Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 januari 2014
Bij brief van 28 november 2013 (Kamerstuk 33 750 VI, nr. 28) heeft de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie mij verzocht om de Kamer te informeren over de financiering van en de inbedding in de justitiële keten van de Forensische Polikliniek Kindermishandeling. Hierbij stuur ik u mijn reactie, mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
De inzet van forensisch medische expertise voor kinderen is in verschillende overleggen met de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan de orde geweest. Daarnaast is over het onderwerp, mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bericht in brieven en rapportages over geweld in afhankelijkheidsrelaties (Kamerstuk 33 400-XVI, nr.156 en Kamerstuk 33 750-XVI, nr.78). Op 12 november 2013 heb ik uw Kamer een brief gestuurd over de toekomstige inrichting van het forensisch onderzoek (Kamerstuk 33 750-VI, nr.28), waarin ik ook nader in ga op de rol van particuliere dienstverleners daarbij. Hierin heb ik aangegeven dat voor de inzet van forensisch onderzoek middels een ontwikkelingsvariant voor de komende drie jaar een bedrag van € 2 miljoen euro per jaar beschikbaar is gesteld, dat door politie en Openbaar Ministerie vrij te besteden is voor de inkoop van strafrechtelijke forensische dienstverlening. De Forensische Polikliniek Kindermishandeling is één van de (particuliere) dienstverleners waarbij met gebruikmaking van bovengenoemd bedrag forensische diensten kunnen worden ingekocht. De inbedding van de polikliniek in de justitiële keten is gelijk aan die van de andere dienstverleners, dat wil zeggen dat zij naar behoefte kunnen worden ingeschakeld. Hierbij wil ik onderstrepen dat politie en Openbaar Ministerie deze inzet in de praktijk naar behoefte bepalen, zodat het aanbod van deze expertise kan aansluiten op hun vraag. De Forensische Polikliniek Kindermishandeling werkt overigens ook buiten de justitiële keten aan zaken en ontvangt daarvoor van andere bron(nen) gelden.
De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten