Vastgesteld 30 april 2014
De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft op 5 maart 2014 overleg gevoerd met Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie over:
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 26 januari 2012 met het rapport «Referentiekader geldboetes, Verslag van een onderzoek naar de hoogte en wijze van berekening van geldboetes in het bestuursrecht en het strafrecht» (Kamerstuk 33 000 VI, nr. 77);
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 18 december 2012 houdende de kabinetsnota over de uitgangspunten bij de keuze van een sanctiestelsel naar aanleiding van het onderzoek Referentiekader geldboetes (Kamerstuk 33 400 VI, nr. 80);
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 27 juni 2013 houdende beantwoording van vragen van de commissie over het onderzoeksrapport «Referentiekader geldboetes, Verslag van een onderzoek naar de hoogte en wijze van berekening van geldboetes in het bestuursrecht en het strafrecht» en de kabinetsnota over de uitgangspunten bij de keuze van een sanctiestelsel naar aanleiding van het onderzoek Referentiekader geldboetes (Kamerstuk 33 400 VI, nr. 114);
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 18 november 2013 houdende toezeggingen op het gebied van verkeershandhaving (Kamerstuk 29 398, nr. 387).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Jadnanansing
De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Van Doorn
Voorzitter: Jadnanansing
Griffier: Tielens-Tripels
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Jadnanansing, Helder, Kooiman, De Rouwe, Visser, Recourt en Segers,
en Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.
Aanvang 14.35 uur.
De voorzitter: Goedemiddag. Ik open het algemeen overleg. We hebben een spreektijd van vijf minuten en twee interrupties per Kamerlid afgesproken. Ik heet de mensen op de tribune van harte welkom, evenals de Minister, zijn ambtenaren en mijn collega's. We gaan meteen beginnen.
Mevrouw Helder (PVV): Voorzitter. In dit algemeen overleg gaat het om de vraag hoe de hoogte van de boetes in het bestuursrecht en in het strafrecht wordt bepaald en op welke wijze daar meer eenheid in kan worden gebracht. Er is een rapport van het WODC over verschenen. Dat rapport bevat twee conclusies. De eerste conclusie is dat er in het bestuursrecht en in het strafrecht sprake is van dezelfde strafmaatbepalende factoren, namelijk de aard van de overtreding, de aard van de overtreder, het behaalde profijt, het herstel van de gevolgen en de recidive. De tweede conclusie is dat de strafmaatbepalende factoren verschillend worden uitgelegd, wat leidt tot rechtsonzekerheid. Er wordt natuurlijk wel een nuancering aangebracht. In het strafrecht is sprake van een erg nadelig aspect, namelijk de veroordeling van de dader en dan een opname in het justitieel strafregister. Volledige uniformiteit van op te leggen boetes kan dan ook niet, maar er wordt in het bestuursrecht wel aansluiting gezocht bij de boetecategorieën die we nu in het Wetboek van Strafrecht hebben.
Daar is de PVV het mee eens, maar daarmee is niet gezegd dat de PVV niet vindt dat het best een tandje strenger kan. We hebben niet voor niets meerdere malen bepleit dat de hoogste boetecategorie, namelijk de zesde boetecategorie, ter hoogte van € 780.000, in het Wetboek van Strafrecht fors omhoog moet. De Minister gaat dit gelukkig ook doen. Je vraagt het heel vaak, maar dan krijg je ook wat. Uiteindelijk komt er een wetsvoorstel. We wachten dat af.
In het schriftelijk overleg hebben wij vragen gesteld over het Referentiekader geldboetes. Wij hebben gevraagd waarom slechts een geldboete kan worden opgelegd van ten hoogste het bedrag dat gelijk is aan 10% van de omzet van de rechtspersoon. Het antwoord van de Minister is helaas onbevredigend. Hij zegt dat voor het bepalen van het percentage aansluiting is gezocht bij de Mededingingswet en EU-regelgeving en de manier waarop andere landen binnen de EU het hebben geregeld. Maar is er ook gekeken of het percentage voldoende pijn doet, lees: een afschrikwekkende werking heeft? De Minister noemt dat bij andere onderwerpen immers vaak wel als een belangrijk aspect. Graag wil ik hierop een reactie van de Minister.
De PVV heeft ook gevraagd naar een inhoudelijke reactie op de aanbeveling om te onderzoeken of, bij voorkeur in de Wet op de economische delicten, zou moeten worden voorzien in een wettelijke grondslag voor lagere regelgeving waarin het opleggen van geldboetes nader genormeerd kan worden. Dat wordt nu geregeld in de Polaris-richtlijn en in andere beleidsregels van het OM. Ook zijn er landelijke oriëntatiepunten voor de straftoemeting, maar het is allemaal zelfbinding en de rechter is er niet aan gebonden. De onderzoekers wijzen daarom ook op het legaliteitsbeginsel, rechtseenheid, rechtszekerheid en democratische legitimatie. In dat kader wordt gepleit voor vastlegging van een dergelijke wettelijke grondslag in de Wet op de economische delicten. Het antwoord van de Minister is dat het de straftoemeting van de rechter raakt, maar dat doen de bepalingen in het Wetboek van Strafrecht ook. Die bepalingen hebben we ook via een wetgevingsproces vastgesteld. Waarom kan op deze manier niet de Wet op de economische delicten worden aangepast?
In een vervolgantwoord heeft de Minister gezegd dat de rechter veelal rekening houdt met de eis van het Openbaar Ministerie. Kan hij dat met cijfers onderbouwen? Hoe vaak volgt een rechter daadwerkelijk de eis van het Openbaar Ministerie? Of hoe vaak wordt er significant van afgeweken?
Tot slot kom ik op de twee maatregelen die worden genomen inzake verkeershandhaving. De eerste maatregel houdt in dat een aantal – ik citeer – «hufterfeiten» die zijn gepleegd door recidiverende weggebruikers, worden afgedaan door middel van het strafrecht. De Minister vindt namelijk dat een hardere aanpak van veelplegers beter via het strafrecht kan worden geregeld. Die aanpak treedt op 1 januari 2015 in werking. De tweede maatregel betreft het volgende. Wanneer een brom- of snorfiets met meer dan 15 km/u is opgevoerd, kan het kentekenbewijs nu worden ingevorderd. Dat wordt aangepast, in die zin dat voortaan het kentekenbewijs van elke opgevoerde brom- of snorfiets meteen kan worden ingevorderd, ongeacht het aantal km/u waarmee de betreffende brom- of snorfiets is opgevoerd. Dat gaat in werking treden met ingang van 1 juli 2014. Het is bemoedigend dat de Minister van «law and order» bij deze vormen van verkeersgedrag strenger gaat worden. Wij zijn het dan ook eens met deze maatregelen.
Voor de volledigheid – je moet als oppositiepartij niet te positief afsluiten – verwijs ik nog maar even naar wat mijn collega De Graaf heeft gezegd over trajectcontroles, want die worden ook in de brief genoemd. Die trajectcontroles hebben niets te maken met het bevorderen van de verkeersveiligheid, maar met een ordinaire belastingverhoging.
Mevrouw Kooiman (SP): Voorzitter. De Minister heeft gekeken naar geldboetes in het bestuursrecht en in het strafrecht en kwam daarbij tot de conclusie dat er grote verschillen zitten in de boetes. Daarom pleit de Minister ervoor om deze onrechtvaardige verschillen in boetes op verschillende rechtsgebieden weg te nemen. Dat vind ik een heel wijze conclusie van deze Minister. Daarom steunt de SP het voorstel om daar waar het nodig is, aanpassingen te verrichten en om te komen tot meer eenduidigheid. Daarbij gaat het om factoren zoals de aard van de overtreding – hoe erg is het? – en de aard van de overtreder: gaat het om een rijk bedrijf of een arme sloeber? Ook wordt gekeken naar het behaalde profijt: hoeveel is ermee verdiend en wat is er aangericht? Een andere factor is de recidive: hoe groot is de kans dat het nog een keer gebeurt? Al die factoren worden beter in acht genomen. Daar zijn we erg blij mee. Dat was de positieve boodschap, zoals ook collega Helder aangaf.
Helaas slaat de Minister de plank wel mis als het gaat om de verkeersboetes. Ik ben erg teleurgesteld dat ik de Minister daarop vandaag weer moet aanspreken. In 2008 zijn de verkeersboetes – nu begin ik weer een betoog dat de Minister al te goed kent van mij – met maar liefst 60% gestegen. Agenten trekken met grote regelmaat aan de bel en vragen de Minister om te stoppen met deze verhoging. De verhoudingen zijn totaal zoek. Je kunt namelijk beter een flitspaal slopen dan erdoor geflitst worden. Agenten maken steeds meer gebruik van hun discretionaire bevoegdheid en zeggen niet alle overtredingen te beboeten. Zij zeggen ook dat de agressie steeds meer toeneemt. Ik ben zelf op pad geweest met een verkeersagent. De verwensingen die agenten af en toe naar hun hoofd krijgen, zijn niet mals.
Er is ook nog wel iets te zeggen over de effectiviteit van de verkeersboetes. Hoe effectief is het om daadwerkelijk zulke hoge boetes op te leggen? Wat gebeurt er dan eigenlijk met de verkeersveiligheid? Het lijkt er nu op dat daarmee eerder de staatskas wordt gespekt of dat er sprake is van automobilistje pesten, en daar moeten we niet naartoe. Zoals de Minister weet, heb ik hem in november gevraagd om met een plan van aanpak te komen waarbij herhaling van verkeersovertredingen zwaarder wordt bestraft. Dat hebben de VVD en de Partij van de Arbeid ook al eerder voorgesteld. Ook heb ik hem gevraagd de boetes meer in verhouding te laten zijn met de ernst van de overtreding. De Minister beloofde mij om hierop terug te komen, maar dat heeft hij nog niet gedaan.
De heer Recourt (PvdA): Mevrouw Helder en mevrouw Kooiman hadden het allebei over de burger pesten. Dan ging het met name om het voorkomen van te hard rijden. Is mevrouw Kooiman het niet met mij eens dat de trajectcontroles ook een functie hebben in het kader van milieuhandhaving? Met trajectcontroles wordt er ook voor gezorgd dat auto's niet te hard rijden, zodat de uitstoot niet te groot wordt voor de omwonenden.
Mevrouw Kooiman (SP): Ik heb het niet alleen over de trajectcontroles, maar over de verkeersboetes in zijn algemeenheid. Natuurlijk vind ik dat er beboet moet worden op het moment dat iemand een overtreding begaat, maar ik zet vraagtekens bij de hoogte van de boetes, zeker omdat ze jaar op jaar worden verhoogd. Ik heb al gezegd dat de boetes sinds 2008 met 60% zijn verhoogd. Die stijging vind ik echt te fors. Ik ben niet de enige die dit vindt. Het CDA heeft er in de Eerste Kamer al op gewezen dat de boetes te hoog zijn en dat we ook naar de effectiviteit moeten kijken. Ik vind die milieuoverwegingen ook een serieuze zaak. Daarom heb ik juist in aansluiting op het voorstel van de PvdA gezegd: als we toch kijken naar bijvoorbeeld verkeersovertreders die keer op keer in de fout gaan, laten we dan ook kijken of de boetes nog wel in verhouding zijn. Een agent heeft tegen mij gezegd: je kunt beter een mobiele telefoon stelen, want de boete daarvoor is minder hoog dan de boete die je krijgt als je per ongeluk een wapje opent terwijl je achter het stuur zit. Dat laatste is trouwens ook niet goed te praten, maar op basis hiervan kunnen we constateren dat die boetes niet in verhouding zijn. Ik wil heel graag dat de Minister daar goed naar kijkt, zeker omdat agenten zeggen dat ze steeds meer te maken krijgen met agressie en dat ze soms op grond van hun discretionaire bevoegdheden besluiten om een boete niet op te leggen.
De heer Recourt (PvdA): Ik dacht even dat het milieuaspect bij de SP niet speelde, maar ik ben blij te horen dat dit wel het geval is. Wij hebben nog een goed plan voor een gele kaart, maar ik kom daar een andere keer op terug.
De voorzitter: U vervolgt uw betoog.
Mevrouw Kooiman (SP): Eigenlijk heb ik in reactie op die interruptie bijna alles al kunnen toelichten.
Ik heb een aangehouden motie die te maken heeft met het betoog dat ik net hield voor de Minister, maar ook met wat ik al heb gezegd in reactie op de heer Recourt. Het betreft een heel sympathieke motie. De Minister kan zich die motie vast nog wel herinneren. Ik kan mij voorstellen dat hij haar gewoon uitvoert. Daarom wil ik graag een reactie daarop.
Ten slotte heb nog een belangrijke opmerking over het sluitstuk van de boetes: het innen door het Centraal Justitieel Incassobureau. Mijn fractie stelt al jaren aan de orde dat er onderscheid moet worden gemaakt tussen niet kunnen en niet willen betalen. Er moet dus meer maatwerk zijn. We hebben daar ook al over gesproken met de collega van de Minister, Staatssecretaris Teeven. Hij heeft aangegeven dat hij best wil bekijken of er meer maatwerk kan worden geboden, zodat mensen niet onnodig worden opgesloten. De heer Recourt heeft dat indertijd ook naar voren gebracht. Als we mensen opsluiten, kost dat ontzettend veel geld. Een plek in de gevangenis kost immers ontzettend veel geld. Bovendien kunnen mensen de boete niet terugbetalen op het moment dat ze vastzitten. Er is veel meer kritiek, niet alleen van de SP of de Partij van de Arbeid, maar ook van de voorzitter van de Raad voor de rechtspraak. Er zou een plan van aanpak komen, maar wanneer gaat het beleid in? Ik krijg namelijk nog steeds wekelijks mails van mensen die in de knel zitten en die mogelijk in gijzeling worden genomen. Het zou fijn zijn als er wat meer vaart achter kan worden gezet. Ik hoor graag de reactie van de Minister hierop.
De heer De Rouwe (CDA): Mevrouw de voorzitter. Allereerst dank ik de Minister voor de inzet, die steeds iets zichtbaarder wordt, als het gaat om de vraag hoe we met name recidive in het verkeer beter kunnen aanpakken. Ik stel een aantal vragen om na te gaan hoe het daarmee staat. De richting is goed, maar het CDA heeft wel een aantal vragen over de effectiviteit en het tempo.
Het CDA wil al heel lang dat we toegaan naar een veelplegeraanpak in het verkeer, en dan met name rond de Mulderfeiten. Sinds 1992 hebben we een speciale wet voor Mulderfeiten. Die wet houdt in dat een kentekenhouder verantwoordelijk is voor de overtredingen die worden begaan. Daar is ook weleens kritiek op geweest. Ik begrijp die kritiek, want als je kenteken wordt geflitst, moet je zelf aantonen dat je niet reed omdat de auto was uitgeleend. Die wet heeft er echter wel voor gezorgd dat we vrij effectief kunnen handhaven in dit land. Misschien zijn we daar zelfs wel in doorgeslagen. De opmerkingen gaan steeds vaker over de flitskasten en over de trajectcontroles. Het gaat hierbij om paardenmiddelen op snelwegen waar iedereen de klos is. Dat slaat ook weleens door.
Wat kennelijk nog steeds erg fout is, is het volgende. Er zijn in Nederland automobilisten die keer op keer in de fout gaan met een keurige CJIB-overtreding en die dan een anonieme brief in de bus krijgen. Zij krijgen 20, 30, 40, 50 keer per jaar een boete voor te hard rijden, voor door rood licht rijden, noem het allemaal maar op, maar hun gedrag wordt niet aangepakt. Daar wringt de schoen. Daar zou het CDA echt een betere aanpak voor willen. Wij willen deze mensen uit de anonimiteit halen. Zij gaan nu volkomen langs de overheid heen, maar blijven terreur plegen op de weg. Deze mensen kunnen kennelijk boetes betalen, maar passen hun gedrag totaal niet aan. Een boete heeft op deze categorie geen effect. De Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) en anderen, ook het ministerie, hebben een aantal goede onderzoeken liggen waaruit blijkt dat het veel breder ligt. Mensen die heel vaak overtredingen begaan op de weg, zijn niet zelden betrokken bij overlast in hun buurt en bij geweldpleging. Daar is nog een wereld te winnen, want daar is een wereld verloren. De Minister heeft voorgesteld om een aantal Mulderovertredingen over te hevelen naar het strafrecht. De bedoeling daarvan vind ik goed. Het is namelijk bedoeld om deze mensen uit hun anonimiteit te halen. Maar ik kom even terug op het strafrecht. In ons land is het strafrecht heel kostbaar en daardoor ook heel schaars. Je moet het alleen inzetten als er sprake is van heftige criminaliteit. Daarom vraag ik de Minister of dit wel de juiste weg is. Ik kijk even naar Oss, waar de politie een aantal jaren geleden, in 2007, heel simpel bij het CJIB een lijstje opvroeg van mensen die meer dan 30 keer per jaar een overtreding hebben begaan. Die aanpak sprak mij aan. Die agenten belden gewoon bij mensen aan en zeiden: nu zijn we er klaar mee. Het CDA wil graag zo'n aanpak waarbij per regio de handhavingsteams van de Nationale Politie en de wijkagent een uitdraai krijgen waaruit blijkt welke mensen – vaak gaat het hierbij om mannen – 20, 30 of 40 keer per jaar de boel verzieken. Dat is toch niet zo'n ingewikkelde aanpak? Waarom kon het in 2007 in Oss wel, maar kan het nu in 2014 in heel Nederland niet?
Wat zijn de effecten als we de Wet Mulder beperken en de Mulderfeiten overhevelen naar het strafrecht? Hoeveel uren zijn we daar straks mee kwijt voor de rechters? Aan welke Mulderfeiten denkt de minister? Voor de duidelijkheid: onze kritiek gaat niet alleen over de zwaarte. Als je een zwaardere overtreding begaat, krijg je immers een hogere boete. Het gaat ook om kleine overtredingen die keer op keer op keer worden gepleegd. Uit onderzoek blijkt namelijk dat mensen die keer op keer 10 of 20 km/u te hard rijden, substantieel meer kans hebben om betrokken te raken bij een ongeval en zo de samenleving schade berokkenen. Waar zullen de grenzen liggen? Wat ons betreft zou je een andere aanpak moeten hebben voor mensen die tien of vijftien keer per jaar een verkeersboete krijgen. Het CDA vindt echter ook dat er sprake is van doorslaan als mensen worden opgejaagd met een boete als zij 1 of 2 km/u te hard rijden. Zouden we niet een progressief stelsel moeten invoeren? Als iemand één keer een paar kilometer te hard rijdt, moet hij gewoon een waarschuwing krijgen. Maar als iemand vijf, zes of zeven keer te hard rijdt, zou er een opslag moeten zijn. Ik wil graag van de Minister weten hoe hij denkt over een progressief stelsel.
Ik heb de volgende punten al genoemd: de veelplegeraanpak, het uit de anonimiteit halen, een progressief boetestelsel en een waarschuwing bij een kleine overtreding in plaats van een forse boete.
Mevrouw Visser (VVD): Ik probeer even te begrijpen wat de heer De Rouwe precies voorstelt. Als je meerdere keren per jaar een paar kilometer te hard rijdt, ben je ook aan het recidiveren en kun je ook een gevaar vormen. Wat stelt de heer De Rouwe nu precies voor? Wil hij recidivisten die snelheidsovertredingen begaan, niet meer aanpakken, ongeacht hoe snel zij rijden? Of zegt hij: wij accepteren het als mensen een paar kilometer te hard rijden? Hoe is hij van plan om dat bij te houden gedurende het jaar, opdat daadwerkelijk kan worden ingegrepen als het meerdere keren per jaar voorkomt?
De heer De Rouwe (CDA): Het CDA wil een veelplegeraanpak in het verkeer. Die hebben we voor een heel groot deel nog niet. Er is wel een veelplegeraanpak bij alcohol. Word je meerdere keren gepakt, dan is daar een aanpak voor. Er wordt bekeken of de recidiveregeling uitgebreid kan worden bij zware overtredingen, waarvoor alle steun. Voor een groot deel is dit gebeurd op initiatief van het CDA. Waar de schoen wringt, is bij de Mulderfeiten, de Mulderboetes. Wij zeggen inderdaad niet: laat iemand maar keer op keer een kleine overtreding begaan. Onze stelling is dat we toe moeten naar een beleid waarin mensen in hun kraag worden gegrepen als zij keer op keer een zware overtreding begaan. Wij vinden dat het wel wat milder kan aan de onderkant, in het geval iemand eenmalig 2 of 3 km/u te hard heeft gereden. Als we aan de bovenkant strenger zijn, kunnen we wat ons betreft wel iets milder zijn voor die meneer of mevrouw die één keer in het jaar een boete krijgt omdat hij of zij 3 km/u te hard rijdt. Ons voorstel is om die mensen alleen een waarschuwing te geven. Als iemand keer op keer 2 à 3 km/u te hard rijdt, gaat er wel iets fout. Daarom krijgt iemand wat ons betreft wel een boete als hij opnieuw te hard rijdt. Dat is ook het progressieve stelsel. In verschillende onderzoeken komt dat voorbij. Misschien hintte de SP daar ook op. Er is behoorlijk wat onderzoek hiernaar gedaan. Wij willen dat iemand de eerste keer bij een kleine overtreding een waarschuwing krijgt. Maar ons voorstel is dat bestuurders die vaker en vaker een overtreding begaan, harder worden aangepakt dan nu het geval is met de anonieme algemene boete, waar een deel van de bestuurders zich helemaal niets van aantrekt.
De voorzitter: Was dat voldoende voor mevrouw Visser? Ja. Dan geef ik het woord aan de heer Recourt.
De heer Recourt (PvdA): We delen de ambitie om het stelsel wat progressiever te maken. Collega Attje Kuiken heeft dat samen met de heer De Rouwe ook een aantal keer naar voren gebracht. Maar ik heb wel een paar vragen over dit specifieke voorstel. Het strafrecht is geïndividualiseerd, maar dat geldt niet voor de Wet Mulder. In mijn gezin hebben we twee auto's, die allebei op mijn naam staan. Stel dat de politie bij mij zou aanbellen, terwijl ik helemaal niet te hard heb gereden. Stel dat mijn partner te hard heeft gereden. Hoe lossen we het dan op? Stel dat de politie aanbelt bij degene die 30 overtredingen heeft begaan en dat diegene zegt: nou en. Alleen aanbellen is in zo'n geval onvoldoende.
De volgende vraag heeft betrekking op iets wat ik zo zelf zal voorstellen. Is het een oplossing als een versterking in geval van recidive alleen wordt toegepast bij de zogenaamde «hufterfeiten»? Bij de Wet Mulder is er een lijst met dat soort feiten. Ik heb het over ernstige verkeersovertredingen. Zullen we daar dan die verzwaring inbouwen?
De heer De Rouwe (CDA): De heer Recourt heeft mij drie vragen gesteld. Ten eerste kom ik op de Wet Mulder. Stel dat een wijkagent of een verkeershandhavingsteam bij de familie Recourt aanbelt en zegt: een van jullie is hier de hele tijd overlast aan het geven. Ik geef even een praktijkvoorbeeld. In Oss zien we dat het effect heeft als je een kentekenhouder uit de anonimiteit haalt en aangeeft dat hij vanaf nu extra in de gaten wordt gehouden. Het gegeven alleen al heeft een aantoonbaar effect. Dat zien we ook in de wetenschappelijke literatuur terug van bijvoorbeeld het WODC of de SWOV. Op basis van de Wet Mulder stellen we de kentekenhouder verantwoordelijk voor de overtreding. Daar hebben we als politiek in 1992 bewust voor gekozen. Het is best mogelijk dat een snelle zoon of een snelle dochter de overtredingen heeft begaan, maar we weten dat we in de goede hoek zitten. Negen van de tien keer zal het zo zijn dat degene die opendoet en van wie het kenteken is, ook degene is die de feiten begaat. In mijn intro gaf ik al aan dat er kritiek is op de Wet Mulder, omdat je het zelf moet aantonen als je niet degene bent die de overtreding heeft begaan. Maar negen van de tien keer weten we dat het raak is. Dat feit hebben we als politiek al geaccepteerd, anders hadden we niet de Wet Mulder gehad. Daarvan zeg ik dat er meer uit te halen valt.
Helpt alleen een waarschuwing? Nee. Het voorstel is niet om alleen te waarschuwen. Overigens weten we dat alleen een waarschuwingsbrief al effect heeft. Die informatie moeten we niet wijd verspreiden, want dan weet iedereen dat er bij één brief niets gebeurt. Er moet meer gebeuren. Ons voorstel is om bijvoorbeeld de wijkagent te informeren over een veelpleger. Sommigen zeggen dat dit extra tijd kost, maar mijn stelling is precies andersom. We besteden nu alle politiecapaciteit aan iedereen, maar wij zeggen: focus je op de kleine groep die het keer op keer verpest; dat is veel effectiever. Op zichzelf ben ik het eens met Minister Opstelten, die zegt dat hij wil bekijken of we die mensen voor de rechter kunnen brengen. We kunnen het breder bekijken en eventueel kunnen we een zwaardere straf eisen, maar dat vraagt om een wijziging.
Ten slotte kom ik op de categorie: om welke Mulderfeiten gaat het? Het is mij niet bekend om welke Mulderfeiten het gaat. Dat staat ook niet in de brief. Die vraag heb ik reeds gesteld. Ik hoop dat daar een antwoord op komt. Los van de heftigheid van de overtredingen, gaat het het CDA om mensen die keer op keer overtredingen begaan. Enerzijds heb je de zwaarte. Bumperkleven kan bijvoorbeeld zwaarder zijn dan 10 km/u te hard rijden, maar voor mensen die vijftien keer per jaar 15 km/u te hard gaan, moet er een veelplegeraanpak komen. Dat was mijn antwoord op de drie vragen.
De voorzitter: Ja, u hebt goed geantwoord.
De heer De Rouwe (CDA): Dank u wel. Ik vind het leuk dat u dat zegt.
De voorzitter: U hebt alle drie de vragen beantwoord. Ik ga natuurlijk niet over de vraag of die goed of slecht zijn beantwoord.
De heer De Rouwe (CDA): Nee, maar uw primaire reactie was goed!
Mevrouw Kooiman (SP): Ik ben erg enthousiast over het voorstel van de heer De Rouwe. Ik ben meegelopen met Ben en Daan, twee agenten uit Oss. Zij hebben inderdaad mensen aangesproken en dat hielp hartstikke goed. Ik vind het dus heel leuk om dit te horen. Ik heb echter een vraag over iets anders. De heer De Rouwe heeft aangegeven dat je de verkeersovertreders die keer op keer in de fout gaan, harder moet aanpakken. Dat zegt het CDA wel vaker. Wij staan ook achter dit voorstel, maar tegelijkertijd vragen wij om dan ook naar de hoogte van de boetes te kijken en om die wat meer in verhouding te brengen, aangezien agenten daartegenaan lopen. Wat is de visie van de heer De Rouwe daarop?
De heer De Rouwe (CDA): Daar heeft de Kamer vrij recentelijk een uitspraak over gedaan. Volgens mij heeft de SP die motie van de SGP ook ondersteund. Daarin werd gevraagd om wat preciezer te kijken en om zwaardere overtredingen zwaarder te bestraffen en om lichtere overtredingen minder zwaar te bestraffen. Ik heb geconstateerd dat de Kamer akkoord is gegaan met het voorstel dat het kabinet toen heeft gedaan. Ik weet niet eens meer welk kabinet dat was, maar de heer Opstelten maakte daar ongetwijfeld deel van uit, want hij zit er al een tijdje. Hij is dus heel ervaren. Je kunt altijd nog een plusje of minnetje hebben, maar ik ga ervan uit dat de Kamer dat voorstel prima vindt. Ik maak hier wel een punt van datgene wat ik het meeste terughoor, niet zozeer van de agenten maar van de mensen op straat, namelijk dat men een megaboete krijgt voor een mini-overtreding. Als iemand 3 km/u te hard rijdt, krijgt hij een boete van € 30 à € 40. Het is niet de bedoeling dat iemand die keer op keer 3 km/u te hard rijdt, wordt ontzien, want dat vind ik ook slap. Dat heb ik ook al gezegd tegen mevrouw Visser. Als je dit doet, ben je als overheid ook niet helder. Maar moeten we iemand die één keer zo'n boete krijgt, nou direct een megaboete geven? Onze suggestie is om in zo'n geval een waarschuwingsbrief te sturen. Andersom geldt ook dat mensen die keer op keer in de fout gaan, wat ons betreft meer kunnen betalen dan nu. Ik waarschuw dus ook mevrouw Kooiman: wij zijn niet alleen maar voor laag, laag, laag. De andere kant is ook waar.
Mevrouw Kooiman (SP): Ik denk dat we prima op één lijn zitten. We moeten notoire verkeersovertreders harder aanpakken, maar we moeten mensen die lichte overtredingen begaan, niet enorm hoge boetes opleggen. Daar zijn we het denk ik over eens. Ik denk dus dat ik de heer De Rouwe goed heb begrepen.
Mevrouw Visser (VVD): Naar aanleiding van de beantwoording van de heer Rouwe dacht ik erover om het totaalpakket van hem af te wachten. Het doet me wel denken aan «een beetje zwanger zijn». Er zijn normen die we hebben vastgelegd in wet- en regelgeving. Die normen worden gehandhaafd. Je stelt ergens een norm. Dat geldt ook voor de snelheidsnorm. Soms komt men boven die norm en dat heeft dan consequenties. Dat weet iedereen in Nederland. De heer De Rouwe stelt heel duidelijke normen voor. Dat ben ik niet gewend van het CDA. Hij stelt voor om die normen ook daadwerkelijk te handhaven. Het klinkt alsof er wordt gezegd: bij snelheidsovertredingen zijn we een beetje zwanger of misschien een beetje niet; dat zien we later wel, afhankelijk van hoeveel maanden we verder zijn. Waar wil het CDA deze vorm van handhaving gaan stoppen? Nu is het bij snelheid, maar is het CDA van plan om dit ook door te voeren als het gaat om drugs of andere strafbare feiten, terwijl we daarvoor in Nederland gelukkig reeds het een en ander hebben geregeld?
De heer De Rouwe (CDA): Dit is een beetje de wereld op zijn kop. Ik heb de VVD toen zij nog in de oppositie zat, jarenlang tekeer horen gaan tegen de miniboetes bij 2 tot 3 km/u te hard rijden, maar nou hoor ik de VVD zeggen: doe het maar lekker. Dat kan misschien ingegeven zijn door de financiën, omdat het lekker spekt, maar het slaat werkelijk nergens op. Ons pleidooi is om altijd te handhaven, maar handhaven kan met een waarschuwing of met een extreem hoge boete. Daar hebben we met zijn allen mee ingestemd, wij ook, maar wij zien ook dat het heel veel wrevel wekt bij de automobilist. Uitgerekend de VVD zegt: laten we het maar lekker doen. En uitgerekend de VVD vraagt zich af of het CDA dit wel moet voorstellen. Dat vind ik de wereld op zijn kop.
Mevrouw Visser (VVD): Nu is de heer De Rouwe de wereld op zijn kop aan het zetten. Hij stelt zelf voor om een aantal normen op een andere manier te interpreteren. Mijn vraag aan de heer De Rouwe was of hij van plan is om dit alleen bij snelheidsovertredingen te doen of om dit daadwerkelijk uit te breiden.
De heer De Rouwe (CDA): Laten we eens beginnen met de vaststelling dat we geen enkele regel loslaten. Ook als iemand een kleine overtreding begaat van 2 of 3 km/u te hard rijden, zeggen we niet «geen probleem», maar stellen we voor om te waarschuwen. Dat is de bestaande praktijk. Ook een agent op straat kan tegen iemand zeggen: ik geef je geen boete, maar ik spreek je wel even aan. Dat is het voorstel. Dat heeft dus niets met gedogen, oprekken of wat dan ook te maken; dat is de bestaande situatie. Mevrouw Visser vraagt terecht of het CDA dit meer wil gaan doen. Mijn antwoord op die vraag is: laten we eens met de grootste ergernis van de automobilist beginnen, namelijk de boete voor 2 of 3 km/u te hard rijden. Als de VVD zo in haar termijn zegt dat zij het voorstel steunt om een waarschuwingsbrief te sturen in plaats van de megaboete die nu wordt gegeven, dan is de wereld niet op zijn kop, maar gaat hij een stukje vooruit.
De voorzitter: U vervolgt uw betoog.
De heer De Rouwe (CDA): Hoeveel tijd heb ik nog?
De voorzitter: Nog tweeënhalve minuut. Sorry, ik vergis mij. Ik gun u te veel. U hebt nog maar één minuut.
De heer De Rouwe (CDA): Eén minuut is ruim voldoende. Ik voel mij zeer gastvrij behandeld.
Voorzitter. Mijn laatste punt betreft de handhaving bij gemeenten. Een aantal stukken op de agenda gaan over het bestuursrecht en het strafrecht. De PVV heeft daar al een paar goede opmerkingen over gemaakt. We stellen met elkaar vast dat met name gemeenten steeds meer op hun bordje krijgen, ook als het gaat om handhaving, en dat zij nu vaak via het bestuursrecht moeten ingrijpen. Ik denk bijvoorbeeld aan Den Haag. Den Haag wil bijvoorbeeld optreden tegen huisjesmelkers of tegen mensen die allemaal rotzooi in hun gang zetten en zo de nooduitgang blokkeren en wil de overlast tegengaan van het illegaal verwijderen van asbest. De boetes die daarvoor worden gegeven, zijn relatief laag. Ik wil de volgende algemene vraag aan de Minister stellen: wordt het niet tijd om dit instrument voor gemeenten te herijken? De klacht die ik krijg, is dat het strafrecht en het bestuursrecht op dit punt te veel verschillen. Ik weet niet of die klachten terecht zijn of niet, maar ze komen uit betrouwbare bronnen. Ik zie dat dit ook in een rapport wordt geconstateerd. De grote vraag is nu wat we ermee gaan doen. Wat is de visie van de Minister op dit terrein? Welke voorstellen kunnen we verwachten?
Ik rond af. Op 18 november hebben wij een brief gekregen van Minister Opstelten over diverse verkeersonderwerpen. Die brief bespreken we vanavond. Eerder heeft de Minister aangegeven dat hij met een visie komt op de verkeersboetes. Daarbij gaat het onder andere over de veelplegeraanpak en het uit de anonimiteit halen, dus over de CDA-voorstellen. Is dit de beloofde visie of is dit een tussenstand?
Mevrouw Visser (VVD): Voorzitter. Vandaag behandelen we een lijvig rapport over geldboetes in het strafrecht en in het bestuursrecht. Ik heb daarover een aantal vragen, maar ik heb ook een aantal vragen die betrekking hebben op het verkeer.
In het kader van het adagium «misdaad mag niet lonen» heeft de Minister gezegd dat hij gaat kijken naar de flexibiliteit van de boetecategorieën in het strafrecht en dat hij zal bekijken of de hoogste boetecategorie, namelijk categorie 6, kan worden aangescherpt, zodat het duidelijk wordt dat misdaad niet mag lonen. De Minister past dat nu toe bij de bestrijding van financieel-economische criminaliteit. Daar komen we nog apart over te spreken. Is de Minister op termijn of binnenkort van plan om dat op een aantal andere beleidsterreinen, die ook in dit rapport staan beschreven, proactief uit te werken? Wat ons betreft zit er absoluut ruimte in om daarnaar te kijken en om te bezien hoe we dat kunnen toepassen.
Ik kom op de handhaving door de gemeenten. De heer De Rouwe begon daar ook al over. De Minister heeft in 2012 een evaluatie daartoe laten uitvoeren. We zien daarin ook dat steeds meer gemeenten handhaven. De Minister heeft indertijd aan de Kamer toegezegd om te kijken naar een uitbreiding van de lijst van feiten. Daarbij gaat het onder andere over fietsenoverlast en het fout parkeren van fietsen. De vraag is of die lijst inmiddels is uitgebreid en wat de resultaten daarvan zijn. We zijn inmiddels twee jaar verder. Zouden gemeenten geen behoefte hebben aan een ander instrumentarium? Op verschillende terreinen hebben we de wetgeving recentelijk aangepast, zoals bij de Woningwet. Maar misschien vinden gemeenten dat het bestuurlijke dan wel strafrechtelijke criterium voor boetes op nog meer terreinen moet worden aangepast.
Ik kom op de relatie met het verkeer. De Minister heeft in een brief aangegeven dat hij dit jaar de uitwerking van de hufteraanpak ter hand zal nemen. Ik heb eigenlijk dezelfde vraag als de heer De Rouwe: welke feiten komen daar precies onder te vallen? Kan de Minister ons daarover nader informeren?
Een andere aanpak is de aanpak van veelplegers. Het wordt vaak op één hoop gegooid, maar wat ons betreft zit er absoluut verschil in en dienen beide aandacht te krijgen. Wij vragen specifieke aandacht, niet zozeer voor de Mulderovertreding, maar met name voor verkeersmisdrijven. Dan heb ik het over feiten zoals een gevaar op de weg zijn, het veroorzaken van een ernstig ongeval en het doorrijden nadat een ongeval is veroorzaakt. Dat zijn zeer ernstige feiten die ontzettend veel impact kunnen hebben en die met name de verkeersveiligheid in het geding brengen. Het valt ons op dat er een wet is opgesteld met daarin een aantal stevige sancties. Wat ons betreft mag een en ander strenger worden als het gaat om recidive en om meerdaadse samenloop, zodat je in de strafeis ook een aantal misdrijven bij elkaar kunt optellen. De richtlijnen van zowel het Openbaar Ministerie als van de rechterlijke macht lopen echter niet een-op-een synchroon met de wet. De Kamer gaat niet over de richtlijnen van de ZM of het OM, maar ik ben wel benieuwd naar de reactie en de reflectie van de Minister in dezen. Niet voor niets heeft de Kamer een duidelijke eis gesteld in het kader van dit soort misdrijven die de verkeersveiligheid ernstig in het geding brengen. Als iemand een gevaar is op de weg, kan hij volgens de OM-richtlijn een boete krijgen tussen de € 700 en de € 1.400 en een rijontzegging van één tot drie maanden, maar in de wet staat dat iemand dan ten hoogste twee maanden in hechtenis kan worden genomen dan wel een geldboete van de tweede categorie, dus van ongeveer € 4.000, kan krijgen. Daar zit dus een groot verschil tussen. Wij vinden dat bijzonder. Wat ons betreft zou dat niet het uitgangspunt moeten zijn bij dit soort misdrijven. Daarom vragen wij daar aandacht voor.
De heer De Rouwe (CDA): Ik vermoedde dat mevrouw Visser naar haar volgende punt zou gaan. Het is prima om aandacht te hebben voor de bovenkant. Zojuist ging het interruptiedebatje over de onderkant. De grote ergernis van veel automobilisten betreft de megaboete voor een minimale overtreding. Het CDA stelt een progressief stelsel voor. Ik denk dat de SP en andere partijen daar ook voorstander van zijn. Wat vindt de VVD ervan om bij een kleine overtreding een waarschuwing te geven in plaats van de ontzettend hoge boete die nu wordt gegeven, waar heel veel mensen zich aan ergeren? Steunt de VVD dit voorstel van het CDA?
Mevrouw Visser (VVD): De VVD heeft hierover ook een en ander gezegd, zoals de heer De Rouwe zojuist terecht opmerkte, namelijk in 2010, bij de behandeling van de begroting voor 2011 en ook nu weer. Wat ons betreft moeten hufterigheid en gevaar voor de verkeersveiligheid de uitgangspunten zijn bij het bepalen van de zwaarte van de boetes. Dat blijven wat ons betreft ook de uitgangspunten. De heer De Rouwe sprak zojuist van kleinere overtredingen. Volgens mij heeft iedereen die hier aan deze tafel zit, daar ervaringen mee, evenals met de irritatie die daarmee gepaard gaat. Er is wel al een instrumentarium voor. In dit kader wordt namelijk al een correctiepercentage van 3% toegepast. We hebben dus eigenlijk al een vorm van reflectie. Ik ben absoluut bereid om, gelet op hufterigheid en gevaar, te kijken naar de verdeling van de boetes. Ik ben bereid om te bekijken wat dat betekent voor de kleinere overtredingen, waar de heer De Rouwe op doelt, als het gaat om snelheidsovertredingen. Maar hij moet het ook met mij eens zijn dat snelheidsovertredingen in de bebouwde kom juist heel erg de verkeersveiligheid in het geding kunnen brengen. Zijn generieke vraag om alles met een waarschuwing in één keer weg te doen, gaat wat mij betreft veel te kort door de bocht. Maar de VVD is absoluut bereid om te bezien of er in het kader van de schaal van de boeteoplegging gekeken kan worden naar de aspecten hufterigheid en gevaar en de verdeling daarbinnen. Daarvoor geldt dat er wel grote verschillen zijn tussen binnen de bebouwde kom en buiten de bebouwde kom, want het uitgangspunt blijft verkeersveiligheid.
De heer De Rouwe (CDA): Daar gaan we wel uitkomen. Ons gaat het om die boete voor een pietepeuterige overtreding op de snelweg. Handhaven is handhaven, dat snap ik. Daar heb ik zojuist ook niets aan afgedaan. Nogmaals, rijdt iemand heel vaak 1 tot 2 km/u te hard, dan is er echt sprake van opzet. Dat moet je ook meenemen. Maar als iemand één keer na een correctie 1 tot 2 km/u te hard rijdt, krijgt hij daarvoor een boete. Nogmaals, is de VVD bereid om het voorstel te steunen om een waarschuwing te geven als dat slechts één keer per jaar voorkomt? Over de criteria kunnen we nog spreken. Ik ben het met mevrouw Visser eens dat het binnen de bebouwde kom anders moet zijn. Maar laten we met name als het gaat om de snelweg en de enorme melkkoe die daar even uitgemolken wordt, zeggen: jongens, dit slaat werkelijk door. Het heeft niets met hufterigheid of verkeersonveiligheid te maken, maar het heeft te maken met één kilometer te hard.
Mevrouw Visser (VVD): Ik snap de oproep van de heer De Rouwe. Ik heb aangegeven hoe wij er als VVD in zitten. Bij het bepalen van de zwaarte van de boete zou moeten worden gekeken naar hufterigheid en gevaar. Het is een heel dunne scheidslijn. De heer De Rouwe geeft eigenlijk in zijn antwoord al aan hoe lastig die scheidslijn te vinden is: gaat het om één kilometer of twee kilometer, is het één keer in het jaar, twee keer in het jaar of één keer per twee jaar? Dat maakt het al lastig om het onderscheid te maken, ook als het gaat om binnen de bebouwde kom en buiten de bebouwde kom. Wat ons betreft komt er een norm. We hebben een heel duidelijk percentage als het gaat om de margeregeling, de correctie van 3%. Als de heer De Rouwe zegt dat hij breder wil kijken in de verdeling van de boetes, ben ik het absoluut met hem eens. Met een voorstel voor een waarschuwing begeven we ons echter in heel groot grijs gebied, waarbij de norm voor mensen uiteindelijk ook niet meer helder is. We moeten een duidelijke norm hebben. Dat blijkt ook uit al die onderzoeken op het gebied van rechtshandhaving. Mensen verwachten dat er wordt gehandhaafd, ondanks de irritatie, die ik zelf ook voel als ik zo'n brief in mijn brievenbus ontvang.
De voorzitter: Mevrouw Visser, u vervolgt uw betoog. Ik wijs u erop dat u nog één minuut hebt.
Mevrouw Visser (VVD): Dan gaat het wel heel erg snel, voorzitter. Ik wil ook nog aandacht vragen voor de motie die de heer Elias en mevrouw Kuiken bij de begrotingsbehandeling hebben ingediend. Daarin werd een en ander gevraagd in het kader van de verkeersveiligheid. Ik deel met de heer De Rouwe dat het hierbij ook gaat om snelwegen versus de rest van het wegennetwerk. We zien dat hier de grootste opgave ligt. De Minister geeft aan dat de trajectcontroles geen capaciteit kosten en dat het aan de lokale driehoek is. Gelet op de boetecijfers, als het gaat om het staande houden en dergelijke, is er geen sprake van een grote toename. Ook gelet op het aantal overtredingen die prioriteit hebben, bijvoorbeeld als het gaat om het niet dragen van gordels en het niet voldoen aan de helmplicht, zie je op basis van de cijfers dat er niet substantieel meer op wordt gehandhaafd. Wat is de Minister van plan om te doen en hoe wil hij daar toch aandacht voor vragen? Het ligt in de lokale driehoek, maar de boetecijfers van 2013 laten heel duidelijk zien dat er niet per direct op wordt geacteerd. Wat is de handhavingsinzet in dezen? Wat gaat de Minister doen in de richting van de lokale driehoek, mede gelet op het feit dat wij vandaag uit de krant hebben moeten opmaken dat het met de trajectcontroles niet gebeurt? Volgens mij is een aantal mensen daar heel blij mee, maar het duurt tot 2015 totdat het is opgelost. Blijkbaar betekent dit dat wij daar wel allerlei capaciteit op gaan inzetten. Dat gaat ten koste van de lokale en provinciale wegen.
Ik wil ook nog de aandacht vragen van de Minister voor de uitspraak van de heer Bakker over gijzeling en boetes. Kan de Minister daarop reflecteren?
De heer Recourt (PvdA): Voorzitter. Maximaal 10% van de omzet als boete wordt mogelijk. Daar ben ik ontzettend blij mee, niet in de laatste plaats om ik en mijn voorgangers daar al heel lang om hebben gevraagd, de laatste keer in een actieplan van een maand geleden tegen witteboordencriminaliteit. Nu gebeurt het. Dat is heel goed, omdat een boete moet doen waarvoor deze wordt opgelegd, namelijk pijn doen. Dat is een primitief element. Op het moment dat je bij grote fraudebedragen relatief kleine maximale boetes oplegt, functioneert zo'n boete niet.
Mevrouw Helder (PVV): Ik hoor de heer Recourt zeggen dat een boete pijn moet doen. Dat past helemaal in ons straatje. Vindt de heer Recourt dat die 10% van de jaaromzet voldoende pijn doet? Zo ja, waarom?
De heer Recourt (PvdA): Uit de onderzoeken hebben wij gelezen dat je niet zomaar willekeurig een percentage kunt vaststellen. Dat moet Europees worden afgestemd en het moet met het bestuurs- en strafrecht worden afgestemd. Ik denk echter dat 10% van de omzet pijn doet. Waarom? Omdat het 10% is. Het is een cirkelredenering, maar laat ik het op mijzelf betrekken: als ik 10% van mijn inkomen moet inleveren, doet dat pijn.
Als het om de omzet gaat, betreft dat alleen de bedrijven. Maar de overtreders, de natuurlijke personen, moeten ook stevig worden aangepakt. Uit onderzoek blijkt dat er veel ongerechtvaardigde verschillen zijn in boetesystemen. Het kabinet trekt zich dit terecht aan en gaat vooral in de toekomst ervoor zorgen dat er geen nieuwe verschillen ontstaan. Hoe zit dat nu? Ik heb niet het idee dat er op dit moment de ambitie is om de huidige verschillen aan te pakken. Die verschillen zijn historisch gegroeid. Ik heb het even teruggezocht: in 2008 is er voor het laatst van de zijde van het kabinet een nota over geschreven: «Keuze sanctiestelsel», Kamerstuk 31700. Daarin worden criteria genoemd voor de gevallen waarin het strafrecht dan wel het bestuursrecht wordt toegepast. Het is goed dat aan de ene kant het bestuursorgaan zelf meer verantwoordelijkheid heeft gekregen voor de handhaving van wetten, maar aan de andere kant kan het overtreden van wettelijke normen soms zo ernstig zijn dat je je afvraagt of het niet naar het strafrecht moet, als ultimum remedium. Ik vind bestuurlijke handhaving heel goed als het gaat om wat kleinere feiten. Ik noem in dat verband de directe verbinding tussen het bestuursorgaan en de burger, bijvoorbeeld op het gebied van de belastingwetgeving.
Het wordt echter al lastiger als het gaat om zwaardere feiten, gepleegd door grotere bedrijven, met grote maatschappelijke gevolgen. Dan kun je wat mij betreft samenwerken, bestuursrechtelijk en strafrechtelijk. Ik denk dan aan de AFM en de Autoriteit Consument en Markt. Die kunnen boetes opleggen, maar geen vrijheidstraf. Het moet wel samengaan: je kunt een boete opleggen aan de onderneming, maar je moet ook bezien of de individuele natuurlijke persoon, de dader, strafrechtelijk moet worden vervolgd. Duale handhaving heet dat in het stuk van 2008, maar daarover lees ik nu niet zo veel terug. Mijn vraag is: hoe kunnen wij optimaal optreden in die duale handhaving? Ik vind het vooral belangrijk dat wij ervoor zorgen dat niet het beeld ontstaat dat de daadwerkelijke daders, de natuurlijke personen, er met de bestuurlijke handhaving onderuit glippen en er zonder straf vanaf komen. Bovendien vind ik het strafrecht belangrijk voor de publieke verantwoording. Wij hebben al vaak discussies gehad over schikkingen in het strafrecht, maar vanuit het bestuursrecht kun je ook zeggen: de fiscus heeft de zaak al aangepakt, via de Al Capone-route, dus het hoeft strafrechtelijk niet meer. Het strafrecht heeft echter ook een verantwoordingsfunctie. Wat mij betreft schik je vooral met bedrijven op het moment dat er ook een schuldigverklaring is. Dat heb ik al eerder gezegd.
Ik ga snel door naar het volgende punt: verkeershandhaving, boetes en gijzeling. Ik ben het erg eens met de Raad voor de rechtspraak. Je gijzelt de mensen die wel kunnen betalen maar niet willen betalen en je gijzelt niet de mensen die wel willen betalen, maar niet kunnen. Dat de rechter daar kritischer op gaat letten en een stevige motiveringsplicht vraagt, vind ik erg goed, nog los van de hele aanpak rond de incasso van het CJIB waar wij samen met de SP om hebben gevraagd.
Dan kom ik op de Motie-Kuiken/Elias. Waar het om gaat, is dat de gevaarlijkste plekken zich niet op de snelweg, maar op secundaire wegen bevinden. De Minister heeft gezegd dat trajectcontrole geen capaciteit kost. Je kunt je ook voorstellen dat je op de secundaire wegen, waar veel ongelukken gebeuren, trajectcontroles invoert. Als dat geen capaciteit kost, zou ik zeggen: zet daar vooral op in. De Minister heeft gezegd dat de motie-Kuiken/Elias ondersteuning is van beleid. Daar ga ik in mee, als maar blijkt dat daadwerkelijk wordt ingezet op de secundaire wegen. Dat is nu nog onvoldoende het geval.
Mijn laatste punt gaat over die kwestie die ook de heer De Rouwe noemde: de progressieve boetes. Ik heb in een interruptie al gezegd dat ik dat een goed idee vind, niet voor de kleine overtredingen, maar voor «hufterovertredingen». Die schijnen in een lijst bij de Wet Mulder gewoon apart te zijn genoteerd. Laten wij voor die boetes een progressief stelsel invoeren.
Mevrouw Kooiman (SP): Ik zou graag een duidelijke uitspraak willen van de heer Recourt over de hoogte van de boetes. Ieder jaar worden die boetes opnieuw verhoogd en agenten geven aan dat die boetes gewoon te hoog zijn. Het rijst de pan uit, dus zij delen maar geen boetes uit. Zij maken gebruik van hun discretionaire bevoegdheid. De agressie neemt toe en de boetes zijn compleet buiten verhouding. Is de Partij van de Arbeid het met de SP eens dat wij eens goed moeten kijken naar de verhouding tussen de overtreding en de boetes? Moeten wij voor lichte overtredingen wellicht wat lagere boetes opleggen en volgens uw voorstel de hufters wat harder aanpakken?
De heer Recourt (PvdA): Wat mij betreft moet het opleggen van een boete door de strafrechter in ieder geval maatwerk zijn. Ik hoorde de vergelijking tussen de diefstal van een telefoon en bumperkleven. Ik vind dat moeilijk te vergelijken. De diefstal van de telefoon wordt behandeld door de strafrechter. Deze kijkt wie er voor hem zit. Als dat een 15-jarige jongen is, moet hij beoordelen wat de draagkracht is. Dat geldt overigens ook als het een 20-jarige jongen betreft. Op die manier wordt een boete naar draagkracht opgelegd. Dat hebben wij niet in het Muldersysteem. Ik vind het erg lastig om die vergelijking te maken. Het is overigens heel gemakkelijk om een hoge Mulderboete te voorkomen, namelijk door niet te hard te rijden.
De nuancering is, dat ik eigenlijk wel sympathiek sta tegenover het idee van de heer De Rouwe. De gemakkelijke weerlegging is dat 1 kilometer te hard rijden al is opgelost, want daar krijg je geen boete voor. Er wordt namelijk een correctie toegepast. Je moet al wat steviger te hard rijden om zo'n relatief kleine boete te krijgen. Samen met D66 heb ik al eerder geconstateerd, niet alleen wat betreft het verkeer, maar op het gebied van een heleboel relatief kleine feiten, dat een waarschuwing een goed middel kan zijn. Wat wil je namelijk met overheidsingrijpen? Je wilt dat de lichtste vorm van ingrijpen de grootste gedragsverandering teweegbrengt. Je moet niet zwaarder ingrijpen dan nodig is. Dat kan inderdaad heel goed een waarschuwing zijn. Er is wel één voorwaarde aan verbonden, namelijk dat de waarschuwing wordt geregistreerd. Anders stelt een waarschuwing niets voor, want dan denk je: de volgende keer krijg ik weer een waarschuwing, van een andere agent, die weer gaat waarschuwen. Op het moment dat de heer De Rouwe en anderen zeggen: dat klopt, die voorwaarde zit erbij, kom je eigenlijk uit bij het initiatiefvoorstel dat D66 en de PvdA hebben gedaan voor de gele kaart. Wij hebben de waarschuwing de gele kaart genoemd, maar daarmee bedoelen wij: je krijgt nu een waarschuwing, maar de volgende keer is het rood en dan krijg je echt een boete. Dat geldt niet alleen voor relatief kleine verkeersovertredingen – waarbij ik het iets moeilijker vind – maar ook voor andere kleine overtredingen.
Mevrouw Kooiman (SP): Dat kan eigenlijk al, en het gebeurt ook al. Ben en Daan, de agenten in Oss die de heer De Rouwe noemde, spraken al mensen aan. Agenten kunnen al gebruikmaken van hun discretionaire bevoegdheid. Wat ik heel lastig te rijmen vind, en wat agenten ook aangeven, is het volgende. Voor een winkeldiefstal, bijvoorbeeld, krijg je een boete van € 200, maar de boete voor onnodig toeteren bedraagt € 350. Dat roept enorm veel agressie op. Dit is compleet buiten verhouding. Kunnen wij daar niet naar kijken? U gaf het in het begin van uw betoog al aan: wat gebeurt er nu met de verhouding tussen de boetes? Kunnen wij dat niet ook meteen meenemen?
De heer Recourt (PvdA): Die discretionaire bevoegdheid is er, maar mijn stelling is dat die nu te vrijblijvend is. Op het moment dat de politie zegt: we doen niets, doet men ook echt niets. De volgende keer heeft dat geen repercussie. Een waarschuwing werkt alleen maar – dat geldt voor mijn kinderen ook – als ik de volgende keer echt optreed. Als ik weer een waarschuwing geef, nemen ze mij niet serieus. Dat geldt voor de politie ook, vandaar dat ik zeg dat wij er wel een voorwaarde aan moeten verbinden.
Wat de hoogte van de boetes betreft: die enkele keer dat ik te hard rijd, kost mij dat € 35, plus administratiekosten, dus € 42. Dat zeg ik uit mijn hoofd. De laatste heb ik niet eens zelf veroorzaakt, maar de auto staat op mijn naam. Dat kan voor mensen veel geld zijn; dat wil ik niet ontkennen. De echt hoge boetes worden wel uitgedeeld voor delicten die ook echt heel vervelend zijn. Toeteren lijkt niet vervelend, maar ik kan mij nauwelijks voorstellen dat de politie meer dan een enkele keer die boete oplegt. Als het toch gebeurt, gaat het niet om zomaar even toeteren voor niets, maar om een heel serieuze zaak. Ik denk niet dat daarin het echte probleem zit.
De heer De Rouwe (CDA): Het gaat inderdaad om geregistreerde waarschuwingen.
De heer Recourt zei dat hij wel wat voor een progressief stelsel voelt en hij zoomde even in op de zwaarte. Het CDA gaat echter iets verder. Wij kijken namelijk ook hoe vaak iets voorkomt. De heer Recourt zei namelijk terecht dat het ook gaat om gedragsverandering.
Mijn vraag aan de PvdA is de volgende. Iemand die keer op keer een overtreding begaat – laat ik het voor het gemak een middelzware overtreding noemen, zoals 20 kilometer te hard rijden in een woonwijk – valt steeds onder Mulder. Het is allemaal anoniem. Een paar duizend automobilisten krijgen 30 boetes per jaar en meer. Deelt de PvdA, de heer Recourt, met ons de opvatting dat bij die categorie een boete dus geen effect heeft? Bij die mensen breng je geen gedragsverandering teweeg. Daarom zou je juist voor een andere aanpak moeten kiezen. Dat staat even los van de zwaarte; het gaat om het keer op keer blijven overtreden, waarbij geen gedragsverandering zichtbaar is, terwijl de samenleving er wel de wrange vruchten van plukt. Deelt de PvdA onze opvatting dat je ook in de recidiveaanpak daaraan meer aandacht moet besteden dan nu, met alleen de anonieme boetes die keer op keer keurig op de deurmat vallen?
De heer Recourt (PvdA): Ik deel het standpunt niet wat betreft relatief kleine verkeersovertredingen, zoals relatief weinig te hard rijden. Als het voorbeeld wordt genoemd van 20 kilometer per uur te hard in een woonwijk, vind ik dat niet meer vallen onder de kleine overtredingen. Wij hebben zelf gezocht naar het haakje voor de wat zwaardere overtredingen. Ik heb het dan over de hufterboetes. Ik wil er heel kritisch naar kijken of wij die niet kunnen uitbreiden met de zaken die er nu niet onder vallen, maar die wij desalniettemin heel ernstig vinden. Ik vind dat 20 kilometer per uur in een woonwijk te hard rijden wel onder de ernstige gevallen valt.
De heer De Rouwe (CDA): De hufterboete bestaat nog niet. Volgens mij verwijst de Minister naar een bijlage waarin hij de bevoegdheid heeft om te bezien wat onder Mulder valt. De hufteraanpak is er nog niet onder Mulder. Ik merk dat de discussie echter wel duidelijk de goede kant op gaat. Wij weten dus niet om welke feiten het gaat. Daar moeten wij nader over spreken. Er zijn echter twee principes. Het eerste is dat zwaardere overtredingen steviger bestraft moeten worden. Dat doen wij in feite nu al. Ik verwijs daarbij naar de SGP-motie, maar recidive zou ook moeten meetellen. Ik heb het dan niet over de «onderkant», 2 à 3 kilometer te hard rijden, maar over mensen die keer op keer verkeersboetes krijgen. Wat mij aanspreekt in het verhaal van de heer Recourt is dat het ook gaat om een gedragsverandering. Het gedrag van mensen moeten wij kritischer aanpakken, bijvoorbeeld door mensen uit de anonimiteit te halen. Ook al krijgen zij keer op keer een middelgrote boete, op een gegeven moment raken zij het rijbewijs gewoon kwijt. Staat de PvdA open voor die aanpak, bijvoorbeeld binnen de Wet Mulder?
De heer Recourt (PvdA): Volgens mij hebben we het over hetzelfde. Misschien is er een klein verschil als het gaat om de vraag welke delicten het betreft. In mijn betoog zat er echter wel degelijk een recidivebepaling. Op het moment dat je vaker wat zwaardere delicten pleegt, krijg je een hogere straf. Het geldt als een Mulderbepaling, maar je trekt het naar het strafrecht. Volgens mij moet dat, omdat je moet individualiseren. Dat kan niet met Mulder.
De heer Segers (ChristenUnie): Voorzitter. Als het goed is, dragen verkeersboetes bij aan de verkeersveiligheid en aan verandering van gedrag. Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen de 85% die nauwelijks over de schreef gaat en de 15% veelplegers, die wel over de schreef gaan. Het is duidelijk uit de geluiden van achter de tafel hier dat wij op zoek zijn naar maatwerk, ook voor die 85%. Ik heb het dan over een waarschuwing, een lagere boete en de gele kaart. Voor zover die nog niet is gedaan, zou ik een suggestie willen toevoegen, namelijk een boete die bij een eerste overtreding lager uitvalt dan bij een volgende overtreding. Graag krijg ik een reactie op de suggestie om te bezien of wij met die 85% proportioneel kunnen omgaan.
De kwestie van de veelplegers betreft een serieuzere zaak. De Minister doet de suggestie om de hufters over te hevelen van de Wet Mulder naar het Wetboek van Strafrecht. Dat is een heel aantrekkelijke optie wat de fractie van de ChristenUnie betreft, maar ik heb daarover wel een paar vragen. Hoeveel ruimte krijgt het OM daarbij? Komen er vaste bedragen en ophogingspercentages? Hoe lang zullen overtredingen worden bewaard? Hoe gaat de Minister om met het feit dat de Wet Mulder uitgaat van het kenteken, terwijl het strafrecht uitgaat van de bestuurder? Dat is een belangrijk verschil, dat al eerder is genoemd. Betekent het voorstel dat de recidiveregeling alleen mogelijk is bij heterdaadovertredingen, waarbij de politie ter plekke is? Je moet immers namen en rugnummers hebben. Wat betekent dit voorstel voor de belasting van de strafrechtketen? Graag krijg ik antwoord op die vragen.
De recidiveregeling moet op 1 januari 2015 ingaan. Wanneer ontvangt de Kamer daarvoor een uitgebreid voorstel? Snel handelen is nodig, zodat er voldoende tijd is om verkeersdeelnemers te informeren over deze wijziging. Het zou mooi zijn als wij dat voor de zomer zouden kunnen bespreken.
Ik heb nog vier wat kleinere punten. Is het mogelijk om sneller een boetebeschikking te versturen? Er zit een lange tijd tussen de overtreding en de brief die je thuis krijgt. Nogmaals, het doel is aanpassing van het verkeersgedrag. Als er dan trajectcontrole is en iemand in een paar dagen dezelfde overtreding begaat, kan door de lange tijd die er tussen de overtreding en de brief zit, geen snelle gedragswijziging plaatsvinden. Als je iets bestelt bij een webshop, heb je binnen 24 uur een rekening. Waarom kan het bij de boetes niet sneller en efficiënter? Graag krijg ik daarop een reactie.
Het volgende punt is de aanmaning. Bij de eerste aanmaning is er al sprake van een sanctie van 50% op het oorspronkelijke boetebedrag. Dat is echt heel fors. Mensen moeten de gelegenheid krijgen om hun fout te herstellen. Bij de eerste aanmaning zou er dan ook wat ons betreft geen sprake moeten zijn van een verhoging.
Dan kom ik op een hartenkreet vanuit Delft, waar ik maandag was. Niet alleen mevrouw Kooiman, maar ook ik kom wel eens buiten de deur. Ik was in Delft bij een kerkelijke organisatie voor schuldhulpverlening. Daar zei men: als wij nu eens een regeling konden treffen bij verkeersboetes, dan zou dat ontzettend helpen. Stel dat je een boete krijgt voor niet-handsfree bellen. Die bedraagt € 180 of meer. Dat bedrag kan oplopen tot € 600, doordat mensen niet kunnen betalen. Dat is echt waanzinnig. Als je voor die € 180 een regeling zou kunnen treffen, zou je heel veel ellende kunnen voorkomen. Het was een enorme verzuchting, en ik fungeer graag als hun spreekbuis. Als daarvoor een regeling zou kunnen worden getroffen, dan heel erg graag. Het zou heel veel mensen die in de penarie zitten, kunnen helpen.
Mijn laatste punt is: is er een mogelijkheid om direct te pinnen, ter plekke? Stel dat je wordt staande gehouden en een boete krijgt, is het dan mogelijk, wegens efficiëntie en wegens het tegengaan van administratieve lasten, om via een pinautomaat te betalen, zoals dat ook elders kan?
De vergadering wordt van 15.34 uur tot 15.48 uur geschorst.
De voorzitter: Aan de orde is de beantwoording in eerste termijn van de kant van de Minister. Ik stel voor, twee interrupties per fractie toe te staan.
Minister Opstelten: Voorzitter. Ik dank de geachte afgevaardigden, voor hun bijdragen in eerste termijn. Ik wil beginnen met het punt waarover iedereen het eigenlijk heeft, namelijk de veelplegeraanpak. Dat is inderdaad de kern van het debat hier. Ik dank de Kamer, want ik hoor brede steun vanuit de fracties voor mijn aanpak, al zijn er natuurlijk ook vragen, over het tempo en de criteria. Ik kom daar straks op terug. Dit is een dossier dat ik samen met u heb opgebouwd. Zo gaan wij ook verder; ik luister goed naar u. Op dit punt in ieder geval, en verder ook, maar ik zeg dit met nadruk. De leden hebben een aantal aspecten genoemd die inderdaad worden betrokken bij de uitwerking die nu plaatsvindt, samen met het Openbaar Ministerie, de politie en het CJIB. Ik heb daarvoor een messcherp draaiboek, ook wat betreft de tijdplanning. Ik hoop dat men van mij wil aanvaarden, mij kennende, dat ik het vervelend vind als ik moet zeggen dat ik een te optimistische planning heb en dat ik het niet haal. Ik kom daar nog op terug, want ik kom met nadere berichten en nadere uitwerkingen. Dat zal niet voor het zomerreces zijn, zoals de heer Segers wil, want dan zou ik het risico lopen dat ik voor de zomer moet zeggen dat ik het niet heb gehaald. Ik kom er wel snel na het zomerreces mee. In ieder geval moet er per 1 januari 2015 een AMvB komen. De Kamer is er dus volledig bij betrokken en op 1 januari 2015 moet een en ander kunnen ingaan.
Welke feiten lenen zich voor een veelplegeraanpak? De voorbeelden die ik van u hoorde, neem ik mee. Het OM zal een recidiveregeling uitwerken. Ik moet daar echt even de tijd voor nemen. Wat de waarschuwingsbrief betreft: er is inderdaad al het een en ander bekend over de effecten van waarschuwen op betere naleving. Je moet even weten dat je op de veelplegerlijst komt, in de trant van «het is maar dat u het weet». Dit is de zogenaamde vip-behandeling. Ook dat betrek ik bij de nadere uitwerking.
De kentekenaansprakelijkheid wordt uitgewerkt. Daarbij gaat het erom dat wij bezien hoe wij, ondanks het gegeven dat het feit op het kenteken wordt geconstateerd, het feit kunnen betrekken bij de veelplegeraanpak.
De heer De Rouwe vroeg naar de stand van zaken met betrekking tot de aanpak van de veelplegers in het verkeer. De uitvoering hiervan verzorg ik in samenwerking met de politie, het OM en het CJIB. Dit is in volle gang en er zit echt tempo in, zeg ik tegen de heer De Rouwe. Er is een persoonlijke betrokkenheid van mijn kant. Er is een projectteam opgericht, dat op dit moment bezig is met het uitvoeren van impactanalyses bij de verschillende organisaties. Er wordt een aantal scenario's aangeleverd. Die ga ik bekijken. De effecten moeten zorgvuldig worden gewogen, zoals de heer De Rouwe vroeg. Ik zal de Kamer daarover na de zomer informeren. Dat zeg ik toe, zodat u op tijd daarover kunt spreken.
Dan kom ik nu bij de andere mogelijkheden om te waarschuwen, zoals de gele kaart. Daar denk ik even iets anders over, maar dit is voor mij de kern van het debat, omdat wij op dit punt duidelijk een vernieuwingsslag aanbrengen. Ik heb het ook in de brief aangegeven, maar ik vind het volkomen terecht dat eigenlijk alle leden, nadat zij hebben gezegd dat zij de richting steunen, nog verschillende vragen hebben. Die kan ik nog niet in concrete zin beantwoorden, hoe spijtig dat ook is voor mij en natuurlijk ook voor u. Ik wil het OM, de politie het CJIB en anderen daarmee nog niet zo belasten. Zij zijn heel druk bezig in dat team, met een enorm scherp spoorboekje, om dit inderdaad op 1 januari 2015 te kunnen effectueren.
De heer De Rouwe (CDA): Ik wil daarover graag een paar vragen stellen. De Minister zegt dat hij een messcherp draaiboek heeft, maar hoe ziet dat eruit? Welke scenario's worden uitgewerkt? Ik ben het best wel eens met de heer Segers, die zei: als wij dit met zijn allen willen op 1 juni, dan is het wel zo netjes dat mensen zich enigszins kunnen voorbereiden. Na de zomer gaat het in een rap tempo. Is het niet verstandig om de Kamer voor de zomer al te informeren over de scenario's, de impactanalyse en misschien over de doelstellingen en de reikwijdte? In de procesgang zijn er echt wel wat vragen te beantwoorden, zonder de agenten en het OM voor de voeten te lopen. Het gaat erom dat wij al wat worden meegenomen, want anders ben ik een beetje bang voor een big bang in december.
Minister Opstelten: Ik begrijp wat u bedoelt. Wij hebben dit samen opgebouwd in de debatten die ik heb gevoerd naast mijn collega van I en M. Het is altijd een waar genoegen om naast haar te zitten en met u daarover te discussiëren. Daarvan hebben wij het ook eigenlijk de start gemaakt. Ik zeg u in ieder geval het volgende toe. Laten wij er even precies in opereren; dat stel ik op prijs. U krijgt in ieder geval de brief vóór de AMvB. Ik denk dat dit de goede volgorde is. Ik wil de Kamer wel meenemen. Laat ik het even scherp stellen. Als de Kamer op zomerreces is, kan ik doorwerken. Dan hebben wij twee maanden. Zo zijn natuurlijk ook de normale verhoudingen. Dan kan ik die tijd gebruiken om het allemaal te concretiseren en te preciseren. Daar hebben wij echt rekening mee gehouden. Als ik u een en ander snel na het zomerreces geef en daarna met de AMvB kom, neem ik u mee. Dan hebben wij niet een vrijblijvend debat. Dan heb precies de facts en de figures en weet iedereen wat de consequenties zijn van wat wij aan het doen zijn en wat wij moeten doen. Dan kunnen wij ook de kosten goed in balans effectueren. Wat de inzet van capaciteit betreft is het natuurlijk even schrikken voor het OM en de Politie. Destijds is de knoop doorgehakt om dit te gaan doen. Het is de enige weg waarop wij de veelplegers en de hufters kunnen aanpakken. Dat is onze overtuiging, en men zit daar nu ook op. Dat is wat ik daarop zou willen zeggen.
De heer De Rouwe (CDA): Ik gun het iedereen om in de zomer door te werken, maar ook de Kamer doet dat. Niet zelden worden in die periode waardevolle stages gelopen. Ik zou de Minister willen vragen om de Kamer voor de zomer zijn messcherpe draaiboek toe te sturen. Ik vraag dat vanuit de constructieve houding in de trant van: waar zijn wij mee bezig? Dat waardeer ik ook en er is geen ongevoeligheid bij, maar dit is een proces van ons allen. Wij moeten voorkomen dat het niet een proces is van ons alleen, maar ook een proces van de samenleving.
Minister Opstelten: Oké. Ik ben even aan het zoeken. Ik zeg het draaiboek voor de zomer toe, met de agenda en de scenario's. Ik wil niet de indruk wekken dat er sprake is van een vertraging, integendeel. Ik wil ook een goede uitvoeringstoets hebben, want als wij van acquit gaan in deze richting, wil ik zeker hebben dat de implementatie en de uitvoering er staan. Dat kost weer even tijd, want het zijn onafhankelijke toetsers die dat moeten doen. Het gaat in dit verband om check en double check. Het mag niet niet goed gaan in januari. De heer De Rouwe en de Kamer krijgen de stukken, want ik zie aan de gezichten dat alle woordvoerders dit graag willen. Ik wil er graag aan voldoen. De Kamer krijgt dus de hele agenda, het draaiboek, plus de tijdplanning en de verschillende scenario's die wij aan het uitvoeren zijn. Verder krijgt de Kamer in beeld hoe wij toetsen wat wij doen en waar wij mee bezig zijn. Dat is bij dezen toegezegd.
De heer De Rouwe verzoekt de regering om bij een eerste overtreding te volstaan met een waarschuwing of een gele kaart. Ik formuleer het van mijn kant nu even kort door de bocht. In eerdere debatten met de Kamer heb ik al aangegeven dat ik daarvan geen voorstander ben. Laat ik dat luid en duidelijk zeggen. We moeten niet willen tornen aan de discretionaire bevoegdheid van de politieman en -vrouw. Dat zijn de professionals op straat, die de afweging moeten kunnen blijven maken om te waarschuwen of juist een boete op te leggen. Zij hebben dat vak gekozen om die afweging als professional te kunnen maken. Dat moeten zij kunnen doen indien zij iemand staande houden. Als wij vastleggen dat de eerste keer altijd moet worden gewaarschuwd, ontneem je de agent zijn bevoegdheid om direct een boete uit te schrijven. Dit werkt bovendien calculerende burgers in de hand, in de trant van: ik heb toch recht op een waarschuwing? Ik zie het gesprek al helemaal voor me. Ik zou er wel raad mee weten op dat moment, maar goed. De agent kan op dit moment al besluiten om een waarschuwing te geven. Het komt de handhaving niet ten goede en het bureaucratiseert. Dat vind ik een bijkomend aspect. Wij moeten dat allemaal gaan registreren en na een geregistreerde waarschuwing moet altijd een bekeuring volgen. Dit betekent dat je een registratiesysteem moet gaan optuigen. Dat kennen wij op dit moment niet en het betekent een forse ICT-investering. Wij denken hier verschillend over, en dat kan natuurlijk. Maar afgezien daarvan moeten wij goed op een rij zetten waar wij mee bezig zijn. Wij moeten nu op de veelplegers gaan koersen. Ik vraag de heer De Rouwe daarom, even te bezien met welke brief ik kom en wat dat betekent. Laten wij daaraan prioriteit geven, want anders zijn wij op verschillende dossiers tegelijk bezig. Voor de implementatie, de uitvoering en de focus van de aanpak is dat lastig, ook tegenover de politie, het Openbaar Ministerie en de andere diensten, zoals het CJIB.
De heer Segers (ChristenUnie): Ik denk dat wij het eens zijn over de aanpak van de veelplegers, die 15%. Het gaat echter over het ontzien van die 85% en over de frustratie die gevoed wordt door bepaalde boetes. Mevrouw Kooiman is iets beter op de hoogte van boetes. Wat was het? € 350 bij hinderlijk toeteren. Dat is echt een enorm bedrag voor een heel klein vergrijp. Als je dan onderscheid maakt tussen een eerste boete en een volgende boete, voorkom je die frustratie. Er zijn hier verschillende suggesties gedaan: gele kaart, waarschuwing en lagere boete. Ziet de Minister geen mogelijkheid om politieagenten wat dat betreft meer vrijheid te geven, om naar bevind van zaken te handelen?
Minister Opstelten: Ik zal nog reflecteren op het betoog van de voorzitter van de Raad voor de rechtspraak. Dat was een ander punt van de heer Segers. Ik ben juist een enorm groot voorstander voor het geven van professionele ruimte aan de politieman of -vrouw, in hun aanpak. Wij zijn daarom bezig om alle bureaucratische protocollen af te schaffen die hen verhinderen, hun vrijheid te nemen. Ik heb het dan over de bureaucratisering in de politieorganisatie. Het tweede punt is, de ICT bij de politie te verbeteren en te versterken. Wij zijn er nog lang niet, maar het is allemaal ingegeven door het beleid om de politieman of -vrouw als professional juist ruimte te geven. De politieman of -vrouw heeft dus de ruimte om van zijn of haar discretionaire bevoegdheid gebruik te maken. Maar het uitgangspunt is natuurlijk dat iedereen die de wet overtreedt, een boete krijgt. In een bepaalde situatie kan maatwerk worden geleverd, maar aan de andere kant kan ook meteen een boete worden opgelegd. Daar hebben wij de politieman voor. Het bestaat dus eigenlijk al.
De heer Segers (ChristenUnie): Men heeft de vrijheid tussen hollen of stilstaan, tussen iets door de vingers zien of een boete van € 350 opleggen. Waarom bieden wij dan niet de vrijheid om te zeggen: met die 85%, de mensen die nauwelijks een overtreding begaan, gaan wij iets genadevoller om als zij dan een keertje over de schreef gaan. Voor een politieagent is het nu hollen of stilstaan, en dat is wel heel weinig fraai. Als je de mogelijkheid biedt voor een gele kaart of een lagere boete bij een eerste overtreding, geef je de professionele politieman veel meer vrijheid om ter plekke de juiste keuze te maken.
Minister Opstelten: Nee, dat moet u maar eens aan een diender vragen. De meesten zullen het daar niet mee eens zijn. Daar ben ik van overtuigd, omdat zij zelf als professional zeggen: wij zijn er om de wet te handhaven en dit is de boete. Zij kunnen echter maatwerk leveren en beoordelen dat zij het opleggen van een boete in een bepaalde situatie niet redelijk vinden. Dat kan en dat gebeurt ook wel. Die professionele ruimte heeft men op elk niveau. Het uitgangspunt is dat wij in alle gevallen dezelfde tarieven voor boetes hanteren. Daar moeten wij ook niet kinderachtig over doen. Het werkt helemaal niet zo slecht. Er wordt echter verschillend over gedacht. Mijn oproep is: laten wij nu niet alles tegelijk doen. Dat is mijn punt. Laten wij ons nu richten op de veelpleger, want dan brengen wij ook iets tot stand. Dat is een ingewikkelde operatie. Dat is mijn verzoek.
De heer Recourt (PvdA): Ik kan ermee instemmen dat we prioriteit geven aan de veelpleger. Toch snap ik het betoog van de Minister niet helemaal, en daarom stel ik een vraag ter verheldering. Ik snap dat de Minister zegt: laat de politie nu maatwerk leveren. Als we het voorbeeld van het toeteren nemen, kan ik mij voorstellen dat je bij de eerste keer midden in de nacht toeteren, waardoor alle kinderen in de straat wakker worden, niet meteen een bekeuring uitschrijft. Het gaat overigens wel om ongelooflijk lullig gedrag. Ook kun je het bedrag afzetten tegen wat autorijden kost. De volgende keer dat diezelfde persoon dit doet, zou je wel een bekeuring willen uitdelen. Is het niet juist de professionaliteit van de agent dat hij ook weet dat er eerder een waarschuwing is gegeven? Is het niet juist maatwerk om de wetenschap te hebben dat iemand al eerder is gewaarschuwd? Ik snap dat dit moet onder de voorwaarde van een goede automatisering. Daarom zeg ik: laten wij er niet meteen mee beginnen, maar aanhaken bij het automatiseringsproces. De Minister koppelde dit aan het structureel standaard kwijtschelden van de boete bij de eerste kleine snelheidsovertreding. Dat is inderdaad geen maatwerk, maar een standaard. Ik vind dat eerlijk gezegd een ander argument dan dat van de Minister, die een en ander aan elkaar knoopt. Heb ik goed begrepen dat het twee verschillende dingen zijn en dat het juist wel maatwerk is?
Minister Opstelten: Ik hoef dat laatste punt niet te herhalen. Ik kan het politiemannen of -vrouwen in deze tijd niet aandoen om met de mededeling te komen dat zij moeten optreden, maar dat wij beginnen met een waarschuwing. Dat is het beeld dat de heer Recourt oproept. Kijk daarmee uit. Wij hebben 49.500 goede politiemannen en -vrouwen die op straat lopen en die het land een beetje blauw kleuren. Dat heeft verder geen politieke betekenis, maar het is wel zo. Zij willen daar hun eigen ruimte in hebben. Daar zijn zij in getraind, in opgeleid. Daar zijn wij het toch over eens? Belast mij dus niet met een gele kaart. Ze doen het zelf wel.
De heer Recourt (PvdA): Volgens mij praten wij langs elkaar heen. Het gaat mij juist om dat maatwerk en die professionaliteit. Als de politieagent de indruk heeft, de eerste keer al, dat het niet deugt en dat het een ernstig feit is, moet hij meteen kunnen bekeuren. Het gaat mij er nu juist om dat dat maatwerk geleverd kan worden en dat die waarschuwing wel een serieus instrument is. Zo'n waarschuwing is pas serieus als een collega weet dat die is uitgedeeld.
Minister Opstelten: Daar ben ik het mee eens. Je moet echter ook uitkijken met het registreren van de waarschuwingen. Daar zijn zij druk mee bezig. Ik heb doelstellingen geformuleerd voor de prestaties die geleverd moeten worden ten aanzien van het afschaffen van bureaucratische protocollen en dat soort voorschriften. De politieman of -vrouw in een wijk zal het weten. Dat is immers de positie van een wijkagent. Als controles worden gehouden, zal men het niet altijd weten omdat het niet wordt geregistreerd. Dat betekent dat een nieuw registratiesysteem moet worden opgezet en daar ben ik niet voor. Dat zou ik de politie niet willen aandoen. Laten wij er nu eerst voor zorgen dat de politie er stevig staat en dat de ICT er stevig staat. Dat zijn de prioriteiten die wij moeten stellen. De focus moet echt op de veelplegers liggen. Wij moeten niet op meerdere feiten de ICT van de politie aanpassen. Dat zou echt tegen het beleid zijn dat ik voer binnen het beheer van de politie. De politie kan natuurlijk een keuze maken bij het opleggen van een boete. De heer Recourt sprak over claxonneren – ik vind «toeteren» eigenlijk beter – of onnodig lawaai veroorzaken. De boete voor het een bedraagt € 90 en die voor het ander € 370. De politie kan dan inschatten welke boete daar gegeven moet worden. Zo zijn er meer keuzes te maken.
Ik kom nu op de inbreng van mevrouw Kooiman. Haar punt is voor mij bekend, maar het is altijd goed om naar elkaar te blijven luisteren. Er moet sprake zijn van een balans tussen de begane overtreding en de hoogte van de verkeersboete. Hoe zorg ik daarvoor? Ik ben ook van mening dat voor degene die beboet wordt duidelijk moet zijn dat er een relatie is, een proportionaliteit, tussen de ernst van de gevaarzetting van de gedraging en de hoogte van de boete. Sinds 2005 is de hoogte van de verkeersboetes ingekaderd in het tarievenhuis van het Openbaar Ministerie. Daarmee is een beoordelingskader ingevoerd waarmee de aan gedragingen gekoppelde tarieven op een eenvoudige uniforme wijze door middel van een aantal criteria worden vastgesteld. Het beoordelingskader zorgt ervoor dat er vaste verhoudingen bestaan tussen de sancties voor de verschillende strafbare gedragingen. Overtredingen zijn daarin ingedeeld in verschillende rubrieken, waarbij het motto geldt «hoe gevaarlijker, hoe duurder». Dat is ook duidelijk te zien. Specifieke weegfactoren zorgen er bovendien voor dat overtredingen op gevaarlijke plaatsen of overtredingen die worden begaan met bijvoorbeeld grotere voertuigen extra zwaar worden bestraft.
Daarnaast is de uitvoering van de Kamerbreed aangenomen motie van de heer Van der Staaij genoemd. Per 1 januari 2012 is nadrukkelijk gekozen voor de gerichte boeteverhogingen voor in het bijzonder asociale gevaarlijke verkeersovertredingen. Te denken valt bijvoorbeeld aan het niet voor laten gaan van de voetganger op het zebrapad of het negeren van stoptekens gegeven door de politie. Verder zijn specifiek de boetebedragen voor snelheidsovertredingen van meer dan 10 km/u en snelheidsovertredingen in woonwijken toen heel bewust verhoogd. Dat zijn de keuzes. Met het hanteren van het beoordelingskader en het tarievenhuis en door de wijze waarop ik uitvoering heb gegeven aan die motie, komt de relatie tussen de gevaarzetting en de hoogte van de boete in het huidige stelsel van verkeersboetes voldoende tot uiting.
Mevrouw Kooiman heeft ook nog gevraagd om af te zien van toekomstige boeteverhogingen. Die vraag heeft zij nu niet herhaald, maar impliciet heeft zij het wel gevraagd. Ik ben aardig voor haar. Omdat ik dacht dat zij dat zeker bedoeld had te vragen, wil ik in dit geval wel een antwoord geven op de niet-gestelde vraag. Aangezien mevrouw Kooiman mijn antwoord al kent, hoef ik dat misschien ook niet meer te doen. In 2010 en 2011 hebben wij de boetebedragen fors verhoogd en in de twee jaren daarop zijn ze alleen geïndexeerd, waarmee ze in de kern niet verhoogd zijn. Indexering betekent immers gewoon dat ze op hetzelfde niveau worden gehouden. Als ik zou willen verhogen, buiten de indexering – ik heb nu helemaal de neiging niet – zou ik een onderzoek willen doen naar de effectiviteit wat betreft de politie en de effectiviteit van de verhoging als zodanig en de relatie tot de proportionaliteit en de verkeersveiligheid. Dat staat als een huis. Verder heb ik geen enkel voornemen op dit punt. Indexering acht ik echter altijd logisch, als een normaal consistent patroon. Anders kom je immers op achterstand.
Mevrouw Kooiman heeft nog veel meer gevraagd. Door rood licht rijden wordt tegenwoordig zwaarder bestraft dan het slopen van de flitspaal zelf, stelt zij. Ik heb haar dit voorbeeld een aantal malen horen noemen. Haar stelling is – dat heb ik al een aantal malen geantwoord – onjuist. Voor het vernielen van een flitspaal kunnen boetes tussen de € 400 en € 500 worden opgelegd, als het een first offender betreft. Er zou een verhoging van 200% toegepast kunnen worden, zeker omdat het een vernieling gericht tegen de eigendommen van de Staat betreft. Dan wordt het 78 uur taakstraf. Daarnaast dient de aangerichte schade te worden vergoed. Ik zou mevrouw Kooiman dus niet willen adviseren dit verder te vertellen. Degene die het doen, zullen haar er dan op aanspreken. Ik heb aangegeven hoe het in werkelijkheid zit.
Ook vroeg mevrouw Kooiman of ik niet bang ben dat de politie zo meteen helemaal geen boetes meer uitschrijft. Ik denk dat ik daar voldoende over heb gezegd. Zij heeft het gehad over de professionele opstelling van de politie ten aanzien van de handhaving. Zij vroeg daarnaast hoe het staat met de staandehouding. Wij hebben het rapport van de WODC uit 2011, waarin staat dat de daling van het aantal staandehoudingen in de afgelopen jaren kan worden verklaard door een aantal factoren. De daling is voor het grootste deel toe te schrijven aan de afname van de verkeersdrukte. Slechts een klein deel is toe te schrijven aan de gedragseffecten van de burgers, betere naleving of politieagenten. Overigens is vorig jaar – dat wil ik de leden niet onthouden – het aantal staandehoudingen met 13% gestegen ten opzichte van 2012. Er wordt wel eens gezegd dat de politie het niet meer doet, maar zij doet het steeds meer. Dit betekende ruim 55.000 extra gevallen waarin een overtreder staande is gehouden.
Mevrouw Kooiman (SP): Als je een flitspaal sloopt, hangt de boete inderdaad af van de ernst van de vernieling. Er kunnen inderdaad verschillen in zitten, maar de laagste boete is € 90. De boete voor door rood rijden is € 220. Wij kunnen er een beetje lacherig over doen en vergelijkingen maken, dat ben ik met de Minister eens. Ik wilde echter een ander punt maken. Ten opzichte van 2008 zijn de boetes met bijna 60% gestegen. Agenten zeggen dat het gewoon niet meer in verhouding is. Zij zeggen dat als zij iemand staande houden – dat gebeurt regelmatig, zoals de Minister al zegt – zij maar vragen of de persoon in kwestie zijn kentekenbewijs soms niet bij zich heeft, zodat zij hem daarop kunnen bekeuren omdat de boete daarvoor lager is dan voor het daadwerkelijke feit waarvoor zij hem hebben aangehouden. Als de Minister dan toch goed gaat kijken naar de hufteraanpak, laat hij dan ook goed bekijken hoe wij de boetes wat meer in verhouding kunnen krijgen. Dat is het enige dat ik vraag.
Minister Opstelten: Ik ga nu niet weer de ook mevrouw Kooiman bekende lijstjes noemen van wat op welk moment is verhoogd. In het kader van de genoemde motie van de heer Van der Staaij hebben wij het nodige gedaan en rechtgezet ten aanzien van de verhogingen van 2010 tot en met 2014. In 2011 en 2012 zijn er grote verhogingen geweest. Wij zullen natuurlijk het huftergedrag in de scenario's meenemen. Als er iets bij te stellen is, doen wij dat natuurlijk. Ik heb gepoogd uit te leggen dat er een verband bestaat, dat het systeem niet zomaar op een donderdagavond in elkaar is gezet. Er is een systeem van normen, sancties en verhoudingen ten opzichte van elkaar. Er sprake van een grote mate van professionaliteit. Wij nemen die punten mee in de scenario's die rond het huftergedrag en veelplegers worden opgezet.
Mevrouw Kooiman (SP): Ik hoor de Minister nu toch zeggen dat wordt bekeken hoe de boetes beter in verhouding gebracht kunnen worden. Ik raak een beetje verward over wat de Minister nu wel of niet toezegt. Mijn vraag is om te bekijken of de zaken niet meer in verhouding gebracht kunnen worden, bijvoorbeeld waar het gaat om een winkeldiefstal of foutparkeren. Voor foutparkeren krijg je bijvoorbeeld in de regel een hogere boete dan voor winkeldiefstal. Ik zou mooi zijn als de Minister een keer goed zou kijken naar die verhouding, want agenten lopen ertegenaan. Zij zeggen dat het niet meer te rijmen is en dat het moeilijk uit te leggen is. Ik hoop dat de Minister dat met de agenten eens is.
Minister Opstelten: Ik leg natuurlijk ook veel werkbezoeken af en dan spreek ik met de dienders op straat. Daar hoor ik de geluiden, en dit hoor ik niet. Ik ga niet een tweede motie-Van der Staaij doen. Ik ga niet een groot kasteel opbouwen, want dat is nu gebeurd. Ik wil wel kijken naar zaken die passen in de hufteraanpak en de veelplegeraanpak. Gun ons even de tijd – de politie zit aan tafel, net als het Openbaar Ministerie en anderen – om daar de onevenwichtigheden uit te halen en het systeem te versterken. Niet elke overtreding is direct te vatten onder hufterigheid. Ik ga dus niet – die verwachting wil ik niet wekken – een heel proces opstarten à la de motie-Van der Staaij. Hij is er niet, en dat kan ik hem ook niet aandoen. Ik ga niet die hele zaak weer overhoophalen. Wij kijken er wel naar. Wij zullen de vraag van mevrouw Kooiman meenemen in de brief die eraan komt, die voor het zomerreces aan de Kamer zal worden gezonden.
Mevrouw Kooiman en de heer De Rouwe hebben enkele opmerkingen gemaakt over de trajectcontroles. Trajectcontroles zijn natuurlijk nuttig. Het komt ook voor dat een trajectcontrolesysteem moet worden vervangen. Daar lezen wij ook wel over. Dat is niet anders. Daar zijn afspraken over. Ik denk dat de verkeersveiligheid op het hoofdwegennet gebaat is bij de handhaving van de maximumsnelheid. Ook op de autosnelwegen, waar immers ook in het afgelopen jaar weer ongelukken zijn gebeurd, moeten wij dat doen. Handhaving kan daarnaast bijdragen aan milieudoelstellingen ten aanzien van luchtkwaliteit en geluidhinder. Trajectcontroles zijn niet bedoeld om mijn begroting op orde te brengen. Laat ik dat herhalen. Dat de trajectcontroles effectief zijn ten behoeve van de verkeersveiligheid is te zien aan de cijfers over de gemiddeld gereden snelheid op het traject. Deze daalt na inwerkingtreding van trajectcontrole. Daarnaast zien wij dat na een eerste aanloopperiode het aantal overtreders op het traject zakt tot onder de 1% van het totaal aantal passanten.
Mevrouw Visser heeft over de motie-Kuiken/Elias het nodige gevraagd. De kern van die motie is de vraag om uit het oogpunt van verkeersveiligheid minder te focussen op de handhaving van de maximumsnelheid op snelwegen en meer te handhaven op lokale en provinciale wegen, waar mensen wonen en kinderen spelen. Op de autosnelweg krijgt de handhaving voor het grootste gedeelte vorm door de inzet van het trajectcontrolesysteem. Men moet daarbij bedenken dat dit volledig geautomatiseerde systemen zijn die geen politiecapaciteit vergen, zoals ik in mijn brief heb geschreven. De capaciteit van de verkeershandhavingsteams wordt conform de wens van de Kamer bijna volledig ingezet op het onderliggende wegennet. Daar ligt op dit moment dus de focus.
Mevrouw Visser vroeg ook naar de capaciteit voor het onderliggende wegennet ten opzichte van die voor de snelwegen. Op de snelwegen wordt gehandhaafd door de Landelijke Eenheid van de politie en op de regionale wegen handhaven de verkeershandhavingsteams. Die blijven op die situaties gewoon handhaven. Daar gaat dus ook geen capaciteit vanaf. De regionale eenheden doen dat dus. Op de snelwegen doet de Landelijke Eenheid dat met haar verkeerhandhavingsteams.
Mevrouw Visser (VVD): Dank voor de antwoorden. Ik heb een aanvullende vraag, onder andere over de trajectcontroles en de motie die vorig jaar is ingediend. De Minister noemde net een percentage, namelijk 13% staandehoudingen. Ik heb hier de boetecijfers over 2013, waarin staat dat het in dat jaar 5,4% is. Misschien dat de Minister dat in de tweede termijn kan verduidelijken.
Het ging ons erom dat je in de handhaving enerzijds de norm hebt en het boetebedrag: schrik ik er voldoende van? Anderzijds heb je de gepercipieerde pakkans: hoe hoog acht ik de kans dat ik gepakt wordt als ik een strafbaar feit bega? Juist in de bebouwde kom en op provinciale wegen gaat het niet alleen om flitspalen, maar ook om de kans om daadwerkelijk staande te worden gehouden. Dat was voor ons de reden om dit vorig jaar aan de orde te stellen. De boetecijfers laten zien dat die kans 5,4% is. Dat is de reden dat wij er nu weer aandacht voor vragen, mede naar aanleiding van de beantwoording van de Minister.
De Minister zegt dat de trajectcontrole volledige geautomatiseerd is. Wij hebben vandaag in de krant echter moeten lezen dat een flink deel van de trajectcontroles – misschien kan de Minister dat toelichten – de komende jaren niet uitgevoerd kan worden doordat de systemen niet gebruikt kunnen worden, om het netjes te formuleren. Wat er precies aan de hand is, weet ik niet. Ze doen het in elk geval niet. Dat betekent dat de Minister geautomatiseerde capaciteit kwijt is en dat hij dus weer andere capaciteit op de snelwegen moet inzetten.
Mevrouw Helder (PVV): Ik wil even een punt van orde maken. Dit is wel een heel erge verlenging van de spreektijd van mevrouw Visser. Ik heb graag dat collega's zich aan de tijd houden.
De voorzitter: U hebt gelijk, mevrouw Helder. Ik vraag mevrouw Visser om iets korter te zijn in haar vraagstelling. Ik zie aan haar ogen dat zij dat gaat doen, waarvoor mijn dank.
Minister Opstelten: Ik noemde net het cijfer van 13% staandehoudingen voor 2013. Dat is niet van het totaal. Dat is ten opzichte van het aantal staandehoudingen in 2012. Dat zijn de cijfers. Maar nu krijg ik een correctie op wat ik nu zeg. Het klopt wat ik zei. De stijging van 13% is ten opzichte van het aantal staandehoudingen in 2012. De 5,4% betreft het totaal. Dank voor de vraag en dank voor het aanreiken van de cijfers.
Mevrouw Visser vroeg naar de trajectcontroles. Het is zo – ik raak daar ook wel eens opgewonden over – dat de systemen het op een gegeven moment niet doen of vervangen moeten worden. Ik heb vanmorgen de vraag nog gesteld of dat niet eerder had gekund. Toen kreeg ik het antwoord: het had ook later gekund, maar het is nu aan de orde. Laten wij daar niet kinderachtig over doen. Ik kan nog een keer voorlezen waar het allemaal speelt. Dat hoeft niet, want het is bekend. In de tijd dat dit speelt, gaan wij natuurlijk op andere manieren handhaven: handmatig, door de politie. Op de snelwegen gebeurt dat door een landelijk team van de Landelijke Eenheid, zoals ik al zei. Wij hebben de afspraak gemaakt – er is iets fout gegaan – dat als de trajectcontroles lopen er niet tegelijkertijd door de politie wordt gehandhaafd, dus niet dubbelop, en dat als er niet gehandhaafd wordt middels trajectcontroles, de borden weg moeten. Ik had vanmiddag geen tijd om die borden weg te halen doordat ik hier zat. Wij zullen dat echter met vereende kracht en zo snel mogelijk doen waar dat nog niet is gebeurd. Het is natuurlijk wel een punt.
Ik meen echter dat er hier en daar weinig werd aangedrongen op een toename van de handhaving op de snelwegen, maar wel op toename daarvan in de gemeenten. Er zijn vragen gesteld over de capaciteit en de positie in de gemeenten. Ik heb dat periodiek aan de orde in mijn overleg met de VNG in het Strategisch Beraad Veiligheid. Ik zal dat naar aanleiding van dit overleg wederom goed laten agenderen. De VNG heeft al aangegeven zelf wel een idee te hebben over hoe het allemaal beter zou kunnen. Daar wil ik straks nog een enkel woord over zeggen.
Mevrouw Visser en mevrouw Helder hebben gesproken over de richtlijnen van strafvordering wat betreft verkeer en de rechterlijke oriëntatiepunten. Ik wil dat nog een keer duidelijk aangeven. Het stelsel van richtlijnen en oriëntatiepunten is door de jaren heen gevormd, mede op basis van de jurisprudentie, en kent een goed evenwicht tussen de verschillende soorten delicten. Het overgrote deel van de verkeersdelicten is gestandaardiseerd door middel van feitcodes. De boetes die hiervoor gelden zijn vastgelegd op basis van het tarievenhuis van het Openbaar Ministerie. Aan de hand van de maximumstraffen is zichtbaar wat door de wetgever als een ernstig delict wordt beschouwd. Daarbinnen is er sprake van ruimte voor de officier van justitie en de rechter om rekening te houden met de specifieke omstandigheden van het geval. Om toch enig houvast te hebben, zijn er richtlijnen voor de officieren en oriëntatiepunten voor de rechters. Daarnaast zijn er allerlei beoordelingsfactoren die een strafverhogende of strafverlagende rol kunnen spelen, zoals poging en medeplichtigheid.
In de richtlijnen worden straffen opgenomen die het OM opportuun acht. Soms zijn deze afgestemd op wat er in de praktijk wordt opgelegd door rechters. Soms wil het OM zelf een beleid uitdragen en zit het hoger dan wat de rechters in de afspraken hebben opgenomen. Richtlijnen zijn dus vooral bedoeld voor de bulk, de meest voorkomende zaken. Dat zijn zaken rond de eenvoudigere huis-tuin-en-keukendelicten. Het heeft geen zin om richtlijnen te maken voor de allerzwaarste gevallen, omdat die weinig voorkomen en bijna altijd maatwerken vergen, zowel van de rechterlijke macht als van de staande magistratuur. Hogere eisen formuleren zal niet automatisch tot gevolg hebben dat er hogere straffen worden opgelegd. De mogelijkheid van zwaarder straffen bestaat immers al, maar het oordeel is aan de rechterlijke macht.
Mevrouw Helder (PVV): Dat het oordeel aan de rechterlijke macht is, heb ik onderschreven. De onderzoekers geven in hun aanbeveling juist aan dat je een wettelijke grondslag zou kunnen opnemen voor die geldboetes, om het wat uniformer te maken. Er zijn natuurlijk al de richtlijnen die de Minister noemt. Die heb ik in mijn eerste termijn ook genoemd. Het gaat erom dat die niet bindend zijn. Ik hoor de Minister ook zeggen dat het OM soms hoger zit, omdat het de regels maakt die hij opportuun acht. De rechter gaat echter niet altijd mee in die eis. Het gaat om de rechtszekerheid en de rechtseenheid. In dat kader zou ik dus graag een reactie van de Minister willen op die aanbeveling om uniformiteit in regelgeving vast te leggen. Ik vraag dus niet om iemand in te perken of om de boetes iets hoger of lager te maken, maar om ervoor te zorgen dat er meer eenheid is doordat het in de wet vastligt.
Minister Opstelten: Dat is een onderdeel van een deel van mijn betoog dat ik in een ander mapje had, maar dat kan ik wel naar voren halen. Het gaat om de aanbeveling over de wettelijke grondslag. In het onderzoek is ook aan de orde gekomen dat in lagere regelgeving het opleggen van geldboetes door het OM of het strafrecht nader genormeerd kan worden. Die aanbeveling van de onderzoekers ziet echter alleen op het terrein van de Wet op de economische delicten – dat zei mevrouw Helder ook – en niet op het Wetboek van Strafrecht. Ook de onderzoekers waren nog niet zover dat zij zo'n wettelijke grondslag noodzakelijk vonden. Belangrijk in dit verband is dat de strafoplegging en de strafeisen door het OM op het terrein van het ordeningsrecht al verregaand zijn genormeerd in de richtlijnen van het College van procureurs-generaal. De rechter is niet gebonden aan de strafeisen die volgen uit deze richtlijnen, maar houdt er in zijn vonnis natuurlijk wel degelijk rekening mee. Dat er op het terrein van het ordeningsstrafrecht ongerechtvaardigde verschillen zijn tussen strafeisen en opgelegde straffen, blijkt niet uit het onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen. Ik hoor daar ook geen klachten over in de rechtspraktijk of in de samenleving. Voor verdergaande normering zie ik op dit moment dan ook nog geen aanleiding. Zowel in de gesprekken die ik voer met het College van procureurs-generaal over de richtlijnen als met de rechterlijke macht over de oriëntatiepunten, hoor ik die wens niet. Ik voel daar dus niet voor.
Mevrouw Helder vroeg of ik de reikwijdte van de flexibilisering van de hoogste boetecategorie ga uitbreiden buiten de Wet op de economische delicten. Dat is een ander punt, maar ik noem het hier even omdat ik inmiddels bij de vragen van mevrouw Helder ben aangeland. Die flexibilisering van de hoogste boetecategorie gaat over de volle breedte van het strafrecht gelden. Die gaan wij dus in alle domeinen toepassen, wat betreft fraudeordeningsrecht en corruptie. Nu is echter de Wet op de economische delicten aan de orde. Ik hoop dat die snel wordt behandeld. Ik ben mevrouw Helder erg erkentelijk, want ik bespeur een grote steun voor in elk geval dat deel van het wetsvoorstel dat plenair op de agenda kan komen te staan.
Mevrouw Helder (PVV): De Minister maakt een bruggetje naar een andere vraag die ik heb gesteld, namelijk of het percentage van 10% wel voldoende pijn doet. Ik weet niet of hij daar nog op terugkomt. Zo ja, dan wacht ik dat af. Zo nee, vraag ik hem om dat bij dezen te doen.
Minister Opstelten: Ik kom daarop terug.
Mevrouw Helder (PVV): Ik had gevraagd hoe vaak de rechter daadwerkelijk de eis van het Openbaar Ministerie volgt en hoe vaak er wordt afgeweken. De Minister zegt dat hij in het werkveld die behoefte niet voelt. Mag ik daaruit afleiden dat hij weet dat het niet veel voorkomt?
Minister Opstelten: Ik denk dat dit punt nog wel terugkomt. Ik heb daar nu geen cijfers over. Als het een probleem zou zijn, horen wij daarover van het College van procureurs-generaal of van de politie. Wij zullen dat minder horen van de rechterlijke macht, want die moet uiteindelijk de beslissingen nemen. Het is niet echt een probleem van het Openbaar Ministerie dat het telkens hoog eist en de rechter die eis niet volgt.
Een aantal woordvoerders heeft gevraagd wanneer ik kom met een plan van aanpak voor het terugdringen van het aantal gijzelingen, wat ik noem de reflectie-Bakker. Je zult maar Bakker heten en iets in het AD zeggen, waarna er door de Kamer aan de Minister wordt gevraagd om daar eens even op te reflecteren. Dat doe ik natuurlijk. De afgelopen jaren is er sprake van ongeveer 55.000 opdrachten tot gijzeling per jaar. Samen met het OM, vanuit diens algemene wettelijke inningstaak op grond van de Wet Mulder, en het CJIB als uitvoerder van deze wet bekijken de Staatssecretaris en ik momenteel welke middelen en verbeteringen kunnen worden ingezet om ervoor te zorgen dat boetes eerder en volledig worden betaald.
Het doel is de inzet van dwangmiddelen, zoals gijzeling, zo veel mogelijk te voorkomen. Het is een ultimum remedium, laten wij daar duidelijk over zijn. Voor personen die daadwerkelijk wel willen, maar niet ineens kunnen betalen onderzoekt de Staatssecretaris op dit moment samen met het OM en het CJIB of het treffen van een betalingsregeling tot de mogelijkheden behoort. Dit onderzoek is medio 2014 gereed. Voor personen die niet meewerken aan de betaling van hun verkeersboete is de inzet van dwangmiddelen, waaronder de gijzeling en de buitengebruikstelling van het voertuig, natuurlijk wel opportuun. Het Openbaar Ministerie zal in het dossier voor de rechter nog beter onderbouwen – dat is besproken met het OM – waarom volgens hem de persoon in kwestie wel kan, maar niet wil betalen. Dan is het voor de rechter duidelijker. De rechter zal meer dan nu het geval is, worden voorzien van informatie over het voorafgaande innings- en incassotraject. Dan kan de rechter ook een duidelijke afweging maken. Hiermee wordt tegemoetgekomen aan recentelijk geuite kritiek door rechters, die is herhaald door de voorman van de Raad voor de rechtspraak, de heer Bakker.
Uiteraard dient de inzet van dwangmiddelen zo veel mogelijk te worden voorkomen. Om die reden bekijken de Staatssecretaris, het OM en het CJIB momenteel ook welke aanvullende maatregelen kunnen worden genomen om de inzet van dwangmiddelen zo veel mogelijk te beperken. Hierover informeren wij de Kamer nader in het tweede kwartaal van dit jaar.
Mevrouw Visser had een vraag in het verlengde hiervan. Ik heb natuurlijk kennisgenomen van het artikel dat zij aanhaalde. De rol van de Raad voor de rechtspraak moet worden onderscheiden van die van de onafhankelijke magistraat, die beslissingsbevoegd is in individuele zaken die bij hem zijn aangebracht. De Raad voor de rechtspraak wordt geacht een kennelijk breder gedeeld gevoel in de rechtspraak te verwoorden. Ik ga ervan uit dat de voorzitter van de Raad voor de rechtspraak dit met het door hem aangehaalde citaat in het artikel heeft bedoeld. Ik treed niet in de beoordeling van de rechter. Wel kan ik natuurlijk iets zeggen over het uitvoeringsbeleid, zoals ik net heb gedaan.
Mevrouw Kooiman (SP): De Minister herhaalt eigenlijk de toezegging van de Staatssecretaris over het treffen van een betalingsregeling bij het CJIB in het geval niet kan worden betaald. De Staatssecretaris heeft al eerder toegezegd dat er medio 2014 wat meer duidelijkheid komt over mensen die wel willen betalen, maar niet kunnen betalen. Mijn grootste zorg is echter – dat is ook wat de heer Bakker heeft geuit – dat veel mensen nu in de problemen zitten. Er loopt momenteel een pilot. Ik zou heel graag willen dat wat meer mensen daar gebruik van kunnen maken. De situaties die ik te horen krijg of onder ogen krijg, zijn echt zeer schrijnend. Als mensen in de bak zitten, kunnen zij niet werken en dus ook die boete niet betalen.
Minister Opstelten: Ik was net aan dat punt toe. De heer Segers heeft daar het meest prangend naar gevraagd. Het gaat om de vraag of op dit moment regelingen getroffen kunnen worden. Het uitgangspunt is dat iedereen die een boete opgelegd heeft gekregen deze moet betalen. Punt. Dat moet duidelijk zijn. In veruit de meeste gevallen leidt het inningstraject van het CJIB tot betaling van de boete. Er is sprake van een stabiel inningspercentage van 95 binnen een jaar. Deze werkwijze is dus zeer efficiënt en effectief.
Als er sprake is van ernstige schuldenproblematiek, kan het CJIB op dit moment al maatregelen treffen. Het CJIB verleent medewerking bij schuldhulpverleningstrajecten. Tijdens de schuldhulpverlening kan de incasso door het CJIB worden stopgezet, ook met betrekking tot doorgaans relatief kleine bedragen in Wet Mulderzaken. Het CJIB kan daarnaast, als er sprake is van samenloop van openstaande strafrechtelijke geldboetes, in bijzondere omstandigheden een betalingsregeling treffen. Ook de deurwaarder kan betalingsregelingen aanbieden. Op dit moment wordt in samenwerking met het OM vanuit diens algemene wettelijke inningstaak op grond van de Wet Mulder en met het CJIB als uitvoerder van deze wet onderzocht of betalingsregelingen ruimer moeten worden toegepast. Dat is de toezegging die de Staatssecretaris heeft gedaan. Voorkomen dient te worden dat er evident onredelijke situaties ontstaan. Wij zijn dus voornemens de Kamer in het tweede kwartaal van 2014 nader te informeren over de plannen omtrent het verbeteren van de tenuitvoerlegging van de financiële sancties. In deze brief zal ook nader worden ingegaan op de stand van zaken ten aanzien van het genoemde onderzoek.
De heer Segers (ChristenUnie): De Minister zegt dat het CJIB al een regeling kan treffen. Tegelijkertijd is de overheid preferente schuldeiser; zij gaat dus altijd voor. De Minister zegt ook dat boetes in hun geheel moeten worden betaald. Ik noemde een voorbeeld van niet-handsfree bellen. Als je niet betaalt omdat je niet kunt betalen en de boete loopt op tot € 600, is dat een heel knellende situatie. Iemand in de bijstand kan per jaar maar € 600 aflossen aan schulden. Als dan de overheid zegt dat die ene boete per se betaald zal moeten worden, wordt het hele schuldhulpverleningstraject in enorme problemen gebracht. Als de Minister zegt dat er een betalingsregeling kan worden getroffen en tegelijkertijd dat tot de laatste cent moet worden terugbetaald, dan knelt dat. Ik vraag dus echt meer flexibiliteit. De ruimte die de Minister hier schetst, was in ieder geval niet bekend bij de schuldhulpverleners in Delft. Dat lijkt me toch wel een zorgelijke situatie.
Minister Opstelten: Ik heb aangegeven wat nu gebeurt. Dat lijkt me ook heel duidelijk. Het uitgangspunt, waarover we het gelukkig eens zijn, is dat de boete die iemand opgelegd heeft gekregen, gewoon geldt. In bepaalde situaties verleent het CJIB al medewerking aan schuldhulpverleningstrajecten. Ik heb dat al aangegeven. Men is dus druk bezig. De Kamer krijgt van de Staatssecretaris en mij in het tweede kwartaal van dit jaar de uitkomsten daarvan. Het komt er dus aan. Dit soort signalen is goed. Ik vind ook dat men moet weten wat het beleid is. Daarover moet niet geheimzinnig worden gedaan. Dat is helder. Voorlichting daarover is belangrijk. Het is belangrijk of je die geeft en hoe je die geeft.
De heer Segers (ChristenUnie): Ik plaats een vraagteken bij het uitgangspunt dat de boete tot de laatste cent moet worden betaald. Ik noem nogmaals het voorbeeld dat ik gaf. Iemand in de bijstand heeft maar een ruimte van € 600 per jaar; dat is wat hij kan betalen. Hij heeft heel veel schuldeisers en hij probeert op allerlei manieren om een regeling te treffen. Al helemaal aan het begin van het traject had hij voor zijn boete een betalingsregeling willen treffen. Dat kan niet en daardoor loopt het boetebedrag op tot € 600. Dan is het toch curieus om te zeggen: dat moet tot de laatste cent worden terugbetaald? Ik vraag dus om flexibel te zijn, ook in de mate waarin moet worden terugbetaald, en om te proberen om al helemaal aan het begin van het boetetraject een regeling te treffen, zodat niet € 600 maar € 180 wordt terugbetaald, in termijnen.
Minister Opstelten: We moeten nooit het misverstand laten ontstaan dat een boete niet wordt geïnd als je het even niet zo goed hebt. Bij het innen van de boete kan een probleem ontstaan voor het CJIB. Gijzeling is een ultimum remedium. Dat is ook een punt. Je zoekt naar wegen om aan gijzeling te ontkomen. Dat is duidelijk. Ook dat hebben we aangegeven. En als je in een schuldhulpverleningstraject zit en je ook nog andere strafrechtelijke schulden hebt, dan worden die bij elkaar genomen en zal worden getracht om te komen tot een betalingsregeling. Dat is aan twee kanten zakelijk. Het is voor de Staat zakelijk, want anders krijgt hij niets binnen. Het is ook zakelijk voor degene die de boete moet betalen. Er wordt naar mogelijkheden gezocht om dit punt nog beter op te nemen. Daar is men mee bezig. De Kamer krijgt het antwoord in het tweede kwartaal.
De voorzitter: Ik heb iets verzuimd. Mevrouw Kooiman was namelijk nog niet klaar met haar interrupties. Excuses, mevrouw Kooiman. Gaat uw gang.
Mevrouw Kooiman (SP): De Minister vulde op het punt van de gijzeling mijn vragen aan, maar mijn verzoek blijft nog openstaan. Er zijn 55.000 gijzelingen op jaarbasis. Dat vind ik een schrikbarend hoog aantal. Bij schuldhulpverleningstrajecten komt niet iedereen in aanmerking voor een betalingsregeling met het CJIB. Ik heb hierover al drie sets Kamervragen. We stellen er al jaren vragen over. Ook onderhands heb ik zaken aan het ministerie gegeven. Er zit maar geen schot in de zaak. Ik krijg graag de toezegging van de Minister dat het mogelijk wordt gemaakt dat meer mensen gebruikmaken van de pilot die nu bij het CJIB loopt om te komen tot een betalingsregeling.
Minister Opstelten: Dat komt allemaal in de brief. Dat herhaal ik gaarne. Verder komt er ook een brief over de inzet van dwangmiddelen. Het inzetten van dwangmiddelen willen we zo veel mogelijk voorkomen. Daarom kijken de Staatssecretaris, het OM en het CJIB naar aanvullende maatregelen om die inzet zo veel mogelijk te beperken. Ook daarover wordt de Kamer in het tweede kwartaal van 2014 geïnformeerd. Dit gaat dus om andere maatregelen dan de schuldhulpverleningsmaatregelen.
Ik kom op de bestuursrechtelijke en de strafrechtelijke boetes, waarover een aantal leden hebben gesproken. Ik heb de vraag over de 10% behandeld. Ik heb ook aan mevrouw Helder antwoorden gegeven.
Mevrouw Kooiman vroeg of een algemene regeling voor recidive handig is in het bestuursrecht. Voor een algemene regeling in het bestuursrecht tot verhoging van de bestuurlijke boete voor mensen die voor de tweede of derde keer in de fout gaan, acht ik het nu nog te vroeg. Ik geef er de voorkeur aan om door middel van de boetewijzer, zoals aangegeven in de brief, of een checklist voor de beleidsmakers en wetgevingsjuristen richtsnoeren te geven over hoe kan worden omgegaan met recidive.
Mevrouw Visser en de heer De Rouwe spraken over de gemeenten, die zeggen dat het sanctie-instrumentarium van de Gemeentewet achterblijft bij dat van de medebewindswet die zij uitvoeren. Dat is het signaal dat je hoort. Gemeenten moeten uiteraard hun autonome verordeningen effectief kunnen handhaven. Ik ben op dit moment überhaupt wel terughoudend wat betreft het aan gemeenten toekennen van weer nieuwe boetebevoegdheden. Momenteel vindt er wel een maatschappelijke discussie plaats, zoals we die ook hier voeren, over het boetestelsel. Daarbij wordt, ook vandaag in de Kamer, de vraag gesteld waar we de prioriteiten leggen. We maken daarin bepaalde keuzes. Ook vindt discussie plaats over de invordering van bestuurlijke geldschulden van burgers aan de overheid, waaronder bestuurlijke boetes. Er zijn een aantal rapporten uitgebracht. Ik acht het niet opportuun om nu aan de gemeenten concrete toezeggingen te doen over de uitbreiding van hun sanctie-instrumentarium. Ik wil het wel in de overleggen met hen telkens bekijken. Daarom zeg ik toe dat ik dit in het Strategisch Beraad Veiligheid (SBV) van de VNG zal bespreken met de voorzitter van de VNG en de voorzitter van de commissie Bestuur en Veiligheid, de heer Van der Tak.
De heer De Rouwe (CDA): Die kent de Minister goed, dus het zal qua chemie wel goedkomen. Ik begrijp dat de Minister op dit moment niet een hele discussie wil aangaan over de omvang. Daarvoor heb ik op zich wel begrip. Wat ons betreft komt dat nog wel een keer terug. Ik heb nog wel een ander punt. Hoe zit het met bijvoorbeeld de hoogte van de boetes? De Minister hoeft natuurlijk niet allemaal nieuwe gereedschappen in de kist te doen, maar hij kan sommige misschien wel wat scherper maken.
Minister Opstelten: Mag ik ook dat even met hen bespreken? Ik zal in dat overleg dan zeggen: ik heb er zelf niet zo veel behoefte aan, maar in de Kamer kwam die vraag aan de orde en ik wil die vraag gewoon maar even scherp en open stellen. Zelf heb ik niet de indruk dat dit een punt is. De heer De Rouwe heeft de rapporten van het onderzoek zelf ook gelezen. We hebben de bestuurlijke boete en de strafbeschikking. De bestuurlijke boete haakt even af. Om duidelijke redenen geven de gemeenten de voorkeur aan de strafbeschikking. We zullen dit dus zo aan de orde stellen. Heb er echter niet te hoge verwachtingen van. Als ik in deze tijd gemeentebestuurder zou zijn, dan zou ik niet bij ministers en Kamerleden aandringen op een nieuw instrumentarium, maar zou ik me concentreren op de handhaving en op gebruikmaking van en focus op het bestaande instrumentarium en dan zou ik daarmee mijn werk doen. We voeren altijd een financiële discussie: gemeenten willen graag dat de opbrengsten van de door hen geleverde prestaties naar henzelf gaan. Ik denk dat we het moeten laten zoals het nu is. Ze krijgen wel een vergoeding, de PV-vergoeding, maar de hoogte daarvan is eindig. Vorig jaar was het hetzelfde bedrag en is dat niet opgemaakt. Ik heb er dus alle vertrouwen in dat we eruit komen. Dit is altijd een discussiepunt met de gemeenten en dat zal ook altijd wel zo blijven. Die discussie hoort daar ook thuis. De VNG heeft mij in een van de laatste overleggen aangekondigd dat men met een nieuw voorstel zal komen. Ik zei: u bent uitgenodigd, u kent ongeveer mijn kaders en ik wens u sterkte met het doen van een nieuw voorstel. Ik heb aangegeven dat ik er met belangstelling kennis van zal nemen en dat ik het dan zal bespreken. Ik hoop dat we op deze manier een goede weg vinden, want we hebben de gemeenten natuurlijk nodig.
Mevrouw Visser vroeg naar de resultaten van het onderzoek naar de uitbreiding van de feitenlijst met het fout parkeren van fietsen. Voor zover ik weet zijn er maar weinig gemeenten die fout geparkeerde fietsen toegevoegd willen hebben in de feitenlijst. Uit een evaluatie bleek dat 89% van de gemeenten tevreden is met de feitenlijst. Dat vind ik wel een belangrijk gegeven. In 2012 is contact gelegd met de Commissie feiten en tarieven over de overweging om fout geparkeerde fietsen toe te voegen aan de feitenlijst. Dit contact heeft niet geleid tot opname van dit feit in de feitenlijst. Voor eventuele opname is het nodig dat de volgende drie dingen zich voordoen. In de eerste plaats moet er echt sprake zijn van een handhavingsprobleem wat betreft dat feit. In de tweede plaats moeten de gemeenten ook capaciteit inzetten, die zij zelf moeten betalen. In de derde plaats moet de handhaving daadwerkelijk tot een substantieel aantal beschikkingen leiden. Het is mij nog niet gebleken dat aan bovenstaande voorwaarden is voldaan. Indien gewenst kan alsnog voor de zomer nader onderzoek plaatsvinden naar de noodzakelijkheid van de uitbreiding van de feitenlijst met dit punt. We zullen dit ook meenemen in het overleg met mevrouw Jorritsma en haar mensen.
De heer Recourt vroeg hoe we optimaal kunnen optreden bij duale handhaving, hoe bestuursrecht en strafrecht elkaar daarin aanvullen. Dat is de kern van het onderzoek en van de nota. In de kabinetsnota over de uitgangspunten bij de keuze van een sanctiestelsel uit 2008 – dat is al lange tijd geleden, zoals ook werd gezegd – wordt nadrukkelijk ruimte opengelaten voor duale handhaving. Daar is eigenlijk niet veel aan toe te voegen. De effectiviteit van de handhaving staat voorop. Als duale handhaving bevorderlijk is voor de effectiviteit van de handhaving, dan is inzet van zowel strafrecht als bestuursrecht een goede oplossing. Een voorbeeld is: een boete voor een onderneming en gevangenisstraf voor een leidinggevende. Maar misschien zaten we daar niet direct aan te denken. Zoals de leden er ook wel uit hebben gepikt en zoals ik ook in de brief heb gezet, vind ik wel dat we er een systematiek in moeten brengen. Dat blijkt uit het rapport. Er is alleen geen aanleiding om met terugwerkende kracht nu maatregelen te nemen en te gaan repareren. Daarom heb ik voor twee dingen gekozen: de boetewijzer, in de hoop dat iedereen die ook hanteert, en het interdepartementale afwegingskader voor de wetgevers, waarin ook de criteria zijn aangegeven. Ik voel me er wel voor verantwoordelijk dat we daaraan wat sturing zullen geven en dat we daar bij collega's attent op zullen zijn.
De heer Segers vroeg of er gepind kan worden, of verkeersboetes direct kunnen worden gepind. De vraag stellen is bijna hem beantwoorden. Er komen op politiebureaus in het land automaten waar direct kan worden betaald. Dat kan niet bij de agent op straat. Het is nog niet als in een restaurant. De planning is dat het begin 2015 operationeel is. Wat dat betreft moeten we snel met de tijd meegaan.
De heer Segers vroeg ook of boetes eerder kunnen worden geïnd dan wel eerder naar de overtreders kunnen worden gestuurd. Bij overtredingen die zijn geconstateerd door trajectcontrolesystemen duurt het gemiddeld elf dagen voordat de beschikking bij de betrokkene op de deurmat valt. Ook bij flitspalen is de gemiddelde aanlevertijd elf dagen. Ik vind dit acceptabele termijnen, omdat het versturen van boetes zorgvuldig dient te gebeuren. Ik zie geen aanleiding om dit te versnellen. Daarnaast is het sinds 27 januari mogelijk om bij het OM online in beroep te gaan tegen een verkeersboete. Als de flitsfoto's online door de politie beschikbaar zijn gesteld, wat in ongeveer de helft van het land al is geregeld, dan zijn ze ook in het OM-loket opvraagbaar. Door deze digitalisering is het erg gemakkelijk om de foto's online op te vragen. Het toevoegen van bewijs bij het versturen van de boetes vind ik dan ook niet opportuun. Het beroep verloopt dan ook sneller. Dit zijn de termijnen die op dit moment gelden. Ik denk dat veel sneller op dit moment niet mogelijk is. Het is nu acceptabel. We leven echter in een digitale samenleving. Dit is dan ook niet de eindpositie.
Dit is het, voorzitter.
De voorzitter: Er is nog een interruptie van mevrouw Helder.
Mevrouw Helder (PVV): Ik heb niet zozeer een interruptie, maar wel iets anders. Ik heb de Minister horen zeggen dat hij nog terugkomt op de vraag of die 10% wel voldoende pijn doet. Ik heb dat niet gehoord. Ik ga nu functioneel even echt pissig worden. Ik begin er een patroon in te ontdekken. Dit is het derde AO in korte tijd waarin vragen van de PVV gewoon niet worden beantwoord. Het kost mij interrupties. En als de vragen wel worden beantwoord, dan wordt de inhoud van een brief opgelepeld. Ik ben het echt spuug- en spuugzat. Als er niet serieus met een politieke partij, van welke kleur ook, wordt omgegaan, dan vind ik dat gedrag van de Minister onwaardig. Dat wil ik hier een keer goed gezegd hebben. Ik wil antwoord op die vraag, want ik ga er niet een tweede termijn aan verpesten. De Minister heeft het beloofd en hij gaat het ook doen!
Minister Opstelten: Ik ben mij er helemaal van bewust dat ik dat heb beloofd. Ik vind de forse opmerking van mevrouw Helder niet helemaal relevant, want ik heb alle vragen beantwoord. Dit ben ik vergeten. Dat ligt totaal aan mij. Ik kom daar nu snel op. Ik ben altijd gewend om alle vragen minutieus te beantwoorden. En als dat niet kan, zeg ik dat ook. Waarvan akte.
Waarom kiezen we voor 10% van de omzet? Het is coulant van mij dat ik die vragen nu allemaal beantwoord. Het hoort bij de wetsbehandeling en na zo veel steun moet je dat natuurlijk ook doen. Moet dat percentage niet hoger? Er is veel steun voor het wetsvoorstel. Die 10% komt uit het bestuursrecht en uit Europese regels over handhaving van het mededingingsrecht. We trekken dat nu door naar het strafrecht. Daarin is de hoogste categorie nu slechts € 780.000. Dit is voldoende afschrikwekkend. We zullen dit in de praktijk volgen. Bovendien kunnen boetes cumuleren als er sprake is van een meerdaadse samenloop van misdrijven. Ik denk dat het voor ondernemers een ongelooflijk schrikbeeld is om een boete ter hoogte van 10% van de omzet te krijgen. Hogere boetes lijken me dus niet noodzakelijk. Het is echter wel belangrijk om de witteboordencriminaliteit hard aan te pakken. Dat is de inzet.
De voorzitter: We zijn nu gekomen aan het eind van de eerste termijn van de Minister. We hebben nog tijd voor een tweede termijn. Ik stel de Kamerleden het volgende voor: twee minuten spreektijd en één interruptie.
Mevrouw Helder (PVV): Voorzitter. In vervolg op mijn spontane – ahum – uitbarsting van zonet zeg ik: de Minister begon weer met het voorlezen van een deel van de brief – dat verwachtte ik al – en kwam met het antwoord dat het voldoende afschrikwekkende werking heeft. Hopelijk zullen we bij de behandeling van het wetsvoorstel zien waarop hij dat baseert. Ik memoreer nog maar even dat het het idee van meerdere partijen, maar zeker ook van de PVV, was om het boeteplafond in het strafrecht fors op te hogen, zodat het ook in verhouding zou komen met de winst die met dergelijke criminaliteit wordt behaald. De Minister verwijst in zijn antwoord naar de meerdaadse samenloop. Laat ook dat nu net een idee van de PVV zijn. Het is dus allemaal leuk gehoord, goed gejat. Ik vind het weer geen bevredigend antwoord. Wat mij betreft is het AO ten einde. Ik wens mijn collega's veel succes bij de rest.
(Mevrouw Helder verlaat de vergaderzaal.)
Mevrouw Kooiman (SP): Voorzitter. Ik blijf, want ik blijf het toch proberen. De Minister zegt dat hij geen half werk wil afleveren, maar eigenlijk doet hij dat wel als hij wat betreft de boetes alleen gaat kijken naar de hufteraanpak en niet naar de hoogte van de boetes. Agenten klagen er echter steen en been over. De Minister zegt dat hij op de werkvloer komt. Dan zal hij van de dienders zelf hebben gehoord dat de boetes niet in verhouding zijn. Ik hoor de Minister liever zeggen, zoals hij dat gebruikelijk doet: als ik iets doe, dan doe ik het gelijk goed. Nou, doe het dan ook gelijk goed en zorg ervoor dat de boetes in verhouding komen. Trek bijvoorbeeld de boete voor foutparkeren en de boete voor winkeldiefstal wat gelijker. Dan haal je ook de ergernis bij de dienders weg. Dan heb je ook niet meer dat gezeur van mijn kant.
Wat betreft de CJIB-regeling kan ik me de ergernis van mevrouw Helder wel enigszins voorstellen. Ik heb al drie sets Kamervragen de deur uit gedaan. Ik heb ook meerdere keren met mijn collega's in debatten gesproken over een regeling voor mensen die de boetes echt wel willen betalen maar niet kunnen betalen en plots in de gevangenis worden gezet. Ik word daar een beetje moe van. Kan de Minister vandaag niet gewoon toezeggen dat hij in ieder geval voor de heel ernstige gevallen bij het CJIB gelijk een regeling treft? Daar zou ik al heel gelukkig mee zijn.
De heer De Rouwe (CDA): Mevrouw de voorzitter. Ik blijf nog even zitten. Ik vind dat we goed zaken doen. Ik zou graag vaker ministers willen die onze ideeën jatten, want daarvoor doen we het uiteindelijk: we willen dingen voor elkaar krijgen.
Terecht vraagt de Minister om ruimte om te focussen. Ik steun hem daarin. Ik vind het prima en goed om voor de zomer even mee te kunnen kijken in de plannen – ik realiseer me dat die dan ook nog moeten worden uitgewerkt – en met elkaar die volgende stap te zetten.
Ik heb nog wel een fundamentele vraag gesteld bij het voorgestelde traject om overtredingen uit de Wet Mulder te halen en over te brengen naar het kostbare strafrecht. Dat kostbare strafrecht is echt schaars. De Minister weet daar alles van. Je kunt dat niet zomaar even oprekken. Ik heb die agenten in Oss bewust even genoemd. Zij hebben met de huidige wetgeving – of zij hebben de wet overtreden, maar dan hoor ik het graag, misschien wel in de brief van juni, voor de zomer – gekozen voor een praktische aanpak: gewoon als wijkagenten bij het CJIB de lijst opvragen en de top tien van mensen met de meeste overtredingen bezoeken. Dat wierp zijn vruchten af. Ik vraag de Minister daar toch echt even naar. Ik voel namelijk voor een lichter regime dan dat van het kostbare strafrecht. Ik ben te overtuigen, maar ik heb wel vragen.
Ik kom op de handhaving. In de komende weken ga ik zelf weer meedoen met handhaven, met een lasergun. Dat is met lokale CDA-afdelingen, dus waarschijnlijk zullen we geen boetes uit kunnen delen. Even tussendoor: er wordt «stemplicht» geroepen. Ja, dan vragen we: gaat u wel stemmen? En dan kunnen we op afstand zien of het op het CDA is. Maar goed, mijn laatste vraag gaat over de 30 kilometergebieden die niet zijn ingericht op rijden met een snelheid van 30 km/u. Burgers klagen dan over het feit dat de politie niet controleert, terwijl de politie dan zegt: ze zijn niet voor die snelheid ingericht. Kan er nu wel of niet door de politie worden gehandhaafd? Als er dus wel een bord van 30 km/u staat, maar op bijvoorbeeld een mooie brede asfaltweg in plaats van op een weg met keien, kunnen de burgers er dan op rekenen dat de politie daar toch handhaaft en dat het geen wet van het Wilde Westen wordt?
Mijn allerlaatste vraag gaat over de hufterfeiten. Gaan we alleen eventueel de ernstigste overbrengen naar het strafrecht of gaan we juist, zoals het CDA wil, bij het meerdere keren begaan van een middelgrote overtreding, bij 30 of 40 boetes, zeggen: nu is het genoeg? Dat was nog onduidelijk.
Mevrouw Visser (VVD): Voorzitter. Volgens mij is het een terechte constatering van de Minister dat er brede steun vanuit de Kamer is voor zijn hufteraanpak. Ik ben ook blij met de toezegging dat de Kamer erbij betrokken zal worden. De heer De Rouwe stelt een aantal terechte vragen, evenals de heer Segers in zijn bijdrage. Dat zijn precies de discussiepunten die daarbij aan de orde moeten komen. In de beantwoording van de Minister blijven wat ons betreft echter twee vragen openstaan. De VVD heeft het ook gehad over verkeersmisdrijven, niet alleen over de overtredingen in het kader van de Wet Mulder. Als het gaat over verkeersveiligheid en het stellen van duidelijke normen, dan kom je wat ons betreft vooral uit bij verkeersmisdrijven, zoals een gevaar op de weg zijn of een verkeersongeval veroorzaken en vervolgens gewoon doorrijden. Ik heb het dan eigenlijk over een hufteraanpak in het strafrecht. We hebben daarover een vraag gesteld. Wij zien grote verschillen tussen de strafvorderingsrichtlijnen en datgene wat in de wet staat. Wij zouden graag zien dat recidive, die we wel bij de alcoholaanpak zien, en meerdaadse samenloop daarin worden verwerkt. De Minister reageert met te zeggen dat hij wat betreft verkeersmisdrijven daarover geen signalen vanuit het College van procureurs-generaal heeft ontvangen. Wij willen het omdraaien: de VVD-fractie geeft het signaal dat ze hiervoor extra aandacht wil hebben, juist vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid. We vragen de Minister dan ook om daarover toch het gesprek aan te gaan en te bekijken wat op dit punt mogelijk is. Wat ons betreft moet dit hoog op de agenda staan.
De voorzitter: Mijnheer De Rouwe, u wilt een vraag stellen. Is het een heel pregnante vraag? We hebben namelijk bijna geen tijd meer.
De heer De Rouwe (CDA): Het is een korte vraag. Steunt de VVD dan de CDA-oproepen uit het verleden om de recidiveregeling, waarover we het hier hebben, uit te breiden? Die heeft nu alleen betrekking op alcohol en straks ook op drugs. Steunt de VVD de wens om die met meerdere misdrijven uit te breiden?
Mevrouw Visser (VVD): Ik spreek vanuit de verkeersportefeuille en vanuit dat gezichtspunt kan ik zeggen dat we die lijn absoluut steunen. Dat heeft ook te maken met progressiviteit. Als je hardleers bent, moet je de gevolgen daarvan ook ondervinden.
Ik kom op mijn laatste punt, en dan zal ik afronden. Misschien is er aan deze tafel een bepaalde indruk ontstaan over de gijzeling. De Minister gaf dat net ook aan. Wij ondersteunen de lijn van de Minister dat boetes gewoon moeten worden betaald. De eenvoudigste manier om een gijzeling te voorkomen, is dat je geen boete oploopt. Er gebeurt overigens nogal wat voordat je een gijzeling aan je broek krijgt. Dat wil je niet. Ik wuif de feiten daarmee niet weg, maar je hebt eerst wel verschillende aanmaningen, vervolgens een deurwaarder, vervolgens invordering van je rijbewijs en vervolgens inbeslagname van je auto. Er gebeurt dus nogal wat in dat proces. Dat signaal wil ik wel heel duidelijk afgeven. Ik heb zelf in de praktijk ook ervaring met schuldhulpverlening. Er kan juist wel wat. Dat is mijn ervaring ook. Je moet echter je gedrag aanpassen. Als je boetes veroorzaakt, dan moet je die gewoon betalen.
De heer Recourt (PvdA): Voorzitter. Met dat laatste ben ik het helemaal eens, maar kennelijk verschillen we van mening over de wijze waarop je dat doet. Ik ben erg blij met het initiatief van de rechters, zoals verwoord door de heer Bakker. Ik begrijp dat de Minister dat ook kan ondersteunen.
Ook voor het overige ben ik blij met de Minister. Ik ben blij met die 10%. Ik heb, in het kader van de Liborfraude, net even zitten zoeken wat de omzet van de Rabobank was en wat voor maximale boete we hadden kunnen opleggen. Ik kan het niet vinden. Ik zag wel een zeer recent persbericht waarin stond dat de winst over 2013 2 miljard bedroeg. Als de winst 10% van de omzet is, dan hadden we 2 miljard boete kunnen opleggen. Dat schiet lekker op in het kader van de 3%-norm. Kortom, ik wil er maar mee illustreren dat 10% van de omzet wat mij betreft een mooie, stevige sanctie is.
We hebben samen met de SP gevraagd om eens goed te kijken naar de incasso door het Centraal Justitieel Incassobureau. Ik waardeer, anders dan de SP, dat daarover volgende maand of daarna, in het tweede kwartaal van dit jaar, een brief komt. Ik snap dat het niet meteen de dag nadat je erom hebt gevraagd, kan. De inhoud van de brief gaan we daarna wel weer bespreken. Ik ben blij dat er beweging in zit. Zo komt er op alle terreinen waarop we de Minister vragen om in beweging te komen, ook daadwerkelijk beweging. Nogmaals: mijn complimenten daarvoor. We gaan vast en zeker verder. Dat geldt ook voor de gele kaart, het enige puntje waarop ik de Minister niet in beweging krijg wat dit onderwerp betreft, maar dat komt vast ook nog wel.
De heer Segers (ChristenUnie): Mevrouw de voorzitter. Ik dank de Minister voor zijn antwoorden en voor zijn toezeggingen, bijvoorbeeld de toezegging om de routekaart al voor de zomer te sturen, wat ik zeer waardeer. Een paar wat kleinere vragen zijn nog blijven liggen. Ik noem de overheveling van de Wet Hof naar het strafrecht. De heer De Rouwe had het daar ook over. Ik had gevraagd hoe het zich tot elkaar verhoudt dat bij het ene het kenteken het uitgangspunt is en bij het andere de persoon. Hoe zit dat? Volgens mij is de Minister daarop niet ingegaan. Ook heb ik een vraag gesteld over de belasting van de strafrechtketen. Is er enigszins zicht op wat het betekent voor de keten? Die twee vragen waren volgens mij blijven liggen.
Ik dacht – maar goed, ik kan het mis hebben – dat bij de eerste aanmaning van het CJIB al een sanctie van 50% op het oorspronkelijke boetebedrag wordt toegepast. Ik vroeg of dat niet te fors is en of daarmee niet wat ruimhartiger kan worden omgegaan.
Ik heb nog twee aanmoedigingen. Mocht de Minister op die punten al een antwoord hebben gegeven, dan kan hij het kort nog even herhalen, want mij is dat in ieder geval ontgaan. De eerste aanmoediging heeft te maken met de schuldhulpverlening. Laat een betalingsregeling direct al aan het begin mogelijk zijn en niet pas als het water al tot de lippen is gekomen en het bedrag na alle incassokosten vele malen hoger is geworden dan het oorspronkelijke bedrag. We zien de voorstellen met belangstelling tegemoet, maar ik zeg dit toch, ter aanmoediging op dat vlak.
De tweede aanmoediging betreft de brief die na gemiddeld elf dagen thuis wordt bezorgd. Dat zou overigens nog weleens langer kunnen zijn. Volgens mij kan dat veel sneller, zeker – de Minister noemde het al – in het digitale tijdperk. De burger moet veel eerder worden geconfronteerd met een misstap. Waarom? Dan kun je het voorkomen en kan het gedrag worden aangepast. Dat is een belangrijk doel van boetes.
De voorzitter: Hiermee zijn we aan het einde gekomen van de tweede termijn van de Kamer. Ik vraag de Minister, gezien de tijd, om kort en bondig te antwoorden. Dat kan vast!
Minister Opstelten: Zeker, voorzitter. Ik hecht eraan om te zeggen dat de wijziging van de Wet op de economische delicten is bedoeld om een enorm stevig kader neer te zetten voor de aanpak van de witteboordencriminaliteit. Die boete is daartoe een enorme aanzet. De heer Recourt, en eigenlijk ook alle anderen, hebben dat eveneens gezegd. Daarom verbaasde de reactie van mevrouw Helder me ook. Ik begreep die niet goed. Het komt natuurlijk in het wetgevingsdebat nog aan de orde. Ik hoop alleen dat dat snel kan komen.
Mevrouw Kooiman heb ik al geantwoord over de hufteraanpak. We focussen op de veelplegers. We zullen ook haar signalen meenemen. Daarmee doe ik overigens geen toezegging.
Over het CJIB en schuldhulpverlening krijgt de Kamer, zoals gezegd, in het tweede kwartaal een brief. Ik heb nu niets toe te voegen aan wat ik in eerste termijn heb gezegd.
Dat geldt ook voor de aanmoedigingen van de heer Segers. Ik ben daar duidelijk over geweest.
Ik dank de heer De Rouwe voor zijn steun voor het focussen op de veelplegers. We zullen in de scenario's kijken naar de positie van de Wet Mulder ten opzichte van het strafrecht en precies aangeven welke effecten de overheveling heeft voor de strafrechtketen et cetera. Dat zullen we meenemen. Dat geldt ook voor wat de heer De Rouwe in zijn bijdrage zei over de Mulderfeiten, zeg maar «de positie Oss». Ik zal me ook oriënteren bij Oss. We zullen daarin ook meenemen wat mevrouw Visser zei over de zware strafrechtfeiten, de zware verkeersmisdrijven. Die tellen we natuurlijk ook mee in de hufter- en veelplegeraanpak. Dat is nadrukkelijk de bedoeling. Laten we dat allemaal in de brief behandelen. Dan kies je in de totale context de scenario's en ga je focussen. Dan kunnen we het ook gaan uitvoeren met steun van de Kamer. Dat is heel belangrijk.
Er was ook nog een vraag over de 30 kilometergebieden. De gemeente heeft in dat geval niet fysiek gedaan wat ze zou moeten doen. Kan er dan worden gehandhaafd? Jawel. Handhaven is ook een zaak van de driehoek. Als de politie een beetje stevig is, zal ze de burgemeester even aanspreken: vindt u eigenlijk niet dat u dat en dat nog zou moeten doen? Dat gesprek moet plaatsvinden en dan moet men eruit komen. Dit is wat de heer De Rouwe mij vroeg, volgens mij.
Ik denk dat ik dan alle vragen heb beantwoord. Of is er nog iets?
De heer De Rouwe (CDA): In de brief van november schrijft de Minister dat hij een aantal Mulderfeiten wil overzetten naar het strafrecht om die persoonlijke benadering tot stand te brengen. Maar komt recidive als zodanig ook in de overwegingen mee?
Minister Opstelten: Zeker. Als we over veelplegers spreken, spreken we per definitie over recidive. Dat komt als zodanig dus absoluut aan de orde. Ook het door de heer De Rouwe genoemde punt van de Mulderrecidivist die voor de 30ste keer in overtreding is, komt aan de orde.
Mevrouw Visser heb ik al genoemd.
De heer Recourt is positief. Dat is een statement, geen vraag.
De heer Segers heeft aanmoedigingen gegeven. Ik ga nog even in op die aanmaning met een verhoging van 50%. Dat is een prikkel om op tijd te betalen. Het percentage is enkele jaren geleden met steun van de Kamer verhoogd. Ik begrijp dat de heer Segers dit anders wil, maar Ik denk daar nu anders over. Ik wil het nu niet gaan terugdraaien. Dat is niet verstandig.
Dit zijn mijn antwoorden, voorzitter.
De voorzitter: Dank u wel, Minister.
We zijn nu bijna aan het eind van dit algemeen overleg, maar eerst zal ik nog een drietal toezeggingen voorlezen.
De Minister van Veiligheid en Justitie zegt toe om voor de zomer met een brief te komen over de uitvoering van de veelplegeraanpak in samenwerking met het OM, de politie en het CJIB. Dit is ter voorbereiding van een AMvB. Tussen haakjes staat hier: een draaiboek. Daarbij wordt het huftergedrag meegenomen.
De Minister zal in de tweede helft van 2014 de Kamer informeren over de mogelijkheden van betalingsregelingen voor mensen die niet kunnen maar wel willen betalen.
De Minister zal in de tweede helft van 2014 met een brief komen waarin aanvullende maatregelen staan om de inzet van dwangmiddelen te voorkomen.
Met deze drie toezeggingen zijn we aan het einde van dit AO gekomen. Ik dank de mensen op de publieke tribune, de ambtenaren, uiteraard de Minister en mijn collega's.
Sluiting 17.25 uur.