Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 december 2013
Bij brief van 3 oktober 2013 inzake de lijst met vragen en antwoorden ten behoeve van de begrotingsbehandeling Hoofdstuk IV berichtte ik u de Tweede Kamer op een later moment nader te informeren over de gegevens met betrekking tot dienstreizen en uitzendingen van ambtenaren naar het Caribische deel van het Koninkrijk (Kamerstuk 33 750 IV, nr. 5).
Voor bewindspersonen kan ik u berichten dat afspraken omtrent reizen naar het Caribische deel van het Koninkrijk zijn vastgelegd in het Handboek voor aantredende bewindspersonen. Reizen van bewindspersonen worden altijd vooraf gemeld aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK).
Aanvullend hierop zijn in de Ministerraad van 3 juli 2009 richtlijnen voor missies van bewindspersonen en ambtenaren vastgelegd. Aanleiding was het staatkundig proces dat destijds leidde tot veel extra reisbewegingen door bewindspersonen en ambtenaren hetgeen weer leidde tot een forse organisatorische belasting ter plaatse. Het doel van de richtlijnen was het aantal missies te beperken en de efficiëntie van de missies te vergroten.
In de Ministerraad van 16 september 2011 zijn de bestaande afspraken herhaald: maximaal twee bewindspersonen per jaar naar de landen en maximaal vier per jaar naar Caribisch Nederland. Uitzonderingen bestaan voor de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Defensie en Buitenlandse Zaken vanwege hun bijzondere verantwoordelijkheden in Koninkrijksverband. Verder is de Minister van Veiligheid en Justitie uitgezonderd voor zover het betreft het Justitioneel Vierpartijen Overleg (JVO) en is de Minister Infrastructuur en Milieu uitgezonderd voor zover het betreft nationaliteit en veiligheid van de zeescheepvaart (Koninkrijkstaak). Belangrijke toevoeging aan de afspraken is het melden van hoogambtelijke reizen bij de secretaris-generaal BZK, zodat ook briefing en debriefing kan plaatsvinden. Voor zover het betreft ambtelijke reizen is in de MR opgeroepen tot terughoudendheid waarbij elk departement verantwoordelijk is voor het eigen reisbeleid.
In het verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden inzake het BES-fonds voor het jaar 2013 (Kamerstuk 33 400 H, nr. 4) is de Kamer geïnformeerd over de afspraken die binnen het Kabinet zijn gemaakt over het aantal reizen van bewindspersonen naar het Caribische deel van het Koninkrijk.
Binnen elk departement vindt eigenstandig de afweging plaats over het nut en de noodzaak van een reis (zie ook Kamervragen uit 2011; Aanhangsel Handelingen II 2011/12, nr. 3436), vooral vanuit de gedachte dat alleen het departement zelf goed de inhoudelijke afweging kan maken.
In maart 2013 is in het SG-overleg (SGO) opgeroepen om intern te borgen dat terughoudend met dienstreizen naar Caribisch Nederland wordt omgegaan en om de reizen te melden in de Interdepartementale Werkgroep Caribisch Nederland en Koninkrijksrelaties (IWG). Ook is het verzoek gedaan om de Rijksvertegenwoordiger te informeren over aanstaande reizen en op basis van het overzicht dat hij heeft, signalen te laten afgeven over timing en inhoudelijke noodzaak ten opzichte van de openbare lichamen.
Het Ministerie van BZK heeft afgelopen zomer een nieuwe werkwijze met betrekking tot de dienstreizen geïmplementeerd. BZK-ambtenaren zijn verplicht reizen te melden bij de directie Koninkrijksrelaties. Daarnaast zijn door de SG BZK richtlijnen toegevoegd voor dienstreizen naar het Caribische deel van het Koninkrijk. Deze richtlijnen kunnen worden beschouwd als een aanscherping van de regels omtrent dienstreizen die gelden voor ambtenaren van het Ministerie van BZK. Aangenomen wordt dat deze richtlijnen het aantal reizen richting het Caribische deel van het Koninkrijk verder zal doen dalen.
Mijn ministerie ontving in augustus jl. een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) waarin werd verzocht om informatie over dienstreizen vanuit Nederlandse departementen naar de overzeese delen van het Koninkrijk. Het Wob-verzoek ging alle departementen aan en is derhalve ter behandeling aan alle departementen doorgestuurd. De meeste departementale Wob-besluiten met de bijgevoegde reisinformatie zijn inmiddels op de website rijksoverheid.nl gepubliceerd. De informatie die is geleverd in reactie op het Wob-verzoek vindt u via: http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/wob-verzoeken/2013/11/25/besluit-wob-verzoek-dienstreizen-nederlandse-ministeries-naar-overzeese-delen-van-het-koninkrijk.html
Om u inzicht te geven in de kosten van alle dienstreizen van BZK naar het Caribische deel van het Koninkrijk sinds 2009 bied ik u het onderstaande overzicht aan. De kosten zijn inclusief de kosten van de reizen van bewindslieden en hun delegaties.
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 jan. t/m juni |
---|---|---|---|---|
€ 645.940,00 |
€ 866.472,00 |
€ 634.600,00 |
€ 309.361,00 |
€ 147.829,00 |
Uit bovenstaand overzicht wordt duidelijk dat de kosten sinds 2010 aan het afnemen zijn. De oplopende kosten in 2009 en 2010 zijn te herleiden tot het proces rond de staatkundige transitie. De hogere reiskosten in 2011 zijn terug te voeren op afwikkeling van die staatkundige veranderingen. In 2012 zijn de kosten aanzienlijk lager ten opzichte van voorgaande jaren. De totale kosten over 2013 zullen vermoedelijk licht dalen als gevolg van de aangescherpte richtlijnen die sinds 1 juli jl. op mijn departement gelden.
Tot slot wijs ik u erop dat rijksambtenaren in de praktijk niet lichtvaardig een dienstreis ondernemen. Nederland draagt in het Caribische deel van het Koninkrijk een zekere verantwoordelijkheid die maakt dat sommige rijksambtenaren met enige regelmaat op de eilanden moeten zijn om hun werk goed te kunnen doen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk