voldoen aan de aardolievraag.

14

111.000

www.cova.nl

24

Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek

X

 

In het algemeen belang bijdragen aan strategisch en toepassingsgericht onderzoek op het gebied van productie, verwerking, afzet en handel van agrarische producten, van de visserij, van het natuur- en milieubeheer, van de openluchtrecreatie en van het beheer en de inrichting van het landelijk gebied.

16

146.291

www.wur.nl

25

Stichting Kwaliteitscontrole Alternatieve Landbouwproductiemethoden

X

X

Stichting Skal geeft uitvoering aan de Landbouwkwaliteitswet m.b.t. biologische productiemethoden.

 

Geen bijdrage

www.skal.nl

26

Stichting Kwaliteitscontrolebureau Groente en Fruit

X

X

Stichting KCB geeft uitvoering aan de Landbouwkwaliteitswet (en de Plantenziektenwet) in de sector groenten en fruit.

 

Geen bijdrage

www.kcb.nl

27

Stichting Nederlandse Algemene Kwaliteitsdienst Tuinbouw

X

X

Stichting Naktuinbouw geeft uitvoering aan de Zaaizaad- en Plantgoedwet 2005 (en de Plantenziektenwet) met betrekking tot teeltmateriaal in de sectoren tuinbouw- en bosbouwgewassen.

 

Geen bijdrage

www.naktuinbouw.nl

28

Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdiensten (Zaaizaad en Pootgoed Landbouwgewassen)

X

X

Stichting NAK geeft uitvoering aan de Zaaizaad- en Plantgoedwet 2005 (en de Plantenziektenwet) met betrekking tot zaaizaad en pootgoed in de sector landbouwgewassen.

 

Geen bijdrage

www.nak.nl

29

TNO

X

X2

TNO is een onafhankelijke onderzoeksorganisatie die op basis van haar expertise en onderzoek een belangrijke bijdrage levert aan de concurrentiekracht van bedrijven en organisaties, aan de economie en aan de kwaliteit van de samenleving als geheel.

12

133.387

www.tno.nl

30

VSL

X

 

Het onderhouden en verwezenlijken van nationale meetstandaarden zoals vastgelegd in de Metrologiewet. Op grond van artikel 3 van deze wet is VSL door de Minister van EZ hiervoor aangewezen.

11

Totale bijdrage 6

14.392

www.vsl.nl

31

Verispect

X

X

Het uitoefenen van het toezicht op de naleving van de Metrologiewet. Op grond van artikel 27 van deze wet is Verispect door de Minister van EZ hiervoor aangewezen. Daarnaast de uitvoering van het toezicht op de Waarborgwet zoals vastgelegd in de Waarborgwet.

11

Zie VSL

www.verispect.nl

32

Aangewezen instanties als bedoeld in art. 12 Metrologiewet. 7

 

X2

Het optreden als onafhankelijke toetsende instantie bij overeenstemmingbeoordelingen van meetinstrumenten. De werkzaamheden die zij verrichten kunnen per overeenstemmingbeoordeling verschillen maar omvat onder andere het beoordelen van kwaliteitssystemen, het afgeven van certificaten van typeonderzoek of ontwerponderzoek en het keuren van meetinstrumenten.

 

Geen bijdrage

 

33

WaarborgHolland

X

X

Het keuren van alle gouden, zilveren en platina voorwerpen boven een bepaalde gewichtsdrempel en alvorens zij op de Nederlandse markt worden gebracht, te voorzien van één of meerdere stempelmerken (het waarborgen).

 

Geen bijdrage

www.waarborgholland.nl

34

Wageningen Universiteit

X

X1

Wageningen Universiteit is de belangrijkste Europese Universiteit op het gebied van de Life Sciences. Onderzoekers en studenten van Wageningen Universiteit richten zich op onderwerpen op het terrein van de voeding, gezondheid, natuur en leefomgeving.

17

171.766

www.wur.nl/

X Noot
1

De onderwijsinstellingen zijn partieel ZBO, namelijk voor het deel waarin zij examens afnemen en beoordelen.

X Noot
2

Valt niet onder Kaderwet ZBO.

X Noot
3

Bijdrage loopt via de provincies die de financiële verantwoordelijkheid voor het Faunafonds hebben overgenomen van het Rijk (zie Besluit Faunafonds). Met het van kracht worden van de Wet natuurbescherming zullen de taken van het Faunafonds formeel bij de provincies zijn belegd.

X Noot
4

Opheffing voorgenomen. Commissie verricht alleen nog afrondende werkzaamheden.

X Noot
5

Het gaat hierbij om het volgende cluster aan ZBO’s: Telefication BV, TÜV Rheinland EPS BV, Kiwa Nederland BV, DEKRA Certification BV, D.A.R.E.!! Consultancy en Thales Nederland BV.

X Noot
6

Dit bedrag betreft niet alleen het instituut VSL, maar omvat ook de bijdrage aan Verispect en de verplichte bijdrage aan de internationale organisaties BIPM, OIML en Welmec.

X Noot
7

Het gaat hierbij om het volgende cluster aan deeltijd-ZBO’s: Kalibra International BV, Kema Nederland BV, Kiwa NV Certificatie en Keuringen, Nmi Certin BV en SGS Nederland BV.

4.3 Europese geldstromen

Inleiding

Deze bijlage biedt inzicht in de Europese geldstromen voor zover relevant voor de beleidsterreinen van EZ. Er wordt ingegaan op het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020, Europa-2020 strategie, Eigen Middelen van de EU en op een aantal EU-fondsen en EU-programma’s voor de periode 2007–2013 en voor de periode 2014–2020.

Meerjarig Financieel kader 2014–2020

In het Meerjarig Financieel Kader (MFK) worden zowel de maximale omvang van de jaarbegrotingen als de verdeling van de middelen over de hoofdthema’s van het beleid vastgelegd. Het MFK wordt vastgesteld in een verordening. Parallel hieraan wordt in het Eigen Middelen Besluit de financiering van het EU-beleid geregeld. Deze afspraken worden aangevuld met een Interinstitutioneel Akkoord over begrotingsaangelegenheden tussen Europese Commissie, Europees Parlement en Raad.

De Europese Raad bereikte op 8 februari 2013 een akkoord over het Meerjarig Financieel Kader (MFK) voor de periode 2014–2020. Op 27 juni 2013 bereikten de Raad en het Europees Parlement een politiek akkoord over de MFK-verordening en het Interinstitutioneel Akkoord. Dit akkoord zal in september 2013 door Raad en Europees Parlement worden geformaliseerd.

De uitgavencategorie met daarin het onderzoeks- en innovatieprogramma Horizon2020 stijgt ten opzichte van de huidige periode. Het budget Horizon2020 stijgt naar € 70,2 mld 2014–2020 (in prijzen 2011). Het budget voor het landbouw- en visserijbeleid daalt met 11% ten opzichte van de huidige periode. Het structuurfondsenbudget is met 8% teruggebracht ten opzichte van de huidige periode. Het budget voor de (Connecting Europe Facility) voor infrastructuur stijgt met 75% ten opzichte van de huidige periode.

Met name door de verlaging van de budgetten voor landbouw- en cohesiebeleid zullen de Nederlandse ontvangsten uit deze categorieën in de komende periode afnemen. Het kabinet verwacht dat de Nederlandse ontvangsten aan directe betalingen in het GLB in de periode 2014–2020 gemiddeld 7% zal dalen van € 5,8 mld in de periode 2007–2013 naar € 5,4 mld in de periode 2014–2020 (lopende prijzen). De Nederlandse ontvangsten aan structuurfondsen zullen naar verwachting met 25% dalen van € 1,9 mld in de periode 2007–2013 naar € 1,4 mld voor de periode 2014–2020 (lopende prijzen). Op het gebied van onderzoek en innovatie streeft het kabinet ernaar om het huidige hoge niveau van deelname door Nederland te continueren in Horizon 2020.

Eigen Middelen EU

In het Eigen Middelen Besluit wordt de financiering van het EU beleid geregeld. De Eigen Middelen van de EU bestaan uit de volgende onderdelen:

  • 1. Traditionele eigen middelen (vooral invoerrechten);

  • 2. BTW-afdracht;

  • 3. Afdracht op basis van het Bruto Nationaal Inkomen (BNI).

De voor EZ relevante afdrachten zijn de zogenaamde douanerechten op landbouwproducten en productieheffingen (categorie 1: Traditionele eigen middelen). Deze ontvangsten worden op de EZ begroting verantwoord (artikel 16) en worden na aftrek van een perceptiekostenvergoeding (20%) via de begroting van Buitenlandse Zaken afgedragen aan de EU. De ontvangsten voor douanerechten op landbouwproducten worden voor 2014 geraamd op circa € 250 mln. De afdrachten van de douanerechten worden verantwoord op de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

De verschillende EU-programma’s en EU-fondsen

Voor de uitvoering in medebewind van het Europees Beleid worden vanuit de directoraten-generaal van de Europese Commissie eisen gesteld aan de uitvoering door de lidstaten. Deze eisen zijn vastgelegd in Raadsverordeningen en uitgewerkt in Commissieverordeningen en bijbehorende richtsnoeren.

De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de geharmoniseerde en éénduidige uitvoering van het EU-beleid.

Voor de uitvoering van het EU beleid stelt de Europese Commissie een aantal Europese Fondsen aan de lidstaten beschikbaar.

Voor EZ zijn de volgende EU-programma’s en EUfondsen relevant:

  • 1. Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 1e pijler (GLB): het Europees Lanbouwgarantiefonds (ELGF);

  • 2. Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 2e pijler (POP): het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO);

  • 3. Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB): het Europees Visserij Fonds (EVF) en het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV);

  • 4. Europees Structuurbeleid: Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO);

  • 5. Zevende Kaderprogramma voor onderzoek en technologishe ontwikkeling (KP7);

  • 6. Programma’s Eurostars en Joint Technology Initiatives (JTI);

  • 7. Horizon 2020 (periode 2014–2020, opvolger van KP7);

  • 8. Programma voor de versterking van het concurrentievermogen van het Midden- en Kleinbedrijf (COSME).

Binnen het GLB zijn twee pijlers te onderscheiden. De 1e pijler bestaat uit directe inkomenssteun aan agrariërs en markt- en prijsbeleid. Met behulp van vooral rechtstreekse inkomenssteun en in steeds geringere mate interventiemaatregelen en exportrestituties richt deze pijler zich op het stabiliseren van landbouwinkomens. De 2e pijler betreft het plattelandsbeleid. Deze pijler richt zich op de kwaliteit van alle plattelandsgebieden in de EU.

Het GVB is in de eerste plaats gericht op de ontwikkeling van een verantwoorde visserijketen waarmee een evenwichtige en duurzame exploitatie van de visstand wordt bevorderd. Hiertoe zijn in EU-verband regels opgesteld, zoals beperkingen voor bepaalde visserijmethoden. Tevens zijn afspraken gemaakt ter bevordering van de stabiliteit van de vismarkt.

Het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) wordt in Nederland gebruikt voor het uitbouwen van de sterke punten in de regio en voor innovatie. Ook worden uit het fonds grensoverschrijdende programma's (Interreg) gefinancierd.

Daarnaast wordt er een aantal communautaire programma’s uitgevoerd door de Europse Commissie waarvoor EU steun kan worden verkregen. Dit betreft met name het 7e Kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling (KP7) voor de periode 2007–2013 en haar opvolger, Horizon 2020, kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, in de periode 2014–2020. Een beperkt deel van het budget voor het Europees Kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling wordt gealloceerd bij publiekpublieke en publiekprivate programma’s. Uitvoering van dat deel van het budget geschiedt niet door de Europese Commissie (zoals regulier het geval is bij het Kaderprogramma) maar door de daarvoor opgerichte samenwerkingsvorm.

Tot slot wordt het onderdeel ter bevordering van het concurrentievermogen van het programma CIP (2007–2013) omgevormd tot een nieuw programma, COSME genaamd. Dit programma heeft als doel het verbeteren van het concurrentievermogen van bedrijven en MKB en richt zich onder andere op het vergemakkelijken van de toegang tot financiering voor het MKB, het verbeteren van het bedrijfsklimaat en het vergemakkelijken van de toegang tot markten.

1. Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 2014–2020

Op 24 en 25 juni 2013 is in de Raad overeenstemming bereikt over het nieuwe GLB voor de periode 2014–2020.

Hieronder volgen de belangrijkste resultaten:

1. Meer gerichte inkomenssteun voor boeren

Binnen het systeem van directe inkomenssteun zal de verdeling van middelen tussen lidstaten worden herzien, omdat de lidstaten nu zeer verschillende hectare bedrijven ontvangen. De Raad heeft daarnaast afgesproken dat er, conform de Nederlandse inzet, vanaf 2019 in de regel in elke lidstaat of regio binnen een lidstaat sprake moet zijn van een gelijke hectarepremie. Beperkte afwijkingen van deze regel zijn onder voorwaarden mogelijk. Verder is – mede op Nederlands verzoek – afgesproken dat de gehele periode tot 2020 kan worden gebruikt voor een geleidelijke overgang van het huidige systeem van directe betalingen naar het nieuwe systeem.

De Raad is het eens geworden over maximumpercentages van de enveloppe voor directe betalingen die mogen worden gebruikt voor gekoppelde betalingen.

In lidstaten die nu nog gekoppelde betalingen kennen, wordt dit percentage gemaximeerd op 13% en in lidstaten die nu geen gekoppelde betalingen kennen op 8%. Hiernaast mogen lidstaten er voor kiezen om maximaal 2% van de enveloppe in te zetten voor gekoppelde betalingen ten behoeve van eiwitgewassen.

In beginsel is voorts afgesproken dat betalingen tussen € 150.000 en € 300.000 worden gekort met een nader vast te stellen percentage en betalingen boven € 300.000 eveneens met een nader vast te stellen percentage. De definitieve besluitvorming hierover zal plaatsvinden in het kader van de afronding van de besluitvorming tussen Raad, Europees Parlement en Europese Commissie over het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2014–2020.

2. Vergroeningsmaatregelen ( «groene» betalingen voor productiviteit op de lange termijn en behoud van ecosystemen).

De Commissie wil dat de agrarische sector naast economisch ook «ecologisch concurrerend» wordt. Daarom wil zij 30% van de directe steun geven aan boeren die zijn overgegaan op milieuvriendelijke bedrijfsvoering. Naast de door de Europese Commissie voorgestelde vergroeningsmaatregelen (permanent grasland, gewasdiversificatie en ecologische aandachtsgebieden) krijgen lidstaten de mogelijkheid om ook equivalente vergroeningsmaatregelen te nemen via agrarisch natuurbeheer of alternatieve maatregelen. Deze equivalentie krijgt de vorm van een lijst met alternatieve vergroeningsmaatregelen die als gelijkwaardig worden beschouwd aan de drie door de Europese Commissie voorgestelde maatregelen. Het is een dynamische lijst waaraan doorlopend nieuwe maatregelen kunnen worden toegevoegd. Daardoor kunnen ook maatregelen uit certificaten voor duurzame productie, zodra deze zijn uitontwikkeld, aan de lijst worden toegevoegd als zij equivalent zijn. Hiermee komt er ruimte voor een ambitieuze en tegelijkertijd ondernemersgerichte vergroening. De maatregel voor het behoud van blijvend grasland is aangescherpt waardoor gevoelige graslanden, bijvoorbeeld gelegen in Natura-2000 gebieden, nu extra worden beschermd. Daarnaast tellen landschapselementen mee voor de invulling van ecologische aandachtsgebieden. Het percentage ecologisch aandachtgebied dat boeren op hun bouwland moeten aanwijzen start met 5% in het jaar 2015. Na evaluatie in 2017 kan op voorstel van de Europese Commissie worden besloten tot een verdere ophoging naar 7%. In dit kader is voor een goede uitvoering van belang dat ook landschapselementen gelegen op grond zonder toeslagrechten meegenomen kunnen worden. Dit betekent een vereenvoudiging van de uitvoering doordat Nederland niet al voor de start van het nieuwe GLB een groot aantal landschapselementen in het perceelsregister hoeft op te nemen. Daarnaast krijgen agrarische natuurverenigingen (boerencollectieven) een rol in de vergroeningsmaatregelen door bijvoorbeeld invulling te geven aan de verplicht in te richten ecologische aandachtsgebieden.

3. Markt- en prijsbeleid

Afgesproken is dat alle agrarische sectoren gebruik kunnen maken van de mogelijkheid om producenten- en interbrancheorganisaties op te richten en daarbij onder voorwaarden regels mogen vaststellen die algemeen bindend verklaard kunnen worden via een zgn. algemeen verbindendverklaring. Deze algemeen verbindend verklaring kan ook betrekking hebben op regels op het gebied va diergezondheid, plantgezondheid en voedselveiligheid.

Naast de al eerder afgesproken afschaffing van de melkquotering per 2015 is besloten de suikerquotering per 2017 te beëindigen. Hiermee wordt een belangrijke stap gezet naar een verdere marktoriëntatie in twee sectoren waar Nederland zowel op Europees niveau als mondiaal een prominente rol speelt.

4. Financiële steun voor beginnende jonge boeren

Meer dan twee derde van de Europese boeren is ouder dan 55 jaar. Om de toekomst van de sector zeker te stellen wil de Commissie jonge boeren gedurende de eerste vijf jaar van het bestaan van hun bedrijf extra financiële ondersteuning bieden. Lidstaten worden verplicht extra steun aan jonge boeren te geven via een zogenaamd «top-up» op directe betalingen. Hiervoor dient maximaal 2% van de enveloppe voor directe betalingen (1e pijler GLB) te worden aangewend. Daarnaast kunnen lidstaten ervoor kiezen om ook via het plattelandsbeleid (2e pijler GLB) jonge boeren extra steun te geven.

5. Stimulering van werkgelegenheid en ondernemerschap in plattelandsgebieden

Door EZ wordt samen met de provincies gewerkt aan het opstellen van het derde Plattelandsprogramma (POP3) 2014–2020. Er wordt één operationeel programma ingediend dat wordt opgebouwd vanuit de vier landsdelen. Binnen POP3 wordt met name ingezet op innovatie, concurrentiekracht en duurzaamheid in de landbouw. Daarnaast inzet op natuur en landschap en water en op de CLLD-aanpak (Community Led Local Development). Het standaard cofinancieringspercentage van de Europese Unie voor het Plattelandsontwikkelings Programma 2014–2020 bedraagt 53%. Voor investeringen en maatregelen ten behoeve van milieu, klimaatadaptatie en klimaatmitigatie is een uitzondering gemaakt en besloten tot 75% Europese cofinanciering. De Raad heeft voorts besloten een voorziening te treffen waarmee dubbele betaling (voor vergroening en agrarisch natuurbeheer) wordt voorkomen. Ook in het plattelandsbeleid is de mogelijkheid opgenomen voor boerencollectieven in het agrarisch natuurbeheer. De Nederlandse ervaringen en ideeën op dit terrein hebben aan de basis gestaan van de opname van deze mogelijkheid in het nieuwe GLB. De reeds door regeringsleiders in hun akkoord over het Meerjarig Financieel Kader opgenomen mogelijkheid om maximaal 15% van de nationale enveloppe voor directe betalingen zonder nationale cofinancieringsverplichting in te zetten voor bijvoorbeeld duurzaamheid en innovatie in het plattelandsbeleid is gehandhaafd. Daadwerkelijke inzet van dit instrument is pas aan de orde bij de besluitvorming over de precieze invulling van alle onderdelen van het nieuwe GLB binnen de individuele lidstaten. Indiening van het POP-programma 2014–2020 zal naar verwachting begin 2014 plaatsvinden. De formele goedkeuring zal waarschijnlijk pas najaar 2014 zijn. De Commissie komt met overgangsmaatregelen waardoor het mogelijk is om reeds begin 2014 te kunnen starten met een aantal maatregelen (onder andere agrarisch natuurbeheer).

De voorlopige raming (lopende prijzen) van de voor Nederland beschikbaar komende EU-budgetten voor de directe betalingen (BTR) en het plattelandsbeleid is:

Directe betalingen (x € 1 mln):

Budgetjaar

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

 

Directe betalingen

810

793

781

768

756

744

732

5.384

Plattelandsbeleid (x € 1 mln):

Kalenderjaar

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

totaal

Plattelandsbeleid

87

87

87

87

87

86

86

607

Voor uitvoering van het Europese Plattelandsbeleid is nationale cofinanciering vereist.

Op de begroting van het Ministerie van EZ zijn op artikelonderdeel 16.1 de volgende middelen beschikbaar voor cofinanciering POP 2014–2020. Hierbij is rekening gehouden met de N+2 regel waarbij tot en met 2022 betalingen kunnen plaatsvinden (x € 1 mln).

Kalenderjaar

2014

2015

2016

2017

2018

2019 t/m 2022

totaal

Rijksmiddelen cofinanciering Plattelandsbeleid

8,8

17,6

18,8

14,7

25,7

54,4

140

3. Gemeenschappelijk Visserij Beleid (GVB): Europees Visserij Fonds (EVF) en Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV)

Het GVB is in de eerste plaats gericht op de ontwikkeling van een verantwoorde visserijketen waarmee een evenwichtige en duurzame exploitatie van de visstand wordt bevorderd. Hiertoe zijn in EU-verband regels opgesteld, zoals beperkingen voor bepaalde visserijmethoden. Tevens zijn afspraken gemaakt ter bevordering van de stabiliteit van de vismarkt.

Nederland maakt gebruik van het Europees Visserijfonds (EVF) om deze doelen te bereiken.

Europees Visserijfonds (EVF)

Nederland ontvangt uit het EVF een communautaire bijdrage van € 48,6 mln voor de periode 2007–2013. Daarnaast levert Nederland voor deze periode een nationale bijdrage van € 72,1 mln. In het operationeel programma EVF is de gedetailleerde financiële tabel voor de gehele programmeringsperiode 2007–2013 opgenomen. De bijdrage van de EU voor de periode 2007–2013 heeft betrekking op duurzame visserijmethoden (€ 16,9 mln), maatregelen op het terrein van aquacultuur, binnenvisserij, verwerking en afzet (€ 7,5 mln), innovatieve projecten (€ 16,8 mln), gebiedsgerichte activiteiten (€ 5 mln) en technische bijstand (voorbereiding, toezicht, administratieve ondersteuning) (€ 2,4 mln).

Onderstaande tabel bevat de verdeling van de financiële verplichtingen over de jaren. De daadwerkelijke uitgaven vallen mogelijk in andere jaren (de n+2 regel). Nederland hanteert in het overzicht de jaartranches zoals de Europese Commissie deze heeft aangegeven. Deze zijn gebaseerd op het prijsniveau 2007.

Tabel 6. Overzicht jaarlijks beschikbare middelen EVF en nationaal (x € 1 mln)
 

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Totaal

EVF

6,5

6,7

6,8

6,9

7,1

7,2

7,4

48,6

Nationaal

21,0

8,0

8,6

9,3

7,4

10,9

6,8

72,0

Totaal

27,5

14,7

15,4

16,2

14,5

18,1

14,2

120,6

In 2014 zal voornamelijk de uitfinanciering plaatsvinden van de in voorgaande jaren gecommiteerde bedragen.

Ontwikkelingen GVB 2014–2020 en EFMZV

De opvolger van het huidige Europees Visserijfonds is het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV). De allocatie van de EFMZV-middelen over de lidstaten is nog niet bekend. Wel heeft in de Landbouw- en Visserijraad van 15 juli 2013 een algemene orientatie plaatsgevonden. De belangrijkste punten zijn:

  • De Europese bijdrage van het huidige Europees Visserijfonds blijft in het nieuwe EFMZV gelijk;

  • Er zijn 3 allocatiecriteria bij de verdeling van de EFMZV-middelen over de lidstaten: werkgelegenheid in de visserij en aquacultuur, productiewaarde van de visserij enaquacultuur en het aandeel van de kleinschalige kustvisserij in de totale vloot;

  • Er kan tot uitstel, schorsing of intrekking van een subsidie of betaling uit het EFMZV besloten worden in het geval dat lidstaten of begunstigden verplichtingen niet nakomen of de regels van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) niet naleven.

Op de begroting van EZ zijn op artikelonderdeel 16.1 voor de cofinanciering van het GVB 2014–2020 de volgende nationale middelen beschikbaar (x € 1 mln):

Kalenderjaar

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

totaal

Rijksmiddelen Co-financiering GVB

 

2

3

6

4

3

3

21

Volgens planning zal eind 2013 het Operationeel Programma 2014–2020 gereed zijn. De verwachting is echter dat er in 2014 alleen committeringen zullen plaatsvinden en de betalingen in de jaren daarna plaats zullen vinden.

4. Europese Structuur en Investeringsfondsen

De Europese Structuur en Investeringsfondsen (ESI) hebben tot doel om de economische concurrentiekracht, werkgelegenheid en cohesie in Europa te versterken. Voor Nederland zijn vier fondsen relevant: het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds, het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV). EZ is verantwoordelijk voor EFRO, ELFPO en EFMZV. SZW voor ESF.

Deze EU fondsen werken gezamenlijk aan een Partnerschapsovereenkomst. Daarin zet Nederland uiteen aan welke doelen de fondsen in de programmaperiode 2014–2020 bijdragen en hoe ze dit in onderlinge samenwerking en in afstemming met relevante partners gaan doen. De focus ligt hierbij op het verbeteren van de toegang tot de arbeidsmarkt, concurrentieversterking van de agrarische sector, verduurzaming van de visserijsector, het vergroten van de innovatiekracht en het realiseren van een koolstofarme economie.

Uitgangspunt voor EFRO is dat wordt bijgedragen aan de nationale doelen in het kader van de Europa 2020 strategie. Met EFRO worden vier landsdelige programma’s gefinancierd, te weten Noord-Nederland, Oost-Nederland, West-Nederland en Zuid-Nederland. Daarnaast worden vier grensoverschrijdende programma’s ondersteund. Dit zijn de programma’s Duitsland-Nederland, Euregio Maas-Rijn, Vlaanderen-Nederland en Twee Zeeën. De uitvoering van de EFRO programma’s 2007–2013 wordt in de komende jaren afgerond en in 2017 definitief afgesloten. Tegelijkertijd start in 2014 de nieuwe programmaperiode 2014–2020.

De belangrijkste uitdagingen voor Nederland in de nieuwe programmaperiode EFRO zijn het verhogen van de investeringen in innovatie, onderzoek en ontwikkeling en het verhogen van het aandeel duurzame energie. Daar zal de inzet van de EFRO programma’s op gericht zijn. Hierover zijn met de landsdelen afspraken gemaakt. Voor het realiseren van beide hoofddoelen geldt dat het MKB een belangrijke doelgroep is. De landsdelen werken de hoofddoelen verder uit in de landsdelige Operationele Programma’s. Basis voor de Operationele Programma’s zijn de Regionale Innovatie Strategieën. De strategieën gaan verder dat alleen de inzet van EFRO. In de Regionale Innovatiestrategieën worden verbanden gelegd met regionaal en nationaal beleid waaronder topsectoren en andere EU programma’s zoals bijvoorbeeld Horizon 2020. De grensoverschrijdende programma’s zullen voor een groot deel op dezelfde thematische doelen van innovatie en koolstofarme economie gericht zijn.

Een goede verantwoording van de EU gelden en de Rijksmiddelen is van groot belang. Er liggen inmiddels goede afspraken over management en controle van de programma’s. De taken en verantwoordelijkheden van de diverse betrokken partijen in de verantwoordingsketen zijn helder. De bureaucratie rondom de controle en beheerstructuur is zoveel als mogelijk verminderd, waarbij de rechtmatige besteding van overheidsmiddelen niet uit het oog verloren is.

Voor de cofinanciering van het EFRO 2014–2020 zijn de volgende Rijksmiddelen op de begroting van EZ (artikel 18.1) beschikbaar (x € 1 mln):

Kalenderjaar

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

totaal

Rijksmiddelen Co-financiering EFRO

7

14

14

28

28

28

14

7

140

5. Zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling (KP7) periode 2007–2013

KP7 heeft tot doel de wetenschappelijke en technologische basis van de Europese industrie en kennisinstellingen te verbeteren en de Europese concurrentiepositie binnen het mondiale krachtenspel te versterken. Daarnaast dient het programma ook een maatschappelijk doel: wetenschap en de industrie uitdagen om oplossingen te ontwikkelen voor belangrijke maatschappelijke vraagstukken.

Ondersteuning gebeurt door financiering van onderzoekssamenwerking, individuele onderzoekers op grond van excellente onderzoeksvoorstellen, mobiliteit van onderzoekers en door capaciteitsversterking.

Budget en uitvoeringsverantwoordelijkheid van dit programma liggen bij de Europese Commissie. EZ werkt voor de Nederlandse inzet in het kaderprogramma nauw samen met OCW en andere departementen. Agentschap NL stimuleert en ondersteunt Nederlandse deelnemers aan het kaderprogramma, in opdracht van EZ, andere departementen en de Europese Commissie.

In de periode van 2007 tot en met 2013 trekt de Europese Commissie ruim € 50 mld uit voor het stimuleren van onderzoek en innovatie. Gebaseerd op ervaringen uit het verleden zal Nederland jaarlijks ongeveer 6,7% terugontvangen, grotendeels via programma- en projectsubsidies.

6. Eurostars en JTI’s

Naast bijdrages aan projecten draagt de Europese Commissie vanuit het Kaderprogramma ook bij aan publiekpublieke en publiekprivate programma's. Publiekpublieke programma's zijn gebaseerd op artikel 185 van het EU-Werkingsverdrag en worden ook nationaal gecofinancierd. Het Ministerie van EZ cofinanciert één daarvan direct, het artikel 185 initiatief Eurostars, dat gericht is op het MKB. Indirect (via het standaardeninstituut VSL) wordt het artikel 185 initiatief European Metrology Research Programme door EZ gecofinancierd. De publiekprivate programma's, zogenaamde Joint Technology Initiatives, worden in een aantal gevallen eveneens nationaal gecofinancierd. EZ cofinanciert de JTI's Artemis en Eniac gericht op respectievelijk embedded computing systems en nano electronica.

De verwachting is dat onder Horizon 2020 het koppelen van nationale publieke financiering aan Europese middelen verder door zal zetten. Dit leidt ertoe dat het aantal samenwerkingsvormen waarvoor nationale cofinanciering vereist is, zal toenemen.

Middelen voor Eurostars en JTI op begroting EZ

Bedragen in € 1.000
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Eurostars

6.666

8.912

11.867

12.500

13.550

13.550

13.550

JTI

2.000

7.000

12.000

17.000

20.000

20.000

20.000

7. Horizon 2020 (kaderprogramma voor onderzoek en innovatie) periode 2014–2020

Horizon 2020

Het zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling (KP7) loopt eind 2013 af. Horizon 2020 (looptijd 2014–2020) is het nieuwe programma voor onderzoek en innovatie en omvat programma’s zoals die nu in KP7 zitten, de innovatiegerelateerde onderdelen die in de periode 2007–2013 waren ondergebracht in het Concurrentiekracht en Innovatieprogramma (CIP) en het Europees Instituut voor Innovatie en Technologie (EIT). Het doel is de wetenschappelijke en technologische basis van Europa te versterken, evenals de concurrentiekracht van het Europese bedrijfsleven. Daarnaast is benutting van kennis voor het oplossen van maatschappelijke uitdagingen een belangrijk uitgangspunt. Het bij AgentschapNL ondergebrachte Expertisecentrum Internationaal onderzoek en Innovatie stimuleert in opdracht van EZ en andere departementen Nederlandse deelname aan Horizon 2020.

Voor EZ gaat de aandacht uit naar het verbinden van Horizon 2020 met het nationale innovatiebeleid, in het bijzonder de topsectoren, het op peil houden van de deelname van Nederlandse partijen en het verbeteren van de bedrijfsdeelname (specifiek het MKB).

Om de mondiale concurrentiekracht van de Europese ICT-industrie te versterken zijn er Eureka-clusters opgericht.

Middelen voor Eureka op begroting EZ

Bedragen in € 1.000
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Eureka

2.000

7.000

12.000

17.000

20.000

20.000

20.000

8. Programma voor de versterking van het concurrentievermogen van Midden- en Klein Bedrijf (COSME)

Dit programma is een voortzetting van het Competiveness and Innovation Framework Programme (CIP) dat eind 2013 afloopt. COSME (looptijd 2014–2020) heeft als doelstellingen om 1) het concurrentievermogen van bedrijven en het MKB in het bijzonder te versterken en 2) de ondernemingscultuur aan te moedigen en de oprichting en groei van het MKB te bevorderen. De via het programma gefinancierde activiteiten richten zich op:

  • het verbeteren van de toegang tot financiering voor het MKB;

  • het verbeteren van de toegang van het MKB tot de interne markt en markten buiten de EU;

  • het verbeteren van de raamvoorwaarden voor het concurrentievermogen van bedrijven;

  • het promoten van ondernemerschap.

4.4 Overzicht evaluatieonderzoek

Tabel Evaluatie- en onderzoeksbijlage

Artikel 11 Goed functionerende economie en markten

Soort onderzoek

Titel / onderwerp

Artikel

Start

Afronding

Vindplaats

1 Onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a Beleidsdoorlichtingen

 

Goed functionerende economie en markten

11

2014

2015

 

1b Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

Bijdrage Nederlands Normalisatie Instituut (NEN)

11

2014

2014

 
 

Evaluatie PIANOo

11

2014

2014

 
 

Evaluatie Frequentiebeleid

11

2015

2015

 

2 Overig onderzoek

 

Agentschap Telecom

11

2017

2017

 
 

Evaluatieonderzoek metrologiewet

11

2014

2015

 
 

Raad voor accreditatie

11

2015

2015

 
 

Autoriteit Consument en Markt

11

2017

2018

 
 

De doelmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren van het CBS

11

2016

2016

 
 

Nalevingsonderzoek aanbesteden

11

2011

2012

Rapportage Nalevingsmeting Europees Aanbesteden 2010 TK, 32 440, nr. 80

 

Evaluatie wet Markt en Overheid

11

2015

2015

 
 

Evaluatie Postregeling 2009

11

2012

2012

TK, 29 502, nr. 110

 

Evaluatie Postwet

11

2013

2013

 
Artikel 12 Een sterk innovatievermogen

1 Onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a Beleidsdoorlichtingen

 

Een sterk innovatievermogen

12

2014

2015

 

1b Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

Innovatiekrediet

12

2012

2013

 
 

TechnoPartner

12

2012

2013

 
 

Innovatie Prestatie Contracten

12

2015

2016

 
 

Eurostars, Eureka, Opkomende markten, Geïndustrialiseerde landen

12

2013

2013

 
 

Tussenevaluatie Topconsortia Kennis en Innovatie (TKI)

12

2015

2015

 
 

TNO, Deltares, Marin en NLR (GTI’s)

12

2015

2015

 
 

Innovatieprogramma Food and nutrition

12

2011

2012

hyperlink

 

Innovatieprogramma Point one

12

2011

2012

hyperlink

 

Programmatische aanpak Innovatieprogramma’s

12

2011

2012

hyperlink

 

BSIK impuls

12

2011

2012

hyperlink

 

STW

12

2011

2012

hyperlink

 

STW

12

2016

2016

 
 

Syntens

12

2012

2013

 
 

Ruimtevaartbeleid

12

2012

2012

 
 

Ruimtevaartbeleid

12

2017

2017

 
 

Netherlands Space Office

12

2013

2013

 
 

Kennisbescherming: Evaluatie IE beleid

12

2011

2012

In 2012 is het eindrapport van de beleidsevaluatie van het intellectueel eigendomsbeleid over de periode 2006–2010 aan de kamer aangeboden (TK, 2012–2013, 30 635, nr. 2).

Het huidige kabinet werkt momenteel aan het opstellen van een beleidsmatige reactie die in de tweede helft van 2013 aan de Kamer zal worden

aangeboden.

 

WBSO

12

2011

2012

hyperlink

 

WBSO/RDA

12

2016

2016

 
 

Innovatiebox

12

2013

2013

De evaluatie is minimaal een jaar uitgesteld omdat er alleen gebruik gemaakt kan worden van gegevens uit 2010. Er is gebleken dat veel belangrijke R&D-bedrijven in 2010 nog geen gebruik hebben gemaakt van de Innovatiebox, omdat de regeling zich nog in de aanloopfase bevond, zodat de steekproef niet representatief zal zijn.

Artikel 13 Een excellent ondernemingsklimaat

1 Onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a Beleidsdoorlichtingen

 

Een excellent ondernemingsklimaat

13

2013

2014

 

1b Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

Valorisatie

13

2013

2014

 
 

Onderwijs en ondernemerschap

13

2014

2014

 
 

Microfinanciering

13

2015

2015

 
 

Programma Biobased Economy

13

2013

2014

 
 

Subsidieregelingen Aanpak urgente bedrijfslocaties en Veiligheid kleine bedrijven

13

2011

2012

hyperlink

 

Evaluatie Beroepsonderwijs in bedrijf

13

2013

2013

 
 

Subsidieregeling innovatieve zeescheepsbouw

13

2013

2014

 
 

BMBK

13

2015

2016

 
 

Groeifaciliteit

13

2015

2016

 
 

Garantie Ondernemingsfinanciering

13

2013

2013

 
 

Borgstelling scheepsnieuwbouw

13

2016

2017

 
 

Evaluatie groeiversneller

13

2013

2013

 
 

Evaluatie Digitale agenda

13

2015

2016

 
 

Evaluatie regeldruk/ACTAL

13

2017

2017

 
 

Bijdrage NBTC

13

2016

2016

 
 

Evaluatie EIM

13

2013

2013

 
 

Handelsregisterwet 2007

13

2011

2012

 
 

Evaluatie ondernemingspleinen

13

2017

2017

 
 

Zelfstandigenaftrek plus diverse overige maatregelen

13

2012

2013

 

2 Overig onderzoek

 

Kenniscentrum Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

13

2015

2016

 
Artikel 14 Een doelmatige en duurzame energievoorziening

1 Onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a Beleidsdoorlichtingen

 

Een doelmatige en duurzame energievoorziening

14

2012

2013

Verwachte einddatum december 2013

1b Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

SDE+

14

2016

2016

 
 

Subsidieregeling zonnepanelen

14

2014

2014

 
 

Besluit Subsidies Investeringen Kennisinfrastructuur

14

2014

2014

 
 

Elektrisch rijden

14

2015

2015

 
 

Green Deal

14

2015

2015

 
 

Bijdrage Energieonderzoek Centrum Nederland

14

2015

2015

 
 

Top sectoren energie

14

2015

2015

 
 

Joint Implementation

14

2014

2015

 
 

Stralingsbescherming

14

2011

2012

TK, 32 645, nr. 50

 

Wet voorraadvorming Aardolieproducten

14

2017

2017

 
 

Onderzoek en ontwikkeling bodembeheer

14

2013

2013

 
 

Energie onderzoek subsidies (EOS/DEN A)

14

2011

2012

evaluatie EOS en DEN A

 

Evaluatie van de Elektriciteitswet 1998 en Gaswet

14

2012

2012

TK, 33 252, nr. 1

 

Meerjarenafspraak Energie-efficïentie 2001–2020 (MJA3)

14

2012

2012

TK, 30 196, nr. 195

 

Meerjarenafspraak Energie-efficïentie ETSondernemingen(MEE)

14

2013

2013

 
 

Energie Investeringsaftrek (EIA)

14

2012

2012

 

2 Overig onderzoek

 

Evaluatie Derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening (SEV III)

14

2012

2013

TK, 31 410, nr. 19

Artikel 16 Concurrende, duurzame en veilige agro-, visserij en voedselketen

1 Onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a Beleidsdoorlichtingen

 

Concurrerende, duurzame en veilige agro, visserij en voedselketen

16

2013

2014

Beleidsdoorlichting wordt geïntegreerd met een IBO die 2e helft 2013 start.

1b Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

Regeling praktijknetwerken veehouderijen

16.1

2012

2012

Leren in een praktijknetwerk

 

Subsidie marktintroductie energietransities

16.1

2012

2012

Evaluatie van de MEI- regeling

 

Energie-efficiency voedings- en genotmiddelenindustrieindustrie

16.1

2012

2012

TK, 30 196, nr. 195

 

Samenwerking bij innovatie (sectoraal)

16.1

2012

2012

Effectevaluatie regeling samenwerking

 

Voedingscentrum Nederland

16.2

2012

2012

evaluatie VCN

 

Investeringsregeling Jonge landbouwers

16.1

2015

2016

 
 

Brede weerverzekering

16.1

2014

2014

 
 

Koopmansgelden melkveehouderij

16.1

2014

2014

 
 

Subsidie gecombineerde luchtwassystemen

16.1

2013

2014

 
 

Fijnstofmaatregelen

16.1

2014

2014

 
 

Subsidie integraal duurzame stallen en veehouderijsystemen

16.1

2012

2012

Duurzame stallen

 

Subsidie marktintroductie energietransities

16.1

2012

2012

Evaluatie van de MEI- regeling

 

Investeringsregeling energiebesparing

16.1

2013

2014

 
 

Regeling duurzaamheidsinvesteringen POP NU

16.1

2013

2014

 
 

Regeling stidug

16.1

2013

2014

 
 

Samenwerking bij innovatie NU

16.1

2015

2015

 
 

Samenwerking bij innovatie (sectoraal)

16.1

2012

2012

Effectevaluatie regeling samenwerking

 

Subsidiedemonstratieprojecten (sectoraal)

16.1

2015

2015

 
 

Demoregeling Functionele agrobiodiversiteit POP NU

16.1

2014

2014

 
 

Meststoffenwet 2012

16.1

2011

2012

Syntheserapport Evaluatie meststoffenwet 2012

TK, 33037–21

 

Eindevaluatie Europees Visserijfonds

16.1

2016

2017

 
 

Aalbeheerplan

16.1

2012

2012

Evaluatie Aalbeheerplan

TK, 29 664, nr. 105

 

Ondersteuning biologische sector

16.1

2014

2014

 
 

Platform Verduurzaming voedsel

16.2

2013

2013

 
 

Voedingscentrum Nederland

16.2

2012

2012

Evaluatie VCN

 

Effect Smaaklessen

16.2

2012

2012

Effect smaaklessen

(TK, 33 400, nr. 138)

 

Inbeslaggenomen goederen (IBG)

16.3

2014

2014

 
 

Nota Duurzame Gewasbescherming

16.3

2011

2012

Evaluatie nota gewasbescherming

 

Landelijk Informatiecentrum Gezelschapsdieren (LICG)

16.3

2014

2014

 
 

Stichting Zeldzame Huisdierrassen (SZH)

16.3

2013

2014

 
 

Nederlands-Duitse grensoverschrijdende dierziekteoefening

16.3

2012

2013

 
 

Preventiebeleid algemeen NAD

16.3

2012

2013

 
 

Verlaagd tarief glastuinbouw

16.1

2013

2014

 

2 Overig onderzoek

 

Beleidsevaluatie Visie agrologistiek

16.1

2012

2012

Toekomst Agrologistiek

 

Ex ante evaluatie effecten nieuw stelsel verantwoorde mestafzet

16.1

2012

2012

Ex-ante analyse wetsvoorstel stelsel van verantwoorde mestafzet

 

Regeling Garantstellingen (Landbouw, aquacultuur, zeevisserij)

16.1

2012

2013

 
 

Evaluatie mosselconvenant

16.1

2014

2014

 
 

Evaluatie binnenvisserij

16.1

2013

2013

 
 

Beleid vermindering antibioticagebruik

16.3

2012

2012

Jaarlijkse monitoring van het antibioticagebruik

 

WOT Aangifteplichtige dierziekten

16.4

2011

2012

Er is geen rapport gepubliceerd.

 

WOT Voedselveiligheid

16.4

2013

2014

 
 

WOT Genetische bronnen

16.4

2014

2014

 
 

WOT Visserijonderzoek

16.4

2014

2015

 
 

WOT Economische informatievoorziening

16.4

2014

2015

 
 

WOT Natuur en milieu

16.4

2015

2016

 
Artikel 17 Groen onderwijs van hoge kwaliteit

1 Onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a Beleidsdoorlichtingen

 

Groen onderwijs van hoge kwaliteit

17

2012

2013

Loopt nog

1b Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

IBO bekostiging funderend onderwijs bij dalende leerlingaantallen

17

2012

2013

ibo-bekostiging-funderend-onderwijs-bij-dalende-leerlingaantallen[1].pdf

www.rijksoverheid.nl

2 Overig onderzoek

 

Regeling praktijkleren en groene plus

17

2013

2013

Wordt meegenomen in de beleidsdoorlichting Groen onderwijs van hoge kwaliteit

 

Regeling groene plus lectoraten

17

2012

2013

Idem

 

Kennisnetwerk Ontwikkeling en beheer Natuurkwaliteit

17

2012

2012

Evaluatie en toekomstverkenning Kennisnetwerk OBN Eindrapportage Bureau ZET/CREM

 

Evaluatie NME en Leren voor Duurzame ontwikkeling

17

2011

2012

Duurzaam doen! Leren in vitale coalities. Monitoring en evaluatie van de programma's Leren voor Duurzame Ontwikkeling en Natuur- en Milieueducatie. LEI-rapport 2012–062. www.wageningenUR.nl/lei

Artikel 18 Natuur en regio

1 Onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a Beleidsdoorlichtingen

 

Natuur en regio

18

2014

2015

 

1b Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

Doorwerking ruimtelijk economisch beleid in de regio

18.1

2013

2013

 
 

Evaluatie EFRO (door Europese Commissie)

18.1

2015

2015

 
 

Regionale ontwikkelingsmaatschappijen

18.1

2015

2016

 
 

Balans van de leefomgeving

18.2/3

2011

2012

www.pbl.nl

 

Balans van de leefomgeving

18.2/3

2013

2014

www.pbl.nl

 

Kroondomeinen

18.2

2016

2017

 
 

Natuurlijk ondernemen

18.2

2013

2014

 
 

Programmatische Aanpak Stikstof

18.2

2015

2015

 
 

SBB

18.3

2014

2014

 

2 Overig onderzoek

 

EHS Groot project 2011

18.3

2011

2012

TK, 30 825, nr. 188

 

EHS Groot project 2012 1

18.3

2012

2013

 
 

EHS Groot project 2012 2

18.3

2013

2014

 
X Noot
1

Met de decentralisatie van de uitvoering van het natuurbeleid zal in overleg met de Tweede Kamer bepaald worden of de groot project status EHS en de rapportage Groot Project (in de huidige opzet) gehandhaafd blijft.

X Noot
2

Idem.

4.5 Verdiepingshoofdstuk

Beleidsartikel 11 Goed functionerende economie en markten
A. Opbouw uitgaven artikel 11 (x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

219.931

198.561

193.034

191.112

190.628

 

Mutatie NvW 2013

137

137

137

137

137

 

Mutatie amendement 2013

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2013

– 2.457

– 836

– 778

– 5.902

– 12.465

 

Nieuwe mutaties:

           

Diversen/Departementale bijdrage aan het € 6 mld pakket

714

– 68

– 346

– 659

– 507

 
             

Stand ontwerpbegroting 2014

218.325

197.794

192.047

184.688

177.793

171.340

Toelichting

Diversen/Departementale bijdrage aan het € 6 mld pakket

Deze reeks betreft met name bijdragen van andere departementen in diverse projecten en loon -en prijsbijstellingen agentschappen, ZBO’s/RWT’s en diverse organisaties. Daarnaast vindt een besparing plaats op onderzoeksopdrachten op het terrein van marktwerking en mededinging en wordt het programmabudget voor PIANOo verlaagd met circa € 0,1 mln per jaar.

B. Opbouw ontvangsten artikel 11 (x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

52.265

52.265

52.265

43.434

20.200

 

Mutatie NvW 2013

           

Mutatie amendement 2013

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2013

3.804.146

75.000

100.000

100.000

125.000

 

Nieuwe mutaties:

           

Boetetaakstelling High Trust-beleid

 

– 75.000

– 100.000

– 100.000

– 115.000

 
             

Stand ontwerpbegroting 2014

3.856.411

52.265

52.265

43.434

30.200

30.200

Toelichting

Boetetaakstelling High Trust-beleid

Onderzoek wijst uit dat het niet haalbaar is de ontvangstentaakstelling op boetes marktwerking uit het regeerakkoord te realiseren. Deze wordt daarom grotendeels afgeboekt, overeenkomstig hetgeen bepaald is in het regeerakkoord vindt compensatie plaats ten laste van «subsidies bedrijven», te weten het fiscale innovatie instrumentarium.

Beleidsartikel 12 Een sterk innovatievermogen
A. Opbouw uitgaven artikel 12 (x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

795.764

709.140

587.413

485.648

444.548

 

Mutatie NvW 2013

           

Mutatie amendement 2013

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2013

22.337

105.696

126.357

128.787

102.696

 

Nieuwe mutaties:

           
             

Verdeling TKI-toeslag

– 11.000

– 54.934

– 53.636

– 73.190

– 66.403

 

Internationaal Innoveren

 

4.000

14.000

24.000

34.000

 

Phase2

 

300

3.360

6.360

5.940

 

Eurostars

 

634

4.276

10.830

11.463

 

Topsectoren overig NWO

 

25.000

15.000

10.000

   

Topsectoren overig TTI’s

6.000

25.000

12.000

7.000

   

Subsidies MIT

5.000

 

5.000

15.000

15.000

 
             

Invulling subsidietaakstelling

 

32.000

33.600

31.400

29.400

 

Innovatie Prestatie Contracten

   

– 5.014

– 11.624

– 5.517

 

Innovatiefonds

 

– 8.100

– 6.686

– 3.797

– 9.645

 

Bijdrage TNO

   

– 6.804

– 9.131

– 6.734

 

TKI-toeslag

 

– 23.900

– 13.021

– 2.733

– 2.824

 

Grote Technologische Instituten

   

– 2.075

– 2.546

– 2.908

 

Topsectoren overig

     

– 1.569

– 1.772

 
             

Innovatiefonds: vroege fase / informal investors

75.000

         

Departementale bijdrage aan het € 6 mld pakket

 

1.250

– 3.680

– 3.200

– 2.400

 

Overig

– 1.617

– 1.296

5.181

– 2.569

8.971

 

Stand ontwerpbegroting 2014

891.484

814.790

715.271

608.666

553.815

536.428

Toelichting

Internationaal Innoveren

Dit betreft de middelen voor de nieuwe tranche voor Joint Technology Initiatives en Eurekaclusters. De Eureka-clusters hebben als doel de mondiale concurrentiekracht van de Europese ICT-industrie te versterken. Dit doen zij onder andere door het steunen van innovatieve R&D-projecten op het terrein van de nano-elektronica in Europese samenwerkingsverbanden van bedrijven, eventueel aangevuld met kennisinstellingen en universiteiten. De JTI’s zijn samenwerkingsvormen van publieke en private partijen over de landsgrenzen heen ten behoeve van het uitvoeren van onderzoeksprogramma’s, onder andere gericht op het verkleinen en integreren van elektronica (onderzoek en ontwikkeling van nano-elektronica).

Phase 2

Dit betreft de middelen voor Joint Technology Initiatives en Eurekaclusters waarvoor verplichtingen reeds zijn aangegaan.

Eurostars

Eurostars is een Europees innovatieprogramma en een initiatief van EUREKA en de Europese Commissie. Eurostars helpt (kleine) bedrijven om marktgerichte technologische ontwikkeling uit te voeren. Het doel is de time-to-market van deze nieuwe technologieën te verkorten en de technische risico’s te verkleinen. De verwachting is dat hierdoor kleine bedrijven zich sneller zullen kunnen ontwikkelen en groeien in omzet en aantal medewerkers.

Topsectoren NWO

Conform de brief aan de Kamer (TK, 27 406, nr. 198) van februari 2013 wordt € 50 mln beschikbaar gesteld voor NWO vanuit de TKI-toeslag die conform het regeerakkoord (huidig kabinet) beschikbaar zijn gesteld.

Teneinde de administratieve lastenduur tot een minimum te beperken zullen deze middelen van de EZ-begroting wroden overgeboekt naar de OCW-begroting en via de rijksbijdrage aan NWO ter beschikking worden gesteld.

Topsectoren TTI’s

Dit betreft de middelen die worden gebruikt voor het aansluiten van het aanbod op de vraag naar Publiek-Private Samenwerking-constructies en het inbedden van Technologische Topinstituten in de kennisinfrastructuur.

Subsidies MIT

Om de middelen beter te richten op de topsectoren worden er middelen overgeboekt naar de nieuwe MIT-regeling, die zich richt op MKB in topsectoren. Dit voornemen is met de Kamer gecommuniceerd in een brief van 11 februari 2013 (TK, 27 406, nr. 198).

Invulling subsidietaakstelling

Dit betreft de invulling van de taakstelling Topsectoren en Bedrijfslevenbeleid uit het regeerakkoord van het huidige kabinet. Deze taakstelling is ingevuld op de Grote Technologische Instituten Marin, Deltares en NLR, TNO, de Innovatieprestatiecontracten, de TKI-toeslag, Stichting Technische Wetenschappen en het Innovatiefonds.

Innovatiefonds: vroege fase / informal investors

Als onderdeel van het stimuleringspakket heeft het kabinet tenslotte besloten om het innovatiefonds te versterken met een aantal concrete maatregelen. Er wordt in totaal € 75 mln bestemd voor vroege fase financiering en investeringen van informal investors in jonge en kleine bedrijven. Vroege fase financiering is bedoeld voor innovatieve startende bedrijven en het bestaande innovatieve MKB met ambitieuze groeiplannen.

Departementale bijdrage aan het € 6 mld pakket

De uitgaven voor het MIT (MKB-Innovatiestimulering Topsectoren) kunnen met € 1 mln per jaar verlaagd worden omdat een deel van de aan te gane verplichtingen naar verwachting niet tot uitgaven zal leiden. Daarnaast vindt een korting van circa € 0,2 mln per jaar plaats op onderzoeksbudgetten voor innovatie. De opbrengsten van deze besparingen worden met een kasschuif op dit artikel beter over de jaren verdeeld.

B. Opbouw ontvangsten artikel 12 (x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

45.782

48.668

54.038

54.315

56.733

 

Mutatie NvW 2013

           

Mutatie amendement 2013

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2013

1.871

         

Nieuwe mutaties:

           

Luchtvaart kredieten

1.300

1.300

1.400

2.100

2.100

 

Diverse ontvangsten

8.000

         

Overig

816

         

Stand ontwerpbegroting 2014

57.769

49.968

55.438

56.415

58.833

60.841

Toelichting

Luchtvaart kredieten

Dit betreft de terugontvangsten van in het verleden verleende luchtvaartkredieten onder de naam Korte Termijn Projecten (KTP) en Civiele VliegtuigOntwikkeling (CVO1).

Diverse ontvangsten

Als gevolg van het afrekenen van de opdracht 2012 aan Agentschap NL worden voorschotten terugontvangen.

Beleidsartikel 13 Een excellent ondernemingsklimaat
Opbouw uitgaven artikel 13 (x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

366.134

290.144

259.717

241.623

242.843

 

Mutatie NvW 2013

12.967

10.958

10.443

9.802

9.646

 

Mutatie amendement 2013

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2013

– 32.510

– 4.651

– 11.845

– 1.526

– 2.305

 

Nieuwe mutaties:

           

BMKB

34.459

13.176

5.176

3.770

3.770

 

Bevorderen Ondernemerschap

21.041

1.806

2.191

– 2.203

– 5.025

 

Innovatieregeling Scheepsnieuwbouw

4.000

         

Onderzoek en opdrachten

2.600

650

       

ICT beleid

7.853

2.386

1.731

730

229

 

Kamers van Koophandel

– 8.750

         

Bijdrage instituten

 

3.240

3.720

3.710

3.770

 

Bijdrage Agentschap NL

2.128

511

164

2.106

2.897

 

Microkrediet

30.000

         

Departementale bijdrage aan het € 6 mlnd pakket

 

– 250

– 320

– 300

– 1.100

 

Overig

1.477

1.196

995

1.483

908

 

Stand ontwerpbegroting 2014

441.399

319.466

271.972

259.195

255.633

251.614

Toelichting

BMKB

De raming van de schade uitbetalingen wordt aangepast. De dekking hiervoor komt uit een verhoging van de premie, het onttrekken van middelen aan de interne begrotingsreserve en terugontvangsten van de opdracht 2012 aan Agentschap NL die in 2013 wordt afgerekend.

Daarnaast wordt ter stimulering van de kredietverlening aan het MKB de voorwaarden voor de BMKB tot en met 31-12-2014 verruimd. Ter afdekking van de extra risico’s zal in 2013 een extra storting van € 5 mln in de interne begrotingsreserve worden gedaan.

Bevorderen Ondernemerschap

Om de kasmiddelen beter aan te laten sluiten bij het beschikbare verplichtingbudget is deze kasschuif uitgevoerd. Tevens zal, als onderdeel van het stimuleringspakket voor de kredietverlening, € 5 mln worden gereserveerd voor flankerend beleid (met name voorlichting en informatie voor MKB-bedrijven) en ondersteuning van alternatieve financieringsvormen zoals crowdfunding en kredietunies. Samen met marktpartijen wordt een Nederlandse Investeringsinstelling opgericht. Een intermediair die in eerste instantie een makelaarsfunctie tussen vraag en aanbod van (lange termijn) financiering voor institutionele beleggers gaat vervullen. Voor de ondersteuning bij de oprichting wordt € 10 mln gereserveerd.

Innovatieregeling Scheepsnieuwbouw

Dit betreft de uitfinanciering van in het verleden aangegane verplichtingen.

Onderzoek en opdrachten

In het najaar van 2012 is aan Nedcar € 3,25 mln toegezegd als bijdrage aan ombouw van de productielijn en scholing. Deze mutatie betreft de uitfinanciering hiervan.

ICT-beleid

Deze mutatie betreft met name de uitfinanciering van in het verleden aangegane verplichtingen voor PRIMA en beleidsbudget voor de realisatie van de ICT doorbraakprojecten.

Kamers van Koophandel

De raming voor 2013 kan bijgesteld worden tot € 138,5 mln.

Bijdrage instituten

Om het binnenhalen van buitenlandse investeerders en investeringen op peil te houden ten behoeve van de Nederlandse economie, zijn juist in crisistijd voldoende middelen nodig voor de acquisitieketen van buitenkantoren, hoofdkantoor en regio’s.

Bijdrage Agentschap NL

Een deel van de taakstelling van het Begrotingsakkoord 2012 was tijdelijk op Bijdrage Agentschap NL geboekt, de definitieve invulling vindt plaats ten laste van het budget voor de Innovatie Prestatie Contracten.

Microkrediet

Het kabinet heeft € 30 mln uitgetrokken voor de vervolgfinanciering van Qredits. Deze maatregel is onderdeel van het stimuleringspakket.

Departementale bijdrage aan het € 6 mld pakket

De geraamde uitgaven voor het ICT-programma kunnen in lijn gebracht worden met de uitfinancieringsbehoefte, wat een besparing oplevert. Daarnaast vindt een korting plaats op de onderzoeksbudgetten voor ondernemingsklimaat met circa € 0,3 mln per jaar en wordt de oploop in het budget voor Bevorderen Ondernemerschap vanaf 2017 beperkt.

B. Opbouw ontvangsten artikel 13 (x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

92.599

59.911

56.865

46.182

47.162

 

Mutatie NvW 2013

           

Mutatie amendement 2013

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2013

– 31.752

– 1.000

2.000

13.000

13.000

 

Nieuwe mutaties:

           

BMKB

2.770

3.770

3.770

3.770

3.770

 

BMKB interne begrotingsreserve

16.689

9.406

1.406

     

Diverse ontvangsten

2.000

         

Stand ontwerpbegroting 2014

82.306

72.087

64.041

62.952

63.932

65.669

Toelichting

BMKB

De ontvangsten worden structureel verhoogd met € 3,8 mln als gevolg van de premieverhoging met 20% met ingang van 1 april 2013.

BMKB interne begrotingsreserve

Als gevolg van het aanpassen van de schaderaming worden middelen aan de interne begrotingsreserve onttrokken.

Diverse ontvangsten

Als gevolg van het afrekenen van de opdracht 2012 aan Agentschap NL worden voorschotten terugontvangen.

Beleidsartikel 14 Een doelmatige en duurzame energievoorziening
A. Opbouw uitgaven artikel 14 (x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

1.312.815

1.438.516

1.505.188

1.610.080

1.607.317

 

Mutatie NvW 2013

18.000

18.000

18.000

18.000

18.000

 

Mutatie amendement 2013

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2013

– 23.542

– 22.244

7.038

68.974

412.595

 

Nieuwe mutaties:

           

Energieakkoord

 

25.000

35.000

45.000

– 150.000

 

Compensatie Energie-intensieve bedrijven (ETS)

 

78.000

78.000

78.000

78.000

 

Kasschuif SDE

23.000

2.000

– 24.968

23

– 5.386

 

Energiekosten Caribisch Nederland

 

5.000

4.500

4.000

3.500

 

Green Deal

– 2.825

         

Uitvoeringskosten AgNL

3.900

         

Kasschuif Pallas

– 14.500

– 1.000

3.000

9.500

3.000

 

Departementale bijdrage aan het € 6 mld pakket

 

– 5.851

– 2.553

– 915

– 1.533

 

Overig

– 805

1.212

105

78

75

 

Stand ontwerpbegroting 2014

1.316.043

1.538.633

1.623.310

1.832.740

1.965.568

2.228.905

Toelichting

Energieakkoord

De budgettaire gevolgen van het energieakkoord voor de EZ-begroting zijn verwerkt. Het later realiseren van de doelstelling duurzame energie heeft tot gevolg dat vanaf 2017 de SDE+ uitgaven en ontvangsten uit heffing aan burgers en bedrijven, worden verlaagd (oplopend tot € 600 mln structureel). Voorts komt er budget beschikbaar op de EZ-begroting, oplopend naar structureel € 50 mln, voor een innovatieprogramma voor demonstratieprojecten gericht op versnelling van commercialisering vanuit de topsector energie ten behoeve van de export.

Compensatie Energie-intensieve bedrijven (ETS)

Via een regeling voor ETS compensatie wordt structureel € 78 mln beschikbaar gesteld voor energie-intensieve bedrijven.

Kasschuif SDE

Met een -per saldo neutrale- kasschuif zijn de ramingen voor de jaren 2015 en 2017 verlaagd ten gunste van de jaren 2013, 2014, 2016 en 2018.

Energiekosten Caribisch Nederland

Caribisch Nederland (CN) wordt geconfronteerd met forse kostenstijgingen voor de nutsvoorzieningen van elektriciteit, drinkwater en afvalwater. De noodzakelijke tariefsverhogingen kunnen de eilandbewoners niet op korte termijn dragen. Deze oplossing biedt een overgangsregeling teneinde de kosten van € 5 mln in tien jaar tijd af te bouwen naar € 0 mln.

Green Deal

In het kader van de regeling Green Deal worden middelen overgeheveld naar Provincie- en Gemeentefonds.

Uitvoeringskosten AgNL

Uit hoofde van de afrekening 2012 uitvoeringskosten betaalt AgNL in 2013 € 3,9 mln terug voor opdrachten op het gebied van energie (zie ontvangsten).

Bij Voorjaarsnota 2013 is een tegenvaller geconstateerd in de uitvoeringskosten AgNL voor regelingen uit hoofde van energie-innovatie. Deze tegenvaller is bij Voorjaarsnota gecompenseerd ten laste van het onderdeel energie-innovatie. De meevaller uit hoofde van de afrekening 2012 wordt nu ingezet ter compensatie van deze tegenvaller op het onderdeel energie-innovatie. (€ 3,0 mln).

Een bedrag van € 0,9 mln wordt ingezet voor uitvoering van de regeling MEP/SDE/SDE+.

Departementale bijdrage aan het € 6 mld pakket

Inzake de Green Deals kan de kasraming verlaagd worden omdat een deel van de aangegane verplichting naar verwachting niet tot uitgaven zal leiden. Daarnaast vindt een korting plaats op de onderzoeksbudgetten voor energie. De opbrengsten van alle ombuigingen worden middels een kasschuif op dit artikel beter over de jaren verdeeld.

B. Opbouw ontvangsten artikel 14 (x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

12.194.911

12.047.411

12.247.411

12.161.411

11.730.411

 

Mutatie NvW 2013

18.000

18.000

18.000

18.000

18.000

 

Mutatie amendement 2013

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2013

600.000

 

– 780.000

– 970.000

– 655.000

 

Nieuwe mutaties:

           

Actualisering raming aardgasbaten

650.000

100.000

– 300.000

– 250.000

– 650.000

 

Energieakkoord

       

– 200.000

 

Afrekening 2012 uitvoeringskosten

3.900

         

Stand ontwerpbegroting 2014

13.466.811

12.165.411

11.185.411

10.959.411

10.243.411

10.036.761

Toelichting

Actualisering raming aardgasbaten

Het verwachte productievolume in 2013 is opwaarts bijgesteld. De hierop gebaseerde baten komen in 2013 en deels in 2014 in kas binnen. De verwachte gasprijs in de jaren 2014–2017 is neerwaarts bijgesteld met een grotere daling naar mate het jaar later in deze periode ligt. Dit leidt tot een verlaging van de geraamde baten.

Energieakkoord

Zie toelichting bij de uitgaven.

Afrekening 2012 uitvoeringskosten

Voor een nadere toelichting op deze post wordt verwezen naar het daarover gestelde bij de uitgaven onder het kopje «Uitvoeringskosten AgNL».

Beleidsartikel 16 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens
A. Opbouw uitgaven artikel 16 (x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

517.397

443.878

426.539

416.219

413.622

 

Mutatie NvW 2013

12.213

10.517

11.997

11.997

11.997

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2013

55.343

36.097

30.055

18.414

9.690

 

Nieuwe mutaties:

           

Agrarische Vertegenwoordiging Buitenland

14.016

14.932

14.084

12.427

10.856

 

Borgstellingsfaciliteit en landbouwsubsidies

23.461

14.200

       

Cofinanciering GLB/GVB

14.000

29.760

35.060

37.330

34.230

 

Uitvoeringkosten marktordening

9.500

11.000

10.700

10.200

9.600

 

Afghanistan-project

6.232

         

Compensatie taakstelling topsectoren

 

3.100

       
             

Invulling subsidietaakstelling

 

5.600

7.600

10.000

11.300

 

Topsectoren

 

– 3.100

– 3.800

– 5.000

– 5.700

 

Marktintroductie Energie Innovaties

 

– 2.100

– 3.800

– 5.000

– 5.600

 

Intensieve veehouderij

 

– 300

       
             

Departementale bijdrage aan het € 6 mld pakket

 

– 200

– 1.200

– 2.978

– 2.776

 

Overige

1.147

2.442

2.361

2.500

2.496

 

Stand ontwerpbegroting 2014

653.309

565.726

529.596

506.109

489.715

486.217

Toelichting

Agrarische Vertegenwoordiging Buitenland

Voor de uitvoeringskosten van de Agrarische Vertegenwoordiging Buitenland wordt de bijdrage aan Agentschap NL (AgNL) verhoogd. De bijdrage 2013 is gebaseerd op de goedgekeurde offerte van AgNL. Op deze offerte is in mindering gebracht het deel dat tot en met het eerste kwartaal 2013 op artikel 40 is uitbetaald. Vanaf het tweede kwartaal worden deze uitgaven op artikel 16 geboekt. De bedragen voor 2014 en volgende jaren zijn gebaseerd op de meerjarige reeks waarop de taakstelling regeerakkoord (Kabinet Rutte/Verhagen) in mindering is gebracht.

Borgstellingsfaciliteit en landbouwsubsidies

Om de verliesdeclaraties vanaf 2013 van banken op basis van de borgstellingsfaciliteit te dekken wordt in 2013 € 11,2 mln en in 2014 € 13,0 mln aan de interne begrotingsreserve borgstellingsfaciliteit onttrokken.

Aan de begrotingsreserve Landbouw wordt in 2013 € 10,8 mln en in 2014 € 1,2 mln onttrokken ten behoeve van onder meer de regelingen «Marktintroductie Energie Innovaties», «Duurzame stallen» en de «Investeringsregeling Jonge Agrariërs».

Aan de begrotingsreserve Visserij wordt in 2013 € 1,5 mln onttrokken voor de uitvoering van projecten in het kader van het Europees Visserijfonds.

Cofinanciering GLB/GVB

Het artikel wordt verhoogd ten behoeve van de nationale cofinanciering van het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GLB/GVB 2014–2020) inclusief uitvoering- en transitiekosten bij Dienst Regelingen.

Uitvoeringkosten marktordening

Productschappen voeren taken op gebied van marktordening in medebewind uit. Het hiervoor beschikbare uitvoeringsbudget werd vanaf 2013 sterk afgebouwd als gevolg van de tussentijdse evaluatie van het GLB in 2009 (Health Check) om het systeem van marktordening vanaf 2013 af te bouwen. In latere besluiten van de Europese Commissie is de eerder geplande afbouw deels teruggedraaid waardoor de uitvoeringskosten hoger uitvallen dan eerder geraamd op basis van de Health Check.

Afghanistan-project

Vanuit de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken worden middelen beschikbaar gesteld voor een onderzoeksproject in Afghanistan met als doel landbouwontwikkeling in Afghanistan te bevorderen. De officiële naam van het project luidt «Agricultural Technical Vocational Education & Training Project Improving Agricultural Education in Afghanistan».

Compensatie taakstelling topsectoren

Vanuit het budget voor Topconsortia voor Kennis en Innovatie op artikel 12 wordt voor 2014 het aandeel van Dienst Landbouwkundig Onderzoek gecompenseerd van de taakstelling Topsectoren die in de eerste suppletoire begroting is verwerkt.

Departementale bijdrage aan het € 6 mld pakket

Naar verwachting zullen vanaf 2016 de uitgaven voor een aantal regelingen lager uitvallen dan geraamd. Het gaat om de regelingen Grote netwerken, Duurzaamheidsinvesteringen en Fijnstofmaatregelen. Daarnaast vindt een korting plaats op het onderzoeksbudget voor agrarisch ondernemerschap.

B. Opbouw ontvangsten artikel 16 (x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

291.579

276.779

276.779

276.779

276.779

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2013

4.950

         

Nieuwe mutaties:

           

Borgstellingsfaciliteit en landbouwsubsidies

23.461

14.200

0

0

0

 

Afghanistan-project

6.232

         

Overige

3.500

1.800

1.800

1.800

1.800

 
             

Stand ontwerpbegroting 2014

329.722

292.779

278.579

278.579

278.579

278.579

Toelichting

Borgstellingsfaciliteit en landbouwsubsidies

Zie de toelichting bij de uitgaven.

Afghanistan-project

Zie de toelichting bij de uitgaven.

Beleidsartikel 17 Groen onderwijs van hoge kwaliteit
A. Opbouw uitgaven artikel 17 (x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

776.575

777.336

778.696

775.816

773.843

 

Mutatie NvW 2013

           

Mutatie amendement 2013

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2013

21.047

17.442

7.560

– 59.590

– 68.607

 

Nieuwe mutaties:

           

Loonbijstelling

1.181

1.173

1.161

1.056

1.036

 

Onderwijs

2.185

– 250

       

Natuur- en milieueducatie

 

– 1.500

       

Bijdragen aan agentschappen

1.536

1.500

       

Overig

228

   

– 21

– 21

 

Stand ontwerpbegroting 2014

802.752

795.701

787.417

717.261

706.251

701.459

Toelichting

Loonbijstelling

Deze bijstelling betreft de loonbijstellingtranche 2013.

Onderwijs

De mutaties op dit onderdeel wordt voornamelijk veroorzaakt door de volgende posten:

  • Subsidie aan Skills Netherlands

    Deze subsidie wordt jaarlijks verstrekt en is gericht op het verbeteren van de aansluiting van onderwijs op de arbeidsmarkt.

  • Overboeken van middelen van de Regeling stagebox naar bekostiging MBO

    Dit betreft een overboeking van het Ministerie van OCW in 2014 in het kader van de Regeling stagebox beroepsonderwijs. Met behulp van deze regeling worden passende stageplaatsen gecreëerd voor deelnemers, in het bijzonder moeilijk plaatsbare deelnemers.

Natuur- en milieueducatie/bijdragen aan agentschappen

Vanuit het onderdeel Natuur- en milieueducatie wordt ten behoeve van het educatie-programma voor Duurzame Ontwikkeling een budget van € 1,5 mln overgeheveld naar de bijdrage aan AgNL. Dit budget is bestemd voor uitgaven voor programma- en procesmanagement, inhoudelijke deskundigheid, netwerkbeheer (totaal € 1,1 mln) en overige uitvoeringskosten (€ 0,4 mln).

B. Opbouw ontvangsten artikel 17 (x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

75

75

75

75

75

 

Mutatie NvW 2013

           

Mutatie amendement 2013

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2013

           

Nieuwe mutaties:

           

Overig

236

         

Stand ontwerpbegroting 2014

311

75

75

75

75

75

Beleidsartikel 18 Natuur en regio
A. Opbouw uitgaven artikel 18 (x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

689.737

447.953

350.142

313.180

304.902

 

Mutatie NvW 2013

888

888

888

888

888

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2013

– 205.545

– 38.803

863

– 3.159

– 8.409

 

Nieuwe mutaties:

           

Overboeking natuurmiddelen naar Provinciefonds

 

– 105.000

– 105.000

– 105.000

– 105.000

 

Overboeking I&M ILG-bijdrage

26.665

         

Desaldering ILG

– 26.665

         

Kasverschuiving regio en ruimtelijke economie

– 10.395

10.074

8.719

9.735

– 10.602

 

Kasverschuiving Caribisch Nederland

– 7.500

1.500

2.500

2.000

1.500

 

Kasverschuiving Westerschelde

– 7.028

– 6.117

 

7.028

6.117

 

Cofinanciering en uitvoeringskosten EFRO

 

11.000

18.000

18.000

32.000

 

Transitiekosten SNL

 

12.000

10.000

6.000

   

Continuering financiering ROM's

3.000

1.000

1.000

   

Decentralisatie West Dordtse oever

– 15.000

         

Programmatische Aanpak Stikstof (PAS)

5.000

     

Decentralisatie Topperproject De Pijp

– 2.100

– 100

– 100

     

Intensivering natuur

 

100.000

100.000

300.000

300.000

 

Departementale bijdrage aan het € 6 mld pakket

 

– 3.960

– 1.040

– 1.131

– 867

 

Overige

358

– 86

– 25

– 32

100

 

Stand ontwerpbegroting 2014

443.415

432.349

390.947

548.509

520.629

403.304

Toelichting

Overboeking natuurmiddelen naar Provinciefonds

Het budget voor beheer van natuur op grond van het Bestuursakkoord natuur tussen rijk en provincies wordt overgeheveld naar de begroting van het Provinciefonds.

Overboeking I&M ILG-bijdrage

Het Ministerie van I&M levert een bijdrage voor 2012 en 2013 voor Duurzaam Ondernemen, Duurzaam Watergebruik, Bufferzones EHS en Milieukwaliteit in het kader van de afwikkeling van het ILG via een budgetoverheveling naar de begroting van EZ.

Desaldering ILG

Het Ministerie van I&M levert haar ILG-bijdrage van € 26,7 mln via budgetoverheveling. De aanvankelijk op de begroting van EZ geraamde desaldering komt daarmee te vervallen.

Kasverschuiving regio en ruimtelijke economie

Deze kasverschuiving heeft betrekking op de volgende onderdelen.

  • Het structureel op orde brengen van het begrotingsonderdeel «Versterken mainports, brainports, greenports, valleys en andere clusters gerelateerd aan topsectoren».

  • Meerjarige correcties/aanvullingen van de prijscompensatie op het meerjarige project Ontwikkeling Mainport Rotterdam (PMR).

  • Nota Nadere Uitwerking Rivierengebied (NURG). Uit het budget voor NURG/Maaswerken worden maatregelen gefinancierd ter verbetering van de hoogwaterveiligheid en voor de ontwikkeling van natuur. Met betrekking tot de uitvoering van de maatregelen rond Maaswerken, waar eerst grindwinning plaatsvindt en de gebieden daarna een natuurdoelstelling krijgen, is vertraging ontstaan. Met deze kasschuif worden de middelen in overeenstemming gebracht met het verwachte moment waarop de uitgaven zullen plaatsvinden.

  • Regiekosten regionale functie. Vanaf 2014 is voor een periode van 5 jaar budget benodigd voor onder andere de follow up, coördinatie, bestuurlijke afstemming en evaluatie van de Programma's Rijke Waddenzee en Deltaprogramma die in 2014 aflopen.

  • Continuering van de subsidierelatie met de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM's) tot en met 2016.

Kasverschuiving Caribisch Nederland

In het begrotingsakkoord voor 2013 is € 200 mln extra beschikbaar gesteld voor Natuur. Hiervan is € 7,5 mln bestemd voor Natuurtaken op Bonaire, Saba en St. Eustatius, voor een periode van vier jaar. De middelen worden echter in 2013 in één keer ter beschikking gesteld, maar zullen dit jaar niet meer tot substantiële uitgaven leiden. Deze kasschuif is derhalve benodigd om de beschikbaarheid van toegezegde intensiveringsmiddelen in lijn te brengen met het ritme van verwachtte uitgaven.

Kasverschuiving Westerschelde

In het Regeerakkoord (huidig kabinet) is besloten alsnog over te gaan tot volledige ontpoldering van de Hedwigepolder. Bestuurlijke afspraken met Provincie Zeeland over de uitvoering zijn hernieuwd, inclusief afspraken over een meerjarige kostenraming.

Ten opzichte van de oorspronkelijke planning, conform Scheldeverdrag van 2005, is de uitvoering van de ontpoldering van de Hedwigepolder met enkele jaren vertraagd. Deze kasschuif is noodzakelijk om de beschikbaarheid van middelen in lijn te brengen met de vertraagde uitvoering en uitgaven.

Cofinanciering en uitvoeringskosten EFRO

Met de rijkscofinanciering voor het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) wordt inhoudelijk gestuurd op specifieke rijksdoelen (innovatie, koolstofarme energie). Met deze middelen wordt beoogd om het MKB aan te laten sluiten bij de topsectoren via valorisatieactiviteiten en samenwerkingsprojecten. Deze is een aanvulling op het bestaande nationale instrumentarium voor topsectoren dat meer generiek van aard is (fiscale instrumenten) en/of zich richt op Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI).

Transitiekosten SNL

Het artikel wordt verhoogd met het oog op de transitiekosten die gemoeid zijn met de inwerkingtreding van de nieuwe Subsidieregeling Natuur en Landschap (SNL). De transitiekosten voor rekening van het Rijk hebben betrekking op de investeringen, in de periode 2014–2016, die nodig zijn om deze omslag naar een nieuw, effectiever en efficiënter stelsel voor agrarisch natuurbeheer mogelijk te maken.

Continuering financiering ROM's

Vanuit het onderdeel «Toeslag Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI-toeslag) op artikel 12 worden middelen overgeheveld ten behoeve van de continuering van de financiering van de Regionale Ontwikkelings Maatschappijen (ROM’s) op het onderhavige artikel.

Decentralisatie West Dordtse oever

Op grond van de decentralisatie van het Nota Ruimte project Westelijke Dordtse Oever worden de resterende middelen ad € 15 mln overgeheveld naar de begroting van het Gemeentefonds.

Programmatische Aanpak Stikstof (PAS)

In 2012 is € 5 mln onbesteed gebleven als gevolg van vertraging in de uitvoering. Gezien bestuurlijke toezeggingen en het bestedingenplan is dit bedrag in 2015 alsnog benodigd.

Decentralisatie Topperproject De Pijp

Op grond van de decentralisatie van het Topper project «Verbetering interne ontsluiting De Pijp» in het kader van het convenant Bedrijventerreinen 2010–2020 wordt voor de periode 2013 tot en met 2015 in totaal € 2,3 mln overgeheveld naar de begroting van het Provinciefonds.

Intensivering Natuur

Als uitwerking van de afspraak uit het regeerakkoord om te komen tot een robuust natuurnetwerk worden extra middelen beschikbaar gesteld. EZ heeft deze afspraak samen met de provincies en maatschappelijke partners uitgewerkt in de hoofdlijnennotitie Ontwikkeling en beheer van natuur in Nederland. De middelen worden ingezet ter vergroting van het natuurnetwerk (inclusief natuurlijke verbindingen), verbetering van de kwaliteit van de natuur door extra inspanningen in (herstel)beheer en water- en milieucondities, een impuls aan de natuur buiten de EHS, soortenbescherming en een effectiever agrarisch natuurbeheer.

Departementale bijdrage aan het € 6 mld pakket

Op het terrein van natuur kan de raming voor de uitgaven van diverse kleine subsidieregelingen verlaagd worden gezien de bestaande betalingsverplichtingen. Daarnaast worden vanaf 2018 de uitgaven verlaagd als gevolg van het aflopen van de betalingsverplichtingen voor het bedrijventerreinenbeleid en sterke regio’s. De opbrengsten van alle ombuigingen worden middels een kasschuif op dit artikel beter over de jaren verdeeld.

B. Opbouw ontvangsten artikel 18 (x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

113.714

86.370

91.369

76.282

66.282

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2013

8.481

– 88

– 87

     

Nieuwe mutaties:

           

Bijdrage I&M voor ILG

– 14.665

     

 

Landinrichtingsrente

       

– 2.000

 

Verkoop gronden

     

20.000

   

Stand ontwerpbegroting 2014

107.530

86.282

91.282

96.282

64.282

51.380

Toelichting

Bijdrage I&M voor ILG

De bijdrage 2013 van I&M van € 14,7 mln wordt samen met de bijdrage uit 2012 ad € 12,0 mln ontvangen via een budgetoverheveling. Hierdoor komen de geraamde ontvangsten voor 2013 ad. € 14,7 mln te vervallen.

Landinrichtingsrente

De ontvangstenraming voor landinrichtingsrente wordt verlaagd, omdat sinds de vorming van het ILG door het Rijk geen nieuwe landinrichtingsprojecten zijn gestart en dus geen voorschotten meer worden verstrekt. De taakstellende ontvangsten (rente inkomsten) zullen vanaf 2017 geleidelijk dalen tot vrijwel € 0 in 2040.

Verkoop gronden

In 2012 is de taakstelling verkoop gronden van € 20 mln niet gerealiseerd. Deze zal naar verwachting in 2016 worden gerealiseerd en komt dan bovenop de jaarlijkse verkooptaakstelling.

Artikel 40 Apparaat
A. Opbouw uitgaven artikel 40 (x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

408.944

381.565

353.381

346.185

336.033

 

Mutatie NvW 2013

– 10.074

– 9.498

– 9.398

– 9.355

– 9.312

 

Mutatie amendement 2013

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2013

19.587

3.100

2.867

– 9.908

– 25.469

 

Nieuwe mutaties:

           

Agrarische vertegenwoordiging buitenland

– 14.016

– 14.932

– 14.084

– 12.427

– 10.856

Diversen apparaat

4.000

6.779

– 3.438

– 5.045

– 5.791

Loonbijstellingstranche 2013 sociale lasten

932

703

795

899

989

 

     

Overig

1.323

– 136

– 291

311

1.616

Stand ontwerpbegroting 2014

410.696

367.581

329.832

310.660

287.210

279.237

Toelichting

Agrarische Vertegenwoordiging Buitenland

Voor de uitvoeringskosten van de Agrarische vertegenwoordiging buitenland wordt het apparaatsartikel verlaagd en de bijdrage aan Agentschap NL (AgNL) verhoogd. De bijdrage 2013 is gebaseerd op de goedgekeurde offerte van AgNL, op deze offerte is in mindering gebracht het deel dat tot en met het eerste kwartaal 2013 op artikel 40 is uitbetaald. Vanaf het tweede kwartaal worden deze uitgaven geboekt op artikel 16. De bedragen voor 2014 en volgende jaren zijn gebaseerd op de meerjarige reeks waarop de taakstelling regeerakkoord (Kabinet Rutte-Verhagen) in mindering is gebracht.

Diversen apparaat

In 2013 is een totaalbudget van € 4 mln benodigd voor diverse apparaatskosten, waaronder de laatste werkzaamheden voor de renovatie van het hoofdgebouw en materiële en ICT-kosten van het kerndepartement en de inzet van Wajong’ers. Voor 2014 is totaal € 6,8 mln budget bestemd voor apparaatsproblematiek. De hiervoor benodigde dekking komt uit de resterende prijsbijstelling vanuit artikel 41. Vanaf 2015 heeft een herschikking van middelen plaatsgevonden voor het oplossen van de problematiek inzake de publiekrechterlijke bedrijfsorganisaties (PBO’s) en de medebewindskosten.

Loonbijstellingstranche 2013 sociale lasten

De bijstelling van de bij Voorjaarsnota 2013 toegekende loonbijstellingstranche 2013 sociale lasten is met deze mutatie verwerkt op het apparaatsartikel.

B. Opbouw ontvangsten artikel 40 (x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

15.627

14.943

14.874

14.818

14.818

 

Mutatie NvW 2013

           

Mutatie amendement 2013

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2013

           

Nieuwe mutaties:

           

Overig

300

         
             

Stand ontwerpbegroting 2014

15.927

14.943

14.874

14.818

14.818

14.818

Artikel 41 Nominaal en Onvoorzien
A. Opbouw uitgaven artikel 41 (x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

29.773

25.050

21.464

19.867

19.240

 

Mutatie NvW 2013

           

Mutatie amendement 2013

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2013

– 15.357

35.560

43.955

78.751

121.832

 

Nieuwe mutaties:

           

Inzet loon- en prijsbijstelling

– 9.170

– 10.970

– 10.309

– 9.453

– 8.938

 

Verdeling loonbijstellingstranche 2013 sociale lasten

– 4.992

– 4.390

– 4.160

– 3.930

– 3.843

 

Invulling taakstelling Topsectoren

 

– 45.000

– 50.700

– 50.800

– 50.900

 

Invulling taakstelling Rijksdienst

     

– 34.185

– 77.141

 
             

Stand ontwerpbegroting 2014

254

250

250

250

250

250

Toelichting

Loon- en prijsbijstelling

De in voorgaande jaren niet uitgedeelde loon- en prijsbijstelling wordt met name ingezet als dekking voor apparaatsproblematiek (zie toelichting artikel 40).

Verdeling loonbijstellingstranche 2013 sociale lasten

De bij Voorjaarsnota 2013 toegekende loonbijstellingstranche 2013 is met deze mutatie verdeeld over de relevante loongevoelige onderdelen.

Invulling taakstelling Topsectoren

De taakstelling Topsectoren is bij de Ontwerpbegroting 2014 toegedeeld naar de relevante beleidsartikelen (12, 14 en 16).

Invulling taakstelling Rijksdienst

De taakstelling Rijksdienst is van het artikel nominaal en onvoorzien toegedeeld aan de betrokken onderdelen. De pro-forma toedeling van deze taakstelling wordt nader toegelicht bij artikel 40 (in hoofdstuk 2.3).

4.6 Subsidieoverzicht

In deze bijlage zijn de subsidies van EZ opgenomen. De subsidiedefinitie van de Algemene wet bestuursrecht wordt hierin gebruikt. Deze wet definieert een subsidie als volgt (artikel 4.21 Awb):

«De aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten».

Per beleidsartikel zijn opgenomen:

  • 1. De subsidieregelingen

  • 2. Overige subsidies en de bijdragen aan ZBO’s en overige organisaties

Ad 1) Voor de subsidieregelingen in juridische zin geldt de plicht tot een vijfjaarlijkse evaluatie. Voor deze regelingen is dus een laatste evaluatie en/of een komende evaluatie toegevoegd en indien niets is weergegeven is uitgelegd waarom. Ook is het aantal verlengingen van subsidieregelingen weergegeven.

Daarnaast is het per 1 oktober 2012 verplicht nieuwe subsidieregelingen te voorzien van een einddatum. Dit is de datum waarop de regeling wordt beëindigd waarna geen aanvragen voor de desbetreffende subsidie meer kunnen worden ingediend. Deze datum mag niet later liggen dan vijf jaren na inwerkingtreding van de betreffende subsidieregeling, tenzij de desbetreffende regeling aan de Tweede Kamer is overlegd. Bestaande subsidieregelingen dienen uiterlijk 1 juli 2014 van een einddatum te zijn voorzien (Regeling van de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, van 21 juni 2012, nr. 3113629, houdende vaststelling van de eerste wijziging van de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking, Stcrt. 2012 13009). Voor bestaande regelingen is dus alleen indien reeds beschikbaar een einddatum opgenomen in tegenstelling tot voor nieuwe regelingen waar overal een einddatum is opgenomen. Conform de Aanwijzingen voor subsidieverstrekkingen zullen voor 1 juli 2014 voor de overige subsidieregelingen einddata worden vastgesteld, die dan ook in dit overzicht worden opgenomen.

Ad 2) Subsidies in de tweede categorie – overige subsidies en de bijdragen aan ZBO’s en overige organisaties – zijn geen regelingen in juridische zin en vallen derhalve grotendeels niet onder de in de aanwijzingen voor subsidies opgenomen bepalingen met betrekking tot de einddatum en evaluatieplicht. In deze categorie is in het overzicht daarom ook niet overal informatie hierover opgenomen.

In het subsidieoverzicht is zoveel mogelijk aansluiting gemaakt met de budgettaire tabellen in de begroting. De categorie subsidies uit de tabellen budgettaire gevolgen van beleid per begrotingsartikel sluit aan met de categorie subsidieregelingen in dit overzicht. Bij de categorie overige subsidies en bijdragen aan ZBO’s en overige organisaties is deze aansluiting niet volledig mogelijk omdat niet alle bijdragen aan ZBO’s en overige organisaties subsidies zijn en ook omdat er subsidies zijn die onder andere categorieën (in de budgettaire tabel) vallen.

In de kolom «Laatste evaluatie» en de kolom «Volgende evaluatie» is aangegeven of de betreffende evaluatie een effectevaluatie (E) betreft of overig evaluatieonderzoek (O).

Tot slot is na het subsidieoverzicht informatie opgenomen over de TKI-toeslag op basis waarvan de toeslag aan de betreffende TKI’s kan worden toegekend.

Subsidies (Bedragen x € 1.000)

Artikel 

Naam subsidie(regeling) met hyperlink naar vindplaats

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Aantal verleningen 2012

Laatste evaluatie (met hyperlink naar vindplaats)

Volgende evaluatie

Einddatum subsidie

Artikel 11

                     

Subsidieregelingen

                     

11

Digitalisering regionale radio

 

1.700

1.700

1.400

100

1.100

1.100

0

nvt 1

nvt1

2017

 

Subtotaal

0

1.700

1.700

1.400

100

1.100

1.100

       
                         

Overige subsidies en subsidies aan ZBO's en overige organisaties

                     

11

Nederlands Normalisatie Instituut

898

1.150

1.153

1.038

1.203

1.181

1.058

1

2005 E

2014 E

 

11

CBS

186.854

173.847

153.785

147.421

146.242

145.975

142.966

1

2011

2016

2015

 

Subtotaal

187.752

174.997

154.938

148.459

147.445

147.156

144.024

       
                         

Artikel 12 

                     

Subsidieregelingen

                     

12

Prekwalificatie ESA/programma’s

5.872

2.905

746

396

     

15

2012 E

 

2013

12

Nationaal Programma Luchtvaart

3.643

2.500

1.501

2.894

3.002

2.503

 

0

2010 E

 

2017

12

Luchtvaartkredietregeling (niet relevant)

12.919

10.042

16.120

       

0

2010 E

 

2011

12

Luchtvaartkredietregeling (rente)

 

1.608

1.914

2.000

1.871

1.798

1.798

0

2010 E

 

2011

12

Innovatieprestatiecontracten (incl.verkenningen)

44.019

18.219

1.084

       

1198

2010 E

 

2013

12

Subsidieregeling Innoveren, hoofdstuk 2 Eurostarsprojecten

5.680

6.738

7.916

10.162

13.117

13.750

14.800

31

 

2013 E

2017

12

Nederland Maritiem Land

246

300

264

264

264

264

264

1

2009 E

   

12

Innovatieprogramma’s (IOP’s)

14.383

10.037

7.306

6.645

2.219

2.555

613

18

2010 E

 

2012

12

MKB Innovatieregeling Topsectoren (MIT)

 

20.023

21.218

14.218

14.218

14.218

14.218

0

 

2016 E

2017

12

EZ-projecten BSIK

6.797

           

nvt 2

2012 E

 

nvt2

12

Stichting Toekomstbeeld der Techniek

215

250

199

198

210

210

191

1

     

12

Innovatie voor maatschappelijke veiligheid

11.665

3.009

501

       

nvt2

nvt2

nvt2

2012

12

Innovatieprogramma Diensten

1.594

501

272

       

0

2012 E

 

2011

12

Smartmix

3.186

5.639

1.002

501

     

0

2010 E

 

2007

12

Subsidieregeling Sterktes in Innovatie, hoofdstuk 2 Internationaal innoveren (Eureka en Opkomende markten

12.225

10.488

4.534

1.867

     

8

 

2013 E

2017

12

Innovatievouchers

1.669

           

nvt2

2008 E

 

nvt2

12

Uitdagersfaciliteit relevant

252

           

nvt2

2013 E

 

nvt2

 

Subtotaal

124.365

92.259

64.577

39.145

34.901

35.298

31.884

       
                         

Overige subsidies en subsidies aan ZBO's en overige organisaties

                     

12

Innovatiekredieten

27.296

64.914

67.459

76.342

42.542

37.367

32.362

36

2013 E

2016 E

2017

12

Seed capital technostarters

12.350

15.591

15.555

17.033

19.296

9.642

19.979

4

2013 E

2016 E

2017

 

Vroege fase/Informal Investors

 

75.000

         

nvt2

nvt2

nvt2

nvt2

12

Fund of Funds

 

9.100

12.800

14.600

14.700

11.500

6.592

1

 

2016 E

2017

12

Toeslag Topconsortia Kennis en Innovatie

 

56.050

101.561

111.264

122.977

130.873

130.867

0

 

2015 E

2017

12

Topsectoren/Innovatieprogramma’s (excl. TI’s)

2.344

10.805

48.450

40.203

17.910

1.692

1.111

0

2012 E

 

2016

12

Institute for Sustainable Process Technology (ISPT)

7.338

5.827

3.969

1.509

     

1

   

2015

12

Holst

10.238

5.478

4.513

3.510

1.705

   

0

2012 E

 

2016

12

TNO

150.833

142.009

133.761

117.953

111.976

109.693

108.490

1

2011 E

2015 E

 

12

Nationaal Lucht en Ruimtevaartlaboratorium

31.013

38.869

26.233

27.424

17.684

17.902

17.838

1

2011 E

2015 E

 

12

MARIN

3.742

3.733

3.654

3.335

3.252

3.206

3.187

1

2011 E

2015 E

 

12

Deltares

12.894

11.869

11.086

9.580

9.048

8.911

8.859

1

2011 E

2015 E

 

12

Stichting Technische Wetenschappen

22.499

21.821

22.462

22.049

22.468

22.244

22.162

1

2012 E

2016 E

 

12

Syntens

31.453

19.919

         

1

2007 E

2013 E

2013

12

Topsector Chemie

12.214

8.677

7.264

5.088

3.009

   

1

2012 E

 

2016

12

Materials to innovate (M2i)

6.700

5.040

2.163

1.396

730

85

 

1

2012 E

 

2016

12

InnoWATOR

4.227

2.844

1.383

315

     

0

2012 E

 

2011

12

Innovatieprogramma Maritiem

4.003

3.126

2.004

714

316

   

0

2012 E

 

2011

12

Center for Translational Molecular Medicine

31.378

22.526

23.643

4.556

     

1

2012 E

 

2015

12

BioMedical Materials

10.643

5.765

3.793

       

1

2012 E

 

2014

12

Technologisch Topinstituut Logistiek (DINALOG)

90

4.723

4.391

3.791

1.257

914

0

1

2012 E

 

2016

12

TI Food and Nutrition (TIFN2)

2.250

4.613

9.127

5.016

1.205

   

0

2012 E

2015 E

2016

12

HTSM

19.000

22.064

22.064

22.065

15.451

10.536

8.000

0

 2012 E

 

2011

12

Commit

7.200

10.029

11.534

10.896

     

0

 2012 E

 

2011

12

Phase 2

36.507

36.492

23.752

19.195

13.299

6.563

 

0

 2012 E

 

2013

12

Innovatieprogramma Automotive

4.482

3.420

1.839

618

81

   

0

2012 E

 

2011

12

Innovatieprogramma Life Sciences en Health algemeen

4.263

2.838

1.379

702

202

   

0

2012 E

 

2011

12

BE-Basic

7.637

7.423

12.035

       

0

2012 E

 

2011

12

TASC

1.400

1.153

1.153

1.153

     

0

2012 E

 

2011

12

Food and Nutrition Delta

6.390

7.864

6.309

2.398

258

72

 

0

2012 E

 

2011

12

TKI CLICK

1.467

1.933

1.000

500

     

1

     

12

Ruimtevaart (ESA)

48.805

79.343

90.259

75.175

76.641

63.925

52.888

8

2012 E

2017 E

 

12

Internationaal Innoveren (Eurekaclusters)

   

2.000

7.000

12.000

17.000

20.000

0

 2013 E

 

2020 

12

Internationaal Innoveren (JTI’s)

   

2.000

7.000

12.000

17.000

20.000

0

 2013 E

 

2020 

 

Subtotaal

520.656

710.858

680.595

612.380

523.033

476.028

460.751

       
                         

Artikel 13 

                     

Subsidieregelingen

                     

13

Valorisatie

12.104

6.169

7.408

8.828

4.298

4.008

2.405

3

2012 O

2014 E

2012

13

Bevorderen ondernemerschap

7.928

22.180

5.430

5.675

5.825

6.055

5.855

9

2008 E

 

nvt

13

Beroepsonderwijs in bedrijf

6.661

4.790

501

       

0

2010 E

2013 E

2010

13

Onderwijs en ondernemerschap

6.794

301

         

0

2010 E

2014 E

2010

13

Microkrediet

750

30.150

         

1

2011 E

2015 E

2014

13

Biobased Economy

12.521

6.147

2.744

1.650

1.650

1.650

 

4

 

2014 E

nvt1

13

Innovatieve zeescheepsbouw

5.479

5.900

2.500

       

3

 

2013 E

2011

13

BSRI

9.659

5.823

1.362

1.601

2.276

300

1.900

0

2010 E

 

2010

13

Actieplan Veilig Ondernemen

8.474

2.800

         

16.313

2012 E

 

2012

13

Overig toerisme

766

           

0

   

nvt2

 

Subtotaal

71.136

84.260

19.945

17.754

14.049

12.013

10.160

       
                         

Overige subsidies en subsidies aan ZBO's en overige organisaties

                     

13

Borgstelling MKB

96.302

95.000

65.000

45.000

37.594

37.594

37.594

2640

2011 E

2016 E

2017

13

Groeifaciliteit (garantie)

2.270

9.281

9.343

9.365

9.365

9.365

9.365

21

2012 E

2016 E

2017

13

Garantie Ondernemingsfinanciering (incl. Cure)

16.209

13.000

13.000

13.000

13.000

13.000

13.000

55

 

2013 E

2017

13

Borgstelling Scheepsnieuwbouw

 

9.637

9.668

9.679

9.679

9.679

9.679

0

 

2017 E

2018

13

EIM

3.150

2.800

         

1

2009 E

2013 E

 

13

A’dam Center for Corporate Finance (ACCF)

4

4

4

4

4

4

4

1

     

13

Kenniscentrum Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

1.846

1.200

1.200

675

     

1

2010 O

2016 O

 

13

Ondernemersklankbord

376

376

376

376

376

376

376

1

2004

2014 E

 

13

Stichting Koning Willem I

69

50

         

1

     

13

Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen

15.213

13.536

10.152

8.459

8.438

8.438

8.438

1

2011 E

2016 E

 

13

Programma Digivaardig & Digibewust

2.500

100

500

       

1

2011 E

 

2013

13

Stichting voor Industriebeleid en Communicatie

10

5

         

1

   

2013

 

Subtotaal

137.949

144.989

109.243

86.558

78.456

78.456

78.456

       
                         

Artikel 14 

                     

Subsidieregelingen

 

 

 

 

 

 

 

       

14

Stimulering Duurzame Energie productie

720.562

892.412

1.078.556

1.201.749

1.443.015

1.570.557

1.846.331

234

 

2016 E

 

14

Energie-innovatie (Groene grondstoffen, Wind op zee, Smart grids, Wind op land, Zon-PV)

56.868

31.658

19.749

7.872

2.370

2.361

2.361

   

2015 E

2015

14

Subsidieregeling zonnepanelen

21.339

29.332

         

43.237

 

2014 E

2013

14

Besluit subsidies investering Kennisinfrastructuur

 

900

900

900

     

0

2011 E

2014 E

2004

14

Risico’s dekken voor aardwarmte (garantieregeling)

             

1

 

2013

nvt

14

Innovatievouchers elektrische mobiliteit

 

500

         

nvt1

 

2015 E

2013

14

Topsector Energie

29.792

42.896

45.787

57.193

27.809

30.806

31.606

   

2015 E

 

14

Green Deals

225

20.775

28.692

4.950

18.751

   

16

 

2015 E

2016

14

Carbon Capture Storage

5.531

42.700

39.047

20.557

9.915

8.242

9.955

0

   

2018

14

Programma Hoge Flux Reactor

7.250

7.250

7.250

7.250

8.111

8.111

8.111

1

nvt1

2013 E

 

14

Duurzame warmte

3.098

           

nvt2

nvt2

nvt2

nvt2

14

TransitieManagement AgNL

8.415

11.369

1.112

1.044

     

nvt2

nvt2

nvt2

nvt2

14

Overige uitgaven duurzame energie DGETM

58

3.185

3.330

       

0

nvt2

nvt2

nvt2

14

Duurzaam Caribisch Nederland.

 

540

6.500

       

0

nvt1

nvt1

nvt2

14

beperking tariefstijging energietarieven Caribisch Nederland

1.304

4.125

5.000

4.500

4.000

3.500

3.000

1

nvt1

nvt1

nvt1

14

Energieakkoord SER

   

35.000

45.000

55.000

60.000

50.000

 

nvt

nvt

nvt

14

ETS-compensatie

   

78.000

78.000

78.000

78.000

78.000

 

nvt

nvt

nvt

14

Overig

2.822

3.623

2.210

1.120

     

nvt

nvt

nvt

nvt

 

Subtotaal

857.264

1.091.265

1.351.133

1.430.135

1.646.971

1.761.577

2.029.364

       
                         

Overige subsidies en subsidies aan ZBO's en overige organisaties

                     

14

Energie Centrum Nederland

73.557

35.348

31.347

23.794

22.957

22.657

22.557

1

 

2015 E

 

14

Uitkoopregeling woningen onder hoogspanningsverbindingen

         

28.000

28.000

0

   

2021

 

Subtotaal

73.557

35.348

31.347

23.794

22.957

50.657

50.557

       
                         

Artikel 16

                     

Subsidieregelingen

                     

 

16.1 Agrarisch ondernemerschap

                     

16

Jonge landbouwers (Bedrijfsmodernisering)

3.945

3.238

3.538

2.788

2.388

2.352

2.352

272

2011 E

2016 E

 

16

Brede weersverzekering art. 68

1.421

1.196

150

       

570

 

2014 E

 

16

Bedrijfsadvies over randvoorwaarden GLB

437

450

         

0

2011

   

16

Demoregeling proefprojecten GLB

2.150

2.490

         

15

2010

   

16

Flankerend beleid pelsdierhouders

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

       
 

16.1 Duurzame veehouderij

                     

16

Fijnstofmaatregelen

16.054

350

0

2.400

3.850

3.555

148

0

 

2014 E

 

16

Subsidie Integraal duurzame stallen en houderijsystemen

5.047

6.885

2.560

       

54

2012 E

 

2011

16

Investeringsregeling duurzame stallen

 

6.400

           

2012 E

   

16

Meetprogramma duurzame stallen

 

1.000

           

nvt1

nvt1

nvt1

16

Beëindings-& saneringsregeling

584

437

501

451

401

401

401

       

16

Subsidie kleine praktjjknetwerken veehouderijen (t/m 2011)

462

230

566

       

53

2008

2017 E

 

16

Praktijknetwerken

 

800

         

nvt1

nvt1

nvt1

 

16

Grote netwerken POP-NU

160

252

1.048

1.376

     

69

2012 E

2017 E

 

16

Beroepsopleiding en voorlichting

 

200

         

nvt2

nvt1

nvt1

 

16

Demo projecten intensieve veehouderij

161

15

           

2015 E

   

16

SSPB

 

100

100

85

55

55

55

0

 

2014 E

2010

16

Investeringsregeling luchtwassers (Subsidie gecombineerde luchtwassystemen)

3.434

873

             

2014 E

 

16

Duurzame veehouderij overig

301

             

nvt1

nvt1

nvt1

 

16.1 Mestbeleid

                     

16

Duurzaamheidsinvesteringen (POP-Nieuwe Uitdagingen)

1.596

1.850

2.550

1.550

     

350

 

2014 E

 
 

16.1 Plantaardige productie

                     

16

Subsidie marktintroductie energie-innovaties (glastuinbouw) (MEI)

12.577

16.189

10.989

10.349

10.189

9.589

7.802

19

2012 E

2017 E

 

16

Investeringsregeling Energiebesparing

2.134

600

2.000

3.500

3.500

3.500

3.500

77

 

2014 E

 

16

Set aside regeling

530

458

438

238

238

238

238

66

 

2014

2030

16

Demoregeling Schoon en Zuinig

0

419

782

1.082

         

2015 E

 

16

Subsidie honingverbetering

171

177

177

177

       

1

2014

2013

16

Plantaardige productie overig

3.915

             

nvt1

nvt1

nvt1

 

16.1 Agrarische innovatie

                     

16

Tegemoetkoming VAMIL

6.673

2.200

         

0

 

2014 E

2046

16

Samenwerking bij innovatie plant

3.574

813

1.200

400

         

2015 E

 

16

Samenwerking bij innovatie dier

 

462

300

300

         

2015 E

 

16

NU samenwerking bij innovatie

 

500

1.340

1.400

1.200

1.200

0

34

2008

2015 E

 

16

Samenwerking bij innovatie intensieve veehouderij

 

430

             

2015 E

 

16

Samenwerking bij innovatie melkveehouderij

 

100

             

2015 E

 

16

Samenwerking bij innovatie glastuinbouw

 

421

             

2015 E

 

16

Functionele agrobiodiversiteit (POP-Nieuwe uitdagingen)

126

300

300

100

     

1

 

2014 E

2012

16

Samenwerking bij innovatie akkerbouw

 

200

             

2015 E

 
 

16.1 Visserij

                     

16

Investering in aquacultuur

166

392

       

2011

 

2013

16

Compensatieregeling Aalvisserij

350

200

     

102

2011

2017

2013

16

Investering in verwerking en afzet

69

93

         

0

2011

2017

2013

16

Subsidie innovatie in de visketen

1.400

2.365

     

6

2011

2017

2013

16

Collectieve acties in de visketen

2.400

2.523

     

9

2011

2017

2013

16

Subsidie kwaliteit, rendement en nieuwe markten in de visserij

12

70

     

0

2011

2017

2013

16

Certificering in de visketen

177

283

     

16

2011

2017

2013

16

Investering in vissersvaartuigen

160

2.865

       

2011

2017

2013

16

Investeringen in koelvriesinstallaties

2.240

               

2017

 

16

Visserij overig

1.575

             

nvt2

nvt2

nvt2

16

Cofinanciering GLB/GVB

 

 

8.760

19.560

21.830

20.730

29.730

       
 

16.3 Dierenwelzijn productiedieren en gezelschapsdieren

 

 

                 

16

In beslag genomen goederen (IBG)

2.518

2.008

2.008

2.008

2.008

2.008

2.008

1974

 

2014 E

 
 

16.5 Internationaal en Europees landbouwbeleid

                     

16

Apurement

20.546

12.269

7.269

7.269

7.269

7.269

7.269

       
 

Subtotaal

99.065

75.103

48.576

57.033

54.928

52.897

55.503

       
 

       

Overige subsidies en subsidies aan ZBO's en overige organisaties

                     

 

16.1 Versterken concurrentiekracht en verduurzaming agroketens en visserij

                     

16

Ondersteuning biologische sector (m.n. Bionext, voorheen Biologica)

105

51

         

1

 

2014

2012

16

LTO Noord, Innovatieprogramma «Varkansen»

38

19

         

1

nvt2

nvt2

2014

16

Louis Bolk Instituut – Best practices Natuurgronden

14

           

1

nvt2

nvt2

2012

16

LTO-Noord – Duurzame varkenshouderij 2010 – 2012

107

 

72

       

1

nvt2

nvt2

2014

16

Provincie Flevoland: Project Gooijermars (Koopmansproject)

 

260

         

1

nvt2

nvt2

2013

 

16.1 Plantaardige productie

                     

16

Stichting Flowers en Food, Winnen aan Waarde

114

196

         

1

nvt2

nvt2

2013

16

LTO groeiservice «Ondernemersplatform Licht II»

33

           

1

nvt2

nvt2

2012

 

16.1 Agrarische innovatie

                     

16

Productschappen Vee, Vlees en Eieren, programma «Arbeidsmarkt en opleiding»

297

181

         

1

nvt2

nvt2

2013

16

Stichting Educatief Platteland – «professionele boerderij educatie»

36

           

1

nvt2

nvt2

2012

16

Stichting Zorgbelang Drenthe «ik wil loeigoeie zorg»

20

           

1

nvt2

nvt2

2012

16

Wageningen UR, hoogleraar leerstoel fysiologie van de bloembollen

150

150

         

1

nvt2

nvt2

2013

16

NAJK, Duurzame Dialoog 2011–2013

125

125

         

1

nvt2

nvt2

2013

16

NAJK subsidie bewust ondernemersschap

 

138

           

nvt2

nvt2

2013

16

NAJK subsidie bewust ondernemen 2013 – 2015

 

100

80

60

       

nvt2

nvt2

2015

16

NAJK – subsidie wereldboeren

 

100

40

60

       

nvt2

nvt2

2015

 

16.1 Visserij

                     

16

Combinatie van beroepsvissers – «Versterking beroepsbinnenvisserij»

54

           

1

nvt2

nvt2

2012

16

Initiatief Duurzame Handel, ASC-keurmerk

300

300

         

1

nvt2

nvt2

2013

16

Bijdrage onderzoek bijvangst watervogels IJsselmeer

 

32

         

1

nvt2

nvt2

2013

 

16.2 Voedselkwaliteit en ketentransparantie

                     

16

Voedingscentrum Nederland instellingssubsidie

1.492

1.334

1.480

1.480

1.480

1.480

1.480

1

2012

   

16

Voedingscentrum Nederland Communicatieproject

2.401

1.200

1.200

1.200

1.200

1.200

1.200

1

2012

   

16

Consumentenbond Voedselonderzoek

124

120

120

120

120

120

120

1

 

2014

 
 

16.2 Risicomanagement voedselproductie

                     

16

Stichting Diergeneesmiddelen Autoriteit

364

450

450

450

450

450

450

1

 

2014

 

16

PVE, Vaccinatieproeven vleeskalveren

25

30

         

1

nvt2

nvt2

2013

16

Bijdrage verbeterplan antibiotica gebruik vleeskuikens

 

44

         

1

nvt2

nvt2

2013

 

16.3 Verminderen milieulastgewasbeschermingsmiddelen

                     

16

Bijdrage CTGB

2.323

2.211

456

437

431

431

431

       

16

Bijdrage Fonds Kleine Toepassingen (nationaal en internationaal)

 

300

300

300

300

300

300

1

nvt2

nvt2

nvt2

 

16.3 Dierenwelzijn productiedieren en gezelschapsdieren

                     

16

Landelijk InformatieCentrum Gezelschapsdieren

462

648

270

270

270

270

270

1

 

2014

 

16

Landelijke inspectiedienst dierenbescherming (LID)

860

1.600

1.600

1.600

1.600

1.600

1.600

1

 

2014

 

16

ZLTO, project «Grip op klauwen»

85

43

43

       

1

nvt2

nvt2

2014

16

LTO Noord – Verwaarlozing landbouwhuisdierrassen

29

           

1

nvt2

nvt2

2012

16

Stichting Zeldzame Huisdierrassen (SZH)

240

160

120

80

     

1

 

2013

 

16

LTO Nederland, Projectuitvoering stalbranden

35

45

40

40

40

   

1

nvt2

nvt2

2016

 

16.3 Preventieve diergezondheid

                     

16

Kinderboerderij Nederland (SKBN), Projectfinanciering Keurmerk

20

20

50

       

1

nvt2

nvt2

2014

16

Kinderboerderij Nederland (SKBN), Projectfinanciering Educatie

20

20

20

       

1

nvt2

nvt2

2014

 

16.3 Monitoring, early warning en bewaking fytosanitaire en veterinaire veiligheid

                     

16

Universiteit Utrecht/Dutch Wildlife Health Centre

311

325

325

325

325

325

325

1

2010

   

16

Gezondheidsdienst voor Dieren basismonitoring

3.040

3.200

3.200

3.200

3.200

3.200

3.200

1

 

2014

 
 

16.4 Kennisontwikkeling en innovatie ten behoeve van het Groene domein

                     

16

Kennisbasis

42.972

41.228

21.574

19.449

21.821

21.857

21.870

       

16

Wettelijke onderzoekstaken

52.055

50.562

50.544

50.540

50.551

50.515

49.662

   

2014/2015

 

16

Bijdrage aan agentschap ZonMw voor dierproeven

 

1.850

300

1.880

1.880

1.880

1.880

 

nvt2

nvt2

nvt2

16

Regeling subsidie Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek

73.464

78.663

77.140

72.554

67.809

67.012

66.712

1

2007E

2014E

2020

 

16.4 Financiering overige kennisinstellingen

                     

16

Basisfinanciering (Kaderwet LNV-subsidies, OCW-conform)

518

464

355

154

154

154

154

3

2007E

2014E

2020

16

Basisfinanciering (Kaderwet LNV-subsidies, overboeking naar I&M voor Natuur en Milieu planbureau)

   

1.417

1.417

1.417

1.417

1.417

1

2007E

2014E

2020

 

16.4 Innovatieprojecten

                     

16

Innovatiesubsidies (Kaderwet LNV-subsidies)

754

2.593

4.565

3.664

2.866

2.866

2.866

3

2007E

2014E

2020

16

Innovatiesubsidies (Kaderwet volgens welke AGNL toekent)

485

553

         

2

2007E

2014E

2020

 

16.5 Medebewind productschappen

                     

16

Medebewindskosten Productschappen

20.354

23.054

50.519

49.991

49.417

48.742

48.262

       
 

Subtotaal

203.826

212.369

216.280

209.271

205.331

203.819

202.199

       
                         

Artikel 17 

                     

Subsidieregelingen

                     

17

Regeling praktijkleren en groene plus: Groene kennis Coöperatie

5.074

4.015

4.030

4.030

     

1

2007E

2013

2015

17

Regeling praktijkleren en groene plus: School als Kenniscentrum

26.755

30.377

33.828

31.317

     

25

2007E

2013

2015

17

Regeling praktijkleren en groene plus: Ontwikkeling en beheer natuurkwaliteit

1.655

2.391

2.394

2.394

2.394

2.394

2.394

18

2007E

2013E

2015

17

Regeling praktijkleren en groene plus: Aanvullende onderwijssubsidies

32.809

37.403

31.482

29.733

17.454

17.174

15.668

1

2007E

2013E

2015

17

Regeling Kennisverspreiding en innovatie Groen Onderwijs

5.665

2.681

1.547

711

     

30

2007E

2013

2015

17

Natuur- en milieueducatie

7.523

365

1.512

3.514

3.514

2.008

2.008

       
 

Subtotaal

79.481

77.232

74.793

71.699

23.362

21.576

20.070

       
                         

Overige subsidies en subsidies aan ZBO's en overige organisaties

                     

17

Overige onderwijssubsidies (WHW, WEB, WVO, Wet SLOA)

20.216

22.462

20.686

20.413

17.854

17.854

17.116

33

2007E

2013E

2020

17

Overige onderwijssubsidies (Kaderwet LNV-subsidies)

6.143

1.091

         

35

2007E

2013E

2015

 

Subtotaal

26.359

23.553

20.686

20.413

17.854

17.854

17.116

       
                         

Artikel 18

                     

Subsidieregelingen

                     

18

Zuiderzeelijn

6.862

7.281

5.490

6.315

3.835

   

1

nvt2

nvt2

2020

18

Cofinanciering EFRO 2006–2013

40.884

39.694

37.547

37.425

12.387

   

0

2011 O

2014 E

2013

18

Cofinanciering EFRO 2014–2020

   

10.080

17.120

17.120

31.159

31.569

   

2021 E

2020

18

Pieken in de Delta

31.294

23.168

11.174

10.817

6.226

   

0

2010 E

2013 E

2011

18

Versterking natuur en bosbeheer bij bos- en landgoedeigenaren

160

45

         

1

nvt2

nvt2

2011

18

Biodiversiteit en Bedrijfsleven

 

1.804

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

12

 

2014 E

2017

18

Programmabeheer tijdelijke regeling particulier natuurbeheer

349

351

351

351

351

351

351

nvt2

nvt2

nvt2

1999

18

Stimulering bosuitbreiding op landbouwgronden

668

660

595

595

595

595

595

0

nvt2

nvt2

1999

18

Regeling draagvlak natuur

1.448

1.320

675

554

320

320

320

nvt2

nvt2

nvt2

2010

18

Besluit ontwikkeling landschappen (BOL)

226

87

         

0

nvt2

nvt2

2009

18

Subsidie voor herstel historische buitenplaatsen

45

 

178

       

0

nvt2

nvt2

2011

18

Experimenten

46

46

46

46

46

46

46

0

nvt2

nvt2

1998

18

Kroondomeinen

669

875

570

570

570

570

570

1

 

2017

 

18

Subsidie Burgereducatie

1.896

1.815

1.150

600

500

1.850

1.850

2

     

18

Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen

5.460

4.012

5.306

6.300

6.300

   

4

2010 E

2016 E

2016

18

Markerwadden

 

15.000

         

nvt1

nvt1

nvt1

2013

18

Groen en doen

1.910

2.000

         

616

nvt1

nvt1

2013

18

Overlevingsplan Bos en Natuur

132

           

nvt1

nvt2

nvt2

2009

18

Regeling natuur/Leren van duurzaamheid

2.872

540

         

12 

nvt2

nvt2

2009

18

Schaapskuddes

 

600

         

nvt2

nvt1

nvt1

2013

18

Stichting Gegevensautoriteit Natuur: overig

850

           

nvt1

nvt1

nvt1

 

18

Stichting Gegevensautoriteit Natuur: exploitatiesubsidie

1.000

607

         

1

nvt1

nvt1

2013

18

Overig

1.220

1.101

172

1.038

234

833

772

nvt

nvt

nvt

 
 

Subtotaal

97.991

101.006

75.334

83.731

50.484

37.724

38.073

       
                         

Overige subsidies en subsidies aan ZBO's en overige organisaties

                     

18

Staatsbosbeheer

37.575

36.700

25.900

25.900

25.900

25.900

25.900

1

2009

2014

 
 

Subtotaal

37.575

36.700

25.900

25.900

25.900

25.900

25.900

       
                         
 

Subtotaal subsidies

1.329.302

1.522.825

1.636.058

1.700.897

1.824.795

1.922.185

2.186.154

       
 

Subtotaal subsidies aan ZBO’s en organisaties

1.187.674

1.338.814

1.238.989

1.126.775

1.020.976

999.870

979.003

       
                         
 

Totaal

2.516.976

2.861.639

2.875.047

2.827.672

2.845.771

2.922.055

3.165.157

       
X Noot
1

Incidentele subsidie

X Noot
2

Regeling is beëindigd

Topconsortia Kennis en Innovatie

De TKI-toeslag is bedoeld om privaatpublieke samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie in Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI) te stimuleren. Binnen de TKI’s wordt op programmatische basis samengewerkt op terreinen zoals belegd binnen de innovatiecontracten van de topsectoren.

Voor de TKI-toeslag komen uitsluitend TKI’s in aanmerking die zijn opgenomen in de begrotingswet van het jaar waarop de aanvraag voor TKI-toeslag betrekking heeft. In de begrotingswet voor 2013 zijn 19 TKI’s erkend die elk betrekking hebben op één van de innovatiecontracten van de topsectoren of een onderdeel daarvan (zie onderstaande tabel). De topsectoren zijn Agrifood, Tuinbouw en uitgangsmaterialen, High Tech Systemen en Materialen (HTSM), Energie, Logistiek, Creatieve industrie, Life Sciences & Health, Chemie en Water; voor ICT en Biobased zijn onder regie van respectievelijk HTSM en Chemie ook Innovatiecontracten opgesteld. Het opnemen van TKI’s in de begroting van 2013 is het resultaat van een lange consultatie en betrokkenheid van het veld alsmede van de inspanningen van de Topteams.

Om als TKI opgenomen te worden op de begroting moet het aan de volgende criteria voldoen:

  • Het TKI is een rechtspersoon zonder winstoogmerk die bestemd is voor het tot stand brengen en doen uitvoeren van een meerjarig onderzoeksprogramma, waarin ondernemers, publiekrechtelijke rechtspersonen en publiek gefinancierde onderzoeksorganisaties participeren.

  • Het onderzoeksprogramma vindt voor gezamenlijke rekening en risico van bedrijven en publieke kennisinstellingen plaats.

  • De minimale omvang van het jaarlijkse onderzoeksprogramma bedraagt € 5 mln.

  • Het onderzoeksprogramma dat het TKI voorstaat voorziet in een behoefte en is nog niet afgedekt door andere TKI’s.

  • Bij een TKI zijn minimaal 3 ondernemingen en 3 publiek gefinancierde onderzoeksorganisaties betrokken.

  • Het is transparant en onder redelijke voorwaarden mogelijk voor bedrijven en kennisinstellingen om aansluiting te krijgen bij een TKI.

  • Binnen een TKI is een goede vertegenwoordiging van het midden- en kleinbedrijf (MKB). Een TKI wordt dan ook geacht betrokkenheid van het MKB actief te bevorderen.

  • De kwantitatieve inzet van private partijen binnen de TKI’s (cash en in-kind) bedraagt in 2015 en verder 40%. De TKI’s geven in hun meerjarenprogramma aan hoe dit gerealiseerd gaat worden.

Periodiek wordt bezien of de TKI’s aan de voorwaarden voldoen om op de begroting te blijven opgenomen.

In 2013 is de TKI-toeslag geïntroduceerd, met als kenmerken:

  • De toeslag is een generiek vormgegeven instrument: grondslag van de toeslag is de cash-bijdrage van bedrijven aan het TKI voor het door het TKI opgestelde privaat-publieke samenwerkingsprojecten die onderdeel uitmaken van een meerjarig onderzoeksprogramma op het gebied van onderzoek en innovatie.

  • Het beoogde toeslagpercentage is 25%.

  • Het voor de toeslag beschikbare budget is € 56 mln in 2013, oplopend naar 131 mln vanaf 2017.

  • De toeslag wordt niet door bedrijven afzonderlijk aangevraagd maar door het TKI, die de toeslag ook krijgt uitgekeerd.

  • De TKI-samenwerkingsprojecten waarover de toeslag kan worden verkregen betreft fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek en experimentele ontwikkeling.

Navolgend de TKI’s die in aanmerking komen voor TKI-toeslag.

Overzichtstabel TKI’s

 

Statutaire naam

1

Stichting TKI Agri&Food

2

Stichting TKI Biobased Economy

3

Stichting TKI-ISPT

4

Stichting Topconsortium voor Kennis en Innovatie Smart Polymeric Materials

5

Stichting TKI Nieuwe Chemische Innovaties

6

Stichting TKI CLICKNL

7

Stichting TKI-EnerGO

8

Stichting TKI SWITCH2SmartGrids

9

Stichting Topconsortium voor Kennis en Innovatie Solar Energy

10

Stichting TKI Gas

11

Stichting TKI-Wind op Zee

12

Stichting TKI HTSM

13

Stichting Life Sciences Health – TKI

14

Stichting TKI Logistiek

15

Stichting Topconsortium voor Kennis en Innovatie Uitgangsmaterialen

16

Stichting TKI Tuinbouw

17

Stichting Topconsortium voor Kennis en Innovatie (TKI) Maritiem

18

Stichting TKI-Deltatechnologie

19

Topconsortium for Knowledge and Innovation Watertechnology

4.7 Lijst van afkortingen

ACM

Autoriteit Consument en Markt

AgNL

Agentschap Nederland

AI

Aviaire Influenza

ANVS

Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming

BBL

Beroeps Begeleidende Leerweg

BBP

Bruto Binnenlands Product

BEE

Biodiverstiteit, Ecosystemen en Economie

BES

Bonaire, Sint Eustatius, Saba

BMKB

Borgstellingsregeling Midden en Kleinbedrijf

BNP

Bruto Nationaal Product

BOL

Beroeps Opleidende Leerweg

BSE

Bovine Spongiforum Encephalopathy

BSIK

Besluit subsidies investeringen kennisinfrastructuur

BZ

Ministerie van Buitenlandse Zaken

CBD

Convention on Biological Diversity

CBS

Centraal Bureau voor de Statistiek

CCCF

Codex Alimentarius comité voor contaminanten

CCEURO

Coördinator van de Europese Codex Regio

CCS

Carbon Capture Storage

CEPT

Europese Commissie en de Europese Conferentie van administraties voor Post en Telecommunicatie

CIEP

Clingedael Inernational Energy Programme

CIP

Concurrentiekracht en Innovatieprogramma

CITES

Convention on International Trade in Endangered Species

of Wild Flora and Fauna

CITO

Ontwikkeling examens en toetsing

CMS

Convention on the Conservation of Migratory Species of Wild Animals

COVA

Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten

CPB

Centraal Plan Bureau

CPVO

Community Plant Variety Office

CVO1

Civiele VliegtuigOntwikkeling

DGB&I

Directoraat-Generaal Bedrijfsleven en Innovatie

DGF

Diergezondheidsfonds

DICTU

Dienst ICT Uitvoering

DIS

Defensie Industrie Strategie

DLG

Dienst Landelijk Gebied

DLO

Dienst Landbouwkundig Onderzoek

DR

Dienst Regelingen

DUO

Dienst Uitvoering Onderwijs

ECN

Energieonderzoek Centrum Nederland

ECT

Energy Charter Treaty

EFMZV

Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij

EFRO

Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling

EFSA

European Food Safety Authority

EGM

Effect Gerichte Maatregelen

EHS

Ecologische Hoofdstructuur

EIA

Energie- Investeringsaftrek

EIF

Europees Investeringsfonds

EIT

Europees Instituut voor Innovatie en Technologie

EM

Energiemarkt

ESA

European Space Agency

ESTEC

European Space Research and Technology Centre

ETS

Emision Trading Scheme

EU

Europese Unie

EVF

Europees Visserijfonds

EZ

Ministerie van Economische Zaken

FES

Fonds Economische Structuurversterking

FEZ

Financieel Economische Zaken

GD

Gezondheidsdienst voor Dieren

GIS

Geografische InformatieSystemen

GKC

Groene Kennis Coöperatie

GLB

Gemeenschappelijk Landbouw Beleid

GO

Garantie Ondernemingsfinanciering

GTI

Grote Technologishe Instituten

GVB

Gemeenschappelijk Visserij Beleid

HACCP

Hazard Analysis and Critical Control Points

HBO

Hoger Beroeps Onderwijs

HFR

Hedge Fund Research

HHI

Herfindahl Hirschman Index

HTSM

HighTech Systems & Materials

I&M

Ministerie van Infrastructuur en Milieu

IAC

Internationale Arbeidsconferentie

IAEA

International Atomic Energy Agency

ICANN/GAC

The Internet Corporation for Assigned Names and Numbers/Governmental Advisory Committee

ICT

Informatie Communicatie Technologie

IEA

International Energy Agency

IGF

Internet Governance Forum

ILG

Investeringsbudget Landelijk Gebied

IMM

Investeringsregeling Milieuvriendelijke Maatregelen

IPBBE

Interdepartementaal Programma Biobased Economy

IP-beleid

industrieel participatiebeleid

IPC

Innovatieprestatiecontract

IPO

Interprovinciaal Overleg

IRRS

Integrated Regulatory Review Service

ITKB

Indicator Toekomstige Knelpunten in de Personeelsvoorziening naar Beroep

ITU

International Telecommunications Union

IUS

Innovation Union Scoreboard

IVN

Vereniging voor natuur- en milieueducatie

JI

Joint Implementation

JSF

Joint Strike Fighter

JTI

Joint Technology Initiatives

KBB

Kenniscentrum Beroepsonderwijs Bedrijfsleven

KBB

Kenniscentrum Beroepsonderwijs Bedrijfsleven

KNAW

Koninklijke Nederlandse Agrarische Wetenschappen

KP7

Zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling

KRM

Kaderrichtlijn Mariene Strategie

KTP

Korte Termijn Projecten

KvK

Kamer van Koophandel

LEI

Landbouw-Economisch Instituut

LICG

Landelijke Informatie Centrum Gezelschapsdieren

LvDO

Leren voor duurzame ontwikkeling

LWOO

Leerweg Ondersteunende Onderwijs

MARIN

Maritime Research Institute Netherlands

MBO

Middelbaar beroepsonderwijs

MEI

Marktintroductie en innovatie

MEP

Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie

MER

Milieueffectrapportage

MEV

Macro-Economische Verkenning

MIP

Meerjaren Investerings Programma

MIT

MKB innovatiestimulering Topsectoren

MJA

Meerjarige Afspraken

MKB

Midden- en Kleinbedrijf

MKZ

Mond- en Klauwzeer

MVO

maatschappelijk verantwoord ondernemen

NAP

Nationaal Actieplan Duurzame Gewasbeschermingsmiddelen

NBTC

Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen

NEN

Nederlands Normalisatieinstituut

NFIA

Netherlands Foreign Investment Agency

NIPO

Nederlands Instituut voor Publieke Opinie

NIV

Nucleaire Installaties en Veiligheid

NL-OC

Nederlands Octrooicentrum

NLR

Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratoruim

NME

Natuur en Milieueducatie

NRG

Nuclear Research Group

NSO

Netherlands Space Office

NURG

Nadere Uitwerking Rivierengebied

NVWA

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

NWO

Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

O&O

Onderwijs en Ondernemen

OBN

Kennisnetwerk Ontwikkeling en Beheer van Natuurkwaliteit

OCW

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

OD

Operationele Doelstelling

OHIM

Office for Harmonisation in the Internal Market

OIE

Office Internationale des Epizoöties

OIML

Organisation Internationale de Métrologie Légale

OPTA

Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit

OTO

Opleiden, Trainen en Oefenen

PAS

Programmatische Aanpak Stikstof

PBL

Plan Bureau voor de Leefomgeving

PBO

Publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie

PCT

Patent Cooperation Treaty

PGO

Particuliere Gegevens Organisatie

PIANOo

Professioneel en Innovatief Aanbesteden Netwerk voor Overheidsopdrachtgevers

PJ

petajoule

PKB

Planologische kernbeslissing

PMR

Project Mainportontwikkeling Rotterdam

PNB

Particulier Natuurbeheer

POP

Plattelandsontwikkelingsprogramma

PPP

purchasing power parity

PRW

Programma naar een Rijke Waddenzee

R&D

Research and Development

RDA

Research & Development Aftrek

RDN

Regeling Draagvlag Natuur

RGD

Rijksgebouwendienst

RIVM

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

ROC

Regionaal Opleidingscentrum

ROM

Regionale Ontwikkleingsmaatschappijen

RvA

Raad voor Accreditatie

RWT

Rechtspersonen met een Wettelijke taak

SBB

Staatsbosbeheer

SBL

Stimulering bosuitbreiding op landbouwgronden

SBR

Standard Business Reporting

SDa

Sociale Dialoog en Arbeidsmigratie

SDE

Stimulering Duurzame Energieproductie

SER

Sociaal-Economisch Raad

SKE

Subsidieprogramma Kennis Exploitatie

SodM

Staatstoezicht op de Mijnen

SSO

Shared Service Organisatie

STW

Stichting voor de Technische Wetenschappen

TCBB

Technische Commissie Bodembeweging

TEEB

The Economics of Ecosystems and Biodiversity

TKI

Topconsortia voor Kennis en Innovatie

TNO

Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek

TNS

Taylor Nelson Sofres

TOP

Technische Ontwikkelprojecten

TSE

Transmissible Spongiform Encephalopathies

TTF

Title Transfer Facility

TTI

Technologisch Topinstituut

UDV

Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij

UMTS

Universal Mobile Telecommunications System

UNWTO

United Nations World Tourism Organization

UPD

Universele Postdienst

UPU

Universal Postal Union

UVD

Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij

VAMIL

Regeling Vervroegde Afschrijving Milieu-investeringen

VGI

Voedings- en genotmiddelenindustrie

VMBO

Voortgezet Middelbaar Beroepsonderwijs

VO

Voortgezet Onderwijs

VOA

Voorbereidende en Ondersteunende Activiteiten

VSL

Van Swinden Laboratorium

VWS

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

WABO

Wet Algemene Bepalingen Omgeveingsrecht

WBSO

Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk

WEF

World Economic Forum

WIPO

World Intellectual Property Organization

WRC

Wereld Radio Conferentie

WSIS

World Summit on the Information Society

WU

Wageningen Universiteit

WUR

Wageningen Universiteit Researchcentrum

Wva

Wet voorraadvorming aardolieproducten

ZBO

Zelfstandig Bestuursorgaan

ZZP

Zelfstandige Zonder personeel