Ontvangen 10 februari 2014
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel I wordt na de aanhef een onderdeel ingevoegd, luidende:
0A
In artikel 1 wordt in de begripsomschrijving «maatschappelijke stage» de zinsnede «onderdeel d» vervangen door: onderdeel b.
II
Onderdeel A komt als volgt te luiden:
Artikel 6f komt als volgt te luiden:
Artikel 6f Maatschappelijke stage
1. Een onderwijsprogramma in het voortgezet onderwijs kan mede een maatschappelijke stage omvatten.
2. Indien het onderwijsprogramma van een school tevens een maatschappelijke stage omvat, sluit het bevoegd gezag voor deze stage met de leerling en de stagebieder tezamen een schriftelijke stageovereenkomst.
3. Voor vermelding op de cijferlijst bij het diploma, bedoeld in artikel 29, derde lid, of op het getuigschrift, bedoeld in artikel 29a, omvat de maatschappelijke stage tenminste 30 uren.
II
Artikel I, onderdeel C, komt als volgt te luiden:
C
Artikel 10f wordt als volgt gewijzigd:
1. In lid 3a wordt «leerjaar» vervangen door: schooljaar.
2. In het vijfde lid vervallen de zinsnede «en de maatschappelijke stage, bedoeld in artikel 6f,» en de laatste volzin.
III
In artikel I wordt na onderdeel D een onderdeel ingevoegd, luidende:
Da
In artikel 22, derde lid, vervallen de onderdelen a en b onder verlettering van de onderdelen c en d tot a en b.
Bij de plenaire behandeling van het wetsvoorstel is een technische nota van wijziging toegezegd.
Met het wetsvoorstel vervalt de verplichting voor scholen om een maatschappelijke stage aan te bieden. Dit wordt een facultatief programmaonderdeel. Hiermee vervalt de noodzaak om in het kader van een facultatieve maatschappelijke stage in de Wet op het voortgezet onderwijs de mogelijkheid op te nemen om nadere regels te kunnen stellen over vrijstellingen en ontheffingen. Het is wel noodzakelijk om te bepalen hoeveel uren de maatschappelijke stage minimaal dient te omvatten om vermeld te kunnen worden op de cijferlijst of het getuigschrift. Tevens moet er sprake zijn van een schriftelijke stage-overeenkomst in het geval een school kiest voor de facultatieve maatschappelijke stage.
In beginsel moet toegestane arbeid door kinderen en jongeren plaatsvinden buiten schooltijd. Een belangrijke uitzondering hierop is op grond van artikel 3:1 van Nadere regeling kinderarbeid de aanwezigheid van een stageovereenkomst als onderdeel van een schoolplan. Als een dergelijke overeenkomst ten grondslag ligt aan de maatschappelijke stage, mag schooltijd gebruikt worden voor de uitvoering ervan, zoals bij de maatschappelijke stage. Deze twee noodzakelijke regelingen voor de maatschappelijke stage worden zichtbaar in de Wet op het voortgezet onderwijs opgenomen en de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur nadere regels te stellen over deze stage vervallen. Hiertoe worden deze grondslagen uit de artikelen 10f, vijfde lid, en 22, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs geschrapt.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker