Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 oktober 2013
Met deze brief ga ik in op het verzoek van uw commissie inzake het tijdschema van de toezending van informatie over de pakketvergelijking van de arbeidsvoorwaarden van Defensie en rijksambtenaren.
Met mijn brief van 7 maart jl. (Kamerstuk 33 400 X, nr. 65) heb ik u geïnformeerd over de hervatting van het overleg met de centrales van overheidspersoneel in de sector Defensie en over het feit dat ik met de centrales zal spreken over de zogenoemde pakketvergelijking. In het algemeen overleg Personeel van 16 april jl. heb ik u gemeld dat als eerste stap wordt gewerkt aan de beschrijving van de bijzondere positie van de militair en dat over de vervolgstappen nog wordt overlegd (Kamerstuk 33 400 X, nr. 82). Omdat het een complex onderwerp betreft, heb ik u ook medegedeeld dat ik met een open houding over deze vervolgstappen met de centrales wil spreken, waarbij nut, noodzaak, reikwijdte en diepgang van de pakketvergelijking onderwerp van gesprek kunnen zijn. Op 3 juni heb ik u geïnformeerd over het feit dat de beschrijving van de bijzondere positie van de militair ter hand is genomen (Kamerstuk 33 400 X, nr. 84).
De gesprekken met de centrales van overheidspersoneel over de beschrijving van de bijzondere positie van de militair zijn nog gaande. Defensie streeft ernaar deze zo spoedig mogelijk te voltooien. Zoals ik u heb gemeld, beschouw ik deze beschrijving als de kern van de pakketvergelijking. De bijzondere positie vormt immers de belangrijkste reden voor de afwijkende (im-)materiële rechtspositie van militairen. Ik hecht er daarom aan het overleg met de centrales over dit onderwerp zorgvuldig te voeren en zeg u nogmaals toe u te informeren zodra deze eerste stap is voltooid en u dan ook te informeren over vervolgstappen.
De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert