Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 maart 2014
Tijdens het ordedebat van 12 november 2013 heeft het lid Thieme (PvdD) (Handelingen II 2013/14, nr. 22, item 20, blz. 1–4) mij gevraagd per brief aan te geven hoe ik de motie van 7 november 2013 over het niet afschieten van katten zal gaan uitvoeren (Kamerstuk 33 750 XIII, nr. 75).
De besluitvorming over het al dan niet beperken van een populatie zwerfkatten is neergelegd op provinciaal en gemeentelijk niveau. Het afschieten van verwilderde huiskatten is mogelijk in het kader van de bestrijding van overlast en schade. De faunabeheereenheden kunnen in het buitengebied de populatie verwilderde katten beperken om de overige fauna in een gebied te beschermen, of op verzoek van gemeenten vanwege de overlast. De Flora- en faunawet beschermt de verwilderde huiskat niet, maar er is wel een ontheffing nodig om het jachtgeweer te mogen gebruiken.
Teneinde uitvoering te geven aan de motie Thieme ga ik in gesprek met provincies en gemeenten teneinde te bespreken of alternatieven voor de jacht op deze katten mogelijk zijn. Bij bestijding vanwege overlast zou de gemeente bijvoorbeeld met het stimuleren van het toepassen van de TNR-methode (TNR = Trap-Neuter-Return) de overlast ook kunnen beperken. Indien echter een populatie verwilderde katten een bedreiging vormt voor te behalen doelstellingen van de Vogel- en Habitatrichtlijn (bijvoorbeeld voor weidevogels) kan deze methode ontoereikend blijken. In dat geval moeten ook andere methoden kunnen worden ingezet.
De TNR-methode is voorts alleen effectief voor het beperken van een populatie indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan (zoals een minimaal te behandelen aantal dieren). Zoals aangegeven in mijn antwoorden op Kamervragen over de afgifte van de ontheffingen hiervoor (Aanhangsel Handelingen II 2012/13, nr. 3052) loopt op dit moment een evaluatie naar de effectiviteit. Ook deze evaluatie is van belang teneinde te kunnen bepalen of de TNR-methode een alternatief kan vormen.
Ik verwacht u rond de zomer over de resultaten van de gesprekken en de evaluatie te kunnen informeren.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma