A. |
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL |
3 |
B. |
BEGROTINGSTOELICHTING |
4 |
1 |
Leeswijzer |
4 |
2 |
Ministerie van Algemene Zaken |
5 |
2.1 |
De beleidsagenda |
5 |
2.2 |
Beleidsartikel |
5 |
2.2.1 |
Eenheid van het algemeen regeringsbeleid |
5 |
2.2.1.A |
Algemene doelstelling |
5 |
2.2.1.B |
Rol en verantwoordelijkheid |
6 |
2.2.1.C |
Beleidswijzigingen |
6 |
2.2.1.D |
Budgettaire gevolgen van beleid |
7 |
2.3 |
Agentschap Dienst Publiek en Communicatie |
10 |
2.3.1 |
Begroting van baten en lasten |
10 |
2.3.2 |
Kasstroomoverzicht |
12 |
2.3.3 |
Overzicht doelmatigheidsindicatoren |
12 |
3 |
Kabinet van de Koning |
14 |
3.1 |
Algemene doelstelling |
14 |
3.2 |
Taken |
14 |
3.3 |
Budgettaire gevolgen |
14 |
4 |
Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten |
15 |
4.1 |
Algemene doelstelling |
15 |
4.2 |
Budgettaire gevolgen |
15 |
Bijlagen |
||
1. Verdiepingshoofdstuk |
16 |
|
2. Moties en toezeggingen |
17 |
Wetsartikelen 1, 3 en 4
De onderhavige wetsartikelen strekken ertoe om de begrotingsstaten van respectievelijk het ministerie van Algemene Zaken, van het Kabinet van de Koning en van de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten voor het jaar 2014 vast te stellen.
De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. In afwijking van het derde lid is in het vierde lid bepaald, dat de begrotingsstaten van het Kabinet van de Koning en van de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten worden vastgesteld bij de wet waarmee de departementale begrotingsstaat van het ministerie van Algemene Zaken wordt vastgesteld.
Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaten voor het jaar 2014 vast te stellen.
Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2014. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.
Met de vaststelling van deze wetsartikelen worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2014 vastgesteld. De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).
Wetsartikel 2
Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en de lasten, het saldo van de baten en de lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de in de staat opgenomen baten-lastendiensten voor het onderhavige jaar vastgesteld. De in die begrotingen opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze memorie van toelichting en wel in de paragraaf inzake de baten-lastendienten.
De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, M. Rutte
Deze memorie van toelichting betreft de begrotingsstaten voor het jaar 2014 van het ministerie van Algemene Zaken (inclusief die van het agentschap Dienst Publiek en Communicatie), van het Kabinet van de Koning en van de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten. Bedoelde begrotingen komen in de hoofdstukken 2 tot en met 4 aan de orde.
Achtereenvolgens wordt aandacht besteed aan het beleid van het ministerie (paragraaf 2.2) en het agentschap Dienst Publiek en Communicatie (paragraaf 2.3).
In de toelichting bij de begroting van het Kabinet van de Koning wordt achtereenvolgens ingegaan op de algemene doelstelling (paragraaf 3.1), de taken (paragraaf 3.2) en de budgettaire gevolgen (paragraaf 3.3).
In de toelichting bij de begroting van de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten wordt kort aandacht besteed aan de doelstelling van de Commissie (paragraaf 4.1) en aan de budgettaire gevolgen (paragraaf 4.2).
Voor wat betreft het verstrekken van beleidsinformatie wordt opgemerkt dat de begroting van het ministerie van Algemene Zaken, gelet op de aard van de werkzaamheden en het ontbreken van een specifiek beleidsveld, geen aanknopingspunten biedt tot het benoemen van maatschappelijke effecten. Dit neemt niet weg, dat in de AZ-begroting ieder jaar zo goed en zo concreet als mogelijk inzicht wordt gegeven in de activiteiten. Waar mogelijk en zinvol zijn deze gevat in output-indicatoren.
Op 20 april 2011 is de aanpassing van presentatie van de Rijksbegroting onder de naam «Verantwoord Begroten» in de Tweede Kamer behandeld (Kamerstukken II, 31 865, nr. 26). De nieuwe presentatie geeft meer inzicht in de financiële informatie, de rol en verantwoordelijkheid van de minister en laat een duidelijke splitsing tussen apparaat en programma zien. In deze begroting zijn alle begrotingsartikelen ingevuld volgens de nieuwe voorschriften, exclusief het voorschrift voor een centraal apparaatsartikel. De apparaatsuitgaven maken – in afwijking van de voorschriften en met instemming van de Minister van Financiën – onderdeel uit van de programma-artikelen. Door de nieuwe indeling kunnen in sommige tabellen geen gegevens worden opgenomen voor de jaren 2011 en 2012. Een aantal financiële gegevens over 2012 is wel opgenomen in de verdiepingsbijlage. Waar mogelijk en zinvol zijn deze gevat in output-indicatoren. Tevens is in deze begroting de rol en de verantwoordelijkheid van de minister ingevuld aan de hand van de Verantwoord Begroten voorschriften.
Voor het ministerie van Algemene Zaken en de minister-president staan, overeenkomstig artikel 45 van de Grondwet, het algemene regeringsbeleid en de bevordering van de eenheid daarvan, centraal.
Voor het kabinet heeft herstel van de overheidshuishouding prioriteit. Daarnaast richt zij zich op de realisatie van een krachtige, kleine en dienstverlenende overheid.
De Europese agenda, waaronder de bijeenkomsten van de Europese Raad, blijft onverminderd prioriteit hebben.
Het ministerie van Algemene Zaken ondersteunt de minister-president in zijn rol als voorzitter van de rijksministerraad, van de ministerraad en van de onderraden van de ministerraad alsmede in zijn rol als lid van de Europese Raad en als verantwoordelijke voor de coördinatie van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
Het ministerie van Algemene Zaken bestaat voor een groot deel uit de interdepartementale «shared service» Dienst Publiek en Communicatie (ca. 40%). Voorts bestaat het ministerie van Algemene Zaken uit het bureau van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, de Rijksvoorlichtingsdienst en het Kabinet van de minister-president (tevens secretariaat ministerraad). De directe ondersteuning van de ministerraad en van de minister-president omvat ca. 20% van het geheel. Het Kabinet van de Koning (KvdK) en de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) behoren formatief en budgettair eveneens tot de begroting van het ministerie van Algemene Zaken. Tot slot wordt er toezicht gehouden door de directie Concerncontrol en wordt het Ministerie ondersteund door de directie bedrijfsvoering.
A. Algemene doelstelling
Het ministerie van Algemene Zaken coördineert het algemeen regeringsbeleid. Doel is de minister-president en de ministerraad adequaat te ondersteunen door beleidsinhoudelijke voorbereiding en afstemming en de woordvoering en communicatie hierover.
De ambtelijke ondersteuning van de minister-president richt zich met name op de inhoudelijke advisering ter voorbereiding van de ministerraad en de onderraden. Deze advisering ligt voor het grootste deel bij het Kabinet van de minister-president (KMP) en het secretariaat van de ministerraad. De woordvoering van de minister-president en de ministerraad is een taak van de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD).
De Rijksvoorlichtingsdienst coördineert voorts het algemeen communicatiebeleid van de Rijksoverheid. Hiertoe zijn alle departementen vertegenwoordigd in de VoorlichtingsRaad (VoRa). Leidende kernbegrippen zijn eenheid in presentatie naar inhoud en vorm, adequate beschikbaarheid, toegankelijkheid en herkenbaarheid van informatie, en het duiden en gebruiken van signalen uit de samenleving.
Het regeringsbeleid is gebaat bij inzichten in ontwikkelingen en vraagstukken die op langere termijn de samenleving beïnvloeden. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) draagt op een wetenschappelijk gefundeerde manier aan dergelijke inzichten bij. De raad heeft tot taak tijdig te wijzen op tegenstrijdigheden in en te verwachten knelpunten voor het regeringsbeleid, dilemma’s te formuleren over de grote beleidsvraagstukken en beleidsalternatieven aan te dragen. De WRR kan zich bezighouden met alle gebieden van (potentieel) regeringsbeleid.
B. Rol en verantwoordelijkheid
De minister-president is als voorzitter van de ministerraad (GW, art. 45, lid 2 en 3) verantwoordelijk voor «het bevorderen van de eenheid van het algemeen regeringsbeleid». Dat komt op verschillende manieren tot uitdrukking. Zo spreekt de minister-president na afronding van het formatieproces namens het nieuwe kabinet de regeringsverklaring uit en gaat hij daarover met de Tweede Kamer in debat. Voorts legt de minister-president jaarlijks verantwoording af over het algemeen regeringsbeleid tijdens de algemene politieke beschouwingen na Prinsjesdag. De minister-president is ook verantwoordelijk voor het in stand houden en zo nodig aanpassen van het stelsel van overleg en besluitvorming, zoals dat vorm krijgt in de ministerraad en onderraden.
Voorts is de minister-president verantwoordelijk voor coördinatie van het algemeen communicatiebeleid, zoals het bevorderen van de eenheid in presentatie en adequate publiekscommunicatie.
Het ministerie van Algemene Zaken ondersteunt de minister-president in zijn rol als voorzitter van de rijksministerraad, van de ministerraad en van de onderraden van de ministerraad alsmede in zijn rol als lid van de Europese Raad en als verantwoordelijke voor de coördinatie van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
De minister-president heeft een aantal verantwoordelijkheden op het gebied van buitenlands beleid. Deze houden onder meer verband met zijn lidmaatschap van de Europese Raad. Voorts vertegenwoordigt de minister-president Nederland op diverse internationale bijeenkomsten, zoals topontmoetingen van de VN en de NAVO. Ook brengt hij, in overleg met de minister van Buitenlandse Zaken, bezoek aan landen en regio’s indien het bredere Nederlandse belang daarmee is gediend.
Verder heeft de minister-president een bijzondere verantwoordelijkheid ten aanzien van het koninklijk huis. Alle ministers dragen op grond van art. 42 Grondwet ministeriële verantwoordelijkheid, maar in de praktijk is het in de eerste plaats de minister-president die daarover in de Kamer verantwoording aflegt, eventueel met één of meer andere betrokken ministers.
C. Beleidswijzigingen
Er zijn geen beleidswijzigingen.
D. Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen |
53.225 |
60.224 |
57.085 |
59.686 |
59.357 |
58.997 |
57.704 |
Uitgaven |
52.795 |
60.224 |
57.085 |
59.686 |
59.357 |
58.997 |
57.704 |
Waarvan juridisch verplicht (percentage) |
94,8% |
||||||
Coördinatie van het algemeen communicatie- en regeringsbeleid |
3.715 |
2.964 |
2.790 |
5.370 |
5.391 |
5.391 |
5.403 |
Bijdrage aan de lange termijn beleidsontwikkeling |
727 |
594 |
594 |
594 |
594 |
594 |
594 |
Apparaatsuitgaven |
28.923 |
34.580 |
32.375 |
32.396 |
32.045 |
31.685 |
30.380 |
Bijdrage agentschap |
|||||||
Dienst Publiek en Communicatie |
19.430 |
22.086 |
21.326 |
21.326 |
21.327 |
21.327 |
21.327 |
Ontvangsten |
6.509 |
6.341 |
4.199 |
4.199 |
4.199 |
4.199 |
4.199 |
Coördinatie van het algemeen communicatie- en regeringsbeleid
Algemeen Regeringsbeleid
Beraadslaging en besluitvorming over het algemeen regeringsbeleid en de bevordering van de eenheid van beleid is de taak van de ministerraad. Deze staat onder voorzitterschap van de minister-president. Het Kabinet van de minister-president ondersteunt de minister-president in deze taak in nauwe samenwerking met de RVD.
Uit het oogpunt van taakverdeling en efficiënte besluitvorming worden voorstellen waarover de ministerraad dient te besluiten veelal eerst voorgelegd aan een onderraad van de ministerraad. Een dekkend stelsel van onderraden bestrijkt het gehele terrein van rijksbeleid. De minister-president is voorzitter van alle onderraden.
Naast de ministerraad functioneert de ministerraad van het Koninkrijk (de zogeheten rijksministerraad). Aan de vergaderingen van de rijksministerraad nemen naast de leden van de ministerraad gevolmachtigde ministers van Aruba, Curaçao en Sint Maarten deel. In de vergadering van de rijksministerraad komen alle aangelegenheden van het Koninkrijk die meer dan één van de landen raken aan de orde.
Gemeenschappelijk Communicatiebeleid
De Rijksvoorlichtingsdienst en de directies Communicatie van de andere ministeries werken intensief samen om het gemeenschappelijke communicatiebeleid van de Rijksoverheid vorm te geven en uit te voeren. In de VoRa komen alle directeuren Communicatie samen. De VoRa ontwikkelt initiatieven op het vlak van overheidscommunicatie, adviseert de ministerraad hierover (gevraagd en ongevraagd) en bundelt de uitvoering in de shared-serviceorganisatie Dienst Publiek en Communicatie (DPC).
Rijks- en kabinetsbrede communicatie
Het communicatiebeleid is geënt op drie kernbegrippen: eenduidigheid, herkenbaarheid en toegankelijkheid. Deze krijgen concreet vorm in bijvoorbeeld afstemming tussen voorlichters, persberichten over ministerraadsbesluiten, het beheer van de rijksbrede huisstijl, communicatie in campagnes, het rijksbrede intranet (Rijksportaal) en de verdere ontwikkeling en het beheer van de rijksbrede website www.rijksoverheid.nl .
Daarnaast is het communicatiebeleid erop gericht om ook signalen uit de samenleving op te vangen en beschikbaar te stellen voor beleidsontwikkeling. Het Continu Onderzoek Burgerperspectieven is hiervan een voorbeeld.
De kernbegrippen eenduidigheid, herkenbaarheid en toegankelijkheid blijven ook in 2014 leidend. Daarnaast krijgt het actief openbaar maken van overheidsinformatie en responsiviteit de aandacht van de VoRa. Onder andere onder invloed van het veranderende medialandschap streeft de VoRa ernaar de in te zetten instrumenten voortdurend te moderniseren. Waar radio en vooral televisie vanouds en nog steeds effectieve media zijn, is het medialandschap in beweging. Er is meer en gevarieerder aanbod van media en gebruikers gaan er in toenemende mate verschillend mee om. De rijkscommunicatie houdt met beide ontwikkelingen rekening bij de inzet van instrumenten.
Bijdrage aan de lange termijn beleidsontwikkeling
De WRR geeft de regering gevraagd en ongevraagd advies over maatschappelijke vraagstukken die onderwerp zijn of kunnen worden van regeringsbeleid. Hij kan zelfstandig en onafhankelijk thema’s agenderen die naar zijn oordeel een grote mate van urgentie en maatschappelijke relevantie bezitten. Tegelijkertijd staat hij in nauwe verbinding met de ambtelijke en politieke instanties die betrokken zijn bij de totstandkoming van het regeringsbeleid. De raad stelt zijn voorgenomen activiteiten vast in een werkprogramma, na overleg met de minister-president, gehoord de ministerraad. Door zijn oriëntatie op de langere termijn, multidisciplinaire aanpak en focus op sectoroverschrijdende vraagstukken vormt de WRR een verbindende schakel tussen kennis en beleid en draagt hij bij aan de eenheid van het regeringsbeleid.
Werkprogramma
In 2013 is de WRR gestart met een dynamisch werkprogramma dat ruimte biedt voor een responsievere, flexibele agendering: naast ongevraagde meer ruimte voor gevraagde advisering; beknopt en snel als het kan, uitvoerig en grondig als het nodig is. In de komende periode zal de WRR zich naar verwachting onder meer buigen over de volgende thema’s: nieuwe scheidslijnen en sociale cohesie, toekomstbestendige collectieve arrangementen, een verantwoord publiek middenveld en duurzaamheid en energievoorziening. Ook zal hij aandacht besteden aan de toenemende verwevenheid van het financiële systeem met de economie en de samenleving.
Werkwijze
De WRR hanteert een werkwijze die uitgaat van productdifferentiatie en maatwerk. Naast advisering via schriftelijke rapportages aan de regering, verkennende studies, artikelen, essays en internetbijdragen organiseert de raad ook mondelinge briefings en bijdragen aan een gerichte beleidsdialoog met het kabinet en de beide Kamers. Behalve de regering, het parlement, de ambtelijke en bestuurlijke wereld benutten ook andere partijen in de samenleving de inzichten van de WRR, zoals non-profitorganisaties, de media en het bedrijfsleven. De raad organiseert expertmeetings, conferenties, workshops en debatten, vaak ook in samenwerking met universiteiten, onderzoeksinstellingen, andere adviesraden en de planbureaus. Ter bevordering van de «netwerksynergie» met de adviescolleges van de Kaderwet Adviescolleges en de planbureaus, voert de raad regulier overleg met de voorzitters en secretarissen van deze instellingen. Op deze wijze draagt de raad bij aan het verbinden van de werelden van wetenschap, advisering en beleid, en het actief agenderen van maatschappelijke vraagstukken in het publieke debat.
Prestatiegegevens
De WRR heeft de taak complexe, weerbarstige thema’s en beleidsdilemma’s te agenderen. Soms «leeft» een thema al bij de start van WRR-project en hebben de bijdragen van de raad direct en meetbaar invloed, soms gaat er geruime tijd overheen voordat ze doorwerking hebben in het beleid of het maatschappelijke debat. De effecten en «doorwerking» van publicaties en activiteiten in beleid en samenleving zijn beperkt meetbaar. De tabel biedt een kwantitatief overzicht van de output.
Prestatiegegevens |
2014 |
---|---|
Rapporten, verkenningen en achtergrondstudies |
4 |
Overige publicaties |
5 |
Mondelinge briefings voor, en gesprekken met bewindslieden en kamerleden |
8 |
Overige briefings met beleidsmakers |
10 |
Conferenties, workshops, expertmeetings en debatten |
10 |
Lezingen en voordrachten |
30 |
bedragen * 1.000 |
||||
---|---|---|---|---|
2016 |
2017 |
2018 |
Structureel |
|
Departementale taakstelling (totaal) |
– |
– |
1.000 |
1.000 |
Kerndepartement |
– |
– |
1.000 |
1.000 |
De kwaliteit van het rijksbeleid staat of valt bij de uitvoering ervan. Voor de communicatiediscipline is die uitvoering door het Rijk belegd bij het Agentschap Dienst Publiek en Communicatie (DPC). DPC is verantwoordelijk voor de uitvoering van gemeenschappelijke taken op het gebied van campagnemanagement, media-inkoop, beeldcentrum, communicatieadvies en -onderzoek, Communicatiediscipline op Rijksportaal, professionalisering, publieksvoorlichting en rijksoverheid.nl.
In december 2011 is DPC door de ministerraad als Inkoop UitvoeringsCentrum Communicatie (IUC) aangewezen en per 1 januari 2014 wordt dit operationeel.
20121 |
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|
Baten |
|||||||
Omzet moederdepartement |
19.430 |
22.086 |
21.326 |
21.326 |
21.327 |
21.327 |
21.327 |
Omzet overige departementen |
12.293 |
30.603 |
30.603 |
30.603 |
30.603 |
30.603 |
30.603 |
Omzet derden |
193 |
22.932 |
22.932 |
22.932 |
22.932 |
22.932 |
22.932 |
Rentebaten |
181 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Vrijval uit voorzieningen |
946 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Bijzondere baten |
15 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Totaal baten |
33.058 |
75.621 |
74.861 |
74.861 |
74.862 |
74.862 |
74.862 |
Lasten |
|||||||
Apparaatskosten |
|||||||
– Personele kosten |
13.076 |
13.840 |
13.851 |
13.760 |
13.760 |
13.760 |
13.760 |
– waarvan eigen personeel |
11.498 |
12.840 |
12.851 |
12.760 |
12.760 |
12.760 |
12.760 |
– waarvan externe inhuur |
1.578 |
1.000 |
1.000 |
1.000 |
1.000 |
1.000 |
1.000 |
– Materiële kosten |
18.325 |
61.780 |
61.010 |
61.101 |
61.102 |
61.102 |
61.102 |
– waarvan ICT |
1.237 |
3.460 |
2.448 |
2.448 |
2.448 |
2.448 |
2.448 |
– waarvan bijdrage aan SSO's |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Rentelasten |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Afschrijvingskosten |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Overige kosten |
|||||||
– dotaties voorzieningen |
89 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
– bijzondere lasten |
56 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Totaal lasten |
31.546 |
75.621 |
74.861 |
74.861 |
74.862 |
74.862 |
74.862 |
Saldo van baten en lasten |
1.512 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Toelichting:
Baten
Met de invulling van de taakstellingen is DPC een 100% gemeenschappelijke dienst. Dit houdt in dat DPC opdrachten uitvoert voor de gezamenlijkheid van de ministeries.
Omzet moederdepartement
Dit betreft de vergoeding c.q. bijdrage van het moederdepartement voor opdrachten voortkomend uit de uitvoering van collectieve taken voor de (in de VoorlichtingsRaad) samenwerkende departementen.
Deze post bevat de bijdrage voor producten die gefinancierd worden uit de Taakbijdrage. Dit is een bijdrage die door alle ministeries in het verleden is overgeboekt naar het ministerie van Algemene Zaken ten behoeve van de uitvoering van het gemeenschappelijke communicatiebeleid.
Product |
Omzet per product |
---|---|
IUC Communicatie |
1.446 |
Campagnemanagement |
1.048 |
Media-inkoop |
2.910 |
Beeldcentrum |
1.635 |
Academie |
1.130 |
Communicatieonderzoek |
1.260 |
Rijksportaal |
735 |
Vraagbeantwoording |
2.454 |
Redactie Rijksoverheid.nl |
3.767 |
Online advies |
4.941 |
21.326 |
Omzet overige departementen
Vanaf 2013 bevat de omzet tevens de media-inkoop van de overige departementen die via DPC plaatsvindt. Het gaat hierbij om een geraamd bedrag van ruim 18 miljoen met name media-inkoop verricht door de departementen Infrastructuur en Milieu, Financiën, Defensie en Economische Zaken. Dit betreft dus geen reguliere bijdragen van de departementen. De kosten die hiermee samenhangen zijn terug te vinden binnen de materiële kosten.
Omzet derden
Naast de departementen en de daaronder ressorterende organisaties kunnen ook zbo’s, rwt’s, staatsdeelnemingen en sinds 1 januari 2013 weer medeoverheden gebruik maken van de dienstverlening op het gebied van media-inkoop en media-administratie.
Het aandeel in de totale mediaomzet van deze derden bedraagt ongeveer de helft van het totale volume. Door de bijdrage van deze derden in de omzet is DPC in staat betere tarieven te verkrijgen bij de media-exploitanten. Op deze manier draagt de omzet van deze derden bij aan lagere uitgaven voor de rijksoverheid voor de inkoop van mediaruimte.
Lasten
Personele kosten
De post personeelskosten omvat de kosten van ambtelijk personeel en uitzendkrachten. De toegestane formatie van DPC bedraagt in 2014 maximaal 144 fte.
Materiële kosten
Het grootste deel van de materiële kosten worden bepaald door de inkoop van mediaruimte.
De dienst is gehuisvest in panden van het ministerie van Algemene Zaken. De uitgaven voor de gebruikerszaken lopen via de begroting van dit ministerie en worden voor een deel aan het moederdepartement betaald via de vergoeding voor ontvangen diensten. De huisvesting van Algemene Zaken maakt geen deel uit van het rijkshuisvestingsstelsel.
Saldo van baten en lasten
Verwacht resultaat is dat de kosten volledig gedekt worden door de opbrengsten.
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|
1. Rekening-courant RHB 1 januari (incl. deposito) |
20.190 |
23.071 |
21.071 |
21.071 |
21.071 |
21.071 |
21.071 |
2. Totaal operationele kasstroom |
4.881 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
-/- totaal investeringen |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
- |
3. Totaal investeringkasstroom |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
-/- eenmalige uitkering aan moederdepartement |
– 2.000 |
– 2.000 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
+/+ eenmalige storting door het moederdepartement |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
-/- aflossingen op leningen |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
+/+ beroep op leenfaciliteit |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
4. Totaal financieringskasstroom |
– 2.000 |
– 2.000 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
5. Rekening-courant RHB 31 december (1+2+3+4) |
23.071 |
21.071 |
21.071 |
21.071 |
21.071 |
21.071 |
21.071 |
Toelichting:
Het kasstroomoverzicht geeft inzicht in de kapitaaluitgaven en -ontvangsten en geeft aan hoeveel kasmiddelen in de verslagperiode beschikbaar komen c.q. zijn gekomen (de herkomst van middelen) en op welke wijze gebruik wordt of is gemaakt van deze kasmiddelen (de besteding van middelen).
Het hoge liquiditeitssaldo wordt veroorzaakt doordat het saldo van de nog te betalen facturen aan media-exploitanten neerslaat bij DPC als liquide middelen, terwijl deze middelen in het verleden neersloegen bij het door DPC ingeschakelde media bureau. Daarnaast zal het ultimo saldo van elk jaar in de toekomst vrij hoog zijn als gevolg van vaak relatief hoge media omzet in het vierde kwartaal wat ook leidt tot een hoger liquiditeitssaldo. Dit effect loopt echter weg in de eerste maand van het daarop volgende jaar.
In onderstaande tabel is informatie weergegeven over de doelmatigheidsindicatoren van DPC.
Indicator |
Norm 2012 |
Realisatie 2012 |
Norm 2013 |
Norm 2014 |
---|---|---|---|---|
Saldo baten en lasten |
0% |
4,6% |
0% |
0% |
FTE-totaal (excl. externe inhuur) |
Max. 161 |
127,1 |
Max. 144 |
Max. 144 |
Ziekteverzuimpercentage |
5,5% |
3,4% |
5,5% |
5,5% |
Service niveau telefonie |
80% binnen 40 sec. |
83% beantwoord binnen 40 sec. (gem. beantwoordingstijd is 18 sec.) |
80% binnen 40 sec. |
80% binnen 40 sec. |
Service niveau e-mail |
80% binnen 48 uur |
100% beantwoord binnen 48 uur |
95% binnen 48 uur |
95% binnen 48 uur |
Kwaliteitsindicator burgertevredenheid telefonie |
7,5 |
7,5 |
7,5 |
7,5 |
Kwaliteitsindicator burgertevredenheid |
6,5 |
7,3 |
7,0 |
7,0 |
|
||||
Kwaliteitsindicator burgertevredenheid internet |
7 |
7,2 |
7 |
7 |
Klanttevredenheid dienstverlening door Academie voor Overheidscommunicatie |
7,5 |
7,6 |
7,5 |
7,5 |
Media-index RTV geeft het netto inkoopvoordeel weer dat behaald is door het collectief inkopen van mediaruimte op radio en televisie in plaats van per individuele opdrachtgever. |
- |
26,7% |
10% |
25% |
Media-index Interactieve Media geeft het netto inkoopvoordeel weer dat behaald is door het collectief inkopen van mediaruimte op alle interactieve media. Er wordt geen inkoopvoordeel behaald wanneer mediaruimte is verkregen door middel van een veiling. |
- |
26,7% |
12% |
21% |
Media-index Print geeft het bruto inkoopvoordeel weer dat behaald is door het collectief inkopen van mediaruimte in alle printtitels en out-of-home mogelijkheden. Dit voordeel betreft de verkregen korting op de tarieven vermeldt op de tariefkaart. |
- |
36% |
22% |
32% |
Het Kabinet van de Koning (KvdK) draagt zorg voor de ambtelijke ondersteuning van de Koning bij de uitoefening van zijn staatsrechtelijke taken en fungeert als schakel tussen Koning en ministers. Het KvdK is tevens belast met de bewaring van oorspronkelijke staatsstukken.
Het werkaanbod wordt bepaald door externe factoren (agenda van de Koning, staatsstukken vanuit de ministeries, verzoekschriften van burgers).
a. Namens de Koning onderhouden van contacten met bewindslieden, commissarissen van de Koning en andere hoogwaardigheidsbekleders;
b. Informatie verzamelen en op grond hiervan de Koning schriftelijk en mondeling informeren, in het bijzonder ten behoeve van zijn gesprekken met de minister-president en met andere binnenlandse en buitenlandse hoogwaardigheidsbekleders, staats- en andere buitenlandse bezoeken, bezoeken aan andere landen van het koninkrijk en werkbezoeken;
c. Opstellen en overbrengen van boodschappen aan staatshoofden van vreemde mogendheden;
d. Voeren van correspondentie namens de Koning;
e. Tijdig en in correcte vorm aan de Koning ter tekening of ter goedkeuring voorleggen van alle door de ministeries aangeboden staatsstukken en het verzorgen van de daarbij behorende correspondentie;
f. Behandelen en doorgeleiden van aan de Koning gerichte verzoekschriften;
g. Archiveren van staatsstukken en in goede en geordende staat bewaren daarvan (volgens de Archiefwet).
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2013 |
2.402 |
2.348 |
2.348 |
2.329 |
2.312 |
2.294 |
|
Mutatie eerste suppletoire begroting 2013 |
8 |
– 17 |
– 15 |
1 |
1 |
3 |
|
Stand ontwerpbegroting 2014 |
2.385 |
2.410 |
2.331 |
2.333 |
2.330 |
2.313 |
2.297 |
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2013 |
2.402 |
2.348 |
2.348 |
2.329 |
2.312 |
2.294 |
|
Mutatie eerste suppletoire begroting 2013 |
8 |
– 17 |
– 15 |
1 |
1 |
3 |
|
Stand ontwerpbegroting 2014 |
2.385 |
2.410 |
2.331 |
2.333 |
2.330 |
2.313 |
2.297 |
Op grond van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (Wiv) is er een Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten, die belast is met:
– het toezicht op de rechtmatigheid van de uitvoering van hetgeen bij of krachtens de Wiv en de Wet veiligheidsonderzoeken is gesteld;
– het gevraagd of ongevraagd inlichten en adviseren van de bij de Wiv betrokken ministers (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Defensie en Algemene Zaken) aangaande de door de commissie geconstateerde bevindingen;
– het adviseren van de betrokken ministers over het onderzoeken en het beoordelen van klachten;
– het ongevraagd adviseren van de betrokken ministers over het uitbrengen van verslag aan personen, ten aanzien van wie bepaalde bevoegdheden zijn uitgeoefend door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst of de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst.
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2013 |
1.075 |
1.075 |
1.075 |
1.075 |
1.075 |
1.075 |
|
Mutatie eerste suppletoire begroting 2013 |
1 |
1 |
1 |
1 |
1 |
1 |
|
Stand ontwerpbegroting 2014 |
938 |
1.076 |
1.076 |
1.076 |
1.076 |
1.076 |
1.076 |
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2013 |
58.687 |
57.477 |
58.756 |
58.432 |
58.106 |
57.788 |
|
Mutaties eerste suppletoire begroting 2013 |
1.537 |
– 1.255 |
67 |
90 |
92 |
131 |
|
Nieuwe mutaties: |
|||||||
1. Overboeking naar BZK i.v.m. structurele financiering ABD APP |
– 8 |
– 8 |
– 8 |
– 8 |
– 8 |
||
2. Taakstelling Rutte II |
– 1.000 |
||||||
3. Overboeking van Wonen en Rijksdienst H18 i.v.m. overname telefoniediensten DPC van Huurcommissie |
145 |
145 |
145 |
145 |
145 |
||
4. Overboeking naar BZK i.v.m. TMG gedeelte ABD-taakstelling |
– 21 |
– 48 |
– 59 |
||||
5. Overboeking Platform Rijkoverheid Online |
1.000 |
1.000 |
1.000 |
1.000 |
1.000 |
||
6. Overboeking huisvestingstaakstelling batenlastendiensten BZK |
– 7 |
– 16 |
– 19 |
||||
7. Overboeking KBX |
– 174 |
– 174 |
– 174 |
– 174 |
– 174 |
||
8. Departementale bijdrage |
– 100 |
– 100 |
– 100 |
– 100 |
– 100 |
||
Stand ontwerpbegroting 2014 |
52.795 |
60.224 |
57.085 |
59.686 |
59.357 |
58.997 |
57.704 |
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2013 |
4.197 |
4.197 |
4.197 |
4.197 |
4.197 |
4.197 |
|
Mutaties eerste suppletoire begroting 2013 |
2.144 |
2 |
2 |
2 |
2 |
2 |
|
Stand ontwerpbegroting 2014 |
6.509 |
6.341 |
4.199 |
4.199 |
4.199 |
4.199 |
4.199 |
Omschrijving van de motie of toezegging |
Vindplaats |
Stand van zaken |
---|---|---|
Motie-Thieme over een kostenoverzicht van het koninklijk departement faunabeheer (33 400 I, nr. 6) |
Begrotingsbehandeling 2013, 9 en 11 oktober 2012 |
Hieraan is invulling in de begroting van de Koning 2014. Een Kamerstuk nummer is niet mogelijk want dat is nog niet beschikbaar op het moment dat de OW van AZ wordt gedrukt. |
Het kabinet is bereid de nieuwe opzet van de begroting De Koning, voortvloeiend uit de herziening van de Wet financieel statuut Koninklijk Huis, in 2014 of 2015 op een gedegen wijze te evalueren. |
Begrotingsbehandeling 2013, 9 en 11 oktober 2012 |
Bij de verantwoording over begroting 2014 zal tevens de opzet van de begroting worden geëvalueerd. |
De minister-president zal de Kamer per brief informeren over de archivering van afgedwaalde stukken uit de periode voordat de motie-Kalsbeek door de Kamer is aangenomen. |
Begrotingsbehandeling 2013, 9 en 11 oktober 2012 |
De minister-president heeft de Kamer geïnformeerd. Zie Kamerstukken II, 2012/13, 33 400 I, nr. 9 |
De opmerkingen van D66 (Pechtold) over de historische verantwoording voor de viering van 200 jaar Koninkrijk in 2013 zullen worden overgebracht aan de voorzitter van het comité. |
Begrotingsbehandeling 2013, 9 en 11 oktober 2012 |
De minister-president heeft de voorzitter geïnformeerd. |
Embargoregeling Prinsjesdag. De minister-president staat open voor een gesprek over de invulling van een regeling naar analogie van de gemaakte afspraken in 2011 indien de Kamervoorzitter daartoe het initiatief neemt. |
Begrotingsbehandeling 2013, 9 en 11 oktober 2012 |
Er heeft een gesprek plaatsgevonden met de voorzitter van de Tweede Kamer. |
De minister-president zal de leden van het kabinet in deze kabinetsperiode – en zo mogelijk ook in de komende kabinetsperiode – attenderen op de afspraak dat de Tweede Kamer eerst wordt geïnformeerd over kabinetsbesluiten alvorens deze informatie via de media naar buiten wordt gebracht. |
Begrotingsbehandeling 2013, 9 en 11 oktober 2012 |
De minister-president heeft dit kenbaar gemaakt in de ministerraad. |
De minister van BZK zal in het eerstvolgende jaarverslag een overzicht opnemen van alle bestaande onafhankelijke onderzoekscommissies («staatscommissies»). |
Begrotingsbehandeling 2013, 9 en 11 oktober 2012 |
Zie Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2012, Kamerstukken II, 2012/2013, 31 490, nr. 117. |
De minister-president zal de andere leden van het kabinet, met het oog op de komende begrotingsbehandelingen in de Tweede Kamer, informeren over het verzoek van het CDA (Van Toorenburg) om concreet invulling te geven aan het begrip «vertrouwen geven aan burgers». |
Begrotingsbehandeling 2013, 9 en 11 oktober 2012 |
De minister-president heeft dit kenbaar gemaakt in de ministerraad. |
In de eerstvolgende rapportage zal een cijfermatige onderbouwing worden opgenomen van de effectiviteit van langjarige publiekscampagnes op houding- en gedragsveranderingen. |
Begrotingsbehandeling 2013, 9 en 11 oktober 2012 |
Zie Jaarevaluatie campagnes zendtijd Rijksoverheid 2012, bijlage «Langetermijn effecten van publiekscampagnes op houding en gedrag». Kamerstukken II, 2012/2013, 33 400, nr. 8. |
De minister-president zal met het oog op de komende behandeling van de begroting BZK bezien of, met inachtneming van de privacyregels, verbeteringen mogelijk zijn in de informatieverstrekking aan de Tweede Kamer over zakelijke belangen van bewindspersonen. |
Begrotingsbehandeling 2013, 9 en 11 oktober 2012 |
Zie Kamerstukken II 2012/13, 33 400 III, nr. 6 en Kamerstukken II, 2012/13, 33 410, nr. 29. |