Vastgesteld 12 november 2013
De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 8 oktober 2013 voorgelegd. Bij brief van 11 november 2013 zijn ze door de minister van Veiligheid en Justitie beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Jadnanansing
De griffier van de commissie, Hessing-Puts
1
Op welke wijze is in de begroting rekening gehouden met de kritiek van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag 2012? Wat is de stand van zaken van de toegezegde verbeteringen in het financieel beheer?
Nog voor de begrotingsbehandeling zal ik u per brief over de toegezegde verbeteringen in het financieel beheer informeren. De problematiek bij het jaarverslag 2012 heeft geen invloed gehad op de opstelling van de begroting 2014.
2
Is de problematiek rond het administratiesysteem zodanig onder controle dat gaandeweg het jaar 2014 de uitgaven van dag tot dag aan de begroting kunnen en zullen worden getoetst?
Ja, in de loop van 2014 zal het mogelijk worden de uitgaven van dag tot dag aan de begroting te toetsen.
3
Hoeveel geld is in de strafrechtketen in totaal beschikbaar voor digitalisering en automatisering? Hoe is dit bedrag verdeeld? Wat zijn de concreet te leveren prestaties aan het eind van 2014?
In algemene zin kennen uitgaven ten behoeve van I en ICT diverse aanleidingen. Het kan daarbij gaan om beheer & exploitatie, doorontwikkeling van bestaande applicaties en systemen, nieuwe functionaliteiten op basis van nieuwe wetgeving en gebruikerswensen alsmede de ontwikkeling van nieuwe toepassingen. In veel gevallen gaat het hierbij om incrementele aanpassingen.
In het geval van grotere aanpassingen en/of nieuwe toepassingen kan besloten worden deze in projectvorm uit te voeren. De omvang van deze projecten kan wisselen. De scope van de projecten kan daarbij divers van aard zijn: technisch, maar bijvoorbeeld ook organisatorisch. Dit betekent dat niet altijd sprake is van «zuivere» I(CT) projecten, maar van projecten met een ICT component.
I en ICT vormen een integraal onderdeel van de bedrijfsvoering. Er is geen sprake van een apart begrotingsartikel. Zowel het feit dat de aanleiding voor uitgaven divers is als het feit dat de scope van projectmatig uitgevoerde activiteiten niet altijd «zuiver» I(CT) is, leidt ertoe dat uitgaven onder verschillende posten kunnen worden geboekt.
Een uitzondering vormen de zgn. grote ICT projecten conform de Rijksbrede afspraken. Deze projecten moeten worden opgenomen in het ICT dashboard. Het volledige overzicht van de betreffende projecten is opgenomen in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk.
In de rapportage van 2012 zijn 14 projecten van V&J opgenomen. Voor 2013 zijn het 11 projecten, waarvan de volgende relevant zijn voor de strafrechtketen:
Naam |
Startdatum |
Initiële schatting einddatum |
Actuele schatting einddatum |
Initiële inschatting kosten |
Actuele schatting kosten |
---|---|---|---|---|---|
HGK |
1-10-2010 |
1-12-2012 |
1-4-2013 |
8,02 mln |
17,86 mln |
USB |
1-1-2012 |
31-12-2013 |
31-12-2013 |
4,77 mln |
4,77 mln |
VIV jeugd |
1-9-2010 |
31-12-2012 |
1-5-2013 |
5,2 mln |
5,4 mln |
Deze gegevens zijn afkomstig uit Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk over 2012 en in lijn met de huidige informatie op het Rijks ICT Dashboard (https://www.rijksictdashboard.nl ).
Uit het ICT dashboard is te destilleren welke ICT projecten relevant zijn voor dan wel een relatie hebben met de strafrechtketen. In het ICT dashboard is informatie beschikbaar over budget, doorlooptijden en afwijkingen daarop met een toelichting.
Voor de projecten die in 2014 lopen is bovenstaande ook van toepassing. Hiervoor zijn budgettaire kaders opgenomen in de begroting.
De projecten die in het ICT dashboard worden opgenomen worden momenteel nog verder geconcretiseerd ten aanzien van resultaat, doorlooptijd en budget.
4
Hoeveel geld wordt ten behoeve van welke programma's uitgegeven aan de eilanden van Bonaire, Sint Eustatius en Saba?
In de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie zijn de onderstaande uitgaven geraamd voor de BES-eilanden:
bedragen * € 1.000 |
|||||
---|---|---|---|---|---|
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
|
Artikel. 31. Nationale politie |
|||||
31.2 BES Brandweer- en politiekorps |
17.573 |
17.575 |
17.575 |
17.575 |
17.575 |
Artikel 33. Veiligheid en criminaliteitsbestrijding |
|||||
33.3 Opsporing en vervolging |
4.929 |
4.930 |
4.930 |
4.931 |
4.931 |
Artikel 34 Sanctietoepassing |
|||||
34.3 Tenuitvoering strafrechtelijke sancties en vreemdelingenbewaring |
9.300 |
9.300 |
9.300 |
9.300 |
9.300 |
Artikel 35 Jeugd |
|||||
35.3 Tenuitvoerlegging justitiële sancties jeugd |
1.225 |
1.225 |
1.225 |
1.225 |
1.225 |
Deze bedragen zijn ook opgenomen in het Overzicht Rijksuitgaven Caribisch Nederland in de begroting van het BES-fonds.
(http://www.rijksbegroting.nl/2014/voorbereiding/begroting,kst186662_10.html)
5
Welke bedragen aan subsidies zijn aan welke organisaties toegekend?
Het subsidie-overzicht (bijlage bij de begroting) verschaft een overzicht van de bedragen die per organisatie worden toegekend.
• In aanvulling op de generieke subsidie aan het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) is een specifieke subsidie verstrekt voor het organiseren van voorlichtingsbijeenkomsten over overvallen op ondernemers (100.000 euro) en voor het opzetten van trajecten om de ondernemers in een winkelgebied beter te laten samenwerken tegen overvallen en waar mogelijk te komen tot een KVO (Keurmerk Veilig Ondernemen)-traject (100.000). Voor het organiseren van roadshows in winkelgebieden is aan het CCV een subsidie verstrekt van 117.000 euro.
• De Federatie Goud en Zilver heeft over de afgelopen twee jaar in totaal 100.000 euro ontvangen. Hiervoor heeft een medewerker van de Federatie juweliers bezocht om hen preventie advies te geven en zijn overvaltrainingen gegeven.
• Aan Koninklijke Horeca Nederland is 100.000 euro toegekend voor het doen uitvoeren van 50 overvaltrainingen voor horeca ondernemers en 150.000 euro voor het opzetten van 10 pilots waarbij de horeca ondernemers, de gemeente en de politie samengebracht worden om straatroof aan te pakken die plaats vindt in en naar de centrum gebieden waar veel horeca zit en veel straatroven plaats vinden. Daarnaast is 150.000 euro subsidie verstrekt voor de uitvoering van de campagne tegen straatroof in uitgaansgebieden.
• Aan de stichting Bevorderen Efficiënt Betalen is een bijdrage van 160.000 euro verleend voor het doen uitvoeren van een pilot bij een aantal bedrijven, om deze geheel cashless te maken. Het Regionaal Platform Criminaliteitspreventie (RPC) Amsterdam-Amstelland heeft een bijdrage ontvangen van 80.500 euro voor preventieve acties in de Week van de Veiligheid. Voor regionale acties in Zuid-Limburg is een bijdrage van 39.000 euro verleend aan het RPC Limburg.
• In het kader van de gedragsinterventie «Alleen jij bepaalt wie je bent» zijn aan circa 20 sportverenigingen financiële bijdragen van in totaal 505.000 euro verleend. «Alleen jij bepaalt wie je bent« is een interventie in ontwikkeling, die bedoeld is om te voorkomen dat jongeren afglijden naar de criminaliteit of om het afglijden naar de criminaliteit een halt toe te roepen. Dit gebeurt door hen een sportief en gezond alternatief te bieden, in een nieuwe omgeving. Doel van het project is jongeren een positief netwerk buiten hun wijk te bieden. Het programma spoort risico-jongeren aan om via gratis clinics lid te worden van een sportclub. In de clinics laten bekende (top)sporters en/of buurtrolmodellen jongeren kennismaken met een teamsport. Deze positieve rolmodellen helpen om de clinics tot een succes te maken en om de stap om lid te worden van een sportclub te vergemakkelijken. Na de clinics kunnen de jongeren een seizoen meedoen bij een sportvereniging, waarbij bekwame coaches deze jongeren begeleiden. In 2013 zijn hiermee ruim 5.000 jongeren bereikt waarvan er ruim 500 bij een sportvereniging zijn ingestroomd.
• Voor de aanpak van geweld op het sportveld ontvangt de KNVB 115.000 euro waaruit onder meer het Meldpunt Sport en Geweld wordt gefinancierd. De stichting Meer dan Voetbal ontvangt een bijdrage van 165.000 euro voor het organiseren van activiteiten van het verbond van «De Aanvoerders», waaronder bijeenkomsten bij amateurclubs om van onderaf een beweging in gang te zetten naar een veiliger sportklimaat.
• Door het programma Gewelddadige Vermogenscriminaliteit is voor de aanpak van overvallen en straatroof een bijdrage verstrekt aan de gemeentes Den Haag (150.000 euro), Rotterdam (380.000 euro) en Amsterdam (100.000 euro). De gemeenten hebben voor dit geld onder meer tijdens het Donkere Dagen Offensief extra toezichthouders ingehuurd, preventieve maatregelen getroffen (bijvoorbeeld safety-spots bij geldautomaten) en voorlichtingsbijeenkomsten voor ouderen georganiseerd, waarbij aan de senioren deurbeveiligingen beschikbaar zijn gesteld. Voor de uitvoering van track en trace in Amsterdam is een extra bijdrage van 25.000 euro verleend. Voor ondersteuning projectmanagement bij de integrale aanpak van overvallen en straatroven in Noord-Holland-Noord is een bijdrage verleend van 36.000 euro.
• Aan de gemeenten Almere (410.000), Eindhoven (300.000), Amsterdam (265.000), Den Haag (207.000), Tilburg (178.000), Rotterdam (290.000), Breda (250.000) en Utrecht (31.000) zijn bijdragen verstrekt voor de aanpak van woninginbraken. Met deze bijdragen voeren gemeenten onder meer analyses uit om gerichter preventieve maatregelen te kunnen treffen, huren zij extra toezichthouders in, wordt PKVW-gecertificeerd hang en sluitwerk aangebracht, preventieadvies aan (potentiële) slachtoffers van woninginbraken gegeven en worden mobiel cameratoezicht en track en trace software toegepast.
• Aan het openbaar ministerie is een bijdrage verleend van 100.000 euro voor de uitvoering van de tipgeldregeling overvallen en straatroof in het kader van een nog te realiseren uitbreiding van de Instructie Aanvraag Bijzondere Opsporingsgelden.
Om meer en bruikbare informatie over HIC-plegers te krijgen is aan de stichting Meld Misdaad Anoniem een subsidie van 35.000 euro verstrekt. In een pilot worden in een aantal gemeenten, in samenwerking met zorg- hulp en welzijnsinstellingen, professionals opgeroepen om daderinformatie anoniem te melden via M. 0800–7000.
6
Welke gesubsidieerde organisaties treden met dat geld zelf op als subsidieverstrekker? Welke specifieke doelen uit de aanvraag zijn gehonoreerd en waarom?
Het landelijke politieprogramma Aanpak Geweld (2012 t/m 2015) wordt voor 722.000 per jaar gefinancierd door VenJ en treedt incidenteel zelf op als subsidieverstrekker. De subsidie die aan het landelijk politieprogramma wordt verstrekt, richt zich op:
1. persoonsgerichte aanpak: gericht op vergroten van de pakkans, tegenhouden van daders, aanpak van risicofactoren;
2. intelligence: gericht op betere informatiepositie politie over geweldplegers;
3. kennis en expertise: voor het verbeteren van een effectieve aanpak;
4. ketensamenwerking: voor meer samenwerking, effectiviteit en rendement van de strafrechtelijke keten;
5. communicatie: voor betere omgang met slachtoffers, vergroten van burgerparticipatie en tegengaan van de «normalisering» van geweld.
7
Aan welke organisaties verstrekken de gesubsidieerde organisaties op hun beurt subsidie en wat is de hoogte van de verstrekte subsidies? Welke specifieke doelen uit de aanvraag zijn gehonoreerd en waarom? Welk deel van de toegekende subsidies gaat naar andere overheden? Zijn deze gelden geoormerkt? Zo ja, waarvoor? Welk deel van deze gelden worden door andere overheden aan derde partijen middels subsidie verstrekt? Voor welke tijdsspanne worden of zijn er juridische verplichtingen aangegaan met betrekking tot subsidieverstrekkingen?
Aan welke organisaties verstrekken de gesubsidieerde organisaties op hun beurt subsidie en wat is de hoogte van de verstrekte subsidies? Welke specifieke doelen uit de aanvraag zijn gehonoreerd en waarom?
Het landelijk politieprogramma Aanpak Geweld verstrekte uit het budget in 2012 en 2013 zelf subsidie aan VeiligheidNL voor de uitvoering van de pilot Preventieve aanpak van geweld in Amsterdam (90.000,– per jaar). Dit geldt is toegekend voor de realisatie van de registratie van letselslachtoffers van geweld op de SEH’s van de 7 Amsterdamse ziekenhuizen. Na analyse en verwerking van deze gegevens tot geanonimiseerde rapportages door VeiligheidNL worden ze gedeeld met politie en gemeente ten behoeve van de preventie van geweld. Oogmerk van deze in Cardiff beproefde werkwijze is de informatiepositie over hot spots en hot times voor geweld te verbeteren, zodat hierop gerichte maatregelen ingezet kunnen worden. Aan die informatiepositie schort het nu, omdat slachtoffers van geweld in gemiddeld 12% van de gevallen aangifte doen. De subsidie van het politieprogramma Aanpak Geweld aan VeiligheidNL voor de pilot Preventieve aanpak geweld in Amsterdam heeft betrekking op de periode 2012 t/m 2015.
Welk deel van de toegekende subsidies gaat naar andere overheden?
Aan de gemeente Amsterdam is in 2012 en 2013 subsidie toegekend voor de projectleider van de pilot Preventieve aanpak van geweld (40.000 in 2012 en 30.000 in 2013). De subsidie die in dit kader voor de projectleider van de gemeente Amsterdam wordt verstrekt, heeft steeds een looptijd van één jaar, omdat per jaar bezien wordt welke inzet benodigd is.
8
Welke controlemethodiek gebruikt het ministerie aangaande het behalen van doelen? Op welke wijze en met welke regelmaat vinden evaluaties plaats?
Subsidie wordt ingezet voor activiteiten die een bijdrage leveren aan de beleidsdoelen van VenJ. De aard van deze activiteiten kan uiteenlopen van klein en eenmalig tot langer lopende projecten. De controlemethodiek is daar op afgestemd en varieert van het opvragen van informatie over de betreffende verrichtte activiteit tot het monitoren van projecten.
Het Wetenschappelijk onderzoek- en Documentatiescentrum (WODC) van het ministerie van VenJ speelt een belangrijke rol bij het evalueren van beleidsdoelen. Jaarlijks wordt door het WODC een evaluatiekalender samengesteld. Bij de programmering wordt ook aandacht besteed aan de vraag of een evaluatie(van beleidsinstrumenten) kan bijdragen aan een toekomstige beleidsdoorlichting. Een overzicht van afgerond (evaluatie)onderzoek is opgenomen in de bijlage «Evaluatie- en onderzoeksoverzicht» van de begroting. Daarnaast is in de beleidsagenda een overzicht opgenomen van toekomstig geplande beleidsdoorlichtingen. Met de beleidsdoorlichtingen streeft het ministerie van VenJ er naar beleid(sdoelen) ten minste eens per zeven jaar te evalueren.
9
Op welk niveau binnen het ministerie wordt uiteindelijk beslist over de toekenning van een subsidie en hoe ziet het traject vóór toekenning er uit?
Subsidieaanvragen worden beoordeeld op de beoogde bijdrage aan het beleidsdoel, een beoordeling van de kosten en de zakelijke gegevens van de subsidie-aanvrager. Welke functionarissen bevoegd zijn tot het toekennen van subsidies is vastgelegd in mandaatbesluiten van VenJ.
10
Welke subsidies die in 2013 aflopen worden niet meer geprolongeerd en waarom?
• «Tuchtrecht NOVA»: Het ministerie van Veiligheid en Justitie heeft voor het jaar 2013 voor de laatste maal subsidie verstrekt voor de tuchtrechtspraak in de vorm van een bijdrage aan de Nederlandse Orde van Advocaten voor de op grond van de Advocatenwet voor rekening van de Nederlandse Orde van Advocaten komende kosten van griffiers van de tuchtrechtcolleges. Het ministerie van Veiligheid en Justitie en de Nederlandse Orde van Advocaten hebben in 2010 afgesproken dat deze subsidie in de afgelopen jaren zou worden afgebouwd met in 2014 volledige beëindiging van de subsidie.
• Er is in 2013 subsidie verstrekt voor de uitvoering van de Halt-afdoening Alcohol. Het betreft een eenmalige subsidietoekenning, die verstrekt is om ervoor te zorgen dat er voldoende jongeren in de leeropdracht zouden instromen en aldus te waarborgen dat de thans lopende evaluatie van de Halt-afdoening Alcohol gefundeerde uitspraken kan doen over de effectiviteit.
• Zo snel mogelijk zal een beslissing worden genomen over de vraag of de projectsubsidies NODO worden voortgezet. De huidige lopen per 31 december 2013 af.
• In het kader van Actie Koperslag is subsidie verleend aan ProRail en TenneT voor de uitvoering van pilots met het aanbrengen van SDNA op risicolocaties voor koperdiefstal. Beide subsidies zijn verstrekt voor de periode 2012–2013. Ze worden niet geprolongeerd, omdat de subsidie bestemd was voor de stimulering van de toepassing van SDNA en Actie Koperslag eind 2013 afloopt. De voortzetting van de maatregelen is door de deelnemende partijen geborgd.
• Voor de aanpak van mobiele bendes heeft TNO subsidie ontvangen voor het in kaart brengen van de informatiestromen voor de publiek-private samenwerking in een Gemeenschappelijke Informatie Organisatie (GIO). De subsidie wordt niet geprolongeerd, omdat TNO de hiermee gemoeide activiteiten heeft afgerond.
11
Welke subsidies die in 2013 aflopen worden geprolongeerd en waarom?
• De subsidie die voor de projectleider van de pilot Preventieve aanpak van geweld aan de gemeente Amsterdam wordt verstrekt, heeft steeds een looptijd van één jaar, omdat per jaar bezien wordt welke inzet benodigd is. De pilot in samenwerking met de ziekenhuizen loopt tot en met 2015. Daarom zal de subsidie voor de projectleider ook komend jaar geprolongeerd worden.
• De subsidie SAV (Stichting Adoptievoorzieningen) loopt niet af, gelet op de structurele basis van de subsidie en de wettelijke taak die de SAV voor het Ministerie van Veiligheid en Justitie uitvoert.
• De subsidie CIKO loopt niet af, gelet op de structurele basis van de subsidie en de wettelijke taak die de CIKO voor het Ministerie van Veiligheid en Justitie uitvoert.
12
Welke maatregelen worden en zijn er binnen het ministerie genomen met betrekking tot verduurzaming en klimaat? Wat zijn de kosten van deze maatregelen?
Het ministerie van Veiligheid & Justitie volgt het beleid voor Duurzaam Inkopen en past de criteria – waar van toepassing – toe in al haar aanbestedingen.
Daarnaast beschikt het ministerie over de volgende verduurzamingscontracten.
CO2-compensatie vliegreizen (via Climate Neutral Group)
Er is 4.693,66 ton CO2 gecompenseerd à € 8,88 per ton. Totaal kosten 2012: € 41.679,70
Inkoop groene stroom via garanties van oorsprong (Climex)1
In 2012 is voor € 44.929 aan garanties van oorsprong gekocht voor 175.000 MwH.
CO2 compensatie Aardgas (Climex)2
In 2012 is voor 23.670.546 m3 is 41.826 ton CO2 gecompenseerd. Totaalkosten € 154.799
13
Op welke manier is in deze begroting rekening gehouden met de (eventuele) effecten van de aangekondigde maatregelen in de brief van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (hierna: de staatssecretaris) inzake toezeggingen op rapporten en adviezen op het terrein van het vreemdelingenbeleid (Kamerstuk 19 637, nr. 1721)?
Bij het opstellen van de begroting voor het jaar 2014 is reeds rekening gehouden met de beleidsvoornemens aangaande de inzet van maatregelen bij terugkeer zoals in de brief van de staatssecretaris beschreven. Conform de besluitvorming in het kader van het Masterplan DJI 2013–2018 zal de voor vreemdelingenbewaring beschikbare capaciteit worden teruggebracht tot 933 plekken vanaf 2016. Dit is in de begroting verdisconteerd.
14
Welke regeling is er getroffen met de Letselschade Raad? Krijgt de Letselschade Raad de komende jaren subsidie? Zo ja, hoe hoog is deze subsidie en voor welke termijn is deze vastgesteld? Zo nee, waarom niet?
De Letselschade Raad (DLR) krijgt ook de komende jaren nog subsidie teneinde de Gedragscode Behandeling Letselschade (GBL) verder te ontwikkelen, te implementeren in de letselschadebranche en de naleving ervan door deze branche te bevorderen. Bij de initiële subsidieverstrekking in 2007 was het uitgangspunt dat binnen de destijds geldende subsidietermijn van vijf jaar de GBL voldoende ingebed zou zijn. Uit een in 2012 uitgevoerde evaluatie blijkt dat de fase dat de GBL zich zelf in stand kan houden nog niet geheel is bereikt, maar dat DLR op de goede weg is. DLR ontwikkelt initiatieven die ertoe leiden dat financiering van DLR meer en meer geschiedt vanuit de letselschadebranche, waardoor subsidiëring – conform de aanvankelijke opzet – kan worden afgebouwd. In 2014 ontvangt de Letselschade Raad een subsidie van € 150.000,–. Dit bedrag wordt per opvolgend jaar met € 50.000,– afgebouwd.
19
Hoe vaak is er in 2010, 2011 en 2012 na dierenmishandeling of -verwaarlozing een (tijdelijk) houdverbod gegeven?
Niet bekend is hoe vaak er in 2010, 2011 en 2012 na dierenmishandeling of -verwaarlozing een (tijdelijk) houdverbod is gegeven. In de systemen van het OM wordt niet apart geregistreerd of er een houdverbod is opgelegd.
20
Wanneer kan de Kamer de antwoorden verwachten op de vragen die zijn gesteld in het schriftelijk overleg over dierenmishandeling (Kamerstuk 28 286, nr. 619)?
U heeft de beantwoording op 8 november 2013 ontvangen.
21
Hoeveel hoger komt het aantal fte in de organisatie uit dan gepland?
Ik interpreteer uw vraag als verzoek om weer te geven in welke mate de taakstellingen Rutte I, II, en de begrotingsafspraken 2014 binnen VenJ zijn of worden gerealiseerd in de personele bezetting van het departement.
De financiële taakstellingen afkomstig uit de diverse akkoorden zijn allereerst vertaald in maatregelen, en deze leiden uiteindelijk ook tot een reductie van zowel de materiële als personele budgetten. VenJ zet daarbij in om de financiële taakstellingen zo veel mogelijk te dekken uit andere dan de personele budgetten (goed werkgeverschap). Maar gelet op de omvang van de taakstellingen zijn ook gevolgen voor de personele bezetting onontkoombaar.
De noodzakelijke reductie in aantallen personeel tot eind 2018 is voor de gehele VenJ organisatie berekend op +/– 5.000 fte. Omdat dergelijke reducties heel verschillend uitpakken voor de verschillende onderdelen van VenJ (denk aan de regionale effecten), kan alleen door maatwerk per organisatieonderdeel gestuurd worden op het bereiken van lagere personele aantallen.
Door het instrument van de Strategische Personeelsplanning in te zetten kan bepaald worden, welke aantallen personeel er nu en de komende jaren aanwezig zal moeten zijn om de gestelde doelen te kunnen bereiken, en kan actief gestuurd worden op de gewenste in- door- en uitstroom van personeel binnen maar ook buiten het departement. Door ten slotte gericht Van Werk Naar Werk instrumenten in te zetten, kunnen deze personeelsbewegingen worden beïnvloed en gestuurd. De taakstellingen kunnen daarmee gerealiseerd worden.
23
Waarom wordt het aantal woninginbraken in plaats van de verdachtenratio gekozen ten aanzien van de indicator woninginbraken, als vanaf deze begroting er verder voor wordt gekozen om het begrip verdachtenratio te hanteren?
In de brief over de aanpak van high impact crimes van 15 april jl. (Kamerstuk 29 628, nr. 385) is de ambitie geformuleerd om het aantal woninginbraken terug te brengen van ca. 91.000 in 2012 naar 65.000 in 2017. Gekozen is om voor 2014 deze doelstelling leidend te laten zijn. Dit betekent dat voor 2014 geen verdachtenratio als prestatie indicator is opgenomen.
24
Welke cijfers, uitgedrukt in verdachtenratio, horen bij de prestatie-indicator over woninginbraken?
Voor 2014 geldt niet de verdachtenratio op woninginbraken als prestatie-indicator, maar het aantal woninginbraken zoals vermeld in tabel 33.2 op bladzijde 42. Dit betreft het totaal aantal woninginbraken inclusief pogingen per jaar. Per abuis wordt dit aangeduid met «Terugbrengen woninginbraken gevolgd door geweld met 25%». De correcte titel luidt: «Terugbrengen woninginbraken». Doel is het aantal woninginbraken te reduceren van 91.583 (realisatie 2012) tot 65.000 in 2017.
25
Hoeveel geld is uitgetrokken voor de programma's versterking prestaties strafrechtketen en uitvoeringsketen strafrechtelijke beslissingen? Hoe worden deze bedragen onderverdeeld?
De programma’s versterking prestaties strafrechtketen en uitvoeringsketen strafrechtelijke beslissingen zijn brede programma’s die naast projectgelden vanuit het departement vooral ook inzet van middelen door ketenpartners vergen. Het is daarbij van belang dat de betrokken ketenpartners de benodigde uitgaven inpassen in hun reguliere beheers- en onderhoudscyclus.
26
Op welke manier wordt gezorgd dat de samenwerking tussen de strafrecht-, executie- en vreemdelingenketen wordt versterkt?
De executieketen is een onderdeel van de strafrechtketen. In het kader van de ambities van de Minister en de Staatssecretaris om de prestaties van de strafrechtketen te versterken wordt de executieketen integraal meegenomen. De vreemdelingenketen is geen onderdeel van de strafrechtketen. De samenwerking tussen de ketens is versterkt door de instelling van het Topberaad Vreemdelingenketen-Strafrechtketen waarin door bestuurders van de betrokken ketenpartners, onder voorzitterschap van de verantwoordelijke directeur-generaal, afspraken worden gemaakt en prioriteiten worden gesteld. Op conceptueel niveau zijn ketenplannen uitgewerkt om de samenhang en raakvlakken tussen de verschillende ketens voor alle betrokkenen zichtbaar te maken. Ook in de uitvoering heeft verbetering van de samenwerking prioriteit. In het Programma Versterking Vreemdelingentoezicht en Handhaving (VVH) werken organisaties van de verschillende ketens samen aan de implementatie van de visie op het vreemdelingentoezicht. In deze visie is onder andere vastgesteld dat de prioriteit van het vreemdelingentoezicht ligt bij criminele vreemdelingen, op toelating gerichte fraude en overlastgevende vreemdelingen. Dit geldt ook voor het terugkeertraject, indien betrokkene geen recht op verblijf heeft.
Het VRIS-protocol (VReemdelingen In de Strafrechtketen) borgt dat de vreemdelingrechtelijke informatie gedeeld wordt met politie, KMar, OM, rechterlijke macht en Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). Maar ook vice versa zodat strafrechtelijke informatie van vreemdelingen wordt gedeeld met onder meer de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V). Dit omdat een strafrechtelijke veroordeling kan leiden tot het intrekken van verblijfsrecht en het opleggen van een inreisverbod én zodat het vertrektraject ingezet wordt als een verdachte of veroordeelde vreemdeling niet (langer) in Nederland mag verblijven.
Met DJI zijn afspraken gemaakt over de verbetering van de identificatie van vreemdelingen die geen recht op verblijf hebben, met het oog op hun terugkeer. Daarnaast zijn afspraken gemaakt met de rechterlijke macht over het met prioriteit afhandelen van de rechterlijke procedures naar aanleiding van een afwijzende beschikking in de Algemene Asielprocedure en is intensief overleg gaande over de bekorting van de afhandelingstermijnen van beroepsprocedures naar aanleiding van de Verlengde Asielprocedure. Ook worden afspraken gemaakt over digitale gegevensuitwisseling tussen de vreemdelingenketen en de rechtbanken. Om uitvoering te kunnen geven aan de aangifteplicht voor ambtenaren maken vertegenwoordigers van de vreemdelingen en strafrechtketen gezamenlijk afspraken over het aangifte, opsporings- en vervolgingsbeleid. Ten slotte is van belang dat de vreemdeling in strafrechtelijke detentie, die daadwerkelijk kan terugkeren nadat hij een deel van zijn straf heeft ondergaan, in aanmerking kan komen voor strafonderbreking.
27
Wat is de invloed van de werkdruk problematiek op de uitvoering van het programma Versterking Prestaties Strafrechtsketen (VPS)?
Ik ben voortdurend en intensief in overleg met de ketenpartners over VPS en als hierbij signalen naar voren komen over ontwikkelingen die de uitvoering van het programma bedreigen dan treed ik hiertegen op. VPS leidt overigens tot een vermindering van regels en lasten en eenvoudiger en snellere procedures. VPS zal dus juist een positief effect kunnen hebben op een eventuele werkdrukproblematiek.
28
Wat is de invloed van de bezuinigingen op de verandertrajecten van een veiliger Nederland en de versterking van de rechtstaat?
De ambities op het terrein van veiligheid worden bereikt door besparingen op de interne organisatie én door de bezuinigingen gepaard te laten gaan met maatregelen die de veiligheidsketen effectiever en efficiënter maken. De verschillende verandertrajecten gericht op een efficiëntere en effectievere aanpak van criminaliteit en onveiligheid dragen hiermee direct bij aan de door dit kabinet gestelde doelstellingen.
Voor het waarborgen van de rechtsstaat is een goede juridische infrastructuur onontbeerlijk. Door niet alleen te werken aan een verankering in de Grondwet van het recht op een eerlijk proces en een onafhankelijke en onpartijdige rechter, maar door ook het stelsel van rechtspraak, rechtsbijstand en griffierechten te vernieuwen kan een goede, snelle, toegankelijke en betaalbare rechtspraak worden gerealiseerd. Zo beoogt de vernieuwing van de rechtspraak in het kader van de uitvoering van het programma Kwaliteit en Innovatie rechtspraak (KEI) een verhoging van de efficiëntie van met name civiele en bestuursrechtelijke procedures door onder meer stroomlijning van het hoger beroep, de introductie van een eenvoudige basisprocedure voor eenvoudige zaken bij de rechter en de introductie van digitale procedures. Door op deze punten te investeren zal niet alleen de kwaliteit van de rechtspraak verbeterd worden maar zal ook sprake zijn van een vereenvoudiging van de toegang tot de rechter en het bekorten van de doorlooptijden. Tegelijkertijd dienen de kosten van de rechtspraak en de gesubsidieerde rechtsbijstand te worden beheerst. Aanpassingen van de griffierechten en de herziening van rechtsbijstand zijn onontkoombaar. Teneinde de rechtsstaat te kunnen bestendigen zal hierbij nadrukkelijk aandacht worden geschonken aan de balans tussen een goed functionerend rechtsstelsel, de toegankelijkheid en de betaalbaarheid van de rechtspraak.
29
Hoe past de zinsnede «humaan asielbeleid met het oog voor de menselijke maat» in het harde beleid ten aanzien van illegalen die niet kunnen terugkeren en de geplande strafbaarstelling van illegaliteit?
Een humaan asielbeleid met oog voor de menselijke maat omvat een consequent terugkeerbeleid, waarbinnen bij het realiseren van de terugkeer steeds oog is voor de individuele omstandigheden van de vreemdeling. Het buitenschuldbeleid vormt hiervan een duidelijke illustratie. Vreemdelingen die in beginsel Nederland dienen te verlaten, maar daar ondanks hun inspanningen om individuele redenen buiten hun schuld niet in slagen, kunnen in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning op basis van het buitenschuldbeleid. Daarmee bestaat er binnen het terugkeerbeleid een verzachting voor die vreemdelingen die buiten hun schuld niet kunnen terugkeren. In de praktijk is terugkeer evenwel vaak mogelijk, maar blijkt het ontbreken van de wil van de vreemdeling om terug te keren een struikelblok om de terugkeer te realiseren. Dit terwijl de vreemdeling van overheidswege verschillende ondersteuningsmogelijkheden krijgt aangeboden om zijn vertrek te organiseren. Van de geplande strafbaarstelling van illegaal verblijf gaat een preventieve werking uit doordat dit het illegaal verblijf onaantrekkelijker maakt. Er gaat daarnaast een prikkel uit naar illegaal verblijvende vreemdelingen om na te denken over een toekomst elders. Strafbaarstelling beoogt een extra impuls te zijn om gebruik te maken van de ondersteuningsmogelijkheden die worden geboden bij terugkeer. Dit wordt wenselijk geacht, omdat de regering er niet in wil en kan berusten dat er groepen mensen in Nederland leven die hier geen verblijfsrecht hebben. Onderdeel van een humaan asielbeleid is de vreemdeling duidelijk laten weten waar deze aan toe is en daarnaar te handelen als Rijksoverheid. Voorkomen moet worden dat vreemdelingen niet of slechts gemankeerd deel uitmaken van het openbare bestaan en hun leven in de schaduw doorbrengen.
30
Wat zijn de acht kernthema’s aan de hand waarvan Nederland veiliger wordt gemaakt?
De ambitie om te komen tot een veiliger Nederland, ingebed in een sterke rechtsstaat, wordt gerealiseerd via de volgende kernthema’s die in de beleidsagenda zijn benoemd: Versterking Prestaties Strafrechtketen, Nederland Veiliger, Nationale veiligheid, Bestendiging en versterking rechtsstaat, Nationale politie, Slachtoffer centraal, Immigratie en Asiel en Kansspelen.
31
Zijn er wijzigingen in de concrete doelstellingen sinds de begroting van 2011? Zo ja, welke?
De doelstellingen van de begroting van Veiligheid en Justitie van 2014 zijn moeilijk te vergelijken met die uit de begroting van Justitie van 2011. Ten eerst is na de departementale herindeling (2012) Justitie tot verworden VenJ. De onderdelen veiligheidsbeleid en politie zijn toen aan het ministerie toegevoegd; met bijbehorende beleidsdoelstellingen. Ten tweede is sinds 2013 de begrotingssystematiek Verantwoord Begroten (VB) ingesteld. Hierdoor worden begrotingen nu op een andere manier opgesteld, dan langs lijnen van VBTB (van beleidsbegroting tot beleidsverantwoording) in 2011. Een begroting is hiermee weer meer een financieel stuk geworden. Zo is er een scheiding gemaakt tussen apparaat en programma. Zo is bijvoorbeeld beleidsartikel 11 uit de begroting van 2011, in de begroting van 2014 ondergebracht onder niet-beleidsartikel 91 «apparaat kerndepartement», aangezien de uitvoerders naar de definities van VB onder het apparaat van VenJ geschaard worden. Met VB zijn verder de zogenaamde «operationele doelstellingen» komen te vervallen en wordt meer de nadruk gelegd op financiële instrumenten. Algemene doelstellingen (AD’s) zijn nog wel opgenomen in een VB-begroting. De nadruk is echter meer komen te liggen op de directe rol en verantwoordelijkheid van de bewindslieden. De AD’s zijn zo getracht te corrigeren voor externe factoren. Vergelijkingen tussen doelstellingen, zoals opgenomen in de begrotingen van 2011 en 2014 lopen hierdoor spaak.
39
Kan er een overzicht worden gegeven van de lopende ICT-projecten in de strafrechtketen, inclusief oorspronkelijk budget, realisatiedatum en realisatiebudget?
Zie het antwoord op vraag 3.
40
Zal de digitalisering van de strafrechtketen ook de volledige afschaffing van papieren stukken omhelzen? Blijft het voor de burger mogelijk om schriftelijke bevestigingen en correspondentie over aangiftes en strafzaken te ontvangen?
Uitgangspunt voor de digitalisering is uitwisseling van stukken zonder papier. Het blijft echter voor burgers op verzoek mogelijk om correspondentie op papier te ontvangen.
41
Wat zijn de vertragingen tot nu toe in de digitalisering van de strafrechtketen? Wat zijn de kosten van deze vertraging?
Voor zover mij bekend zijn er tot op heden geen vertragingen in de digitalisering van de strafrechtketen.
43
Wat verandert er door de geplande positionering van Defensie als een structurele veiligheidspartner van de civiele overheid in vergelijking met de huidige situatie?
De bestuurlijke afspraken zoals in 2007 vastgelegd in het convenant «Bestuursafspraken inzake intensivering civiel militaire samenwerking» (ICMS) zijn succesvol gebleken en blijven dan ook onverkort van kracht. In de afgelopen jaren hebben de ontwikkelingen niet stilgestaan. Er zijn nieuwe wetten van kracht geworden, zoals de Wet Veiligheidsregio’s en de Politiewet 2012, en aanvullende behoeften zijn ontstaan. Bovendien zijn intussen bij Defensie nieuwe capaciteiten ontwikkeld. Eén en ander was aanleiding om te bezien welke mogelijkheden er zijn om de civiel militaire samenwerking – budgetneutraal – op het solide fundament van ICMS verder te versterken. Bij ICMS ligt de nadruk op de «warme fase»: Defensie bijstand aan civiele autoriteiten bij daadwerkelijke incidenten. Een eerste verkenning laat zien dat het zwaartepunt van de versterking van de civiel militaire samenwerking zal liggen in de zogenaamde «koude fase». Voorbereiding, kennisdeling, planvorming en oefenen en trainen zijn hierin aangrijpingspunten waarbij Defensie expertise heeft die door de veiligheidspartners gebruikt kan worden. Civiele en militaire autoriteiten moeten elkaar bij rampen en incidenten automatisch kunnen vinden en op elkaar kunnen rekenen. Dit is slechts mogelijk door structureel en op dagelijkse basis al in de koude fase samen te werken. Hiermee zal Defensie beter dan nu gepositioneerd worden als een structurele veiligheidspartner van de civiele overheid, naast bijvoorbeeld brandweer, politie en GHOR.
44
Welke maatregelen zitten er in het veranderen naar de ZSM-werkwijze (zo slim, snel, simpel en samenlevingsgericht)? Hoe zullen deze leiden tot een grotere versnelling in het afdoeningsproces van strafzaken?
Belangrijke kenmerken van de zsm-werkwijze zijn een vroege selectie door de Officier van Justitie van zaken die zich ertoe lenen langs een verhoudingsgewijs gestandaardiseerde werkwijze af te doen, alsmede een voor deze zsm-zaken zo veel mogelijk parallel geschakelde werkwijze zodat de inbreng van reclassering, kinderbescherming, slachtofferzorg en anderen zo veel mogelijk tegelijkertijd in plaats van na elkaar zijn beslag krijgt. De verwachting is dat deze zsm-werkwijze het mogelijk maakt met in acht neming van de belangen van slachtoffer en verdachte deze zaken vlot af te doen.
45
Welke wetsvoorstellen horen bij de herstructurering van de kernonderdelen van strafrechtwetgeving? Hoe draagt de herstructurering bij aan het verminderen van administratieve lasten?
De wetsvoorstellen inzake de herstructurering van het Wetboek van Strafvordering hebben betrekking op de opsporingsbevoegdheden en dwangmiddelen, waaronder de bijzondere opsporingsbevoegdheden, de vervolging en de berechting in eerste aanleg, het hoger beroep, de internationale rechtshulp en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen. Door onder andere stroomlijning van procedures, het wegnemen van onnodige notificatieverplichtingen, innovatie en digitalisering kunnen administratieve lasten worden verminderd. Een voorbeeld daarvan is het wetsvoorstel tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen dat de herstructurering van boek 5 omvat, en begin november in consultatie gaat. In dit wetsvoorstel worden onder meer de meer dan veertig verschillende rechterlijke procedures die zien op het verkrijgen van een (vervolg) beslissing in de tenuitvoerlegging met drie kwart teruggebracht door bundeling, stroomlijning en harmonisatie waarmee de lasten van het openbaar ministerie en de rechtspraak worden teruggebracht. Tevens wordt dit onderdeel van het recht voor professionals en burgers toegankelijker, doordat de vervolgbeslissingen niet langer verspreid over verschillende wetboeken zijn te vinden, maar op een plek gebundeld in de regeling van de tenuitvoerlegging. Het concept-wetsvoorstel bevat tevens een herziening en modernisering van de betekeningsvoorschriften, waaronder de mogelijkheid van digitale betekening, waarmee niet alleen sneller een voor tenuitvoerlegging vatbare beslissing wordt verkregen, maar ook leidt tot vermindering van de administratieve lasten van de bij de betekening betrokken instanties.
46
Zal de overdracht van de formele verantwoordelijkheid bij de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen over het OM naar de Minister van Veiligheid en Justitie ook capaciteitsoverdracht behelzen? Hoe wordt dit gerealiseerd met het oog op de bezuinigingen?
De structurele inrichting van de nieuwe verantwoordelijkheidsverdeling voor de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen en feitelijke veranderingen in de executieketen brengen een overdracht van fte’s en middelen van het OM naar het ministerie van Veiligheid en Justitie en het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) met zich mee. Bij de hoogte van het over te dragen budget wordt naar evenredigheid rekening gehouden met de daarop drukkende bezuinigingsopdracht. Dientengevolge leidt dit niet tot extra bezuinigingen op het resterende OM-budget.
47
Waarom is het streven bij principale vrijheidsstraffen, waarbij de tenuitvoerlegging na 24 maanden gaande of afgerond is, niet gericht op 100% en op verkorting van genoemde termijn?
Een deel van de personen die nog een vrijheidsstraf heeft openstaan maakt zich (tijdelijk) onvindbaar voor politie en justitie. Op basis van ervaringscijfers blijkt dat het overgrote deel van de zaken na 24 maanden gaande of afgerond is. De termijn van 24 maanden is gekozen, omdat dit de mogelijkheid geeft om ook zaken die in het opsporingsregister (OPS) zijn opgenomen, op te sporen. Door verjaring kan de uitval niet tot nul gereduceerd worden. Een zaak kan als de persoon echt onvindbaar is of niet kan worden opgespoord (omdat hij bijvoorbeeld in het buitenland verblijft) uiteindelijk verjaren. Daarnaast zijn er zaken die gedeeltelijk ten uitvoer worden gelegd, bijvoorbeeld als het gaat om veroordeelde criminele vreemdelingen. Het is bewust beleid dat zij gedurende tenuitvoerlegging van hun straf het land verlaten. Het restant van de straf wordt opgenomen in het OPS. Het OPS heeft bij deze zaken een signaalfunctie. Als de veroordeelde toch terugkeert naar Nederland, wordt hij weer opgepakt om het resterende deel van zijn straf uit te zitten. Ook deze zaken verjaren uiteindelijk.
48
Welke redenen liggen er aan ten grondslag dat er momenteel maar 87% van de principale vrijheidsstraffen binnen 24 maanden gaande of afgerond zijn? Welke maatregelen zijn of worden genomen om dit te verhogen?
Openstaande zaken kunnen ontstaan omdat niet iedereen die wordt veroordeeld tot een onherroepelijke vrijheidsstraf, in afwachting van de onherroepelijkheid van zijn vonnis, in aanmerking komt voor voorlopige hechtenis of doordat de voorlopige hechtenis door de rechter wordt geschorst of beëindigd. Deze personen worden, nadat hun vonnis onherroepelijk is geworden, gearresteerd door de politie of zij komen in aanmerking voor de zogenoemde zelfmeldprocedure. Zoals in het antwoord op voorgaande vraag is aangegeven kan de uitval in de executieketen niet naar nul gereduceerd worden. De ambitie is echter wel om de uitval zo veel als mogelijk te beperken. Hiertoe is een groot aantal verbetermaatregelen getroffen waarover uw Kamer is geïnformeerd bij brieven van 25 februari 2013 en 5 juli 2013. Het betreft onder meer de inrichting van een Administratie- en Informatiecentrum voor Executie (AICE) bij het CJIB, verruiming van de paspoortsignalering en het wetsvoorstel dadelijk uitvoerbaarheid.
49
Wat zijn de concrete resultaten van de aanpak van criminaliteit van de afgelopen jaren?
Bij de aanpak van criminaliteit zijn de afgelopen periode pakkende resultaten behaald. Het merendeel van de doelstellingen uit de beleidsagenda ligt op koers. Dit resulteert in meer aangepakte zaken en het terugdringen van verschillende vormen van criminaliteit. Concrete resultaten bij de aanpak blijken bijvoorbeeld uit de resultaten bij de aanpak van georganiseerde criminaliteit (brief d.d. 4 oktober 2013, Kamernr) of de resultaten van de aanpak van high impact crimes (Kamerstuk 29 911, nr. 84). Er worden meer criminele samenwerkingsverbanden aangepakt. Overvallen, straatroof en geweld worden teruggedrongen. Ophelderingspercentages en verdachtenratio’s stijgen. Zie verder ook het antwoord op vraag 284, waarin de concrete resultaten bij de aanpak van mensenhandel worden geschetst. In de komende periode worden de intensiveringen bij de aanpak van criminaliteit onverkort doorgezet.
50
Op welke onderdelen van de aanpak van criminaliteit zijn de gewenste doelstellingen niet gehaald?
Bij de aanpak van criminaliteit zijn goede resultaten behaald. Er zijn grote vorderingen gemaakt in het terugdringen van verschillende vormen van criminaliteit en de mate waarin verdachten daarvoor worden aangehouden. De meeste doelstellingen liggen op koers. Een thema dat extra aandacht vraagt, zijn de woninginbraken. Om de recente stijging van woninginbraken terug te dringen, wordt hier extra op ingezet. Inmiddels lijkt de stijging van de woninginbraken zich niet door te zetten: waar in 2012 nog 91.583 aangiften bij de politie binnenkwamen is dat in het tijdvak september 2012 tot en met augustus 2013 teruggelopen naar 90.970. Dat is naar verwachting de voorbode van een zich inzettende dalende tendens.
51
Wat zijn de effecten van de bezuinigingen op de intensieve aanpak van criminaliteit en onveiligheid? Kan deze aanpak ook na de bezuinigingen gegarandeerd blijven?
De ambities op het terrein van veiligheid worden bereikt, door de bezuinigingen in te vullen door besparingen op werkwijzen, interne organisatie, het terugdringen van overhead, en op huisvesting en digitalisering. De bezuinigingen gaan gepaard met maatregelen die de veiligheidsketen effectiever en efficiënter maken. Er wordt meer ingezet op interventies op maat en slimmer gewerkt om criminaliteitsproblematiek terug te dringen. De door dit kabinet gestelde doelstellingen om de criminaliteit aan te pakken en onveiligheid tegen te gaan blijven realistisch en worden gehandhaafd.
52
Hoe wordt de doelstelling de overlast en onveiligheidsgevoelens in 2017 met 10% te laten afnemen ten opzichte van 2012 gerealiseerd?
In zijn algemeenheid moet de terugdringing van overlast en onveiligheidsgevoelens het resultaat zijn van de gezamenlijke inspanningen van lokale en nationale partners in de veiligheidsketen en de maatregelen in de Beleidsagenda 2014. Meer in het bijzonder mogen de volgende beleidsmaatregelen geacht worden bij te dragen aan het reduceren van de overlast en onveiligheidsgevoelens:
• de gefocuste aanpak van high impact crimes als straatroven, overvallen en woninginbraken die in het bijzonder negatief uitwerken op de onveiligheidsgevoelens van burgers;
• de aanpak van problematische jeugdgroepen, die ertoe moet leiden dat het aantal hinderlijke, overlast gevende en criminele jeugdgroepen en de ervaren overlast en onveiligheidsgevoelens hiervan verder afnemen;
• Versterking van de positie van slachtoffers en de versterking van de prestaties van de strafrechtsketen die geacht mogen worden positief uit te werken op de rechtvaardigheids- en veiligheidsbeleving;
• verdere implementatie van de nationale politie die door minder administratieve lasten en meer efficiency ervoor zorgt dat politieagenten meer zichtbaar op straat kunnen zijn hetgeen positief uitwerkt op de veiligheidsbeleving en de aanpak van overlast en onveiligheid;
• de aanscherping van de maatregelen ter bestrijding van voetbalvandalisme en ernstige overlast door wijziging van de Gemeentewet en het Wetboek van Strafrecht op deze punten.
Het meest effectief kunnen overlast en onveiligheidsgevoelens lokaal worden aangepakt: daar kan maatwerk in zowel analyse als maatregelen geleverd worden. Gemeenten en politie worden ondersteund met kennis en voorbeeldaanpakken waarbij het Centrum voor Criminaliteitspreventie (CCV) een belangrijke rol speelt:
• sinds oktober van dit jaar is de vernieuwde digitale toolkit veiligheidsbeleving beschikbaar waarmee een goede analyse en aanpak van onveiligheidsbeleving vormgegeven kan worden;
• in de periode 2011–2013 draait het innovatieproject overlastbeleving: dit project heeft een kennisbasis overlastbeleving en een procesmodel voor de aanpak van overlast opgeleverd. In het kader van dit project zijn er elf innovatieve, voornamelijk lokale projecten gesubsidieerd op het gebied van overlast- en veiligheidsbeleving die verdere kennis hebben opgeleverd over wat wel en niet werkt in de aanpak daarvan. Eind november worden de resultaten hiervan op het landelijk congres Over last en beleving in mijn aanwezigheid gepresenteerd;
• nuttige kennis, diverse voorbeeldaanpakken en bijeenkomsten over allerlei specifieke vormen van overlast als jongerenoverlast, alcohol gerelateerde overlast, vandalisme en graffiti, drugsoverlast en woonoverlast. Het CCV levert op verzoek ook maatwerk bijeenkomsten en adviezen voor gemeenten;
• stimuleren van effectieve vormen van burgerbetrokkenheid bij het veiligheidsbeleid onder meer door middel van een database wijkinterventies en allerlei activiteiten op het gebied van buurtbemiddeling.
53
Op welke manier voorziet het Wetsvoorstel terbeschikkingstelling aan het onderwijs in de handhaving van verplicht onderwijs voor delict plegers vanaf 12 jaar? Is daarbij ook gedacht aan eventuele sanctionering bij overtreding?
Bij het wetsvoorstel terbeschikkingstelling aan het onderwijs (tbo) is allereerst voorzien in begeleiding van de school en de leerling door de (jeugd)reclassering. Het is de taak van de school om te signaleren of de jeugdige zich aan de afspraken en aan het volgen van het verplichte onderwijs houdt. Zodra de school overtreding van de afspraken constateert, meldt zij dit aan de (jeugd)reclassering.
Tevens is voorzien in een vervangende vrijheidsstraf gelijk aan de duur van de tbo-maatregel (voor elke maand onderwijs een maand hechtenis tot maximaal een jaar). Houdt een jeugdige zich niet aan de verplichtingen dan kan uiteindelijk een vervangende jeugddetentie ten uitvoer worden gelegd. De (jeugd)reclassering meldt aan het openbaar ministerie (OM) terug dat de jeugdige zich niet aan de afspraken houdt. Vervolgens kan het OM de tenuitvoerlegging van de vervangende jeugddetentie vorderen bij de rechter.
55
Welke afname van het aantal hinderlijke, overlastgevende en criminele jeugdgroepen wordt nagestreefd? Kan dit exacter worden aangegeven?
Voor de criminele jeugdgroepen is in mei 2013 tussen minister, OM, politie en lokaal bestuur de ambitie gedeeld dat alle criminele jeugdgroepen worden aangepakt. Dit is tijdens het AO jeugdgroepen in juni jl. aan de Tweede Kamer aangegeven (Kamerstuk 28 684, nr. 389). De Kamer wordt jaarlijks geïnformeerd over de stand van zaken m.b.t de jeugdgroepen. Ultimo 2012 heeft Nederland 59 criminele jeugdgroepen. In maart 2014 is het aantal ultimo 2013 in beeld.
Net zoals in 2011, 2012 en in 2013, wordt ook in 2014 van lokaal bestuur en zijn driehoekspartners verwacht dat zij intensief werken aan een verdere afname en beheersbaar maken van het aantal hinderlijke en overlastgevende jeugdgroepen. Het lokaal bestuur en zijn partners maken daartoe specifieke afspraken.
Lokaal bestuur bepaalt met zijn driehoekspartners wanneer en op welke wijze een geïnventariseerde criminele jeugdgroep wordt aangepakt. Dat hangt af van de prioritering en aanpak van problematische jeugdgroepen. Politie en OM dragen bij met opsporing en strafrechtelijke vervolging. Dit is echter een bescheiden deel van de totale aanpak. De effectieve aanpak, de zogenaamde «meersporenaanpak», beslaat strafrechtelijke én bestuursrechtelijke interventies, strafmaatregelen én zorgaanbod, repressie én preventie. Kortom: gemeentelijke overall regie is noodzakelijk. In die aanpak ondersteunt het actieprogramma Risicojeugd & Jeugdgroepen tot 2015 de gemeenten.
56
Wat was de doelstelling voor het aantal terug te brengen woninginbraken voor 2012 en welk aantal is er feitelijk gerealiseerd?
Voor 2012 is geen kwantitatieve doelstelling voor het aantal terug te brengen woninginbraken afgesproken. Het aantal aangiften van woninginbraak inclusief pogingen in 2012 was 91.583.
57
Hoe wordt de doelstelling om het aantal woninginbraken te laten dalen gerealiseerd, gelet op de bezuinigingen?
In navolging van de werkwijze bij de aanpak van overvallen en straatroof wordt op basis van een analyse gestart met woninginbrekers met een hoog recidive te selecteren voor een TOP-X benadering en een persoonsgerichte aanpak. Deze aanpak wordt aangevuld met maatregelen gericht op preventie.
58
Waaruit bestaat de extra inzet op preventie van woninginbraken?
De noodzakelijk te treffen maatregelen zijn afhankelijk van de lokale situatie. Veelal komen gemeenten, politie en het Openbaar Ministerie tot een integrale aanpak waarbij zij ook burgers en woningbouwcorporaties betrekken. De preventieve maatregelen hierbinnen kunnen toezien op het aanbrengen van hang- en sluitwerk en vervolgens het stimuleren dat deze beveiligingsmaatregelen ook daadwerkelijk worden gebruikt. Hiernaast wordt openbare ruimte aan een schouw onderworpen waarop maatregelen worden getroffen om de gelegenheid tot inbreken te verminderen door bijvoorbeeld de verlichting aan te passen, groen te snoeien en het plaatsen van camera’s. Voorts wordt een beroep op burgers gedaan verdachte situaties aan de politie te melden alsook deel te nemen aan burgerpreventieprojecten. De preventie kan ook toezien op het treffen van technische maatregelen zoals het plaatsen van track en trace software op mobiele apparatuur. Het Rijk ondersteunt de politie, het Openbaar Ministerie en de 50 gemeenten met het hoogste aantal woninginbraken in deze aanpak.
61
Wat houdt de aangekondigde capaciteitsuitbreiding in ten aanzien van cybercrime? Wordt van de bancaire sector ook een (financiële) bijdrage verwacht?
De capaciteitsuitbreiding maakt het mogelijk dat het aantal High Tech Crime opsporingsonderzoeken tot 20 op jaarbasis (vanaf 2014) kan groeien. In 2013 is dat 15 onderzoeken. Het gaat hier vaak om internationale onderzoeken die bijdragen aan de bestrijding van de zwaardere vormen van cybercrime. Soms is hierbij samenwerking met de bancaire sector aan de orde. Dan levert de bank hun eigen inzet van personeel en middelen. Sinds maart 2011 wordt door banken, politie en OM intensief samengewerkt in de Electronic Crimes Task Force. Dit gebeurt vanuit de eigen rol en verantwoordelijkheid: er is geen sprake van financiering door de bancaire sector van overheidsdiensten.
62
Is bij de genoemde streefcijfers met betrekking tot de bestrijding van kinderporno rekening gehouden met de gevolgen van de financiële taakstelling die aan het OM is opgelegd?
De bezuinigingen bij het OM hebben geen effect op de genoemde streefcijfers. In de staande organisatie van het OM zijn op het gebied van de opsporing en vervolging van kinderpornografie en kindersekstoerisme voldoende zaaksofficieren beschikbaar om het aantal verdachten dat de politie bij het OM aanlevert (+25% in 2014 ten opzichte van 2010, met daarbij een focusverschuiving richting de zwaardere zaken) ter hand te nemen.
63
Wat zijn de gevolgen van de bezuinigingen op de capaciteitsuitbreiding bij de High Tech Crime opsporingsonderzoeken?
Geen. Als gevolg van de prestatieafspraken die in het kader van de landelijke prioriteiten zijn gemaakt wordt het Team High Tech Crime met 33 FTE uitgebreid (deze uitbreiding is op sterkte in 2013 en volledig operationeel in 2014). Hoewel het tempo van de reorganisatie mogelijk gevolgen heeft voor de realisatie van de uitbreiding, committeert de politie zich volledig aan het behalen van de resultaatsafpraak van 15 zaken in 2013 en 20 zaken in 2014.
64
Wat zijn de gevolgen van de bezuinigingen op de capaciteitsuitbreiding bij de bestrijding van kinderporno?
De huidige bezuinigingen hebben geen invloed op de capaciteitsuitbreiding bij de bestrijding van kinderpornografie. Deze uitbreiding bij de politie van 75 naar 150 Fte heeft vorm gekregen in 2012 en 2013 en valt binnen de operationele sterkte van 49.500 waar geen bezuinigingen op neerslaan.
Met deze 150 Fte worden in de komende jaren meer verdachten door de politie bij het OM aangeleverd. In 2013 is dit +15% ten opzichte van 2010 en in 2014 is dit +25% ten opzichte van 2010. Met het OM is er geen specifieke prestatieafspraak, maar er zijn voldoende zaaksofficieren om de instroom van kinderpornografiezaken bij het OM in behandeling te nemen. Mij is niet bekend dat de aanpak van kinderpornografie binnen het OM onder druk zou staat.
65
Hoe wordt de certificerings-systematiek met betrekking tot de jeugdreclassering en jeugdbescherming ingericht? Hoe worden maatschappelijke organisaties daarbij betrokken?
De certificerings-systematiek is als volgt ingericht:
• Certificering van uitvoerders van jeugdbescherming en jeugdreclassering is gericht op het borgen van het huidige kwaliteitsniveau en tegelijk ruimte bieden aan innovatie. Dit met het oog op de transformatie van de jeugdzorg naar de gemeenten.
• De certificerende instelling beoordeelt of een uitvoerder gecertificeerd wordt.
• Een uitvoerende organisatie kan worden gecertificeerd als kan worden aangetoond dat aan vooraf vastgestelde eisen is voldaan.
• Deze eisen, specifiek gericht op jeugdbescherming en jeugdreclassering, zijn opgenomen in het normenkader.
• Een certificaat geldt voor vijf jaar, een voorlopig certificaat (voor nieuwe uitvoeringsorganisaties van jeugdbescherming en jeugdreclassering) twee jaar.
• Jaarlijks wordt door de certificerende instelling gecontroleerd of nog steeds het vereiste niveau wordt gehaald.
• De Raad voor Accreditatie zal toezien op de kwaliteit van de Certificerende Instelling.
Maatschappelijke organisaties zijn als volgt betrokken:
• Het normenkader is tot stand gekomen met input van Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), gemeenten, de Nationale Ombudsman, cliëntenorganisaties, Bureaus Jeugdzorg en eventueel toekomstige uitvoerende organisatie 3RO. Het normenkader is in eigendom van VenJ.
• Ook bij eventuele toekomstige wijzigingen worden belanghebbende organisaties en VNG betrokken, dit is ook een eis van de Raad voor Accreditatie.
66
Welke capaciteit wordt vrijgemaakt of geoormerkt bij het voorkomen en bestrijden van fraude? Hoe wordt de benodigde kwaliteit van functionarissen en specialisten hiervoor geleverd?
Het bestrijden van fraude vraagt om een integrale aanpak, waarbij primair van belang is dat fraude wordt voorkomen. Dat gebeurt door de gelegenheid tot het
plegen van fraude te verkleinen en regelgeving fraudebestendiger te maken. Verder wordt inzet gepleegd door een groot aantal organisaties met hun eigen specialismen: Bijzondere Opsporingsdiensten, politie, toezichthouders, inspecties, andere handhavingsdiensten en het Openbaar Ministerie. Voor het einde van het jaar presenteert het kabinet een actieprogramma waarin zal worden toegelicht met welke inzet en maatregelen het kabinet fraude beter gaat voorkómen en bestrijden.
67
Wat is de toekomst van de Fraudehelpdesk en het Steunpunt Acquisitiefraude?
Bij de bestrijding van fraude is zoals de Fraudehelpdesk als het Steunpunt Acquisitiefraude een belangrijke partner.Net als voor het jaar 2013 zal ook in 2014 de Fraudehelpdesk financieel gesteund worden met een subsidie van € 750.000,–.
68
Hoe vaak is opsporingsonderzoek verricht naar (dramatische) gevallen van datingfraude en met welk resultaat?
De Fraudehelpdesk constateert een toename van het aantal meldingen over datingfraude. Deze vorm van fraude heeft binnen de werkzaamheden van de Fraudehelpdesk topprioriteit gezien het aantal meldingen en de impact die het heeft op de slachtoffers. Op verschillende manieren brengt de Fraudehelpdesk dit onderwerp onder de aandacht om te voorkomen dat burgers erin trappen en om de schade te beperken. Een voorbeeld is de recent geplaatste billboards langs de kant van de snelweg. Veelal opereert de oplichter vanuit het buitenland en is dan ook moeilijk traceerbaar. De inzet is dan ook op dit moment voornamelijk gericht op het voorkomen van slachtofferschap. Over deze specifieke fraude vorm is het niet mogelijk om uit het bedrijfsprocessensysteem van het OM aantallen te genereren omdat datingfraude niet zelfstandig strafbaar is gesteld en sprake is van «algemene» strafbare gedragingen zoals valsheid in geschrift, oplichting en verduistering.
69
Is de begrote opbrengst van de ontnemingsvorderingen, verbeurdverklaringen en ontnemingen taakstellend?
Met de begrote opbrengst afpakken wordt rekening gehouden in het saldo van uitgaven en ontvangsten. Daarmee is deze opbrengst taakstellend.
70
Gesteld wordt dat de opbrengsten van ontnemingsvorderingen van wederrechtelijk verkregen voordeel, verbeurdverklaringen en ontnemingen als onderdeel van een transactie mede ten goede kunnen komen aan de compensatie van slachtoffers. Waarom is hier sprake van «kunnen» en niet van «zullen»?
Indien er sprake is van bekende slachtoffers, de slachtoffers niet uit andere hoofde worden gecompenseerd dan wel dat de slachtoffers zelf civielrechtelijk verhaal halen, kan «zullen» in plaats van «kunnen» worden gelezen. Het is staand beleid dat als zowel een ontnemingsmaatregel als een schadevergoedingsmaatregel zijn opgelegd, de opbrengsten allereerst ten goede zullen komen aan het slachtoffer. Als een conservatoir beslag, gelegd ten behoeve van een ontnemingsmaatregel, wordt opgeheven, vindt doorgaans vooraf overleg plaats met het slachtoffer om deze in de gelegenheid te stellen hierop beslag te leggen alvorens het aan betrokkene wordt teruggegeven. Op dit moment ontbreekt de wettelijke mogelijkheid om beslag te leggen ten behoeve van de schadevergoedingsmaatregel. Op 1 januari 2014 komt daar verandering in door de inwerkingtreding van het gewijzigde artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering. Vanaf 1 januari 2014 kan ook conservatoir beslag worden gelegd tot bewaring van het recht tot verhaal voor een ter zake van dat misdrijf op te leggen schadevergoedingsmaatregel. Ook kan vanaf dat moment, indien een conservatoir beslag ten behoeve van een ontnemingsmaatregel dient te worden opgeheven, een conservatoir beslag worden gehandhaafd ten behoeve van een schadevergoedingsmaatregel.
71
Welke knelpunten doen zich voor bij het financieel-economisch rechercheren c.q. het afpakken van crimineel vermogen? In hoeverre worden met de bancaire sector op dit terrein afspraken gemaakt, zoals dit het geval is bij de aanpak van cybercrime?
Teneinde de aanpak van financieel-economische criminaliteit te versterken is het wetsvoorstel verruiming mogelijkheden bestrijding financieel-economische criminaliteit bij uw Kamer ingediend3. Dit wetsvoorstel beoogt onder andere de verjaringstermijn voor een aantal delicten die vaak pas veel later aan het licht komen, zoals bijvoorbeeld corruptie, te verlengen. Een ander verbeterpunt in dit verband is de wijze van verstrekking van bancaire gegevens aan de opsporingsdiensten. Op dit moment wordt samen met de banken en de Nederlandse Vereniging van Banken bekeken hoe dit kan worden verbeterd. Een verdere digitalisering van het proces kan zowel bij de opsporingsdiensten als de banken tot efficiencywinst leiden.
72
Hoeveel criminele samenwerkingsverbanden zijn er aangepakt vanaf 2009? Zijn de doelstellingen de afgelopen vijf jaar gehaald op dit terrein?
De geïntegreerde aanpak van georganiseerde criminaliteit krijgt vorm door de aanpak van criminele samenwerkingsverbanden, door het opwerpen van barrières en door het afbreken van criminele infrastructuren. In de periode vanaf 2009 zijn jaarlijks honderden interventies gepleegd in het kader van de aanpak van georganiseerde criminaliteit, zowel op strafrechtelijk, bestuurlijk als op fiscaal vlak. Hiermee zijn niet alleen concrete criminele samenwerkingsverbanden aangepakt, maar zijn ook de mogelijkheden voor deze criminelen om hun activiteiten uit te voeren teruggedrongen.
Doelstelling bij de aanpak van georganiseerde criminaliteit is een verdubbeling van het aantal aangepakte criminele samenwerkingsverbanden. Vanaf 2009 hebben politie en OM jaarlijks honderden onderzoeksprojecten onder handen gehad, oplopend van 381 in 2009, naar meer dan 400 in 2010 en in 2011, tot 583 in 2012. Naast deze projecten worden criminele samenwerkingsverbanden ook aangepakt in het kader van ad hoc onderzoeken, en bij onderzoeken van andere opsporingsdiensten. In 2011 en 2012 waren dit er jaarlijks nog eens meer dan 200. Doordat overheidsorganisaties samen optrekken bij de aanpak van georganiseerde criminaliteit, leveren ook niet-strafrechtelijke interventies een belangrijke bijdrage aan de aanpak van criminele samenwerkingsverbanden. Ook hier is een stijgende lijn geconstateerd in het aantal interventies, door bijvoorbeeld de Belastingdienst en gemeenten. De realisatie van de verdubbeling van het aantal aangepakte criminele samenwerkingsverbanden in 2014 ligt met deze cijfers op koers. De resultaten over 2013 worden begin 2014 bekend.
73
Wat houden de «concrete doelstellingen» in bij het voorkomen en bestrijden van fraude met individuele inkomensoverdrachten en subsidies in?
U zie het antwoord op vraag 66. Het kabinet presenteert voor het einde van 2013 een actieplan waarin zal worden toegelicht met welke maatregelen het kabinet fraude, waaronder ook fraude met individuele inkomensoverdrachten en subsidies, wil voorkomen en bestrijden.
78
Hoe wordt de private deelname aan het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) uitgebreid en met welke organisaties?
De overheid zal zoals beschreven in Nationale Cyber Security Strategie 2.0 inzetten op publiek private participatie. In het afgelopen jaar zijn aanzienlijke stappen gezet door het aansluiten van private partijen in de vorm van de Information Sharing and Analysis Centres (ISAC’s) op het gebied van energie, drinkwater, telecom, transport, financiën (banken en verzekeraars), nucleair, multinationals en managed service providers. Door deze partijen wordt reeds samengewerkt met het NCSC. Deze samenwerking zal worden geïntensiveerd. Sectorale initiatieven tot het oprichten van aanvullende ISAC’s binnen vitale sectoren zullen worden ondersteund. Daarnaast is bijvoorbeeld het afgelopen jaar een liaison van de gezamenlijke banken binnen het NCSC geplaatst. Dit jaar wordt gestreefd naar het creëren van vergelijkbare initiatieven met andere vitale sectoren en wordt in het kader van het Nationaal Respons Netwerk gewerkt aan de aansluiting van respons-organisaties, zoals de informatiebeveiligingsdienst voor gemeenten (IBD).
79
Welke bestuurlijke en andere middelen worden bedoeld die een rol moeten spelen bij de inzet als het gaat om het tegengaan van reisbewegingen van jihadstrijders en de risico’s van terugkeerders?
De inzet om reisbewegingen naar jihadistische strijdgebieden tegen te gaan en de risico’s die mogelijk uitgaan van terugkeerders in te dammen, richt zich in de eerste plaats op het minimaliseren van de risico’s die mogelijk van deze personen uitgaan. Naast intensivering van de detectie en de strafrechtelijke vervolging, vinden in alle relevante gemeenten multidisciplinaire casusoverleggen plaats om de beste invalshoek voor de bestuurlijke aanpak te bepalen. De deelnemende partners – naast politie en Openbaar Ministerie, ook onder andere jeugdzorg of kinderbescherming – stellen interventies vast om potentiële jihadgangers en terugkeerders extra in de gaten te houden en waar mogelijk los te weken uit het extremisme. De multidisciplinaire aanpak staat altijd in het teken van het verminderen van de ingeschatte dreiging. De ingezette interventies zijn casusafhankelijk en variëren in intensiteit, vorm en mate van dwang. De bestuurlijke maatregelen kunnen bestaan uit (een combinatie van) het stopzetten van uitkeringen en maatwerktrajecten gericht op het losweken van geradicaliseerde personen uit de jihadistische omgeving (voor of na een jihadreis). Een andere instrument is een paspoortgerelateerde maatregel: het paspoort weigeren of – na inhouding – vervallen verklaren indien er een gegrond vermoeden bestaat dat de interne of externe veiligheid in het geding is.
Deze inmiddels gestarte aanpak wordt in 2014 voortgezet. Ter ondersteuning van de lokale bestuurlijke aanpak worden zowel op nationaal als op internationaal niveau doorlopend praktische ervaringen in kaart gebracht en gedeeld.
Ter uitvoering van de motie Dijkhoff c.s. over het verlies van Nederlanderschap bij deelname aan non-statelijke strijdgroepen, is een wetsvoorstel in consultatie gebracht. Voor een verdere toelichting verwijs ik u naar de brief over de beleidsbevindingen bij het Dreigingsbeeld Terrorisme (DTN) 34 welke op 7 november jl. aan uw Kamer is verzonden.
80
Wat zijn de effecten van de bezuinigingen van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) voor de capaciteit en de inlichtingenpositie van het Ministerie van Veiligheid en Justitie? Welke maatregelen worden genomen om de daaruit voortkomende veiligheidsrisico’s op te vangen?
De AIVD is en blijft een van de belangrijkste informatieleveranciers op een breed terrein, uiteenlopend van radicalisering en terrorisme tot cyber en spionage. Bezuinigingen op de dienst zullen – ook nu besloten is deze deels terug te draaien – zeker van invloed zijn op het werk en daarmee de informatie-inwinning en -exploitatie van de dienst. Het is daarom zaak dat steeds goed geprioriteerd wordt bij de dienst, waarbij inschattingen van de ernst, urgentie, aard en omvang van de dreigingen steeds bepalend moeten zijn voor de te maken keuzes. Nadelige effecten van de bezuinigingen op het werk van het Ministerie van Veiligheid en Justitie c.q. de NCTV zijn tot op heden niet vastgesteld.
81
Wat is de meerwaarde van het verankeren van het recht op toegang tot de rechter en een eerlijk proces gegeven de traditie in Nederland op dit punt?
Een principiële overweging om het recht op toegang tot de rechter en op een eerlijk proces in de Grondwet op te nemen, is om de Grondwet ook op dit punt weer te laten voldoen aan de haar gestelde eisen dat zij (a) het juridisch-staatkundig basisdocument voor Nederland is en (b) een institutioneel-organisatorische en waarborgfunctie heeft (zie uitgebreid de kamerstukken 31570 hierover).
Meer concreet zal de reikwijdte van het recht op toegang tot de rechter en een eerlijk proces in de Grondwet ruimer zijn dan de reikwijdte van de vergelijkbare bepalingen in artikel 6 van het EVRM en artikel 47 van het EU Handvest. Artikel 6 EVRM strekt zich immers niet uit over (delen van) het belastingrecht, ambtenarenrecht en vreemdelingenrecht, terwijl artikel 47 EU Handvest slechts van toepassing is voorzover het gaat om het Unierecht. Door de ruimere reikwijdte zal de rechtsbescherming van de burger aldus worden versterkt. Met het verankeren van het recht op toegang tot de rechter en een eerlijk proces wordt tegemoet gekomen aan de daartoe strekkende aanbeveling van de Staatscommissie Grondwet (vgl. Rapport Staatscommissie Grondwet 2010, p. 60–64) en uitvoering gegeven aan een motie daartoe van de Eerste Kamer. Voorjaar 2014 zal een voorstel in consultatie worden gebracht.
82
Wat is het effect van de bezuinigingen op het programma Kwaliteit en Innovatie rechtspraak (KEI)?
De bezuinigingen hebben geen effect op het budget van het programma KEI van de Rechtspraak.
83
Wat zijn de effecten van de vereenvoudiging, uniformering en digitaliseringvan de civiele en bestuursrechtelijke procedures voor de toegangen kwaliteit van de rechtspraak
De vereenvoudiging van het burgerlijk procesrecht en de invoering van termijnen maakt de procesgang overzichtelijker en meer voorspelbaar. Door de nadruk te leggen op vroegtijdig contact met en sturing door de rechter, wordt bereikt dat de procedure sneller kan verlopen en ook minder kostbaar is. Dat alles draagt bij aan de kwaliteit van de rechtspraak. De digitalisering van procedures in het burgerlijk recht en het bestuursrecht maakt het procederen voor veel rechtzoekenden toegankelijker. De rechtspraak wordt hiermee aan de eisen van de tijd aangepast.
84
Hoeveel rechtszaken zullen er naar verwachting minder worden gevoerd vanwege de verhoging van de griffierechten?
De precieze effecten van aangepaste griffierechten op de instroom van rechtszaken laten zich niet eenvoudig voorspellen. In de memorie van toelichting van het wetsvoorstel aanpassing griffierechten die bij uw Kamer ligt wordt gemeld dat voor alle zaken waarvoor een griffierecht verschuldigd is, de aanpassing van de griffierechten leidt tot een vraaguitval van circa 1%, hetgeen overeenkomt met ruim 8.000 zaken.
85
Welke maatregelen treft u om de toegang tot de rechtelijke macht te blijven garanderen?
De waarborg van een toegankelijke rechtspraak is een van de fundamentele uitgangspunten van onze rechtsstaat. Dit komt ook tot uitdrukking in het voornemen om het recht op toegang tot de rechter en een eerlijk proces op te nemen in de Grondwet. Maatregelen die op dit gebied worden getroffen, betreffen met name de vereenvoudiging en digitalisering van het burgerlijk procesrecht en bestuursprocesrecht, de waarborging van de kwaliteit van de rechtspraak – in welk kader o.a. door de Rechtspraak wordt gewerkt aan de ontwikkeling van professionele standaarden – en de wijze waarop de financiering van de stijgende instroom bij de rechtspraak wordt gerealiseerd.
Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen in de Eerste Kamer op 29 oktober 2013 is toegezegd dat de er een brief naar beide Kamers wordt verzonden, waarin een brede visie wordt gegeven over hoe de toegang tot de rechter en rechtshulp kan en zal worden gegarandeerd.
86
Weegt het uitgangspunt van een functionerend rechtsbestel of het uitgangspunt van kostenbeheersing zwaarder bij de stelselvernieuwing van de rechtsbijstand en de griffierechten? Kan dit nader worden toegelicht?
Vernieuwing van het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand en aanpassing van de griffierechten zijn noodzakelijk om het goed functioneren van het rechtsbestel voor de toekomst te waarborgen. De kosten van het rechtsbestel stijgen voortdurend. Zonder maatregelen die er op gericht zijn deze kosten te beheersen komt het functioneren van het rechtsbestel in toenemende mate onder druk te staan.
Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen in de Eerste Kamer op 29 oktober 2013 is toegezegd dat er een brief naar beide Kamers wordt verzonden, waarin een brede visie wordt gegeven over hoe de toegang tot de rechter en rechtshulp kan en zal worden gegarandeerd.
108
Wanneer kan de Kamer kennisnemen van de nota naar aanleiding van de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de strafbaarstelling van illegaal verblijf van vreemdelingen in Nederland (Kamerstuk 33 512)?
De nota naar aanleiding van het verslag wordt binnen enkele maanden na Kerst 2013 aan uw Kamer aangeboden.
109
Als wordt ingezet op verbetering van de Europese samenwerking op het gebied van het Europese grensbewakingssysteem via intensivering van Frontex-operaties, zal dit dan niet leiden tot meer onderscheppingen van boten in het Middellandse-Zeegebied en daardoor tot meer asielverzoeken en een aanzuigende werking?
Het doel van de intensivering van de Frontex operaties is een effectiever beheer van de maritieme buitengrenzen van de EU. Met de intensivering van de operaties wordt beoogd onrechtmatige grensoverschrijding te voorkomen en grensoverschrijdende criminaliteit te bestrijden. Mede door die preventieve werking moet worden voorkomen dat tragedies op zee, zoals bij Lampedusa, weer plaatshebben.
110
Wat is de stand van zaken ten aanzien van het wetsvoorstel voor de herinrichting van de casinomarkt? Welk tijdpad wordt voorzien inzake de verkoop van Holland Casino? Hebben de recente ontwikkelingen bij Holland Casino, te weten de onder curatelestelling door banken, effect op het voornemen om tot verkoop over te gaan? Zo ja, welk effect?
Het kabinet is nog steeds voornemens een herinrichting van de casinomarkt te realiseren en Holland Casino te verkopen. De herinrichting van de casinomarkt wordt momenteel door de ministeries van Veiligheid en Justitie en van Financiën uitgewerkt in een visiebrief. Het feit dat Holland Casino onder bijzonder beheer van de banken is gesteld brengt geen verandering in de plannen, maar betekent wel dat extra zorgvuldigheid wordt betracht bij de totstandkoming van de visie. Het voornemen bestaat de Tweede Kamer begin 2014 per brief over de visie te informeren.
111
Hoe wordt de bezuiniging van 30 miljoen euro in 2014 op de strafrechtketen precies gerealiseerd? Waar kan de financiële onderbouwing hiervoor worden gevonden?
Zoals aangegeven in de brief van 5 juli 2013 over de voortgang van het Programma Versterking Prestaties in de Strafrechtketen (Kamerstuk 29 279, nr. 165), wordt de efficiëntietaakstelling op de strafrechtketen in 2014 ingevuld met een aantal ketenbrede verbetermaatregelen. Het grootste deel van de bezuiniging in 2014 bestaat uit een besparing door de overgang naar centrale verwerking van gegevens van flitsapparatuur door het CJIB. Dit gebeurt nu nog decentraal. Als gevolg van centralisering worden meer flitsgegevens vanuit de verkeershandhavingsmiddelen verwerkt en ontstaat er minder uitval tijdens de handmatige beoordeling van de flitsgegevens.
Een tweede initiatief dat bijdraagt aan de invulling van de bezuiniging, is het direct betalen van boetes, schadevergoedingen en strafbeschikkingen via pin-, cash- en creditcardbetalingen bij de politie. Dit leidt tot vermindering van administratieve lasten en efficiencyvoordelen. Ook door samenwerking tussen DJI en politie op het terrein van het vervoer van gedetineerden wordt efficiencywinst behaald.
Daarnaast wordt in het kader van het project Mobiel Effectiever op Straat de agent op straat uitgerust met een smartphone met diverse applicaties en bijbehorende randapparatuur. Een van die applicaties is de zogenaamde digitale bonnenfunctionaliteit, waarmee minder uitval in de keten zal ontstaan.
Tenslotte zijn er digitaliseringsinitiatieven en initiatieven voor verbetering van werkprocessen, waaronder de digitale uitwisseling van processtukken gestart, die tot besparingen leiden.
112
Klopt het dat er in de voorliggende begroting tot 2018 91 miljoen euro wordt bezuinigd op de gefinancierde rechtsbijstand in plaats van 85 miljoen euro? Waar bestaat de extra 6 miljoen euro uit? Op welke manier is rekening gehouden met de twee algemene maatregelen van bestuur (amvb’s) die eerder zijn ingevoerd? Wat is de totale bezuiniging als de uitvoering van deze amvb’s wordt opgeteld bij de stelselvernieuwing? Welke maatregelen uit deze twee amvb’s zijn al in werking getreden en welke nog niet?
In zijn brief van 12 juli jl. (Kamerstuk 31 753, nr. 64) heeft de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie aangekondigd maatregelen voor te bereiden die vanaf 2018 leiden tot een structurele besparing op de gesubsidieerde rechtsbijstand van € 85,1 miljoen. Dat is nog altijd het uitgangspunt. De overige € 6 miljoen hebben betrekking op technische correcties die voortvloeien uit de Voorjaarsnota, op de besparing die het conceptbesluit aanpassing vergoeding tweede of volgende aanvragen vreemdelingen gaat opleveren (circa € 1,5 mln.) en op de besparingen uit de AMvB herijking bewindvoerdervergoedingenstructuur. Deze laatste besparing valt voor de begroting onder hetzelfde beleidsartikel als de rechtsbijstand.
In voornoemd bedrag zijn niet opgenomen de opbrengsten die voortvloeien uit de volgende recentelijk op het terrein van de gesubsidieerde rechtsbijstand ingevoerde wijzigingsbesluiten, waartoe door het kabinet Rutte I was besloten:
− Het Besluit aanpassing vergoeding en indexering rechtsbijstandverleners van 7 december 2011. Dit besluit is in werking getreden op 1 januari 2012.
− Het Besluit aanpassingen eigen bijdrage rechtzoekenden en vergoeding rechtsbijstandverleners van 10 september 2013. Dit besluit is in werking getreden op 1 oktober 2013.
Beide besluiten leiden tot een structurele besparing van € 63,6 miljoen ter uitvoering van de taakstelling op de gesubsidieerde rechtsbijstand van het kabinet Rutte I.
Alle onderdelen van beide wijzigingsbesluiten zijn in werking getreden. Tot de taakstelling van het kabinet Rutte I behoort eveneens een besparing van € 5 miljoen op de uitvoeringskosten van de raad voor rechtsbijstand. Deze zal eind 2014 vrijwel geheel zijn gerealiseerd.
In het voorgenomen maatregelenpakket van € 85,1 miljoen is rekening gehouden met de verhoging van de eigen bijdrage voor rechtzoekenden die op 1 oktober jl. is ingevoerd, door als uitgangspunt te nemen dat de eigen bijdragen niet verder integraal worden verhoogd. Omdat in beide reeds ingevoerde wijzigingsbesluiten het basistarief voor advocaten en mediators is verlaagd is er in het voorgenomen maatregelenpakket voor gekozen dit tarief niet verder integraal te verlagen.
Bij elkaar omvatten de taakstelling van het kabinet Rutte I en de stelselvernieuwing een structurele besparing van in totaal € 155,2 miljoen (ofwel de optelsom van € 1,5 mln., € 63,6 mln., € 5 mln. en € 85,1 mln.).
Ik merk op dat de uitgaven voor de gefinancierde rechtsbijstand in 10 jaar (2002–2012) zijn gegroeid met € 165 miljoen.
113
Hoe wordt de uitvoering van executie- en betekeningopdrachten effectiever en efficiënter ingericht? Is hier ruimte voor het inzetten van Bijzondere Opsporingsambtenaren (BOA’s)? en automatische kentekenherkenning (ANPR)?
De uitvoering van zowel executieopdrachten als betekeningsopdrachten wordt effectiever en efficiënter ingericht. Voor de executieopdrachten betreft dit de ontwikkeling van een Centrale Voorziening Executieopdrachten bij het CJIB. Door deze voorziening worden alle executieopdrachten richting politie op landelijk niveau aangeboden en is het voor de politie meer inzichtelijk of iemand een sanctie heeft openstaan. Door de inzet van mobiel werken bij de politie kan straks de politieagent op straat zien of de persoon tegenover hem nog een boete of gevangenisstraf heeft openstaan.
Voor betekeningsopdrachten geldt dat straks het CJIB in zijn rol van Administratie en Informatiecentrum Executie (AICE) de betekening van de meeste gerechtelijke mededelingen centraal gaat coördineren. Deze centrale coördinatie zorgt voor een meer gerichte aansturing van de uitvoerende instanties. Zo kan – als een GBA-adres voor handen is – een postdienst wordt ingezet. Bij complexere zaken kan worden gedacht aan de inzet van BOA’s van de Dienst Vervoer & Ondersteuning (DV&O) of van de politie. Zeker indien er sprake is van een samenloop met executieopdrachten wordt de politie ingezet. Hierbij kan ook ANPR worden ingezet als de betrokkene een kenteken op zijn naam heeft staan. Omdat er dan doorgaans ook sprake zal zijn van een GBA-adres, is het praktisch belang van de inzet van ANPR bij betekeningsopdrachten echter beperkt.
In het ontwerpwetsvoorstel herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen wordt een wijziging van de betekeningsvoorschriften voorgesteld, waarmee onder meer elektronische betekening mogelijk wordt gemaakt. Ook deze wijziging zal dus op termijn kunnen bijdragen aan een effectieve en efficiënte uitvoering.
114
Kan worden toegelicht waarom de wijziging van het Masterplan Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) 2013–2018 wel is opgenomen in de tabel op pagina 19 maar het Masterplan DJI 2013–2018 zelf niet, waardoor er een te rooskleurig beeld wordt geschetst?
In het Masterplan DJI 2013–2018 (Kamerstuk 24 587, nr. 535) zijn verschillende taakstellingen opgenomen die eerder in het budgettaire kader van de begroting 2013 zijn verwerkt. De tabel op pagina 19 geeft de belangrijkste beleidsmatige mutaties weer ten opzichte van de begroting 2013. De efficiencytaakstelling uit het regeerakkoord Rutte/Asscher van € 344 mln. voor VenJ slaat voor € 90 mln. neer bij DJI en is opgenomen in post 1 van de tabel. Deze € 90 mln. maakt onderdeel uit van de taakstellingen die door DJI worden ingevuld met het Masterplan DJI 2013–2018.
115
Waar vallen rechtszaken weg als gevolg van de verhoging van de griffierechten? Hoe worden deze geschillen dan beslecht en hoe verhoudt zich dat tot de toegang tot de rechter?
De precieze effecten van aangepaste griffierechten op de instroom van rechtszaken laten zich niet eenvoudig voorspellen. In de memorie van toelichting op het wetsvoorstel Aanpassing tarieven griffierechten is met behulp van twee verschillende methodieken een inschatting daarvan gemaakt. Volgens beide methoden leidt de in dit wetsvoorstel opgenomen aanpassing van griffierechten, voor alle zaken waarvoor een griffierecht verschuldigd is, tot een gemiddelde vraaguitval van circa 1%. Omdat er sprake is van een gedifferentieerde aanpassing van de griffierechttarieven is ook het effect op diverse onderdelen binnen de rechterlijke organisatie, rechtsgebied en de diverse doelgroepen (rechtspersonen en natuurlijke personen) verschillend.
Eenieder die een beroep op de rechter wil doen zal een afweging moeten maken over de noodzaak van en de kansen in een procedure in relatie tot de kosten. Een dergelijke afweging is gerechtvaardigd en staat aan een goede toegankelijkheid van de rechter niet in de weg. Een rechtszoekende die een zaak niet aan de rechter wil voorleggen kan vaak gebruikmaken van alternatieve manieren van geschilbeslechting, zoals een geschillencommissie en mediation.
116
Hoe hoog zijn de griffierechten in andere EU-lidstaten? Kan een vergelijkend overzicht worden gegeven?
De griffierechten verschillen sterk per zaakstype. In algemene zin laat zich de relatieve hoogte van de griffierechten in de verschillende EU-landen het beste vergelijken door de inkomsten van de griffierechten te relateren aan de totale uitgaven voor de rechtspraak. Deze werkwijze wordt gevolgd door de Commission on the Efficiency of Justice (CEPEJ) van de Raad van Europa. Het tweejaarlijks te verschijnen rapport European Justice Systems bevat het volgende vergelijkende overzicht voor het jaar 2010.
Uit de vierde kolom van de tabel blijkt dat in Nederland de inkomsten uit griffierechten 19% van het totale budget voor de gerechten vormen. Het Europese gemiddelde is hoger, namelijk 28%.
(Bron: Commission on the efficiency of Justice, European Judicial Systems 2012 (data 2010), Straatsburg, 2012, p. 77)
117
Wat is de totale bijdrage van het ministerie van Veiligheid en Justitie aan de budgettaire verwerking van de lopende en geplande taakstellingen? Kan dit jaarlijks vanaf 2010 tot 2018 en structureel worden aangegeven? Kan een totaal overzicht van de verdeling naar de beleidsartikelen worden gegeven, jaarlijks vanaf 2010 tot 2018 en structureel? Kan in het overzicht de korting op de prijsbijstelling worden meegenomen?
Zie bijlage 14.
118
Waar komt de departementale bijdrage van 23,6 miljoen euro vandaan die als gevolg van de 6 miljard euro extra bezuinigingen moet worden ingeleverd? Ten koste waarvan gaat dit?
Het Kabinet heeft in augustus besloten tot een aanvullend bezuinigingspakket van € 6 mld. Zie hiertoe de brief van de minister van Finnanciën5. Dit pakket is noodzakelijk de overheidsuitgaven weer in lijn te brengen met de economie. De departementale begrotingen leveren een budgettaire bijdrage ter gedeeltelijke invulling van dit bezuinigingspakket. De bijdrage van VenJ hierin bedraag € 23,6 mln. Deze bijdrage is naar pro rato doorverdeeld naar de diverse onderdelen van VenJ. In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van het aandeel van de diverse organisatieonderdelen of programmagelden in de departementale bijdrage. In deze tabel zijn de budgetten groter dan € 0,5 mln. inzichtelijk. Diverse kleinere budgetten zijn geclusterd onder de posten overige budgetten Rechtspleging en Rechtshandhaving en Jeugd en sanctiebeleid. Organisatie-onderdelen zullen concrete maatregelen uitwerken om deze budgettaire opbrengst te realiseren.
bedragen * € 1.000 |
|
---|---|
Nationale Politie |
10.478 |
Openbaar Ministerie |
1.241 |
Rechtspraak |
1.994 |
DJI |
4.102 |
Vreemdelingenketen (o.a. bijdrage COA) |
1.597 |
Opdrachten terrorisme bestrijding |
511 |
Overige budgetten Rechtspleging en rechtshandhaving |
1.134 |
Overige budgetten Jeugd en sanctiebeleid |
1.936 |
Apparaatsuitgaven bestuursdepartement |
607 |
Totaal |
23.600 |
119
Wat is de financiële onderbouwing van de 7 miljoen euro opbrengst door het in rekening brengen van de verblijfskosten van detentie? Hoeveel gedetineerden zijn naar verwachting in staat om zes maanden lang dagelijks 12,50 euro af te rekenen?
De conceptwetsvoorstellen waarin deze maatregel, samen met de bijdrage aan de kosten strafproces en de verplichte bijdrage aan de slachtofferzorg, wordt uitgewerkt gaat in november in consultatie. De financiële onderbouwing van deze maatregel wordt opgenomen in de financiële paragraaf van de memorie van toelichting bij dit wetsvoorstel. In de memorie van toelichting zal ook aandacht zijn voor de inkomenspositie. Naar verwachting wordt het wetsvoorstel in het voorjaar van 2014 aan uw Kamer toegezonden.
120
Wat is de financiële onderbouwing van de 53 miljoen euro opbrengst door de (straf)proceskosten in rekening te brengen? Is het hierbij ook de bedoeling om mensen die dit niet direct kunnen betalen uit eigen vermogen met een schuld op te zadelen?
De uitwerking van deze maatregel vindt plaats in samenhang met een tweetal andere aangekondigde bijdrageregelingen, te weten de eigen bijdrage voor verblijf in een justitiële inrichting en de verplichte bijdrage aan de slachtofferzorg.
De conceptwetsvoorstellen waarin deze maatregelen worden uitgewerkt gaat in november in consultatie. De financiële onderbouwing van deze maatregel wordt opgenomen in de financiële paragraaf van de memorie van toelichting bij dit wetsvoorstel. In de memorie van toelichting zal ook aandacht worden gegeven aan de inkomenspositie. Naar verwachting wordt het wetsvoorstel in het voorjaar van 2014 aan uw Kamer toegezonden.
121
Waardoor is precies de meevaller van 80 miljoen euro veroorzaakt onder de post «boeten en transacties»? Kan dit uitgebreider worden toegelicht? Kan ook de besteding van de meevaller van deze meevaller nauwkeuriger worden toegelicht alsmede de financiële consequenties van deze niet-structurele (want incidentele) meevaller? Waaruit blijkt dat deze 80 miljoen euro is ingezet voor tegenvallende griffierechten en financiering van de rechtspraak? Wat was er gebeurd zonder deze tegenvaller? Had dat geleid tot nog hogere griffierechten of nog meer financiële problematiek bij de rechtspraak?
De meevaller bij de Boeten & Transacties wordt veroorzaakt doordat de instroom van beschikkingen hoger is dan verwacht bij Voorjaarsnota 2013. De hogere instroom wordt met name verklaard door de instroom vanuit de nieuwe trajectcontrolesystemen op de A2 en de A4. Deze meevaller in 2013 is naar verwachting van tijdelijke aard en is ingezet voor de tegenvaller bij de griffierechten en de tegenvaller bij de Rechtspraak dit jaar.
In de beleidsagenda van de Ontwerpbegroting zijn de belangrijkste mutaties opgenomen. De betreffende mutaties zijn terug te vinden in de uitgaventabel onder post 7 «Trendmatige ontwikkeling rechtspraak» waarbij het uitgavenkader is verhoogd met € 40 mln. en in de ontvangstentabel onder de post 4 «Griffierechten» (– € 40 mln.) en post 5 «Boeten en transacties» (+ € 80 mln.).
Indien de meevaller bij Boeten en transacties niet had plaatsgevonden, dan had de tegenvaller bij griffierechten op een andere wijze moeten worden opgevangen. Dit had in ieder geval niet geleid tot hogere griffierechten. Het verhogen van tarieven heeft immers een structureel effect en is op z’n vroegst in 2014 realiseerbaar, terwijl deze tegenvaller vooralsnog alleen het jaar 2013 betreft.
122
Wat is de oorzaak van de daling van de griffierechtontvangst? Moet daarbij gedacht worden aan de hoogte van de griffierechten of wordt het veroorzaakt door de economische crisis?
De daling van de griffierechtontvangsten hangt samen met de daling van de instroom bij zaken waar griffierecht voor verschuldigd is, met name in de civiele sector. Deze daling is vorig jaar ingezet en zet ook dit jaar door.
De Raad voor de rechtspraak heeft in het jaarverslag 2012 aangegeven dat het aantal handelszaken, zowel rechtbank en kanton is gedaald. De hiermee samenhangende daling van de griffierechtopbrengst werd in 2012 nog gecompenseerd door de stijging van het aantal familiezaken bij kanton, maar ook die trend is volgens de Raad inmiddels omgebogen naar een daling. Voor wat betreft de dalende trend bij handel vermoedt de Raad een verband met de invoering van de Wgbz per 1 november 2010 en de competentiegrenswijziging kanton per 1 juli 2011.
Oorzaken voor de mutaties in de instroom – zowel stijgingen als dalingen – zijn niet altijd vast te stellen. Alleen bij grote mutaties of mutaties die zich over een langere termijn manifesteren, is het mogelijk verbanden te leggen tussen de instroom en een specifieke oorzaak. Het is op dit moment niet mogelijk om met zekerheid vast te stellen dat de huidige daling van de instroom bij diverse onderdelen worden veroorzaakt door economische crisis of andere oorzaken heeft.
123
Hebben zowel de daling van het aantal zaken als de geraamde stijgende instroom van zaken invloed op de tegenvallende inkomende griffierechten?
Ja. De raming ging uit van een stijging van de inkomsten ten opzichte van het voorgaande jaar, terwijl de werkelijke inkomsten dalen ten opzichte van het voorgaande jaar. De raming was gebaseerd op het prognosemodel voor wat betreft het aantal civiele- en bestuursrechtzaken. Met name op het terrein van civiel is er sprake van een daling van het aantal zaken, waar het prognosemodel nog uitging van een stijging.
124
Is een van de redenen dat de griffierechten worden verhoogd, de afname van het aantal zaken?
Nee. Het wetsvoorstel aanpassing griffierechten staat los van de lagere griffierechtontvangsten in het jaar 2013.
125
Worden de griffierechten kostendekkend nu de griffierechten worden aangepast als bijdrage aan de oplossing van de financiële problemen? Zo nee, wat betekent het dan?
De griffierechten worden niet kostendekkend. De griffierechttarieven worden gedifferentieerd verhoogd met gemiddeld 15%. Dit levert een bijdrage aan de oplossing van de financiële problematiek als gevolg van de geraamde stijgende instroom van zaken.
126
Welke familiezaken worden bij kanton behandeld? Om hoeveel zaken gaat het?
De familiezaken bij de kantonrechter betreffen zaken rond het bewind van meerderjarigen, dat wil zeggen verzoeken tot bewind, mentorschap en curatele, en het toezicht daarop. In 2012 bedroeg de instroom familiezaken bij de kantonrechter 284.000 zaken.
127
De hogere inkomsten uit boetes worden ingezet in het departement. Hoe verhoudt zich dat tot de begrotingsregels?
Conform geldende begrotingsregels dient het departement de tekorten op te opvangen binnen de eigen begroting. Dit betekent dat tegenvallers opgevangen mogen worden door meevallers. Bij de griffierechten wordt een tegenvaller verwacht in 2013. Aangezien de inkomsten uit boeten en transacties onderdeel uit maken van de begroting van VenJ, wordt de meevaller op deze post ingezet als dekking van de tegenvaller bij de griffierechten.
134
Welke maatregelen worden er getroffen om de werkdruk en de kwaliteit van de rechtelijke macht te waarborgen?
Naar aanleiding van het kritisch manifest van Leeuwardense Raadsheren inzake de hoge werkdruk heeft de Raad voor de rechtspraak twee ronden gemaakt langs de gerechten en daar gesprekken gevoerd. Naar aanleiding daarvan wordt:
• door de Raad minder eenzijdig gestuurd op te behalen productiecijfers;
• door de gerechtsbesturen extra aandacht besteed aan de beheersing van de productiedruk door binnen het gerecht te zorgen voor een adequate bekostiging van het primaire proces;
• in het komende medewerkerstevredenheidsonderzoek onderzocht wat de ervaren werkdruk is onder rechters, raadsheren en overige medewerkers;
• voor 2014 e.v. door de Raad een extra korting op de centrale budgetten doorgevoerd om zoveel mogelijk ruimte te maken voor het rechtspreken in de gerechten.
Ook hebben de prijsafspraken tussen de Raad en de minister van Veiligheid en Justitie er toe geleid dat in de aankomende prijsperiode 2014–2016 geld beschikbaar is voor de gerechten om de werkdruk in het primaire proces van de Rechtspraak te verlagen.
Aanvullend daarop wordt gewerkt aan de ontwikkeling van professionele standaarden als instrument om de productiedruk, en dus ook de beleefde werkdruk, te verminderen. Met behulp van professionele standaarden kunnen rechters en raadsheren duidelijke grenzen trekken tussen wanneer zittingen nog wel en wanneer zittingen niet meer met behoud van voldoende kwaliteit kunnen worden afgerond. De professionele standaarden vormen ook input voor de eerder genoemde adequate bekostiging.
Tenslotte kan worden gewezen op de kwaliteitsborging die met de herziening van de gerechtelijke kaart is beoogd en op de vereenvoudiging en digitalisering van het civiele en bestuursprocesrecht.
135
Wat wordt per hoofd van de bevolking in de ons omringende landen uitgegeven aan rechtsbijstand en wat verklaart het verschil met Nederland?
In 2010 bedroegen de kosten van het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand € 21,60 per hoofd van de bevolking. In onderstaande tabel staan de kosten in de ons omringende landen weergegeven:
Land |
Kosten per hoofd van de bevolking |
---|---|
België |
€ 6,90 |
Duitsland |
€ 4,70 |
Frankrijk |
€ 5,60 |
Engeland en Wales |
€ 45,70 |
Bron: CEPEJ European Judicial Systems 2012
De hoogte van de kosten is sterk afhankelijk van de eigenschappen van het rechtssysteem waarbinnen de kosten van rechtsbijstand worden gemaakt. Zo kan het hoge kostenniveau in Engeland en Wales deels worden verklaard uit de daar bestaande juryrechtspraak. Ook de reikwijdte van de geboden voorziening voor rechtsbijstand speelt een rol. In België, Duitsland en Frankrijk zijn de stelsels voor gefinancierde rechtsbijstand minder ruimhartig dan in Nederland.
136
Hoe vaak wordt een toevoeging toegekend in huurgerelateerde zaken in de jaren 2010, 2011 en 2012?
In de volgende tabel worden de aantallen toevoegingen, mediationtoevoegingen en lichte adviestoevoegingen weergegeven die in de jaren 2010, 2011 en 2012 door de Raad voor Rechtsbijstand zijn afgegeven.
2010 |
2011 |
2012 |
|
---|---|---|---|
Toevoegingen (excl. mediation en lat) |
9.781 |
9.631 |
11.340 |
Mediationtoevoegingen |
9 |
11 |
7 |
Lichte adviestoevoegingen (lat) |
727 |
667 |
881 |
Totaal |
10.517 |
10.309 |
12.228 |
Bron: Monitor Gesubsidieerde Rechtsbijstand 2012 p. 164 en 166
137
Welke besparing zullen de nog in te dienen wetsvoorstellen, die een vereenvoudiging van de civielrechtelijke procedures en digitaal procederen mogelijk moeten maken, opleveren voor de rechtspraak en de rechtsbijstand?
De Raad voor de rechtspraak zal naar verwachting de algemene efficiencytaakstelling uit het Regeerakkoord gaan invullen met besparingen die met name door de digitalisering van de rechtsgang en de werkprocessen worden behaald.
De wetsvoorstellen van het programma Kwaliteit en Innovatie rechtspraak (KEI) leiden niet tot voorzienbare besparingen voor de gefinancierde rechtsbijstand.
138
Op welke wijze wordt er bij de bezuiniging op de gefinancierde rechtsbijstand d.d. 1 oktober 2013 rekening mee gehouden dat de Immigratie- naturalisatiedienst (IND) en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in hoger beroep bezwaarschriften met grote regelmaat afdoen als kennelijk ongegrond, enkel om af te kunnen zien van het horen, terwijl wel uitgebreid wordt gemotiveerd en er in beide gevallen inhoudelijk wel degelijk een grond kan zitten in de argumenten van de advocaat?
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State doet vreemdelingenzaken in ongeveer 95% van de gevallen zonder zitting af. Bij deze wijze van afdoening komen in de praktijk drie varianten voor.
Ten eerste, indien door de rechtsbijstandverlener onjuiste grieven zijn aangedragen kan op grond van artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000 het hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard. De Afdeling bestuursrechtspraak kan in dit geval ook de zaak met een kennelijk niet-ontvankelijkheidverklaring afdoen. Dit komt ongeveer 130 maal per jaar voor
Ten tweede kan de Afdeling bestuursrechtspraak met toepassing van artikel 8:54 Awb de zaak afdoen. In dit artikel wordt expliciet gewezen op de kennelijke afdoeningen. In het algemeen gaat het daarbij om zaken waarvan de afdoening aanstonds duidelijk is. Er zijn ook zaken die wel meer werk vragen van de advocaat. Het betreft dan met name de zaken waarbij hoger beroep uiteindelijk met een (kennelijke) gegrondverklaring eindigen.
Ten derde kan voor het snel afdoen van grote aantallen zaken in hoger beroep, de Afdeling bestuursrechtspraak gebruik maken van twee wettelijke middelen: buiten zitting en verkorte motivering (artikel 91 van de Vreemdelingenwet 2000).
In al deze gevallen geldt dat in den brede de zaken waaraan meer werk moet worden besteed zich uitmiddelen tegen de zaken waaraan minder werk wordt besteed. De honorering van de advocaat- die is gebaseerd op een puntenaantal- is hierop afgestemd waarbij voor het vaststellen van het puntenaantal in zaken die met een kennelijke uitspraak worden afgedaan, een vergelijk is getrokken met de zaken waarin een eenvoudig rechtskundig advies wordt gegeven en waaraan twee punten worden toegekend.
139
Zijn de genoemde kosten van het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand, die volgens de brief van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 12 juli 2013 (Kamerstuk 31 753, nr. 64) de afgelopen jaren zijn toegenomen van ongeveer 330 miljoen in 2002 naar ongeveer 495 miljoen in 2012, nominaal? Zo nee, waarom niet? Is er onderzoek gedaan naar deze kostenstijging? Zo ja, kunnen de resultaten naar de Kamer worden gestuurd? Zo nee, waarom niet en wordt dit alsnog gedaan? Zou de 330 miljoen euro uit 2002 ongeveer 415 miljoen waard zijn in 2012 als rekening zou worden gehouden met een inflatie van gemiddeld ongeveer 2%? Zo ja, waarom is dit bedrag niet benoemd? Zo nee, waarom niet?
De genoemde kosten zijn nominaal, waaronder hier wordt verstaan de kosten die in het betreffende begrotingsjaar door VenJ zijn gemaakt voor het stelsel van de gefinancierde rechtsbijstand.
De raad voor rechtsbijstand monitort de ontwikkelingen van het aantal toevoegingen dat ieder jaar door de raad wordt afgegeven. De meest recente informatie waarover ik beschik met betrekking tot de oorzaken van het toegenomen beroep op de rechtspraak betreft het rapport «De toekomst van de nationale rechtsstaat» van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Het rapport noemt met name de toenemende individualisering en juridisering als factoren die leiden tot een toenemend beroep op de rechtspraak en daardoor een groeiende behoefte aan rechtsbijstand. De monitor gesubsidieerde rechtsbijstand bevat gedetailleerder cijfermateriaal over de toename van de volumes in de rechtsbijstand. Deze monitor wordt jaarlijks reeds aan de TK toegezonden.
Gebruikmakend van het door het CBS gehanteerde inflatiecijfer zou een bedrag van € 330 miljoen uit 2002 ongeveer € 395 miljoen waard zijn in 2012. Indien de gerealiseerde kosten van het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand in 2012 (€ 495 miljoen) worden gecorrigeerd naar het prijspeil van 2002, zouden deze kosten circa € 415 miljoen bedragen.
De naar inflatie gecorrigeerde kosten zijn grafisch weergegeven in de brief van 12 juli 2013 in de grafiek «Ontwikkeling uitgaven rechtsbijstand 2002–2012» (pagina 5). In de opgenomen grafiek zijn zowel de nominale uitgaven aan gesubsidieerde rechtsbijstand in de periode 2002 tot 2012 opgenomen als wat de uitgaven in deze periode zouden zijn geweest gecorrigeerd voor inflatie uitgaande van het prijsniveau in 2002.
140
Welke wijzigingen hebben per 1 oktober 2013 plaatsgevonden voor rechtzoekenden en sociale advocaten? Hebben de plannen met betrekking tot de nieuwe bezuinigingen van 85 miljoen tot wijzigingen geleid in het Besluit aanpassingen eigen bijdrage rechtzoekenden en vergoeding rechtsbijstandverleners? Zo ja, welke?
Per 1 oktober jl. is het Besluit aanpassingen eigen bijdrage rechtzoekenden en vergoeding rechtsbijstandverleners in werking getreden. In dit besluit zijn de volgende maatregelen opgenomen:
1. Een generieke verhoging van de eigen bijdrage voor rechtzoekenden die gesubsidieerde rechtsbijstand ontvangen.
2. Een extra verhoging van de eigen bijdragen bij verbreking van een huwelijkse of niet-huwelijkse relatie en daarmee samenhangende verzoeken.
3. Het opnieuw heffen van een eigen bijdrage bij een tweede en volgend deskundigenoordeel.
4. Het opnieuw heffen van een eigen bijdrage in bewerkelijke zaken.
5. Het verkrijgen van een lagere vergoeding ingeval van een procedure die eindigt met een kennelijke afdoening.
6. Afschaffing van de anticumulatieregeling waardoor er geen korting meer wordt gegeven op de eigen bijdrage indien er binnen een half jaar meerdere toevoegingen worden aangevraagd en afgegeven.
7. Een verlaging van de vergoeding voor rechtsbijstandverleners.
De plannen met betrekking tot de nieuwe bezuinigingen van € 85 miljoen hebben niet tot wijziging van het Besluit aanpassingen eigen bijdrage rechtzoekenden en vergoeding rechtsbijstandverleners geleid.
141
Tot hoeveel vraaguitval en tot welke besparing leiden de maatregelen zoals die per 1 oktober 2013 zijn ingevoerd met de invoering van het Besluit aanpassingen eigen bijdrage rechtzoekenden en vergoeding rechtsbijstandverleners?
De inschatting op basis van de uitgevoerde quick scan naar de volume-effecten is dat de verhoging van de eigen bijdrage in het Besluit aanpassingen eigen bijdrage rechtzoekenden en vergoeding rechtsbijstandverleners, bij voor het overige gelijkblijvende omstandigheden, leidt tot een afname van het beroep op gesubsidieerde rechtsbijstand van in totaal circa 5%. De verwachte structurele besparing als gevolg van dit besluit is € 40,4 miljoen.
142
Wat zijn de richtsnoeren voor de doorlooptijden bij de onderscheiden gerechten?
Elke rechtbank en elk gerechtshof moet in 2014 gaan voldoen aan alle voor de rechtbanken en hoven gestelde normen die te vinden zijn in het overzicht op pagina 132 van de begroting. Alleen de norm voor dagvaardings-handelszaken in hoger beroep is zodanig aangescherpt dat 90% binnen twee jaar dient te zijn afgehandeld in plaats van 80% binnen twee jaar.
143
Wat is de stand van zaken rond de Alternative Dispute Resolution (ADR en de Online Dispute Resolution (ODR)? Is het juist dat hiervan geen meerwaarde in Nederland wordt verwacht? Heeft de regering hiervoor gestemd?
De regering heeft ingestemd met de Richtlijn ADR en de Verordening ODR. Momenteel wordt implementatiewetgeving voorbereid. In tegenstelling tot Nederland hebben veel andere lidstaten geen of een beperkt stelsel ADR voorzieningen. De meerwaarde voor Nederland is dan ook gelegen in het feit dat nu alle lidstaten een stelsel moeten opzetten dat kwalitatief aan de maat is. Daardoor zijn ook Nederlanders die over de grens winkelen daar verzekerd van een kwalitatief goede alternatieve geschiloplossing. Ook hebben de Stichting Geschillen Commissie en het Kifid aangegeven dat zij in de voorstellen een stimulans zien om de huidige praktijk waar nodig verder te optimaliseren. In Nederland wordt voorzien in een vangnetcommissie bij Stichting Geschillen Commissie. Hierdoor hebben burgers voor alle consumentengeschillen toegang tot buitengerechtelijke geschiloplossing.
144
Wordt mediation vergoed door de gesubsidieerde rechtsbijstand?
Voor mediation als bedoeld in artikel 33a van de Wet op de rechtsbijstand kan een toevoeging worden verleend. De rechtzoekende betaalt hiervoor een eigen bijdrage van maximaal € 103. Deze maximale eigen bijdrage is lager dan de laagste eigen bijdrage voor rechtsbijstand verleend door een advocaat, waarmee wordt beoogd het gebruik van mediation te stimuleren.
145
Kunnen de posten bij tabel 32.1 op pagina 34 inzichtelijker worden gemaakt? Kan worden uitgelegd waarom de opgetelde bedragen voor eigen personeel en externe inhuur niet overeenkomen met het totaalbedrag voor personeel? Kan inzichtelijk worden gemaakt waar de rest aan wordt uitgegeven? Kan dit ook worden toegelicht voor de post «Materieel»?
In de begroting is het programmageld en het apparaatsgeld strikt van elkaar gescheiden. Hiermee wordt beter inzichtelijk gemaakt wat wordt uitgegeven aan personeel en materieel. Binnen de categorie personeel is een verdere uitsplitsing gemaakt van eigen personeel en externe inhuur, bij materieel van ICT-uitgaven en bijdragen aan shared service organisaties. Deze posten tellen niet op tot het totaalbedrag omdat overige personele en materiële kosten niet hoeven te worden toegelicht. Het gaat hierbij onder andere kosten voor opleidingen, reis- en verblijfkosten, drukwerk, etc.
146
Waarom gaat het Bureau Financieel Toezicht (BFT) op de begroting van ruim 6 miljoen terug naar ruim 2 miljoen? Wat is de reden van deze verlaging? Zal dit ten koste gaan van de toezichthoudende taken bij de BFT? Zo nee, op welke manier zal deze bezuiniginggerealiseerd moeten worden?
Deze maatregel komt voort uit het regeerakkoord, daarin valt te lezen «We gaan de vormgeving van toezicht waar nodig herbezien – ook in samenwerking met de medeoverheden – om met behoud van effectiviteit de toezichtlasten te verminderen». Van de bezuinigingen, die op basis van het Regeerakkoord moesten worden doorgevoerd is € 4 mln. toegerekend aan het BFT. De beroepsbeoefenaren waar het toezicht op ziet, gaan zelf betalen voor dat toezicht. Daartoe is in voorbereiding de Wijzigingswet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht juridische beroepen. Omdat het hier dus gaat om een wijziging in de financieringsstroom van het toezicht, raakt dit niet aan de inhoud van het toezicht.
147
Kan de daling aan uitgaven aan de Wet schuldsanering natuurlijke personen worden toegelicht? Worden er minder schuldsaneringen verwacht? Zo ja, op grond waarvan?
De daling in de meerjarig begrote uitgaven aan de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp) hangt samen met de herijking van het vergoedingensysteem voor bewindvoerders benoemd in de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen die per 1 oktober jl. is ingevoerd. Zoals in de Nota van Toelichting bij het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering is uiteengezet, is op grond van het uitdelingsonderzoek van de achtste Monitor Wsnp de verwachting dat in gemiddeld de helft van de zaken de gehele vergoeding voor de bewindvoerder uit de boedel zal kunnen worden voldaan en dat in de andere helft van de zaken de boedel aanleiding geeft tot uitkering van de gehele of een deel van de vergoeding als subsidie aan de bewindvoerder ten laste van het ministerie. Hiervoor is een besparing in de begroting opgenomen die oploopt tot circa € 4 mln. per jaar. Hoeveel deze besparing exact zal bedragen, is moeilijk op voorhand te meten en is tevens afhankelijk van de wijze waarop de boedels zich gedurende de looptijd van het Wsnp-traject ontwikkelen. Ook kan het aantal daadwerkelijk uitgesproken schuldsaneringen in de komende jaren effect hebben op deze uitgaven.
148
Wat betekent het voor het aantal mensen dat instroomt in de schuldsanering dat 3 miljoen minder wordt begroot in 2014 ten opzichte van 2013?
Ten opzichte van 2013 wordt er in 2014 € 2 miljoen minder aan uitgaven voor de Wettelijke schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp) begroot. Het lager begrote bedrag voor Wsnp hangt, zoals bij vraag 147 is toegelicht, samen met de herijking van het vergoedingensysteem voor bewindvoerders die per 1 oktober jl. is ingevoerd.
149
Betekent de vermindering van de uitgaven aan toevoegingen voor rechtsbijstand niet gewoon een bezuiniging van 121 miljoen? Hoe verhoudt dit bedrag zich tot de 91 miljoen (pagina 19) en 70 miljoen (pagina 158) aan bezuinigingen op de rechtsbijstand?
In de brief van 12 juli jl. (Kamerstuk 31 753, nr. 64) heeft de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie aangekondigd maatregelen voor te bereiden die vanaf 2018 leiden tot een structurele besparing op de gesubsidieerde rechtsbijstand van € 85,1 miljoen. Er wordt geen grotere besparing beoogd.
Op pagina 19 en 158 staan respectievelijk de belangrijkste beleidsmatige mutaties en de mutaties in de verplichtingen- en uitgavenramingen weergegeven die hebben plaatsgevonden na de 1e suppletoire begroting 2013. Het verschil tussen het op pagina 19 genoemde bedrag van € 91,1 miljoen en de besparing van 85,1 miljoen betreft € 6 miljoen en heeft betrekking op technische correcties die voortvloeien uit de Voorjaarsnota, op de besparing die het conceptbesluit aanpassing vergoeding tweede of volgende aanvragen vreemdelingen gaat opleveren en op de besparingen uit de AMvB herijking bewindvoerdervergoedingenstructuur. Deze laatste besparing valt voor de begroting onder hetzelfde beleidsartikel als de rechtsbijstand. Voorts is in de tabel het op pagina 158 genoemde bedrag van € 70,1 miljoen een technische correctieboeking verwerkt. Deze heeft geen betekenis voor het daadwerkelijk beschikbare budget en de besparing van € 85,1 miljoen.
150
Waarom krijgt het College bescherming persoonsgegevens (Cbp) er wel taken bij, zoals de meldplicht datalekken, maar na een aanvankelijke stijging in 2014, vervolgens een steeds lager budget?
Als gevolg van de taakstellingen uit het regeerakkoord Rutte II zijn de meerjarige budgettaire kaders vanaf 2016 naar beneden bijgesteld (oplopend van 3,2% in 2016 tot 8,9% in 2018). Deze taakstelling is over alle departementen, inclusief ZBO's c.a. en exclusief krijgsmacht en politie, versleuteld. Als gevolg van deze taakstellingen wordt ook het budget van het Cbp naar beneden bijgesteld. In vergelijking tot andere overheidsorganisaties is het budget van het Cbp overigens verhoogd, nu naar aanleiding van een motie bij de begrotingsbehandeling 2013 (TK 2012/13, 33 400 VI, nr. 100) in het kader van het woonakkoord structureel een bedrag van € 750.000,– aan het budget van het Cbp is toegevoegd.
151
Hoe wordt de veranderende taakvervulling door het Cbp opgevangen in deze begroting?
Naar aanleiding van een motie bij de begrotingsbehandeling 2013 (Kamerstuk 33 400 VI, nr. 100) is het mogelijk gebleken om In het kader van het woonakkoord ten behoeve van het Cbp extra middelen te genereren Dit heeft geresulteerd in een structurele aanvulling op het budget van het Cbp van € 750.000,–. Met dit bedrag wordt het Cbp toegerust om nu en in de toekomst, adequaat aan haar taken uitvoering te geven. Hieronder wordt tevens verstaan de nieuwe taken die voortvloeien uit de meldplicht datalekken en de uitbreiding van boetebevoegdheden.
152
Waarom daalt het budget voor het College voor de Rechten van de Mens (CRM)?
Het budget voor het CRM daalt ten opzichte van de begroting 2013 door met name een overboeking van het budget voor de huisvestingskosten naar artikel 91 (Apparaat kerndepartement). Deze overboeking vindt plaats in het kader van Verantwoord begroten omdat de betaling van de huisvestingskosten door het kerndepartement gebeurt. Daarnaast daalt het budget voor het CRM vanaf 2016 als gevolg van de efficiencytaakstelling op de rijksdienst uit het regeerakkoord Rutte II.
153
Is de oprichting van het CRM verplicht gesteld vanuit Europa? Heeft die instelling meerwaarde ten opzichte van de Commissie Gelijke Behandeling? Leidt de reeds geëffectueerde samenvoeging van deze twee instellingen tot efficiency besparingen waardoor de subsidie/bekostiging ervan naar beneden kan worden bijgesteld?
De instelling van het CRM vloeit voort uit internationale afspraken (de zgn. Paris Principles), zowel binnen de VN als de Raad van Europa, dat alle lidstaten een nationaal mensenrechteninstituut oprichten. De meerwaarde van het CRM ten opzichte van de (oude) Commissie Gelijke Behandeling (CGB) komt tot uitdrukking in de bredere scope van het CRM: waar de Cgb zich beperkte tot gelijke behandeling als onlosmakelijk onderdeel van de mensenrechten, is het CRM de belangenbehartiger van álle mensenrechten. Het onderbrengen van de gelijkebehandelingstaken van de CGb bij het CRM draagt bij tot synergie, die aan alle aspecten van de mensenrechten ten goede komt.
De samenvoeging leidt niet tot een efficiencyslag omdat de taken op het terrein van de gelijke behandeling naast de nieuwe taken van het CRM blijven bestaan, terwijl tegelijkertijd de nieuwe taken van het CRM op een verantwoorde manier en conform de eisen van de Paris Principles moeten worden vormgegeven. Het antwoord op vraag 152 gaat in op de daling van het budget van het CRM.
154
Is extra capaciteit nodig voor het voornemen van de Hoge Raad een inhaalslag te maken en de doorlooptijd van de behandeling van een zaak rond een jaar te brengen of gaat dit ten koste van de kwaliteit van de rechtspraakZo nee, hoe gaat de Hoge Raad dat bereiken zonder dat dat extra kosten met zich meebrengt of zonder dat de kwaliteit van de rechtspraakachteruit gaat?
In de periode 2010–2012 is de personele capaciteit van de Hoge Raad tijdelijk uitgebreid. De Hoge Raad beoogde daarmee de bestaande werkvoorraden, die waren ontstaan door een verhoogde instroom en toenemende complexiteit van zaken in de jaren daarvoor, terug te brengen en de doorlooptijd te bekorten. De Hoge Raad is hierin goeddeels geslaagd.
Per 1 juli 2012 is bij de wet «Versterking cassatierechtspraak» artikel 80a RO in werking getreden. In gevolge dit artikel beschikt de Hoge Raad over de mogelijkheid om na een inhoudelijke beoordeling van een zaak, het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, wanneer de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, omdat de partij die het cassatieberoep instelt klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep of omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden. De eerste ervaringen met dit artikel zijn voorzichtig positief.
Toepassing van dit artikel in zaken die zich daarvoor lenen biedt de Hoge Raad de mogelijkheid die zaken versneld af te doen en oplopende werkvoorraden te voorkomen.
155
Hoe is de afbakening tussen het BFT en de Autoriteit Financiële Marktengeregeld met betrekking tot het toezicht op naleving van de Wet ter voorkoming van witwassen en het financieren van terrorisme? Is het in het belang van de rechtseenheid dat beide organisaties zich met hetzelfde onderwerp bezighouden? Komt dit de kwaliteit en de efficiency ten goede? Zijn alle notarissen en deurwaarders onderworpen aan het toezicht uitgeoefend door het BFT?
Het Bureau Financieel Toezicht (BFT) is belast met het toezicht op advocaten, (kandidaat-) notarissen en toegevoegd notarissen, belastingadviseurs, registeraccountants, accountants-administratieconsulenten, dan wel degene die anderszins zelfstandig onafhankelijk beroeps- of bedrijfsmatig daarmee vergelijkbare activiteiten verricht, zoals administratiekantoren, belastingadviseurs en bedrijfseconomische adviseurs. De Stichting Autoriteit Financiële Markten (AFM) is belast met het toezicht op beleggingsondernemingen, beleggingsinstellingen en financiële dienstverleners voor zover deze financiële dienstverleners bemiddelen in levensverzekeringsovereenkomsten.
Er is geen overlap tussen het toezicht van het BFT en de AFM in het kader van de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme. Bovenstaande toezichthouders zijn, omdat zij reeds als toezichthouder in het kader van andere wetten waren aangewezen, of omdat zij al veel ervaring hadden opgedaan met de onder hun toezicht gestelde beroepsgroepen aangewezen als Wwft-toezichthouder. Hierdoor is sprake van effectief en efficiënt toezicht. In het kader van de Wwft vindt een toezichthoudersoverleg plaats waar zowel AFM als het BFT aan deelnemen.
Alle (kandidaat-) notarissen en toegevoegd notarissen vallen onder het toezicht waarmee het BFT is belast in het kader van de Wet op het notarisambt en de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme. Alle (kandidaat-) gerechtsdeurwaarders en toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarders vallen onder het toezicht waarmee het BFT is belast in het kader van de Gerechtsdeurwaarderswet.
156
Waarom wordt de subsidieverlening aan de Geschillencommissie voor Consumentenzaken (SGC) niet verhoogd maar zelfs verlaagd per 2014, ondanks de verwachte hogere zaakinstroom door de herziening van het stelsel van de gefinancierde rechtsbijstandwaardoor meer consumentenzaken voorgelegd worden aan de SGC?
Het ministerie verstrekt jaarlijks een lumpsum subsidie aan de Stichting Geschillencommissies voor Consumentenzaken (SGC). Daarmee wordt voorzien in de dekking van enerzijds de vaste, organisatorische kosten die de SGC maakt om de bij haar aangesloten commissies in staat te stellen de consument een eenvoudige, snelle en relatief goedkope oplossing te bieden voor zijn geschil en anderzijds ervoor te zorgen dat de SGC de aansluiting van nieuwe commissies kan bewerkstelligen. Ook verstrekt het ministerie subsidie om op projectbasis initiatieven te ondersteunen bij de SGC die erop gericht zijn de bestaande procedures bij de geschillencommissies verder te verbeteren c.q. vernieuwingen door te voeren.
De kosten van de geschillencommissies zelf, de zogenoemde zaaksgerelateerde kosten, worden niet door het ministerie gesubsidieerd. Deze kosten komen voor rekening van de in het conflict betrokken partijen (i.c. de consument en de ondernemer).
In de VenJ-begroting voor 2014 was een bezuiniging op de subsidie voor de SGC opgenomen. Dit is heroverwogen en besloten is om in 2014 de subsidie aan de SGC niet te verlagen. Wel is een verlaging van de subsidie aan de SGC voorzien vanaf 2016 vanwege de rijksbrede efficiencytaakstelling uit het Regeerakkoord.
157
Op welke wijze is er in de begroting rekening gehouden met de poortwachtersfunctie van het Juridisch Loket? Waarom stijgt het aantal klantcontacten niet en gaan de uitgaven omlaag, terwijl de verantwoordelijkheden van het Juridisch Loket wordt vergroot?
Er is in de begroting nog geen rekening gehouden met de invloed van de invoering van verplichte selectie aan de poort op het aantal klantcontacten in de eerste lijn. In de brief van 12 juli jl. met betrekking tot de stelselvernieuwing rechtsbijstand (Kamerstuk 31 753, nr. 64 ) is geschetst dat door middel van pilots zal worden nagegaan welke inrichting van de eerste lijn de voorkeur verdient. Het verwachte aantal klantcontacten is afhankelijk van de besluitvorming die, mede gebaseerd op de uitkomsten van de pilots, begin 2014 zal plaatsvinden.
In de tabel 32.2 in de VenJ-begroting (p. 37) is het aantal klantcontacten opgenomen voor het Juridisch Loket. De prognose van het aantal klantcontacten is gebaseerd op de realisatie in 2012. De daling in de uitgaven aan het Juridisch Loket houdt nog verband met de eerdere rijksbrede efficiencytaakstelling uit Rutte I.
158
Is de verwachting dat, doordat het Juridisch Loket de functie van poortwachter krijgt door de voorgenomen stelselwijziging rechtsbijstand, het aantal klantcontacten van het juridisch loket sterker zal stijgen dan voorzien? Zo ja, welke gevolgen zijn voorzien voor de begroting op dit punt?
Zoals in de brief van 12 juli jl. met betrekking tot de stelselvernieuwing rechtsbijstand (Kamerstuk 31 753, nr. 64) is geschetst zal door middel van pilots worden nagegaan welke inrichting van de eerste lijn de voorkeur verdient. Het verwachte aantal klantcontacten is afhankelijk van de besluitvorming die, mede gebaseerd op de uitkomsten van de pilots, begin 2014 zal plaatsvinden.
159
Hoe wordt de verwachte daling van het aantal toevoegingen in het strafrecht verklaard?
De prognose van het aantal toevoegingen in het strafrecht (ambtshalve en regulier tezamen) daalt. Dit volgt uit de in de brief van 12 juli (Kamerstuk 31 753, nr. 64) aangekondigde maatregel tot wijziging van het moment van verlening van de ambtshalve straftoevoeging naar het eerste moment van gevangenhouding. Verdachten die na het bevel tot inbewaringstelling in vrijheid worden gesteld, kunnen na invoering van deze maatregel een reguliere straftoevoeging aanvragen. Hiervoor geldt een inkomens- en vermogenstoets, zodat slechts een deel van de huidige verdachten met een ambtshalve toevoeging straks voor een reguliere straftoevoeging in aanmerking komt.
160
Is het juist dat in het kader van rechtsbijstand een positief cassatieadvies wel tot een vergoeding leidt en een negatief cassatieadvies niet?
De werkzaamheden in het kader van een cassatieadvies worden door de raad voor rechtsbijstand vergoed. De kwalificatie positief of negatief cassatieadvies speelt daarin in principe geen rol.
De werkzaamheden van de advocaat vallen in beginsel onder de toevoeging van het hoger beroep als dezelfde advocaat die het hoger beroep heeft behandeld het cassatieadvies verzorgt. Als bij een positief advies cassatie wordt ingesteld begint een nieuwe procedure waarvoor een (nieuwe) procedure toevoeging kan worden aangevraagd door de advocaat.
Als een nieuwe advocaat het cassatieadvies opstelt dan zal hij daarvoor apart een toevoeging moeten aanvragen. Bij een positief advies zal een (nieuwe) cassatieprocedure worden opgestart en een procedure toevoeging worden afgegeven. Bij een negatief advies krijgt deze nieuwe advocaat een vergoeding voor zijn advies.
161
Klopt het dat de egalisatieregeling en het eigen vermogen van de gerechten onvoldoende zal zijn om de benodigde financiering voor de werkzaamheden van 2014 te dekken? Zo ja, wat wordt hieraan gedaan?
Nee. De bijdrage aan de rechtspraak, de egalisatieregeling en het eigen vermogen zijn tezamen voldoende om het geprognosticeerde zaaksaanbod te behandelen, zowel in 2014 als in de andere jaren.
162
Wat zijn de gevolgen van het afbouwen van de productiecapaciteit van de gerechten waarnaar de Raad voor de rechtspraak verwijst?
De Raad voor de rechtspraak geeft in de begroting Rechtspraak 2014 aan dat, als er onvoldoende aanvullende financiering van het Kabinet komt, de Rechtspraak moet gaan starten met het afbouwen van de productiecapaciteit van de gerechten. Dit zal – aldus de Raad – ertoe leiden dat de voorraden en doorlooptijden gaan oplopen. De mate waarin dit is afhankelijk van de verdere ontwikkeling van de zaakinstroom. Ook geeft de Raad aan dat de vernieuwingsagenda «Kwaliteit en Innovatie» dan niet kan worden uitgevoerd.
De situatie die de Raad beschrijft zal zich echter niet aandienen. Mijn bijdrage aan de rechtspraak, de egalisatieregeling en het eigen vermogen zijn tezamen voldoende om de komende jaren het geprognosticeerde zaaksaanbod te behandelen. De Raad komt daardoor niet in de positie dat productiecapaciteit zou moeten worden afgebouwd en daardoor voorraden en doorlooptijden zouden oplopen en/of de vernieuwingsagenda niet zou kunnen worden uitgevoerd.
163
Wat betekent de afname van het aantal toevoegingen in civiele zaken van 244.346 in 2013 naar 231.630 zaken in 2014 en 179.271 in 2018 en de stijging van het aantal civiele zaken voor de toegang tot de civiele rechter van de rechtzoekende burger?
De toegang tot de civiele rechter heeft geen directe relatie tot het aantal toevoegingen en het aantal procedures. Niet alleen rechtzoekenden met een toevoeging doen een beroep op de civiele rechter, zodat een verandering in deze verhouding ook veroorzaakt kan worden door redenen die buiten het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand liggen. Evenmin kan uit een verschuiving in deze verhouding worden afgeleid in hoeverre de toegang tot de rechter voldoende is gewaarborgd.
164
Kan worden aangegeven hoe de afname bij civiele zaken, waarbij een vraaguitval van 27% is geprognosticeerd in aantallen toevoegingen tussen 2012 en 2018 en 79% bij lichte adviestoevoegingen, zich verhouden tot de in het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) vastgelegde minimumniveau van toegang tot de rechter?
Het rechtsbestel is er op ingericht de burger toegang te geven tot het recht. Bij deze inrichting vormen de grondwettelijke opdracht en de verdragsrechtelijke verplichtingen een belangrijke toetssteen. Of de toegankelijkheid van het recht zich tenminste bevindt op het minimumniveau dat door het EVRM wordt vereist, zal in elke individuele zaak afzonderlijk moeten worden beoordeeld. Het aantal toevoegingen in civiele zaken vormt als zodanig geen maatstaf voor de beoordeling of de toegang tot het recht in voldoende mate is gewaarborgd.
165
Betekent het feit dat de productieafspraak bij de Raad voor de rechtspraaklager is dan de instroom in datzelfde jaar dat er zaken op de plank blijven liggen?
Nee. Voor zover de bijdrage niet toereikend is om het geprognosticeerde zaaksaanbod te behandelen, wordt er een beroep gedaan op de egalisatieregeling en het eigen vermogen van de rechtspraak. Dit om te voorkomen dat de voorraden en doorlooptijden oplopen.
166
Hoe lang kan nog een beroep worden gedaan op de reserves bij de Raad voor de rechtspraakWaarom is er nog steeds geen oplossing gevonden om te voorkomen dat jarenlang een beroep moet worden gedaan op deze reserves?
De omvang en duur van de instroomstijging als gevolg van de economische recessie is uiterst moeilijk te voorspellen. Deze onzekerheid, alsmede de financiële mogelijkheden van het kabinet, heeft ertoe geleid dat de geprognosticeerde instroom aan zaken niet volledig kon worden gefinancierd vanuit de bijdrage aan de rechtspraak. Om die reden doe ik een beroep op de reserves bij de rechtspraak. Mijn bijdrage aan de rechtspraak, de egalisatieregeling en het eigen vermogen zijn tezamen voldoende om het geprognosticeerde zaaksaanbod te behandelen.
167
Met welke voorstellen en maatregelen wordt getracht het doel te bereiken dat in 2015 meer dan 75 miljoen aan crimineel vermogen zal wordt afgepakt langs strafrechtelijke weg? Wordt ook het aantal financieel rechercheurs uitgebreid? Zo ja, met hoeveel fte?
Het kabinet investeert vanaf 2011 jaarlijks een bedrag oplopend tot 20 miljoen euro vanaf 2013 in de strafrechtketen ter versterking van het afpakken van criminele winsten. Als gevolg van deze investering is, ten behoeve van het afpakken van criminele winsten, de strafrechtketen uitgebreid met 178 fte, waarvan 129 fte bij de Nationale politie, de Bijzondere Opsporingsdiensten en de Koninklijke Marechaussee. Aan die investering is een taakstelling verbonden. De afpakdoelstelling in 2015 bedraagt, inclusief de verbeurdverklaring van 15 miljoen, in totaal € 90 mln. Dit moet na 2015 verder stijgen en vanaf 2017 jaarlijks ruim 100 mln. bedragen.
168
Hoeveel procent van de strafzaken zal ZSM worden afgedaan in 2014? Zijn alle type zaken daarvoor geschikt? Zo nee, hoe wordt dit onderscheid gemaakt en waar ligt de grens?
De verwachting is dat rond de 80% van de zaken volgens de ZSM-werkwijze kan worden afgedaan. Dat houdt in dat voor deze zaken een eerste beslissing in de richting van routering naar direct afdoen wordt genomen respectievelijk deze zaken naar de back office worden verwezen. Voor de ZSM-werkwijze komen in aanmerking de zaken waarvan de ZSM-officier inschat dat binnen 7 dagen een routerings- resp. afdoeningsbeslissing kan worden genomen, gegeven daarvoor nog benodigde activiteiten en onderzoek.
170
Welke taken moet het OMneerleggen als gevolg van de bezuinigingen? Hoe zal dit worden opgevangen?
Er is bij het Openbaar Ministerie geen sprake van het neerleggen van taken als gevolg van de bezuinigingen. In dit verband verwijs ik u naar mijn brief van 26 augustus 2013 aan uw kamer (Kamerstuk 33 400 VI, nr. 121) en het daarbij meegezonden rapport van de Galangroep naar de haalbaarheid van de bezuiniging door dit kabinet en het op 11 september jl. met u daarover gevoerde overleg.
171
Is het juist dat ongeveer 10% van de personeelsuitgaven van het OM besteed wordt aan de inhuur van externen? Kan deze post nader worden gespecificeerd?
Ja. Volgens schatting van het Openbaar Ministerie zal in de komende jaren circa 9% van de totale personeelsuitgaven (eigen personeel+externe inhuur) hieraan worden besteed. Daarvan heeft 55% betrekking op automatiseringsdeskundigen, 15% voor reguliere- en piek werkzaamheden en 18% juridische adviseurs, accountants en organisatie-adviseurs.
172
Wat zijn de eerste ervaringen met de introductie van het civielrechtelijke bestuursverbod? Is dit preventieve instrument reeds opgelegd? Zo ja, in welke situatie?
Het wetsvoorstel met betrekking tot de introductie van het civielrechtelijk bestuursverbod wordt aan de Raad van State gezonden voor advies. Er zijn nog geen ervaringen opgedaan met de toepassing ervan. Wel is een preventieve werking te verwachten als de civiele rechter van oordeel is dat een bestuurder voor een bepaalde duur niet meer als bestuurder mag functioneren.
173
Welke specifieke afspraken zijn met de politie gemaakt om de aanpak van relatief eenvoudige faillissementsfraudezaken verder te intensiveren?
Het Functioneel Parket van het Openbaar Ministerie heeft met de Arrondissementsparketten en regionale eenheden van de politie overleg gevoerd over de werkwijze en het aantal zaken. In een aantal regio’s heeft dit al geleid tot het instellen van pilots waarbij er een flink aantal meer zaken dan voorheen in behandeling genomen is. In Den Haag bijvoorbeeld, Amsterdam en Utrecht is dit het geval. Er wordt hard gewerkt aan een dergelijke aanpak en dit soort concrete afspraken voor alle regio’s. De politie heeft een handleiding, speciale faillissementsfraude-opleiding aan de Politieacademie en pakt in bepaalde regio’s met teams die daarvoor deels zijn vrijgemaakt in samenspraak met curatoren en RC’s een flink aantal zaken aan.
174
Welke specifieke afspraken zijn er met de politie gemaakt om de aanpak van relatief eenvoudige faillissementsfraudezaken te intensiveren?
Het Functioneel Parket van het Openbaar Ministerie heeft met de Arrondissementsparketten en politieregio’s overleg gevoerd over de werkwijze en het aantal zaken. In een aantal regio’s heeft dit al geleid tot het instellen van pilots waarbij er een flink aantal meer zaken dan voorheen in behandeling genomen is. In Den Haag bijvoorbeeld, Amsterdam en Utrecht is dit het geval. Er wordt hard gewerkt aan een dergelijke aanpak en dit soort concrete afspraken voor alle regio’s. De politie heeft een handleiding, speciale faillissementsfraude-opleiding aan de Politieacademie en pakt in bepaalde regio’s met teams die daarvoor deels zijn vrijgemaakt in samenspraak met curatoren en RC’s een flink aantal zaken aan.
175
Wat wordt er verstaan onder een relatief eenvoudige faillissementsfraudezaken?
De opsporing van eenvoudige faillissementsfraude is volgens de «Aanwijzing opsporing en vervolging faillissementsfraude» van het College van procureurs-generaal een zaak voor de regiopolitie (nu regionale eenheden van de politie). Zowel de politie als de FIOD spelen een rol in de opsporing van faillissementsfraude. In de «Aanwijzing opsporing en vervolging faillissementsfraude» wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds eenvoudige zaken en anderzijds complexe/gevoelige en zware zaken. De eenvoudige zaken hebben als kenmerk onder meer het ontbreken van administratie, het niet afgeven van de (volledige) bedrijfsadministratie aan de curator en/of het onttrekken van één of enkele activabestanddelen aan de boedel. Kenmerken van zware en complexe/gevoelige zaken zijn onder andere de omvang van het fraudebedrag, misbruik van rechtspersonen, georganiseerd verband, ondoorzichtige eigendomsverhoudingen of bestuurdersrelaties of gebruik van een stroman en de persoon van de verdachte (recidivist, publieke functie). De FIOD onderzoekt met name de zware faillissementsfraudezaken terwijl de regiopolitie de eenvoudige faillissementsfraudes onderzoekt. Het centrale meldpunt Faillissementsfraude bij de FIOD ziet toe op een juiste toedeling van zaken aan politie of FIOD conform de Aanwijzing faillissementsfraude. Door de politie is een leidraad eenvoudige faillissementsfraudezaken opgesteld en bij de politieacademie is een cursus over dat onderwerp ontwikkeld.
176
Hoeveel faillissementsfraudezaken werden er in 2012 afgedaan? Met hoeveel procent zou het aantal afgedane zaken in de toekomst moeten stijgen?
Bij faillissementsfraude is vaak sprake van andere strafbare gedragingen, zoals valsheid in geschrifte, oplichting en verduistering. In het bedrijfsprocessensysteem van het OM kunnen zaken ook onder deze andere termen worden geregistreerd. Een volledig overzicht van het aantal strafzaken waarin sprake is van faillissementsfraude is om die reden nog niet uit het bedrijfsprocessensysteem te genereren. Omdat de aanpak van fraude prioriteit heeft worden nu concrete afspraken gemaakt over de aantallen te behandelen zaken tussen politie-eenheden en Parketten voor relatief eenvoudige zaken. In een aantal regio’s heeft dit geleid tot het instellen van pilots waarbij er een flink aantal meer zaken dan voorheen in behandeling genomen is. In Den Haag bijvoorbeeld, Amsterdam en Utrecht is dit het geval. Er wordt hard gewerkt aan een dergelijke aanpak en dit soort concrete afspraken voor alle regio’s. De FIOD heeft de afgelopen periode al meer manuren ingezet in de aanpak van complexe faillissementsfraudezaken.
177
Kan de daling in de vastleggingen en apparaatsuitgaven van het OM over de periode 2013 tot en met 2018 in relatie tot de efficiencytaakstelling van het OM van 51,5 miljoen nader worden gespecificeerd?
Als gevolg van de gewijzigde indeling van de begroting in verband met het zogenoemde «verantwoord begroten»» is het totaal voor het OM beschikbare budget niet rechtstreeks uit de opgenomen bedragen te herleiden. Zo is een relevant deel van de in 2013 gepresenteerde materiële uitgaven in tabel 33.3 vanaf 2014 opgenomen onder de programma-uitgaven, zoals Nationale politie, verkeershandhaving OM en afpakken. In deze begroting is rekening gehouden met een totaal budget voor het Openbaar Ministerie in 2013 van € 605 miljoen dat daalt naar € 535 miljoen in 2018. De afname in deze periode heeft voor € 51,5 mln betrekking op de efficiencytaakstelling van dit kabinet op grond van het in 2012 gesloten regeerakkoord. Van de resterende afname was ruim € 8 mln voorzien in de voorgaande begroting 2013 en heeft het restant voornamelijk betrekking op overdracht van taken en daarbij horende middelen aan andere organisaties van het departement.
178
Wat wordt bedoeld met «SSO’s» in tabel 91.1?
De afkorting SSO’s staat voor Shared Service Organisations. Dit betreft agentschappen die Rijksbreed bedrijfsvoeringsdiensten (zoals facilitaire dienstverlening, bedrijfsmaatschappelijk, huisvesting en kantoorautmatisering) leveren. Binnen de Rijksoverheid kent men de volgende Rijksbrede Shared Service Organisaties:
– P-Direkt
– FMhaaglanden
– Rijksgebouwendienst (RGD)
– Doc-Direkt
– Werkmaatschappij
– Informatievoorziening en -technologie (IVENT)
– Logius
– SSO-ICT en Gemeenschappelijk Dienstencentrum (GDI)
– Dienst ICT Uitvoering (DICTU)
– Paresto
– Dienst Vastgoed Defensie (DVD)
Conform de Rijksbegrotingsvoorschriften worden de uitgaven aan deze diensten verantwoord op het centrale apparaatsartikel en maken ze onderdeel uit van de materiële apparaatsuitgaven.
179
Waaraan worden de resterende middelen, naast ICT en SSO’s, binnen de apparaatsuitgaven aan uitgegeven?
Conform de Rijksbegrotingsvoorschriften worden de apparaatsuitgaven uitgesplitst in personele en materiële uitgaven. Hierbij wordt aangegeven welk deel van de personele kosten betrekking heeft op eigen personeel en welk deel op externe inhuur. De overige personele uitgaven betreffen o.a. de uitgaven voor post-actieven.
Van de materiële uitgaven wordt aangegeven welk deel betrekking heeft op ICT (niet via SSO’s) en welk deel bijdrage is aan de rijksbrede Shared Service Organisaties (SSO’s). De overige materiële uitgaven betreffen onder andere de uitgaven voor koeriers -en pakketdiensten, vervoers- en verblijfskosten, communicatie (zoals uitgaven voor vakliteratuur en abonnementen en relatiegeschenken) en uitgaven voor huisvesting die niet aan de Rijksgebouwendienst worden betaald.
180
Waarvoor staat het bedrag van 43.773 in 2014, aflopend naar 39.875 in 2018, in tabel 33.3 onder 33.3 Opsporing en vervolging: Nationale politie? Wat gebeurt er met dit geld?
Het geld is bestemd voor verkeershandhaving. Het betreft een van de programma’s van het Openbaar Ministerie, waarvoor zij een bijdrage doet aan de nationale politie voor de verkeershandhavingsteams.
181
Wat is er waar van het bericht dat aangiftes tegen curatoren in faillissementsfraudezaken standaard niet in behandeling genomen worden? (Katholiek Nieuwsblad, 17 september 2013, http://www.katholieknieuwsblad.nl/nieuws/item/4489-pg-hoge-raad-ambtsinstructie-is-vervalsing.html)
Het bericht dat aangiftes tegen curatoren in faillissementsfraudezaken standaard niet in behandeling worden genomen is onjuist. Bij nader onderzoek is vastgesteld dat er een vervalste ambtsinstructie over dit onderwerp in omloop gebracht is.
182
Kan de enorme verlaging van uitgaven aan het OM worden toegelicht, zowel personeel (€ 46 miljoen minder in 2018) als materieel (bijna 107 miljoen minder in 2018)? Waarom is deze bezuiniging niet toegelicht en wordt volstaan met een standaard tekst wat de taak is van het OM?
Als gevolg van de gewijzigde indeling van de begroting in verband met het zogenoemde «verantwoord begroten»» is het totaal voor het OM beschikbare budget niet rechtstreeks uit de opgenomen bedragen te herleiden. Zo is een relevant deel van de in 2013 gepresenteerde materiële uitgaven in tabel 33.3 vanaf 2014 opgenomen onder de programma-uitgaven, zoals Nationale Politie, verkeershandhaving OM en afpakken. In deze begroting is rekening gehouden met een totaal budget voor het Openbaar Ministerie in 2013 van € 605 miljoen dat daalt naar € 535 miljoen in 2018. De afname in deze periode heeft voor € 51,5 mln betrekking op de efficiencytaakstelling van dit kabinet op grond van het in 2012 gesloten regeerakkoord. Van de resterende afname was ruim € 8 mln voorzien in de voorgaande begroting 2013 en heeft het restant voornamelijk betrekking op overdracht van taken en daarbij horende middelen aan andere organisaties van het departement.
183
Waarom verschillen de tabellen op pagina 41 en 44 voor wat betreft het onderdeel «afpakken»? Kunnen de posten «afpakken en «verbeurdverklaring niet beter worden gesplitst om de informatievoorziening op dit punt te verbeteren?
Het afpakken in de strafrechtketen kan langs verschillende wegen plaatsvinden; door de inzet van de ontnemingswetgeving, (ontnemings)schikkingen, een ontnemingscomponent in een transactie en verbeurdverklaringen. Het is aan het Openbaar Ministerie om per zaak te bepalen met welk instrument het beste kan worden afgepakt. In het kader van de investering door het kabinet in de versterking van het afpakken in de strafrechtketen heeft dit beleidsmatige uitgangspunt geleid tot de keuze te sturen op een afpakresultaat. Dit is tot uiting gebracht in tabel 33.3 op bladzijde 44 van de begroting. Het beoogde afpakresultaat voor 2015 bedraagt ruim 90 miljoen euro. In tabel 33.1 is abusievelijk verzuimd de beoogde verbeurdverklaring mee te nemen in het beoogde afpakresultaat. Dit verzuim wordt hersteld.
184
Kan een nadere indicatie worden gegeven van de aard en de omvang van de in de tabel onder «Opdrachten» vermelde onderwerpen?
In de tabel «budgettaire gevolgen van beleid» staat een overzicht van de financiële instrumenten die de minister inzet. Bijvoorbeeld een subsidie, bekostiging, opdracht, lening, garantie of een bijdrage aan een zelfstandig bestuursorgaan (ZBO) of aan mede-overheden. Zo is precies te zien waar het geld heen gaat. Voor wat betreft de categorie opdrachten wordt onder meer geld beschikbaar gesteld voor:
Schadeloosstellingen: een rechter kan in de rechterlijke uitspraak in zijn of haar oordeel een schadeloosstelling toekennen aan een van de partijen.
Gerechtskosten: op basis van wet tarieven in strafzaken krijgen specialisten die worden ingezet bij een gerechtelijke procedure een onkostenvergoeding werkzaamheden, tijdverzuim en reis- en verblijfkosten.
Verkeershandhaving OM: de uitgaven voor aanschaf, beheer en onderhoud van traject controlesystemen, digitale flitspalen en overige verkeers handhavingsmiddelen.
Afpakken: vergoedingen aan politie en opsporingsdiensten voor inspanningen om crimineel vermogen af te pakken.
185
Waar staat in de begroting het bedrag dat gereserveerd is voor het door derden verrichten van forensische diensten in opdracht van politie en justitie en hoe hoog is dat bedrag?
Bij Voorjaarsnota 2013 is € 1 mln. beschikbaar gesteld voor de verlenging van de interim- regeling particuliere instituten. Dit budget is onderdeel van de apparaatuitgaven (externe inhuur) van het Openbaar Ministerie. Bij Najaarsnota wordt de tweede en tevens laatste tranche voor 2013 ter grootte van € 0,5 mln. overgeheveld naar het Openbaar Ministerie. Over de toekomstige inrichting van forensisch onderzoek en de financiële middelen die ermee gemoeid zijn, zal ik naar verwachting uw Kamer nog informeren voor de begrotingsbehandeling.
186
Kan de dienst roerende zaken fuseren met domeinen?
Met de Dienst Roerende Zaken (DRZ) wordt in de begroting Domeinen Roerende Zaken aangeduid. Het gaat derhalve om dezelfde organisatie.
187
Welke instrumenten zijn er de afgelopen jaren ontwikkeld door het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CVC) om de maatschappelijke veiligheid te vergroten?
Het CCV heeft de afgelopen jaren op het terrein van preventie diverse instrumenten ontwikkeld, duurzame samenwerkingsverbanden gecreëerd en heeft ondersteuning geboden in de vorm van procesbegeleiding. Gezien de grote hoeveelheid, die in de openbare jaarverslagen en op de website van het CCV beschikbaar is, beperk ik mij hier tot enkele voorbeelden:
− Procesbegeleiding bij het succesvol gebleken Keurmerk Veilig Ondernemen voor winkelgebieden en de Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan, waarbij door middel van heldere afspraken tussen publieke en private partijen de criminaliteit op lokaal niveau adequaat wordt aangepakt en voorkomen.
− Een barrièremodel voor de aanpak van illegale hennepteelt
− Diverse stappenplannen voor betrokken organisaties en partijen die helpen bij de aanpak van bijvoorbeeld loverboys, fietsendiefstal, jeugdcriminaliteit en overlast.
− Tafel van 12 voor de verbetering van veiligheidsbeleving
− Concrete ondersteuning bij vragen over de Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast (Wmbveo)
189
Hoeveel schadeloosstellingen voor onrechtmatige detentie zijn er in 2012 verstrekt en welke bedrag is daarmee gemoeid?
Volgens CBS zijn in 2012 4.783 schadeloosstellingen voor onrechtmatige detentie verstrekt. Bedrag: € 12.580.500
190
Waarop zijn de bedragen gebaseerd die worden uitgekeerd als schadeloosstelling voor onrechtmatige detentie?
De verzoeken die worden behandeld, blijken nagenoeg uitsluitend te zijn gebaseerd op artikel 89 en 591(a) Wetboek van Strafvordering, in onderlinge samenhang. De verzoeken zijn ingediend door voormalige verdachten en hebben betrekking op schade als gevolg van inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis, proceskosten en kosten van rechtsbijstand.
191
A. Waardoor is het aantal claims van mensen die onterecht als verdachte in de cel hebben gezeten veroorzaakt, bijna verdrievoudigd?
B. Waar kunnen deze bedragen op de begroting worden teruggevonden?
C. Komen er maatregelen om het aantal gevallen en de duur van onterechte detentie te verminderen? Zo ja, welke? Of wordt juist een groei verwacht als gevolg van voorstellen uit het Regeerakkoord?
A. Uit analyse van het OM blijkt dat de recente trend in de toename van het aantal schadevergoedingen wegens onterechte detentie vooral wordt veroorzaakt doordat verdachten vaker in verzekering zijn gesteld, zonder dat dit naderhand leidt tot een vrijheidsbenemende straf. Dat leidde tot een sterke groei van het aantal claims voor de enkele dagen dat men was gedetineerd, die net als andere claims meer dan voorheen worden gehonoreerd als een vanzelfsprekende compensatie voor het leed dat daarmee is aangedaan (zoals blijkt uit het onderzoek «Vergoeding van schade ten gevolge van rechtmatig en onrechtmatig overheidsoptreden. Een beeld van de praktijk» (WODC, 2008).
B. Artikel 33.3 opsporing en vervolging – opdrachten staat het kader voor onrechtmatige detentie
C. De toename van het aantal inverzekeringstellingen zal mede zijn beïnvloed door de introductie van de inschakeling van de raadsman voor en bij het politieverhoor, voor zover dat wegens logistieke aanloopproblemen er toe leidt dat het verhoor niet binnen de 6 uren die daarvoor staan kan worden afgerond en het onderzoek vordert dat inverzekeringstelling wordt toegepast (zie het rapport «Raadsman bij politieverhoor» WODC, 2010). Aangenomen kan worden dat dit een tijdelijk probleem vormt. (Zo indiceert het onderzoek «Rechtsbijstand bij politieverhoor – Evaluatie van de Aanwijzing rechtsbijstand politieverhoor in Amsterdam-Amstelland, Groningen, Haaglanden, Limburg-Zuid, Midden- en West-Brabant en Utrecht». WODC, 2013). Evenzeer is een in dit verband relevant verschijnsel de toepassing van het zogenaamde «weekendarrangement». Dat is de aanpak van uitgaansgeweld waarbij de verdachte die op vrijdag- of zaterdagavond was aangehouden tot maandag bleef vastzitten. Inmiddels is hieraan een halt toegeroepen door de uitspraak van de Hoge Raad in 2011, dat zulke insluiting onrechtmatig was als er geen sprake was van een onderzoeksbelang. Dat zal een rem vormen op de inverzekeringstelling, al is dat in de cijfers van 2012 nog niet zichtbaar.
Gegeven deze ontwikkelingen zijn aanvullende specifieke maatregelen niet nodig. Wel is er uiteraard aanleiding om de ontwikkelingen ter zake scherp te blijven volgen.
192
Op welke wijze wordt, vooruitlopend op het wetsvoorstel inzake online kansspelen, opgetreden tegen bedrijven die online kansspelen aanbieden buiten Nederland maar gericht zijn op de Nederlandse markt en consumenten zonder dat deze een vergunning hebben? Zijn daar effectieve en voldoende juridische handvatten voor in de wet voorzien?
Gezien het grote aanbod van kansspelen op internet is de kansspelautoriteit genoodzaakt prioriteiten te stellen bij haar handhavingsactiviteiten. Ze heeft daartoe prioriteringscriteria opgesteld waarbij het uitgangspunt is handhavende activiteiten in eerste instantie te richten op aanbieders die zich onmiskenbaar richten op de Nederlandse markt. De aandacht van de kansspelautoriteit richt zich dan ook primair op aanbieders die aan één of meer van de prioriteringscriteria voldoen, waaronder aanbieders die reclame maken via radio, televisie of in geprinte media gericht op de Nederlandse markt, kansspelwebsites die eindigen op de extensie.nl en/of kansspelwebsites die in het Nederlands zijn te raadplegen. Eerder dit jaar zijn, in samenwerking tussen de politie en de kansspelautoriteit, zeven illegale kansspelwebsites buiten gebruik gesteld en heeft de kansspelautoriteit recent een boete van € 100.000 opgelegd aan een bedrijf dat op internet onder meer bingo en roulette aanbiedt.
Om de handhavingsmogelijkheden van de kansspelautoriteit verder te versterken, worden in het wetsvoorstel kansspelen op afstand enkele aanvullende handhavingsinstrumenten voorgesteld. Een daarvan is de bevoegdheid om partijen die illegale kansspelen op afstand bevorderen of daartoe middelen verschaffen, zoals betaaldienstverleners en internet-dienstverleners, een bindende aanwijzing te geven om die dienstverlening te staken.
193
Is bij de genoemde recidivecijfers rekening gehouden met de pakkans?
De recidivecijfers zijn door het WODC gecorrigeerd op een aantal aspecten, waaronder registratie-effecten. Dit betekent dat de cijfers zijn gecorrigeerd op schommelingen in onder meer de pakkans. De pakkans kan immers van jaar tot jaar verschillen, bijvoorbeeld wegens wisselende beleidsprioriteiten of toe- of afname van de capaciteit van de politie. Wanneer de pakkans in een willekeurig jaar toeneemt, kan ook een toename in de recidivecijfers van dat jaar worden verwacht, waardoor het vergelijken van de recidivecijfers van dat jaar met eerdere of latere jaren niet goed mogelijk is. Dergelijke verschuivingen in registratie-effecten kunnen dus het zicht op de ontwikkeling van de recidive vertroebelen. Door de correctie geven de cijfers volgens het WODC een betrouwbaar beeld van de afname van de strafrechtelijke recidive.
194
Welke cijfers zijn beschikbaar betreffende recidive na méér dan twee jaar?
In haar recidiveberichten gaat het WODC uitgebreid in op de 2-jaars recidive. Het gaat hier om gecorrigeerde recidivecijfers. Dit betekent dat rekening is gehouden met verschuivingen in de onderzoekspopulaties op achtergronden als sekse, leeftijd en het aantal eerdere justitiecontacten. Bovendien is gecontroleerd op registratie-effecten. Het laatste recidivebericht, met betrekking tot de strafrechtelijke recidive van justitiabelen uit de periode 2002–2009, bevat ook bijlagen waarin wordt ingegaan op de recidive na méér dan twee jaar. Dit betreft bijlage 6 t/m 10. De cijfers die in deze bijlagen worden gepresenteerd zijn overigens niet gecorrigeerd, maar betreffen ruwe recidivecijfers. Het laatste recidivebericht is te raadplegen op www.wodc.nl.
195
Is bekend dat de wachttijd van vier weken voor 27-minners in het kader van de Wet werk en bijstand (WWB) na een detentie nog steeds problemen oplevert, omdat iemand dan de eerste periode na detentie zonder geld zit en zich (verder) in de schulden moet steken om de kosten van levensonderhoud op te vangen? Hoe kan dit worden opgelost?
Met de wijzigingen van de Wet Werk en Bijstand (WWB) is per 1 januari 2012 voor alle jongeren tussen de 18 en 27 jaar een zoektijd van 4 weken ingesteld. Dit geldt ook voor jongeren die detentie verlaten. De jongere dient zich digitaal te melden bij het UWV en dan 4 weken op zoek te gaan naar algemeen geaccepteerde arbeid. Met het UWV is de afspraak gemaakt dat jongeren in detentie zich tot 1 januari 2014 schriftelijk kunnen aanmelden bij het UWV.
De vier weken zoektijd kan ingaan voor die jongere die eigen verantwoordelijkheid neemt en gemotiveerd is om al tijdens detentie aan zijn terugkeer in de maatschappij te werken. Of de inspanning in de laatste vier weken voldoende is geweest, is uiteindelijk aan het college van B&W om te beoordelen. Gemeenten kunnen in individuele gevallen mensen een voorschot geven op de uitkering.
DJI blijft tijdens detentie inzetten op re-integratie zodat mensen zo goed mogelijk terugkeren op de arbeidsmarkt om zo snel mogelijk zelf in hun levensonderhoud te kunnen voorzien. De inspanningen van DJI zijn erop gericht de justitiabele hiervoor maximaal te motiveren en te faciliteren. De afspraken en voortgang worden bijgehouden in het Detentie- & Reïntegratieplan. Op 1 januari 2014 zijn de digitale faciliteiten binnen DJI gerealiseerd waarmee gedetineerden zich digitaal kunnen melden bij het UWV en dan gedurende hun detentie op zoek kunnen gaan naar algemeen geaccepteerde arbeid.
196
Wordt de mogelijkheid van een slachtoffer-dadergesprek door Slachtoffer in Beeld nu beter onder de aandacht gebracht in de gevangenissen? Welke inspanningen zijn er op dit gebied? Kan dit worden toegelicht?
Op dit moment is in de aanmeldingen vanuit de PI voor een slachtoffer-dadergesprek een verdubbeling zichtbaar ten opzichte van 2012. Door Slachtoffer in Beeld (SiB) zijn diverse activiteiten ondernomen om slachtoffer-dadergesprekken binnen de gevangenissen beter onder de aandacht te brengen. SiB heeft voorlichting gegeven aan PI directeuren en met diverse PI’s zijn afspraken gemaakt over het voorlichten van gedetineerden en personeel. Sinds kort is het mogelijk dat gedetineerden zich vanuit de PI via de website van SiB aanmelden voor een gesprek. Daarnaast verzorgt SiB enkele modules binnen een herstelgerichte cursus voor gedetineerden. In deze cursus worden de onderwerpen schuld, schaamte en slachtofferschap bespreekbaar gemaakt wat een opmaat kan zijn naar een slachtoffer-dadergesprek.
197
Hoe wordt het openhouden van forensisch psychiatrisch centrum (FPC) Veldzicht financieel opgevangen?
Voor het behoud van regionale werkgelegenheid is in de begrotingsafspraken vanaf 2015 € 50 mln. per jaar uitgetrokken. De helft van dit bedrag is bestemd voor het Ministerie van Veiligheid en Justitie en wordt aangewend voor het open houden van de kliniek Veldzicht.
198
Wat zijn de gevolgen van het niet sluiten van FPC Veldzicht? Waarom is dit nu toch mogelijk, in tegenstelling tot wat de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie hierover in het debat over het Masterplan DJI 2013–2018 heeft opgemerkt?
De noodzakelijke bezuinigingen op en een dalende behoefte aan tbs-capaciteit liggen ten grondslag aan de plannen voor forensische zorg in het Masterplan. Met de sluiting van drie klinieken (Veldzicht, Oldenkotte, 2Landen) wordt het aanbod weer in overeenstemming gebracht met de vraag. De uitgangspunten voor het Masterplan zijn sinds het debat over het Masterplan niet gewijzigd.
Voor het openhouden van Veldzicht is budget ter beschikking gesteld in het kader van het Begrotingsakkoord (zie ook antwoord op vraag 197). Ik bezie momenteel op welke wijze ik deze capaciteit het beste kan aanwenden. Daarbij wil ik voorkomen dat de in het convenant met de GGZ gestelde doelen niet zullen worden gehaald. Het is denkbaar dat in Veldzicht ook andere populaties dan personen met een tbs-maatregel zullen worden ondergebracht.
199
Wat zijn de gevolgen voor het gesloten convenant met de GGZ en de forensische zorgsector? Kan FPC Oldenkotte nu ook open blijven?
Zoals ik in het antwoord op vraag 198 heb toegelicht, zijn de uitgangspunten voor het Masterplan DJI sinds het debat daarover in de Tweede Kamer niet gewijzigd. Voor het convenant met de brancheorganisaties VGN en GGZ Nederland voorzie ik voorshands geen gevolgen, omdat de wijze waarop Veldzicht open wordt gehouden een minimaal effect heeft op de afspraken in het convenant en het Masterplan DJI, zoals ik u ook in mijn brief van 4 november jl., over dit onderwerp heb uiteengezet.
Over het convenant ben ik wel in overleg getreden met de brancheorganisaties VGN en GGZ Nederland, om met elkaar te bezien welke gevolgen het openhouden van Veldzicht in het kader van het begrotingsakkoord heeft voor de forensische zorgsector.
200
Wat zijn de kosten voor Elektronische Detentie (ED) voor 2014 en 2015 uiteengezet in kosten voor de aanschaf en het onderhoud van de materialen en controle van de gedetineerde met ED?
De kosten voor Elektronische Detentie worden geraamd op gemiddeld € 77,– per dag per ED’er. In dit bedrag zijn de kosten verdisconteerd die voor de toepassing van ED moeten worden gemaakt. Dit geldt ook voor de kosten die voor de aanschaf en het onderhoud van de materialen en controle van de gedetineerde met ED moeten worden gemaakt. De precieze kosten voor de hierboven specifiek genoemde kosten zijn nog niet bekend. Thans wordt een Europese aanbesteding voorbereid die de hiervoor benodigde informatie zal genereren.
201
Hoe zal de verlaging van de subsidie aan het CCV met twee derde zijn weerslag hebben op de taken daarvan?
De subsidie voor het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) voor 2014 is in delen weergegeven in de begrotingsartikelen 33 en 34.
De optelsom van beide op naam van het CCV gestelde posten komt neer op circa € 4,2 miljoen. Bovendien is in artikel 33 – maar niet op naam van het CCV omdat dit deel uitmaakt van een bredere doelstelling herkenbaar in de begroting – een bedrag van circa € 1 miljoen opgenomen ten behoeve van Ondersteuning Nalevingsexpertise, uit te voeren door het CCV. Daarmee is het voor het CCV beschikbare bedrag in 2014 € 5,2 mln. In verhouding met de subsidie van 5,9 miljoen die het CCV ontving over 2013 betekent dit een daling met 12%.
Deze daling met 12% wordt deels gerealiseerd doordat bepaalde taken niet langer of met minder inzet worden uitgevoerd, bijvoorbeeld omdat projecten zich reeds in afrondende fase bevinden. Zorgvuldig is gekeken welke activiteiten kunnen worden gestopt of afgebouwd en/of worden overgelaten aan het bedrijfsleven, medeoverheden en burgers.
202
Heeft Slachtofferhulp Nederland taken erbij gekregen die de stijging van de subsidie van 19.862 miljoen naar 23.196 miljoen rechtvaardigt? Zo nee, hoe moet deze stijging dan worden gezien?
De stichting Slachtofferhulp Nederland heeft er geen specifieke taken bij gekregen. De subsidie die Slachtofferhulp Nederland heeft ontvangen voor het jaar 2013 is gelijk aan het budgettair kader voor 2014. Er heeft dus geen stijging plaatsgevonden. In de begroting 2013 stond het totale budget voor Slachtofferhulp Nederland tijdelijk over verschillende artikelen gepositioneerd vanwege de conversie van VBTB naar Verantwoord Begroten. Het budgettaire kader voor Slachtofferhulp Nederland voor 2013 wordt bij Najaarsnota 2013 gelijkgetrokken op één artikel en is gelijk aan het niveau van jaar 2014 en verder. Omdat de Najaarsnota 2013 na aanbieding van de Ontwerpbegroting 2014 aan uw Kamer wordt vastgesteld, was dit niet zichtbaar in de Ontwerpbegroting 2014.
203
Heeft de daling van de bijdrage aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), van 35.403 miljoen in 2013 naar 10.087 miljoen in 2018, gevolgen voor de taakuitoefening van het CJIB? Zo nee, waarom niet?
Nee. De in tabel 34.10 «Budgettaire gevolgen van beleid» (pagina 57) gepresenteerde budgetdaling betreft uitsluitend de reguliere kasbijdrage van het moederdepartement aan het CJIB. In deze reeks is in tegenstelling tot 2013 voor de jaren 2014 e.v. nog geen budget opgenomen voor specifieke opdrachten en projecten van het ministerie van VenJ. In de bijdrage voor 2013 zijn deze wel opgenomen, waarbij het belangrijkste project de inrichting van het Administratie en Informatiecentrum Executieketen (AICE) is in het kader van het programma Uitvoeringsketen Strafrechtelijk Beslissingen (USB). Zoals te lezen is in de agentschapsparagraaf CJIB, tabel 0.3.1, pagina 105, realiseert het CJIB meerjarig een sluitende begroting. Naast de bijdrage vanuit het ministerie van VenJ wordt het CJIB gefinancierd door overige departementen en derde partijen. De gezamenlijke financiering is meerjarig stabiel en er zijn dan ook geen gevolgen voor de taakuitoefening van het CJIB.
204
Hoe verhouden de extra taken voor het CJIB, zoals de coördinatie op de uitvoering van strafrechtelijke beslissingen, zich tot een sterk dalend budget van het CJIB, van 35 miljoen naar 10 miljoen?
De overdracht van de verantwoordelijkheid voor de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen van het openbaar ministerie naar de minister van VenJ leidt tot nieuwe taken voor het CJIB. Deze overdracht gaat gepaard met een overheveling van fte’s en middelen. In afwachting van definitieve besluitvorming over de exacte inrichting van de nieuwe werkzaamheden voor de jaren 2014 e.v. bij het CJIB heeft nog geen structurele budgetoverheveling naar het CJIB plaatsgevonden; dit zal worden gerealiseerd bij Voorjaarsnota 2014. Voor wat betreft het van 35 miljoen naar 10 miljoen dalende budget zij verwezen naar het antwoord op vraag 203.
205
Hoe verhoudt de daling van de bijdrage aan de Reclassering zich tot de uitbreiding van de taken, waaronder toezicht houden bij ED?
Er is sprake van een daling van de bijdrage aan de reclasseringsorganisaties. Dit geldt niet alleen voor 2013 maar ook voor de komende jaren. De krappe financiële kaders nopen tot een scherpe prioritering van de werkzaamheden die door de reclasseringsorganisaties dienen te worden uitgevoerd.
De voornoemde prioritering van werkzaamheden staat wel los van de uitvoering van Elektronische Detentie. In de kostprijs van Elektronische Detentie is rekening gehouden met de kosten voor toezicht en controle (pagina 98 van de begroting). Over de precieze inrichting van toezicht en controle moet nog besluitvorming plaatsvinden.
206
Kunnen de bezuinigingen op de drie reclasseringsorganisaties worden toegelicht? Ten koste van welke taken en werkzaamheden gaat dit? Welke gevolgen zullen deze bezuinigingen hebben?
Eind 2012 heb ik aan de reclasseringsorganisaties medegedeeld, dat er in 2013 een taakstelling van € 10 miljoen dient te worden gerealiseerd en dat deze bezuinigingen de komende jaren verder zullen oplopen tot in totaal € 20 miljoen. De reclasseringsorganisaties zijn in de gelegenheid gesteld om zelf een afgewogen pakket aan budgetkortingen samen te stellen, in eerste instantie voor 2013 maar ook met het oog op de kortingen van de komende jaren. Om te voorkomen dat de korting ten koste gaat van het door het kabinet geformuleerde beleid, is de voorwaarde gesteld dat in ieder geval voor 2013 de productiedoelstellingen niet in gevaar mogen komen. Voor 2013 en verder hebben de reclasseringsorganisaties onder andere door middel van efficiencyverbeteringen de taakstelling van € 10 miljoen ingevuld.
207
Zijn er plannen de garantstellingsregeling curatoren te verruimen, zodat vaker onderzoek ingesteld zal kunnen worden naar signalen van (faillissements)fraude? Zo nee, waarom niet?
De Garantstellingsregeling curatoren (GSR) is in 2012 na een evaluatie aangepast en verruimd. Vooralsnog zijn er geen aanwijzingen op basis waarvan verdere versoepeling van de eisen van de regeling nodig zou zijn. De GSR is een belangrijk instrument voor de bestrijding van faillissementsfraude. Met het oog op faillissementswetgeving die momenteel in voorbereiding is, waaronder een wetsvoorstel met betrekking tot de versterking van de rol van de curator, zal ik onderzoek doen of de publieke en private financiering optimaal bijdraagt om het boedelactief te vergroten dat in het belang van de schuldeisers is. In dat kader heb ik aangekondigd dat ik in overleg met de ministers van EZ en Financiën de mogelijkheid van een beperkte boedelbijdrage via een degressieve staffel zal bezien ten behoeve van de financiering van de curator (Kamerstuk 29 911, nr. 74).
208
Wat behelst het bedrag van 700.000 euro aan garanties voor faillissementscuratoren?
De Garantstellingsregeling curatoren (GSR) is bedoeld om curatoren in de gelegenheid te stellen onderzoek te doen bij faillissementen waarin sprake lijkt te zijn van kennelijk onbehoorlijk bestuur of paulinaeus handelen, maar waar in de boedel onvoldoende geld aanwezig is om onderzoek te doen of een procedure te starten om onrechtmatig aan de boedel onttrokken gelden en goederen terug te halen. Als aan bepaalde eisen wordt voldaan, staat de Minister van Veiligheid en Justitie garant voor de kosten van het onderzoek of de procedure. Bij succes hoeft de garantie niet te worden ingeroepen. In dat geval is onrechtmatig aan de boedel onttrokken geld teruggehaald en zien schuldeisers in het faillissement mogelijk meer terug van hun vordering dan anders het geval was geweest. Zaken waarin dit niet lukt, leiden tot het betalen van het garant gestelde bedrag aan de curator door het ministerie.
209
Hoe vaak wordt er een beroep gedaan op de garantstellingsregeling curatoren? Om welk bedrag gaat het in totaal? Wat levert dat op aan signaleren van fraude? Welk bedrag komt hier uiteindelijk van terug?
De Garantstellingsregeling curatoren is bedoeld om curatoren in de gelegenheid te stellen onderzoek te doen bij faillissementen waarin sprake lijkt te zijn van kennelijk onbehoorlijk bestuur of paulineus handelen (goederen onttrekken aan de boedel), maar waar in de boedel onvoldoende geld aanwezig is om onderzoek te doen of een procedure te starten om onrechtmatig aan de boedel onttrokken gelden en goederen terug te halen. In de gevallen waarin gelden zijn teruggevloeid in failliete boedels, heeft de curator succesvol aangetoond dat sprake was van onregelmatigheden, of is een schikking getroffen met de bestuurder(s).
Het aantal keer dat een beroep op de garantstellingsregeling curatoren wordt gedaan neemt al jaren langzaam toe. In 2012 bedroeg het aantal (nieuwe) aanvragen 197, in 2011 zijn in totaal 186 aanvragen gedaan. Het totale bedrag waarvoor garant wordt gestaan ligt momenteel rond € 14 miljoen. Dit is echter niet het bedrag dat de overheid kwijt is aan de regeling: dat bedrag ligt beduidend lager, omdat vaak geen beroep op de garantie hoeft te worden gedaan. Uiteindelijk heeft de overheid in 2011 en 2012 ruim € 700.000 per jaar betaald aan garanties. Het betreft hier zaken waarin wel een (voor)onderzoek of procedure tegen de bestuurder(s) is gestart, maar deze er niet toe heeft geleid dat de bestuurder(s) geld in de boedel terug lieten vloeien. In diezelfde periode is door middel van de garantstellingsregeling in totaal iets minder dan € 9 miljoen in faillissementsboedels teruggevloeid. Van die teruggevloeide gelden worden de gemaakte kosten voor de uitvoering van regeling betaald, het overige komt de schuldeisers in het faillissement toe.
210
Welk bedrag is beschikbaar voor de inkoop van zorg door de DJI nu de bijdrage aan de 24-uurs-nazorg-instellingen stopt? Is dat hetzelfde of een lager budget?
In verband met de overgang van de 24-uurs nazorginstellingen van een subsidierelatie met de Directie Sanctie- en Preventiebeleid van het ministerie van Veiligheid en Justitie naar inkoop via de Directie Forensische Zorg (DForZo) van DJI is voor 2014 een bedrag van € 8,8 mln overgegaan naar de begroting van DForZo. Dit is € 1 mln minder dan hetgeen in 2013 beschikbaar was voor de subsidiëring van de justitiële bedden.
211
Waarop heeft het onder «Opdrachten» vermelde «Overig Tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties en vreemdelingenbewaring» betrekking? Waaruit vloeien de hogere bedragen voor de komende jaren voort?
Dit artikelonderdeel binnen de V&J-begroting heeft betrekking op verschillende opdrachten in het sanctiedomein.
Hieronder vallen onder meer de beleidsmatige doorwerking van EU-kaderbesluiten in het sanctiedomein, de uitvoering van het vrijwilligersbeleid binnen de sanctietoepassing (bezoekgroepen DJI), de onderzoeksprogrammering van het WODC binnen het sanctiedomein, de bijdrage aan de uitvoering van het verbeterplan ISD, het programma Uitvoeringsketen Strafrechtelijke Beslissingen (USB) en diverse kleinere projecten.
De hogere bedragen voor de komende jaren vloeien met name voort uit het programma USB, dat is ingericht voor de optimalisatie van de executieketen. USB is een samenwerking van alle betrokken ketenpartners en het ministerie van VenJ. Bij brieven van 25 februari en 5 juli 2013 is uw Kamer geïnformeerd over de verbetermaatregelen die op het domein van de executieketen worden getroffen.
212
Kan aangegeven worden in hoeveel gevallen het uiteindelijk niet nodig bleek een beroep te doen op De Garanties faillisementscuratoren? Aan welke eisen dient te worden voldaan alvorens garant wordt gestaan voor de kosten van het onderzoek?
De Garantstellingsregeling curatoren is bedoeld om curatoren in de gelegenheid te stellen onderzoek te doen bij faillissementen waarin sprake lijkt te zijn van kennelijk onbehoorlijk bestuur of paulineus handelen (goederen onttrekken aan de boedel), maar waar in de boedel onvoldoende geld aanwezig is om onderzoek te doen of een procedure te starten om onrechtmatig aan de boedel onttrokken gelden en goederen terug te halen. Om een garantie van de overheid te verkrijgen moet de aanvraag grofweg aan de volgende eisen voldoen:
− Het moet gaan om een faillissement van een rechtspersoon, waarin het vermoeden bestaat van bijvoorbeeld faillissementspauliana of kennelijk onbehoorlijk bestuur.
− De curator moet aannemelijk maken dat er verhaalsobjecten zullen zijn waarop hij zich kan verhalen als de procedure succesvol blijkt, en de curator moet van plan zijn om een onderzoek (vooronderzoek of verhaalsonderzoek) in te stellen. De exacte eisen zijn vermeld op www.justis.nl.
Het aantal keer dat een beroep wordt gedaan op de garantstellingsregeling curatoren neemt toe. In 2012 bedroeg het aantal (nieuwe) aanvragen 197 ten opzichte van 186 aanvragen in 2011. Er zijn geen cijfers beschikbaar van het aantal faillissementen waarin het niet nodig was om beroep te doen op de garantstellingsregeling.
213
Blijft de 24 uurs nazorg gedetineerden in 2014 ongewijzigd vergeleken met de voorgaande jaren nu DJI deze zorg inkoopt? Blijft deze 24-uursnazorg beschikbaar voor evenveel ex-gedetineerden (indien noodzakelijk) als in voorgaande jaren?
Vanaf 2014 wordt 24-uurs nazorg ingekocht door de Directie Forensische Zorg (DForZo) van de Dienst Justitiële Inrichtingen. De instellingen worden betaald op basis van de betreffende ZZP-tarieven, zoals dat ook bij vergelijkbare zorg gebeurt. Met de betreffende instellingen is afgesproken dat in 2014 sprake zal zijn van een gegarandeerde inkoop van hetzelfde aantal plaatsen dat in 2012 is ingekocht. Ook is er sprake van een vangnet in het kader waarvan de instellingen in 2014 66 procent en in 2015 33 procent van het verschil tussen de inkomsten op basis van ZZP’s en de inkomsten die ze bij een gelijke productie gehad zouden hebben op basis van de oude subsidietarieven vergoed krijgen. Hierover heb ik uw Kamer geïnformeerd in mijn brief van 14 mei 2013 (Kamerstuk 29 270, nr. 84).
Tot op heden zijn er ook altijd bedden gesubsidieerd voor mensen zonder justitiële titel. Deze zogenaamde «vrijwillige bedden» worden vanaf 2014 niet door DForZo ingekocht. Wel kunnen deze bedden door het zorgkantoor (AWBZ) of de gemeente (WMO) worden ingekocht. Ik heb uw Kamer destijds over deze wijziging geïnformeerd in mijn brief over het nieuwe beleidskader voor de financiering van de 24-uurs nazorginstellingen van 7 februari 2011 (Kamerstuk 29 270, nr. 39).
214
Kan het samenvoegen van de drie reclasseringsorganisaties een bezuiniging opleveren zonder concessie te doen aan de kwaliteit van de reclassering?
Het punt van samenvoeging van de drie reclasseringsorganisaties is ook ter sprake gekomen tijdens de behandeling van de begroting 2013 in de Tweede Kamer. Ik heb daarbij aangegeven dat samenvoeging een grote inspanning van mijn departement en de betrokken organisaties vraagt, waarbij het maar zeer de vraag is of de benodigde investering de eventuele opbrengst op de langere termijn rechtvaardigt. Tegen deze achtergrond heb ik de Kamer toegezegd in te zetten op verdere verbetering van de samenwerking tussen de drie reclasseringsorganisaties. De drie organisaties hebben hiervoor inmiddels een plan van aanpak opgesteld, dat bijdraagt aan zowel verdere optimalisering van de uitvoering van reclasseringstaken als het realiseren van de bezuinigingstaakstelling.
215
Hoeveel tijdelijke huisverboden zijn er in 2013 uitgesproken bij constatering van kindermishandeling? Hoeveel gemeenten maken hiervan gebruik?
Er worden geen cijfers bijgehouden van het totaal aantal huisverboden bij kindermishandeling. Deze cijfers kan ik u dan ook niet geven.
Binnenkort kunt u mijn beleidsreactie op de effectevaluatie van het huisverbod tegemoet zien. Hierin zal ik ook aandacht besteden aan de inzet van het huisverbod bij kindermishandeling.
216
Hoeveel wordt er uitgegeven aan gesubsidieerde mediation bij zaken omtrent internationale kinderontvoering?
Het Ministerie van Veiligheid en Justitie heeft een financiële regeling opgesteld voor mediation in inkomende zaken van internationale kinderontvoering, waarin de intake is gedaan door de Centrale autoriteit. Dit geldt zowel voor ouders die gefinancierde rechtsbijstand ontvangen als voor ouders die dit niet ontvangen. Iedere ouder ontvangt een maximale bijdrage van € 810,–. Jaarlijks komt dit neer op een bedrag van ongeveer € 25.000,–.
217
Bestaat er inzicht in de effectiviteit van crossboardermediation bij internationale kinderontvoering?
Uit onderzoek gedurende de pilot in 2009/2010 (Bakker et al., 2010) bleek dat alle betrokkenen crossborder mediation zien als een positieve toevoeging die zowel de duur van de gehele procedure kan beperken, als de communicatie tussen de ouders kan verbeteren. Ook al leidt mediation niet in alle gevallen tot overeenstemming. Het Mediation Bureau van het Centrum Internationale Kinderontvoering geeft aan dat ze in totaal vanaf november 2010 70 cross border mediations hebben georganiseerd, waarvan in 40% van de zaken ouders tot volledige overeenstemming kwamen en in 20% van de zaken ouders een spiegelovereenkomst hebben getekend. In het voorjaar van 2014 start het WODC met een uitgebreide evaluatie van de gewijzigde uitvoeringspraktijk bij inkomende zaken van internationale kinderontvoering. De verkorte procedure, waar mediation een belangrijk element van uitmaakt, is een onderdeel van deze evaluatie.
218
Op welke wijze worden de lotgenotenorganisaties betrokken bij het proces, waarvan de Commissie-Samson heeft aanbevolen slachtoffers van seksueel misbruik in de jeugdzorg een financiële vergoeding te geven voor het leed dat zij geleden hebben in jeugdzorginstellingen en pleeggezinnen en waarvoor slachtoffers een schadevergoeding kunnen vragen?
Met de lotgenotenorganisaties is overleg gevoerd over de inhoud van de regelingen en de wijze waarop een aanvraag kan worden ingediend bij en behandeld wordt door het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Daarnaast zal met hen gesproken worden over hoe de uitvoering verloopt.
219
Wordt een voorziening getroffen voor slachtoffers van excessief geweld in het kader van de afwikkeling van de adviezen van de Commissie-Samson? Zo ja, op welke wijze?
Hierover heeft het kabinet nog geen besluit genomen. Het ontbreken van inzicht in de aard en omvang van deze vormen van geweld en het ontbreken van een adequate definitie voor deze vormen van geweld zijn complicerend in dit kader.
220
Waarom komen slachtoffers van seksueel misbruik die in hun eigen zijn geplaatst, bijvoorbeeld bij grootouders, door de jeugdbescherming niet in aanmerking voor één van de financiële regelingen?
Het is niet zo dat slachtoffers van seksueel misbruik binnen een netwerkpleeggezin, zoals bijvoorbeeld de grootouders, niet in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in het kader van beide regelingen. Bij het vaststellen of een slachtoffer van seksueel misbruik in een pleeggezin in aanmerking kan komen voor een tegemoetkoming, is de vraag van belang of het slachtoffer door, en onder verantwoordelijkheid van een overheid dan wel instelling is geplaatst in het pleeggezin. Als daaraan wordt voldaan, dan kan er aanspraak gemaakt worden op de regelingen. Ook als het pleeggezin uit het eigen netwerk (bijvoorbeeld de grootouders) kwam.
221
Worden jongeren die in de toekomst onder het adolescentenstrafrecht vallen na hun straf begeleid door de jeugdreclassering?
Na inwerkingtreding van het wetsvoorstel adolescentenstrafrecht heeft de rechter bij toepassing van het jeugdstrafrecht op jongvolwassenen (18–23 jaar) de mogelijkheid om toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering óf volwassenenreclassering op te leggen. Aangezien het wetsvoorstel het uitgangspunt wil versterken dat de tenuitvoerlegging het toegepaste sanctiestelsel volgt, ligt toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering in deze gevallen voor de hand. Gelet op de persoonlijke ontwikkeling en omstandigheden van de adolescent kan echter ook gekozen worden voor toezicht en begeleiding door de volwassenenreclassering.
Ook bij toezicht en begeleiding in het kader van nazorg na een vrijheidsbenemende sanctie zal het afhangen van onder meer de ontwikkelingsleeftijd en de omstandigheden van de adolescent of de begeleiding door de jeugdreclassering of volwassenenreclassering wordt uitgevoerd.
Bij toepassing van het strafrecht voor volwassenen op 16- en 17-jarigen kan de rechter eveneens toezicht en begeleiding door de jeugd- of volwassenenreclassering opleggen.
222
Wat behelst de strafmaatrichtlijn kindermishandeling precies en wanneer zal deze richtlijn in werking treden?
Voor veel voorkomende strafbare feiten hanteert het Openbaar Ministerie strafmaatrichtlijnen. In de strafmaatrichtlijn kindermishandeling voor officieren van justitie wordt aangegeven wat in het geval van kindermishandeling een redelijke strafeis is. Hierin worden de omstandigheden meegenomen waaronder het feit gepleegd is, wat de ernst van het feit is en de recidive van een dader. Het doel van de strafmaatrichtlijn is te komen tot landelijke uniforme strafeisen.
De strafmaatmaatrichtlijn Kindermishandeling wordt op dit moment getoetst op bruikbaarheid en naar verwachting zal deze officieel worden gepubliceerd begin 2014.
223
Waar wordt de overige 0,2 miljoen euro voor de aanpak van kindermishandeling aan uitgegeven?
De overige € 0,2 mln. is begroot voor de uitvoering van het Actieplan «Kinderen Veilig» (Kamerstuk 31 015, nr. 69).
224
Is de positie van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel geweld tegen Kinderen (NRM) nu wettelijk onafhankelijk gemaakt?
Het wetsvoorstel dat strekt tot implementatie van de EU-richtlijn mensenhandel voorziet in een wettelijke regeling van de onafhankelijke Nationaal Rapporteur Mensenhandel. Het wetsvoorstel is op 5 november 2013 door de Eerste Kamer aanvaard. Het streven is de wet op 15 november 2013 in werking te laten treden.
225
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het overleg van de minister met de staatssecretaris van VWS, naar aanleiding van de uitspraken van de NRM dat de jeugdzorg de loverboyproblematiek niet voldoende herkent en erkent?
Voor een antwoord op deze vraag, verwijs ik u naar de brief aan uw Kamer van 24 oktober 2013 inzake de beleidsreactie op de Negende rapportage van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel (NRM) (Kamerstuk 28 638, nr. 104).
VWS is in gesprek met Jeugdzorg Nederland onder andere om te bezien op welke manier de registratie van slachtoffers van loverboys verbeterd kan worden bij de bureaus jeugdzorg en de instellingen voor jeugdzorg. Ook het verhogen van de aangiftebereidheid wordt hierbij betrokken.
Verder wordt bezien of Jeugdzorg Nederland kan deelnemen aan de Task Force Mensenhandel.
226
Kan een overzicht worden gegeven van het aantal door de Raad voor de Kinderbescherming aangevraagde en door de kinderrechter uitgesproken ondertoezichtstellingen en uithuisplaatsingen in de afgelopen vijf jaar? Is hier een trend in te zien? Zo ja, kan hierop een toelichting worden gegeven?
Bovenstaande grafiek geeft meerjaren trend aan van het aantal door de Raad van de Kinderbescherming aan de kinderrechter verzochte ondertoezichtstellingen en uithuisplaatsingen. De Raad heeft zelf geen exacte gegevens over het aantal door de kinderrechter uitgesproken ondertoezichtstellingen. Wel geeft een verkennend intern beleidsonderzoek het beeld dat 95% van het aantal verzoeken door de Kinderrechter geheel of gedeeltelijk wordt gehonoreerd. (90% geheel)
De Raad heeft evenmin zelf gegevens over het totaal aantal minderjarigen dat in het kader van een ondertoezichtstelling uit huis is geplaatst. Tijdens de loop van een ondertoezichtstelling kan de gezinsvoogd hiertoe (middels een verzoek aan de kinderrechter) overgaan. Deze gegevens zijn bij de Rechtbank en/of de Bureaus Jeugdzorg verkrijgbaar. De bovenbedoelde uithuisplaatsingen betreffen dus enkel verzoeken die na onderzoek door de Raad aan de kinderrechter zijn gedaan.
227
Kan een nadere splitsing worden aangebracht naar ontvangende organisaties in de post subsidies-jeugdbescherming? Klopt het dat het aantal meldingen dat is gedaan bij het Centrum Internationale Kinderontvoering fors is toegenomen en dat de subsidie naar beneden is bijgesteld?
De minister subsidieert meerdere organisaties en initiatieven die betrekking hebben op de jeugdbescherming. Onder deze post vallen diverse kleinere subsidies waaronder Centrum Internationale Kinderontvoering (IKO, € 653.000) en Stichting Adoptievoorzieningen (SAV, € 575.000) en kosten nader onderzoek doodsoorzaak van kinderen (NODO, € 995.000).
In het kader van de subsidieaanvraag voor 2014 heeft het Centrum Internationale Kinderontvoering aangegeven dat het aantal adviesaanvragen is toegenomen. De beslissing over de hoogte van de subsidietoekenning 2014 wordt genomen na het jaarplangesprek dat nog moet plaatsvinden tussen Centrum Internationale Kinderontvoering en het ministerie van Veiligheid en Justitie.
228
Hoeveel verzoeken tot inning van kinderalimentatie en partneralimentatie heeft het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen in 2012 gekregen?
Het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen heeft in 2012 13.111 verzoeken tot inning van kinderalimentatie en partneralimentatie gekregen.
229
Wordt de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) betrokken bij het maken van bestuurlijke afspraken over normprijzen ondertoezichtstellingen en voogdij met de provincies en stadsregio’s aan het einde van 2013, aangezien de jeugdbescherming per 2015 naar de gemeenten overgeheveld wordt?
De VNG wordt op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen ten aanzien van de (te maken) afspraken, maar ze zijn geen partij daarin. De afspraken zullen gaan over de normprijzen voor het jaar 2014 voor jeugdbescherming en -reclassering en gaan niet over de prijzen die gemeenten met hun gecertificeerde instellingen afspreken voor de periode vanaf 2015. De afspraken voor 2014 zijn eveneens niet van invloed op de bijdrage van VenJ aan het gemeentefonds voor de uitvoering van jeugdbescherming en -reclassering vanaf 2015. Natuurlijk kunnen de prijsafspraken voor 2014 wel als reëel uitgangspunt dienen voor het bepalen van de kostprijs van jeugdbescherming en -reclassering door gemeenten.
230
Met welke maatregelen wordt de efficiencywinst van 37 miljoen euro gerealiseerd als het gaat over de stelselwijziging jeugdzorg?
Het wetsvoorstel Jeugd leidt tot een uitbreiding van het gemeentelijke takenpakket. De gemeenten zullen de kosten kunnen opvangen door een toevoeging aan het gemeentefonds van een bedrag dat in overeenstemming is met deze taakuitbreiding. De regering kiest voor financiering via het gemeentefonds om gemeenten voldoende beleidsvrijheid te geven om tot integraal lokaal maatwerk te komen en gemeenten te stimuleren om doelmatige en innovatieve oplossingen te ontwikkelen en aan te bieden.
De beleidsvrijheid waarin dit wetsvoorstel voorziet, stelt gemeenten in staat de Jeugdwet doelmatig uit te voeren. Gemeenten zijn beter in staat dan de huidige financierende partijen (zorgverzekeraars, zorgkantoren, provincies en Rijk) om gebruik te maken van de mogelijkheden van mensen zelf of van hun sociaal netwerk. Naar verwachting kan ook via innovaties in ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en hun ouders doelmatigheidswinst worden gerealiseerd. Zo lijken de nu lopende vliegwielprojecten in de jeugdbescherming aan te gaan tonen dat een kleiner aantal jeugdbeschermingsmaatregelen en een efficiëntere en effectievere jeugdbescherming mogelijk is, door inzet op bijvoorbeeld meer preventieve activiteiten. Het hier genoemde bedrag is, voor alle duidelijkheid, het deel van de taakstellingen Jeugd in de regeerakkoorden Rutte I en II (totaal € 450 mln. vanaf 2017) dat ten laste van de VenJ-begroting is geboekt.
231
Wat houdt de certificeringssystematiek in die de kwaliteit van de uitvoering van jeugdbescherming en jeugdreclassering in het nieuwe stelsel moet borgen?
• Na de inwerkingtreding van de nieuwe Jeugdwet mogen alleen daartoe gecertificeerde instellingen jeugdbescherming en jeugdreclassering uitvoeren.
• Certificering van uitvoerders van jeugdbescherming en jeugdreclassering is gericht op het borgen van het huidige kwaliteitsniveau en tegelijk ruimte bieden aan innovatie. Dit met het oog op de transformatie van de jeugdzorg naar de gemeenten.
• De certificerende instelling beoordeelt of een uitvoerder gecertificeerd wordt.
• Een uitvoerende organisatie kan worden gecertificeerd als kan worden aangetoond dat aan vooraf vastgestelde eisen is voldaan.
• Deze eisen, specifiek gericht op jeugdbescherming en jeugdreclassering, zijn opgenomen in het normenkader.
• Deze normen zijn onderverdeeld in vijf categorieën; doelstelling van de organisatie, professionals, methoden, organisatie en ketensamenwerking.
• Een certificaat geldt voor vijf jaar, een voorlopig certificaat (voor nieuwe uitvoeringsorganisaties van jeugdbescherming en jeugdreclassering) twee jaar.
• Jaarlijks wordt door de certificerende instelling gecontroleerd of nog steeds het vereiste niveau wordt gehaald.
232
Welk bedrag wordt bezuinigd als het gaat om de bestrijding van huiselijk geweld en kindermisbruik? Ten koste van welke zaken gaat dat?
Er vindt geen bezuiniging plaats. In het kader van Verantwoord begroten heeft een overheveling plaatsgevonden van Programmagelden naar Apparaatsuitgaven.
233
Met hoeveel plaatsen wordt de capaciteit van de sector Justitiële Jeugdinrichtingen van DJI exact teruggebracht?
In het capaciteitsplan JJI zoals is aangekondigd in 2012 (Kamerstuk 24 587, nr. 480) wordt met ingang van 1 januari 2014 de operationele capaciteit van de sector Justitiële Jeugdinrichtingen van 800 plaatsen teruggebracht naar 650. Daarnaast blijven vanaf 2014 127 van de 150 reserveplaatsen beschikbaar om een eventueel stijgende instroom te kunnen opvangen.
In het kader van het Masterplan DJI 2013–2018 vindt een verdere reductie plaats. Vanaf 2017 beschikt de sector JJI over 600 operationele plekken en 89 reserve plaatsen.
234
Waaruit bestaan de preventieve activiteiten van Halt precies? Hoeveel kost dat?
De preventieve activiteiten van Halt bestaan onder meer uit voorlichtings-bijeenkomsten op scholen en/of aan ouders en (al dan niet lokale) projecten rondom specifieke thema’s zoals overlast op straat, schoolverzuim, agressie, sportveiligheid, (digitaal) pesten, het onveilig oversteken van spoorweg-overgangen, etc. Ook neemt Halt regelmatig deel aan brede programma’s vanuit de rijksoverheid, zoals bijvoorbeeld Veiligheid Publieke Taak of (brief 30 maart 2012, Kamerstuk 28 684, nr. 345) en Veiliger Sportklimaat (brief 24 april 2013, Kamerstuk 30 234, nr. 83).
De kosten van preventie maken geen deel uit van de VenJ-begroting.
Voor de repressie-activiteiten (de uitvoering van de Halt-afdoening) is Halt een rechtspersoon met wettelijke taak (RWT) die deze taak uitvoert onder verantwoordelijkheid en financiering van de Minister van Veiligheid en Justitie. Voor de preventie-activiteiten opereert Halt als zelfstandige, particuliere organisatie en de preventieve taken staan los van haar wettelijke taak. Voor deze activiteiten heeft Halt diverse, veelal lokale, opdrachtgevers/financiers (zoals gemeenten, provincies, scholen en soms particuliere fondsen). Incidenteel ontvangt Halt soms een projectsubsidie vanuit een rijksbreed programma als het hiervoor genoemde programma Veiligheid Publieke Taak en het programma Veiliger Sportklimaat.
235
Waaruit bestaan de diverse verbeteringen die worden doorgevoerd in de jeugdstrafrechtketen?
Het uitgangspunt voor de jeugdstrafrechtketen is dat die «generiek waar mogelijk, en specifiek waar noodzakelijk» samenwerkt met de volwassenenketen. De jeugdketen sluit daarom bij de belangrijkste verbeterprojecten uit de volwassenenstrafrechtketen aan. Dit geldt bijvoorbeeld voor ZSM, digitaal werken in de strafrechtketen, managementinformatie en routeren van sancties. Alleen daar waar het pedagogische karakter van de jeugdstrafrechtketen vraagt om specifieke maatregelen wijkt de jeugdketen af. Dit geldt met name voor jeugdspecifieke organisaties zoals de Raad voor de Kinderbescherming en Justitiële Jeugdinrichtingen (JJI’s). Binnen het programma Jeugdcriminaliteit en Jeugdgroepen worden diverse verbeterprojecten doorgevoerd waaronder het aanmeldingstraject van jeugdigen bij JJI’s, het nazorgtraject na het verlaten van een JJI en informatievoorziening tussen professionals (GCOS).
236
Kan een nadere specificering worden gegeven van de uitgaven van 30,2 miljoen euro in 2014 aan het Instituut Fysieke Veiligheid? Waar wordt dit geld aan besteed?
In 2014 betreft de bijdrage van VenJ aan het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) een bedrag van € 26,8 mln ten behoeve van de wettelijke taken van het IFV. Deze wettelijke taken betreffen o.a. het verwerven, beheren en aan de veiligheidsregio’s ter beschikking stellen van materieel, uitrusting en telecommunicatievoorzieningen; het verzorgen van opleidingen voor de brandweer; het ontwikkelen van lesstof, oefenstof en leerstof; de ontwikkeling, de uitvoering, de organisatie en de afneming van examens; het ontwikkelen en aan betrokken partijen ter beschikking stellen van kennis en expertise op het gebied van de brandweerzorg, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening. De overige middelen ontvangt het IFV van de veiligheidsregio’s ten behoeve van de gemeenschappelijke werkzaamheden die het IFV voor de veiligheidsregio’s verricht. Deze middelen worden op verzoek van de Veiligheidsregio’s door VenJ rechtstreeks vanuit de BDUR aan het IFV verstrekt.
237
Wat houdt robuuster maken van de bestuurlijke aanpak in als het gaat om het tegengaan van reisbewegingen naar jihadistische strijdgebieden en het indammen van de risico’s die mogelijk uitgaan van terugkeerders? Hoe staat het uitvoering van de motie-Dijkhoff inzake deelname aan terroristische organisaties en het verlies van Nederlanderschap (Kamerstuk 29 754, nr. 224)?
De inzet om reisbewegingen naar jihadistische strijdgebieden tegen te gaan en de risico’s die mogelijk uitgaan van terugkeerders in te dammen, richt zich in de eerste plaats op het minimaliseren van de risico’s die mogelijk van deze personen uitgaan. Naast intensivering van de detectie en de strafrechtelijke vervolging, vinden in alle relevante gemeenten multidisciplinaire casusoverleggen plaats om de beste invalshoek voor de bestuurlijke aanpak te bepalen. De deelnemende partners – naast politie en Openbaar Ministerie, ook onder andere jeugdzorg of kinderbescherming – stellen interventies vast om potentiële jihadgangers en terugkeerders extra in de gaten te houden en waar mogelijk los te weken uit het extremisme. De multidisciplinaire aanpak staat altijd in het teken van het verminderen van de ingeschatte dreiging. De ingezette interventies zijn casusafhankelijk en variëren in intensiteit, vorm en mate van dwang. Na terugkomst in Nederland wordt elke terugkeerder benaderd door het veiligheidshuis of de politie in het kader van een preventieve of van een repressieve aanpak. De bestuurlijke maatregelen kunnen bestaan uit (een combinatie van) het stopzetten van uitkeringen en maatwerktrajecten gericht op het losweken van geradicaliseerde personen uit de jihadistische omgeving (voor of na een jihadreis). Een andere instrument is een paspoortgerelateerde maatregel: het paspoort weigeren of – na inhouding – vervallen verklaren indien er een gegrond vermoeden bestaat dat de interne of externe veiligheid in het geding is.
Deze inmiddels gestarte aanpak wordt in 2014 voortgezet. Ter ondersteuning van de lokale bestuurlijke aanpak worden zowel op nationaal als op internationaal niveau doorlopend praktische ervaringen in kaart gebracht en gedeeld.
Ter uitvoering van de motie Dijkhoff c.s. over het verlies van Nederlanderschap bij deelname aan non-statelijke strijdgroepen, heb ik een wetsvoorstel in consultatie gebracht.
Voor een verdere toelichting verwijs ik u naar de brief over de beleidsbevindingen bij het Dreigingsbeeld Terrorisme (DTN) 34 welke op 7 november jl. aan uw Kamer is verzonden.
238
Hoeveel asielzoekers komen naar Nederland over land en hoeveel via lucht- of zeehavens?
Het aantal eerste asielaanvragen dat de IND in de afgelopen jaren registreerde, is als volgt:
2011 |
2012 |
2013 (jan–jun) |
|
---|---|---|---|
Aantal eerste asielaanvragen |
11.590 |
9.810 |
6.190 |
Bron: RVK. Afgerond op tientallen.
Hoe een asielzoeker Nederland inreist, wordt niet apart geregistreerd in het systeem. Wat wel herleidbaar is, is het aantal asielzoekers dat het toelatingsproces Asiel instroomt door tussenkomst van de Koninklijke Marechaussee en de Zeehavenpolitie. Zij bewaken de lucht- en zeegrens van Nederland. Deze aantallen zijn hieronder weergegeven:
2011 |
2012 |
2013 (jan–jun) |
|
---|---|---|---|
Vanuit grensbewaking naar toelating |
8201 |
620 |
340 |
Bron: RVK. Afgerond op tientallen.
Vorig jaar is in de antwoorden op de Kamervragen bij de Begroting 2013 abusievelijk een aantal van 840 genoemd.
Het is niet mogelijk om bovenstaande aantallen simpelweg van elkaar af te trekken. Het komt bijvoorbeeld ook voor dat een vreemdeling bij inreis via een luchthaven of zeehaven aan alle voorwaarden voor toegang tot Nederland voldoet en pas later kenbaar maakt dat hij of zij asiel wil aanvragen. De asielaanvraag is dan niet bekend bij KMar of ZHP terwijl de asielzoeker wel via lucht of zee is ingereisd.
239
Hoeveel asielzoekers dienen een verblijfsaanvraag in waarbij zij geen reis- en identiteitsdocumenten (kunnen) overleggen?
Door de vreemdelingenpolitie zijn er in 2013 tot en met september ongeveer 7.060 identiteitsonderzoeken uitgevoerd naar aanleiding van een asielverzoek. In 3.880 gevallen zijn er geen reis- en identiteitsdocumenten overlegd6.
240
Hoe vaak zijn bij verblijfsaanvragen vervalste of onjuiste documenten aangetroffen? Hoe wordt hier op gecontroleerd?
Het aantal aangetroffen documenten wordt in de geautomatiseerde systemen van de IND niet geregistreerd. Voor asiel geldt dat als bij de aanmelding (voordat het asielverzoek is ingediend) originele reis- of identiteitsdocumenten worden aangetroffen of door de vreemdeling worden overgelegd, deze door de Vreemdelingenpolitie of de KMar worden ingenomen voor nader onderzoek. Als na afronding van het onderzoek blijkt dat sprake is van valse of vervalste documenten, worden deze niet aan de vreemdeling teruggegeven. Als originele asielgerelateerde documenten worden aangetroffen of overgelegd, dient de vreemdeling deze documenten voor nader onderzoek ter beschikking te stellen aan de IND. Als een vreemdeling ter staving van zijn aanvraag valse of vervalste documenten heeft overgelegd en, hoewel daarover ondervraagd, de echtheid ervan heeft volgehouden, wordt deze omstandigheid mede betrokken bij de beoordeling van de aanvraag. In dat geval ligt op de vreemdeling een zwaardere bewijslast om de noodzaak tot bescherming aannemelijk te maken. Indien een vreemdeling een reguliere aanvraag indient, wordt door de IND-medewerker aan de loketten de echtheid van documenten beoordeeld. Hiertoe hebben alle IND-medewerkers binnen het reguliere proces een training documentenherkenning gevolgd.
241
Hoe vaak zijn vorig jaar verblijfsdocumenten aangemerkt als zijnde verloren of gestolen? Hoe verhoudt dit aantal zich tot het aantal verloren of gestolen paspoorten, waarbij rekening wordt gehouden met het aantal mensen dat dergelijke documenten bezit?
In 2012 zijn in totaal 5.8907 verblijfsdocumenten als vermist geregistreerd bij de IND. Deze aantallen zijn gebaseerd op het moment van registratie van de vermissing en niet op de daadwerkelijke datum van vermissing.
In 2012 zijn ruim 2.3 miljoen paspoorten en 1.7 miljoen Nederlandse identiteitskaarten (NIK) uitgegeven. In 2012 zijn 179.100 documenten (paspoort: 49.200 en NIK 129.900) door het ministerie van BZK geregistreerd als vermist (gestolen of verloren, daar wordt geen onderscheid tussen gemaakt)8. Het is niet bekend hoeveel Nederlandse documenten totaal in omloop zijn (vanwege het ontbreken van een centrale reisdocumentenadministratie).
242
Bij welk percentage van de instroom asielzoekers en andere vreemdelingen komt in Nederland aan zonder identiteitsdocumenten? Bij welk percentage van de asielinstroom zijn tussenpersonen, mensenhandelaars, reisagenten en dergelijke betrokken bij de komst van asielzoekers?
Voor wat betreft de asielzoekers wordt verwezen naar het antwoord op vraag 239. Daaruit blijkt dat er in 55% van de identiteitsonderzoeken naar aanleiding van een asielverzoek geen reis- en identiteitsdocumenten wordt overgelegd9. Voor wat betreft andere vreemdelingen wordt dit niet apart geregistreerd.
De IND is alert op signalen van mensensmokkelaars en reisagenten, mensenhandelaren en tussenpersonen die betrokken zijn bij de komst van asielzoekers naar Nederland. Er is echter geen informatie beschikbaar over het percentage van de asielinstroom waarbij deze personen zijn betrokken.
243
Hoeveel toegelaten vreemdelingen zijn vrijgesteld van het paspoortvereiste? Op welke gronden is dit gebeurd?
Deze gegevens werden tot voor kort niet geregistreerd, zodat deze informatie nu niet beschikbaar is. Op termijn zijn deze gegevens wel beschikbaar. Op welke termijn dit zal zijn hangt mede af van het totaal van gegevens dat wordt gevraagd en van de beschikbare capaciteit die nodig is voor de verdere ontwikkeling van het managementinformatiesysteem van de IND.
244
Hoe vaak is vorig jaar aangifte gedaan tegen vreemdelingen wegens fraude/het verstrekken van onjuiste informatie bij een verblijfsaanvraag?
In beginsel doet de IND bij een redelijk vermoeden van een strafbaar feit (misdrijf) aangifte. In geval van fraude of het verstrekken van onjuiste informatie bij een verblijfsaanvraag wordt dan aangifte gedaan van valsheid in geschrifte en/of (poging tot) oplichting. De aangifte kan betrekking hebben op een gedraging van de vreemdeling, referent en/of een derde. Uit handmatige overzichten blijkt dat in 2012 door de IND 120 aangiftes zijn geregistreerd. Bij 110 aangiftes waren vreemdelingen betrokken10. De overige geregistreerde aangiftes zijn gedaan tegen een referent, de genaturaliseerde en/of een derde (bijvoorbeeld de werkgever van de referent).
245
Hoeveel procedures worden gemiddeld door een vreemdeling doorlopen?
Deze informatie is (nog) niet uit het geautomatiseerde systeem van de IND te genereren.
246
Welke verwachte gevolgen heeft het meetoetsen van reguliere, humanitaire gronden bij de eerste asielaanvraag voor de gemiddelde duur van de afhandeling van dit soort aanvragen?
Op dit moment wordt al bij een eerste asielaanvraag bezien of er sprake is van een «buitenschuld» situatie (een situatie als bedoeld in de B8-regeling) of dat er medische redenen zijn die aan vertrek in de weg staan (artikel 64 Vw). In het kader van het Programma Stroomlijning Toelatingsprocedures wordt straks ook nog, bij wijze van resttoets, ambtshalve getoetst aan artikel 8 EVRM of aan artikel 3.4 derde lid Vb (schrijnendheid).
Aangezien de overgrote meerderheid van de vreemdelingen dat een asielaanvraag indient recent in Nederland is gearriveerd, zullen de humanitaire gronden vaak nog niet tot een verblijfsvergunning leiden, aangezien de redenen voor het verlenen van een humanitaire vergunning veelal zien op een (schrijnende) situatie die tijdens (langdurig) verblijf in Nederland is ontstaan. De verwachting is dan ook dat asielzoekers niet vaak een beroep op deze gronden zullen doen en dat deze toetsing in de meeste gevallen binnen de AA procedure kan plaatsvinden, waardoor het effect van het meetoetsen op de gemiddelde duur van de afhandeling naar verwachting gering zal zijn.
Na invoering van de nieuwe systematiek wordt gemonitord of het meetoetsen van de twee extra humanitair reguliere beleidskaders negatieve gevolgen heeft voor de termijnen van de IND en de doorlooptijden van rechterlijke procedures, afgezet tegen de meeropbrengst van deze werkwijze.
247
Wat zijn de verklaringen voor de stijgende tendens van tweede en opvolgende aanvragen asiel?
Zoals blijkt uit de Rapportage Vreemdelingenketen over de periode januari-juni 2013 (Kamerstuk 19 637, nr. 1724), is het aantal tweede en volgende aanvragen in de eerste helft van 2013 gedaald ten opzichte van dezelfde periode in 2012 en ook ten opzichte van de tweede helft van 2012. De stijgende tendens lijkt derhalve over zijn hoogtepunt heen te zijn.
Er is geen eenduidige oorzaak aan te wijzen voor de hoogte van het aantal ingediende tweede en volgende asielaanvragen. Meerdere factoren spelen daarbij een rol. Vaak is de aanleiding voor het indienen van een tweede of volgende aanvraag gelegen in nieuw beleid en/of een verslechtering in de situatie in het land van herkomst. Een voorbeeld van «bijzondere ontwikkelingen» in beleid zijn: de uitspraak van 21 januari 2011 van het EHRM11 over de Dublinverordening en Griekenland, waardoor alle asielzoekers, die op het moment van de uitspraak in Nederland verbleven en van wie volgens de criteria van de Dublinverordening was vastgesteld dat Griekenland verantwoordelijk was, in de Nederlandse asielprocedure moesten worden opgenomen. Ook de invoering van nieuw beleid voor Somalië leidde tot een toename van het aantal tweede en volgende aanvragen.
248
Hoeveel van het totaal aantal ingediende vervolgaanvragen wordt daadwerkelijk binnen één dag afgehandeld?
De zogenoemde eendagstoets betreft een van de maatregelen uit de beleidsvisie «Stroomlijning Toelatingsprocedures» (Kamerstuk 19 637, nr. 1400 ) die nader zijn uitgewerkt in de brief van 22 mei 2012. Na implementatie van deze maatregelen zal waar mogelijk binnen één dag worden beoordeeld of sprake is van een novum en of dit novum kan leiden tot toelating. Alleen wanneer de aanvraag niet in één dag kan worden afgedaan, bijvoorbeeld omdat nader onderzoek moet plaatsvinden, stroomt de vreemdeling door naar de algemene of de verlengde asielprocedure (asiel) of wordt de aanvraag ingenomen (regulier). Voor zover de ééndagstoets ziet op asielvervolgaanvragen wordt deze maatregel per 1 januari 2014 geïmplementeerd. De ééndagstoets voor humanitair reguliere (vervolg)aanvragen wordt naar verwachting in het 2e kwartaal 2014 ingevoerd. Op dit moment worden dus nog geen aanvragen in één dag beoordeeld.
249
In hoeveel gevallen wordt bij ongegronde vervolgaanvragen de rechtsbijstand daadwerkelijk beperkt?
Van een beperking van de verlening van rechtsbijstand is geen sprake. Als een aanvraag om verlening van rechtsbijstand door de raad voor rechtsbijstand wordt ingewilligd, wordt er op de gebruikelijke wijze rechtsbijstand verleend. Dit vloeit voort uit de gedragsregels waaraan de advocatuur gebonden is. Voor de verlening van rechtsbijstand maakte het niet uit of er op basis van een toevoeging rechtsbijstand wordt verleend of dat de rechtzoekende zelf de kosten van rechtsbijstand betaalt.
250
Wat zijn de gemiddelde doorlooptijden van beslissingen op asielaanvragen en reguliere aanvragen? Hoeveel van de asielaanvragen wordt in de algemene asielprocedure (AA) afgedaan en hoeveel in de verlengde asielprocedure (VA)? Hoeveel weken moeten asiel en reguliere zaken gemiddeld wachten op uitspraak in beroep na instellen van het rechtsmiddel beroep? Hoeveel weken is dat in hoger beroep?
Sinds de invoering van het project IND bij de tijd (2006) stuurt de IND op afhandeling binnen de wettelijke termijn en niet op doorlooptijden. Voor 2013 is t/m juni in 83% van de asiel aanvragen en 87% van de reguliere aanvragen binnen de wettelijke termijn beslist.
In de eerste helft van 2013 is 80% van de asielaanvragen afgedaan in de AA12. De resterende 20% werd voor verdere behandeling doorgestuurd naar de VA.
Voor wat betreft de beroepsprocedure geldt het volgende13. In december van 2012 bedroeg de gemiddelde doorlooptijd in beroep voor AA-zaken zes weken en voor VA-zaken 35 weken. Op dat moment bedroeg de gemiddelde doorlooptijd in reguliere beroepszaken 23 weken.
Voor de asielzaken in hoger beroep14 gold over 2012 een gemiddelde doorlooptijd van 17 weken voor de AA-zaken en 28 weken voor VA-zaken. Reguliere zaken kenden in hoger beroep een gemiddelde doorlooptijd van 31 weken.
251
In hoeveel gevallen was in 2012 sprake gestapelde procedures, uitgesplitst naar reguliere aanvragen na een eerdere asielaanvraag en naar reguliere aanvragen na een eerdere reguliere aanvraag?
Deze informatie is (nog) niet uit het geautomatiseerde systeem van de IND te genereren. Vanaf het jaar 2013 zal de mogelijkheid wel bestaan om deze informatie uit het geautomatiseerde systeem van de IND te genereren.
252
Welke gevolgen heeft het voor de asielprocedure in beroep bij de rechtbank en in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, dat artikel 46, derde lid, van de gewijzigde Procedurerichtlijn voorschrijft dat een asielzoeker recht heeft op een effectief rechtsmiddel, dat onder meer omvat een «full and ex nunc examination of both facts and points of law»?
In mijn brief van 22 oktober 2013 over de gevolgen van de tweede fase van het Gemeenschappelijk Europees Asielstelsel voor Nederland15 heb ik u aangegeven dat de volle toetsing van asielbeschikkingen voor Nederland zal leiden tot een ruimere mogelijkheid van de rechter om inhoudelijk te oordelen over met name de geloofwaardigheidsaspecten van een asielverzoek. Over de wijze waarop deze wijziging in de praktijk zijn beslag zal krijgen en welke voorbereidingen hiervoor getroffen moeten worden zal overleg plaatsvinden met de rechtspraak.
253
Hoeveel aanvragen buitenschuld zijn er de afgelopen jaren ingediend en hoeveel van deze aanvragen zijn toegekend?
Het aantal ingediende aanvragen «buiten schuld» (inclusief het aantal bezwaarschriften) in de afgelopen jaren is als volgt:
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 t/m juni |
|
---|---|---|---|---|---|---|
Aanvragen «buiten schuld» |
460 |
550 |
470 |
290 |
240 |
90 |
Bron: IND. Afgerond op tientallen.
Het aantal verblijfsvergunningen dat in de afgelopen jaren op grond van «buiten schuld» is verleend (in eerste aanleg en na bezwaar) wordt weergegeven in de volgende tabel:
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 t/m juni |
|
---|---|---|---|---|---|---|
Inwilligingen «buiten schuld» |
70 |
70 |
60 |
30 |
40 |
10 |
Bron: IND. Afgerond op tientallen.
254
Hoe vaak is de afgelopen jaren tot op heden gebruik gemaakt van de discretionaire bevoegdheid tot verlening van een verblijfsvergunning?
Tijdens het Kabinet Rutte I is in totaal aan 210 personen een verblijfsvergunning op grond van de discretionaire bevoegdheid verleend 16. Sinds het aantreden van het kabinet Rutte II is tot en met september 2013 aan 80 personen waarbij sprake was van individuele schrijnende omstandigheden, een verblijfsvergunning verleend op basis van discretionaire bevoegdheid.
255
Hoe vaak is vorig jaar een verblijfsvergunning ingetrokken? Op welke gronden is dat gebeurd?
In 2012 zijn 4.840 reguliere- en 410 asielvergunningen ingetrokken. Deze gegevens werden tot voor kort niet geregistreerd, zodat deze informatie nu niet beschikbaar is. Op termijn zijn deze gegevens wel beschikbaar. Op welke termijn dit zal zijn hangt mede af van het totaal van gegevens dat wordt gevraagd en van de beschikbare capaciteit die nodig is voor de verdere ontwikkeling van het managementinformatiesysteem van de IND. De IND beschikt over een gespecialiseerde unit intrekkingen van asielvergunningen die in 370 zaken handmatig de formele intrekkingsgronden heeft geregistreerd. Uit deze handmatige registratie blijkt dat intrekking van de asielvergunning heeft plaatsgevonden in 70 gevallen op grond van openbare orde, in 180 gevallen wegens het verstrekken van onjuiste gegevens, in 70 gevallen op grond van het vervallen van de verleningsgrond en in 60 gevallen op grond van het verplaatsen van het hoofdverblijf17.
256
Hoe vaak zijn vorig jaar verblijfsvergunningen ingetrokken op grond van verplaatsing van het hoofdverblijf?
Deze gegevens werden tot voor kort niet geregistreerd, zodat deze informatie nu niet beschikbaar is. Op termijn zijn deze gegevens wel beschikbaar. Op welke termijn dit zal zijn hangt mede af van het totaal van gegevens dat wordt gevraagd en van de beschikbare capaciteit die nodig is voor de verdere ontwikkeling van het managementinformatiesysteem van de IND. Uit handmatige registratie blijkt dat in 60 gevallen een asielvergunning is ingetrokken op grond van het verplaatsen van het hoofdverblijf.
257
Hoe vaak wordt bij asielzoekers de verblijfsvergunning ingetrokken wegens vakanties naar de landen van herkomst, hetgeen haaks staat op de geclaimde onveiligheid aldaar? Hoe wordt hier actief op gehandhaafd?
Deze afwijzingsgrond wordt niet apart geregistreerd in het registratiesysteem van de IND. De IND is afhankelijk van signalen over de reis van een houder van een verblijfsvergunning asiel naar diens land van herkomst. Die kunnen bijvoorbeeld afkomstig zijn van de ambtenaar die de vreemdeling bij inreis controleert, of uit de GBA als de vreemdeling uitgeschreven is vanwege vertrek naar het land van herkomst. De IND heeft een unit die belast is met de intrekking van verblijfsvergunningen asiel. Als er aanleiding is om een verblijfsvergunning asiel in te trekken, dan zal de IND daartoe een voornemen uitbrengen. De vreemdeling kan daarop reageren en aan de hand van die reactie wordt besloten of de vergunning wordt ingetrokken.
258
Hoe vaak wordt een aanvraag om een verblijfsvergunning afgewezen vanwege in het land van herkomst gepleegde misdrijven?
De afwijzing van de aanvraag van de verblijfsvergunning geschiedt hierbij op grond van strijd met de openbare orde. Er wordt niet apart geregistreerd of dit het gevolg is van een in het land van herkomst gepleegd misdrijf.
259
Hoe vaak is vorig jaar vrijstelling verleend van het vereiste om duurzaam over voldoende middelen van bestaan te beschikken? Op welke gronden is dat gebeurd?
Deze gegevens werden tot voor kort niet geregistreerd, zodat deze informatie nu niet beschikbaar is. Op termijn zijn deze gegevens wel beschikbaar. Op welke termijn dit zal zijn hangt mede af van het totaal van gegevens dat wordt gevraagd en van de beschikbare capaciteit die nodig is voor de verdere ontwikkeling van het managementinformatiesysteem van de IND.
260
Welke gezinslocaties, vrijheidsbeperkende locaties en detentiecentra zijn er op dit moment? Kan een gedetailleerd overzicht worden gegeven hoe dit zich de komende jaren ontwikkelt? Hoe lang mensen gemiddeld in deze locaties?
De opvangcapaciteit is afhankelijk van het aantal asielzoekers en niet rechtmatig verblijvende vreemdelingen dat wordt opgevangen. Het COA beweegt mee met de in- en uitstroom van vreemdelingen, hier hoort het openen en sluiten van verschillende soorten locaties bij. Onderstaand wordt de huidige stand van zaken met betrekking tot de gezinslocaties, vrijheidbeperkende locaties en detentiecentra weergegeven.
Gezinslocaties
Medio 2011 zijn de gezinslocaties (Katwijk en Gilze Rijen) gestart met het verlenen van onderdak aan gezinnen die, ondanks dat ze geen recht hebben op opvang, als gevolg van een gerechtelijke uitspraak in januari 2011 toch onderdak dienen te krijgen. Inmiddels zijn er 8 gezinslocaties die onderdak verlenen. Ik sluit niet uit dat het aantal gezinslocaties verder zal stijgen, aangezien de instroom groter is dan de uitstroom. Dit ondanks dat uitstroom groter is dan was voorzien.
Aangezien de gezinslocaties nog niet lang bestaan, niet alle locaties even lang open zijn (bijvoorbeeld Almelo en Goes eerst sinds enkele maanden) en in de locaties voor een deel ook nog de oorspronkelijke bewoners worden opgevangen is de gemiddelde verblijfsduur per locatie verschillend. De gemiddelde verblijfsduur in maanden per gezinslocatie (gl) wordt hieronder weergegeven:
Locatie |
Gemiddelde verblijfsduur in maanden |
---|---|
Almelo (gl per mei 2013) |
Ruim 3 maanden |
Amersfoort |
Ruim 10 maanden |
Burgum |
8 maanden |
Den Helder |
Ruim 10 maanden |
Emmen |
Ruim 10 maanden |
Gilze en Rijen |
14 maanden |
Goes (gl per aug 2013) |
Anderhalve maand |
Katwijk |
Bijna 18 maanden |
Vrijheidsbeperkende locatie
Er is op dit moment één vrijheidsbeperkende locatie, in Vlagtwedde. De gemiddelde verblijfsduur in deze vrijheidsbeperkende locatie bedraagt op dit moment bijna 8 maanden. Een verklaring hiervoor is dat op de VBL nog gezinnen met minderjarige kinderen verblijven die niet overgeplaatst worden om het aantal verhuizingen te beperken. Daarnaast verblijven op de VBL nog vreemdelingen die in een tentenkamp hebben gezeten en aan wie een vrijheidsbeperkende maatregel is opgelegd en vreemdelingen met medische problematiek waarbij het onderdak evenmin wordt beëindigd.
Detentiecentra
Op dit moment zijn de volgende detentiecentra open: Alphen aan de Rijn, Schiphol, Rotterdam en Zeist. In het masterplan DJI 2013 -201818 staat beschreven dat DC Alphen aan de Rijn vanaf 2015 een penitentiaire inrichting wordt.
De vreemdelingebewaring wordt geconcentreerd op de locaties DC Schiphol, DC Zeist en DC Rotterdam.
De gemiddelde bewaringsduur per detentiecentrum op peildatum 30 september 2013:
• |
Zeist: |
118 dagen |
---|---|---|
• |
Schiphol: |
104 dagen |
• |
Rotterdam: |
87 dagen |
• |
Alphen aan de Rijn: |
116 dagen |
261
Hoe lang verblijven vreemdelingen gemiddeld op een vrijheidbeperkende locatie?
Zie antwoord 260.
262
Wat zijn de terugkeercijfers vanuit de gezinslocaties, de vrijheidbeperkende locaties en detentiecentra in 2012 en 2013? Wat zijn de verwachtingen voor 2014?
Hierbij treft u de tabel met vertrek uit de gezinslocatie (GL), vrijheidbeperkende locatie (VBL) of uit detentie (bewaring). Vertrek vanuit een GL of VBL kan plaatsvinden door zelfstandige terugkeer of door zelfstandig vertrek zonder toezicht. Vertrek vanuit detentie (vreemdelingenbewaring) kan plaatsvinden door zelfstandige terugkeer, gedwongen terugkeer of zelfstandig vertrek zonder toezicht.
Er kan voor de te verwachten terugkeer vanuit de VBL, GL en vanuit detentie geen verwachting worden gemaakt voor 2014. Terugkeer is afhankelijk van de bereidwilligheid van de vreemdeling om terug te keren en van het land van herkomst om de vreemdeling op te nemen.
In de onderstaande tabel is het vertrek uit een gezinslocatie, vrijheidbeperkende locatie en detentie over 2012 en 2013 (januari t/m september) weergegeven.
2012 |
2013 t/m september |
|
---|---|---|
GL |
290 |
270 |
VBL |
540 |
290 |
Detentie/bewaring |
4.860 |
2.690 |
Bron: DT&V. Afgerond op tientallen
263
Wat zijn de kosten voor het dagprogramma in centra voor vreemdelingenbewaring? Hoe verhoudt zich dit tot de kosten in overige justitiële inrichtingen?
De invulling (en daarmee de kosten) van het dagprogramma is afhankelijk van het type en doel van de detentie. De kosten voor het dagprogramma vormen een onlosmakelijk onderdeel van de integrale dagprijs. De kosten van het dagprogramma hebben zowel betrekking op huisvesting, materiele kosten, personele kosten als overheadkosten, net als de overige verblijfskosten van een gedetineerde. Deze zijn daardoor niet afzonderlijk zichtbaar te maken. DJI bekostigt het dagprogramma dus uit de integrale dagprijs.
De kosten per dag per plaats voor vreemdelingenbewaring bedragen in 2014 gemiddeld € 191,–. De kosten van de overige justitiële inrichtingen bedragen in 2014 (per dag/plaats) € 244 (Gevangeniswezen), € 527 (tbs), € 344 (inkoop forensische zorg) en € 600 (Jeugd), zie ook blz. 97 t/m 100 van de begroting.
264
Hoeveel vreemdelingen zijn in het afgelopen jaar aantoonbaar teruggekeerd, uitgesplitst in zelfstandig en gedwongen vertrek? Hoeveel vreemdelingen zijn zelfstandig zonder toezicht vertrokken? Kunnen deze aantallen worden afgezet tegen de terugkeercijfers van 2007 tot en met 2011?
Hierbij treft u de tabel met vertrekcijfers aan over de afgelopen zes jaren. Het betreft het ketenbreed vertrek zoals uitgevoerd door de betrokken organisaties in de vreemdelingenketen. De cijfers zijn opgesplitst in aantoonbaar vertrek (waar gedwongen en zelfstandig vertrek onder valt) en zelfstandig vertrek zonder toezicht. Zoals uit deze cijfers blijkt, heeft in de afgelopen jaren een duidelijke stijging plaatsgevonden van het zelfstandig vertrek. Zelfstandig vertrek is het uitgangspunt van het Terugkeerbeleid.
Aantoonbaar vertrek |
waarvan zelfstandig |
waarvan gedwongen |
Zelfstandig vertrek zonder toezicht |
|
---|---|---|---|---|
2007 |
11.890 |
1.870 |
10.020 |
14.740 |
2008 |
9.170 |
2.310 |
6.860 |
10.940 |
2009 |
10.330 |
3.060 |
7.270 |
11.700 |
2010 |
11.780 |
3.750 |
8.030 |
11.130 |
2011 |
10.790 |
4.160 |
6.630 |
10.610 |
2012 |
10.090 |
4.120 |
5.970 |
10.660 |
Bron: KMI (MinVenJ). Afgerond op tientallen1. Peildatum: 1 februari 2013.
1 De ketenbrede vertrekcijfers kunnen afwijken van cijfers genoemd in eerdere edities van de Rapportage Vreemdelingenketen. Deze cijfers kunnen met terugwerkende kracht worden bijgesteld vanwege registraties die plaatsvinden na afloop van de rapportageperiode.
265
Hoeveel landen weigeren het toelaten van overheidsvluchten die worden uitgevoerd in het kader van terugkeer- en uitzettingsbeleid? Welke landen zijn dat?
Het uitvoeren van overheidsvluchten is geen doel op zichzelf, maar kan in bepaalde gevallen de voorkeur hebben boven uitzettingen per lijndienst. Overheidsvluchten worden ingezet voor zowel groepsgewijze als individuele uitzettingen. De wens om te komen tot een groepsgewijze uitzetting wordt veelal bepaald door overwegingen in het kader van doelmatigheid, hoofdzakelijk de omvang van de populatie vreemdelingen behorend tot een enkele nationaliteit in het vertrekproces van de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V).
Waar mogelijk maakt Nederland voor groepsgewijze uitzettingen gebruik van gezamenlijke terugkeervluchten van EU-lidstaten die door FRONTEX worden ondersteund. Hoewel met een aantal herkomstlanden afspraken zijn gemaakt over het effectueren van groepsgewijze uitzettingen, is dit over het algemeen niet noodzakelijk en niet doelmatig. Ook kan er reden bestaan om individuele uitzettingen per overheidsvlucht te effectueren, bijvoorbeeld als door dusdanig hevig verzet van de vreemdeling uitzetting per reguliere lijndienst niet slaagt, ondanks de inzet van escorts.
Er is geen beschikking over een overzicht van landen die niet bereid zijn mee te werken aan overheidsvluchten ten behoeve van groepsgewijze uitzettingen. Verreweg het grootste deel van de gedwongen terugkeer vindt individueel plaats. Voor de effectiviteit van het terugkeerbeleid is van belang in welke mate herkomstlanden in het algemeen bereid zijn mee te werken een de gedwongen terugkeer van hun onderdanen. Die medewerking, of het gebrek daaraan kan doorgaans worden afgemeten aan de mate waarin herkomstlanden (vervangende) reisdocumenten vertrekken voor gedwongen terugkeer.
266
Hoeveel vreemdelingen zijn er in het afgelopen jaar uitgezet?
Zie het antwoord op vraag 264. De aantallen van vreemdelingen die zijn uitgezet, zijn zichtbaar bij de categorie gedwongen vertrek.
267
Hoeveel vreemdelingen hebben Nederland vorig jaar verlaten vanuit de vreemdelingenbewaring?
Vreemdelingenbewaring vindt plaats op basis van artikel 6 Vw2000, bij toegangsweigering van een vreemdeling aan de grens, of op basis van artikel 59 Vw2000, wanneer een vreemdeling in Nederland wordt aangetroffen zonder rechtmatig verblijf.
In de onderstaande tabel zijn de vreemdelingen weergegeven die in 2012 zijn vertrokken vanuit bewaring. Uitsplitsingen naar gedwongen, zelfstandig en zelfstandig zonder toezicht, en naar art. 6 Vw 2000 en art. 59 Vw.
Art. 59 Vw |
Art. 6 Vw |
|
---|---|---|
Gedwongen vertrek |
2.730 |
110 |
Zelfstandig vertrek |
290 |
10 |
Zelfstandig vertrek zonder toezicht |
1.670 |
40 |
Totaal vanuit bewaring |
4.700 |
160 |
Bron: DT&V. Afgerond op tientallen.
268
Welk percentage vertrekplichtige gezinnen is vanuit de gezinslocaties teruggekeerd naar de landen van herkomst?
Het staat niet altijd vast dat het land waar vreemdelingen vanuit Nederland naar toe vertrekken hun land van herkomst is. Daarom kan deze vraag niet aan de hand van percentages worden beantwoord. Wel is het soort vertrek vanuit gezinslocaties inzichtelijk te maken. In 2012 zijn vanuit gezinslocaties 30 gezinnen (bestaande uit 110 vreemdelingen) zelfstandig vertrokken. Voor het zelfstandig vertrek wordt in het systeem van de DT&V alleen geregistreerd naar welk land de vreemdeling vertrekt en niet of dit het land van herkomst betreft. Aangezien er op de gezinslocaties geen Dublinclaimanten worden geplaatst, zal het zelfstandig vertrek naar verwachting naar de landen van herkomst hebben plaatsgevonden. Een tweede categorie vertrek vanuit een gezinslocatie bestaat uit gedwongen vertrek. In 2012 betrof het eveneens 30 gezinnen (en ook bestaande uit 110 vreemdelingen). Om het gedwongen vertrek te kunnen bewerkstelligen, wordt deze groep voor kort verblijf overgeplaatst naar bewaring (hoewel de inbewaringstelling uiteindelijk niet altijd hoeft te resulteren in gedwongen vertrek). De derde en laatste categorie vertrek uit gezinslocaties in 2012 betrof 70 gezinnen (bestaande uit 190 vreemdelingen) die niet aantoonbaar vertrokken. Het kan zijn dat deze gezinnen naar hun land van herkomst zijn vertrokken.
269
Hoeveel vertrekplichtige vreemdelingen zijn na hun verblijfsprocedure(s) toch niet uit Nederland vertrokken c.q. hebben hun vertrekplicht genegeerd? Hoe verhoudt dit percentage zich tot andere EU-lidstaten?
Als na een zorgvuldige beoordeling van de asielaanvraag door de IND – en vaak ook door een rechter – blijkt dat er geen aanleiding bestaat om een asielzoeker in Nederland bescherming te bieden, is de boodschap terugkeer. Daarvoor heeft een afgewezen asielzoeker in beginsel een wettelijke vertrektermijn van 28 dagen. Vreemdelingen kunnen zelfstandig vertrekken binnen deze termijn, via IOM of DT&V, of op eigen gelegenheid. Het vertrek kan echter ook in een later stadium plaatsvinden, waarbij dit niet altijd is gemeld aan de autoriteiten. Ook zijn er vreemdelingen die in de illegaliteit belanden. Inzet van de overheid is dat vreemdelingen die niet langer in Nederland mogen blijven terug moeten keren. Als van zelfstandig vertrek geen gebruik is gemaakt, wordt ingezet op gedwongen terugkeer. Aangezien het onbekend is waar de vertrekplichtige vreemdelingen, die niet aantoonbaar zijn vertrokken uit Nederland, na de vertrektermijn verblijven kan geen aantal worden achterhaald. Vanwege het bovenstaande, is een vergelijking met andere EU-lidstaten niet mogelijk.
270
Hoeveel vreemdelingen bevinden zich zonder verblijfsrecht in Nederland maar kunnen op grond van artikel 3 EVRM toch niet worden uitgezet?
Het totaal aantal vreemdelingen dat zich zonder verblijfsrecht in Nederland bevindt en op grond van artikel 3 EVRM niet naar het land van herkomst kan worden uitgezet is niet als zodanig uit de systemen te herleiden. Om die reden is geen totaal aantal beschikbaar.
Vreemdelingen aan wie artikel 1F Vluchtelingenverdrag is tegengeworpen en ten aanzien van wie een artikel 3 EVRM terugkeerbeletsel is aangenomen, maken onderdeel uit van de totale groep vreemdelingen zonder verblijfsrecht waarnaar wordt gevraagd. Van deze categorie 1F’ers, die apart wordt geregistreerd in de caseload van de DT&V, is bekend dat in 2012 sprake was van ongeveer 80 vreemdelingen die vanwege een artikel 3 EVRM beletsel niet kunnen worden uitgezet naar het herkomstland.
271
Van hoeveel vreemdelingen zonder verblijfsrecht wordt verwacht dat ze vrijwillig het land verlaten omdat gedwongen uitzetting niet mogelijk is?
Op alle vreemdelingen die niet rechtmatig in Nederland verblijven rust de verplichting om uit Nederland te vertrekken. Dit geldt evenzo voor vreemdelingen die niet kunnen worden uitgezet naar het land van herkomst vanwege een artikel 3 EVRM terugkeerbeletsel. Ook van deze categorie vreemdelingen wordt verwacht dat zij invulling geven aan de vertrekplicht en inspanningen verrichten om Nederland te verlaten. In het geval dit vertrek ondanks die inspanningen niet mogelijk blijkt, voorziet het beleid erin dat op verzoek van de vreemdeling na een bepaalde periode via de zogenoemde duurzaamheids- en proportionaliteitstoets kan worden beoordeeld of het onthouden van een verblijfsvergunning nog langer proportioneel is te achten.
272
Hoeveel criminele vreemdelingen bevinden zich zonder verblijfsrecht in Nederland? hoeveel daarvan kunnen niet worden uitgezet en hoeveel daarvan zitten in (vreemdelingen)bewaring?
Het totaal aantal criminele vreemdelingen dat zich zonder verblijfsrecht in Nederland bevindt, welk deel daarvan niet kan worden uitgezet en welk deel daarvan in (vreemdelingen)bewaring verblijft is op dit moment niet uit de systemen te herleiden. Momenteel worden, in samenwerking met de ketenpartners, verbeteringen aangebracht in de koppeling tussen de strafrechtsketen en de vreemdelingenketen. Naar verwachting zijn er daardoor in 2014 meer gegevens beschikbaar over vreemdelingen die verdacht worden van een misdrijf.
Het totaal aantal verdachte of veroordeelde vreemdelingen dat vanuit de «caseload» van de DT&V uit Nederland is verwijderd of zelfstandig uit Nederland is vertrokken, in 2012 waren dat er 69019.
273
In welke gemeenten wordt thans (in strijd met de afspraken van het bestuursakkoord met VNG in 2007) opvang verleend aan uitgeprocedeerde vreemdelingen? Om hoeveel vreemdelingen gaat het? Welke interventies vinden hier plaats?
Het is bekend dat een aantal gemeenten (een vorm van) opvang verleent aan uitgeprocedeerde vreemdelingen. Precieze aantallen zijn niet bekend, met name omdat deze groep varieert in samenstelling en aantal. Er wordt steeds getracht om in het kader van het Lokaal Terugkeeroverleg (waarin DT&V, IND en gemeente samenwerken) te zoeken naar een oplossing op maat voor de betreffende vreemdelingen. Op die manier wordt ook voorkomen dat gemeenten deze groep vreemdelingen langdurig opvangen. De Rijksoverheid onderstreept in de contacten met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de individuele gemeenten dat alternatieven voorhanden zijn, zoals onderdak in een vrijheidsbeperkende locatie, en dat het langdurig opvang bieden aan vreemdelingen zonder verblijfsrecht onwenselijk is.
274
Welk aandeel van de spookburgers in Nederland betreft vreemdelingen die officieel niet meer in Nederland verblijven?
Allereerst dient opgemerkt te worden dat het CBS de term «spookburger» niet gebruikt. Bij de beantwoording van de vraag is verondersteld dat met «spookburgers» personen worden bedoeld die ooit als ingezetene ingeschreven stonden in de GBA, maar van wie de gemeente waar de persoon ingeschreven stond heeft geconcludeerd dat de actuele verblijfplaats onbekend is. De gemeente geeft deze persoon in het systeem aan met de omschrijving: emigratie naar buitenland «onbekend». Deze personen worden in de regel aangeduid met de term «VOW» (Vertrokken Onbekend Waarheen). Hierdoor tellen ze niet meer mee in de bevolking van Nederland.
Het merendeel van de personen die aangeduid is met de term «VOW» zijn emigranten die hun vertrek nooit bij de gemeente hebben gemeld. Er zijn echter ook VOW-geregistreerde personen die verhuisd zijn naar een andere plek in Nederland zonder dit te melden. Uit onderzoek in 2011 van het CBS, in opdracht van het ministerie van BZK, is gebleken dat 75% van de als VOW-geregistreerde personen niet de Nederlandse nationaliteit had. Tevens bleek de helft van de als VOW-afgevoerde personen na twee jaar weer in de GBA te zijn ingeschreven. Van degenen met de Nederlandse nationaliteit is bijna 75% binnen twee jaar terug, van de niet-Nederlanders is dit niet meer dan 20%. Onbekend is of deze personen tijdelijk in het buitenland verbleven of dat ze in Nederland verbleven zonder ingeschreven te zijn in de GBA.
275
Hoe vaak zijn in 2013 asielzoekers uit de asielopvang geplaatst omdat zij er niet in slaagden binnen 28 dagen het land te verlaten? Waar gingen deze mensen daarna heen? Hoe vaak is bij benadering deze termijn overschreden, maar is men desondanks niet uit de opvang geplaatst?
Als na een zorgvuldige beoordeling van de asielaanvraag door de IND – en vaak ook door een rechter – blijkt dat er geen aanleiding bestaat om een asielzoeker in Nederland bescherming te bieden, is de boodschap terugkeer. Daarvoor heeft een afgewezen asielzoeker een wettelijke vertrektermijn van 28 dagen. Met de afwijzing van de asielaanvraag eindigt het recht op opvang. De reden tot beëindiging van de opvang ligt dus in de afwijzing van de asielaanvraag. Het is daarbij niet relevant of de vreemdeling er wel of niet in slaagt om binnen de 28 dagen het land te verlaten. Indien een asielzoeker de keuze maakt om na de afwijzing van de asielaanvraag niet te werken aan zijn vertrek, kiest deze vreemdeling ervoor om van de mogelijkheid van onderdak af te zien. Niet in beeld is waar deze mensen vervolgens heen gaan. Blijft staan dat afgewezen asielzoekers die werken aan hun vertrek, niet op straat terecht hoeven te komen. Vreemdelingen die aan hun vertrek werken gedurende de termijn van 28 dagen, maar daar nog niet in zijn geslaagd, kunnen onderdak krijgen in de Vrijheidbeperkende Locatie in Ter Apel. Het kan bovendien vanwege andere dan genoemde reden voorkomen dat een vreemdeling tijdelijk nog in de opvang blijft, ook al is de wettelijke vertrektermijn verstreken. Het beëindigen van de voorzieningen vindt immers op een zorgvuldige wijze plaats. Een voorbeeld hiervan is het beleid rondom het beëindigen van opvangvoorzieningen wanneer het vriest. Er is derhalve geen sprake van dat opvang wordt beëindigd vanwege het enkele feit dat een afgewezen asielzoeker er niet in slaagde binnen de 28 dagen het land te verlaten. Om die reden is het gevraagde aantal niet te geven.
276
Wat is de verklaring voor het feit dat de terugkeercijfers recent zo fors zijn afgenomen? Wat zijn er mogelijke oorzaken van dat de politie achterblijft bij het aanleveren van zogeheten overdrachtsdossiers aan de Dienst Terugkeer & Vertrek?
Terugkeercijfers zijn dit jaar in algemene zin lager dan in voorgaande jaren. Als verklaringen hiervoor kunnen de volgende ontwikkelingen worden genoemd.
− Het feit dat sinds 2010 op grond van een uitspraak van de Hoge Raad gezinnen met kinderen die weigeren aan hun terugkeer mee te werken, niet meer ontruimd kunnen worden, hetgeen een drukkend effect heeft op de terugkeercijfers.
− Ontwikkelingen in de landen van herkomst en dientengevolge in het landenbeleid (m.n. Syrië) zijn aanleiding om vaker dan in voorgaande jaren het geval was, tot inwilliging van aanvragen over te gaan. Ook de regeling langverblijvende kinderen leidt tot inwilliging van personen die eerder binnen de (verwijderbare) caseload van de DT&V werden gerekend.
− Een groot deel van de asielinstroom bestaat momenteel uit nareizigers die met een MVV inreizen en in de regel snel voor vergunningverlening in aanmerking komen
In de brief aan uw Kamer van 27 september 2013 ( 19 673 nr 1724 ) zijn de mogelijke oorzaken van het achterblijven van het aantal zogeheten overdrachtsdossier van de politie aan de DT&V weergegeven.
277
Kan een overzicht worden gegeven van de asielinstroom in andere Europese landen in de afgelopen jaren?
In de onderstaande tabel is de asielinstroom (eerste, tweede en volgende aanvragen) in Europa20 weergegeven voor de periode 2008–2013 (2013 t/m juni).
Bron: Eurostat. Peildatum 23 oktober 2013. Afgerond op vijftallen. n.a. = not available. (IND/INDIAC)
278
Welk percentage asielaanvragen worden toegekend in de diverse EU-lidstaten? Wat zijn de oorzaken van de recente toename van de instroom in Nederland? Wat zijn de redenen dat Nederland verhoudingsgewijs meer asiel toekent?
In 2012 was het inwilligingspercentage in Europa21, uitgedrukt in het totaal aantal inwilligende beslissingen (Geneva Convention status, Subsidiary Protection, Humanitarian reasons) afgezet tegen het totaal aantal beslissingen (inwilligende en afwijzende beslissingen), 32%22. Het merendeel van de Europese inwilligingen bestond uit de Geneva Convention status ofwel Vluchtelingenstatus. Nederland zat daar in 2012 met een inwilligingspercentage van 54% boven. De hoogste aantallen inwilligingen in Nederland in het jaar 2012 waren voor personen afkomstig uit Irak, Somalië, Afghanistan en Syrië. Het merendeel van de Nederlandse inwilligingen betrof subsidiaire bescherming23.
Eén van de oorzaken van de recente toename van de asielaanvragen in Nederland in 2013 is een toename van het aantal aanvragen uit Somalië. Dit betreft voor het overgrote deel familieleden van personen aan wie eerder een asielvergunning is verleend (Gezinshereniging in het kader van asiel: nareis). Daarnaast is sprake van een verhoogde instroom uit Syrië.
Er zijn verschillende factoren van invloed op het inwilligingspercentage van asielaanvragen in Nederland, zoals de verschillen in landen van herkomst van de asielzoekers en verschillen in de uitvoering van het gemeenschappelijk asielbeleid in verschillende EU-lidstaten.
Voor een nadere toelichting op de mogelijke redenen die ten grondslag kunnen liggen aan het verschil in de inwilligingspercentages wordt verwezen naar het antwoord op vragen van het lid Fritsma (PVV)24 van 17 juni 2013. Hierin is, onder verwijzing naar de beantwoording van eerdere Kamervragen, gemeld dat het verschil in inwilligingspercentage mogelijk mede toe te schrijven is aan de aard van de Nederlandse asielprocedure en de aandacht voor het snel afdoen van kansloze aanvragen in de korte aanmeldcentrumprocedure. Nederland is met de introductie van de aanmeldcentra en de toenmalige 24-uursprocedure koploper geweest binnen Europa in het neerzetten van een korte procedure waarin kansloze aanvragen werden afgedaan. Dit stelsel is sindsdien met een aantal belangrijke verbeteringen steeds verder uitgebouwd. Het is zeer wel mogelijk dat als gevolg Nederland weinig aantrekkelijk is voor vreemdelingen die geen bescherming tegen terugkeer behoeven, maar toch door middel van een asielprocedure toegang tot Europa zoeken. Vanuit dat perspectief is een lage instroom van asielzoekers met kansloze aanvragen mogelijk en kan een relatief hoog inwilligingspercentage (mede) worden verklaard.
279
Kan de regering de gevolgen in kaart brengen voor het Nederlandse asielbeleid als gevolg van het Gemeenschappelijk Europees Asielbeleid (GEAS)? Wat is de planning met betrekking tot het omzetten van de diverse richtlijnen en verordeningen in Nederlandse wetgeving en beleid? Op welke wijze zijn rechters nu al gebonden aan alle bepalingen in deze richtlijnen?
Voor de beantwoording van de eerste twee deelvragen wordt u verwezen naar de brief van 22 oktober 201325 over de gevolgen van de tweede fase van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel voor Nederland. Rechters zijn niet gebonden aan een richtlijn totdat de richtlijn in werking is getreden. Vanaf dat moment is het de vraag of de richtlijnbepaling in kwestie voldoende concreet is om rechtstreekse werking aan te ontlenen in de nationale rechtsorde. Als dat het geval is, kunnen rechters rechtstreeks de richtlijnbepaling toepassen. Tot aan de inwerkingtreding mogen lidstaten op grond van het beginsel van Unietrouw geen maatregelen nemen die indruisen tegen de strekking van de richtlijn.
280
Wat zijn de resultaten van Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV) controles van het afgelopen jaar? Wat zijn de resultaten ten aanzien van @migoboras? Welke ontwikkelingen zijn er te verwachten in het kader van de versterking van het binnenlandse vreemdelingentoezicht?
In het kader van het programma Versterking Vreemdelingentoezicht- en handhaving (VVH) zijn met de partners in de vreemdelingenketen onder andere afspraken gemaakt over de prioritering in het vreemdelingentoezicht. Deze is primair gericht op criminele vreemdelingen, op toelating gerichte fraude en op overlastgevende vreemdelingen. Daarnaast op vreemdelingen die zich aan lichtere toezichtsmaatregelen hebben onttrokken. De vreemdelingenketen zet in het kader van het programma in op versterking van informatie gestuurd toezicht. Door het beter delen en analyseren van informatie binnen de keten wordt het mogelijk om gerichter en doeltreffender in te zetten op de geprioriteerde doelgroepen. Bij de aanpak van de criminele vreemdelingen is van belang dat de politie en de KMar signaleren dat de van een misdrijf verdachte persoon een vreemdeling is, en hier vervolgens naar handelen. Om dit te faciliteren wordt het identificatieproces zo veel mogelijk door het gebruik van mobiele identificatieapparatuur ondersteund. Daarnaast wordt van uit het programma VVH gewerkt aan verbeterde samenwerking binnen de vreemdelingenketen en (op lokaal niveau) tussen de keten, gemeenten en maatschappelijke organisaties.
281
Hoe ziet de interventieladder eruit op het moment dat EU-lidstaten zich niet houden aan de Schengen regels?
Na afloop van een Schengenevaluatie-missie wordt een rapport opgesteld met conclusies en aanbevelingen gebaseerd op de bevindingen van het evaluatiecomité. Het rapport vormt de basis voor deze zogenaamde «follow-up»-fase, waarin de geëvalueerde lidstaat aan de slag moet gaan met de implementatie van de aanbevelingen over de geconstateerde gebreken. Binnen ongeveer drie tot zes maanden dient de geëvalueerde lidstaat over de stand van zaken te rapporteren in een zogenaamd «follow-up rapport».
Dit proces herhaalt zich in principe net zo lang totdat alle aanbevelingen in de praktijk zijn geïmplementeerd. Wanneer tijdens een Schengenevaluatie ernstige tekortkomingen in de uitvoering van de betreffende Schengenregelgeving worden geconstateerd, kan de betreffende lidstaat worden verzocht om een actieplan op te stellen. In dat actieplan moet de lidstaat uiteenzetten op welke wijze het de geconstateerde tekortkomingen zal oplossen en binnen welk tijdspad dit zal plaatsvinden. Ook kan bij ernstige tekortkomingen worden bepaald dat een «revisit» zal plaatsvinden, om nogmaals te bekijken of vorderingen zijn gemaakt met het implementeren van de aanbevelingen van het Schengenevaluatie-comité. Tenslotte is met het nieuwe Schengenevaluatiemechanisme de mogelijkheid gecreëerd dat als sprake is van een situatie dat een lidstaat langdurig verzuimt afdoende toezicht te houden op zijn deel van de buitengrens en deze situatie een ernstige bedreiging voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid van andere lidstaten vormt, de binnengrenscontroles als laatste redmiddel kunnen worden uitgevoerd.
282
Welke signalen zijn er dat de asielinstroom de komende jaren zal toenemen op nationaal en Europees niveau, bijvoorbeeld vanwege de aanhoudend onstabiele veiligheidssituatie in landen als Egypte, Libië, Syrië en Irak?
De asielinstroom is direct afhankelijk van de ernst en aard van de veiligheidssituatie elders in de wereld. Dat geldt zowel voor de nationale asielinstroom als voor de instroom op Europees niveau. Op dit moment wordt een stijgende trend in de asielinstroom geconstateerd, waarbij de belangrijkste stijging van de eerste asielaanvragen zich vertoont ten aanzien van Syrische en Eritrese asielzoekers. Of de asielinstroom de komende jaren zal toenemen is niet te voorspellen: dit is volkomen afhankelijk van de ontwikkelingen in en rondom de belangrijkste landen van herkomst.
283
Kan een totaaloverzicht worden gegeven van landen waar mensen om een visum voor toelating tot Nederland te krijgen, zich ter plaatse niet tot een Nederlandse ambassade of consulaat kunnen wenden maar zich bij een ambassade of consulaat van een andere Europese lidstaat moeten melden? Welke afspraken zijn in dit kader met andere EU-lidstaten gemaakt in het kader van het onderling ondersteunen bij de afhandeling van visumaanvragen? Welke gevolgen heeft dit voor de juridische procedure tegen een afwijzing? Op welke wijze is de rechtsbescherming gewaarborgd?
Grondslag voor visumvertegenwoordiging is gelegen in de Europese regelgeving (de EU-visumcode). In de visumcode is de considerans neergelegd dat Schengenlidstaten er naar dienen te streven elkaar te vertegenwoordigen in derde landen waar een land geen eigen consulaat heeft. Op deze wijze wordt voorkomen dat visumaanvragers onevenredige moeite moeten doen om toegang tot een consulaat te krijgen en worden locaties waar geen visa worden verstrekt tot een minimum terug gebracht.
Daarnaast leiden de bezuinigingen op het postennet (personele krimp en sluiting posten) er toe dat Nederland vaker een beroep moet doen op Schengenpartners om de visumverlening (en vice versa) over te nemen. Visumvertegenwoordiging past ook in het streven naar verdergaande Europese samenwerking.
De afspraken die in dit kader met andere EU-lidstaten worden/zijn gemaakt zijn gebaseerd op artikel 8 van de EU-visumcode. Dit artikel ziet op de vertegenwoordigingsregelingen. De door lidstaten met elkaar gemaakte vertegenwoordigingsafspraken worden schriftelijk vastgelegd.
Op basis van de visumcode art. 32.2 wordt het eventuele bezwaar of beroep ingediend tegen de lidstaat die de definitieve beslissing op de visumaanvraag heeft genomen. De nationale wetgeving van die lidstaat is op de bezwaar- en/of de beroepsprocedure van toepassing.
In de bijlage bij Verordening 539/01 met betrekking tot visumvertegenwoordiging door andere lidstaten is een overzicht van de afspraken tussen EU-lidstaten opgenomen.
284
Welke concrete resultaten zijn op nationaal en Europees niveau geboekt in de opsporing en bestrijding van mensenhandel en mensensmokkel?
De aanpak van mensenhandel en mensensmokkel is kabinetsprioriteit. De resultaten zijn over de hele linie positief. Uit de cijfermatige rapportage van de Nationaal rapporteur «Mensenhandel in en uit beeld. Cijfers vervolging en berechting 2008–2012» blijkt onder andere dat – uitgaande van de cijfers over 2012 – sinds 2000 het grootste aantal mensenhandel zaken bij het OM is ingeschreven (maar liefst 311). Dit geldt ook voor het aantal door het OM afgehandelde mensenhandel zaken (ook maar liefst 338 zaken). Het aandeel dagvaardingen voor mensenhandel binnen het totaal aantal door het OM afgehandelde mensenhandel zaken is in de periode 2008–2012 ongeveer gelijk gebleven (gemiddeld 70% variërend tussen de 65% in 2009 en de 73% in 2010). In lijn met voorgaande ontwikkeling heeft de rechter in eerste aanleg in 2012 de meeste mensenhandel zaken afgedaan (153). Het aandeel veroordelingen voor mensenhandel – dat in de periode 2004–2009 met 25% was gedaald – is zowel in 2010 als in 2012 flink toegenomen (naar 71%). Door het OM is onder andere gemeld dat in 2012 106 projectmatige onderzoeken naar criminele samenwerkingsverbanden op het terrein van mensenhandel en mensensmokkel door politie en OM in de regio’s zijn uitgevoerd. In 2011 waren dit er 76. Op Europees niveau werken inmiddels 25 van de 28 lidstaten samen in het zogenaamde EMPACT-project mensenhandel, dat tot nauwere samenwerking bij de opsporing moet leiden en getrokken wordt door het VK en Nederland. Dankzij dit project is bijvoorbeeld de hoeveelheid opsporingsinformatie die met Europol gedeeld wordt sterk toegenomen. In het EMPACT-project voor mensensmokkel (of gefaciliteerde illegale immigratie) wordt o.a. gewerkt aan het tegengaan van schijnhuwelijken en van misbruik van reguliere procedures.
Nederland werkt ook bilateraal nauw samen met de belangrijkste bron- en transitlanden bij de bestrijding van mensenhandel en mensensmokkel. OM en politie hebben bijvoorbeeld afgelopen jaren met Bulgarije samengewerkt bij vier Joint Investigation Teams gericht op mensenhandel. Deze JITs hebben niet alleen arrestaties, maar ook weer nieuwe opsporingsonderzoeken opgeleverd. De KMar heeft in een JIT samengewerkt met de Britse politie om schijnhuwelijken aan te pakken tussen illegale Nigerianen in Groot-Brittannië en voornamelijk Antilliaanse vrouwen uit Rotterdam. Dit heeft geresulteerd in meer dan 100 aanhoudingen.
285
Hoeveel vluchtelingen zitten in vluchtelingenkampen waar de United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR) ondersteuning biedt? Kan de UNHCR alle behoefte om ondersteuning wereldwijd aan, gelet op de forse toename van vluchtelingenstromen in bijvoorbeeld Syrië? Hoe verhoudt dit zich tot de verlaging van de kernbijdrage van de UNHCR tot 33 miljoen euro?
Een overzicht van aantallen vluchtelingen wereldwijd wordt door UNHCR slechts op jaarlijkse basis per eind december opgesteld. Per eind december 2012 had UNHCR 35,8 miljoen «population of concern to UNHCR». Het overgrote deel van de vluchtelingen verblijft niet in kampen, maar verblijft bij gastgezinnen, in informele kampementen, in collectieve centra, huurt zelf accommodatie, etc. Volgens UNHCR verbleven eind 2012 ca. 3,2 miljoen vluchtelingen in door UNHCR beheerde vluchtelingenkampen. De ondersteuning van UNHCR beperkt zich niet tot personen die in georganiseerde kampen verblijven, maar betreft ook, afhankelijk van de kwetsbaarheid en hulpbehoevendheid, personen die een andere vorm van onderkomen hebben.
UNHCR’s huidige bijgestelde budget is USD 5.054.822.796. UNHCR heeft tot op heden USD 2.677.551.563 ontvangen van donoren ter financiering van ondersteuning van vluchtelingen en ontheemden. Nederland heeft in 2.013 USD 38 miljoen core bijdrage aan UNHCR beschikbaar gesteld, naast tot op heden Euro 27 miljoen voor specifieke vluchtelingen en ontheemden situaties en programma’s. UNHCR kampt wereldwijd met een groot te kort aan middelen. De verwachting is dat dit ook in 2014 het geval zal zijn.
286
Kan een overzicht worden gegeven van de reguliere migratie afgelopen jaren waarbij onderscheid wordt gemaakt in verschillende verblijfsdoelen?
In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de jaartotalen van de aanvragen voor de verblijfsvergunning regulier in de afgelopen jaren, onderscheiden naar verblijfscluster.
Instroom VVR-aanvragen |
2010 |
2011 |
2012 |
---|---|---|---|
Gezinsmigratie |
20.920 |
22.400 |
22.470 |
Arbeid |
3.300 |
3.810 |
3.340 |
Studie |
10.530 |
11.710 |
11.330 |
Kennismigrant |
5.880 |
6.640 |
6.720 |
Overige verblijfsdoelen |
15.350 |
14.370 |
14.520 |
Totaal |
55.980 |
58.930 |
58.380 |
Bron: IND. Afgerond op tientallen.
Over deze aantallen wordt ook gerapporteerd in de rapportage Vreemdelingenketen (RVK). In de rapportage over geheel 2012 kon door de overgang naar het nieuwe informatiesysteem bij de IND (INDiGO) nog niet over de afzonderlijke verblijfsdoelen worden gerapporteerd. Inmiddels is dit weer mogelijk.
Omdat INDiGO een andere opbouw kent en er tijdens de conversie ook een schoning van de gegevens heeft plaatsgevonden, zijn er kleine verschillen ontstaan met het eerder gerapporteerde jaartotaal over 2012.
287
Welk aandeel van het totaal aantal reguliere verblijfsprocedures wordt doorlopen door vreemdelingen die daarvoor ook (één of meerdere) asielprocedures hebben doorlopen?
Deze informatie is (nog) niet uit het geautomatiseerde systeem van de IND te genereren.
288
Wat was vorig jaar het totale immigratiecijfer, opgedeeld naar asiel, regulier (beide onderverdeeld naar westerse en niet-westerse afkomst) en EU volgens zowel de IND als het Centraal Bureau voor de Statistiek?
De IND registreert en behandelt toelatingsaanvragen van vreemdelingen. Het komt voor dat vreemdelingen meerdere aanvragen doen. De cijfers van de IND zien op de aanvragen, niet op aantal personen. Belangrijk om te vermelden is dat niet alle immigranten een toelatingsaanvraag hoeven doen. Daardoor beschikt de IND niet over de gegevens van eenieder die zich vanuit het buitenland in Nederland heeft gevestigd en dit heeft geregistreerd in de Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens (GBA). Het CBS heeft de gegevens van iedereen die zich vanuit het buitenland in Nederland vestigt en zich laat inschrijven in de GBA. Deze worden door het CBS verwerkt in zijn demografische analyses. Belangrijk om hier te vermelden is dat niet iedereen die om toelating verzoekt, meteen in de GBA wordt ingeschreven.
Onder meer om deze redenen zijn de cijfers hieronder van IND en CBS niet vergelijkbaar.
Verder is van belang dat het CBS het onderscheid Westers/Niet-Westers op basis van geboorteland hanteert voor zijn demografische analyses maar dat de IND niet registreert op basis van geboorteland maar van nationaliteit. De indeling Westers/Niet-Westers in IND-cijfers ziet dus op nationaliteit en is daarmee niet te vergelijken met de CBS-cijfers. Tot slot moet worden opgemerkt dat het onderscheid asiel/regulier geen indeling is die het CBS hanteert in de GBA-cijfers. Niet alle gevraagde onderverdelingen zijn aldus standaard te genereren. Om de vraag te beantwoorden zijn de onderverdelingen zo nauwkeurig mogelijk weergegeven.
Uit de cijfers van de IND blijkt dat van de 13.170 asielaanvragen in 2012 er 1.260 werden ingediend door westerse vreemdelingen en 11.360 door niet-westerse vreemdelingen. In circa 550 gevallen is de vreemdeling die een asiel vergunning aanvroeg geregistreerd met nationaliteit «onbekend». In die gevallen is onbekend of er sprake was van een westerse of niet-westerse vreemdeling. Van de 58.380 aangevraagde reguliere vergunningen zijn er ongeveer 16.820 door westerse en 39.580 door niet-westerse vreemdelingen aangevraagd. In circa 1.980 gevallen is de vreemdeling die een reguliere vergunning aanvroeg geregistreerd met nationaliteit «onbekend». In die gevallen is onbekend of er sprake was van een westerse of niet-westerse vreemdeling.
Uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt dat in 2012 in totaal 158.370 immigranten in de GBA hebben ingeschreven. Hieronder bevinden zich 115.680 vreemdelingen (samengesteld uit 69.730 EU-onderdanen en 45.950 derdelanders) en 42.700 personen met de Nederlandse nationaliteit. Het CBS heeft over het jaar 2012 nog niet de beschikking over de migratiemotieven van de groep vreemdelingen die naar Nederland is geïmmigreerd. Indien deze groep naar geboorteland wordt ingedeeld, blijkt dat onder de 115.680 immigranten met een andere dan de Nederlandse nationaliteit zich 36.600 personen bevonden die in een niet-westers land zijn geboren en 79.080 personen die in een westers land zijn geboren.
289
Hoe vaak is door Machtiging tot Voorlopig Verblijf (MVV)-plichtige vreemdelingen in Nederland een aanvraag om een reguliere verblijfsvergunning ingediend en waarbij dus niet aan het MVV vereiste is voldaan?
In het jaar 2012 zijn 9.58026 aanvragen om een verblijfsvergunning regulier bepaalde tijd ingediend waarbij de vreemdeling niet in het bezit was van een verplichte machtiging tot voorlopig verblijf.
290
Hoeveel vreemdelingen zijn vorig jaar vrijgesteld van het MVV-vereiste en op welke gronden?
Deze gegevens werden tot voor kort niet geregistreerd, zodat deze informatie nu niet beschikbaar is. Op termijn zijn deze gegevens wel beschikbaar. Op welke termijn dit zal zijn hangt mede af van het totaal van gegevens dat wordt gevraagd en van de beschikbare capaciteit die nodig is voor de verdere ontwikkeling van het managementinformatiesysteem van de IND.
291
Hoe vaak hebben kennismigranten afgelopen jaar een verblijfsvergunning gekregen en hoe vaak is verblijfsrecht van kennismigranten ingetrokken wegens fraude?
In 2012 hebben 5.810 kennismigranten een vergunning gekregen.
De IND werkt samen met de Inspectie SZW in onderzoeken naar fraude met vergunningen voor verblijf als kennismigrant. In 2012 heeft de Inspectie SZW 142 onderzoeken uitgevoerd naar werkgevers van kennismigranten. In 30% van door de Inspectie SZW uitgevoerde onderzoeken is gebleken dat er sprake is van een overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen. Waar mogelijk is de verblijfsvergunning ingetrokken en/of is het bedrijf uit de (in 2012 geldende) kennismigrantenregeling verwijderd.
292
Wat was de aanleiding om de Sociaal-Economische Raad advies te vragen over het arbeidsmigratiebeleid? In welke opzichten verliep de arbeidsmigratie uit andere lidstaten het afgelopen jaar niet goed? Aan welke maatregelen wordt gedacht om arbeidsmigratie in goede banen te leiden?
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) heeft in zijn brief van 14 januari 201327 een SER-adviesaanvraag over het arbeidsmigratiebeleid aangekondigd naar aanleiding van het WRR-rapport «In betere banen». Op dit moment zijn al vele maatregelen genomen om arbeidsmigratie in goede banen te leiden (zie voor de laatste stand van zaken de brief van de minister van SZW van 13 september 2013 over arbeidsmigratie binnen de EU)28. In aanvulling daarop vindt het kabinet het wenselijk om de SER advies te vragen over de mogelijke bijdrage van arbeidsmigratie aan de Nederlandse economie en onder welke voorwaarden arbeidsmigranten op de Nederlandse arbeidsmarkt het beste tot hun recht komen.
Het SER-advies wordt in het voorjaar van 2014 verwacht. Eventuele maatregelen neemt het kabinet naar aanleiding van het advies.
293
Aan welke vreemdelingrechtelijke en administratieve voorwaarden moeten kennismigranten, startende ondernemers en andere bedrijven voldoen om zich in Nederland te kunnen vestigen?
Kennismigranten uit derde landen die in Nederland willen komen werken en wonen moeten een arbeidsovereenkomst met een werkgever in Nederland hebben en zij moeten een marktconform salaris verdienen van minstens € 52.010 bruto per jaar (en als zij jonger zijn dan 30 jaar is dat € 38.141). Het loon moet marktconform zijn naar Nederlandse maatstaven. In 2014 wordt overigens overgegaan op een maandnorm, zoals aangekondigd in de brief van 11 april 2011 over de herziening van de Wet arbeid vreemdelingen29. Het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen waarin deze wijziging is vastgelegd, is op 20 september 2013 gepubliceerd30. Daarnaast moet de werkgever bij wie de kennismigrant in dienst gaat erkend referent zijn. Hiermee hebben zij toegang tot een versnelde toelatingsprocedure. Bedrijven die dat nog niet zijn kunnen hiertoe een verzoek indienen bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Erkende referenten hebben een informatie-, administratie- en zorgplicht. Dit houdt in dat zij verplicht zijn relevante wijzigingen met betrekking tot de vreemdeling door te geven aan de IND (bijvoorbeeld als de kennismigrant bij een ander bedrijf gaat werken). Startende ondernemers uit derde landen die zich in Nederland als zelfstandige willen vestigen moeten een aanvraag om een reguliere verblijfsvergunning als zelfstandige indienen. Daarbij wordt getoetst met behulp van een puntensysteem of met de onderneming een voldoende wezenlijk Nederlands belang wordt gediend. Het Agentschap NL van het ministerie van Economische Zaken geeft hier advies over.
294
Welke maatregelen worden de komende jaren getroffen om ervoor te zorgen dat Nederland aantrekkelijker wordt voor kennismigranten?
Het bevorderen van de kenniseconomie is van groot belang. Migranten die een bijdrage leveren aan de Nederlandse kenniseconomie moeten snel en eenvoudig kunnen worden toegelaten. De huidige kennismigrantenregeling is, zeker in vergelijking tot andere Europese landen, een van de eenvoudigste en snelste regelingen voor hooggekwalificeerde arbeidskrachten uit derde landen omdat enkel een salariscriterium geldt. Met de inwerkingtreding van de wet Modern Migratiebeleid per 1 juni 2013, zijn de toelatingsprocedures voor reguliere migranten sneller en doeltreffender geworden, mede doordat de IND nu werkt met erkende referenten voor kennismigranten. Het kabinet heeft de SER gevraagd hoe Nederland ook op langere termijn aantrekkelijk blijft voor hooggekwalificeerde arbeidskrachten (onderdeel van de SER-adviesaanvraag over het arbeidsmigratiebeleid). Dit advies wordt in het voorjaar van 2014 verwacht. Eventuele maatregelen neemt het kabinet naar aanleiding van het advies.
295
Hoe vaak is vorig jaar een verblijfsvergunning verstrekt voor het volgen van een opleiding, anders dan een HBO- of universitaire opleiding?
In 2012 zijn afgerond 50 vergunningen in eerste aanleg verleend met als verblijfsdoel studie aan voortgezet of beroepsonderwijs.
296
Hoe vaak is vorig jaar een verblijfsvergunning ingetrokken van EU-onderdanen? Op welke gronden is dat gebeurd?
In 2012 is in 590 zaken het verblijf beëindigd van een EU-onderdaan. In 330 zaken is het verblijf beëindigd en is vervolgens tot ongewenstverklaring overgegaan. Van de overige 260 zaken blijkt uit handmatige registratie van de IND dat in 2012 in 50 gevallen het verblijf is beëindigd wegens een onredelijk beroep op bijstand. Belangrijk om hierbij te vermelden is dat de ontvangen bijstand, waar het gaat om werknemers, o.g.v. de Richtlijn vrij verkeer pas na zes maanden als onevenredig wordt beschouwd. Dit betekent dat ook na 2012 het totaal over 2012 nog kan oplopen. Tevens is handmatig bijgehouden dat in 2012 van het totaal van 260 EU-burgers van 60 EU-burgers het rechtmatig verblijf is beëindigd vanwege het veroorzaken van overlast en het niet voldoen aan de voorwaarden van de Richtlijn vrij verkeer.
297
Hoe vaak is vorig jaar EU-verblijfsrecht gevraagd door partners en gezinsleden van EU- onderdanen die zelf geen EU-nationaliteit hadden? Wat was het inwilligingspercentage hiervan?
In 2012 zijn 2.900 aanvragen afgehandeld, waarvan 76% (2.200 zaken) is ingewilligd31.
298
Tegen hoeveel derdelanders is in het afgelopen jaar een inreisverbod uitgevaardigd?
Zoals uw Kamer op 14 februari 2013 per brief (Kamerstuk 33 512, nr. 5) is toegezegd, zal de evaluatie van de terugkeerrichtlijn en het daarbij horende inreisverbod zo spoedig mogelijk in 2014 aan uw Kamer worden toegezonden. De gevraagde gegevens zullen onderdeel zijn van de evaluatie.
Een dergelijke termijn ligt voor de hand, omdat het enige tijd duurt voordat een goed oordeel kan worden geveld over de effectiviteit van de richtlijn en de werking van het inreisverbod. Het is van belang dat de met de uitvoering van de terugkeerrichtlijn belaste diensten gedurende een aantal jaren hebben kunnen werken met de daarmee gepaard gaande procedures en er voldoende feitelijke informatie voorhanden is om te kunnen evalueren. Die informatie is op dit moment nog niet beschikbaar.
299
Hoeveel vreemdelingen zijn veroordeeld wegens het overtreden van een inreisverbod?
Zie antwoord 298.
300
Hoeveel EU-burgers hebben een terugkeerverbod gekregen?
De terugkeerrichtlijn, waar het inreisverbod een onderdeel van is, ziet op de terugkeer van derdelanders. EU-onderdanen krijgen dientengevolge nooit een inreisverbod. Voor het aantal ongewenstverklaringen dat is uitgereikt aan EU-onderdanen, zie het antwoord op vraag 303.
301
Hoeveel EU-burgers zijn in het afgelopen jaar ongewenst verklaard?
Zie antwoord 303.
302
In hoeveel gevallen is vorig jaar het rechtmatig verblijf van een EU-burger beëindigd om redenen van openbare orde of openbare veiligheid?
Zie antwoord 303.
303
In hoeveel gevallen is vorig jaar het rechtmatig verblijf van een EU-burger beëindigd op grond van veelvuldig gepleegde lichte strafbare feiten, waarbij elk strafbaar feit op zichzelf niet tot ontzegging of beëindiging zou kunnen leiden?
In 2012 is van 330 EU-burgers het rechtmatig verblijf beëindigd32, vervolgens zijn zij ongewenst verklaard. Deze gegevens werden tot voor kort niet geregistreerd, zodat deze informatie nu niet beschikbaar is. Op termijn zijn deze gegevens wel beschikbaar. Op welke termijn dit zal zijn hangt mede af van het totaal van gegevens dat wordt gevraagd en van de beschikbare capaciteit die nodig is voor de verdere ontwikkeling van het managementinformatiesysteem van de IND. Echter, in zijn algemeenheid geldt EU-burgers ongewenst worden verklaard vanwege een gevaar voor de openbare orde of de openbare veiligheid. Het is daarom dus ook niet bekend in hoeveel van deze zaken verblijfsbeëindiging en ongewenstverklaring heeft plaatsgevonden op grond van veelvuldig gepleegde lichte strafbare feiten, waarbij elke straf op zichzelf niet tot ontzegging of beëindiging zou kunnen leiden.
304
Hoeveel ongewenstverklaarde EU-burgers hebben Nederland het afgelopen jaar aantoonbaar verlaten?
In 2012 hebben 220 ongewenstverklaarde EU-burgers Nederland aantoonbaar verlaten.
305
Wat zijn de ontwikkelingen en resultaten in de samenwerking tussen IND en gemeenten ten aanzien van het verlies van verblijfsrecht als EU-burgers een beroep doen op bijstand?
In 2012 is in 50 gevallen door de IND geconstateerd dat het verblijf naar aanleiding van een beroep op bijstand kon worden beëindigd. Het betreft een handmatige telling, afgerond op tientallen. De aantallen meldingen van beroep op bijstand door de gemeenten inclusief de afhandelingen worden geregistreerd in het jaar waarin de gemeente de melding bij de IND heeft gedaan. Het kan dus gebeuren dat een melding uit 2011 pas in 2012 wordt afgehandeld. Deze melding telt echter mee in de registratie over 2011.
Daarnaast is per 1 oktober jongstleden 2013 de pilot Rotterdam gestart. Deze pilot ziet op de stroomlijning van de processen tussen de gemeente Rotterdam en de IND, waarbij het gaat om het voorkomen dat EU-burgers bijstand ontvangen indien het ontvangen van deze bijstand leidt tot verlies van het verblijfsrecht. De pilot duurt in principe zes maanden.
306
Hoe vaak zijn er in het afgelopen jaar adresonderzoeken verricht door de vreemdelingenpolitie? Hoe verhoudt dit aantal zich tot de voorgaande jaren? In hoeveel gevallen zijn er bij deze adresonderzoeken onrechtmatigheden vastgesteld?
Adrescontroles kunnen plaatsvinden tijdens persoonsgerichte controles. Deze richten zich op bij de overheid bekende vreemdelingen wanneer sprake is van indicaties van fraude of misbruik of van het niet naleven van de aan de afgegeven vergunning gestelde voorwaarden, op uitgeprocedeerde vreemdelingen en op asielzoekers die zich aan de meldingsplicht hebben onttrokken. Onderstaande tabel geeft het aantal persoonsgerichte controles in de periode 2011 t/m september 2013.
In ongeveer 33% van de persoonsgerichte controles in 2013, werd de vreemdeling in kwestie aangetroffen.
2011 |
2012 |
2013 t/m september |
|
---|---|---|---|
Persoonsgerichte controles |
6.600 |
9.550 |
5.380 |
Bron: Politie. Afgerond op tientallen.
307
Hoeveel dossiers zijn vorig jaar door de fraude-unit van de IND behandeld? Welke resultaten zijn hierbij geboekt? In hoeveel van de gevallen is overgegaan tot intrekken van de verblijfsstatus? Hoe wordt de versterking van het vreemdelingentoezicht en handhaving concreet vormgegeven?
Handhaving is ingebed in iedere processtap van de procedures van de IND. Handhaving vindt plaats vanaf de inname van de aanvraag aan het loket van de IND, waar document-controles plaatsvinden en vragen worden gesteld over schijnhuwelijken, tot na de vergunningverlening, waarna wordt gecontroleerd of de vreemdeling nog steeds aan de voorwaarden voldoet door middel van trajectcontroles.
Bovendien heeft de IND specialistische organisatieonderdelen ingericht om te handhaven, fraude te bestrijden en kwaliteit te meten. Hiermee wordt onder meer gedoeld op de Centrale Verificatie Unit (CVU), de Afdeling Handhaving en de Afdeling Kwaliteit en Dienstverlening.
Concrete resultaten in 2012 en 2013 zijn onder meer:
− De IND heeft een Informatie-Knooppunt (IKP) ingericht, waarin fraudesignalen worden uitgewisseld met handhavingspartners als Vp, Inspectie SZW, KMar en de gemeenten. Dit versterkt de samenwerking en het zicht op fraudetrends. In de periode van 2012 en de eerste helft van 2013 ontving het IKP bijvoorbeeld vanuit de gemeenten 161 fraudesignalen, die tot 106 voorstellen tot intrekking van het verblijfsrecht hebben geleid en waarvan 40% daadwerkelijk een intrekking heeft opgeleverd.
− De IND voert traject-controles uit die ertoe kunnen leiden dat verblijfsvergunningen en, met de invoering van de Wet Modern Migratiebeleid, erkenningen van referenten worden ingetrokken wegens gebleken fraude of het niet langer voldoen aan de toelatings- of erkenningsvoorwaarden. Mede op grond van de traject-controles zijn in 2012 circa 4840 reguliere verblijfsvergunningen regulier en 410 asielvergunningen ingetrokken.
− Medio 2012 heeft de IND vier pilots opgezet in samenwerking met een aantal diplomatieke posten. Deze intensieve samenwerking – waaronder simultaan horen – heeft geresulteerd in een vroegtijdige detectie en preventie van schijnrelaties en -huwelijken.
− In 2012 heeft de IND een geautomatiseerde koppeling gerealiseerd tussen INDiGO en het strafrechtelijke ketensysteem. Dankzij deze koppeling is de IND beter in staat om snel te reageren bij een strafrechtelijke veroordeling van een vreemdeling.
− Sinds januari 2012 voert de IND een project uit ten aanzien van zaken waarbij het vermoeden bestaat van een schijnhuwelijk of schijnrelatie tussen een burger van de Unie en derdelanders. Ingediende verblijfsaanvragen worden daarbij strikt aan het gemeenschapsrecht getoetst. In circa 58% van de 138 beslissingen in de eerste helft van 2013 heeft dat geleid tot een afwijzing van de aanvraag of ongegrondverklaring van het bezwaar.
− De IND werkt samen met de Inspectie SZW in onderzoeken naar fraude met verblijfsvergunningen voor verblijf als kennismigrant. In 2012 heeft de Inspectie SZW 142 onderzoeken uitgevoerd. In 30% van alle door de Inspectie SZW uitgevoerde onderzoeken is gebleken dat er sprake is van onrechtmatigheden of fraude. Waar mogelijk is de verblijfsvergunning ingetrokken en/of is het bedrijf uit de (in 2012 geldende) kennismigrantenregeling verwijderd.
− De IND pakt au-pairbureaus aan, die fraude plegen, de au-pairregeling misbruiken of zich niet houden aan de wettelijke verplichtingen van de Vreemdelingenwet. In aanvulling op de beantwoording van de begrotingsvraag 215 van 25 oktober 2012 (Kamerstuk 33 400 VII), heeft de IND in 2012 de verkorte beslistermijn van het convenant opgeschort van één au-pairbureau dat deelnam aan de Proeftuin Au Pair. Verder heeft de IND strafrechtelijke aangifte gedaan tegen twee au-pairbureaus. In 2013 zijn negen van de 33 au-pairbureaus die deelnamen aan de Proeftuin Au Pair geen erkende referent geworden met de inwerkingtreding van de Wet modern migratiebeleid. Er zijn thans 24 au-pairbureaus die erkend referent zijn. De erkenning van één van deze au-pairbureaus is met ingang van 1 juni 2013 geschorst in verband met een strafrechtelijk traject. Tot op heden heeft de IND twee erkende au-pairbureaus een waarschuwing gegeven wegens het overtreden van de informatieplicht.
308
Hoeveel immigranten uit islamitische landen hebben vorig jaar een aanvraag om een verblijfsvergunning ingediend, uitgesplitst in aanvragen asiel en regulier?
Er bestaat in de vreemdelingenketen geen definitie van de term «islamitisch land». Deze vraag kan derhalve als zodanig niet worden beantwoord. Het CBS heeft echter voor eerdere analyses gebruik gemaakt van een lijst van nationaliteiten.
Wanneer deze lijst wordt gehanteerd door de IND, dan blijkt uit de cijfers33 dat van de 13.170 asielaanvragen in 2012 er 8.620 werden ingediend door vreemdelingen met een nationaliteit van één van de «islamitische» landen volgens de CBS-lijst. Van de 58.380 aanvragen voor een reguliere verblijfsvergunning in 2012 zijn er 14.820 aangevraagd door vreemdelingen met een dergelijke nationaliteit.
Voor wat betreft het aantal toegelaten vreemdelingen met een nationaliteit van een «islamitisch land» volgens de CBS-lijst, geldt het volgende. Van de 15.700 afgehandelde asielaanvragen in 2012 zijn er 8.160 afgehandeld die werden aangevraagd door vreemdelingen uit een «islamitisch land». Van deze asielaanvragen werden 3.740 ingewilligd. Van de 53.780 afgehandelde reguliere aanvragen betrof het in 13.670 gevallen aanvragen van vreemdelingen met een nationaliteit van één van de «islamitische landen» volgens de CBS-lijst. Van deze aanvragen werden 11.320 aanvragen ingewilligd.
309
Hoeveel immigranten uit islamitische landen zijn vorig jaar tot Nederland toegelaten, uitgesplitst in aanvragen asiel en regulier?
Zie antwoord 308.
310
Wat is in 2050 het aandeel van allochtone Nederlanders in de Nederlandse samenleving zoals becijferd door het CBS, als hierbij de derde, vierde en vijfde generatie nakomelingen van migranten wordt opgeteld?
Dit is niet bekend. De derde en volgende generaties nakomelingen van migranten worden door het CBS als autochtonen gerekend omdat hun ouders in Nederland zijn geboren.
311
Hoe vaak laat een individuele vreemdeling gemiddeld partners en kinderen naar Nederland komen, gelet op bijvoorbeeld de groei en samenstelling van de Marokkaanse en Turkse gemeenschap?
Deze gegevens werden tot voor kort niet geregistreerd, zodat deze informatie nu niet beschikbaar is.
Op termijn zijn deze gegevens wel beschikbaar. Op welke termijn dit zal zijn hangt mede af van het totaal van gegevens dat wordt gevraagd en de beschikbare capaciteit die nodig is voor de verdere ontwikkeling van het managementinformatiesysteem van de IND.
312
Hoe veel geld wordt gemiddeld besteed aan zaken als woninginrichting bij toegelaten asielzoekers/uitgenodigde vluchtelingen, uitgezonderd de opvangkosten van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers? Hoe kunnen deze bestedingen worden uitgesplitst?
De gemeenten waar uitgenodigde vluchtelingen worden geplaatst dragen zorg voor een (basis)inrichting van de woning van uitgenodigde vluchtelingen. Vaak werken gemeenten daarbij met leenbijstand, die geheel of gedeeltelijk dient te worden terugbetaald. Toegelaten asielzoekers dienen zelf zorg te dragen voor de inrichting van hun woning. Gemeenten kunnen hiervoor bijzondere bijstand verstrekken, al dan niet in de vorm van een lening. De rijksoverheid heeft geen zicht op de verdeling van de kosten.
313
Hoe vaak wordt bij individuele vreemdelingen getoetst aan de glijdende schaal? Hoeveel tijd zit er gemiddeld tussen veroordeling en toetsing? Hoeveel intrekkingen van verblijfsvergunningen heeft deze toetsing opgeleverd?
Er wordt niet geregistreerd hoe vaak wordt getoetst en hoeveel tijd er zit tussen veroordeling en toetsing. De afwijzingsgrond in deze situaties is de strijdigheid met de openbare orde, maar werd tot voor kort niet geregistreerd, zodat deze informatie nu niet beschikbaar is. Op termijn zijn deze gegevens wel beschikbaar. Op welke termijn dit zal zijn hangt mede af van het totaal van gegevens dat wordt gevraagd en van de beschikbare capaciteit die nodig is voor de verdere ontwikkeling van het managementinformatiesysteem van de IND.
314
Hoeveel mensen zijn in het kader van de laatste pardonregeling tot Nederland toegelaten terwijl ze een strafblad hebben?
In de uitwerking van de regeling is op het punt van openbare orde een contra-indicatie opgenomen. De IND heeft hieraan bij de beoordeling van de aanvragen getoetst. Wanneer deze contra-indicatie geldt voor de hoofdpersoon en/of (één van) zijn gezinsleden wordt er geen vergunning verleend. Wanneer aan alle voorwaarden van de regeling is voldaan -en er dus geen sprake is van contra-indicaties- kan een vergunning zijn verleend. Binnen de categorie van inwilligingen is niet op overige punten geregistreerd.
315
Hoeveel asielzoekers uit Midden- en Oost-Europese landen (MOE-landers) verblijven er in Nederland? Van hoeveel MOE-landers is door middel van registratie zeker dat ze hier zijn?
Op 1 oktober 2013 stonden naar schatting 203 duizend personen uit Midden- en Oost-Europese landen (MOE-landen) ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens (GBA). Deze groep bestond uit 157 duizend eerstegeneratie allochtonen (persoon zelf is in één van de MOE-landen geboren en ten minste een van de ouders is buiten Nederland geboren) en 46 duizend tweedegeneratie allochtonen (persoon is zelf in Nederland geboren en minstens een van de ouders is in een MOE-land geboren). Van deze personen staat in de GBA niet geregistreerd of ze ooit als asielzoeker naar Nederland zijn gekomen. Het aantal vreemdelingen met de nationaliteit van een van de MOE-landen dat asiel aanvraagt is wel bekend. In 2012 waren dat er dertig. Wat betreft het aantal migranten uit Midden- en Oost-Europese landen dat in Nederland is geregistreerd kan het volgende worden opgemerkt. Aan het eind van het eerste kwartaal van 2012 waren er in Nederland 237 duizend immigranten uit de Midden- en Oost-Europese landen die in Nederland woonden en/of werkten. Van hen stonden 137 duizend ingeschreven in de GBA, de overige 100 duizend personen stonden in de polisadministratie van de Belastingdienst als in Nederland werkend geregistreerd, maar waren niet in de GBA ingeschreven. Bij deze cijfers moet worden aangetekend dat de gegevens over zelfstandigen voor de jaren 2011 en verder nog niet bekend zijn waardoor het aantal werkzame immigranten in die jaren wordt onderschat.
Bovenstaande gegevens zijn eerder gepubliceerd in de Migrantenmonitor (CBS, 2013). Deze monitor is in opdracht van Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) gemaakt door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De migrantenmonitor bevat cijfers over immigranten die afkomstig zijn uit andere Europese lidstaten dan Nederland of uit de kandidaat-lidstaten van de EU.
316
Hoe vaak is het verblijfsrecht van MOE-landers ingetrokken wegens openbare orde aspecten en wegens het gebrek aan middelen van bestaan? Hoe verhoudt dit zich tot het aantal bijstandsuitkeringen dat naar MOE-landers gaat (hetgeen haaks staat op het inkomensvereiste waar MOE-landers aan moeten voldoen) en de praktijk in andere EU- lidstaten?
Gegevens omtrent het intrekken van het verblijfsrecht van MOE-landers wegens openbare orde aspecten en wegens het gebrek aan middelen van bestaan werden tot voor kort niet geregistreerd, zodat deze informatie nu niet beschikbaar is. Op termijn zijn deze gegevens wel beschikbaar. Op welke termijn dit zal zijn hangt mede af van het totaal van gegevens dat wordt gevraagd en van de beschikbare capaciteit die nodig is voor de verdere ontwikkeling van het managementinformatiesysteem van de IND.
Het totaal aantal EU-burgers afkomstig uit de lidstaten die per 1 januari 2014 zijn toegetreden met een WWB-uitkering, ultimo 2012, is 1.100. In totaal ontvingen 330 EU-burgers uit Roemenië en Bulgarije ultimo 2012 een WWB-uitkering.
Voor de praktijk in andere landen verwijs ik u naar het op 19 september jl. verschenen rapport «A fact finding analysis on the impact on the Member States» social security systems of the entitlements of non-active intra-EU migrants to special non-contributory cash benefits and healthcare granted on the basis of residence», van de Europese Commissie (DG Employment, Social Affairs and Inclusion via DG Justice Framework Contract), dat is opgesteld door ICF GHK in samenwerking met Milieu Ltd. Dit rapport heeft zich ook gericht op de praktijk in Nederland, waarbij wel moet worden opgemerkt dat het hier slechts gaat om aanspraken op non-contributieve uitkeringen.
317
Hoeveel vreemdelingenadvocaten zijn er thans in Nederland? Hoeveel gemeenschapsgeld ontvangen zij voor het voeren van procedures?
Bij de Raad voor Rechtsbijstand staan thans 788 advocaten met de specialisaties vreemdelingenrecht en/of asiel ingeschreven. Van dit aantal zijn er 400 advocaten die uitsluitend de specialisatie vreemdelingenrecht hebben en 15 advocaten die uitsluitend over de specialisatie asiel beschikken. In het kader van de verlening van gesubsidieerde rechtsbijstand in asiel- en vreemdelingenzaken is er in 2012 aan de advocatuur voor vreemdelingenzaken ongeveer € 20.885.000 en voor asielzaken € 26.015.000 aan vergoedingen betaald. Daarnaast bedragen de vergoedingen in vreemdelingenbewaring € 6.884.000 en in vreemdelingenpiket € 1.147.000.
318
Wat waren de oorspronkelijk beoogde kosten van INDIGO?
Op grond van het aanbestedingsresultaat heeft een herijking plaatsgevonden waarin rekening werd gehouden met een bedrag van € 68 miljoen. Dit bedrag is in 2010 herijkt naar een bedrag van € 83,5 miljoen. De stijging in de kosten hielden onder meer verband met extra eisen die aan dat systeem werden gesteld, in verband met de introductie van de verbeterde asielprocedure.
319
Welke kosten zijn er daadwerkelijk gemaakt voor INDIGO en welke kosten nog worden verwacht?
Over de kosten van de ontwikkeling en invoering van INDiGO is de Kamer geïnformeerd in de vijfde voortgangsrapportage INDiGO en in de zesde die op 29 oktober is verzonden, alsmede in de rapportage grote en risicovolle ICT-projecten die aan uw Kamer is aangeboden tezamen met de jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk. In deze laatste rapportage zijn de directe projectkosten opgenomen die volgens de systematiek van deze jaarrapportage zijn gemaakt om INDiGO te ontwerpen, te bouwen en de infrastructuur voor INDiGO neer te zetten. De directe projectkosten van INDiGO bedragen aan het eind van het jaar 2012 € 83,5 miljoen voor de kosten gedurende de projectperiode. Additioneel is € 12 miljoen aan kosten gemaakt door de INDiGO Technische Beheerorganisatie (ITBO) en ten behoeve van de technische stabiliteit.
Na afloop van de formele projectperiode zijn naast bovengenoemde kosten ook nog andere kosten gemaakt die samenhangen met INDiGO. Dit betreft kosten voor 2011 en 2012 van ongeveer € 22,5 miljoen voor de functionele doorontwikkeling van het systeem en de inbouw van wetgeving die in de tussenliggende periode in werking is getreden. Daarnaast is er voor ongeveer € 28,6 miljoen aan kosten voor het beheer van INDiGO en ondersteuning bij nieuwe versies van INDiGO gemaakt in 2011 en 2012. De kosten voor de doorontwikkeling en het beheer van INDiGO voor 2011 en 2012 zijn opgenomen in de reguliere begroting van de IND.
Tenslotte zijn er nog kosten gemaakt die indirect samenhangen met INDiGO. Deze kosten betreffen onder andere de kosten die samenhangen met de vertraagde invoering van INDiGO, met name besparingen die zich later voordoen dan gepland en het langer in beheer houden van het oude systeem (voor 2011 en 2012 waren de kosten voor het langer in beheer houden van INDIS in totaal 20 miljoen euro).
De komende jaren zal de doorontwikkeling van het systeem, zeker ook in het beleidsveld van de IND, plaatsvinden. Daarnaast zullen, zoals gebruikelijk bij een ICT systeem, kosten worden gemaakt voor het beheer van INDiGO. Deze kosten, geraamd op € 30 miljoen, worden verwerkt in de reguliere begroting van de IND en behoren dus niet meer tot de projectkosten. Dit geldt ook voor de begroting van 2014.
320
Welke efficiencyopbrengsten er zijn gerealiseerd en welke worden nog verwacht met betrekking tot INDIGO?
In het kader van het programma IND bij de Tijd is in 2006 een business case opgesteld. In deze business case is een besparing voorzien die oploopt tot € 45 miljoen ten opzichte van de begroting van 2006. In financieel opzicht heeft de IND de besparingen uit deze business case de afgelopen jaren gerealiseerd, in het bijzonder door de invoering van het digitaal dossier en deels door andere maatregelen. De besparing van € 45 miljoen heeft in 2013 zijn beslag gekregen in de begroting van de IND.
De verdere doorontwikkeling van INDiGO en de gewenningsperiode bij de medewerkers zullen een nog nader te bepalen efficiency met zich meebrengen. Deze zijn nodig om de reeds opgelegde taakstellingen van het regeerakkoord Rutte I in te vullen. In dat verband verwijs ik u naar het antwoord op vraag 327.
321
Hoe ziet de fasering van de invoering van maatregelen in het kader van het Programma Stroomlijning Toelatingsprocedures (PST) in 2013 eruit, nu het invoeren van het totale pakket een te groot beslag op INDIGO legt?
Randvoorwaardelijk voor implementatie van het pakket aan maatregelen is dat de voorbereiding van de uitvoering (inclusief de ICT-systemen) en de wet- en regelgeving op tijd gereed zijn. Ondanks dat de kracht van het pakket juist zit in de samenhang van de verschillende maatregelen, die uiteindelijk tezamen tot het meest optimale resultaat zullen leiden, heeft het kabinet besloten om de maatregelen die geen of weinig impact op INDiGO hebben, maar nu al een grote winst opleveren voor de processen en de keten, zo snel mogelijk nadat de wet- en regelgeving gereed is, te implementeren. De plenaire behandeling in de Eerste Kamer van het wetsvoorstel «herschikken asielgronden» staat gepland op 12 november a.s. De adviezen van de Afdeling advisering van de Raad van State op de besluiten die samenhangen met genoemd wetsvoorstel zijn ontvangen en worden op dit moment ambtelijk voorbereid.
Afhankelijk van de ontwikkelingen in de wet- en regelgeving is de verwachting dat alle maatregelen die zien op de asielprocedure (m.u.v. het meetoetsen van de humanitaire reguliere beleidskaders bij de eerste asielaanvraag) en de maatregel «zelf aanleveren medisch dossier door vreemdeling» per 1 januari 2014 kunnen worden ingevoerd. De implementatie van de maatregelen die zien op de humanitair reguliere procedure zal naar verwachting in het tweede kwartaal van 2014 plaatsvinden.
Sommige onderdelen van het pakket betreffen praktische verbeteringen in de uitvoeringspraktijk, gebaseerd op staand beleid. Deze onderdelen zijn reeds opgepakt en ingevoerd in 2013.
322
Hoeveel extra kosten heeft de inwerkingtreding/reparatie/implementatie van INDIGO gekost in 2013? Wat is de verwachting voor 2014?
De directe projectkosten bedroegen in 2013 € 2,5 miljoen, voor de INDiGO Technische Beheerorganisatie. De komende jaren zal de doorontwikkeling van het systeem, zeker ook in het beleidsveld van de IND, plaatsvinden. Daarnaast zullen, zoals gebruikelijk bij een ICT systeem, kosten worden gemaakt voor het beheer van INDiGO. Deze kosten, geraamd op € 22 miljoen (excl. afschrijving), worden verwerkt in de reguliere begroting van de IND en behoren dus niet tot de projectkosten. Dit geldt ook voor de begroting van 2014.
323
Wat zijn de laatste ontwikkelingen ten aanzien van INDIGO? Welke planning ligt er voor de komende tijd ten aanzien van INDIGO, bijvoorbeeld implementatie naar aanleiding van wetgeving vanuit PST en de Wet modern migratiebeleid? Wat zijn op dit moment de totale kosten van INDIGO? Wat was de oorspronkelijke businesscase en wat is hiervan inmiddels gerealiseerd?
Op 29 oktober 2013 is de zesde voortgangsrapportage INDiGO aan uw Kamer verzonden, waarin u ook bent geïnformeerd over de laatste ontwikkelingen van INDiGO. De Wet modern migratiebeleid is op 1 juni 2013 in werking getreden. Ten aanzien van uw vraag over de implementatie van PST wordt u verwezen u naar het antwoord op vraag 321. Wat betreft de kosten van INDiGO, wordt u verwezen naar het antwoord op de vragen 318 tot en met 320.
324
Wat wordt in tabel 37.4 verstaan onder «overig toegang, toelating en opvang vreemdelingen»?
Hieronder wordt verstaan de subsidies aan organisaties zoals de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM), Comensha en The Hague Process.
325
Kan de stand van zaken worden gegeven met betrekking tot het Programma Verbetering Keteninformatisering?
Het programma Keteninformatisering heeft twee doelen: het verbeteren van de informatie-uitwisseling in de Vreemdelingenketen en het verbeteren van het inzicht in de gezamenlijke prestatie van de Vreemdelingenketen (ketenmanagementinformatie).
Na het Kamerdebat naar aanleiding van de zaak Dolmatov is het doel van de verbetering van de informatie-uitwisseling in de Vreemdelingenketen geconcretiseerd in «alle informatie real time on line beschikbaar». De architectuur van de Vreemdelingenketen die hiervoor noodzakelijk is, is begin 2013 bestuurlijk vastgesteld (Staatscourant 2013, 4494). De centrale informatievoorzieningen die hiervoor noodzakelijk zijn, in aanvulling op de Basisvoorziening vreemdelingen, bevinden zich inmiddels deels in de bouwfase, deels in de ontwerpfase. In de loop van 2014 wordt begonnen met het stap voor stap overzetten van bestaande papieren informatietransacties (circa 320) naar digitale uitwisseling. Hiervoor zijn uiteraard ook aanpassingen in de systemen van de ketenpartners noodzakelijk. Het duurt daarom naar verwachting enkele jaren voordat alle informatie-uitwisseling van alle ketenpartners volledig digitaal kan verlopen. De ondersteuning hierbij door het programma Keteninformatisering is tot eind 2016 beschikbaar.
Eind 2013 is een nieuw systeem voor de levering van ketenmanagementinformatie opgeleverd waarmee ketenbrede informatie en kengetallen over de vreemdelingenketen sneller en beter kunnen worden geleverd. De planning is om voorjaar 2014 de bestaande rapportages met informatie uit dit systeem te produceren. In 2014 wordt ook begonnen met het ondersteunen van de rapportage van de doelen van het Ketenplan 2013–2017.
326
Welke opdrachten worden in 2014 gefinancierd in het kader van de versterking van de vreemdelingenketen?
In 2014 worden vanuit dit budget diverse kleinere opdrachten gefinancierd met als doel verbeteringen in de vreemdelingenketen te bewerkstellingen. De exacte bestemming is momenteel nog niet bekend en zal lopende het uitvoeringsjaar nader worden ingevuld.
327
Welke bezuinigingen hebben de laatste tien jaar plaatsgevonden bij de IND? Zijn er komende jaren nog meer bezuinigingen te verwachten? Op welke wijze blijft de IND voldoende toegerust om de grote hoeveelheid toelatingsaanvragen en bezwaren binnen de gestelde termijnen af te handelen, gelet op de doelstellingen om aanvragen sneller en zorgvuldiger af te handelen en meer gronden mee te nemen in de toetsing?
De laatste jaren zijn de volgende taakstellingen bij IND ingeboekt:
x mln |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taakstelling bedrijfsvoering |
2 |
3 |
4 |
4 |
4 |
4 |
4 |
|||
IND bij de Tijd |
5 |
15 |
22,5 |
40 |
45 |
45 |
45 |
45 |
45 |
45 |
Efficiencytaakstelling 4 x 1,5% |
4 |
8 |
11 |
15 |
15 |
16 |
17 |
|||
Legestaakstelling |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
||||
Efficiencytaakstelling 13,3% |
9 |
21 |
26 |
|||||||
Totaal |
5 |
15 |
22,5 |
46 |
56 |
60 |
64 |
73 |
86 |
92 |
Bovenstaand zijn de meest recente taakstellingen weergegeven. Tot 10 jaar terugkijken heeft geen toegevoegde waarde, aangezien in 2009 de kostprijzen zijn herzien, en daarmee een nieuw kader tot stand is gekomen.
Het budget voor de IND is in de afgelopen jaren meerdere malen gekort. De eerste bezuiniging betreft het reorganisatieproject IND bij de Tijd. Op basis van een business case was de inschatting dat de IND door verdergaande automatisering met behulp van INDiGO het werk kon verrichten met substantieel minder mankracht. Hierdoor werd een besparing van structureel € 45 mln mogelijk geacht. Het IND-budget is voor dit bedrag gecorrigeerd.
In het Regeerakkoord Rutte I heeft de IND twee taakstellingen opgelegd gekregen. De eerste betreft de generieke efficiencytaakstelling Rutte I van jaarlijks 1,5%. Deze taakstelling wordt ingevuld door efficiencymaatregelen binnen de IND, onder meer door goedkopere huisvesting en facilitaire diensten.
De tweede taakstelling uit het Regeerakkoord Rutte I betreft een legestaakstelling van structureel € 30 mln. Deze taakstelling diende gerealiseerd te worden door verhoging van de legestarieven naar een kostendekkend niveau, maar kan niet worden gerealiseerd als gevolg van uitspraken van onder andere het Hof van Justitie van de Europese Unie.
Hiervoor zijn binnen de VenJ-begroting alternatieve maatregelen genomen.
De efficiencytaakstelling Rutte II wordt ingevuld in samenhang met de efficiencytaakstellingen van de DT&V en het COA, door intensievere samenwerking tussen de drie organisaties. Dit gebeurt langs een viertal sporen, namelijk herontwerp asielproces, integrale huisvesting, sharen van staven en één vreemdelingen informatiesysteem. Nu de implementatie van INDiGO is afgerond zal, na een gewenningsperiode bij de medewerkers, INDiGO een belangrijke bijdrage leveren aan het verhogen van de productiviteit. Óf dit voldoende is om de krimp in ambtelijke capaciteit te compenseren is onzeker en hangt mede af van de ontwikkeling van de instroom en de mate waarin de IND in de komende jaren te maken krijgt met verdergaande bezuinigingstaakstellingen. Ook spelen ontwikkelingen in beleid en jurisprudentie hierbij een belangrijke rol.
328
Kan een nadere toelichting worden gegeven op de opbouw van de kosten bij het Programma Biometrie in de Vreemdelingenketen?
In 2014 worden kosten gemaakt ten behoeve van harmonisatie en bevordering van efficiënt gebruik van biometrie in de vreemdelingenketen. De kosten worden op verschillende onderdelen gemaakt. In 2014 wordt gestart met de vernieuwing van het centrale AFIS (Automated Fingerprint Identification System). Het AFIS wordt gebruikt voor identificatie- en verificatiedoeleinden met behulp van vingerafdrukken. Daarnaast worden investeringen gedaan om de kwaliteit van biometrie binnen de vreemdelingenketen te kunnen meten om zo te komen tot uniforme keten brede managementrapportages en inzicht te verkrijgen in de knelpunten rondom registratie, verificatie en hergebruik van biometrie en deze inzichten te delen met andere ketens zoals bijvoorbeeld de strafrechtketen. De inrichting van een Ketenplatform, voor centrale coördinatie en regie op het gebied van identiteitsvaststelling met behulp van biometrie en beheer van persoonsgegevens, zal in 2014 verder zijn beslag krijgen. Tenslotte wordt de implementatie van het Europees Visum Systeem voortgezet in 2014.
329
Wat zijn de ontwikkelingen ten aanzien van COA-opvangplekken, ook in het licht van de instroom van asielaanvragers uit Syrië?
Mede als gevolg van de hoge instroom van asielaanvragers uit Syrië, stijgt het aantal COA-opvangplekken in de tweede helft van 2013. Het COA is op dit moment bezig met openen van extra locaties.
330
Welke mogelijkheden zijn er om de gemiddelde jaarlijkse uitgaven per opvanggerechtigde voor opvang bij het COA, die op dit moment 22.152 euro bedraagt, in enige mate terug te brengen?
De gemiddelde uitgaven per opvanggerechtigde per jaar worden voor 2014 geraamd op € 22.152. De opvangkosten bestaan uit o.a. kosten voor huisvesting van asielzoekers, kosten voor begeleiding van asielzoekers, medische kosten, kosten van levensonderhoud van asielzoekers en overheadkosten. De Kamer is deze zomer geïnformeerd (Kamerstuk 19 637, nr. 1701) over de taakstellingen waarmee het budget voor het COA is gekort. De taakstellingen slaan neer zowel in de q (bijvoorbeeld versnellen doorlooptijden, waardoor de gemiddelde verblijfsduur in de opvang daalt) als in de p (bijvoorbeeld de efficiencytaakstellingen, die worden ingevuld door een intensievere samenwerking tussen de IND, het COA, en de DT&V).
331
Komt (een deel van) het extra geld dat Nederland krijgt voor de hervestiging van vluchtelingen ook terecht bij de gemeenten, die bijvoorbeeld taken hebben op het gebied van woninginrichting en begeleiding? Zo nee, waarom niet?
Het COA stelt structureel 1.000 euro per uitgenodigde vluchteling beschikbaar voor de begeleiding in gemeenten. Daarnaast heeft de toenmalige minister voor Immigratie, Integratie en Asiel eenmalig een bedrag van 2.000 euro per uitgenodigde volwassen vluchteling beschikbaar gesteld en 1.000 euro per kind tot een maximum van 2 miljoen euro. Deze middelen worden via het COA aan gemeenten verschaft en kunnen onder andere worden ingezet voor woninginrichting en de begeleiding van uitgenodigde vluchtelingen.
332
Hoeveel MVV-aanvragen voor gezinshereniging asiel (nareis) zijn er in 2012 en de eerste helft van 2013 gedaan? Hoeveel aanvragen zijn toegewezen en hoeveel zijn afgewezen?
Het aantal aanvragen voor de MVV Gezinshereniging in het kader van asiel (nareis) bedroeg in 2012 en eerste zes maanden van 2013 respectievelijk 7.800 en 2.930 zaken. Het aantal afgehandelde aanvragen voor de MVV-nareis in 2012 bedroeg 8.160 zaken, waarvan 1.740 inwilligingen, 6.330 afwijzingen en de rest overige afdoeningen34. Het aantal afgehandelde MVV-aanvragen, nareis over de eerste helft van 2103 bedroeg 3.940 zaken, waarvan 1.630 inwilligingen, 2.100 afwijzingen en de rest overige afdoeningen.
333
Kunnen er voorbeelden gegeven worden van en initiatieven voor Europese rapporten van landen van herkomst (ambtsberichten)?
Het streven is dat op den duur gezamenlijke Europese ambtsberichten worden ontwikkeld op basis waarvan onder meer een gezamenlijk Europees beleidsoordeel kan worden gegeven over een specifieke situatie in landen van herkomst. De in 2012 uitgebrachte EASO-landenrapporten over Afghanistan zijn een eerste aanzet.
Daarnaast loopt er sinds april 2013 een pilot vanuit het EASO betreffende het verzamelen en delen van reeds beschikbare landeninformatie. Voor deze pilot zijn voor 2013 drie expert-netwerken opgezet (over Somalië, Syrië en Pakistan) waarin landenexperts vanuit alle lidstaten kunnen participeren. Van alle drie expert-netwerken hebben reeds expert-bijeenkomsten plaatsgevonden, waaraan medewerkers van de IND hebben deelgenomen. Het idee is dat deze werkwijze bijdraagt aan een efficiëntere verspreiding en uitwisseling van reeds aanwezige landeninformatie onder alle lidstaten.
334
Welke bijdrage levert Nederland aan landen als Italië, Griekenland en Bulgarije voor het op orde krijgen van het asielsysteem en het verwerken van de hoge asielinstroom aldaar?
Ondersteuning van lidstaten waarvan de asielstelsels onder druk staan vindt plaats onder coördinatie van EASO. Het EASO verleent praktische steun aan Griekenland, Italië en Bulgarije, in het bijzonder door de inzet van ondersteuningsteams voor asielzaken. Deze teams zijn samengesteld uit experts uit verschillende EU-lidstaten. De IND verleent een substantiële bijdrage door experts te leveren aan deze teams. Daarnaast verzorgt de IND via Frontex de tolkeninzet in Griekenland en Bulgarije.
335
Komt er nog een onderzoek van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum waarin de omvang van het aantal niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen in kaart wordt gebracht? Zo ja, wanneer zal dat worden afgerond? Zo nee, is er de bereidheid dat onderzoek te laten uitvoeren?
Ja, het WODC zal een schatting van het aantal niet rechtmatig verblijvende vreemdelingen in 2012–2013 in Nederland uitvoeren. Naar verwachting wordt deze schatting in de eerste helft van 2014 door het WODC opgeleverd.
336
Kan worden aangegeven welke organisaties die zich bezig houden met migratiebeleid worden gesubsidieerd? Om welke bedragen gaat het en waarom wordt er subsidie verleend?
In de subsidiebijlage bij de begroting 2014, is een overzicht weergegeven van de subsidies die worden verstrekt op het terrein van vreemdelingenzaken. Dit overzicht bevat de ontvangende instanties en de bedragen.
337
Is er in het afgelopen jaar vooruitgang geboekt met het verkrijgen van medewerking van landen van herkomst op het gebied van terugkeer van vreemdelingen? Hoe is in het afgelopen jaar geprobeerd hier tot verbetering te komen? Wat zijn de ontwikkelingen in de Europese samenwerking op dit punt?
Er is het afgelopen jaar ten aanzien van een aantal herkomstlanden vooruitgang geboekt bij het verkrijgen van (vervangende) reisdocumenten. De samenwerking met landen van herkomst op het gebied van terugkeer wordt op verschillende manieren bevorderd, onder meer door intensieve contacten met de (immigratie-)autoriteiten van die landen. Daarbij spelen ook de Nederlandse ambassades in het buitenland een belangrijke rol. Deze inspanningen hebben ertoe geleid dat het afgelopen jaar vooruitgang is geboekt in de samenwerking met landen als Algerije, Armenië, Azerbeidzjan, Burundi en Mongolië.
Om de medewerking aan terugkeer te bevorderen kan ondersteuning worden aangeboden bij de herintegratie van terugkeerders of de capaciteitsopbouw van migratiediensten.
Voor een aantal landen geldt dat medewerking aan gedwongen terugkeer niet uitsluitend kan worden gevonden binnen de context van migratie. In deze gevallen wordt migratie ingebed in de bredere bilaterale betrekkingen.
In Europees verband worden met derde landen migratiedialogen opgestart en mobiliteitspartnerschappen gesloten waarin ook wordt gewezen op verplichtingen op het gebied van terugkeer. Daarnaast heeft operationele samenwerking plaats tussen de verantwoordelijke uitvoerende organisaties van de Lidstaten. Verder werkt Nederland richting Irak intensief samen met andere landen die eendere problemen hebben met terugkeer naar Irak. Daar zit een aantal Lidstaten bij, maar ook andere landen zoals de VS, Canada en Australië.
338
Op welke manier wordt opvang in de regio bevorderd?
De regering richt zich, in lijn met het regeerakkoord, op versterking van vluchtelingenbescherming in de regio’s van herkomst in samenwerking met onder andere de VN Vluchtelingenorganisatie (UNHCR) en landen van opvang.
Afhankelijk van de situatie kan die inzet de vorm krijgen van:
− Ontwikkelingshulp gericht op economische verzelfstandiging van vluchtelingen, alsmede op het versterken van de lokale sociale infrastructuur, zodanig dat dit zowel aan de vluchtelingen als aan de lokale bevolking ten goede komt;
− Hulp aan lokale overheden en niet gouvernementele organisaties die in praktische en juridische zin de bescherming van vluchtelingen vergroten en/of bijdragen aan de zelfredzaamheid van vluchtelingen.
Daarnaast verstrekt Nederland humanitaire hulp voor opvang van en hulp aan de meest kwetsbare vluchtelingen in de regio en aan ontheemden in het getroffen land zelf. Voor wat betreft de hulp aan slachtoffers van de Syrische crisis heeft Nederland 59 miljoen euro beschikbaar gesteld.
339
Wat zijn de ontwikkelingen in het kader van opvang in het land van herkomst van Alleenstaande Minderjarige Vreemdelingen? In welke landen heeft Nederland dergelijke opvangvoorzieningen? Hoe staat het met het ook in Europees verband realiseren van opvangvoorzieningen in Afghanistan?
Uitgangspunt bij het realiseren van adequate opvang (per individuele zaak) voor amv's is hereniging met de familie, al dan niet met behulp van family tracing. Als dat niet lukt, wordt er gekeken of adequate opvang gerealiseerd kan worden door middel van opvangvoorzieningen in het land van herkomst. Of de opvang adequaat is te noemen wordt bepaald aan de hand van de ambtsberichten van de minister van Buitenlandse Zaken. Nederland financiert twee opvanghuizen, in Angola (Mulemba) en DRC (Don Bosco). Bij brief van 17 mei 2013 (Kamerstuk 27 062. nr. 88) over alleenstaande minderjarige vreemdelingen bent u geïnformeerd over de voortgang van het project in Afghanistan. De medewerking van de Afghaanse autoriteiten is, ondanks alle inspanningen van de Europese partners, vooralsnog onvoldoende. De voortgang van het project voldoet om die reden nog niet aan de verwachtingen.
340
Op welke manier krijgt de samenwerking met andere overheden en maatschappelijke organisaties gestalte ten behoeve van het bevorderen van terugkeer van niet-rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen?
De basis voor deze samenwerking ligt onder andere in bijlage II van het subsidiebesluit Migratie en Ontwikkeling van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkeling (BHOS), waarin de beleidsregels voor duurzame vrijwillige terugkeer en herintegratie van ex-asielzoekers zijn opgenomen. Maatschappelijke organisaties worden elk jaar opgeroepen subsidieaanvragen voor de ondersteuning van deze doelgroep in te dienen. De subsidieregeling wordt sinds begin 2012 uitgevoerd door de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V), die verantwoording aflegt aan BHOS. In de voortgangsrapportage migratie en ontwikkeling van 3 juli 2013 (Kamerstuk 30 573, nr. 119) is hierop ingegaan.
Daarnaast kunnen maatschappelijke organisaties onder het Europees Terugkeerfonds projecten indienen op het terrein van zelfstandige terugkeer van niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen. Projecten van deze organisaties kunnen op deze wijze met middelen uit Europa worden gefinancierd.
Onder beide fondsen zijn inmiddels verschillende projecten uitgevoerd door organisaties zoals de Stichting Wereld Wijd, Maatwerk bij Terugkeer, Stichting Nieuwkomers en VluchtelingenWerk Brabant Centraal, Bridge to Better en de Internationale Organisatie voor Migratie. De samenwerking met de diverse organisaties en de uitvoering van de subsidieregeling verloopt naar tevredenheid.
Daarnaast wordt er gewerkt aan een subsidiebesluit voor alternatieven voor vreemdelingenbewaring. Zoals aangegeven in de brief van 13 september jl. (Kamerstuk 19 637, nr. 1721), zijn extra financiële middelen hiervoor vrijgemaakt. Gelet op de ervaringen die zijn opgedaan in de pilot projecten, ligt het in de lijn der verwachtingen dat ook hiervoor de samenwerking met maatschappelijke organisaties zal worden aangegaan.
Overigens is er ook op andere momenten contact met organisaties uit het maatschappelijk middenveld. Bij bijeenkomsten die door de overheid op het terrein van migratie worden georganiseerd worden veelal ook maatschappelijke organisaties uitgenodigd. Er is dus met een bepaalde regelmaat contact met deze organisaties, waarbij ook over terugkeer wordt gesproken.
341
Wat zijn de gevolgen van de korting op prijsbijstelling van 480 miljoen euro die in het Begrotingsakkoord 2014 is afgesproken? Welk deel hiervan zal jaarlijks neerslaan op het ministerie? Wat zijn de gevolgen van deze nieuwe bezuiniging? Worden ook de arbeidsvoorwaarden van bijvoorbeeld gevangenispersoneel en politieagenten hierdoor verslechterd?
Met de begrotingsafspraken 2014 is besloten tot het gedeeltelijk inhouden van de prijsbijstelling tranche 2014. Dit betekent dat prijsstijgingen niet volledig gecompenseerd kunnen worden. Voor het Ministerie van Veiligheid en Justitie betekent dit op basis van de Macro-Economische Verkenningen van het CPB een inhouding van circa € 50 mln. Deze zal hoofdzakelijk neerslaan bij de politie, DJI, de Rechtspraak en het COA. De verschillende organisatieonderdelen van het Ministerie van Veiligheid en Justitie zullen dit binnen hun begroting moeten opvangen. De opgenomen taakstelling op de prijsbijstelling heeft als zodanig geen directe consequenties voor de arbeidsvoorwaarden van de individuele medewerkers bij de politie of het gevangeniswezen.
342
Is het verantwoord om de efficiencytaakstelling van 344 miljoen euro neer te laten slaan bij de onderdelen van het ministerie van Veiligheid en Justitie (hierna: het ministerie)? Is in het verleden niet al vaker geprobeerd om met de kaasschaaf efficiënter werken af te dwingen?
Binnen de VenJ-begroting zal de efficiencytaakstelling met concrete maatregelen (dus geen kaasschaaf) worden ingevuld. Te denken valt aan maatregelen zoals het samenvoegen van secretariaten, het heroverwegen van vacatures, het bundelen van expertisetaken en het beperken van externe inhuur. Door het nemen van deze maatregelen zal de ingeboekte budgettaire opbrengst gerealiseerd worden. De Kamer is over de invulling van de taakstelling bij een aantal onderdelen reeds geïnformeerd:
– De invulling van de efficiencytaakstelling bij DJI (ad € 90 mln.) maakt onderdeel uit van het Masterplan DJI (Kamerstuk 24 587, nr. 535);
– De invulling van de taakstelling bij de Raad voor de Rechtspraak (ad 89, 9 mln.) maakt onderdeel uit van de prijsafspraken die met de Rechtspraak zijn gemaakt. Hiervoor is ook het KEI-programma opgestart (kamerstuk 29 279, nr. 164);
– Binnen de vreemdelingenketen zal deze efficiencytaakstelling worden ingevuld door een intensievere samenwerking tussen de uitvoeringsorganisaties in de keten (DT&V, IND en COA. Zie ook Kamerstuk 19 637, nr. 1707).
– De vorming van de Nationale Politie levert met name in de bedrijfsvoering van de politie besparingen op waarmee de ingeboekte ombuigingen worden opgevangen. Concreet wordt er in 2014 gestuurd op het beperken van personeelskosten, de uitgaven aan politieonderwijs en het stroomlijnen van de beheerskosten (Kamerstuk 33 750, nr. 9.)
– Dit kabinet voert met ingang van 2013 een korting door op het budget van het Openbaar Ministerie van 8,9% in 2018. Zoals vermeld in het Regeerakkoord, richt deze bezuiniging voor de gehele rijksdienst zich op huisvesting, keteninformatie en bedrijfsvoering. Voor het OM bedraagt deze korting € 54 mln. in 2018. De 8,9% taakstelling van dit kabinet wordt pas vanaf 2016 geleidelijk ingevoerd, zodat er voor het OM voldoende tijd is om zich hierop voor te bereiden. Over bovenstaande bezuinigingen heb ik intensief overleg gevoerd en goede afspraken gemaakt met het College van Procureurs-Generaal (Kamerstuk 3400 VI, nr. 109.).
343
Welke visie ligt ten grondslag aan het besluit om tot 2016 in te teren op de reserves van de Raad voor de rechtspraak en vanaf 2016 nog eens bijna 90 miljoen euro te bezuinigen? Zal er genoeg geld zijn om bijvoorbeeld te investeren in digitalisering? Kan concreet worden aangegeven hoe de kwaliteit van de rechtspraak altijd voorop blijft staan?
De omvang en duur van de instroomstijging als gevolg van de economische recessie is uiterst moeilijk te voorspellen. Deze onzekerheid, alsmede de financiële mogelijkheden van het kabinet, heeft ertoe geleid dat de geprognosticeerde instroom aan zaken niet volledig kon worden gefinancierd vanuit de bijdrage aan de rechtspraak. Om die reden doe ik een beroep op de reserves bij de rechtspraak. De VenJ bijdrage aan de rechtspraak, de egalisatieregeling en het eigen vermogen zijn tezamen voldoende om het geprognosticeerde zaaksaanbod te behandelen. De bezuiniging van bijna € 90 mln. betreft de efficiencytaakstelling uit het Regeerakkoord die geldt voor de gehele rijksoverheid. De rechtspraak is hiervan niet uitgezonderd. Deze taakstelling gaat in per 2016 voor € 32 mln. en loopt op naar bijna € 90 mln. in 2018. In het voorjaar zijn met de Raad voor de rechtspraak afspraken gemaakt over de prijzen voor de periode 2014–2016. In dit prijsakkoord is rekening gehouden met de benodigde investeringen ten behoeve van de digitalisering. De afspraken doen recht aan de noodzaak de kwaliteit van de rechtspraak te garanderen. Concreet betekent dit dat de rechtspraak in staat blijft het nodige te doen om de kwaliteit te handhaven en waar nodig te bevorderen. Voorbeelden daarvan zijn specialisatie en deskundigheidsbevordering en de ontwikkeling van professionele standaarden.
344
Wat betekent de bezuiniging van 90 miljoen euro voor DJI, nu dit onderdeel nog niet is bekomen van (nog niet gerealiseerde) bezuinigingen uit het verleden?
De tabel op pagina 86 van de begroting betreft de verdeling van de efficiencytaakstelling uit het regeerakkoord. Het aandeel voor DJI van € 90 mln. is meegenomen in het Masterplan DJI 2013–2018 (Kamerstuk 24 587, nr. 535) en is daarmee onderdeel van de totale problematiek waarvoor het Masterplan een structurele oplossing biedt. Zie ook bladzijde 32 van het Masterplan (bijlage 1 Financiële paragraaf) waarin deze taakstelling staat benoemd.
345
Hoeveel DJI-medewerkers zijn tot op heden vrijwillig vertrokken sinds de bekendmaking van het Masterplan DJI 2013–2018? Hoeveel DJI-medewerkers zullen nog gebruik moeten maken van het afgesproken sociaal beleid? Worden deze mensen van werk naar werk begeleid? Hoe gaat dit tot op heden? Hoeveel medewerkers van DJI zullen naar verwachting niet van werk naar werk bemiddeld kunnen worden?
De beantwoording vindt plaats per deelvraag.
Hoeveel DJI-medewerkers zijn tot op heden vrijwillig vertrokken sinds de bekendmaking van het Masterplan DJI 2013–2018?
Voor de beantwoording van deze vraag is de uitstroom vanaf 1 april 2013 in beschouwing genomen, de eerste volledige maand na de eerste versie van het Masterplan. Vanaf april tot en met september 2013 hebben 196 medewerkers de DJI-organisatie op eigen verzoek verlaten. Daarnaast zijn 98 medewerkers als gevolg van leeftijdsuitstroom niet meer actief binnen DJI en hebben 53 medewerkers DJI verlaten als gevolg van het aflopen van hun tijdelijke contract.
Hoeveel DJI-medewerkers zullen nog gebruik moeten maken van het afgesproken sociaal beleid?
Het Van Werk Naar Werk-kader (VWNW) is van toepassing op alle reorganisaties binnen DJI. Zoals vermeld in het Masterplan DJI van 19 juni 2013 kunnen naar verwachting 1.350 van de 2.600 medewerkers van DJI, die getroffen worden door de maatregelen in het Masterplan, geplaatst worden op passende vacante plekken binnen DJI. Voor 1.250 medewerkers zijn zwaardere mobiliteitsinspanningen nodig.
Of alle door het Masterplan getroffen medewerkers onder het VWNW-beleid zullen vallen is afhankelijk van de afspraken die de Minister voor Wonen en Rijksdienst kan maken met de centrales van overheidspersoneel over eventuele verlenging van de regeling.
Worden deze mensen van werk naar werk begeleid?
De inzet van DJI is om al deze medewerkers, ongeacht of ze onder het Rijksbreed afgesproken VWNW-beleid vallen, naar nieuw werk te begeleiden.
Hoe gaat dit tot op heden (het begeleiden van medewerkers in VWNW)?
Alle vier de inrichtingen, die per 1 oktober 2013 in de vrijwillige fase van het VWNW-beleid zijn gekomen, hebben een bureau mobiliteit op locatie ingericht.
Het gaat hier om de PI Amsterdam (locatie Havenstraat), de PI Hoogeveen, de PI Veenhuizen (locatie Bankenbosch) en de PI Limburg Zuid (locatie Overmaze).
De betrokken medewerkers zijn schriftelijk op de hoogte gebracht van hun vrijwillige VWNW-status.
Alle medewerkers worden per locatie regelmatig geïnformeerd middels een nieuwsbrief. Daarnaast is er een mobiliteitssite per locatie ingericht met de specifieke informatie over de lokale situatie.
Verder zijn er voorlichtingsbijeenkomsten geweest voor alle medewerkers en de leidinggevenden. Voor het middenkader zijn en worden er speciale sessies georganiseerd om hen voor te bereiden op het begeleiden van de mobiliteit.
De mobiliteitsgesprekken met de betrokken medewerkers zijn op dit moment in volle gang. Deze gesprekken worden direct gevolgd door het VWNW-onderzoek.
Het VWNW-onderzoek richt zich op de wensen en ontwikkelmogelijkheden van de
deelnemer en diens mogelijkheden voor werk binnen en buiten de sector Rijk. Het onderzoek vindt plaats door onafhankelijke professionals. Het resultaat van het onderzoek is een realistisch VWNW-plan waaruit blijkt welke trajectbegeleiding noodzakelijk is, of een opleidingstraject nodig is en of het verrichten van tijdelijk ander werk wenselijk is.
De eerste VWNW-onderzoeken zijn inmiddels afgerond en er zal vanaf eind oktober gestart worden met het opstellen van de eerste VWNW-plannen. De PI Hoogeveen loopt hierin, samen met de PI Amsterdam, voorop. Bij Bankenbosch en Overmaze wordt nu uitvoering gegeven aan het voeren van individuele mobiliteitsgesprekken die aansluitend gevolgd zullen worden door VWNW- onderzoeken.
Hoeveel medewerkers van DJI zullen naar verwachting niet van werk naar werk bemiddeld kunnen worden?
Van de medewerkers, waarvoor een zwaardere mobiliteitsinspanning nodig is, kan niet gegarandeerd worden dat ze, ondanks de maximale begeleiding, ander werk zullen vinden. Het resultaat zal mede afhankelijk zijn van de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in het algemeen.
346
Wanneer is het van werk naar werk beleid echt van kracht en zijn de uitvoeringsregels helder? Is de looptijd van de regeling VWNW tot uiterlijk 2016 of kan het personeel rekenen op een latere datum?
Het VWNW-beleid is op 15 april 2013 ingegaan. Ambtenaren die in de periode van 1 januari 2012 tot 15 april 2013 herplaatsingskandidaat waren, blijven dat tenzij ze vóór 1 juli 2013 kenbaar hebben gemaakt gebruik te willen maken van het gehele VWNW-beleid.
De Minister voor Wonen en Rijksdienst zal voor de toepassing van het artikel over de vaststelling van de overtolligheid nog nadere regels stellen. Gedacht moet worden aan nadere regels voor de toepassing van het afspiegelingsbeginsel, over de afbakening van de organisatie bij het vaststellen van het afspiegelingsbereik (reorganisatiebereik), de rekenmethodiek en de afwijkingsmogelijkheden. De systematiek van de Beleidsregels ontslagtaak UWV zullen daarvoor het uitgangspunt zijn en bij reorganisaties als zodanig worden toegepast zolang de uitvoeringsregels nog niet zijn vastgesteld.
Voor wat betreft de looptijd van de regeling VWNW heeft de Minister van Wonen en Rijksdienst aan de centrales van overheidspersoneel in het Sectoroverleg Rijkspersoneel van 27 juni jl. een voorstel gedaan, in samenhang met een voorstel over de aanpassing van de Regeling substantieel bezwarende functies. De bonden hebben zich beraden op de inhoud daarvan. In het voortgezette overleg op 19 september jl. is geconcludeerd dat dit bod onvoldoende aanknopingspunten biedt. Daarom wordt nu bezien welke alternatieven wel tot een oplossing kunnen leiden. Over de inhoud daarvan kan lopende het overleg geen mededeling worden gedaan.
347
Wat is de ambitie als het gaat om flexibel personeel voor DJI, zoals benadrukt wordt in het Masterplan DJI 2013–2018? Betekent dit dat vast personeel moet afvloeien en dat een bepaald aantal flexibele medewerkers wordt ingehuurd van bijvoorbeeld uitzendbureaus of beveiligingsbedrijven? Zo ja, om hoeveel mensen gaat dit? Zo nee, welke constructie wordt hier dan wel voor gebruikt?
In het Masterplan DJI ligt de nadruk op het flexibel inzetten van het personeel. Hierin staat, met betrekking tot de ambitie ten aanzien flexibel personeel, de volgende passage:
«De veranderingen waar DJI voor staat (bezuiniging en vernieuwing) blijven tegelijkertijd vragen om deskundig, betrokken en flexibel personeel. Voor het zittende personeel blijft DJI daarom investeren in vakmanschap en ontwikkeling van de deskundigheid die in de toekomst nodig zal zijn.»
DJI heeft intern in beeld gebracht welke (opleidings-)inspanning nodig is om van de ene functie naar een andere functie te gaan. Het uitgangspunt hierbij is dat het om horizontale verplaatsingen gaat (dus dezelfde salarisschalen). Het betreft over het algemeen kortdurende opleidingen en/of trainingen.
Medewerkers kunnen daarmee, door het volgen van dergelijke kortdurende opleidingen/trainingen, flexibeler worden ingezet dan momenteel het geval is. Daarmee kan DJI flexibeler inspelen op de wisselende vraag naar detentiecapaciteit en detentieregimes.
De resterende onderdelen van deze vraag, te weten het opbouwen van een zogenaamde flexibele schil, moeten worden gezien in het licht van de Kabinetsreactie op het IBO-rapport (Kamerstuk 24 587, nr. 506). Daarin wordt, op pagina 3, het volgende aangegeven:
«Variant 1 (flexibiliseren personele capaciteit) en variant 7 (afstemming binnen justitiële ketens verbeteren) bieden eveneens mogelijkheden voor de lange termijn.
Het aanleggen van een flexibele personeelsschil, om pieken in de behoefte op te vangen, vindt het Kabinet een goede suggestie. Als gevolg van het Masterplan vervalt de komende jaren echter een groot aantal banen. Het nog verder inkrimpen van het personeelsbestand op de korte termijn acht het Kabinet, vanuit oogpunt van goed werkgeverschap en arbeidsmarktperspectief, onwenselijk».
Op dit moment zijn nieuwe initiatieven met betrekking tot het verder flexibiliseren van de personele capaciteit, door de inzet van externen, dan ook niet aan de orde.
348
Hoeveel fte aan externen wordt op dit moment ingehuurd door DJI? Om hoeveel fte gaat het in de toekomst?
Binnen DJI vindt de registratie van ingehuurde externen plaats in de financiële administratie. De beheersing van de inzet van externen loopt ook primair via de financiële stuurlijn.
De kosten van personeel, dat DJI extern inhuurt, zijn:
Omschrijving (Bedragen x € 1 mln.) |
Realisatie t/m augustus 2013 |
Prognose voor 2013 |
---|---|---|
Totaal |
35,1 |
59,2 |
Deze externe medewerkers zijn globaal onder te verdelen in de volgende categorieën:
1. De overbrugging van een vacatureperiode in reguliere formatieplaatsen waar continuïteit van de werkzaamheden is vereist.
2. De inhuur wegens specifieke expertise. Bepaalde werkzaamheden en/of projecten vereisen soms een expertise die in de eigen organisatie niet, of in mindere mate, aanwezig is, b.v. op het gebied van ICT en organisatiekunde.
3. Soms is er binnen een DJI-onderdeel sprake van een tijdelijk hogere werkdruk wegens een piek in de werkzaamheden, die niet binnen de reguliere formatie kan worden opgevangen. In een dergelijke situatie wordt een beroep op externen gedaan om deze piek op te vangen/weg te werken.
Hoeveel extern personeel DJI in de toekomst zal inhuren, is niet weer te geven en hangt af van de behoefte op dat moment. Per ministerie en agentschap wordt jaarlijks een normbedrag afgesproken, dat als maximum geldt voor de kosten voor de externe inhuur.
349
Welke taken mogen externen, uitzendkrachten en beveiligers op dit moment verrichten? Gaat het daarbij ook om het primaire proces (het werken met gedetineerden)? Welke taken mogen zij in de toekomst verrichten?
De vraag naar externen wordt gebaseerd op behoefte. In principe mogen alle (executieve) taken binnen DJI ook door externen worden vervuld. Hieronder valt ook het werken met gedetineerden. Uiteraard dienen de betrokken medewerkers wel over de vereiste kwalificaties te beschikken. De leidinggevende en specialistische taken zijn echter zoveel mogelijk belegd bij Rijkspersoneel. Dit zal in de toekomst niet anders worden.
350
Wat is de stand van zaken van de regeling Substantieel Bezwarende Functies (SBF-regeling)? In hoeverre helpt de huidige SBF-regeling van DJI, waarbij mensen door kunnen werken vanwege de grote onrechtvaardige inkomensteruggang, bij het oplossen van de boventalligheid van DJI-personeel? Of werkt deze SBF-regeling dit juist tegen?
Op dit moment vindt er tussen de Minister voor Wonen en Rijksdienst en de centrales van overheidspersoneel overleg plaats over een wijziging van de Regeling uitkering substantieel bezwarende functies 2006 (hierna: de «SBF-regeling») plaats.
De medewerker met een substantieel bezwarende functie kan op de SBF-gerechtigde leeftijd (in 2013: 60 jaar en twee maanden) met SBF-verlof gaan of doorwerken.
Gaat deze medewerker met SBF-verlof dan zal de opengevallen functie in het kader van het Van Werk Naar Werk-beleid door een boventallige medewerker ingevuld worden. Kiest de medewerker ervoor om door te werken dan blijft het aantal boventallige medewerkers gelijk. De individuele keuze van de medewerker is dus bepalend voor de invloed van de SBF-regeling op de boventalligheid. Daarom is op voorhand niet in algemene zin aan te geven wat de invloed van de SBF-regeling is op de boventalligheid.
351
Waarom zijn de inkomsten uit arbeid in detentie aflopend in plaats van stijgend, (motie-Van der Steur/Marcouch, Kamerstuk 24 587, nr. 515)?
De reeks voor inkomsten uit arbeid is gerelateerd aan de capacitaire ontwikkeling van de intramurale sanctiecapaciteit zoals opgenomen in de agentschapsbegroting van DJI. De geraamde opbrengsten uit arbeid vertonen een lichte daling van € 11,8 mln. in 2013 naar € 11,3 mln. in 2018 (blz. 92 begroting 2014). Deze reeks heeft overigens betrekking op de opbrengsten uit arbeid voor derden en niet op de inzet op kostenbesparende arbeid binnen de inrichtingen (de zgn. inbesteding).
352
Hoe verhouden de kosten van de 125 plaatsen in het Caribisch gebied zich tot de plaatsen in Nederland?
Een intramurale sanctieplaats in Nederland kost gemiddeld € 244 per plaats per dag (zie bladzijde 97 van de ontwerpbegroting). In Caribisch Nederland gaat het om een bedrag van € 9,3 mln. (zie tabel 1.3 op bladzijde 92 van de ontwerpbegroting) ten behoeve van de exploitatie van 125 sanctieplaatsen. Omgerekend gaat het om gemiddeld € 204 per plaats per dag.
353
Wat wordt bedoeld met de passage «de jaarlijkse dotaties aan de voorzieningen hebben voornamelijk betrekking op dotaties in het kader van de substantieel bezwarende functies»? Om welk bedrag gaat het en welke gevolgen heeft dit?
Deze passage heeft betrekking op tabel 1.1 onderaan bladzijde 91 van de begroting. Het bedrag dat hier is opgenomen heeft in zijn geheel betrekking op de dotatie aan de voorziening voor Substantieel Bezwarende Functies (SBF). Deze voorziening wordt getroffen om medewerkers, die recht hebben op de SBF-regeling, uit te kunnen betalen. Volgens de geldende wet- en regelgeving dient DJI deze kosten per persoon in één keer in de voorziening op te nemen.
354
Hoe verhoudt de op pagina’s 99 en 166 aangegeven halvering van het aantal vreemdelingendetentieplekken zich tot de cijfers op pagina 138, waaruit blijkt dat het aantal vreemdelingen in bewaring de komende jaren zal stijgen ten opzichte van 2013?
Op pagina 138 staat de capaciteitsbehoefte opgenomen, zoals eind 2012 becijferd in het Prognose Model Justitiële Ketens (PMJ) ten behoeve van de begrotingsvoorbereiding 2014. Het nieuwe beleid omtrent vreemdelingen en asiel, evenals het Masterplan DJI was toen nog niet bekend. De cijfers op de pagina’s 99 en 166 betreffen de beschikbare capaciteit nadat het Masterplan DJI was vastgesteld (in voorjaar 2013), mede rekening houdend met de beleidsmatige ontwikkelingen, zoals reeds aangegeven in de beantwoording op vraag 13.
355
Waar is de verwachting op gebaseerd dat het aantal vreemdelingen in detentie niet zal toenemen na invoering van het wetsvoorstel over de strafbaarstelling van illegaliteit?
Wie als vreemdeling in Nederland niet of niet langer rechtmatig verblijf heeft, is verplicht Nederland binnen een bepaalde termijn te verlaten. De wet stelt vrijwillig vertrek voorop, veel vreemdelingen die het betreft vertrekken ook vrijwillig. Tegen vreemdelingen die niet vrijwillig vertrekken, kunnen dwangmaatregelen worden ingezet die uiteindelijk moeten leiden tot vertrek. De meest ingrijpende dwangmaatregel is bewaring, een ultimum remedium.
De strafbaarstelling van illegaal verblijf heeft geen invloed op de wijze waarop het vreemdelingentoezicht plaats vindt. Een vreemdeling wordt bijvoorbeeld, net als thans het geval is, staande gehouden omdat er een redelijk vermoeden van illegaal verblijf bestaat, of hij een strafbaar feit heeft gepleegd, of hij wordt op de werkplek gecontroleerd en bij de identificatie blijkt dat sprake is van een vreemdeling die illegaal verblijft.
Indien een vreemdeling de boete voor illegaal verblijf niet betaalt, kan dit in bepaalde gevallen leiden tot vervangende hechtenis. Dit zal echter in de praktijk weinig voorkomen. Het vertrek van de vreemdeling uit Nederland heeft immers voorrang boven de uitvoering van de vervangende vrijheidsstraf.
356
Hoe wordt een (onverhoopte) eventuele groei van het aantal vreemdelingen in detentie opgevangen als er vanaf 2014 geen reservecapaciteit meer is?
In de meerjarenraming ten aanzien van de capaciteit van de vreemdelingenbewaring is, door het opnemen van het aantal van 933 plaatsen, reeds rekening gehouden met de thans bekende beleidsontwikkelingen. Mochten uit tussentijdse ontwikkelingen blijken dat de capaciteitsbehoefte toeneemt, dan zal de capaciteitsplanning daar zo nodig op worden aangepast. Jaarlijks wordt d.m.v. het Prognose Model Justitiële Ketens (PMJ) de meerjarige capaciteitsbehoefte opnieuw bepaald. Overigens geeft de huidige bezetting binnen vreemdelingenbewaring geen aanleiding te veronderstellen dat op afzienbare termijn aanpassing van de capaciteitsplanning nodig zou zijn.
357
Waarom wordt de IND niet gecompenseerd via de moederbijdrage voor de lagere legestarieven? Wat betekent dit voor de doorlooptijden en zorgvuldige behandeling van vergunningaanvragen?
In het Regeerakkoord Rutte I is een legestaakstelling van structureel € 30 mln. opgelegd. Deze taakstelling diende gerealiseerd te worden door verhoging van de legestarieven voor reguliere migranten naar een kostendekkend niveau. De moederbijdrage aan de IND is gekort met het bedrag van de legestaakstelling.
De IND heeft medio 2011 de legestarieven aanzienlijk verhoogd. Op dat moment lag de realisatie van de taakstelling op schema. In 2012 is er als gevolg van uitspraken van het Hof van Justitie van de Europese Unie en de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een streep gezet door het principe van kostendekkende legestarieven voor de legesfeiten die betrekking hebben op Europese richtlijnen. Als gevolg hiervan dienden een aantal legestarieven in 2012 aanzienlijk te worden verlaagd en heeft restitutie van te veel betaalde leges plaatsgevonden. Als gevolg hiervan kon de legestaakstelling niet worden gerealiseerd, hetgeen resulteerde in een aanzienlijke tegenvaller. Hiervoor zijn binnen de VenJ-begroting alternatieve maatregelen genomen. De moederbijdrage aan de IND is dus wel degelijk gecompenseerd voor de lagere legestarieven. De mutatie in legestarieven heeft dan ook geen impact op de doorlooptijd en zorgvuldige behandeling van vergunningsaanvragen.
358
Wat is de verklaring voor het feit dat over de jaren 2012 tot en met 2014 de personele kosten voor het inhuren van externen 16 á 17% van de totale personele kosten bedragen?
De afgelopen jaren heeft de IND te kampen gehad met een krimptaakstelling in de ambtelijke organisatie terwijl zij tegelijkertijd te maken kreeg met een stijging in het aantal aanvragen. Hierbij diende ook in korte tijd een aantal bijzondere projecten, zoals bijvoorbeeld de Regeling Afwikkeling Nalatenschap Oude Vreemdelingenwet (RANOV) en het Regeling Langdurig Verblijvende Kinderen, te worden uitgevoerd. De invoering van INDiGO en het inwerktraject dat daarbij hoort heeft ook de nodige capaciteit gevraagd.
Om deze ontwikkelingen het hoofd te bieden heeft de IND gebruik gemaakt van externe inhuur. Ook in de komende jaren zal, gelet op de weerbarstigheid van het vreemdelingenbeleid en de uitvoering ervan, naar verwachting de tijdelijk inhuur van personeel nodig zijn. Deze zal tot het strikt noodzakelijke worden beperkt.
359
Hoeveel van de toevoegingsaanvragen voor rechtsbijstand worden afgewezen en om welke redenen? Welke toevoeging in euro’s krijgt de rechtsbijstandverlening bij een herhaalde of opvolgende aanvraag, waarin geconcludeerd wordt dat er geen nieuwe feiten en omstandigheden zijn? Kan dit worden uitgesplitst naar zaken in beroep en zaken in hoger beroep?
Uit de Monitor Gesubsidieerde Rechtsbijstand 2012 van de raad voor rechtsbijstand (bladzijde 168) kan worden opgemaakt dat in 2012 56.729 toevoegingsaanvragen zijn afgewezen. Daarvan zijn er 29.748 afgewezen op financiële gronden, 23.125 op inhoudelijke gronden en 3.856 op andere gronden.
Gesubsidieerde rechtsbijstand wordt niet verleend indien de daartoe strekkende aanvraag van elke grond is ontbloot. Op grond van artikel 3 sub f van het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria wordt rechtsbijstand als zijnde van elke grond ontbloot niet verleend indien de aanvraag betrekking heeft op een vordering of verweer dat betrekking heeft op een tweede of volgende aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in welk kader redelijkerwijs buiten twijfel is dat de nieuwe feiten of omstandigheden vóór de onherroepelijke beslissing op de eerdere aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd naar voren hadden kunnen worden gebracht, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de bijzondere omstandigheden van het geval noodzaken tot het verlenen van rechtsbijstand. In het laatste geval ontvangt de rechtsbijstandverlener de gebruikelijke vergoeding op grond van het Besluit Vergoedingen Rechtsbijstand 2000 (BVR).
Aan een tweede of volgende aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28, eerste lid, onderdeel a, van de Vreemdelingenwet 2000 worden in het algemeen zeven punten toegekend (art. 5a, vijfde lid, van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000). Dit komt overeen met een vergoeding van € 733,95 exclusief BTW en reiskostenvergoeding.
360
Kan de doorlooptijd voor het afhandelen van de aanvragen regulier en naturalisatie wel gehaald worden als de ambtelijke capaciteit bij de IND de komende jaren daalt, onder andere door de taakstellingen uit het Regeerakkoord? Zo ja, op welke wijze?
Nu de implementatie van INDiGO is afgerond zal, na een gewenningsperiode bij de medewerkers, INDiGO een belangrijke bijdrage leveren aan het verhogen van de productiviteit. Óf dit voldoende is om de krimp in ambtelijke capaciteit te compenseren is onzeker en hangt mede af van de ontwikkeling van de instroom en de mate waarin de IND in de komende jaren te maken krijgt met verdergaande bezuinigingstaakstellingen. Ook spelen ontwikkelingen in beleid en jurisprudentie hierbij een belangrijke rol.
361
Zijn in het overzicht van de financiën van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) de inkomsten uit activiteiten in het buitenland opgenomen? Zo ja, hoe hoog zijn die inkomsten?
Ja, het NFI neemt een toonaangevende positie in de wereld in op het gebied van forensisch onderzoek. Hierdoor hebben buitenlandse overheden en intergouvernementele organisaties zoals de VN, regelmatig belangstelling voor specialistische diensten, instrumenten of kennis van het NFI. Deze werkzaamheden worden betaald door de inlenende organisatie en zijn in het financiële overzicht van het NFI verwerkt onder de post «omzet derden». Ik wil benadrukken dat deze internationale government-to-government activiteiten niet ten koste gaan van de capaciteit voor de Nederlandse strafrechtketen.
De in 2012 ontvangen kostenvergoedingen vanuit het buitenland voor geleverde (forensische) diensten bedragen circa € 1,7 mln. Voor komende jaren wordt een met 2012 vergelijkbaar bedrag aan vergoedingen van kosten verwacht.
362
Welke omzet behaalt het NFI met activiteiten voor niet-overheden?
In overeenstemming met de Regeling taken NFI van 8 mei 2012 zijn de werkzaamheden voor niet-overheden beperkt. De kostenvergoedingen, die het NFI in 2012 heeft ontvangen bedragen circa € 30.000,–.
363
Op welke manier wordt vanaf 2014 invulling gegeven aan de samenwerking tussen NFI, politie en OM met de particuliere forensische onderzoeksbureaus? Zijn hier voldoende financiële middelen voor vrijgemaakt? Zo nee, waarom niet?
Nog voor de begrotingsbehandeling zal ik naar verwachting uw Kamer informeren over de toekomstige inrichting van forensisch onderzoek. In deze brief zal ik tevens ingaan op de samenwerking tussen de verschillende entiteiten en de financiële middelen die hiermee gemoeid zijn.
364
Kan aangegeven worden welke «bepaalde voornemens» van de rechtspraak wetgeving vergen?
Dit zijn de voornemens van de Rechtspraak in het kader van de vernieuwingsagenda Kwaliteit en Innovatie (KEI). Deze zien op de inrichting van een nieuwe, uniforme, eenvoudige en digitale (civiele en bestuursrechtelijke) rechtsgang. Deze voornemens vereisen aanpassing van het burgerlijk procesrecht en het bestuursprocesrecht. Op 24 oktober 2013 is een internetconsultatie gestart over een voorontwerp tot aanpassing van boek 1 van het Wetboek van Rechtsvordering en de hoofdstukken 6, 7, en 8 van de Algemene wet bestuursrecht. De consultatietermijn is twee maanden. er wordt naar gestreefd dit voorstel begin 2014 voor advies voor te leggen aan de Raad van State. Begin 2014 zal voorts worden geconsulteerd over een voorontwerp met vergelijkbare wijzigingen in hoger beroep en cassatie in het burgerlijk procesrecht en cassatie in het belastingrecht.
365
Hoe wordt bewerkstelligd dat rechters meer ruimte krijgen om regie te voeren en maatwerk te leveren aan partijen? Worden afspraken over productie dan herzien? Zo ja, op welke wijze?
De nieuwe wetgeving die binnen het programma Kwaliteit en Innovatie rechtspraak wordt ontwikkeld, biedt ruimte aan de rechter om het stramien van een eenvoudige basisprocedure te volgen, tenzij hij van oordeel is dat aanvullende of andere processtappen gezet moeten worden. Hierbij valt te denken aan het houden van een extra mondelinge behandeling, of aan het verlengen van de termijnen om stukken in te dienen. Partijen kunnen de rechter hierom vragen, het is echter de rechter die beslist. In procedures waarin extra tijd nodig is, of anderszins processtappen gezet of juist niet gezet moeten worden, biedt de rechter hiermee maatwerk. Binnen de basisprocedure kan de rechter onder andere regie voeren omdat hij relatief snel contact heeft met partijen tijdens een mondelinge behandeling. De rechter kan de mondelinge behandeling invullen in aansluiting op de aard en complexiteit van de zaak.
Een herziening van de afspraken over productie is op dit moment niet aan de orde.
366
Is de vernieuwing van de rechtspraak niet te beperkt wanneer als zich beperkt tot «Innovatie & Informatietechnologie» en «Organisatie & Ontwikkeling»? Wat wordt er nog meer aan (met name kwalitatieve) vernieuwing gedaan?
De kwaliteitsdoelstellingen van het programma KEI liggen op het terrein van tijdigheid, eenvoud, uniformiteit en toegankelijkheid. Doelstellingen op andere kwaliteitsdimensies zoals juridisch inhoudelijke kwaliteit en deskundigheid zijn niet in het programma opgenomen. Behalve dan dat digitalisering de rechters meer tijd moet gaan opleveren voor kwaliteitsinvesteringen. De Rechtspraak heeft ter bevordering van de inhoudelijke kwaliteit andere programma’s lopen. Voorbeeld is de kwaliteitstoetsing van rechterlijk uitspraken. Het doel daarvan is structurele feedback over de ambachtelijke kwaliteit van het vonnis. Ander voorbeeld is de digitale kennisinfrastructuur «Wiki Juridica». Met behulp van deze voorziening wordt het ontsluiten, ontwikkelen en delen van kennis bevorderd. Er zijn overigens duidelijk verbanden (en win-win situaties) tussen het digitaal ontsluiten van kennis en het digitaliseren van werkprocessen. KEI biedt in die zin mogelijkheden tot vernieuwing van het kennismanagement binnen de Rechtspraak.
367
Hoe is de in 2016 voorziene achteruitgang van de personele lasten te verklaren? Zijn er dan minder rechters en medewerkers nodig?
De daling van de personele lasten in 2016 hangt met name samen met de efficiencytaakstelling uit het Regeerakkoord die geldt voor de gehele rijksoverheid. De rechtspraak is hiervan niet uitgezonderd.
De invulling van deze taakstelling kan plaatsvinden doordat de bedrijfsvoering efficiënter wordt ingericht en meer wordt gedigitaliseerd waardoor efficiënter kan worden gewerkt. Er is dus – afgezien van de hoogte van de instroom – minder personele capaciteit nodig om een bepaald zaaksaanbod te behandelen.
368
Hoe lang kan nog op het eigen vermogen worden ingeteerd om ontstane tekorten weg te werken?
De VenJ bijdrage aan de rechtspraak, de egalisatieregeling en het eigen vermogen zijn tezamen voldoende om de komende jaren het geprognosticeerde zaaksaanbod te behandelen en daarmee oplopende voorraden te voorkomen.
369
Waarom wordt meerwerk afgerekend tegen een tarief van 70%? Wordt de stimulans niet groter wanneer daarvoor tenminste 100% wordt gerekend?
Bij het ontwerp van het bekostigingssysteem van de rechtspraak is getracht om de bekostiging zo goed als mogelijk te laten aansluiten bij de werkelijke kosten, efficiencyprikkels in het systeem te brengen en daarbij te vermijden dat efficiencyprikkels de kwaliteit aantasten. De uitkomst is het huidige bekostigingssysteem dat sinds 2005 naar tevredenheid van zowel de rechtspraak als het ministerie functioneert.
Het vergroten van de efficiencyprikkel door tegen 100% van de prijs af te rekenen sluit niet aan bij de werkelijke kosten waarbij er – zeker op de kortere termijn – sprake is van een zekere vaste kostencomponent.
370
Wat wordt verstaan onder een «megazaak»?
Een megazaak is een zeer complexe strafzaak die vanwege de omvang niet past binnen de reguliere outputbekostiging.
371
Kan worden uitgelegd waarom de geprognosticeerde uitgaven voor Rechtbanken Straf na 2013 zo fors kunnen dalen?
De daling van de geprognosticeerde uitgaven voor rechtbanken, straf na 2013 wordt met name verklaard doordat in de productafspraak voor het jaar 2013 rekening is gehouden met het verwerken van een voorraad van zittingsgerede zaken bij het openbaar ministerie.
Daarnaast is er tevens sprake van een taakstelling op de strafrechtketen uit het Regeerakkoord die wordt ingevuld door een doelmatiger inrichting van de strafrechtketen.
372
Wanneer kan worden vastgesteld dat het risico ontstaat dat de doorlooptijden de komende jaren kunnen gaan oplopen? Welke aanvullende maatregelen zullen er indien nodig en mogelijk worden getroffen? Zal het eigen vermogen van de rechtspraak daardoor opnieuw worden getroffen?
De ontwikkelingen in de doorlooptijden worden, per sector, door de gerechten, gerechtshoven en de bestuursrechtelijke colleges CBB en CRvB gedurende het jaar geregistreerd. De ontwikkelingen daarin worden door de Rechtspraak in de reguliere begrotingscyclus op de voet gevolgd.
De VenJ bijdrage aan de rechtspraak, de egalisatieregeling en het eigen vermogen zijn echter tezamen voldoende om de komende jaren het geprognosticeerde zaaksaanbod te behandelen en daarmee oplopende voorraden en doorlooptijden te voorkomen.
373
Waarom wordt verwacht dat de prijzen per productgroep vanaf 2016 (zo sterk) zullen dalen?
De daling van prijzen per productgroep vanaf 2016 hangt met name samen met de efficiencytaakstelling uit het Regeerakkoord die geldt voor de gehele rijksoverheid. De Rechtspraak is hiervan niet uitgezonderd. De invulling van deze taakstelling kan plaatsvinden doordat de bedrijfsvoering efficiënter wordt ingericht en meer wordt gedigitaliseerd waardoor efficiënter kan worden gewerkt.
374
Hoe hoog is het «geringe bedrag» dat vanaf 2015 overblijft in de egalisatierekening voor verrekening van meerproductie?
Vanaf 2015 blijft er – gegeven de huidige instroomprognose circa € 12,7 mln. beschikbaar voor verrekening van meerproductie.
Zie ook de eerste tabel op pagina 133 van de begroting waarin het verloop van de egalisatierekening staat vermeld.
375
Wat is het verschil tussen reguliere bestuurszaken, bodemzaken norm 1 en norm 2?
De eerste norm bij reguliere bestuurszaken, bodemzaken is dat 90% van de zaken binnen een jaar moeten zijn afgehandeld. De tweede norm houdt in dat 70% van alle reguliere bestuurszaken, bodemzaken binnen 9 maanden moet zijn afgehandeld.
376
Waarom zijn de realisatiecijfers voor het uitwerken van strafzaken rechtbanken (jeugd, niet jeugd en zelfs gedetineerdenzaken) nog niet meetbaar? Wat doet de Raad voor de rechtspraak om ervoor te zorgen dat deze cijfers sneller beschikbaar zijn?
De Rechtspraak streeft ernaar de gegevens zoveel mogelijk en zo snel mogelijk in 2014 beschikbaar te hebben. De beschikbaarheid van deze gegevens veronderstelt dat de benodigde informatie geregistreerd wordt in de diverse systemen, ook systemen die niet van de Rechtspraak zijn. De komende periode zal duidelijk worden in hoeverre dit het geval is en welke maatregelen zo nodig getroffen moeten worden om dit mogelijk te maken.
377
Past het niet om toch melding te maken van de bedragen die gemoeid zijn met de financiering van de Kanssspelautoriteit, gelet op de stelselverantwoordelijkheid van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie voor het kansspelbeleid, ook al geschiedt de financiering ervan via jaarlijkse heffingen en vergoedingen door vergunninghouders (en dus buiten de begroting van V&J om)?
Bij de oprichting van de Kansspelautoriteit (Ksa) is – mede gelet op de wens vanuit uw Kamer – zwaar ingezet op een onafhankelijke positionering van de Ksa om daarmee (de schijn van) belangenverstrengeling te voorkomen. De Staat is immers zowel beleidsbepaler, als begunstigde van kansspelen. Gelet hierop is het niet gepast om in de Rijksbegroting uitgaven en ontvangsten op te nemen die uitsluitend zien op de separate, financiële bedrijfsvoering van een orgaan dat niet behoort tot een ministerie.
378
Hoe is te verklaren dat het aantal geprognosticeerde strafzaken hof van 2013 op 2014 zo sterk afneemt?
In de productieafspraak met de Raad voor de rechtspraak voor 2013 is een verwachte voorraadverkleining opgenomen van bijna 3.500 zaken, die niet in de productieafspraak voor 2014 is opgenomen.
379
Hoe is te verklaren dat het aantal afdoeningen van rechtbankzaken straf over de periode 2013–2018 veel sterker afneemt, vergeleken met de instroom rechtbankzaken bij het OM over diezelfde periode?
De daling van de afdoening van rechtbankzaken straf bij de rechtspraak van 2013 naar 2014 wordt verklaard doordat in de productieafspraak voor het jaar 2013 rekening is gehouden met het verwerken van een voorraad van zittingsgerede zaken bij het openbaar ministerie.
Deze zaken zitten niet (meer) in de instroom van rechtbankzaken bij het openbaar ministerie.
380
Waarom neemt het aantal geprognosticeerde zaken vreemdelingenbewaring over de periode 2013- 2018 toe, terwijl is toegezegd te streven naar een beperking van het aantal (vorderingen tot) vreemdelingenbewaring?
Zoals blijkt uit de beantwoording van de vragen 13 en 354, is inmiddels in de meerjarenplanning rekening gehouden met een afname van het aantal vreemdelingen in bewaring (933 plaatsen in 2016).
381
Waarom worden er zoveel gevangenissen gesloten als er een toename aan sanctiecapaciteit te verwachten is?
De tabel op pagina 138 van de begroting laat inderdaad een, zij het geringe, stijging van de vraag naar sanctiecapaciteit bij het gevangeniswezen zien. Om toch te kunnen komen tot de noodzakelijke besparingen op dit onderdeel van DJI heeft het kabinet onder meer besloten om de toepassing van het meerpersoonscelgebruik te maximeren en Elektronische Detentie in te voeren. Door deze maatregelen wordt de vraag naar sanctiecapaciteit bij GW volledig opgevangen en kan tegelijkertijd toch intramurale éénpersoonscelcapaciteit worden afgestoten. Beide maatregelen staan toegelicht in de brieven van 22 maart 201335 en 19 juni 201336 waarmee het Masterplan DJI aan uw Kamer is voorgelegd.
382
Hoe verhoudt de stijging van het aantal verwachte (reclasserings)toezichten en hogere instroom werkstraffen tot de bezuinigingen op de reclassering?
Mede door de bezuinigingen is de bijdrage aan de reclasseringsorganisaties afgenomen. Dit betekent dat een scherpe prioritering dient te worden aangebracht en goed moet worden bekeken waar de inzet van de reclassering nodig is. Er wordt metde reclasseringsorganisaties gesproken over de wijze waarop dit dient te worden gerealiseerd.
In 2013 lijkt er sprake te zijn van een hogere instroom van het aantal werkstraffen. Dit betekent dat naast de prioritering, thans ook wordt bekeken of gebruik gemaakt kan worden van tijdelijke oplossingen om deze hogere instroom op te vangen (zoals het tijdelijk inzetten van personeel van andere ketenpartners). Dit alles zodat de reclasseringsorganisaties binnen de gegeven financiële kaders een zo optimale bijdrage kunnen leveren aan het vergroten van de maatschappelijke veiligheid.
383
Waarom is de sterke stijging van de kosten van «slachtoffer in beeld» in de periode 2013–2018 noodzakelijk?
In de visie op het slachtofferbeleid, diebegin dit jaar naar uw Kamer is gestuurd (Kamerstuk 33 552, nr. 2) wordt «schadevergoeding en herstel» als één van de beleidsdoeleng genoemd. Herstelbemiddeling krijgt steeds meer aandacht. Daarbij staat het perspectief van het slachtoffer voorop. Door Slachtoffer in Beeld (SiB) zijn diverse activiteiten ingezet om slachtoffer-dadergesprekken onder de aandacht te brengen van slachtoffers, daders en professionals. Door de extra aandacht de komende jaren wordt een stijging van het aantal slachtoffer-dadergesprekken van zo’n 1300 in 2013 naar 1500 in 2018 verwacht. Met SiB zullen nieuwe afspraken gemaakt worden in het kader van te hanteren kostprijzen. Hiermee wordt gestreefd meer efficiency en effectiviteit te bereiken waardoor mogelijk meer slachtoffer-dadergesprekken gehouden kunnen worden binnen het financiële kader dat daarvoor beschikbaar is (pagina 57 van de begroting).
384
Waarom is het Haags verdrag meerderjarigenbescherming 2000 nog niet geratificeerd?
Het Haags Verdrag van 13 januari 2000 verbetert op verschillende punten de internationale bescherming van volwassenen die onvoldoende in staat zijn hun belangen te behartigen. Het Verdrag schept duidelijkheid over het toepasselijk recht op beschermingsmaatregelen en vertegenwoordigingsbevoegdheden. Daarnaast maakt het Verdrag het gemakkelijker om buitenlandse beschermingsmaatregelen in ons land ten uitvoer te leggen en omgekeerd. Het Verdrag is op 1 januari 2009 in werking getreden. Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Tsjechië, het Verenigd Koninkrijk (voor Schotland) en Zwitserland zijn partij bij het Verdrag. Het Koninkrijk der Nederlanden is nog geen partij bij het Verdrag om de volgende redenen. Ratificatie en uitvoering van het Verdrag vraagt inzet van tijd en middelen, niet alleen voor het opstellen van de wetsvoorstellen, maar ook voor de verplichte instelling van een Centrale Autoriteit. Een dergelijke autoriteit brengt jaarlijks kosten met zich. In de huidige financiële tijd moeten keuzes worden gemaakt. Ten aanzien van de bescherming van meerderjarigen is mij gebleken dat de rechtspraktijk inmiddels zijn weg heeft gevonden. Het Verdrag wordt al toegepast zonder dat het Koninkrijk partij is (zie bijvoorbeeld Hof Den Haag 23 december 2009, LJN BL4251, Hof Den Bosch 2 april 2009, LJN BH9989 en Rechtbank Haarlem 25 juli 2007, LJN BB0030). Nu de praktijk zich ook redt zonder dat Nederland partij is, zie ik geen noodzaak om het Verdrag op korte termijn te ratificeren. Wanneer in de toekomst de financiële mogelijkheden weer ruimer zijn, zal ik mij opnieuw beraden over ratificatie van het Haags Verdrag.
385
Kan een datum worden gegeven waarop het wetsvoorstel tot splitsing van de Raad van State en samenvoeging van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het naar schatting in werking zal treden?
De Kamer wordt binnenkort via een afzonderlijke brief geïnformeerd over de voornemens van het kabinet met betrekking tot dit wetsvoorstel.
386
Bij welke instanties in Nederland kunnen drugsgebruikers hun drugs (pillen) laten testen? Wat zijn de totale kosten daarvan? In hoeverre worden deze instanties gesubsidieerd?
Het testen van drugs door (potentiële) gebruikers is een voorziening met als doel de risico’s voor de volksgezondheid te beperken. Vrijwel alle instellingen voor verslavingszorg hebben een testservice voor dit doel, die doorgaans enkele uren per week geopend is. Aangezien het hier om preventie gaat worden de kosten betaald uit gemeentelijke budgetten die instellingen voor verslavingszorg ten behoeve van preventieactiviteiten ontvangen. Het Drugs Informatie en Monitoring Systeem (DIMS) coördineert de activiteiten van deze testpunten en is ondergebracht bij het Trimbos-instituut. Het DIMS wordt gefinancierd door het ministerie van VWS. Deze voorzieningen komen dus niet ten laste van het budget van VenJ.
387
Hoeveel fte houdt zich op het ministerie bezig met dierenmishandeling- en verwaarlozing?
Op het departement houdt zich ongeveer 2,5 fte bezig met dierenmishandeling- en verwaarloozing.
388
Wat is de reactie op de stelling van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) dat het voornemen het centraal aandeelhoudersregister onder te brengen bij de Kamer van Koophandel (KvK) veel duurder uitvalt dan begroot, in tegenstelling tot de ingediende impactanalyse? Klopt het dat uit die impactanalyse zou volgen dat het centraal aandeelhoudersregister de mogelijkheid biedt om lastenverlichting te creëren voor ondernemers? Hoe wordt deze lastenverlichting bewerkstelligd? Klopt het dat niet alleen de gegevens van een aandeelhouder worden geregistreerd, maar ook het aan zijn verkrijging ten grondslag liggende brondocument? Zo ja, waarom?
Per brief is toegelicht (Kamerstuk 32 608, nr. 5) dat op grond van een inhoudelijke afweging het besluit is genomen om de KvK aan te wijzen als beheerder van het centraal aandeelhoudersregister. De KvK zal in overleg met stakeholders een implementatietraject opzetten dat leidt tot een voor geautoriseerde partijen toegankelijk, efficiënt, actueel en betrouwbaar register.
De impactanalyse bevat een indicatie van kosten. De uiteindelijke realisatie is mede afhankelijk van nader te maken keuzes met betrekking tot de inrichting. Hierin zullen ook nadrukkelijk de wensen van stakeholders worden betrokken. Zo hangt de afweging of ook brondocumenten worden geregistreerd, in de eerste plaats samen met de afweging of die opslag vanuit het oogpunt van de informatiebehoefte van notarissen en van andere publieke diensten nodig is. Daarnaast is de afweging van belang of het voor de betrouwbaarheid van de registratie wenselijk dan wel noodzakelijk is. Een nadere keuze wordt na overleg met de stakeholders, waaronder in de eerste plaats het notariaat, gemaakt. Tevens is aangegeven dat voor het kabinet als randvoorwaarde geldt dat lastenverzwaring moet worden voorkomen. Ook dit is een belangrijk aspect waar nader te maken keuzes met betrekking tot de opzet en inrichting van een centraal aandeelhoudersregister aan zal worden getoetst.
389
Kan een overzicht worden gegeven van de verschillende kostenposten die bij de impactanalyses van de KNB en KvK inzake het centraal aandeelhoudersregister (CAHR) zijn opgenomen? Bevatten de impactanalyses van de KvK en de KNB dezelfde kostenposten? Zo nee, zijn de impactanalyses met elkaar te vergelijken?
Aan de KvK en de KNB is vooraf dezelfde informatie ter beschikking gesteld. Partijen hebben hieraan een eigen uitwerking gegeven, waardoor ook de kostenberekeningen verschillen. Het kostenaspect is een onderdeel geweest van de totale afweging. De keuze is na een inhoudelijke afweging gevallen op de KvK. Dit besluit heb ik u toegelicht. Voor een overzicht van de kostenposten verwijs ik volledigheidshalve naar de beide impactanalyses (Kamerstuk 32 608, nr. 6). Deze zijn openbaar en bevatten ook de door partijen opgenomen toelichting op de opgenomen kostenposten.
390
Dient voor de implementatie van het CAHR niet tevens een aanpassing van Boek 2 Burgerlijk Wetboek (BW) te worden voorbereid ter aanpassing (of schrapping) van de artikelen 2:85 BW, 2:194 BW en andere artikelen waarin wordt verwezen naar het aandeelhoudersregister? Kan het notariaat bij titelrecherche vertrouwen op de gegevens in het centraal aandeelhoudersregister? Wie is er uiteindelijk verantwoordelijk voor de juistheid van de in het CAHR geregistreerde gegevens en eventuele gebreken?
In de brief van 19 december 2012 (Kamerstuk 32 608, nr. 4) heb is aangegeven dat de huidige wettelijke verplichtingen van de vennootschap om een (eigen) aandeelhoudersregister bij te houden, niet worden gewijzigd. De registratie in het centraal aandeelhoudersregister zal geen constitutief vereiste worden voor een overdracht van aandelen. Het centraal aandeelhoudersregister zal alleen toegankelijk zijn voor geautoriseerde organen en notarissen.
Het centraal aandeelhoudersregister is een nieuwe, aanvullende informatiebron die de notaris kan raadplegen in de uitvoering van zijn titelrecherche. In het geval het centraal aandeelhoudersregister wordt ondergebracht in het Handelsregister ligt de verantwoordelijkheid voor de feitelijke juistheid van de registers primair bij de inschrijfplichtigen (Kamerstuk 30 656, nr. 6). Wel rust op de KvK de taak om de feitelijke juistheid van de aangeleverde gegevens te onderzoeken en de gegevens administratief juist te verwerken. In het kader van de evaluatie van de Handelsregisterwet 2007 heeft de Minister van Economische Zaken aangegeven dat formele afspraken met de KvK zullen worden gemaakt omtrent de periodieke monitoring van de juistheid van de gegevens in het Handelsregister (Kamerstuk 33 356, nr. 1).
391
Als het CAHR het bestaande (fysieke) aandeelhoudersregister volledig gaat vervangen, dient deze dan niet te voorzien te worden van gegevens van certificaathouders met vergaderrecht? Zo ja, kan een inschatting worden gegeven van de additionele kosten die daarmee gemoeid zijn? Hoe verhoudt het kabinetsvoorstel inzake het CAHR zich tot de andere twee punten in de initiatiefnota van de leden de Groot/Recourt, te weten de overdracht van certificaten bij notariële akte en de afschaffing van toonderaandelen bij niet-beursgenoteerde naamloze vennootschappen?
Zoals aangegeven in de brief van 19 december 2012 (Kamerstukken II, 2012–2013,32 608, nr. 4) is het centraal aandeelhoudersregister bedoeld voor de registratie van aandelen. Hieronder vallen ook de aandelen waarvan certificaten zijn uitgegeven. Het verplichten van een notariële akte voor overdracht van certificaten heeft geen meerwaarde. Ten aanzien van een standpunt over toonderaandelen wordt overleg gevoerd met stakeholders, zoals VNO/NCW, de vereniging van effectenbezitters en de KNB. Het Global Forum zal naar verwachting eind dit jaar het peer reviewrapport vaststellen, waarover de Tweede Kamer door de staatssecretaris van Financiën nader zal worden geïnformeerd.
392
Is de kosteninschatting van de KvK van 300.000 euro voor de initiële vulling van het CAHR realistisch, mede gelet op het feit dat in de impactanalyse verder is aangegeven dat de KvK speciaal voor die initiële vulling een aparte applicatie moet ontwikkelen? Kan worden bevestigd dat de kosten voor initiële vulling niet bij de ondernemers en het notariaat terecht komen? Zijn de kosten van registratie in het CAHR van de circa 617.000 vennootschappen, waarvan al een enig aandeelhouder is geregistreerd, inbegrepen in de begroting van de KvK? Zo nee, wat zijn hiervan de te verwachten kosten? Zijn de kosten voor de ontwikkeling van de speciale applicatie inbegrepen in de begroting van de KvK? Zo nee, wat zijn hiervan de te verwachten kosten?
De impactanalyse van de KvK beschrijft het scenario waarin het centraal aandeelhoudersregister wordt geïntegreerd met het handelsregister vanwege het feit, zoals terecht is opgemerkt, dat de registratie van enig aandeelhouders reeds als openbare informatie is opgenomen in het handelsregister. De ontwikkeling van slimme applicaties, die dubbele registratie en lastenverzwaring moeten voorkomen, vormt onderdeel van de ontwikkelkosten. De Kv K zal worden verzocht in de nadere uitwerking van wat er precies nodig is voor de initiële vulling de inbreng van de belanghebbende partijen te betrekken. Aangegeven is dat de instelling van een centraal aandeelhoudersregister niet mag leiden tot kostenafwenteling op de burger en het bedrijfsleven (Kamerstuk 32 608, nr. 4).
393
Is overwogen de Registratiewet te wijzigen teneinde, op basis van een met waarborgen omklede procedure, de inhoud van de notariële akten te ontsluiten voor controle, toezicht en opsporing? Zo ja, ligt het dan niet voor de hand om aansluiting te zoeken bij de digitale akteregistratie van de KNB/Belastingdienst (Centraal Digitaal Repertorium)? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in de brief van 19 december 2012 (Kamerstuk 32 608, nr. 4) is het centraal aandeelhoudersregister bedoeld voor de registratie van aandelen. Hieronder vallen ook de aandelen waarvan certificaten zijn uitgegeven. Het verplichten van een notariële akte voor overdracht van certificaten heeft geen meerwaarde. Ten aanzien van een standpunt over toonderaandelen wordt overleg gevoerd met stakeholders, zoals VNO/NCW, de vereniging van effectenbezitters en de KNB. Het Global Forum zal naar verwachting eind dit jaar het peer reviewrapport vaststellen, waarover de Tweede Kamer door de staatssecretaris van Financiën nader zal worden geïnformeerd.
395
Hoeveel geld was er afgelopen jaren beschikbaar voor dierenmishandeling en -verwaarlozing? Hoeveel geld is er hiervoor de komende vier jaar beschikbaar? Hoe worden deze middelen ingezet?
Opsporing en handhaving van strafbare feiten tegen dieren, zoals dierenmishandeling, maar ook illegale dierenhandel, behoren tot de reguliere taakuitoefening van de politie. Er wordt niet geregistreerd hoeveel tijd en kosten de politie specifiek besteed aan de handhaving van dierenwelzijn. Ook het Ministerie van Veiligheid en Justitie houdt niet bij hoeveel tijd haar ambtenaren hebben besteed aan het onderwerp. Wel kan ik u melden dat het meldnummer 144 in 2011 € 354.000, in 2012 € 807.000 en in 2013 € 1.300.000 heeft gekost. Voor 2014 is voor het meldnummer € 1.089.000 begroot.
396
Wat is de stand van zaken met de financiering van Stop it Now, de anonieme hulplijn voor mensen met pedofiele gevoelens of personen die deze gevoelens vermoeden bij iemand in hun omgeving? Wat betekent het (mogelijk) wegvallen van de Europese gelden voor het Meldpunt Kinderporno en hoe wordt het voortbestaan van meldpunt en hulplijn dan gegarandeerd?
De hulplijn «Stop It Now» (SIN) heeft in 2012 van VWS een startsubsidie gehad van € 250.000,–. Conform afspraken moest SIN voor de vervolgfinanciering op zoek naar andere financieringsbronnen. Begin 2013 heeft de hulplijn aangegeven een onafhankelijke financiering vanaf de zomer van 2013 nog niet te kunnen realiseren. Vervolgens heeft de minister van VenJ samen met zijn ambtgenote van VWS een eenmalige handreiking gedaan van € 75.000,– bovenop de eerder genoemde startsubsidie. Deze handreiking geeft de hulplijn meer tijd om haar werkzaamheden voort te zetten terwijl zij op zoek gaat naar andere financieringsbronnen. Over het mogelijk wegvallen van de Europese gelden voor het Meldpunt Kinderpornografie op internet is mij op dit moment nog niets bekend. Ik kan hierop dan ook niet vooruitlopen.
397
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de financiering van de Fraudehelpdesk, waar het Steunpunt Acquisitiefraude onderdeel van uitmaakt?
Zowel het ministerie van Economische Zaken als het ministerie van Veiligheid en Justitie hebben het besluit genomen voor het jaar 2013 en 2014 subsidie te verstrekken aan de Fraudehelpdesk. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie verstrekt € 750.000,– op jaarbasis.
398
Waarom vermindert de subsidie aan de Stichting Adoptievoorzieningen (SAV) in de loop der jaren? Wat betekent dit voor de nazorg die de SAV kan bieden?
Op de subsidie vanuit het ministerie van VenJ aan de Stichting Adoptievoorzieningen (SAV) is een structurele doelmatigheidskorting toegepast van 1,5% in 2012 oplopend tot 6% vanaf 2015. Hiermee wordt invulling gegeven aan de doelmatigheidskorting uit het regeerakkoord Balkenende IV/Rutte-Verhagen die dezelfde oploop heeft (1,5% uit Balkenende-IV en 4,5% uit Rutte-Verhagen). Daarnaast is in 2012 incidenteel een extra subsidie verstrekt ter dekking van het tekort als gevolg van achterblijvende aanmeldingen van aspirant-adoptiefouders voor de voorlichtingsbijeenkomsten. De nazorg die de SAV kan bieden, wordt gefinancierd vanuit de subsidie die de SAV ontvangt van het ministerie van VWS. De daling van de subsidie vanuit VenJ heeft derhalve geen gevolgen voor de nazorg activiteiten door de SAV.