Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 juni 2014
Bij brief van 24 april 2014 van de Vaste Commissie van Veiligheid en Justitie is mij verzocht om een reactie op een als bijlage meegezonden bericht van het Vrouwenplatform Kerkelijk Kindermisbruik (VPKK). In dit bericht wordt aangegeven dat het VPKK zich niet kan vinden in het besluit van de voorzitters van de Bisschoppenconferentie (BC) en van de Konferentie Nederlandse Religieuzen (KNR) om de mogelijkheid om klachten in te dienen over verjaarde zaken van seksueel misbruik en klachten over seksueel misbruik tegen overledenen te beëindigen op 1 juli 2014. Het VPKK geeft aan dat het om een aantal redenen belangrijk is dat vrouwen meer tijd voor het doen van meldingen en het indienen van klachten moet worden gegund.
In mijn brief van 21 oktober 2013 aan uw Kamer heb ik aangegeven dat in het kader van een nieuw voorzittersoverleg tussen de voorzitters van de BC, KNR en de Stichting Koepel Landelijk Overleg Kerkelijk Kindermisbruik (KLOKK) een nul-meting is opgesteld (Kamerstuk 33 750 VI, nr. 7). Eén van de aanbevelingen in dit rapport is om op korte termijn een einddatum voor het indienen van klachten over verjaarde zaken van seksueel misbruik en klachten over seksueel misbruik tegen overledenen vast te stellen. Daarbij is aangegeven dat het tijdig aankondigen van een einddatum duidelijkheid en zekerheid geeft. Conform deze aanbeveling hebben de voorzitters van de BC en de KNR op 19 november 2013 met een persbericht aangekondigd dat er een sluitingsdatum komt per 1 juli 2014 voor meldingen en het indienen van klachten inzake seksueel misbruik tegen overledenen en klachten betreffende seksueel misbruik dat verjaard is. In de landelijke en regionale media is op 16 december 2013 door interviews met de voorzitters van de BC en de KNR de aandacht gevestigd op deze einddatum. Dit is vergezeld gegaan van een oproep van de voorzitters om misbruik te melden, om indien mogelijk steunbewijs aan te leveren en tot het doorbreken van een zwijgcultuur in de kerk. Deze oproep om zaken over verjaarde zaken van seksueel misbruik en klachten over seksueel misbruik tegen overledenen voor 1 juli 2014 te melden is recent door de voorzitters van BC en KNR in hun persverklaring van 20 mei 2014 publiek herhaald.
Tijdens het Algemeen Overleg met uw Kamer op 14 november 2013 (Kamerstuk 33 750 VI, nr. 98) hebben wij over het stellen van een einddatum gesproken. Ik heb toen aangegeven dat het goed is om een eindtermijn te stellen. Dat geeft ook duidelijkheid aan slachtoffers die wellicht twijfelen over het indienen van een klacht. Ik heb toen ook aangegeven dat elk slachtoffer wel in de gelegenheid moet zijn geweest om een klacht in te dienen, maar dat daar al in ruime mate de gelegenheid voor is geweest. Daarbij bestaat geen onderscheid tussen mannen en vrouwen. De klachtencommissie functioneert in de huidige vorm sinds medio 2011. Vanaf 2007 bestond de mogelijkheid om klachten inzake seksueel misbruik tegen overledenen bij de kerk in te dienen. De kerk beschikt sinds 1995 over een klachtenregeling. Ik heb tijdens dat AO aangegeven dat enige coulance en flexibiliteit bij late melders op zijn plaats is. Dat heb ik ook, samen met de overige tijdens het AO benoemde punten, overgebracht in mijn contacten met de kerk. Naar aanleiding van het verzoek van de Vaste Kamercommissie is dit nogmaals bij de kerk onder de aandacht gebracht.
Desgevraagd is namens de kerkelijke autoriteiten het volgende aangegeven:
– Na 1 juli 2014 blijft de mogelijkheid bestaan om klachten van seksueel misbruik tegen levende aangeklaagden die niet verjaard zijn, te melden. Van niet verjaarde zaken van seksueel misbruik van minderjarigen tegen levende aangeklaagden wordt de politie in kennis gesteld.
– De huidige klachtencommissie zal niet per 1 juli 2014 ophouden te functioneren. Het zal nog geruime tijd vergen om de aanhangige klachtprocedures en de klachten die nog vóór 1 juli 2014 worden gemeld volledig af te ronden. Wel is het aanbod van klachten en daarop gebaseerde klaagschriften nu zodanig dat er een afbouw in de organisatie moet plaatsvinden.
– De BC en de KNR spannen zich in om het indienen van klachten vóór 1 juli a.s. voor mensen die hierbij moeilijkheden ondervinden, zoveel mogelijk te faciliteren en daarbij zo nodig hulp aan te bieden. Een korte gedateerde en ondertekende melding door de klager volstaat daarbij.
– Besloten is dat voor het aanleveren van de klaagschriften betreffende klachten die in de periode 1 januari 2014 – 1 juli 2014 zijn ingediend, een extra termijn wordt gegeven van 3 maanden. Deze klaagschriften kunnen tot 1 oktober 2014 worden ingediend.
– De mogelijkheden voor hulpverlening blijven aanwezig. Daarbij is van belang de blijvende rol van het Platform Hulpverlening waaraan inmiddels een Adviesraad is gekoppeld met daarin een vertegenwoordiging van de slachtofferorganisaties KLOKK, MCU en VPKK.
Het is aan de kerkelijke autoriteiten om zorg te dragen voor een goede behandeling van slachtoffers en afhandeling van de klachten. In het handelen van de kerk zal – zo is mij verzekerd – compassie met de slachtoffers uitgangspunt blijven. De heer Deetman is gevraagd om in zijn komende monitorrapportage te bezien of de uitvoering van deze en andere aanbevelingen uit zijn eerdere rapporten op een goede en evenwichtige wijze geschiedt.
Met de kerkelijke vertegenwoordigers heb ik afgesproken om na de komende monitorrapportage van de heer Deetman – die ik u zal toezenden – naar verwachting in september een overleg te hebben, waarin de stand van zaken, ook betreffende de vorenstaande klachtbehandeling en in het licht van de overgebrachte wensen van Uw Kamer, zal worden besproken.
De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten