Gepubliceerd: 9 september 2014
Indiener(s): Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA), Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33750-VIII-120.html
ID: 33750-VIII-120

Nr. 120 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 september 2014

Vandaag publiceert de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) de nieuwste editie van Education at a Glance 2014 (EAG). Dit rapport biedt de meest volledige en meest actuele internationale vergelijking op het terrein van onderwijs. Onderwijsstelsels van de meest welvarende landen over de wereld worden met elkaar vergeleken op basis van een breed scala aan statistische gegevens en indicatoren. Wij bieden u hierbij de publicatie ter kennisneming aan1.

De OESO concludeert dat de Nederlandse bevolking internationaal gezien hoog opgeleid is en bovendien dat we ook tot de landen met de hoogste vaardigheden behoren. Deze uitkomsten bevestigen opnieuw dat Nederland met – internationaal gezien – gemiddelde uitgaven een sterke onderwijspositie inneemt. Uit EAG 2014 concluderen wij daarnaast dat er nog ruimte overblijft voor verdere verbetering, bijvoorbeeld op de terreinen van professionalisering van leraren en van leven lang leren. Ook de verhoogde druk op het hoger onderwijs – door toegenomen studentenaantallen – heeft onze onverminderde aandacht.

In deze brief presenteren wij opvallende beelden uit EAG 2014. Voor een uitgebreidere set indicatoren uit EAG 2014 verwijzen wij u naar de OCW stelselmonitor Trends in Beeld (www.trendsinbeeld.minocw.nl). Deze indicatoren zijn een brede samenvatting van de kwaliteit, de deelname, de organisatie en de financiën van onderwijs in internationaal perspectief.

Opvallende beelden uit EAG 2014

Dit jaar is in EAG speciale aandacht voor de resultaten uit de OESO onderzoeken PISA, PIAAC en TALIS.2 , 3

Goede onderwijsprestaties en hoge onderwijsdeelname

PISA laat zien dat Nederland een sterke internationale positie inneemt op de competenties van 15-jarigen. Dit geldt ook voor de competenties van Nederlandse volwassenen (PIAAC). Nederland is één van de landen met de hoogste onderwijsdeelname. De deelname is toegenomen tussen 2000 en 2012: dat geldt zowel de deelname van jongeren als de deelname van jongvolwassenen. Met name de stijging in deelname aan het hoger onderwijs valt op. Dit zorgt voor een verhoogde druk op het hoger onderwijs. Om de kwaliteit van dit onderwijs te kunnen waarborgen, blijven we investeren in het hoger onderwijs. Zo zullen de opbrengsten van het studievoorschot worden ingezet voor het verhogen van de kwaliteit van het hoger onderwijs en het aan hoger onderwijs verbonden onderzoek.

Nederlandse uitgaven zijn gemiddeld

De publieke en private uitgaven als percentage van het bruto binnenlands product (bbp) laten zien welk deel van de welvaart een land uitgeeft aan onderwijsinstellingen. De Nederlandse uitgaven aan onderwijsinstellingen zijn vrijwel gelijk aan het OESO gemiddelde (figuur 1). De waargenomen stijging in Nederland en andere landen is onder andere een gevolg van de groeiende onderwijsdeelname en een daling van het bbp als gevolg van de financiële crisis.

Figuur 1. Publieke en private uitgaven aan onderwijsinstellingen, als percentage van het bbp

Figuur 1. Publieke en private uitgaven aan onderwijsinstellingen, als percentage van het bbp

Onderwijs loont

De opbrengst van het onderwijs is o.a. zichtbaar in sociale indicatoren, in deelname op de arbeidsmarkt en in behaalde individuele financiële baten.

Het PIAAC-onderzoek laat hogere sociale opbrengsten zien naarmate opleidingsniveau of vaardigheidsniveau hoger zijn. In PIAAC wordt als maatstaf voor sociale opbrengsten o.a. de volgende indicatoren gebruikt:

  • Van mening zijn dat je invloed hebt op de overheid,

  • vertrouwen hebben in anderen (zie figuur 2),

  • vrijwilligerswerk doen.

Figuur 2. Percentage volwassen dat rapporteert vertrouwen te hebben in anderen, naar taalvaardigheidsniveau (PIAAC)1

Figuur 2. Percentage volwassen dat rapporteert vertrouwen te hebben in anderen, naar taalvaardigheidsniveau (PIAAC)1

1 De behaalde taalvaardigheidsscores zijn in het PIAAC onderzoek ingedeeld in vijf verschillende niveau’s.

Ook op de arbeidsmarkt is onderwijs lonend. Hoger opgeleiden hebben vaker een baan dan lager opgeleiden:

  • 88% van de Nederlandse hoger opgeleiden heeft een baan (4% hoger dan het OESO-gemiddelde),

  • 81% van de Nederlandse mbo opgeleiden heeft een baan (5% boven het OESO-gemiddelde).

Dezelfde samenhang is er met vaardigheidsniveaus. Zo laat figuur 3 zien dat volwassenen met hoge taalvaardigheidsniveaus ook vaker werk hebben. Hoge vaardigheidsniveaus vinden we niet alleen bij ho-opgeleiden maar zeker ook bij vo- en mbo-opgeleiden.

Een derde indicator van het lonende effect van onderwijs is de «net present value». Deze waarde presenteert de netto-opbrengst voor een individu van een ho-diploma ten opzichte van een startkwalificatie. In Nederland is deze waarde relatief laag, zoals ook in voorgaande publicaties van EAG te zien was. Dit komt onder meer doordat er in ons belasting- en toeslagenstelsel sprake is van een relatief sterke herverdeling van hoge naar lage inkomens.4

Figuur 3. Percentage volwassenen dat werkt, naar taalvaardigheidsniveau (PIAAC)3

Figuur 3. Percentage volwassenen dat werkt, naar taalvaardigheidsniveau (PIAAC)3

Leraren centraal

Professionaliseringsactiviteiten van álle leraren en goede begeleiding van startende leraren zijn belangrijk voor de kwaliteit van het onderwijs. De deelname van Nederlandse leraren aan «lichte» professionaliseringsactiviteiten (van minimaal 1 dag) is hoog, 96% van de leraren in het basisonderwijs, 92% van de leraren in het voortgezet onderwijs. Maar juist aan de «zwaardere» professionaliseringsactiviteiten, het volgen van een programma dat leidt naar een diploma of certificaat (figuur 4), nemen Nederlandse leraren minder deel. Met de masterambitie, zoals verwoord in het sectorakkoord met de VO-raad, kan ook dit percentage worden verhoogd. Onderwerpen waar Nederlandse leraren het meest behoefte aan hebben is het leren omgaan met nieuwe ICT-technologieën (15%) en het differentiëren in onderwijsaanbod (14%). Aan deze onderwerpen wordt ook expliciet aandacht besteed in de sectorakkoorden.

Ruim 90% van de startende leerkrachten heeft volgens hun schoolleider toegang tot formele begeleiding, maar nog geen 70% van de leraren in het vo rapporteert deelname hieraan (TALIS). In Nederland is in overleg met de sectoren de ambitie gesteld om alle startende leraren begeleiding te laten krijgen.

Figuur 4. Professionaliseringsactiviteiten die in Nederland door leraren gevolgd worden (TALIS)

Figuur 4. Professionaliseringsactiviteiten die in Nederland door leraren gevolgd worden (TALIS)

Leven lang leren

De veranderende arbeidsmarkt vraagt om het vergroten van de duurzame inzetbaarheid, door meer aandacht voor scholing tijdens de loopbaan. In PIAAC is de deelname aan scholingsactiviteiten in de 12 maanden voorafgaand aan de enquête gemeten. Volgens deze definitie behoort Nederland samen met de Scandinavische landen tot de groep landen met de hoogste deelname (figuur 5) 5.

In EAG wordt alleen deze deelname aan leven lang leren beschreven. Het gaat echter niet alleen om deelname. EAG bevat alleen geen internationale betrouwbare statistieken over de duur, type of kwaliteit van de scholing. Wel blijkt uit het rapport van de WRR6 dat Nederland minder tijd en geld aan scholing zou besteden dan belangrijke vergelijkingslanden als Finland, Duitsland en Denemarken. Voor een duurzame en brede inzetbaarheid van werknemers maakt het verder uit of scholing alleen gericht is op de huidige functie, of dat de scholing breder van aard is. De deelname aan scholing in Nederland is sterk functiegericht en vooral non-formeel en kortdurend.

Figuur 5. Percentage 25–64 jarigen die deelnemen aan leven lang leren in de afgelopen 12 maanden (PIAAC)1

Figuur 5. Percentage 25–64 jarigen die deelnemen aan leven lang leren in de afgelopen 12 maanden (PIAAC)1

1 Formele professionaliseringsactiviteiten zijn primair gericht op het behalen van een kwalificatie; non-formele activiteiten zijn primair gericht op werk.

Conclusie

Al met al concluderen wij op basis van de cijfers in EAG 2014 dat Nederland internationaal gezien een sterke onderwijspositie inneemt. Op belangrijke beleidsterreinen is Nederland in de top van de vergelijking van EAG te vinden.

Om de kwaliteit van ons onderwijs te kunnen waarborgen, zijn de recente akkoorden over investeringen in het onderwijs en professionalisering van leraren van groot belang. De Lerarenagenda vormt het fundament voor belangrijke afspraken met het veld over investeringen in de kwaliteit van leraren. Verbetering is ook mogelijk op het terrein van leven lang leren. In het najaar wordt u geïnformeerd over de plannen op dit terrein. Het doel hierbij is het versterken van een brede inzetbaarheid van de beroepsbevolking en van de economie.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

De Staatsecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker