Kamerstuk 33750-J-6

Lijst van vragen en antwoorden over het Deltaprogramma 2014 «Werken aan de delta; Kansrijke oplossingen voor opgaven en ambities»

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaat van het Deltafonds voor het jaar 2014

Gepubliceerd: 8 november 2013
Indiener(s): Paulus Jansen
Onderwerpen: begroting financiën
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33750-J-6.html
ID: 33750-J-6

Nr. 6 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 11 november 2013

De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Infrastructuur en Milieu over het Deltaprogramma 2014 «Werken aan de delta; Kansrijke oplossingen voor opgaven en ambities», (bijlage bij Kamerstuk 33 750 J, nr. 4).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 8 november 2013. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Paulus Jansen

De griffier van de commissie, Tijdink

Vraag 1

Welke concrete acties heeft u ondernomen of bent u van plan te gaan ondernemen om regionale overheden te benaderen om te garanderen dat de waterwingebieden bij de kust worden beschermd?

Antwoord 1

Het drinkwaterbelang is reeds in de Drinkwaterwet opgenomen als «dwingende reden van openbaar belang» en ik ben op nationaal niveau eindverantwoordelijk voor drinkwater. Zoals aangekondigd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte zal in de Structuurvisie voor de Ondergrond (STRONG) worden bepaald of de winning van drinkwater uit de ondergrond ruimtelijk als een nationaal belang zal worden gekwalificeerd.

De planologische en juridische bescherming van drinkwatergebieden vindt plaats in provinciale structuurvisies, gemeentelijke bestemmingsplannen en provinciale milieuverordeningen (o.a. door de aanwijzing grondwaterbeschermingsgebieden).

De beleidsnota drinkwater die ik in 2014 zal opstellen en de Structuurvisie voor de Ondergrond zijn belangrijk voor de bescherming van drinkwaterbronnen, ook in duingebieden. Die beleidskaders worden mede richtinggevend voor de regionale structuurvisies, bestemmingsplannen en verordeningen. Daarnaast zijn er onder regie van de Provincies gebiedsdossiers voor drinkwaterwinningen opgesteld waar de risico's voor waterwinningen, waaronder die in de kust, in kaart zijn gebracht en regionaal bestuurlijke afspraken worden gemaakt over uitvoeringsplannen om de bescherming te verbeteren. De overeengekomen KRW maatregelen worden in de stroomgebiedbeheersplannen opgenomen en de landelijke generieke maatregelen in de Nota drinkwater.

Bij concrete initiatieven langs de kust worden drinkwaterbedrijven betrokken als er waterwingebieden in het geding zijn.

Vraag 2

Kunt u een toelichting geven op wat er wordt bedoeld met de stelling in het Deltaprogramma dat te veel doen ondoelmatig is?

Antwoord 2

Doelmatigheid is een belangrijk criterium voor de bekostiging van maatregelen uit de rijksbegroting en dus ook het Deltafonds. Het Deltaprogramma staat, gelet op de onzekerheden op ruimtelijk, economisch en klimatologisch vlak, voor een nuchtere, flexibele en adaptieve aanpak. Bij de strategieën die worden ontwikkeld en bij de maatregelen die worden voorbereid in het Deltaprogramma wordt derhalve ingespeeld op meerdere mogelijke toekomsten – de deltascenario’s – en daarbij wordt nadrukkelijk niet nu al op voorhand gekozen voor een worst case scenario. Hierdoor wordt de kans verkleind dat er overbodige en dus ondoelmatige maatregelen genomen worden.

Vraag 3

Welke conclusies worden verbonden aan de zin «De Deltacommissaris vindt dat een lange periode», waar het gaat om de periode voordat de gestelde doelen kunnen worden bereikt met de daarvoor beschikbaar gestelde middelen?

Antwoord 3

De nieuwe waterveiligheidsnormen die volgend jaar aan u worden voorgelegd zijn optimale normen voor 2050. Daaruit volgt dat in principe tot 2050 de tijd zou kunnen worden genomen om aan die normen te voldoen. De deltacommissaris onderstreept met zijn uitspraak de noodzaak om de komende jaren voortvarend de uitvoering van de benodigde waterveiligheidsmaatregelen ter hand te nemen. En dat gebeurt ook, bijvoorbeeld in het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma.

Vraag 4

Waarop baseert de Deltacommissaris de verwachting dat het voor 2050 realiseren van de benodigde maatregelen een uitdaging is? Op welke manier kan dit worden verbeterd? Wat is op dit moment dan wel een realistische verwachting?

Antwoord 4

In paragraaf 5.4 van het Deltaprogramma 2014 gaat de deltacommissaris uitgebreider in op deze materie. Gelet op de daar beschreven grove schatting van de kosten tot 2050 en de gemaakte extrapolatie van het Deltafonds tot 2050, komt de deltacommissaris tot zijn voorlopige verwachting. Zoals beschreven in hoofdstuk 5 komt de deltacommissaris in DP2015 met een financiële analyse die concreter en preciezer is dan in DP2014.

Vraag 5

Kunt u aangeven hoe gebruikers van zoetwater al ervaren dat de verzilting toeneemt? Bent u bijvoorbeeld bekend met de brief van stakeholders als de Vereniging van waterbedrijven in Nederland (VEWIN) en Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland (LTO) aan de Deltacommissaris van 15 januari 2013?

Antwoord 5

Gebruikers als landbouw, drinkwater, industrie en natuur hebben zoetwater nodig. In West-Nederland treedt op veel plaatsen verzilting op. Via maatregelen als doorspoeling wordt gezorgd voor water van voldoende kwaliteit voor de gebruikers. In diepe polders neemt de verzilting steeds verder toe door bodemdaling en omdat geleidelijk aan brakker grondwater van grotere diepten naar boven komt. Bij de inlaatpunten voor aanvulling en doorspoelen zijn er door lage afvoeren en zeespiegelstijging in West Nederland risico’s op toenemende verzilting. Op de mogelijke gevolgen voor gebruikers van een tekort aan voldoende water van voldoende kwaliteit wordt bij vraag 31 nader ingegaan.

Ik ben bekend met de brief van genoemde stakeholders aan de deltacommissaris van 15 januari 2013 en hun verzoek daarin om de beschikbaarheid van zoet water in West-Nederland te borgen. Het Deltaprogramma Zoetwater heeft de bestaande knelpunten in beeld gebracht en hoe deze kunnen veranderen als gevolg van sociaal-economische en klimatologische ontwikkelingen. Daarnaast kijkt het Deltaprogramma Zoetwater naar mogelijkheden om onze positie in de delta optimaal te benutten en kansen te pakken die deze ligging biedt. In de Deltabeslissing Zoetwater zal de regering een besluit nemen over de strategie voor de zoetwatervoorziening.

Vraag 6

Welke «grootschaligere maatregelen» op het gebied van de zoetwatervoorziening kunnen naar verwachting worden uitgesteld? Waarom is het wenselijk deze uit te stellen? Worden daarmee geen problemen voor ons uitgeschoven?

Antwoord 6

Het Deltaprogramma Zoetwater heeft adaptatiepaden (van maatregelen) opgesteld waarmee wordt ingespeeld op een onzekere toekomst. Afhankelijk van de klimatologische ontwikkeling kunnen extra maatregelen worden ingezet, deze opties worden opengehouden. Maatregelen waar het om gaat zijn onder andere: het verder vergroten van de IJsselmeerbuffer en eventueel veranderen van de afvoerverdeling naar de IJssel, een afsluitbare kering met zoutwerende werking in de Nieuwe Waterweg en een structurele alternatieve aanvoer voor West Nederland. Nu al inzetten op dit soort grootschalige maatregelen zou leiden tot desinvesteringen. Afhankelijk van de klimaat- en sociaal-economische ontwikkelingen kan op lange termijn voor deze maatregelen gekozen worden.

Vraag 7

Welke belangen kunnen «optimaal worden meegekoppeld», door het leveren van maatwerk per gebied bij dijkversterkingen en/of rivierverruimende maatregelen?

Antwoord 7

Dit zijn onder andere belangen op het gebied van natuur, recreatie, milieu en ruimtelijke kwaliteit.

Vraag 8

Op welke wijze is het onderlinge contact tussen de Deltacommissaris en de minister van IenM geregeld? Hoe houdt de minister, die politiek verantwoordelijk is, de vinger aan de pols?

Antwoord 8

Ik heb zeer regelmatig contact met de deltacommissaris over de voortgang van het Deltaprogramma, zodat ik – als politiek verantwoordelijke – de vinger aan de pols houd. Dit is tevens van belang omdat op het jaarlijkse voorstel van de deltacommissaris voor het Deltaprogramma door mij moet worden gereageerd.

Vraag 9

Waarom wordt de nieuwe veiligheidsbenadering uit de motie-Van Veldhoven/Lucas op Kamerstuk 27 625, nr. 262 niet helemaal, maar slechts zo veel mogelijk meegenomen bij de prioritering en de uitvoering van het HWBP? Wat houdt «zo veel mogelijk» in dit kader in?

Antwoord 9

De motie Van Veldhoven/Lucas verzoekt de regering, in 2014 te komen met een voorstel voor nieuwe normen, uitgaande van het voorkomen van achteruitgang van het huidige waterveiligheidsniveau, de nieuwste technische inzichten, een basisveiligheidsniveau slachtofferrisico van 10–5 als oriëntatiewaarde voor heel Nederlanden en een maatschappelijke kosten-batenanalyse (uitgaand van het tweede referentiescenario) om te bepalen waar een extra impuls gerechtvaardigd is. Tevens verzoekt de motie het nHWBP op basis van deze nieuwe systematiek vorm te geven.

De nadere uitwerking van deze veiligheidsbenadering en wettelijke verankering daarvan alsook de vertaling in het nieuwe toetsinstrumentarium rekening houdend met de nieuwste technische inzichten vindt de komende jaren plaats. Dit betekent dat bij het prioriteren en ontwerpen van de eerste maatregelen binnen het nHWBP in voorkomende gevallen gewerkt zal worden op basis van aannames over de uiteindelijke en definitieve uitwerking van de nieuwe norm en toetsvoorschriften. Het streven daarbij is de kans op regretkosten te minimaliseren.

Vraag 10

Is het vanuit de voor het Hoogwaterbeschermingsprogramma beschikbare middelen mogelijk om ook andere waterveiligheidsmaatregelen dan dijkversterkingen te financieren, zoals rivierverruimende maatregelen? Zo ja, zijn Rijk en waterschappen bereid om vanuit die middelen, waar kansrijk, andere maatregelen dan dijkversterkingen te overwegen? Zo nee, welke belemmeringen zijn er en bent u bereid deze weg te nemen?

Antwoord 10

De meest doelmatige maatregel om een primaire waterkering weer aan de wettelijke norm te laten voldoen is subsidiabel vanuit het HWBP. Mochten waterschappen in overleg met andere partijen door middel van rivierverruiming aan de norm willen voldoen, dan kunnen maatwerkafspraken worden gemaakt om de subsidie voor rivierverruiming in te zetten. De meerkosten ten opzichte van de meest doelmatige oplossing zullen vanuit andere bronnen moeten worden bekostigd. Of en, zo ja, waar andere maatregelen zoals rivierverruiming een kansrijke oplossingsrichting vormen wordt onderzocht in de gebiedsgerichte deelprogramma's van het deltaprogramma. Op basis hiervan zal ook de bekostiging van rivierverruimende maatregelen worden uitgewerkt.

Vraag 11

Wat is de kans dat projecten die voor 2020–2025 zijn gepland ineens urgent worden? Hoe wordt daarmee om gegaan?

Antwoord 11

Deze kans is klein. Voor het bepalen van de urgentie wordt er van uitgegaan dat de kering door de beheerder adequaat wordt onderhouden op grond van zijn zorgplicht. De kosten van beheer en onderhoud zijn voor rekening van de beheerder. Dit geldt uiteraard ook indien het ontwerp van de kering volgens de toetsing niet meer toereikend is om aan de wettelijke norm te voldoen en versterkt dient te worden. Bij de urgentiebepaling wordt dus geen rekening gehouden met de eventueel (achterstallig) onderhoud aangezien dit een perverse prikkel zou kunnen vormen. Dit betekent dat een kering die voor 2020–2025 ingepland is alleen ineens urgent(er) kan worden wanneer er nieuwe technische inzichten beschikbaar komen over sterkte en/of belasting van keringen of wanneer de urgentiebepaling onjuist blijkt te zijn.

Vraag 12

Wat is de stand van zaken van de onderzoeken naar de gevolgen van piping?

Antwoord 12

Dit najaar is de projectoverstijgende verkenning piping binnen het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma/HWBP opgestart. In deze verkenning wordt tussen 2014 en 2017 een aanpak ontwikkeld waarmee waterschappen kunnen bepalen wanneer maatregelen nodig zijn. Ook worden pilots gestart om te testen welke innovatieve oplossingen (o.a. geotextiel, drainagesystemen) werken.

Daarnaast zijn urgente dijktrajecten waar piping een rol speelt, opgenomen in de eerste programmeringsronde van het HWBP 2014–2019. Om bij deze trajecten piping goed mee te nemen, levert IenM dit jaar een werkwijzer piping op. Ook heeft IenM een expertteam ingesteld dat projecten specifiek kan adviseren op het gebied van piping. Tot slot worden nieuwe inzichten rondom piping doorontwikkeld ten behoeve van het nieuwe Wettelijk Toetsinstrumentarium/WTI 2017. Resultaten uit de projectoverstijgende verkenning worden hierin meegenomen. Hiermee is de koppeling tussen theorie en praktijk geborgd.

Vraag 13

Wat is de stand van zaken van de toezegging van de toenmalige staatssecretaris om een naviduct in de voorbereiding voor het project Toekomst Afsluitdijk mee te nemen, zodat dit in besluitvorming kan worden opgenomen als er toch financiën beschikbaar zijn?

Antwoord 13

In zijn brief van 3 juli 2012 heeft de (toenmalige) staatssecretaris van IenM een beeld gegeven van de geraamde kosten en baten van drie opties voor het opnemen van grotere sluizen in Kornwerderzand (Kamerstuk 32 308, nr. 8, Structuurvisie Afsluitdijk). In de brief komt de staatssecretaris tot de conclusie dat nieuwbouw de komende jaren niet doelmatig is. De sluizen hebben nog een restlevensduur tot 2050. Eerst dan is een grote investering aan de orde. In deze brief kondigt de staatssecretaris een overleg met de regio aan over de wenselijkheid, haalbaarheid en financierbaarheid van dit project. Een vervolgoverleg is op verzoek van de regio uitgesteld.

De beraadslagingen sindsdien hebben de ambitie van de regio verlegd naar een verruiming van de schutsluizen van Kornwerderzand. Recentelijk heeft de regio een plan hiertoe naar voren gebracht. Rijksfinanciering is bij dit alternatief niet aan de orde. Deze ambitie komt in de plaats van de eerdere ideeën in de regio (m.n. Fryslân, gemeente Kampen/Zwolle en Overijssel) om bij Kornwerderzand een naviduct te realiseren. Rijk en regio zullen hierover nader spreken in het Bestuurlijk Overleg MIRT Noord-Nederland.

Vraag 14

Wat is de stand van zaken van de duurzame en innovatieve initiatieven bij het project Toekomst Afsluitdijk waar de regionale overheden zich voor inzetten?

Antwoord 14

Rijk, regio en bedrijfsleven werken samen aan realisatie van ambities op de Afsluitdijk. Het initiatief ligt bij de regio. Naast duurzame energie en natuur werkt de regio ook aan ambities op het gebied van recreatie en toerisme. De stand van zaken van de verschillende initiatieven:

Duurzame Energie:

  • Blue Energy: de bouw van de blue energy proefcentrale op Breezanddijk is gestart en zal eind dit jaar operationeel zijn. Partners van dit project zijn Energy Valley, REDstack, Fujifilm en Wetsus. Het Rijk stelt locatie en vergunningen beschikbaar.

  • Getijdenenergie: de testlocatie in Den Oever functioneert. Dit project levert test- en demonstratiefaciliteiten voor energiewinning uit spui- en getijstroom. Het Rijk heeft hiervoor een financiële bijdrage beschikbaar gesteld.

  • Zonne-energie: de regio ontwikkelt momenteel plannen om een zonne-energie pilot te starten.

  • Afhankelijk van de uitkomsten van de pilots zullen de komende jaren in meer of mindere mate opschalingen plaatsvinden.

Natuurontwikkeling

Vanuit de regionale partijen is de wens ontstaan om i.p.v. «vishevels» over de dijk op één locatie een veel omvangrijkere «vismigratierivier» door de dijk heen te realiseren, met een veel hoger rendement voor vismigratie. Dit innovatieve plan van de regio vergt nog onderzoek.

Recreatie en Toerisme

De regio heeft groslijst van initiatieven van plaatselijke en andere ondernemers en overheden op basis waarvan zal worden bekeken welke in de komende jaren tot ontwikkeling kunnen komen.

Vraag 15

Voor welke andere ambities wordt ruimte gecreëerd in het project Toekomst Afsluitdijk?

Antwoord 15

Zoals bekend heb ik heb in het AO Wind op Land op 20 juni jl. aan uw Kamer toegezegd om de mogelijkheden van het plaatsen van windturbines op de Afsluitdijk te onderzoeken. Ik verken momenteel de opties en zal de conclusies in december 2013 aan uw Kamer melden.

Vraag 16

Hoe komt het dat het rijksbudget voor gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum maximaal 135 mln. euro is, terwijl de uitgesplitste bedragen daaronder optellen tot 139 mln. euro?

Antwoord 16

Dat heeft te maken met de inmiddels in het Deltafonds toegepaste prijsindexatie. Vandaar dat tussen haakjes het meest actuele bedrag in het Deltafonds voor de gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum is toegevoegd.

Vraag 17

Waarom zijn vijf van de oorspronkelijke 39 maatregelen uit het project Ruimte voor de Rivier vervallen?

Antwoord 17

Dijkverbetering Neder-Rijn/Geldersche Vallei (VGR 14)

In juni 2009 is door de toenmalige staatssecretaris besloten om op verzoek van het waterschap Vallei en Eem de maatregel Dijkverbetering Neder-Rijn/Geldersche Vallei niet uit te voeren. De aanname voor maaivelddaling die in de PKB is gebruikt komt niet overeen met de feitelijke situatie en vanuit veiligheidsoogpunt blijkt uitvoering van de maatregel derhalve niet nodig.

Kadeverlaging Biesbosch (VGR 15)

In 2009 is bij de projectbeslissing voor de ontpoldering Noordwaard gebleken dat de maatregel kadeverlaging Biesbosch niet nodig is. In de PKB waren beide maatregelen aan elkaar gekoppeld. De kadeverlaging Biesbosch was bedoeld om mogelijke opstuwing, veroorzaakt door de maatregel ontpoldering Noordwaard, te reduceren. Deze opstuwing treedt met het huidige geoptimaliseerde ontwerp van de Noordwaard niet op, waardoor de maatregel kadeverlaging Biesbosch is komen te vervallen.

Dijkverbetering Lek/Lopiker- en Krimpenerwaard (VGR 16)

Uit vooronderzoek, waarvan de gegevens er ten tijde van de PKB niet waren, is gebleken dat de dijkvakken voldoen aan de thans geldende veiligheidseisen en dat naar verwachting pas in 2045 verbetering noodzakelijk zal zijn. Op verzoek van het waterschap Stichtse Rijnlanden is daarom besloten deze maatregel te laten vervallen.

Kribverlaging Waalbochten en obstakelverwijdering Suikerdam en Polderkade naar de Zandberg (VGR 18)

De twee maatregelen bovenstrooms van Nijmegen zijn vervallen als gevolg van de projectbeslissing voor de dijkteruglegging Lent. Dit ontwerp realiseert met 34 cm in totaal 7 cm meer waterstanddaling dan de noodzakelijke 27 cm. Als de twee maatregelen bovenstrooms van Nijmegen gerealiseerd zouden worden, dan stroomt er meer water naar de Waal dan volgens de afvoerverdeling gewenst is.

Vraag 18

Wanneer komt er een betrouwbaar antwoord op de vraag welke kunstwerken wanneer het einde van hun levensduur bereiken?

Antwoord 18

Op basis van ontwerplevensduur en huidige prestaties wordt bekeken wanneer naar verwachting einde levensduur aan de orde is. Deze meer theoretische benadering wordt naast de resultaten van de uitgevoerde inspecties naar de toestand van de kunstwerken en andere objecten gelegd. Op basis van deze gegevens wordt een verwachting van de restlevensduur van de objecten opgesteld. Deze verwachting wordt periodiek herijkt. De eerste indicatie hiervan zal in 2016 worden geleverd (zie ook MIRT projectenboek 2014, pag. 32). In de praktijk zal het precieze moment dat einde levensduur wordt bereikt afwijken van het verwachte moment.

Vraag 19

Kunt u aangeven of bij het implementeren van de risicobenadering zoals bedoeld in motie-Lucas/Van Veldhoven op Kamerstuk 33 000 XII, nr. 96 uitgesloten wordt dat risico's in bepaalde gebieden worden verlaagd?

Antwoord 19

Het toekomstig waterveiligheidsbeleid richt zich op een uniforme basisveiligheid voor heel Nederland (binnendijks) en het zoveel mogelijk voorkomen van maatschappelijke ontwrichting.

Waar het nu veel veiliger is dan de basisveiligheid en waar geen sprake is van een risico op grootschalige maatschappelijke ontwrichting worden keringen goed onderhouden tot het moment dat investering op basis van de nieuwe normering noodzakelijk is. Er is dus geen achteruitgang in de feitelijke situatie, en men houdt heel lang een hoger niveau dan de standaard. Uiteindelijk zal in de loop van vele jaren, een situatie ontstaan van 10–5, gelijk aan de situatie in andere regio’s.

Vraag 20

Worden er projecten geschrapt omdat ze door de overgang naar de risicobenadering niet meer nodig zijn of wordt er alleen een andere prioritering aangehouden door de overstap op de risicobenadering?

Antwoord 20

Op dit moment wordt binnen het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma al geprioriteerd op basis van de risicobenadering. Daarnaast worden in de verkenningen nu verschillende scenario’s meegenomen om uiteindelijk een goede aansluiting met de nieuwe norm te bereiken.

Vraag 21

Kunt u toelichten in hoeverre bij constatering van een lage evacuatie-effectiviteit ook op verbetering van de evacuatie-effectiviteit wordt ingezet? Wordt de mogelijkheid tot verbetering van de evacuatie-effectiviteit ook meegenomen in de risicobenadering? Oftewel: worden bij het bepalen van het gewenste veiligheidsniveau ook toekomstige verbeteringen op het punt van evacuatie-effectiviteit meegenomen?

Antwoord 21

De gemiddelde mogelijkheden van evacuatie (zgn. evacuatiefracties) waar bij de studies rekening mee is gehouden zijn in het verleden door waterveiligheidsexperts beschouwd als een conservatieve inschatting van wat met de huidige organisaties en zonder verdere verbetering van effectiviteit, haalbaar zou zijn. Deze aannames worden nu nogmaals bezien door de veiligheidsregio’s. Daarnaast wordt op meerdere manieren ingezet op het beperken van schade en slachtoffers bij overstromingen o.a. door het ontwikkelen van een landelijke Module Evacuatie die er op gericht is het handelingsperspectief van burgers en bedrijven te vergroten. Een en ander is nog in ontwikkeling en daarom wordt hier generiek (nog) geen rekening mee gehouden bij de onderbouwing van de normen voor de waterkeringen. Als blijkt dat de evacuatiemogelijkheden op sommige plaatsen aantoonbaar groter zijn, dan eerder werd verondersteld dan kan dat worden meegenomen in de onderbouwing van de nieuwe normen voor de waterkeringen.

Vraag 22

Welke voorwaarden worden er gesteld aan het beschikbaar stellen van middelen uit het Deltafonds voor de realisatie van meerlaagsveiligheidsoplossingen?

Antwoord 22

Voorwaarden voor financiering van meerlaagsveiligheidsoplossingen uit het Deltafonds worden momenteel binnen het Deltaprogramma onderzocht. In april 2014 zullen de eerste voorstellen worden voorgelegd aan de Stuurgroep Deltaprogramma. De ambitie is om in het DP2015, dat september 2014 naar de Kamer wordt gestuurd, concrete voorstellen voor dergelijke voorwaarden op te nemen.

Vraag 23

Hoe zorgt u ervoor dat de nieuwe waterveiligheidsnormen, die de Deltacommissaris in het Deltaprogramma 2015 zal voorstellen en waar u een besluit over gaat nemen, zo snel als mogelijk van kracht zijn? Welke stappen moeten doorlopen worden? Gaat het u lukken, als de medewetgever bijdraagt aan een voorspoedige wetsbehandeling, de nieuwe normen per 1 januari 2017 van kracht te laten zijn?

Antwoord 23

Op Prinsjesdag 2014 wordt het Deltaprogramma 2015 aangeboden aan uw Kamer. In dit deltaprogramma komt het kabinet met een reactie op het voorstel en de adviezen van de deltacommissaris over de deltabeslissingen. De beleidsmatige verankering van de deltabeslissingen vindt plaats in de opvolger van het Nationaal Waterplan. Parallel aan de beleidsmatige verankering start het proces van juridische verankering van de waterveiligheidsnormen. Dit vergt een kleine aanpassing van de Waterwet en het opstellen van een Besluit (AMvB) onder de Waterwet waarbinnen de waterveiligheidsnormen een plek krijgen. Hiermee wordt al aangesloten bij de vorm van de Omgevingswet. In dit licht bezien is inwerkingtreding per 1 januari 2017 naar verwachting haalbaar.

Vraag 24

Waarom heeft u – in weerwil van het advies van de Deltacommissaris – ervoor gekozen centrale elementen uit de Deltawet in de Waterwet te handhaven, en pas later na te gaan of deze elementen zullen worden toegevoegd aan de Omgevingswet?

Antwoord 24

Ik denk, samen met de deltacommissaris, op dit moment nog na over de organisatie en de governance van het Deltaprogramma na het uitkomen van DP2015 en wil daarbij niet op de zaken vooruit lopen. Daarbij komt dat alle financiële bepalingen uit de Waterwet pas in een later stadium overgaan naar de Omgevingswet. Dit geldt ook voor het Deltafonds.

Vraag 25

Waarom bent u voornemens om de waterveiligheidsnormen niet op wetsniveau, maar op het niveau van algemene maatregel van bestuur vast te leggen? Op welke wijze denkt u hierbij het budgetrecht van de Kamer te dienen?

Antwoord 25

De belangrijkste ambitie bij de totstandkoming van de Omgevingswet is het gemakkelijker maken van het omgevingsrecht. Onderdeel daarvan is het op een eenduidige manier verankeren van alle omgevingsnormen waaronder de normen voor primaire waterkeringen. Om de wet uniform in te richten is gekozen voor verankering op AMvB niveau. Ik ben voornemens om een voorhangprocedure in de Omgevingswet op te nemen. Daarmee wordt gewaarborgd dat het parlement in een vroeg stadium betrokken is bij de totstandkoming van die normen en dat daarover een openbaar debat kan plaatsvinden. Daarnaast bent u betrokken bij elke begroting met daarin de uitgaven voor het voldoen aan de normen. Hiermee wordt recht gedaan aan het budgetrecht.

Vraag 26

Waarom continueert u niet gewoon de huidige wijze van wettelijke verankering van de waterveiligheidsnormen in de Waterwet bij het opstellen van de Omgevingswet?

Antwoord 26

Zie het antwoord op vraag 25.

Vraag 27

In welke gevallen zijn primaire waterkeringen afgekeurd, terwijl in de praktijk sprake is van een veilige situatie?

Antwoord 27

In Nederland hanteren we strenge normen en strenge toetsvoorschriften voor het borgen van de waterveiligheid. De toetsvoorschriften bevatten regels voor het beoordelen van de veiligheid van alle onderdelen van de waterkering. Niet al deze onderdelen dragen in gelijke mate bij aan de veiligheid van de waterkering. Afkeuren van een onderdeel van de waterkering betekent daarom niet dat er direct sprake hoeft te zijn van een onveilige situatie. De waterkeringbeheerder dient bij afkeuren wel na te gaan welke maatregelen passend zijn, afhankelijk van de mate en oorzaak van afkeuren en de locale situatie.

Vraag 28

Wat zijn de uitgangspunten die worden gehanteerd met betrekking tot de selectie van de pilots op het gebied van de voorzieningenniveaus?

Antwoord 28

Een eerste fase van pilots voor voorzieningenniveau heeft reeds plaatsgevonden. Een belangrijk uitgangspunt was om in ieder geval een pilot in hoog Nederland en een pilot in laag Nederland uit te voeren. Daarnaast was de animo om aan de pilots mee te werken bij betrokken partijen in de regio een belangrijk criterium. De bereidheid om mee te doen aan de pilots was zo groot dat de pilots een bijna landsdekkend beeld hebben opgeleverd. In de´pilots voorzieningenniveau zoetwater´zijn bij Rijkswaterstaat, regio’s en gebruikers verwachtingen en randvoorwaarden opgehaald over het voorzieningenniveau. De conclusie uit de pilots is dat het instrument kan bijdragen aan heldere en doelmatige afspraken en risicoverdeling tussen overheden en gebruikers. Ook werd duidelijk dat er behoefte is aan verdere uitwerking van het instrument voorzieningenniveau en aan maatwerk, afhankelijk van urgentie en behoeften bij zowel overheden als gebruikers. Dit is aanleiding om op korte termijn in een aantal regio’s een vervolg te geven aan de pilots om ervaring op te doen met de regionale uitwerking van het voorzieningenniveau.

Vraag 29

Kunt u aangeven wanneer en op welke wijze de overheid (Rijk, provincie en waterschap) de voorzieningenniveaus zal vaststellen zodat watergebruikers weten waar ze op kunnen rekenen in tijden van droogte?

Antwoord 29

Het voorzieningenniveau wordt stapsgewijs uitgewerkt. De eerste stap bestaat uit het gestructureerd inzicht geven in bestaande afspraken in normale en crisissituaties. In de volgende stap vindt een dialoog plaats tussen overheden en gebruikers over de betekenis van de informatie. De derde stap is gericht op het optimaliseren van de afspraken gericht op doelmatigheid, duurzaamheid, stimuleren innovaties, solidariteit en legitimiteit. De te doorlopen stappen, aard en schaalniveau van de informatie kan per gebied en functie variëren afhankelijk van urgentie en (technische) haalbaarheid. Aandacht voor de complexe samenhang tussen hoofd- en regionaal watersysteem en gebruikers alsook de verbinding van water en de ruimtelijke inrichting vormen belangrijke onderdelen in de uitwerking.

Om dit proces te borgen zal in het Deltaprogramma 2015 een nationaal kader worden opgenomen waarin de organisatie voor de verdere uitwerking van het voorzieningenniveau staat beschreven, als mede een eerste uitwerking van het voorzieningenniveau voor het hoofdwatersysteem en de relatie met de voorkeursstrategie. De verdere uitwerking van het voorzieningenniveau loopt door na de Deltabeslissing in 2015. Mogelijke aanpassing van bestaande afspraken op basis van de uitwerking van het voorzieningenniveau gaat dus pas na 2015 spelen.

Vraag 30

Welke maatregelen zijn voorzien om zoetwatertekorten te bestrijden en waterschaarste zoveel als mogelijk te voorkomen? Maakt waterschaarste deel uit van het Deltaprogramma?

Antwoord 30

Een beschrijving van de kansrijke maatregelen om zoetwatertekorten te bestrijden en waterschaarste zoveel als mogelijk te voorkomen, is beschreven in paragraaf 3.2 en 3.3 van het Deltaprogramma 2014. Het voorkomen van waterschaarste is één van de twee doelen van het Deltaprogramma.

Vraag 31

Kunt u aangeven of de economische risico's en schade van waterschaarste op nationaal niveau goed in kaart gebracht zijn? En evenzo voor de schade aan natuurgebieden? Zo ja, kunt u in een kaart of een tabel inzichtelijk maken waar deze risico's zich bevinden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 31

De economische risico’s en schade zijn binnen het Deltaprogramma zo goed als mogelijk in kaart gebracht. Verschillende gebruiksfuncties ondervinden schade, onder andere landbouw, natuur en scheepvaart. Andere gebruikers zullen meer investeringen moeten doen om te voorkomen dat (grote) knelpunten optreden. Dit geldt bijvoorbeeld voor de drinkwatervoorziening en voor de energievoorziening.

SEO economisch onderzoek heeft een inschatting gemaakt van de schade die in 2050 kan optreden als gevolg van watertekorten. De economische effecten lijken het grootst bij de landbouw en de binnenvaart.

De industrie zal bij snelle klimaatverandering schade ondervinden van toenemende watertekorten door een toename van storingen, of door noodzakelijke investeringen in duurdere materialen voor systemen voor bedrijfswater, koelsystemen, blussen, etc. Koelwaterbeperkingen bij energiecentrales kunnen op landelijk niveau leiden tot te lage reservecapaciteit voor elektriciteitslevering. Dit kan leiden tot hogere prijzen voor elektriciteit vanwege duurdere vervangende productie of vanwege hogere prijzen door noodzakelijk te nemen maatregelen.

Voor een aantal innamepunten voor de drinkwatervoorziening geldt dat er maatregelen moeten worden getroffen als het klimaat warmer wordt. De sector brengt in beeld welke kosten hieraan verbonden zijn.

Tekort aan water in de stad kan op termijn leiden tot grote schade. Het gaat om schade aan gebouwen, aan boven- en ondergrondse infrastructuur en aan stedelijk groen. Uit de analyse van het Deltaprogramma Zoetwater blijkt dat in de scenario’s Warm en Stoom natuurschade zal optreden als gevolg van grondwaterstanddaling en aanvoer van gebiedsvreemd water. Dit zal leiden tot achteruitgang van zowel aquatische als terrestrische natuurwaarden.

Als onderdeel van een economische analyse voert het Deltaprogramma Zoetwater een kosten baten analyse uit, waarbij de beschikbare informatie over economische risico’s en schade nogmaals wordt bekeken.

Op bijgaande kaart staat voor een aantal belangrijke sectoren aangegeven waar knelpunten kunnen gaan optreden.

Bron: Bestuurlijke rapportage Deltaprogramma Zoetwater, Fase 2 (2012)

Vraag 32

In hoeverre wordt in het kader van het Deltaprogramma gekeken naar drijvende golfdempers als mogelijk alternatief voor zandsuppletie?

Antwoord 32

Een voorstel voor drijvende golfdempers is door een bureau bij het Deltaprogramma en bij het ministerie van IenM neergelegd en is op zijn merites beoordeeld. Golfdempers kunnen nooit zandsuppleties duurzaam vervangen. Omdat de zeespiegel stijgt wordt Nederland zonder zandsuppleties ieder jaar gemiddeld een meter kleiner. Daar kunnen golfdempers niets aan veranderen. De golfdempers kunnen in principe de golfaanval op de kering (harde kering of duinen) tijdens storm verminderen. Daarom zou de kering of het duin minder sterk hoeven zijn. Of dit opweegt tegen de kosten, het onderhoud en beheer van de golfdempers en de negatieve effecten op natuurlijkheid van de kust en gebruik van de zee is de vraag. Om hier meer zicht op te krijgen is in het kader van de Topsector Water een overleg gepland tussen de initiatiefnemers, kustbeheerders en het bedrijfsleven.

Vraag 33

Kan de kosteneffectiviteitsanalyse met betrekking tot het laten meestijgen van het waterpeil van het IJsselmeer met de zeespiegelstijging naar de Kamer worden gestuurd?

Vraag 34

Acht u het beschikbare budget voor investeringen in waterveiligheid en zoetwatervoorziening, gelet op de bezuinigingen op het Deltafonds en de afnemende investeringsruimte, voldoende om de waterveiligheids- en zoetwateropgaven voor 2050 te realiseren?

Antwoord 34

Het beschikbare budget van het Deltafonds lijkt naar verwachting voldoende om de lopende en geplande investeringen in waterveiligheid en zoetwater uit te voeren. In het Deltaprogramma 2015 zal meer duidelijkheid komen over de omvang van de opgave tot 2050, die voortvloeit uit de in 2014 te nemen deltabeslissingen, en de financiering hiervan door het rijk en de ander betrokken overheden en partijen.

Vraag 35

Hoe staat het met de benodigde nadere afspraken tussen Rijk en waterschappen over de bekostiging van de meerkosten van de nieuwe normen? Wat is uw inzet bij uw gesprek met de waterschappen? Wanneer kunt u de Kamer informeren over de inhoud van deze afspraken?

Antwoord 35

Op dit moment worden berekeningen gemaakt om de (meer)kosten van de nieuwe normen te bepalen. Op basis van deze berekeningen zal ik mijn inzet bepalen en in overleg treden met waterschappen over de bekostiging van de meerkosten. Het is mijn ambitie om rondom de Deltabeslissingen u hier nader over te informeren.