Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 maart 2014
Middels deze brief wil ik u informeren over drie toezeggingen en één motie die tijdens het begrotingsdebat van 28 november 2013 (Handelingen II 2013/14, nr. 30, item 10) aan de orde zijn gekomen.
Tijdens het begrotingsdebat heb ik toegezegd de Kamer te informeren over welke overheidsdocumenten kunnen worden vertaald in het Engels en Papiaments.
De Invoeringswet Openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (I-BES) regelt het gebruik van de verschillende talen in Caribisch Nederland in het bestuurlijk verkeer tussen de overheden onderling en tussen de overheden en burgers. In de I-BES zijn dus geen regels vastgelegd inzake vertaling in Engels en/of Papiaments. Er is geen verplichting om schriftelijke stukken te vertalen, ook niet wanneer een document uitsluitend gericht is aan personen en/of instanties gevestigd in Caribisch Nederland. In de praktijk maakt ieder departement zelf de afweging welke documenten worden vertaald, daarbij geadviseerd door de communicatieafdeling van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN). Er zijn twee soorten documenten die altijd naar het Engels en Papiaments worden vertaald: Persberichten en documenten die betrekking hebben op het informeren van de burgers in Caribisch Nederland.
Voor mijn eigen departement geldt bovenstaande ook: persberichten en documenten die van belang zijn voor de burgers worden vertaald, denk hierbij aan de FinBES en WolBES evenals beleidswijzigingen bijvoorbeeld op het terrein van burgerzaken. Ook documenten die betrekking hebben op de grote evaluatie (zullen) worden vertaald in het Engels en Papiaments.
Hoewel de Rijksoverheid dus geen verplichting kent overheidsdocumenten te vertalen erken ik nut en noodzaak van het in de eigen taal informeren van de inwoners van Caribisch Nederland. Ik ben dan ook bereid mijn collega’s erop te wijzen te allen tijde na te gaan of dat er behoeftes en wensen zijn bepaalde documenten en/of berichten te vertalen in het Engels en/of Papiaments. Tevens zal ik hen verwijzen naar de dienstverleningsovereenkomsten die de departementen met het RCN zijn aangegaan en waarin het vertalen van documenten als basisdienstverlening is opgenomen. Ik zou echter niet zover willen gaan om een verplichting tot vertaling van alle rijksoverheidsdocumenten op te leggen, dit zou onnodige administratieve lasten en kosten met zich mee brengen.
Tevens heb ik in het begrotingsdebat in reactie op vragen van het Tweede Kamerlid Van Laar toegezegd dat de directeur Koninkrijksrelaties contact zal opnemen met de directeur PUM (Netherlands senior experts) om te bezien wat deze organisatie voor de ondersteuning van de Caribische delen van het Koninkrijk kan betekenen.
Inmiddels heeft mijn directeur Koninkrijksrelaties tweemaal gesproken met de directeur van PUM. Uit deze gesprekken is naar voren gekomen dat PUM inderdaad betekenis kan hebben, zeker in Caribisch Nederland. De bestuurscolleges van de openbare lichamen zijn zelf ook positief over betrokkenheid van PUM in Caribisch Nederland, zo begrijp ik uit het recente bezoek van mijn secretaris-generaal aan de eilanden. Ook voor de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten kan PUM betekenis hebben. Echter, dit is primair aan de landen zelf om te bepalen. Er zijn geen principiële redenen vanuit Nederland, waarom PUM ook daar niet actief zou kunnen worden, als de betreffende landen dat zouden willen.
Ook heeft u gevraagd of BES Legal aansluiting kan krijgen bij Caribisch Nederland. Die aansluiting is inmiddels tot stand gekomen. De juridisch medewerker van het bureau Rijksvertegenwoordiger is agendalid van BES Legal. Inmiddels is er in Caribisch Nederland ook een juridisch platform tot stand gekomen. Ook dit platform heeft aansluiting bij BES Legal.
Tot slot is tijdens de begrotingsbehandeling van BZK de regering bij motie van Kamerlid Hachchi (Kamerstuk 33 750-IV, nr. 15) verzocht een oplossing te zoeken waardoor de inwoners van de BES-eilanden dezelfde toegang tot Nederlandse websites krijgen als de inwoners van het Europese deel van Nederland. De huidige IP-adressen op de BES-eilanden wijken nu af van de IP-adressen van het Europese deel van Nederland. Daardoor worden zij als buitenlands beschouwd en dit heeft als gevolg dat de inwoners van de BES-eilanden geen toegang hebben tot sommige Nederlandse mediaprogramma’s op het internet. Dit was overigens ook al het geval voor de transitie van 10-10-10. Veelal zijn IP-adressen gebonden aan de regio waar ze zijn uitgegeven. Dit betekent bijvoorbeeld dat een niet-Europees IP-adres dat toegang tot een Europees adres probeert te krijgen, wordt geblokkeerd. Bij een omroep heeft het vaak ook te maken met auteursrechten die tot een regio zijn beperkt.
Het zijn de content providers die bepalen welke IP-adressen of blokken IP-adressen toegelaten of geblokkeerd worden voor de doorgifte van programma’s. Daarvan is bekend dat omroepen vanwege copyright redenen zaken zoals «uitzending gemist» niet algemeen ter beschikking kunnen stellen en daarom filteren op IP-adressen. Ik ben voornemens om de content providers te wijzen op het feit dat Saba, Statia en Bonaire behoren tot het land Nederland, en dat inwoners van Saba, Statia en Bonaire dezelfde toegang zouden moeten kunnen hebben tot programma’s als inwoners van het Nederlandse vasteland.
De providers hebben echter hun eigen verantwoordelijkheid en zullen zelfstandig de voor- en nadelen van het al of niet blokkeren van bepaalde IP-adressen moeten afwegen. De overheid heeft geen wettelijke bevoegdheden deze toegang af te dwingen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk