Vastgesteld 14 november 2013
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft op 17 oktober 2013 overleg gevoerd met minister Timmermans van Buitenlandse Zaken over:
– de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 16 oktober 2013 inzake het incident met een Nederlandse diplomaat in Moskou op 15 oktober (Kamerstuk 33 750 V, nr. 7).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Eijsink
De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Van Toor
Voorzitter: Eijsink
Griffier: Van Toor
Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Eijsink, Van Bommel, Ten Broeke, Van Ojik, Omtzigt, De Roon, Sjoerdsma, Servaes en Voordewind,
en minister Timmermans van Buitenlandse Zaken, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.
Aanvang 16.00 uur
De voorzitter: Ik heet de minister van Buitenlandse Zaken en zijn medewerkers, de Kamerleden, de aanwezigen op de publieke tribune en de luisteraars thuis van harte welkom.
Voordat wij aan het overleg beginnen, meld ik dat ik de collega's van de vaste Kamercommissie voor Europese Zaken en van de vaste Kamercommissie voor Defensie zeer erkentelijk ben voor het feit dat de ene commissie het algemeen overleg met een uur heeft willen verkorten, terwijl de andere commissie een gesprek naar een latere datum heeft verschoven om dit algemeen overleg te kunnen laten plaatsvinden. Uiteraard ben ik de minister ook erkentelijk. Voor u, minister, betekent dit dat het andere overleg korter was en waarschijnlijk veel in één overleg is geplaatst. Dank daarvoor.
De woordvoerders krijgen ieder vier minuten spreektijd. Er wordt maximaal één interruptie toegestaan. We zullen proberen om het debat om 17.30 uur af te ronden, gelet op andere overleggen en stemmingen. Daar hebt u allen belang bij.
Ik geef het woord aan de heer Van Bommel.
De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Wat een vooruitziende blik had de vorige minister van Buitenlandse Zaken toen hij in de Volkskrant van 11 december 2010 meldde dat de diplomatie als rustiek tijdverdrijf voorbij is. Door sluiting van ambassades en consulaten wereldwijd vechten diplomaten uit Nederland nu voor hun baan. De afgelopen week hebben wij echter moeten merken dat diplomaten sinds kort ook moeten vechten voor lijfsbehoud. De minister van Buitenlandse Zaken doet er dan ook verstandig aan om in het diplomatieke klasje, waarin diplomaten in spe worden opgeleid, de module «herkenning van buitenlandse manchetknopen» te vervangen door een module «zelfverdediging, ook in het donker».
Mijn eerste vraag gaat over het welzijn van de Nederlandse diplomaat. Kan de minister daar iets over zeggen? Wij hebben er één regel over gelezen. Zijn welbevinden verdient onze aandacht.
In de brief die naar de Kamer is gestuurd, lezen we dat de Russische autoriteiten alles zullen doen in het kader van het onderzoek naar dit misdrijf en de opsporing en aanhouding van de personen die hierbij zijn betrokken. De vraag is of daar een tijdsduur aan verbonden is. Welke verwachting is op dit punt uitgesproken? Door eerdere onderzoeken die door Rusland zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld naar de dood van de Nederlandse cameraman Stan Storimans of naar de dood van Anna Politkovskaja, weten wij dat dit jaren kan duren. We mogen toch hopen dat dat in dit geval niet aan de orde zal zijn.
Mijn tweede vraag betreft de veiligheidsgarantie. Door Nederland is op hoog niveau, bij het bezoek van de ambassadeur aan het ministerie, uitgesproken dat een veiligheidsgarantie moet worden gegeven voor Nederlandse diplomaten in Rusland. Ik lees in de brief niet dat die veiligheidsgarantie ook is gegeven. Ik vraag mij af wat op dit moment de veiligheidssituatie is van Nederlandse diplomaten in Rusland. Kunnen zij rekenen op vergelijkbare veiligheidsgaranties en op de aanwezigheid, indien gewenst, van bijvoorbeeld de politie? Die is rond buitenlandse ambassades en consulaten hier in Den Haag wel aanwezig. Graag hoor ik een reactie op dit punt.
Alle aandacht trekt natuurlijk de afsluiting van het Nederland-Ruslandjaar. Naar de opvatting van de SP-fractie is het Nederland-Ruslandjaar mislukt. Een opeenstapeling van incidenten, het laatste incident, de reactie op de aanhouding van de Russische diplomaat in Nederland en de gevolgen die daar volgens Rusland aan gegeven moeten worden – een schadevergoeding en bestraffing van de agenten die daarbij betrokken waren – tonen aan dat de Ruslandrel, helaas, nog niet voorbij is. Tegen die achtergrond vindt mijn fractie het niet verstandig om het Ruslandjaar, dat op een fiasco is uitgedraaid, begin november feestelijk te beëindigen. Mijn fractie vindt het al helemaal niet verstandig om het Nederlands staatshoofd, de Koning, en de Koningin bij die feestelijke afsluiting aanwezig te laten zijn. Bovendien heeft het uitvoerende orkest, het Concertgebouworkest, al gezegd dat het zich beraadt op actie. Wij willen de regering dan ook vragen om een punt te zetten achter het Nederland-Ruslandjaar, dat een stille dood te laten sterven en de Nederlandse Koning en Koningin niet bij de feestelijke afsluiting aanwezig te laten zijn. In dit verzoek weet de SP-fractie zich gesteund door de Partij voor de Dieren, die dezelfde wens heeft uitgesproken. Deze wens spreek ik vandaag ook namens haar uit.
De heer Sjoerdsma (D66): Voorzitter. 2013 is een feestjaar, het Nederland-Ruslandjaar: 181 evenementen, economische missies, president Poetin in Amsterdam, het Concertgebouworkest in Sint-Petersburg en Moskou en een bezoek van onze Koning en Koningin aan Rusland. Maar het feest was geen feest. Het jaar werd grimmiger door incident na incident. D66 herinnert zich de kwestie-Dolmatov, de Russische antihomowet, de invallen bij mensenrechtenorganisaties, de weigering om onderzoek te doen naar de dood van RTL-cameraman Stan Storimans, de arrestatie van Greenpeace-activisten die voeren onder Nederlandse vlag, de weigering van Nederlandse visa, de zaak-Borodin, de oproep van een Russische politicus om de Nederlandse ambassade in Moskou te belagen, ruzie over zuivel, ruzie over tulpenbollen.
En toen kwam eergisteren als dieptepunt de mishandeling van een Nederlandse diplomaat in zijn eigen huis in Moskou: goed voorbereid, doelgericht en met een antihomosymboliek om rillingen van te krijgen. Heeft de minister de garantie van Lavrov gekregen dat onze diplomaten in Rusland veilig zijn? Welke extra beveiliging heeft Rusland toegezegd? Deze mishandeling kan niet zonder reactie blijven. De reeks incidenten kan niet zonder reactie blijven. D66 telt acht incidenten, die bij elkaar optellen tot een mislukt jaar, en dat in een context van Russische verharding, van Russische afwending. Er gebeurt veel in Rusland dat mijn fractie grote zorgen baart. De rechtsstaat staat er onder grote druk, de mensenrechten staan onder grote druk, het buitenlandbeleid is hard, harder, hardst. We zagen het met de antihomowet. Iets zeggen over liefde tussen twee mannen of twee vrouwen is verboden: gevangenisstraf. We zagen het bij het optreden tegen ngo's: Amnesty International, Human Rights Watch, homo-organisatie Zij aan Zij en tientallen andere. Bij hen viel de politie binnen en zij werden geïntimideerd. Wij zagen het bij Syrië: wapens leveren aan Assad, resoluties blokkeren in de Veiligheidsraad en Assad steunen door dik en dun.
Dat is de context van ons Ruslandjaar. Binnen die context zijn er de acht incidenten en de mishandeling eergisteren. Ja, Rusland heeft spijt betuigd. Ja, er komt een onderzoek en ja, minister Lavrov vindt het zorgwekkend. D66 neemt kennis van deze woorden. Het is goed dat er een onderzoek komt, het is goed dat Rusland de zaak hoog opneemt, maar het is gebeurd nadat een Russische politicus opriep tot het belagen van de Nederlandse ambassade, waar het Kremlin over zweeg, na een demonstratie voor onze ambassade, waar het Kremlin over zweeg. Het is gebeurd. De eerdere incidenten zijn gebeurd, de Russische verharding is een feit.
D66 wil hiervan niet wegkijken. Dat betekent niet dat wij moeten stoppen met praten. Dat betekent niet dat de dialoog stopt, maar het betekent wel dat wij dit jaar van alle feestelijkheden willen ontdoen. Wij vinden het een slechts signaal als het Concertgebouworkest straks drie feestconcerten geeft. Wij kunnen ons goed voorstellen dat het bezoek van de Koning en de Koningin wordt uitgesteld. Anders komen zij waarschijnlijk in een buitengewoon lastig parket terecht. Kan het kabinet hierop ingaan?
De minister zegt dat hij op dit moment geen oordeel heeft over het Ruslandjaar. Niks beslissen is toch ook een keuze? De slingers laten hangen is toch ook een signaal? Waarom kiest het kabinet voor die route?
Vier maanden geleden was minister Timmermans helder over zijn opstelling jegens Rusland. We zaten hier met collega's Ten Broeke, Servaes, De Roon, Van Bommel en Omtzigt. Over de diplomatie met Rusland zei hij toen: hoffelijk in de vorm en hard in de inhoud is de beste benadering; als de Russen ergens minachting voor hebben, is het dat je ze hard toespreekt maar vervolgens niet bereid bent door te bijten; Russen hebben er respect voor als je hard bent op de inhoud. D66 vraagt het kabinet vandaag om deze woorden waar te maken en de festiviteiten op een hoffelijke wijze stop te zetten.
De heer Ten Broeke (VVD): Heb ik het juist dat de heer Sjoerdsma, zodra ons allen de berichten over deze afschuwelijke infame daad bereikten, direct ertoe opriep het Ruslandjaar af te blazen en de connectie maakte met het bezoek van onze Koning, nog voordat met de Russen was gesproken?
De heer Sjoerdsma (D66): Dat klopt. Het gaat er namelijk niet om wie de mishandeling heeft uitgevoerd of om de vraag hoe dat heeft kunnen gebeuren. Het gaat om de context waarin dit plaatsvindt. Die context is een reeks van incidenten in dit Nederland-Ruslandjaar. Ik zei het net ook in mijn bijdrage. En dan heb ik het nog niet over de omstandigheden in Rusland zelf. In diezelfde context roept een Russische politicus op tot geweld tegen de Nederlandse ambassade. Daar neemt het Kremlin vervolgens geen afstand van en het veroordeelt dit ook niet. In die context was de verschrikkelijke mishandeling van een Nederlandse diplomaat in Moskou de druppel die voor D66 de emmer deed overlopen.
De heer Ten Broeke (VVD): Hoe kwalificeert de heer Sjoerdsma zijn eigen reactie, als oud-diplomaat? Nog voordat er is gesproken met de Russen, nog voordat om opheldering is gevraagd – dat deed de minister binnen zes uur – en nog voordat zelfs is opgeschaald naar de Russische minister van Buitenlandse Zaken, de heer Lavrov, kwam de heer Sjoerdsma al tot de conclusie dat het Ruslandjaar moest worden afgeblazen en maakte hij een opmerking over de inzet van de Koning. Hoe kwalificeert de heer Sjoerdsma deze opvatting nu hij ons tegelijkertijd wil doen geloven dat hij nog steeds in gesprek wil blijven met de Russen?
De heer Sjoerdsma (D66): Ik wil niet in herhaling vervallen, maar ik noemde net de hele context van het Nederland-Ruslandjaar. Ik noemde al die incidenten waarvan D66 op geen enkele manier wil wegkijken. Over de arrestatie zei ik: dat het is gebeurd en dat het in die context is gebeurd, is voor D66 voldoende. Dan gaat het er niet om hoe dat heeft kunnen gebeuren of wie dat heeft gedaan. Dan gaat het erom dat het is gebeurd in een heel, heel lange reeks van zorgwekkende incidenten.
De heer De Roon (PVV): Voorzitter. De minister heeft ons gisteren een korte brief gestuurd over dit incident. Het is goed om te lezen dat onze gewonde diplomaat inmiddels weer aan het werk is gegaan. Uiteraard wens ik hem een spoedig fysiek en psychisch herstel toe. Dat minister Lavrov dit een zeer ernstig misdrijf noemt en heeft meegedeeld dat er een justitieel onderzoek door Rusland is gestart, is op zichzelf natuurlijk ook goed om in de brief van onze minister te lezen. Ik vraag de minister wel welke waarde hij nou eigenlijk hecht aan deze toezegging van een justitieel onderzoek. Ik vraag dat omdat het toegezegde onderzoek naar de dood van de Nederlandse journalist Stan Storimans er ook nooit is gekomen. De minister heeft geschreven dat de veiligheidsmaatregelen zijn aangescherpt, maar dat hij daar verder zoals gebruikelijk geen mededelingen over doet.
Ik heb naar aanleiding van de inhoud van de brief van onze minister de volgende vragen. De secretaris-generaal van Buitenlandse Zaken heeft de Russische ambassadeur verzocht om zijn autoriteiten dringend te verzoeken er alles aan te doen om dergelijke incidenten te voorkomen en de veiligheid van Nederlandse diplomaten te garanderen conform de verplichtingen uit het Verdrag van Wenen. Hoe is hierop uit Moskou gereageerd? Of moet die reactie nog komen? Houdt de aanscherping van de beveiliging waarover de minister in zijn brief spreekt, in dat Nederland nadere maatregelen voor bescherming van ons diplomatiek personeel heeft genomen, of dat Rusland dat heeft gedaan? Met andere woorden: zijn de Russen tot een intensievere bescherming van ons diplomatiek personeel overgegaan? Mag ik aannemen dat de aangescherpte veiligheidsmaatregelen al ons diplomatiek personeel in Rusland betreffen, of gaat het alleen om de heer Elderenbosch? Ook hierop hoor ik graag een toelichting van de minister. Ik vraag de minister ook uiteen te zetten hoe de concrete invulling van de beschermingsverplichtingen in het diplomatieke verkeer nu eigenlijk moeten worden gezien. Hoever mag je verwachten dat Rusland bijvoorbeeld in een geval als dit gaat in zijn beschermingsverplichting? Graag hoor ik een toelichting.
In de media is gespeculeerd dat dit een wraakactie voor het incident rond de Russische diplomaat Borodin zou zijn. Is dat soort overwegingen ook met de Russische ambassadeur en/of minister Lavrov besproken en zo ja, wat was hun reactie daarop? De BNR-verslaggever Jeroen Stans heeft getweet dat Bureau Jeugdzorg in Den Haag op verzoek van Buitenlandse Zaken geen onderzoek meer doet naar mogelijke kindermishandeling door de heer Borodin. Klopt dit? En als dat klopt, waarom heeft Buitenlandse Zaken daar dan om verzocht? Ik weet nog niet meer dan wat ik in de krant heb gelezen, maar als er aanwijzingen voor kindermishandeling zijn, hoe moeten deze dan volgens Buitenlandse Zaken worden afgehandeld?
Ik heb er nog eens de gezamenlijke Nederlands-Russische verklaring bij gezocht die in 2011 door Rutte en president Medvedev is opgesteld om aan te duiden dat 2013 het Nederland-Ruslandjaar zou zijn. In de tweede alinea daarvan lezen wij het volgende: wederzijdse waardering en respect zijn de afgelopen decennia gaandeweg verder gegroeid en vormen thans een solide fundament voor de verdere verdieping van de samenwerking tussen Nederland en Rusland. Is de minister het met mij eens, dat alle incidenten die wij het afgelopen jaar hebben meegemaakt in de betrekkingen tussen Nederland en Rusland dat «solide fundament» aanzienlijk hebben aangetast, dat dit fundament in feite is weggenomen en dat van een wederzijdse waardering en respect op dit moment niet veel sprake meer kan zijn? Dat is in ieder geval het standpunt van mijn fractie. Eerlijk gezegd, vond ik al dat er heel weinig aanleiding was tot een feestelijke viering van het Nederland-Ruslandjaar. Dat heb ik in april al gezegd. Mijn conclusie is dat deze situatie alleen maar slechter is geworden.
Naar de mening van mijn fractie moeten wij daar nu gewoon mee stoppen. Het is denk ik ook heel verstandig om onze Koning nu niet naar Rusland te laten gaan. Er zijn op dit moment te veel risico's. Er hangt gewoon een donkere donderwolk boven deze reis van de Koning. Elke gebeurtenis die zich maar kan voordoen en die door kwaadwillenden teweeggebracht kan worden, kan de Koning op dit moment in grote verlegenheid brengen. Ik vraag de minister dan ook wat hij vindt van mijn idee om de Koning nu niet te laten gaan. Ik zeg dat niet omdat ik Rusland of de Russische regering daarmee wil beledigen. Dat is absoluut niet de bedoeling. Ik denk gewoon dat het op dit moment verstandig is om de Koning niet te laten gaan. Ik denk ook dat aan Rusland moet worden overgebracht dat wij dat om die reden niet willen.
Uiteraard moeten wij de goede verstandhouding met Rusland wel gaan herstellen, weer gaan opbouwen. Wellicht moet daar dan ook ooit weer een koninklijk bezoek aan te pas komen, maar dat zal later moeten zijn.
De heer Ten Broeke (VVD): Voorzitter. Kan een relatie van 400 jaar een zwaar incident zoals dit overleven? Onze relatie met de Russen heeft in het verleden voor zwaardere beproevingen gestaan: toen wij de kant van de Zweden kozen tijdens de Russisch-Zweedse oorlog bijvoorbeeld, of toen we pas 26 jaar na de Russische revolutie weer diplomatieke betrekkingen aangingen, gedurende de hele Koude Oorlog en toen wij dissidenten ontvingen. Ik herinner mij het moment in 1985 waarop VVD-leider Ed Nijpels Irina Grivnina en haar gezin op Schiphol ontving. Wij hebben zelfs een bijna-oorlog met de Russen overleefd. Uit recent historisch onderzoek is gebleken dat wij 50 jaar geleden bijna een oorlogssituatie hadden gehad, toen op 15 augustus 1962 een Sovjet-onderzeeër op weg was naar het huidige Indonesië om een Nederlands fregat te torpederen vanwege de Indonesië-kwestie. Het waren slimme diplomaten die deze crisis wisten af te wenden. Nederland heeft behoeft aan die slimme diplomaten.
Dat laat onverlet dat ik hier vandaag namens de VVD met klem wil uitspreken dat de brutale aanval op een Nederlandse diplomaat in zijn eigen huis een uitermate ernstige zaak is. Tot dat dit misdrijf is opgehelderd, zal dit onze relatie met de Russen fors onder druk zetten. Om die reden vonden wij het niet genoeg om alleen de Russische ambassadeur te ontbieden. Als een diplomaat wordt aangevallen onder het voorwendsel van kritiek op de Nederlandse steun voor seksuele minderheden, dan wordt ons buitenlands beleid aangevallen. Dan moet de baas van ons buitenlands beleid zich verstaan met de baas van hun buitenlands beleid. Daarom wilden wij dat minister Timmermans zich met minister Lavrov zou verstaan, en dat heeft hij gedaan. Lavrov noemde dit een ernstig misdrijf. Rusland is een strafzaak gestart. Hij vraagt of de Nederlandse ambassade daaraan wil meewerken. Ondanks alles wat ik kan bedenken of waarover ik kan speculeren inzake de achtergronden van deze infame daad of over de Russische omgang met de rechtsstaat, zullen wij het moeten doen met de officiële reactie van Russische zijde. Het komt erop aan dat wij nu van de Russen eisen dat onze diplomaten veilig hun werk kunnen doen en veilig zijn in hun eigen huis, ook als zij onwelgevallige meningen verkondigen. Ik wens dat de minister dat hier vandaag klip-en-klaar uitspreekt. De VVD wil ook dat de Nederlandse ambassade in een positie wordt gebracht waarin zij optimaal wordt ingelicht over de vorderingen van deze strafzaak.
Wij willen echter niet nu al een vriendschapsjaar afblazen. Wij gaan niet tegen 14-jarige turnsters die daar op een toernooi zijn, zeggen «pak je koffers maar». We gaan niet tegen minister Ploumen en minister Schippers zeggen «ga maar niet naar Rusland om onze kritiek over de omgang met homoseksuelen te uiten». We gaan nu niet het Concertgebouworkest een reis laten afblazen, waardoor ook de komst van de Koning niet meer noodzakelijk zou zijn. En we gaan juist wel naar de mensenrechtenconferentie op 28 oktober in Sint-Petersburg, want dit is het moment om daar onze kritiek te ventileren.
Hoewel ik niet wil uitsluiten dat het afblazen van deze zaken mogelijk is op het moment dat de minister daar redenen voor heeft, vind ik dat wij de minister de vrije hand moeten geven om de meest adequate reactie in het Nederlands belang te kunnen geven. Wie nu al weet dat de Russische Staat zelf achter deze brutale daad zit, moet hier vandaag maar eens zijn vinger opsteken. In dat geval kun je de vriendschapsbanden met de Russische Staat verbreken. De VVD is geschokt door wat er is gebeurd, maar wij gaan niet een verhouding van 400 jaar die veel ups en downs heeft gekend, in de waagschaal stellen voordat we bewijs hebben, voordat de schuldigen zijn gevonden. We gaan niet een handelsrelatie van 30 miljard op het spel zetten. Niet alleen de historie van onze relatie met Rusland, maar ook de omvang ervan verplichten ons daartoe. De VVD wil ons niet, zoals D66 dat vaak pleegt te zeggen, opsluiten achter de dijken. Zij wil het krachtige signaal uitzenden dat onze diplomaten bescherming verdienen en die ook moeten krijgen. Wij zijn uit op een relatie waarin onze verschillen van mening niet alleen worden getolereerd en geaccepteerd, maar ook worden beschermd.
Let goed op: de aanval op deze diplomaat mag dan wellicht geïnspireerd zijn door in onze ogen achterlijke opvattingen over de rechten van seksuele minderheden, maar onze diplomaat die hier het slachtoffer van werd, is ook de vertegenwoordiger van ons buitenlands beleid. Over onze schouder kijken nu alle westerse landen met beschaafde opvattingen over mensenrechten mee, hoe wij deze zaak klaren. Zelfs de Amerikaanse ambassadeur in Moskou in het Amerikaanse State Department toonde zich al solidair. Die solidariteit moeten wij niet verspelen door roeptoeterij. Deze opstelling is geen zwakke opstelling. Deze opstelling is ingegeven door de wetenschap dat de Russen inderdaad alleen maar de taal van de kracht verstaan, maar ook vanuit de wetenschap dat vroegtijdig gebrul als een boemerang op ons kan terugslaan. Want wie iets roept zonder het te bewijzen, speelt bij uitstek de Russen in de kaart.
De heer Sjoerdsma (D66): Wij hebben dit jaar diverse malen over de situatie in Rusland gedebatteerd. Diverse malen is door de Kamer en door de fractie van de VVD gesproken over de zorgen die wij hebben, over de richting waarin onze bilaterale betrekkingen zich bewegen, maar ook over de situatie in Rusland zelf. Zegt de heer Ten Broeke nu dat, gezien al die incidenten en de context, er wat de VVD betreft nooit een einde komt aan dit vriendschapsjaar en dat wij blijven feestvieren?
De heer Ten Broeke (VVD): Ik heb op geen enkele manier de indruk dat er nog een feestelijke stemming heerst. Ik heb op geen enkele manier de indruk dat door ons op de een of andere manier wordt bijgedragen aan het idee dat er niets aan de hand zou zijn. Dan heeft de heer Sjoerdsma mijn bijdrage van zo-even of niet gehoord, of niet willen horen. Er is niemand die de ernst van deze zaak ontkent. Het komt er echter op aan om het hoofd koel te houden bij het oplossen van deze situatie. In mijn ogen moet je de minister die daarover gaat, de ruimte bieden. Om die reden was ik er, toen ik dit bericht hoorde, niet als de kippen bij om via Twitter te laten weten dat ik de minister zijn mogelijkheden wilde ontnemen. Toen heb ik niet direct de Koning als een soort pion op dit spel ingezet.
Het lijkt mij van buitengewoon groot belang dat Nederland en het Nederlandse parlement laten weten dat wij dit hoog opnemen. De VVD nam geen genoegen met alleen het ontbieden van de ambassadeur. Wij hebben ook gevraagd of met de heer Lavrov kon worden gesproken. Met die reactie zullen wij het op dit moment moeten doen.
De heer Sjoerdsma (D66): Ik krijg niet echt een antwoord. Laat ik het dan eventjes omdraaien. Ik zal alle incidenten nog eens op een rij zetten: de inval bij de mensenrechtenorganisaties, de homowetgeving, geen onderzoek naar Stan Storimans, de arrestatie van Greenpeace-activisten, de weigering van Nederlandse visa en de oproep van een Russische politicus om de Nederlandse ambassade te belagen. Wat leert Rusland volgens de heer Ten Broeke van Nederland als Nederland al die incidenten gewoon laat passeren en gewoon doorgaat met het feestjaar? Welk signaal geeft Nederland dan af?
De heer Ten Broeke (VVD): Het is een gotspe om te zeggen dat Nederland het hierbij heeft gelaten. Nederland voegt zich in de zaak-Storimans door deze bij de Raad van Europa aanhangig te maken. Dat is een zwaar middel. Nederland heeft direct een arbitragezaak aangespannen inzake de boot van Greenpeace. Nederland laat ook nu direct van zich horen. Ik sluit niet uit dat er nog zware reacties kunnen volgen. Eén ding wil ik echter niet, en dat is dat wij de reeks van incidenten zelf aan elkaar gaan verbinden, dat wij dat laten domineren en daarmee vervolgens de relaties die wij wel degelijk hebben en die ook de heer Sjoerdsma tot een maand geleden nog bezong, in de waagschaal stellen. De relatie tussen Nederland en Rusland is nog altijd meer dan de optelsom van deze incidenten, hoe ernstig ik ze ook vind.
De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Namens de ChristenUnie uit ik onze afschuw van de persoonlijke aanval op onze chef de poste in Rusland. Het moet vreselijk zijn om dit zo te moeten meemaken. Ook ik vraag de minister of de veiligheid van onze diplomaten op dit moment voldoende gegarandeerd kan worden om hen hun werk te laten doen. Ik spreek de complimenten uit aan de minister, die adequaat met deze zaak is omgegaan. Hij heeft in eerste instantie de Russische ambassadeur ontboden en gisteren het debat laten onderbreken om zijn collega-minister van Buitenlandse Zaken hierover persoonlijk te spreken en aan te sturen op het aanpakken van deze zaak.
Mijn fractie heeft begrip voor het besluit om de zaak niet verder te laten escaleren. Het lijkt er echter niet op dat Moskou de inzet toont die wij hebben getoond op alle crisismomenten die wij hebben meegemaakt. Het feit dat de politie pas na één uur poolshoogte kwam nemen, getuigt er toch ook niet van dat onze diplomaten daar aanspraak kunnen maken op bescherming op het moment dat zij die nodig hebben. Is een klacht ingediend over het feit dat dit zo lang heeft moeten duren? Nu blijkt dat de aanval zo goed is voorbereid, doet het mijn fractie in ieder geval het ergste vrezen: dit is niet zomaar een willekeurige aanval geweest. Hoe lang kan dit onderzoek naar de inschatting van de minister gaan duren?
Geruchten doen de ronde dat Rusland een schadeclaim zou hebben ingediend inzake de Russische diplomaat. Kan de minister dit bevestigen? De minister biedt excuses aan voor de aanhouding van de Russische diplomaat, maar hij zegt wel begrip te hebben voor de aanhouding. Mocht nu blijken dat de aanhouding rechtmatig is geweest, welke vervolgstappen zal de minister dan nemen? Overweegt de minister dan ook om deze diplomaat ongewenst te verklaren?
Dan ga ik in op het andere incident, met Greenpeace. Nog steeds is geen officiële aanklacht ingediend tegen de twee Nederlanders die daar gevangen zitten. Ik begrijp dat dit voor morgen zou moeten gebeuren. Als dat vrijdag niet gebeurt, is de minister dan bereid om op basis van het zeerecht bemiddeling aan te vragen?
Hoe nu verder met het Nederland-Ruslandjaar en het staatsbezoek? Het is specifiek de vraag of de Koning nu inderdaad moet afreizen naar Rusland. De fractie van de ChristenUnie is er nog niet van overtuigd dat die stelling moet worden ingenomen. Er zijn nog te veel vragen. Het onderzoek loopt nog. We moeten afwachten of de Russische overheid hier voldoende aan meewerkt. Ik wacht de reactie van de minister af: in hoeverre is deze, nogal rigoureuze stap verstandig? Ik vraag dat ook omdat wij weten dat in dat geval de relatie met Nederland en de mogelijkheden om te beïnvloeden alleen maar minder zullen worden.
De heer Van Ojik (GroenLinks): Voorzitter. Het was een afschuwelijke en lafhartige daad; daar zijn we het denk ik allemaal over eens. Dat geldt voor iedereen die hier aan tafel zit, maar ook voor het kabinet. Dat blijkt ook uit de brief.
Wat de minister onmiddellijk na het bekend worden van het incident heeft gedaan, vindt ook mijn fractie voor dit moment zeer toereikend. Dat had niet anders gekund en het had niet meer kunnen zijn. Het is inderdaad de vraag hoelang het gaat duren voordat wij iets horen over de daders en hun motieven en wat er wordt gedaan om te voorkomen dat zoiets weer kan gebeuren. Alles wat wij daarover lezen en horen, wijst erop dat toch al heel snel heel veel bekend zou moeten zijn. Het ging kennelijk om een pand dat heel goed in de gaten werd gehouden en waar standaard veiligheidsmaatregelen van kracht waren. Als ik het goed heb begrepen, zijn er al vlak na de aanslag op de Russische televisie beelden van het appartement getoond en werd over de toedracht al het een en ander gezegd. Ik ben geen politie-inspecteur, maar ik zou toch denken dat er op relatief korte termijn al zo veel bekend moet zijn dat wij daarover snel opheldering kunnen krijgen. Ik vraag de minister of hij mijn inschatting deelt.
Is het nou toeval wat er is gebeurd? Dat is toch een vraag die ons de afgelopen dagen heeft beziggehouden. De minister heeft gezegd dat toeval bestaat. Dat is ook zo; dat kunnen wij niet tegenspreken. Hij zal het echter met mij eens zijn dat de schijn is dat hetgeen is gebeurd, past in een langere reeks van incidenten, schendingen van mensenrechten et cetera. Heeft het alleen te maken met hetgeen in Den Haag is gebeurd, of heeft het meer te maken met de algehele verslechtering van de relatie, of heeft het heel specifiek te maken met de activiteiten die door de Nederlandse ambassade worden gesteund op het gebied van de rechten van homo's en lesbiennes? Dat zijn vragen waar iedereen toch wel graag een antwoord op wil hebben. Ik wil de minister in dit verband specifiek iets vragen over de kwestie van de Greenpeace-activisten. Collega Voordewind deed dat eigenlijk ook al. Morgen is namelijk de dag waarop de twee weken eindigen. In zijn brief van 4 oktober schrijft de minister dat hij de komende twee weken …
De voorzitter: De minister geeft aan dat de termijn aanstaande maandag verstrijkt.
De heer Van Ojik (GroenLinks): Oké. Dat is dan vlak na het weekend. Dat doet echter niet af aan mijn opmerking over de timing. Het zou heel goed zijn om nu te weten welke stappen de minister maandag, als de termijn van twee weken arbitrage voorbij is, gaat zetten bij het Internationaal Zeerechttribunaal in Hamburg. Ik weet dat wij volgende week nog een uitgebreidere brief krijgen met het oog op het debat van 30 oktober. Het zou goed zijn als de minister op dat punt nu al meer duidelijkheid geeft.
Ik heb eens bekeken wat er allemaal gebeurt in het kader van het Nederland-Ruslandjaar. Ik heb mij toch verbaasd over de brede reeks activiteiten. Ik pleit daarbij toch voor een genuanceerde benadering. Er staan bijvoorbeeld nogal wat mensenrechtenactiviteiten op de kalender. Er staan ook nogal wat anticorruptie-activiteiten op de kalender die nog moeten plaatsvinden. Ik zou het op zichzelf jammer vinden als dat soort dingen niet door kan gaan. Het viel mij bijvoorbeeld op dat het COC er juist voor pleit dat de Koning wel naar Rusland gaat en dat bezoek aangrijpt om een lans te breken voor de rechten van homo's en lesbiennes in Rusland. Om nu te zeggen dat hij wel of niet moet gaan … Het hangt er dan toch van af hoe je zo'n bezoek gaat gebruiken om datgene wat je belangrijk vindt te bepleiten bij de Russen. Ik heb in verschillende brieven, naar ik meen ook van Amnesty International, gezien dat het koningshuis in het verleden een zekere traditie heeft opgebouwd om voor dit soort mensenrechten te pleiten. Wellicht is dat des te meer reden om die traditie nu voort te zetten. Dat neemt niet weg dat er wel heel veel activiteiten op de kalender staan waarvoor op dit moment weinig aanleiding is om die te laten doorgaan. De heer Sjoerdsma sprak niet toevallig de hele tijd over feestelijke activiteiten. Ik wil de minister dan ook vragen om daar met een genuanceerde blik naar te kijken. Kan hij eens zeggen wat op dit moment volgens hem wel of niet passend zou zijn in het kader van het Nederland-Ruslandjaar?
Hierbij wil ik het laten.
De heer Servaes (PvdA): Voorzitter. De ernst van wat er dinsdagavond is gebeurd, kan eigenlijk niet worden overschat. Terecht hebben alle partijen in deze Kamer uiting gegeven aan de zorg en verontwaardiging over de laffe aanval op een Nederlandse diplomaat. Diplomaten moeten altijd en overal hun werk kunnen doen zonder druk van buitenaf en met de garantie dat het gastland in staat voor hun veiligheid. Juist die garantie was deze week in het geding. In de brief van de minister wordt het bericht dat ons gisteren bereikte, bevestigd: een doelgerichte en goed voorbereide aanval. Het is dus terecht dat minister Lavrov direct heeft erkend dat het hier gaat om een ernstig misdrijf en dat een justitieel onderzoek is gestart. Dat is een belangrijke stap die spoedig ter hand genomen moet worden en waar Nederland goed van op de hoogte gehouden moet worden. Op welke termijn verwacht de minister voorlopige conclusies?
Dan ga ik in op de verantwoordelijkheid van het gastland om de veiligheid van diplomaten te garanderen, zoals vastgelegd in het Verdrag van Wenen. Op dat vlak roept de brief van de minister vragen op. Dat komt vooral door de zin waarin staat dat de politie na herhaaldelijk bellen pas een uur na de eerste melding van het incident arriveerde. Heeft de minister ook hierover met zijn Russische collega gesproken? Hoe kan het nou dat die autoriteiten zo traag in actie kwamen? Je zou zeggen dat de Russische autoriteiten na alle commotie van de afgelopen weken en de demonstratie van Zjirinovski en zijn kornuiten, juist extra alert hadden moeten zijn. Als onderdeel van een breed en diepgaand onderzoek zouden naar mijn mening ook deze zaken spoedig opgehelderd moeten worden.
Dat brengt mij bij de consequenties van dit alles, ook voor het inmiddels niet meer zo feestelijke Ruslandjaar. Laat ik vooropstellen dat de minister tot nu toe buitengewoon adequaat heeft gereageerd, en dat geldt zowel voor de inhoud als voor de toonzetting. Bij een eerdere gelegenheid – er werd al aan gerefereerd – hield hij ons voor dat je Russen het beste hard maar hoffelijk kunt aanspreken, en dat heeft hij gedaan. Kunnen wij nu doorgaan met de festiviteiten alsof er niets is gebeurd, business as usual? Dat denk ik niet. Zorgen moeten benoemd worden, helderheid moet verschaft worden. Dat stelde ik hier gisteren al. Moeten wij helemaal stoppen met het Ruslandjaar, zoals sommige collega's hebben voorgesteld? Ook dat denk ik niet. Het jaar had meer doelen: culturele, economische en politieke doelen. Voor al die thema's geldt de «nucleaire optie»: nu alles afblazen, zal ons uiteindelijk meer kwaad dan goed doen.
Wat kunnen we dan wel doen? Ten eerste moeten wij een pas op de plaats maken. We moeten het kabinet en de diplomatie de tijd gunnen om goede afspraken met Rusland te maken over een adequate reactie op hetgeen er is gebeurd en we moeten de tijd nemen voor een onderzoek naar de aanval en naar het falen van de veiligheidsgarantie. Ten tweede moeten we het resterende programma eens goed tegen het licht houden. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat het merendeel van de activiteiten die voor de komende dagen en weken gepland staan, vooral van culturele aard zijn en overigens ook vaak particuliere initiatieven zijn. Wij kunnen wel bezien waar de nadruk op mensenrechten in vooral het politieke deel van het programma verder kan worden versterkt. Er staan twee mensenrechtenconferenties op het programma, in Jekaterinenburg en in Sint-Petersburg. Ook de ministers Schippers en Ploumen zullen binnenkort naar Rusland reizen. Gebruik juist die activiteiten om extra aandacht te vragen voor mensenrechten en steun te geven aan mensenrechtenverdedigers. Dat is ook wat Amnesty International, het COC en andere organisaties aan ons hebben gevraagd.
De heer Omtzigt (CDA): De heer Serveas zegt dat wij het resterende programma heel goed tegen het licht zouden moeten houden. Hij geeft aan waar een aantal verzwaringen zouden moeten plaatsvinden. Stelt hij hier nu voor om een aantal zaken niet door te laten gaan? Of laat hij alles doorgaan en is dit een opmerking voor de bühne? Hij zei immers al vroeg dat hij alles even in de wacht wilde zetten.
De heer Servaes (PvdA): Opmerkingen voor de bühne maak ik niet. Ik denk inderdaad dat het heel goed is om een pas op de plaats te maken. Dat hebben wij de afgelopen dagen gedaan. Dat hebben wij gisteren en vandaag weer met elkaar besproken. Ik stel voor dat wij dat blijven doen. We moeten die activiteiten tegen het licht houden en bekijken waar het wellicht een tandje soberder kan en waar wij de nadruk op mensenrechten nog verder kunnen versterken. Over het afsluiten van het jaar wil ik straks nog iets zeggen.
De heer Omtzigt (CDA): De heer Servaes zegt dat wij het resterende programma tegen het licht moeten houden. Ik wil het gewoon een tandje scherper hebben. Stelt hij hier nu voor dat wij bij elke volgende zaak nog twee keer het woord «mensenrechten» gebruiken en dat wij er dan zijn? Of stelt hij echt voor dat het in de wacht wordt gezet, zoals hij de hele tijd in de media heeft gezegd? Dat betekent volgens mij dat een aantal zaken niet doorgaan. Het is wel een beetje van tweeën één.
De heer Servaes (PvdA): Het is heel simpel. Er zijn in feite drie soorten activiteiten. Er zijn culturele activiteiten. Voor zover het daarbij om particuliere initiatieven gaat, hebben wij daar niet zo veel mee van doen. Voor zover daar feestelijkheden aan zijn verbonden, stel ik voor om te bezien of het niet soberder dan. Dat moet dus aangepast worden. Er zijn ook politieke activiteiten. De mensenrechtenconferenties die ik heb genoemd, moeten naar mijn mening doorgaan. Ook noem ik de politieke bezoeken: de twee ministers die naar Rusland gaan. De heer Omtzigt doet een beetje badinerend door te zeggen dat nog twee keer het woord «mensenrechten» kan worden gebruikt, maar ik vind het heel belangrijk dat onze mensen, vertegenwoordigers van ons kabinet, daar aandacht blijven vragen voor mensenrechten. Het is dus geen tandje van het een of het ander. Het zijn serieuze overwegingen.
Ik ga over naar het afsluiten van het jaar en het geplande koninklijke bezoek half november. Ook hierbij stel ik voor om een pas op de plaats te maken. Ik herkende mij zeer in hetgeen de heer Voordewind zojuist zei: geen overhaaste conclusies trekken, maar er juist eerst voor zorgen dat er opheldering komt en dat de veiligheid van onze mensen gegarandeerd is. Wij spreken elkaar kort na het reces weer. Op 30 oktober hebben wij hierover een overleg gepland. Dat lijkt mij een uitstekend moment om met elkaar de balans op te maken.
Door alles wat er is gebeurd, moeten we concluderen dat de glans van dit vriendschapsjaar af is. Zoals ik gisteren al zei, hangen de slingers er wat druilerig bij. We moeten dit hele jaar op een zeker moment nog maar eens grondig met elkaar evalueren. Nu gaat het erom aan te blijven dringen op een spoedige opheldering en op veiligheid voor onze mensen. Ik zei het al: een pas op de plaats maken, de feiten op tafel, geen overhaaste conclusies. Ondanks alles moeten wij ons niet uit het veld laten slaan. We moeten opkomen voor de mensenrechten, voor minderheden, voor de positie van LHBT's, voor mensenrechtenverdedigers en voor milieuactivisten.
De heer Van Bommel (SP): De heer Servaes verwijst terecht naar het debat van 30 oktober. Dan voeren wij een breder debat over de relatie tussen Nederland en Rusland. Dan komen de andere kwesties zoals Greenpeace et cetera ook aan de orde. Mogelijk is er dan meer opheldering over de kwestie van de mishandeling van de Nederlandse diplomaat. De heer Servaes heeft echter vanochtend in de krant nog een tandje duidelijker dan vandaag gezegd: we kunnen hem niet op pad sturen met een diplomatieke donderwolk boven zijn hoofd waarover hij zelf niks mag zeggen. De heer Servaes doelt met «hem» op de Koning. Bedoelt de heer Servaes hiermee dat er op 30 oktober helderheid moet zijn over die diplomatieke kwestie, zowel aan Russische zijde als aan Nederlandse zijde? Is die helderheid nodig om vervolgens te kunnen zeggen dat het wel een goed idee is dat de Koning gaat? De heer Servaes stelt hier namelijk ook in het vooruitzicht dat de Koning niet moet gaan zolang de diplomatieke donderwolk er is.
De heer Servaes (PvdA): Het is altijd lastig om te reageren op halve citaten uit de media. Ik zeg het hier nu zo. De afgelopen dagen zijn goede stappen gezet. Er is een strafrechtelijk onderzoek aangekondigd en van Russische zijde is erkend dat het hier om een ernstig misdrijf gaat, maar er zijn ook nog heel veel vragen. Wij moeten ons kabinet en de Russische autoriteiten de tijd gunnen om die stappen te zetten. Op 30 oktober zullen wij inderdaad de balans op moeten maken. Ik wil niet vooruitlopen op de conclusie die dan wordt getrokken. Ik vind het verstandig om de mensen die iets voor elkaar kunnen krijgen, nu juist de tijd te gunnen.
De heer Van Bommel (SP): Iedereen wil die opheldering over de achtergrond van deze geweldpleging. De vraag is wat de heer Servaes nu precies bedoelt met de «diplomatieke donderwolk». De diplomatieke schermutseling duurt nog voort, met de eis die de Russen op tafel hebben gelegd aan het adres van Nederland, met de verzoeken van Nederland aan het adres van Rusland. Wat bedoelt de heer Servaes nu met de «diplomatieke donderwolk»? Dan kunnen we vaststellen of de lucht op 30 oktober naar de mening van de Partij van de Arbeid wel of niet is geklaard.
De heer Servaes (PvdA): Ik ga niet gedetailleerd in op mijn gesprek met een journalist, maar het ging om de vraag of wij nu moeten besluiten of de Koning en de Koningin te zijner tijd die kant op moeten gaan. Ik heb daarop gezegd dat ik, gezien alles wat ons nu boven het hoofd hangt en alle vragen die nog beantwoord moeten worden, vind dat wij die discussie nu niet moeten voeren. Zo is mijn citaat bedoeld en zo vind ik het nog steeds. Ik vind dat de ruimte gegeven moet worden om wel antwoord op die vragen te geven. Ik vind dat wij daar 30 oktober, na het herfstreces, opnieuw met elkaar over moeten spreken.
De heer Omtzigt (CDA): Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn brief over een uiterst serieus incident. Het is serieus vanwege de aard van het incident. Degenen die de ambassade in Moskou kennen, weten dat men deze diplomaat niet per ongeluk heeft aangevallen. Laten wij daar dan ook volstrekt helder over zijn: dit was een doelgerichte en bewuste actie die zeer goed was voorbereid. Dit is niet het werk van een paar kwajongens die iets hebben gedaan. Dit is het werk van een groep die precies wist wat hij aan het doen was. Het gaat om een diplomaat die bekendstaat om het mensenrechtenbeleid dat hij uitdraagt namens Nederland; dat wordt bijzonder gewenst door de hele Tweede Kamer. Dat verdient bescherming. Anders kunnen wij geen diplomaten meer op pad sturen met een moeilijke mensenrechtenboodschap. Als wij de Russische rechtsstaat vertrouwen, moeten wij de Russen de mogelijkheid geven om dit op te lossen. Mijn eerste vraag aan de minister is dus hoe hij op dit moment de Russische rechtsstaat waardeert. Gaat hij ervan uit dat Rusland een rechtssysteem en een politiesysteem heeft waarmee zaken worden uitgezocht?
Dat er de komende paar weken nette en vriendelijke woorden over dit onderzoek gesproken zullen worden, staat voor de CDA-fractie als een paal boven water. De Russen kunnen dit spel buitengewoon goed spelen. Er is door collega's al verwezen naar het onderzoek naar de dood van de heer Storimans. Toen het even niet uitkwam en het even niet nodig was, is dat hele onderzoek gewoon verdwenen. Op dit moment staat Nederland samen met de familie Storimans bij het Hof in Straatsburg voor een jarenlange procedure. De CDA-fractie heeft in er in het overleg eerder vandaag voor gepleit om dit samen met andere Europese landen aan te pakken. Het Verenigd Koninkrijk heeft de Magnitski-zaak en wij hebben nu deze zaak. Andere landen hebben op andere punten problemen met de Russen gehad, zoals Oekraïne rond het gas.
Misschien denkt de minister dat wij gelijkwaardige partners zijn op het wereldtoneel. Helaas zijn wij dat niet meer. Mijn vraag is op welke wijze wij ervoor kunnen zorgen dat ook de andere Europese partners beseffen dat het dit keer een Nederlandse diplomaat is en de volgende keer een diplomaat van een ander land. De CDA-fractie krijgt graag een garantie over de aanpak van dit onderzoek. Wij willen weten hoe de minister weet dat het onderzoek echt breed en diepgravend zal zijn. Waarom zal het volgens hem wel hier wel goed gaan, waar het bij het onderzoek naar de dood van de heer Storimans mis is gegaan?
Omdat alle collega's erover zijn begonnen, moet ik er helaas ook iets over zeggen. Wat de CDA-fractie betreft worden de Koning en de Koningin géén pion in een politiek spel. Dat dreigt op dit moment wel te gebeuren. Ik vind het ook niet aan de Kamer om tot 30 oktober dit soort opties boven de tafel te laten hangen en per motie te bepalen hoe staatsbezoeken gaan plaatsvinden. Dat moet mij even van het hart, omdat wij een parlementaire democratie hebben waarin wij uiteindelijk de besluiten nemen en wij dan de Koning de vertegenwoordigende rol niet kunnen laten spelen. Na afloop ben ik zeker bereid om namens de CDA-fractie zeer goed te spreken over hoe handig het is om bepaalde staatsbezoeken af te leggen. Wij hebben hier – de heer De Roon kijkt mij al aan – een keer een discussie gehad over een bezoek aan Saudi-Arabië. Ik snap het, want het zijn zeer gevoelige bezoeken. Ik vind het echter onhandig om zo'n discussie vlak voor een staatsbezoek te voeren.
Tot slot sluit ik mij aan bij de vragen van mijn collega's over Greenpeace. Ook daar zou ik graag een wat internationalere coalitie zien. In dat geval is zo'n coalitie helemaal op haar plaats omdat wij daar te maken hebben met bemanningsleden van verschillende nationaliteiten.
De voorzitter: Hiermee zijn wij aan het einde gekomen van de inbreng van de Kamer in eerste termijn. Ik geef de minister het woord voor zijn beantwoording. Ik meld nog dat ik de leden graag twee interrupties gun als de tijd dat toelaat. Wellicht is het wel goed dat de minister eerst de kans krijgt om zijn inbreng te doen en de leden daarna hun vragen stellen.
Minister Timmermans: Voorzitter. De eerste spreker, de heer Van Bommel, begon zijn, overigens heldere, betoog met een badinerende opmerking over diplomaten. Die schoot mij op dat moment een beetje in het verkeerde keelgat. Ik moest namelijk, zeker na wat er deze week is gebeurd, terugdenken aan mensen als Renée Groenewoud en Marjan van Paassen, die zijn omgekomen op een dienstreis in Colombia, gewoon terwijl zij hun werk deden. Ik moest ook denken aan Arnold Eisma, zijn vrouw en twee kinderen die in Burkina Fasso verdwaalden en van de dorst zijn omgekomen. Het is niet zonder risico wat de mensen in het buitenland voor Nederland doen. Dat moeten wij ons ook weleens realiseren. Zij doen dat niet omdat zij zielig zijn. Zij kiezen voor dit beroep. Je kunt het het prachtigste beroep noemen dat je bedenken kunt. Dat heb ik het altijd gevonden. Het is echter geen beroep dat helemaal vrij is van risico's. Dat heeft Onno Elderenbosch nu ondervonden en dat hebben andere mensen ook ondervonden.
Ik zit hier vanmiddag vooral als minister van een departement dat mensen voortdurend uitzendt, ook naar plekken waar het helemaal niet makkelijk is om te werken en te leven. Zij moeten vaak hun gezinnen meenemen die daar niet voor kiezen, maar die meegaan vanwege hun partner. De omstandigheden waaronder zij daar verblijven zijn soms lastig. Soms kan het gebeuren – zoals nu Onno Elderenbosch is overkomen – dat je in je eigen flat ondersteboven wordt gekegeld door twee mannen, dat je handen en je voeten met tape worden vastgebonden en dat je huis overhoop wordt gehaald, et cetera.
Ik sloeg dus even aan op die opmerking. Ik weet heel goed dat de heer Van Bommel het totaal niet zo bedoeld heeft en dat verwijt ik hem ook niet. Hij raakte mij even. Ik weet dat hij het niet zo bedoelde, want ik ken hem goed genoeg om te weten dat hij mijn diplomaten goed kent en hun werk waardeert. Het was een kleine vonk die oversprong. Vandaar dat ik dit even kwijt wilde in het volle besef van wat wij als overheid van deze mensen vragen om te doen. Zij doen het met plezier en met inzet, maar ik hoop dat de leden met mij kunnen vaststellen dat het niet altijd zonder risico is. Onno Elderenbosch was nu het slachtoffer.
Daarom is het mijn verantwoordelijkheid dat ik tegen mijn medewerkers kan zeggen dat de landen waar zij werken hun verplichtingen onder het Verdrag van Wenen garanderen. Daar heb ik minister Lavrov gisteren ook op aangesproken. Vorige week is Nederland, hopelijk in een niet-gerelateerde zaak, aangesproken op de naleving van het Verdrag van Wenen. Dat verdrag geldt ook voor Nederlandse diplomaten in het buitenland. Krachtens dat verdrag hebben de ontvangende staten de verplichting de veiligheid van have en goed en van de persoon van de diplomaten te garanderen. Uiteraard binnen het redelijke, want er kunnen altijd dingen gebeuren waar geen garanties over te geven zijn. Dat zal de Kamer met mij eens zijn. Men heeft echter een verplichting.
Ik vind het heel erg goed – daar ben ik de Kamer zeer dankbaar voor – dat de woordvoerders zo de nadruk leggen op de vraag aan mij of ik zeker weet dat al onze mensen in Rusland, zowel in Moskou als in Sint-Petersburg, nu onder veilige omstandigheden kunnen werken. Ik heb dat aan minister Lavrov gevraagd en zijn antwoord was «ja». Wij hebben bovendien – ik kan daar niet over uitweiden, zoals de Kamer zal begrijpen – zowel in samenwerking met de Russen als zelf maatregelen genomen om de veiligheid te verbeteren. Ik hoop dat de leden er genoegen mee willen nemen dat ik het bij deze algemene kwalificatie op dit punt laat.
De voorzitter: Ik zie dat de heer De Roon zijn eerste, en mogelijk enige, interruptie zou willen gebruiken. Ik geef hem daartoe het woord.
De heer De Roon (PVV): Het antwoord van de heer Lavrov op de vraag of de veiligheid van diplomaten is gewaarborgd, was «ja». Heeft hij dat nog toegelicht aan de minister? Hij hoeft het niet aan mij toe te lichten, want ik begrijp dat het allemaal niet verteld kan worden hier. Heeft minister Lavrov aan de minister uitgelegd waaruit de verscherpte beveiliging van Russische zijde bestaat en, zo ja, was dat voor hem voldoende?
Minister Timmermans: Daarover zijn de diensten van Buitenlandse Zaken en de ambassade in Moskou in overleg met de Russische autoriteiten. De Nederlandse ambassadeur in Moskou zal mij meteen rechtstreeks benaderen als hij ontevreden is of als hij zorgen heeft. Ik houd dat dus heel goed in de gaten. Er is nu een gesprek over gaande.
Namens de heer Elderenbosch dank ik de leden voor al hun vragen over zijn welbevinden. Het gaat inmiddels een stuk beter met het hem. Zoals bekend, weet je nooit wat de psychologische effecten op termijn zijn als je zoiets hebt meegemaakt. Hij is meteen weer aan het werk gegaan. Hij heeft heel veel blijken van steun en waardering gekregen uit de diplomatieke gemeenschap in Moskou, maar ook wereldwijd van allerlei collega's. Dat doet hem ontzettend goed. Ook het feit dat de Kamer zo veel aandacht voor zijn welbevinden heeft, doet hem goed. Het doet ook iedereen die op de Nederlandse ambassade werkt goed. Dat geldt zelfs voor de hele BZ-familie.
Er zijn veel vragen gesteld over het onderzoek. Minister Lavrov zei tegen mij dat hij hoopte dat de ambassade zou meewerken aan het onderzoek. Ik heb meteen «ja» gezegd. Als je meewerkt aan onderzoek, vind ik dat het van twee kanten moet komen. De heer Elderenbosch en anderen zullen hun input leveren aan het onderzoek. Ik reken erop – ik hoop daar snel duidelijkheid over te krijgen – dat de Russen ons ook informatie geven over hoe zij het onderzoek gaan opzetten, hoe lang het gaat duren, wie erbij betrokken worden, et cetera. Daar wil ik graag duidelijkheid over hebben van hen. Ik ga ervan uit dat dit in een dialoog zal gebeuren.
De heer Van Ojik en anderen vragen zich af of dit nu allemaal toeval is. Als ik de Russische pers en ook berichten uit Rusland van burgers en anderen die ik binnenkrijg, moet geloven dan is het geen toeval. Voor hen is het heel simpel: jullie hebben een Russische diplomaat te grazen genomen, nu is bij ons ook een diplomaat te grazen genomen. In de Russische krant Troed – dat betekent arbeid – stond zelfs: wij hebben hem wel heel netjes te grazen genomen, die Nederlander. Dat is de mindset waaruit kennelijk sommige mensen in Rusland redeneren in deze kwestie.
Ik vind eerlijk gezegd dat het mij niet past om nu hier conclusies te trekken als ik met mijn Russische collega heb afgesproken dat er onderzoek wordt gedaan. Het zou niet erg helpen in de dialoog in het kader van het onderzoek als ik mijn conclusies al klaar zou hebben over wie, waarom, et cetera. Als je nu aan dit incident allerlei consequenties koppelt, zeg je in feite: «U kunt wel onderzoek doen, maar ik weet het al. Ik ga hier allerlei gevolgen aan verbinden om u bij wijze van spreken te straffen en om te laten zien dat ik misnoegd ben over u.» Ik vind dat eerlijk gezegd veel te vroeg. Als je dat onderzoek serieus neemt, moet je dat ook mee gestalte proberen te geven en moet je daar ook je bijdrage aan leveren.
De Kamer vraagt of het allemaal zo feestelijk moet zijn, dat Nederland-Ruslandjaar. In de eerste plaats vraag ik me af of het allemaal zo feestelijk is. Volgens mij valt dat ontzettend mee. Ik vind het ook te ver gaan om te zeggen dat dit jaar mislukt is. Natuurlijk, deze incidenten helpen de bilaterale betrekkingen op diplomatiek niveau niet. Ik kijk naar wat er bijvoorbeeld op cultureel vlak het afgelopen jaar allemaal is gebeurd en in de komende weken nog staat te gebeuren. In Amsterdam is vandaag gezegd: laten wij het vooral door laten gaan, want zo leren wij elkaar beter kennen. De grote Malevich-tentoonstelling wordt nog geopend. Er zijn allerlei andere activiteiten op cultureel vlak waarvan ik denk dat die goed zijn voor de Russische samenleving, omdat men daardoor meer in contact komt met culturele uitingen uit Nederland. Het is ook goed voor Nederland als wij meer kennisnemen van culturele uitingen uit Rusland. Die contacten zijn goed en ook belangrijk.
In gesprekken met de zakenwereld over deze kwestie en over het Ruslandjaar, heb ik nog geen kritiek gehoord. Men zegt juist dat er weliswaar diplomatieke strubbelingen zijn, maar dat zij goed bezig zijn in dialoog en dat zij die graag willen voortzetten. Ik denk dat ook goede zakelijke betrekkingen en goede samenwerking met het bedrijfsleven kunnen helpen op het vlak van de rechtsstaat, de mensenrechten, et cetera. Dat moet ook niet worden onderschat.
Een verzoek van een aantal leden was of ik het resterende programma nog eens tegen het licht zou willen houden en zou willen kijken of alles wel door moet gaan. Dat wil ik best doen, hoor. Volgens mij is er niet zo vreselijk veel meer waar de overheid invloed op heeft. Veel is particulier. Ik wil best nog eens goed kijken of er aanleiding is om het een en ander tegen het licht te houden. Ik zie het niet meteen, maar als de Kamer mij dat vraagt dan wil ik dat doen. Wij spreken elkaar inderdaad op 30 oktober weer over dit punt.
De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik wil proberen om het nog iets helderder te krijgen. Ik luister heel goed naar de minister en volgens mij zegt hij twee dingen. Hij zegt dat als hij nu consequenties aan dit incident zou verbinden voor het Nederland-Ruslandjaar, hij daarmee in feite zou zeggen dat hij al weet wat de toedracht is geweest en wie de schuldige is. Daar kan ik mij iets bij voorstellen. Ik kan mij ook voorstellen dat je aan zoiets een bepaalde termijn verbindt, dus dat je bijvoorbeeld binnen twee weken of twee maanden iets gehoord wilt hebben. Het andere dat hij zegt is dat hij best nog een keer die lijst van activiteiten tegen het licht wil houden. Volgens mij kan dat eigenlijk niet allebei. Of je zegt dat je wacht tot je meer weet en dat je daarna verder conclusies trekt, misschien om niets te veranderen aan het programma of juist heel veel. Of je zegt dat je er nu al eens goed naar gaat kijken en alles schrapt wat niet onmiddellijk nodig is en wat wel binnen de macht van de overheid ligt. Ik vind allebei een beetje lastig.
Minister Timmermans: Zo zwart-wit is het voor mij niet. Ik vind het belangrijk dat het programma wordt voortgezet. Het kan echter zijn dat er in het programma nog wat franje zit waar niemand behoefte aan heeft. Als mij wordt gevraagd om daar nog eens naar te kijken, dan wil ik dat doen. Mijn basisstelling is dat ik niet op basis van dit incident aanpassingen ga doen aan de inhoud van het programma. Dat doe ik niet. Er zijn mensen die vragen of er niet nog franje in zit. Ik zie die niet, maar ik wil best nog een keer het hele programma doorlopen om te bekijken of die franje erin zit. Mijn basisstelling is en blijft – laat daar geen enkel misverstand over zijn – dat ik geen politiek ga bedrijven over het resterende programma in het bilaterale jaar. Je zou dan namelijk ook te snel conclusies verbinden aan iets waar je nog geen conclusies aan kunt verbinden. Bovendien zou je dan mogelijk mensen die er helemaal niets mee te maken hebben in een positie brengen die voor niemand wenselijk is.
De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik wil hier toch iets meer duidelijkheid over. De minister zegt dat hij het onderzoek wil afwachten en nog geen conclusies wil trekken. Toch geeft hij de Kamer een soort handreiking door te zeggen dat hij als zij erop aandringt best nog eens wil kijken of wij toch niet tot een versobering zouden moeten overgaan. Ook ik denk dat die twee met elkaar in tegenspraak zijn. Of je vindt dat je moet wachten. Dan moet je nog geen conclusies trekken en ook niet allerlei opties op tafel leggen om te versoberen. Of je vindt dat er genoeg speculaties of aanleidingen zijn, zoals de kwestie met de Russische diplomaat vorige week en deze week die met de diplomaat van ons. De minister voedt die suggestie als hij dat doet.
Minister Timmermans: Dat laatste vind ik bepaald niet. Een aantal leden heeft gezegd dat er nog veel slingers en franje in het programma zitten. Ik zie die niet, maar daar wil ik het programma nog eens op bekijken. De stelling van de heer Voordewind dat ik toch op basis van wat er nu is gebeurd aanpassingen ga doen aan het programma, neem ik niet voor mijn rekening. Daar wil ik ook geen misverstand over hebben. Er werd hier net door een aantal woordvoerders gedaan alsof het allemaal feestjes zijn. Ik zie dat dus niet. Volgens mij is het een inhoudelijk programma op een aantal terreinen, zoals mensenrechten. Dat moet vooral doorgaan. Er zijn ook programma's rond de rechtsstaat, handelsbevorderingmissies en samenwerking op het gebied van gezondheid. Het is ontzettend belangrijk dat wij die niet afkappen en dat wij daarmee doorgaan.
Ja, ik heb met mijn collega het een en ander te verhapstukken, maar laten wij die casus nu niet verbinden met allerlei andere zaken. Dat zeg ik ook tegen de heer Omtzigt die met allerlei andere zaken komt die hij hieraan wil verbinden. Dat helpt niet om deze casus op te lossen. Ik wil deze casus oplossen en dat kan alleen als ik die heel sec en zuiver bilateraal behandel met mijn collega Lavrov. Dat is stevig, want wij zijn het over een aantal dingen niet eens. Ik wil die stevigheid ook in dat gesprek houden, maar ik wil het niet gaan verbinden met allerlei andere zaken. Ik kom over de Koning zo nog te spreken.
De heer Voordewind (ChristenUnie): Wij spreken nu over deze heel specifieke situatie van de Nederlandse diplomaat. In dit debat geeft de minister aan dat hij eventueel openstaat voor het bekijken van het programma. Ik heb daar niet op aangedrongen, maar misschien andere collega's wel. Ik vind die handreiking niet gepast. Als de minister principieel is en eerst het onderzoek wil afwachten, zou ik hem adviseren – maar goed, wie ben ik – om die lijn vast te houden. En als hij dan al wil versoberen, laat hij dat dan vooral op andere argumenten doen. Ik noem Stan Storimans, Greenpeace, et cetera. Daar heeft hij harde feiten en harde aanklachten. Daar zijn genoeg argumenten om te zeggen dat wij in de laatste anderhalve week of twee weken nog eens moeten kijken of wij moeten versoberen.
Minister Timmermans: Nogmaals, ik ga geen wijzigingen in het programma aanbrengen. Daar zie ik nu geen aanleiding voor. Dat is mijn basisstelling. Als de Kamer mij vraagt om het programma nog een keer door te lopen, los van deze casus, om te bezien of er dingen in zitten die misschien niet nodig zijn, ben ik daartoe bereid. Ik verbind het echter op geen enkele manier met deze casus, want die kan ik het beste behandelen door hem te isoleren van andere zaken. Ik heb net gezegd dat er in Rusland en elders wordt gespeculeerd over de verbinding van deze casus met andere zaken. Ik neem daar kennis van en ik kan er af en toe ook het mijne van denken. Ik los echter niets op door zelf allerlei verbindingen te leggen met andere casussen, want daar maak ik deze casus alleen maar zwaarder en ingewikkelder mee om op te lossen. Ik hoop dat ik zo helder genoeg ben geweest.
De heer Sjoerdsma (D66): De minister zegt dat wij heel sec naar dit incident moeten kijken en dat hij dit samen met zijn collega Lavrov moet oplossen. Dat is volgens mij de insteek geweest van Nederland bij alle incidenten in het verleden, zoals het onderzoek naar de dood van Stan Storimans, de boot van Greenpeace en de weigering van visa. Dat zijn allemaal incidenten die sec en afzonderlijk van elkaar moeten worden opgelost. Gedeeltelijk begrijp ik dat wel, want dat is de manier waarop je die dingen uit de wereld helpt. Maar als wij nu kijken naar het grotere geheel, naar die serie van incidenten en context van wat er in Rusland gebeurt, hoe kwalificeert de minister dan het Nederland-Ruslandjaar op dit moment?
Minister Timmermans: De zin waar ik het meest verbijsterd over was in dit overleg, is uitgesproken door de heer Sjoerdsma toen hij zei dat het er niet om gaat wie het gedaan heeft. Daar begrijp ik dus echt helemaal niets van. Natuurlijk vinden er allerlei zaken plaats die moeilijk zijn in de relatie met Rusland. Natuurlijk is het feit dat Nederland vlaggenstaat is van het schip van Greenpeace ingewikkeld in de verhouding met Rusland. Ik zal daar zo nog een paar dingen over zeggen. Natuurlijk is de kwestie Stan Storimans ingewikkeld doordat Nederland naar het Hof in Straatsburg stapt omdat wij helderheid willen hebben over wat daar is gebeurd. Uiteraard. In de relatie met Rusland is het echter mogelijk om dit soort moeilijke zaken rechtstreeks te bespreken en om tegelijkertijd op allerlei andere terreinen vooruitgang te boeken. Dat is nu juist de complexiteit van de relatie met Rusland.
Het incident dat heeft plaatsgevonden, is heel ernstig en choquerend. Ik was oprecht van streek toen ik het bericht kreeg en ik heb meteen gehandeld, echt meteen. Ik kan begrijpen dat je emotioneel reageert als je zo'n bericht hoort, maar ik kan niet begrijpen dat die emotionele reactie bestaat uit: nu weg met het bilaterale jaar. Daarmee doe je namelijk meer dan alleen je boosheid te uiten over wat er hier gebeurd is en gooi je misschien dingen weg. Bovendien spreek je meteen een oordeel uit over wie hiervoor verantwoordelijk is. Daarmee kap je meteen de mogelijkheid af om dat gesprek aan te gaan. Als je zegt dat de Koning niet meer naar Rusland mag omdat dit gebeurd is, zeg je in feite dat de Russische Staat verantwoordelijk is voor wat er is gebeurd en dat daarom de Koning niet kan gaan. Ik vind dat de snel en te kort door de bocht. Je moet ook het onderzoek, waar wij naar ik hoop volledig aan kunnen deelnemen, een kans geven.
De heer Sjoerdsma (D66): Ik zal een gedeelte van het antwoord van de minister maar even buiten beschouwing laten. Hij zegt dat hij vooruitgang heeft geboekt door dingen te bespreken. Op welke drie terreinen is dat dan gebeurd het afgelopen jaar?
Minister Timmermans: Zullen we op 30 oktober de algemene discussie over Rusland voeren of niet? Het feit dat de heer Sjoerdsma hier alles met alles verbindt, hoeft geen aanleiding te zijn om mij te verplichten om ook alles met alles te verbinden. De heer Sjoerdsma had dinsdagavond binnen 30 seconden zijn conclusie getrokken. Ik ben het niet eens met die conclusie. Daar hebben wij het vandaag over. De evaluatie van het Nederland-Ruslandjaar komt op een later moment. Ik wil na afloop van dit jaar echt een volledige evaluatie maken waarin alle aspecten worden bekeken, zoals wat wij hebben bereikt op het punt van de verbetering van de rechtsstaat, van de dialoog over mensenrechten, van het verbreden en verdiepen van de zakelijke relaties en van het verbreden en verdiepen van de culturele relatie. Ik neem aan de heer Sjoerdsma begrip heeft voor het feit dat ik dat niet nu op dit moment, terwijl het jaar nog niet voorbij is, met hem kan uitdiepen. Ik vind het ook niet echt een faire vraag op dit moment.
De heer Omtzigt (CDA): De minister zegt dat hij het onderzoek wil afwachten. Ik heb daar een vraag over gesteld, namelijk of Rusland op dit moment een functionele rechtsstaat is en of hij er vertrouwen in heeft dat dit onderzoek op een eerlijke en goede wijze plaatsvindt.
Minister Timmermans: Ja, ik heb er vertrouwen in dat mijn Russische collega Lavrov oprecht met ons dit strafrechtelijke onderzoek wil begeleiden, in de zin van bekijken dat het daadwerkelijk wordt gedaan door de autoriteiten. Heeft de Nederlandse regering vragen en opmerkingen over de rechtsstaat in Rusland? De heer Omtzigt vraagt naar de bekende weg. Hij weet dat wij daar aarzelingen bij hebben. Daar hebben wij ook een dialoog over. Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie heeft niet voor niets samen met zijn Russische collega een programma opgesteld om op bepaalde punten verbeteringen te kunnen aanbrengen. Daar is met de Russen een goede dialoog over mogelijk. De heer Omtzigt weet als lid van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa dat in Rusland op onderdelen van de legalistische cultuur van dat land vorderingen worden gemaakt in de dialoog met het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Er zijn nog veel tekortkomingen, maar het is ook mogelijk om vorderingen te maken. In deze specifieke casus heb ik er vertrouwen in dat de Russische autoriteiten in dialoog met ons oprecht onderzoek zullen doen naar wat er is gebeurd. Als ik op enig moment tot een andere conclusie moet komen, zal ik de Kamer daar onverwijld van op de hoogte stellen.
De heer Omtzigt (CDA): Dat laatste noteer ik als een zeer belangrijke toezegging, dat de minister terugkomt in de Kamer op het moment dat het vertrouwen er niet meer is. Mijn vervolgvraag is waarom hij het vertrouwen heeft dat het hier wel gebeurt, terwijl het bij een andere kwestie die de Nederlandse regering belangrijk vond, namelijk de dood van de heer Storimans, niet goed ging. Wat is er in dit geval anders dan in dat geval?
Minister Timmermans: Nu gaat ook de heer Omtzigt alles met alles verbinden. Ik wil best op 30 oktober uitvoerig ingaan op de zaak Storimans. Ik stel vast dat er in dat geval naar de mening van de Russen niets meer te onderzoeken viel en dat zij daarom niet verder wilden met dat onderzoek. Dat was hun standpunt. Dat bestrijdt de familie van Stan Storimans. Nederland steunt de familie daarin en is daarom met haar naar het Hof in Straatsburg gestapt. Nu zeggen de Russische autoriteiten niet dat zij geen onderzoek doen. Sterker nog, zij zeggen dat dit een ernstig misdrijf is, dat zij een strafrechtelijk onderzoek hebben opgestart en zij vragen Nederland om met hen samen te werken in dat onderzoek. De heer Omtzigt zal toch ook wel het verschil zien tussen deze opstelling van de Russische Federatie en die in de kwestie Storimans? Hij ziet toch met mij dat dit een andere opstelling is?
De voorzitter: Ik zie dat de heer Servaes ook nog een vraag heeft. Ik wijs de woordvoerders er wel even op dat ik in elk geval nog heel veel vragen van hen heb genoteerd die de minister nog moet beantwoorden voor half zes.
De heer Servaes (PvdA): Het risico is dat dit blokje nog aan de orde moest komen, maar ik had het idee dat het blok onderzoek zo'n beetje afgerond was door de minister. Daar mis ik toch een belangrijk aspect in. Deze kwestie heeft twee kanten. De ene kant is de vraag wie die flat is binnengekomen, hoe dat is gebeurd en hoe deze mensen gevonden en berecht gaan worden. Dat is het strafrechtelijke deel. De minister heeft in zijn brief geschreven dat het heel lang duurde voordat de diplomatieke politie ter plaatse was. Dat heeft, zoals ik net al zei, mij enorm verbaasd. Je zou toch zeggen dat er aanleiding was om snel te komen. Ik krijg daar graag een toelichting op.
De voorzitter: Mag de minister eerst uw vragen uit de eerste termijn beantwoorden, mijnheer Servaes? U voegt nu namelijk vragen toe. Ik moet, ook namens u, de tijd bewaken en er namens u allen voor zorgen dat de vragen uit de eerste termijn worden beantwoord.
Minister Timmermans: Ik was nog niet aan die vraag aan de heer Servaes toegekomen. Die staat op mijn lijstje onder de titel «herhaaldelijk bellen». Natuurlijk is dat een van de vragen. Ik heb nog wel meer vragen, hoor. Waarom deed de bewakingscamera het niet? Waarom was in het hele trappenhuis het licht uit? Waarom heeft de portier deze mensen zomaar binnengelaten? Waarom duurde het zo lang voor de politie kwam? Natuurlijk heb ik al die vragen. Dat is nu juist wat wij in die samenwerking met de Russische autoriteiten bij dat onderzoek allemaal op tafel zullen leggen. Daar kan de heer Servaes van verzekerd zijn. Natuurlijk is het op zijn minst curieus dat het een uur heeft geduurd totdat de politie, die 500 meter verderop zit, bij de flat was. Dat zijn de vragen die wij in dat onderzoek allemaal gaan stellen aan de Russische autoriteiten. Daarom heb ik tegen Lavrov en ook tegen de ambassadeur gezegd dat wij opheldering willen. Dat is onderdeel van de opheldering die de Nederlandse regering wil.
Ik loop even de vragen langs. Over de garanties heb ik het uitvoerig gehad. Ik kom nu op de aanwezigheid van het staatshoofd. Er is eerder afgesproken met Rusland dat het staatshoofd van Rusland het jaar zou openen in Nederland en dat het staatshoofd van Nederland het jaar zou afsluiten in Rusland. Dat is de afspraak die is gemaakt. Ik heb vooralsnog op basis van de informatie die ik nu heb geen reden om die afspraak niet gestand te doen.
Het staatshoofd van Rusland heeft het jaar geopend. Het staatshoofd van Nederland zal in Rusland het jaar afsluiten. Dat is de staande afspraak. Als je die afspraak wijzigt, geef je een politiek signaal en breng je de Koning in de positie dat hij onderdeel wordt van deze politieke discussie. Ik vind dat je die afspraak pas kunt wijzigen als je daar een concrete reden voor hebt, bijvoorbeeld dat je aanleiding hebt om te veronderstellen dat de Russische autoriteiten verantwoordelijk of medeverantwoordelijk zijn voor wat is gebeurd met Onno Elderenbosch. Zo lang ik daar geen aanwijzingen voor ik heb en zo lang het onderzoek loopt, vind ik niet dat ik met het bezoek van de Koning dat eerder is afgesproken een signaal moet afgeven. Daarom vind ik dat vooralsnog, zo lang ik geen andere informatie heb, dat bezoek van de Koning gewoon moet doorgaan. Het is overigens geen staatsbezoek, laat daar geen misverstand over bestaan.
De heer Van Bommel (SP): De Koning ís onderdeel van een politieke discussie. Wij voeren immers vandaag een discussie over de vraag of hij wel of niet moet gaan, of het verstandig is dat hij gaat. Die discussie wordt opgeworpen door leden van het Concertgebouworkest, die het concert en de aanwezigheid van de Koning daarbij ter discussie stellen. Zij zeggen in overleg te zijn met het COC over een statement dat daar afgegeven zou kunnen worden of een actie die daar gevoerd zou moeten worden. Dat vormt onderdeel van die discussie, want dat gebeurt dan in aanwezigheid van het staatshoofd. De discussie wordt ook gevoerd door het COC, dat een oproep aan de Koning heeft gedaan om uitspraken te doen over het homobeleid in Rusland. Ongewild is de Koning dus onderdeel van die politieke discussie, wat wij daar verder ook van vinden. Tegen die achtergrond dient de regering, in de eerste plaats de minister-president, af te wegen of het verstandig is dat de Koning daarbij aanwezig is. Dat zijn de feiten. Het is niet zo dat wij hier vandaag een discussie starten. De discussie is er en dus dienen wij daar een reactie op te geven, ook de minister van Buitenlandse Zaken.
Minister Timmermans: De heer Van Bommel en ik kennen elkaar wat langer. Laten wij maar even in alle helderheid zeggen wat er is gebeurd. Iedereen aan deze tafel wist dat de Koning in november op bezoek zou gaan in Rusland. Dat is een aantal keren ter sprake gekomen. De media hebben mij daarnaar gevraagd en het is iedere keer bevestigd. Dinsdagavond na het incident is een aantal leden tot de conclusie gekomen dat de Koning niet moest gaan. Daarmee hebben zij dit onderwerp ingebracht in de discussie over de Koning. Dat heeft het kabinet niet gedaan, dat hebben de leden gedaan. Dat is uiteraard hun goed recht, als Kamerleden, maar ik vind het niet verstandig om nu consequenties aan dit incident te verbinden voor het bezoek van de Koning. Dat kan veranderen als over dit incident meer duidelijk zou worden waardoor wij een andere inschatting moeten maken over wie hier nu voor verantwoordelijk is. Dan kan er een andere afweging nodig zijn.
Ik vind niet dat je die afweging op basis van dit incident nu op de manier kunt maken als een aantal fracties in deze Kamer onmiddellijk erna heeft gedaan. Nogmaals, ik betwist absoluut niet het goed recht van die fracties om dat te doen. Ik vind echter vanuit mijn verantwoordelijkheid, de bredere verantwoordelijkheid voor de relatie met Rusland en de positie van ons staatshoofd, dat een afspraak die eerder is gemaakt nu niet moet worden afgezegd op basis van dit incident. Daarover zijn een aantal fracties en ik het niet eens, maar dit is de positie die ik namens het kabinet aan de Kamer voorleg.
De heer Van Bommel (SP): Dan wil ik de minister de vraag voorleggen of hij het niet met mij eens is dat de Koning wel bij dit concert aanwezig laten zijn evengoed een politiek signaal is aan Rusland. Rusland heeft vandaag nog allerlei eisen op tafel gelegd met betrekking tot de kwestie rond de Russische diplomaat. Is hij het met mij eens dat er ook een risico aan zit als er door anderen de behoefte wordt gevoeld wordt om daar actie te voeren, of dat nu Russische activisten zijn of Nederlandse musici van het Concertgebouworkest? Ook daar ligt een verantwoordelijkheid waar volgens mij op enig moment een afweging over moet worden gemaakt, los van het onderzoek dat de Russen doen naar de omstandigheden waaronder de Nederlandse diplomaat is aangevallen.
Minister Timmermans: De eerste drie sprekers van vandaag waren er dinsdagavond na het incident als de kippen bij om te zeggen dat de Koning niet mag gaan. Dat is het politieke feit waar ik mee te maken heb. Mijn reactie daarop is dat ik de Koning niet in de discussie over dit incident ga betrekken. Er is een afspraak met de Russische Federatie dat het Nederlandse staatshoofd het bilateraal jaar zal afsluiten, zoals het Russische staatshoofd het bilaterale jaar heeft geopend. Die afspraak staat. Ik heb op dit moment op basis van het incident van afgelopen dinsdag geen reden om die afspraak in te trekken of niet gestand te doen. Vooralsnog, want er kunnen altijd nog feiten en omstandigheden naar boven komen die dat veranderen. Dat is het standpunt van het kabinet op dit punt.
De voorzitter: De heer De Roon voelt zich aangesproken.
De heer De Roon (PVV): Ja. De minister zegt dat de drie eerste woordvoerders – daar hoor ik ook bij – er als de kippen bij waren om te zeggen dat de Koning niet moest gaan. Ik wil dat even corrigeren. Ik ben daar pas ongeveer achttien uur na dat incident mee naar buiten gekomen, dus ik was er niet als de kippen bij. Dat is toch wel een ander verhaal.
Minister Timmermans: Voorzitter, I stand corrected. Het was achttien uur later, maar ik meen mij te herinneren dat de heren Van Bommel en Sjoerdsma een stuk sneller waren met hun positie.
De voorzitter: Wilt u geen interrupties uitlokken, minister? Ik geef de heer Van Bommel nog even kort het woord.
De heer Van Bommel (SP): Dan moeten wij de geschiedenis wel recht doen. Want collega Servaes van de PvdA was mij voor in de media, dus ere wie ere toekomt.
De voorzitter: Wij gaan geen feitenrelaas doen.
De heer Servaes (PvdA): Het spijt mij voorzitter, maar ik word hier nu heel persoonlijk bij betrokken. Het feit is dat ik gezegd heb dat wij een pas op de plaats moeten maken in het Nederland-Ruslandjaar. Dat is precies wat wij aan het doen zijn en precies waar wij net over hebben gedebatteerd. Op deze manier mijn woorden interpreteren, vind ik niet fair en niet collegiaal.
De voorzitter: Laten wij teruggaan naar het debat. Ik geef de heer Ten Broeke het woord voor een interruptie.
De heer Ten Broeke (VVD): Het is in dit debat interessant en ook veelzeggend dat een aantal Kamerleden zich moet verantwoorden in plaats van de minister. Ik denk dat de lijn van de minister helder en duidelijk is. Het vriendschapsjaar wordt niet on hold gezet, maar er is aan voorwaarden voldaan. De Koning wordt niet als een pion gebruikt en er wordt heel nadrukkelijk gezegd «vooralsnog». Dat lijkt mij verstandig. Ik vraag de minister of het niet bijzonder is dat de heer Lavrov in elk geval heeft gezegd dat Nederland bij deze strafzaak actief wordt betrokken in de zin van dat wij bij stappen informatie krijgen. Ik kan mij voorstellen dat wij daar in een omgekeerd geval ook even over zouden moeten nadenken. Mijn tweede vraag is hoe bijzonder het is dat wij een solidariteitsverklaring hebben ontvangen van de Amerikanen hierover. Is het niet zo dat de hele internationale diplomatieke gemeenschap kijkt hoe dit zal gaan? Is het niet om die reden van uitermate groot belang dat dit niet wordt verpest door nationale oprispingen?
De voorzitter: Ik wijs er even op dat u met zijn allen bezig bent om vragen te stellen die al gesteld zijn. Ik zou het op prijs stellen – ik denk in uw belang – dat de minister nu verder gaat met zijn beantwoording.
Minister Timmermans: Lavrov heeft mij gevraagd of de ambassade wil meewerken aan het onderzoek. Ik heb gezegd dat de ambassade zal meewerken aan het onderzoek. Mijn interpretatie is daarbij dat als je medewerking van ons wilt, het een two-way street is. Dan moeten wij ook van hen informatie krijgen. Ik ga nu het gesprek aan over wat dat nu precies betekent. De voortgang daarvan zal ik op enig moment graag met de Kamer delen, zodat zij op de hoogte is van de stappen. De heer Omtzigt heeft al gezegd dat wij erop moeten letten dat wij voldoende vertrouwen houden in het proces. Dat vind ik een heel belangrijk punt en daar zal ik ook zeker op letten.
De heer Ten Broeke vroeg naar de internationale reacties. Landen laten het liever bilateraal als dit soort dingen spelen. Dat merk je aan alle kanten. Er is echter wel van verschillende kanten solidariteit met Onno Elderenbosch uitgesproken, zoals door zijn Amerikaanse collega in Moskou, door het United States Department of State en door mijn Luxemburgse collega Asselborn. Er wordt hem dus wel sterkte gewenst en mensen zeggen dat zij met hem te doen hebben. Hij heeft talloze mails en steunbetuigingen ontvangen. Het is natuurlijk evident dat men internationaal meekijkt hoe dit gaat aflopen.
Ik loop de vragen en opmerkingen nog even na. De heer De Roon heeft gevraagd hoe het zit met de kwestie met Bureau Jeugdzorg en Borodin. Zoals bekend, geniet het gezin Borodin immuniteit in Nederland krachtens het Verdrag van Wenen. Daarom heeft het ministerie van Buitenlandse Zaken tegen Bureau Jeugdzorg gezegd graag te willen bemiddelen en begeleiden om ervoor te zorgen dat het zijn werk kan doen, maar dat wel de regels van het Verdrag van Wenen worden gerespecteerd. Dat is wat Buitenlandse Zaken heeft gedaan. Jeugdzorg is dus niet verboden om actief te zijn. Om te voorkomen dat er weer een hele discussie ontstaat over de vraag of het Verdrag van Wenen wel of niet is geschonden, heeft Buitenlandse Zaken aangeboden om het proces te begeleiden om ervoor te zorgen dat daar geen dingen misgaan.
Er is ook gezegd dat er in deze zaak weer nieuwe claims zijn van de Russen. Dat is niet het geval. Dit is puur een herhaling van wat zij eerder al hebben gezegd. Wij hebben daar ook al op gereageerd. Zij hebben toen gezegd dat zij erop terug zouden komen. Vandaag heeft er op het ministerie van Buitenlandse Zaken een gesprek plaatsgevonden met de ambassadeur, waarin Nederland nog een keer zijn positie heeft uitgelegd op basis van de vragen van de Russen. Dat zal nu weer naar Moskou gaan. Zij zullen dan wel weer met een reactie daarop komen. Wij hebben de kwestie-Borodin nog niet achter ons gelaten. Daar zijn wij nog over in gesprek. Dat gesprek verloopt op een zakelijke manier. Ik heb op dit punt niets toe te voegen aan de positie van het kabinet zoals die in de brief aan de Kamer uiteen is gezet.
Een aantal leden heeft vragen gesteld over Greenpeace. Nederland is vlaggenstaat. Wij hebben een arbitragezaak in gang gezet. Omdat die arbitragezaak in gang is gezet, let de Nederlandse regering extra op haar woorden in deze kwestie. Iedere publieke uiting over deze kwestie kan rechtens in de arbitragezaak door de andere partij worden ingebracht. Wij moeten dus meer terughoudendheid betrachten dan een land dat geen partij is in de arbitragezaak. Ik hoop dat de leden begrijpen wat ik bedoel. Ik moet echt heel voorzichtig zijn in wat ik hierover zeg om de arbitragezaak niet te belasten. Het is inderdaad mogelijk om vanaf twee weken nadat de arbitragezaak in gang is gezet naar het Internationaal Zeerechttribunaal in Hamburg te stappen en daar om een voorlopige maatregel te vragen. Die mogelijkheid start maandag. Laat ik het zo formuleren: als zich geen ontwikkelingen voordoen in de Greenpeace-zaak, zal Nederland maandag die stap zetten.
Ik meen dat ik hiermee alle vragen heb beantwoord, voorzitter.
De voorzitter: Ik dank de minister voor de beantwoording van de vragen. Ik kijk naar de klok en geef aan de leden mee dat in de plenaire zaal wordt gewacht op de minister voor een VAO naar aanleiding van een debat dat eerder vandaag is gevoerd. Wij moeten ook even nadenken over de coulance van die kant. Ik zie nog een enkele vraag. Hebt u nog een prangende vraag, mijnheer Servaes? Is er iets vergeten?
De heer Servaes (PvdA): Nee, ik heb geen vraag. Gezien de ernst van wat hier is gebeurd, zou ik graag een aantal zaken bij motie voorleggen aan de Kamer. Daarom heb ik behoefte aan een VAO later vandaag.
De voorzitter: De heer Servaes heeft eerder vandaag in de regeling van werkzaamheden al kenbaar gemaakt dat hij mogelijk een VAO zou aanvragen. Hij zegt nu dat hij dat daadwerkelijk gaat doen. Ik dank de minister voor de beantwoording. Ik dank de medewerkers voor hun aanwezigheid, net als de leden en de mensen op de publieke tribune. Ik vraag de leden om voor zij gaan nog even te luisteren naar wat ik als toezeggingen heb genoteerd. Zoals bekend, hecht ik er zeer aan dat de leden akkoord zijn met de formulering van de gedane toezeggingen.
– De minister houdt de Kamer op de hoogte van de voortgang van het onderzoek.
– Nederland zal maandag de stap zetten naar het Internationaal Zeerechttribunaal als zich verder geen ontwikkelingen voordoen voor die tijd.
Ik zie dat de leden daarmee akkoord zijn. Is de minister ook akkoord met de formulering?
Minister Timmermans: De laatste is geen toezegging.
De voorzitter: Ik ben het volledig met u eens, minister. Er is mij echter verzocht om dit als toezegging op te nemen. Als mij dat wordt verzocht door de leden, doe ik dat.
Sluiting 17.32 uur.