Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 januari 2014
In de op 1 mei 2013 in werking getreden Wet financiering politieke partijen is bepaald dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (verder de Minister) bij de uitvoering van de wet geadviseerd wordt door de Commissie van toezicht financiën politieke partijen. Bij besluit van 28 maart 2013, houdende regels met betrekking tot de werkwijze van de Commissie toezicht financiën politieke partijen (verder het Besluit financiering politieke partijen) zijn er nadere regels voor de werkwijze van de commissie gesteld. Met deze brief informeer ik u over de samenstelling van de commissie. Voorts stel ik u, overeenkomstig de toezegging die ik tijdens de plenaire behandeling van de Wet financiering politieke partijen in de Eerste Kamer heb gedaan op de hoogte van de voorgenomen werkwijze met betrekking tot de openbaarmaking van de adviezen van de commissie.
Taken commissie
In de Wet financiering politieke partijen is vastgelegd dat de Commissie toezicht financiën politieke partijen wordt ingesteld. De commissie heeft tot taak om de Minister te adviseren over de onderdelen van de wet waar er een zekere mate van beleidsvrijheid of beoordelingsruimte is. Dit gaat concreet om de volgende punten:
• Het aanwijzen van een rechtspersoon als neveninstelling van een politieke partij;
• Het om veiligheidsredenen achterwege laten van de gegevens van natuurlijke personen op de te openbaren overzichten van bijdragen en schulden;
• Het opleggen van een bestuurlijke boete.
De commissie valt onder de ministeriële verantwoordelijkheid. De gedachte daarachter is dat dit de mogelijkheid biedt om met de Staten-Generaal in debat te gaan over de werkwijze van de commissie. De Minister blijft verantwoordelijk voor de uitvoering van het toezicht op de naleving van de in de Wet financiering politieke partijen gestelde verplichtingen. De adviezen van de commissie dienen ertoe om de Minister beter in staat te stellen om deze verantwoordelijkheid te dragen en daarover verantwoording af te leggen aan de Staten-Generaal.
Samenstelling commissie
In de Wet financiering politieke partijen is vastgelegd dat de commissie uit drie leden bestaat. De leden worden door de Minister benoemt voor een periode van ten hoogste vier jaar. Herbenoeming van leden kan twee maal en elke keer voor ten hoogste vier jaar plaatsvinden. De leden wijzen uit hun midden een voorzitter aan.
De leden van de commissie zullen worden met ingang van 1 februari 2014 worden benoemd. De samenstelling van de commissie is als volgt:
• drs. E.W. Anker;
• drs. E. Irrgang;
• mevrouw mr.drs. J.W.E. Spies.
In het Besluit financiering politieke partijen is bepaald dat de leden van de commissie uit hun midden een voorzitter kiezen. De commissieleden hebben in onderling overleg bepaald dat mevrouw Spies voorzitter van de commissie wordt.
Openbaarmaking adviezen
Tijdens de plenaire behandeling van de Wet financiering politieke partijen in de Eerste Kamer op 25 februari 2013 is er uitvoerig gedebatteerd over de vraag of de adviezen van de commissie al dan niet openbaar zouden moeten worden gemaakt. Ik heb destijds toegezegd dat ik in een brief uiteen zou zetten hoe er zal worden omgegaan met het openbaar maken van adviezen van de commissie. Alvorens hier een besluit over te nemen heb ik mijn voornemen voorgelegd aan de commissie. In overleg met de commissie ben ik tot het volgende besluit gekomen.
Het uitgangspunt is dat de adviezen van de commissie openbaar worden gemaakt. De gedachte hierachter is dat de besluitvorming over financiering van politieke partijen gebaat is bij transparantie. Het debat hierover dient daarom zoveel als mogelijk is in de openbaarheid te worden gevoerd. Openbaarmaking van de adviezen van de commissie kan hier een positieve bijdrage aan leveren.
Adviezen inzake het aanwijzen van een rechtspersoon als neveninstelling van een politieke partij en adviezen inzake het opleggen van een bestuurlijke boete zullen daarom altijd openbaar worden gemaakt. Dit geldt voor adviezen die ik overneem, maar ook voor adviezen waar ik contrair ga.
Voor adviezen betreffende het om veiligheidsredenen achterwege laten van de gegevens van natuurlijke personen op de te openbaren overzichten van bijdragen en schulden is het uitgangspunt dat deze openbaar moeten worden gemaakt. Vanuit veiligheidsoogpunt kunnen er echter redenen zijn waarom deze adviezen niet, of niet volledig openbaar kunnen worden gemaakt. Ik zal daarom bij elk advies afzonderlijk bepalen of het advies openbaar kan worden gemaakt, of dat er gegronde argumenten zijn om een advies niet, of niet volledig openbaar te maken.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk