Kamerstuk 33750-J-17

Uitvoering van de motie van het lid Smaling over een lagere minimumtemperatuur voor tapwater

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaat van het Deltafonds voor het jaar 2014

Gepubliceerd: 20 januari 2014
Indiener(s): Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33750-J-17.html
ID: 33750-J-17

Nr. 17 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 januari 2014

De commissie voor Infrastructuur en Milieu heeft mij d.d. 11 december 2013 verzocht de Kamer te informeren over de wijze waarop ik uitvoering ga geven aan de op 26 november 2013 aangenomen motie Smaling (Kamerstuk 33 750 J, nr. 15). In deze motie wordt mij gevraagd om onderzoek te doen naar het besparingspotentieel bij een lagere minimumtemperatuur voor tapwater, door pilots toe te staan in kantoren, utiliteitsgebouwen en appartementencomplexen (vve's) en op basis van dit onderzoek zo nodig met voorstellen te komen voor een aanpassing van de regelgeving. Hierbij voldoe ik aan uw verzoek.

In de overwegingen van de motie wordt gesproken over «elektrochemische systemen zoals koper-zilverionisaties». Berichten over verlaging van de warm tapwatertemperatuur bij koper-zilverionisatie waren in eerste instantie aanleiding om Kamervragen te stellen. Het verzoek van uw Kamer heeft echter betrekking op pilots met alternatieve technieken in brede zin, waarbij warmtebesparing voorop staat.

De toepassing van elektrochemische technieken is onder meer vanwege milieuredenen (niet afbreekbare restanten in oppervlaktewater en RWZI’s) in de toelating op grond van de Wet gewasbeschermingsmiddelen, en als gevolg daarvan in het Drinkwaterbesluit, beperkt tot de zogeheten prioritaire locaties (zoals ziekenhuizen en hotels), waarvan er naar schatting zo’n 1900 zijn. In heel veel utiliteitsgebouwen (zoals kantoren, scholen, fabrieken en kazernes) mogen deze technieken niet worden toegepast, evenmin als in appartementencomplexen.

De toepassing van een aantal andere alternatieve technieken is daarentegen niet beperkt tot de prioritaire locaties. Het betreft met name ultrafiltratie, UV-licht en pasteurisatie (samen aangeduid als fysisch beheer) en UV-licht in combinatie met titaniumoxide (ook wel fotochemisch beheer genoemd, ofwel AOT). Ze mogen in principe in alle – naar schatting 600.000 – collectieve leidingwaterinstallaties worden geplaatst, dus ook in alle utiliteitsgebouwen (waaronder kantoren) en appartementencomplexen.

Daarmee is het mogelijke warmtebesparingspotentieel op nationaal niveau van deze technieken aanzienlijk.

Om bovengenoemde redenen ben ik voornemens om de in de motie gevraagde pilots uit te laten voeren met de technieken ultrafiltratie, UV-licht, pasteurisatie en/of AOT. Daarbij ben ik uiteraard afhankelijk van de medewerking van de leveranciers van de technieken en de eigenaars van de betreffende locaties.

Net als bij de eerder uitgevoerde pilots, is het uitgangspunt dat de kosten van de uitvoering van de pilots worden gedragen door de leveranciers van de alternatieve technieken. Zij hebben er baat bij om aan te tonen dat toepassing van hun product ook een energiebesparend effect heeft.

Vanuit mijn departement wordt zo spoedig mogelijk contact opgenomen met de betrokken leveranciers, om nadere afspraken te maken over de uitvoering van de pilots. De pilots zullen worden begeleid door de subcommissie Technieken Legionella Preventie, een werkgroep binnen de commissie van deskundigen op basis van artikel 20 van het Drinkwaterbesluit. Ik verwacht u in november 2014 over de resultaten te kunnen informeren.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus