Ontvangen 19 november 2013
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel I, onderdelen Q en R, komt te luiden:
Q
In artikel G 1, achtste lid, wordt na «de leden van provinciale staten» ingevoegd:, van het algemeen bestuur.
R
Na artikel G 2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel G 2a
1. Een politieke groepering die een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid of een stichting is, en waarvan de aanduiding niet reeds bij het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer is geregistreerd, kan aan het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur, schriftelijk verzoeken de aanduiding waarmee zij voor die verkiezing op de kandidatenlijst wenst te worden vermeld, in te schrijven in een register dat door het centraal stembureau wordt bijgehouden. Verzoeken ontvangen na de tweeënveertigste dag voor de kandidaatstelling, blijven voor de daaropvolgende verkiezing buiten behandeling.
2. Voor de in het eerste lid bedoelde registratie moet een waarborgsom van € 225 dan wel, indien het een groepering betreft die blijkens de statuten haar zetel heeft in Bonaire, Sint Eustatius of Saba, een waarborgsom van USD 225 worden betaald aan het waterschap. Degene die de betaling heeft verricht, ontvangt een bewijs daarvan. Na inlevering van een geldige kandidatenlijst voor de eerstkomende verkiezing na de beslissing op het verzoek wordt hem de waarborgsom teruggegeven.
3. Bij het verzoek worden overgelegd:
a. een afschrift van de notariële akte waarin de statuten van de vereniging of stichting zijn opgenomen;
b. een bewijs van inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007 dan wel artikel 2 van de Handelsregisterwet 2009 BES;
c. het in het tweede lid bedoelde bewijs van betaling;
d. een verklaring van de politieke groepering, houdende aanwijzing van haar gemachtigde en plaatsvervangend gemachtigde bij het centraal stembureau, welke geldt zolang zij niet door een andere is vervangen.
4. Het centraal stembureau beslist slechts afwijzend op het verzoek, indien:
a. de aanduiding strijdig is met de openbare orde;
b. de aanduiding geheel of in hoofdzaak overeenstemt met een reeds op de voet van dit artikel of artikel G 1 geregistreerde aanduiding van een andere politieke groepering of met een aanduiding waarvoor reeds eerder op grond van dit artikel een registratieverzoek is ontvangen, en daardoor verwarring te duchten is;
c. de aanduiding anderszins misleidend is voor de kiezers;
d. de aanduiding meer dan 35 letters of andere tekens bevat;
e. de aanduiding geheel of in hoofdzaak overeenstemt met die van een rechtspersoon die bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak verboden is verklaard en deswege is ontbonden;
f. het verzoek op dezelfde dag bij het centraal stembureau is ingekomen als een ander verzoek, strekkende tot inschrijving van een geheel of in hoofdzaak gelijkluidende aanduiding, tenzij dat andere verzoek reeds wordt afgewezen op een van de gronden, genoemd in de onderdelen a tot en met e.
5. De beslissing van het centraal stembureau op het verzoek wordt aan de gemachtigde bekendgemaakt, alsmede ter openbare kennis gebracht op de in het waterschap gebruikelijke wijze.
6. Een politieke groepering waarvan de aanduiding is ingeschreven in het register, kan schriftelijk een verzoek tot wijziging van deze aanduiding indienen bij het centraal stembureau. De laatste volzin van het eerste lid, alsmede het vierde en vijfde lid zijn op verzoeken tot wijziging van overeenkomstige toepassing.
7. Het centraal stembureau schrapt de aanduiding in het register en brengt dit ter openbare kennis op de in het waterschap gebruikelijke wijze, wanneer:
a. de politieke groepering heeft opgehouden te bestaan;
b. de politieke groepering een verzoek daartoe heeft gedaan;
c. de politieke groepering als vereniging of stichting bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak verboden is verklaard en deswege is ontbonden;
d. voor de laatstgehouden verkiezing van de leden van het algemeen bestuur geen geldige kandidatenlijst is ingeleverd
B
In artikel I wordt na onderdeel R (nieuw) een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ra
Artikel G 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «de leden van provinciale staten,» ingevoegd:, van het algemeen bestuur.
2. In het tweede lid wordt na «de leden van provinciale staten» ingevoegd «het algemeen bestuur,» en wordt na «artikel G 2,» ingevoegd: artikel G 2a,.
C
Artikel I, onderdeel T, vervalt.
D
Artikel I, onderdeel U, komt te luiden:
U
In artikel H 3, tweede lid, wordt «de artikelen G 1, G 2 of G 3» vervangen door: de artikelen G 1, G 2, G 2a of G 3.
E
Artikel I, onderdelen V en W, vervalt.
F
Artikel I, onderdeel Z, komt te luiden:
Z
In artikel I 2, eerste lid, onderdeel b, wordt «de provincie, onderscheidenlijk gemeente» vervangen door: de provincie, het waterschap, onderscheidenlijk de gemeente.
G
Artikel I, onderdelen AA en AB, vervalt.
H
Artikel I, onderdeel AC, komt te luiden:
AC
Artikel I 6, eerste lid, onderdelen e en f, komt te luiden:
e. die bij een verkiezing van de leden van provinciale staten, van het algemeen bestuur of van de gemeenteraad geen ingezetene is van de provincie, het waterschap onderscheidenlijk de gemeente, en ten aanzien van wie de verklaring dat hij voornemens is zich bij benoeming te vestigen in de provincie, het waterschap onderscheidenlijk de gemeente, ontbreekt;
f. die heeft verklaard dat hij voornemens is zich bij benoeming te vestigen in de provincie, het waterschap, onderscheidenlijk de gemeente, en ten aanzien van wie blijkt dat hij tevens een zodanige verklaring heeft afgelegd voor de verkiezing van de leden van de staten van een andere provincie, van het algemeen bestuur van een ander waterschap, onderscheidenlijk van de raad van een andere gemeente;
I
Artikel I, onderdeel AD, vervalt.
J
In artikel I, onderdeel AF, wordt «de aanduidingen van de groeperingen voorziene lijsten bij het centraal stembureau» vervangen door: de aanduidingen van de politieke groeperingen voorziene lijsten bij het centraal stembureau.
K
Artikel I, onderdeel AG, komt te luiden:
AG
Artikel J 5 komt te luiden:
Artikel J 5
1. Behoudens de gevallen, genoemd in de hoofdstukken K, L en M neemt de kiezer deel aan de stemming in een stemlokaal van zijn keuze dat ligt in de gemeente waar hij op de dag van de kandidaatstelling als kiezer is geregistreerd en dat ligt in het gebied van het orgaan waarvoor de verkiezing wordt gehouden.
2. Burgemeester en wethouders kunnen besluiten dat kiezers kunnen stemmen in één of meer stemlokalen die liggen in de gemeente maar buiten het gebied van het orgaan waarvoor de verkiezing wordt gehouden.
L
Artikel I, onderdeel AL, komt te luiden:
AL
Artikel K 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Onverminderd het eerste lid kan de kiezer stemmen in de stemlokalen, bedoeld in artikel J 5, tweede lid.
M
In artikel I wordt na onderdeel AM een onderdeel ingevoegd, luidende:
AMa
In artikel L 3 wordt «met zijn eigen stem» vervangen door: met zijn eigen stem voor die verkiezing.
N
Artikel I, onderdeel AO, vervalt.
O
In artikel I wordt na onderdeel AP een onderdeel ingevoegd, luidende:
APa
In artikel O 1 wordt, onder vernummering van het tweede lid tot het derde lid, een lid ingevoegd, luidende:
2. In afwijking van het eerste lid houdt het hoofdstembureau voor de verkiezing van de leden van provinciale staten met één kieskring of voor de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur op de vijfde dag na de stemming om tien uur een openbare zitting.
P
Artikel I, onderdeel AZ, komt te luiden:
AZ
In artikel V 15, eerste lid, wordt na «het tijdstip van periodieke aftreden van de leden van provinciale staten,» ingevoegd «het vertegenwoordigend orgaan van het waterschap,» en wordt «houden de leden van provinciale staten, onderscheidenlijk van de gemeenteraad» vervangen door: houden de leden van dat vertegenwoordigend orgaan.
Q
In artikel II wordt voor onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:
0A
In de artikelen 3, tweede lid, 4, derde lid, 5, 5a, derde lid, 7, tweede lid, 8, tweede en derde lid, 9, tweede lid, 46, derde en vierde lid, 144, vierde lid, en 164, tweede lid, wordt «Minister van Verkeer en Waterstaat» telkens vervangen door: Minister van Infrastructuur en Milieu.
R
In het in artikel II, onderdeel C, opgenomen artikel 15, tweede lid, wordt «artikel 14, tweede, derde en vierde lid» vervangen door: artikel 14, eerste tot en met derde lid.
S
In artikel II worden na onderdeel L twee onderdelen ingevoegd, luidende:
La
Artikel 98 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. De waterschappen zijn een vergoeding verschuldigd voor de kosten van gemeenten die zijn verbonden aan de organisatie van de verkiezingen van de leden van het algemeen bestuur. Onze Minister van Infrastructuur en Milieu stelt de vergoeding vast en kan de vergoeding invorderen bij dwangbevel. Onze Minister van Infrastructuur en Milieu kan regels stellen over de berekening van de te betalen vergoeding, de wijze van betaling van de verschuldigde vergoeding en het tijdstip waarop de verschuldigde vergoeding wordt voldaan.
Lb
In artikel 133 wordt «Onze Ministers van Verkeer en Waterstaat en van Financiën» vervangen door: Onze Ministers van Infrastructuur en Milieu en van Financiën.
Algemene toelichting
Middels deze nota van wijziging breng ik, mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in het wetsvoorstel op enkele onderdelen wijzigingen aan.
1. De registratie van groeperingen
Bij de registratie van groeperingen voor de waterschapsverkiezingen vervalt de toets van het centraal stembureau op het aanwijsbaar belang van een groepering bij de taakuitoefening van het waterschap. Hoewel het criterium past bij een stelsel van functionele belangendemocratie, kan ook worden betoogd dat het niet in overeenstemming is met het uitgangspunt dat de toegang tot een verkiezing materieel niet mag worden belemmerd. Aanvankelijk had de regering het voornemen de discussie hierover te betrekken bij de plannen over vernieuwing van de bestuurlijke organisatie op langere termijn. Echter, gelet op de bezwaren die verschillende fracties in het verslag hebben gemaakt, is besloten toch in het kader van dit wetsvoorstel de keuze te maken om het criterium van het «aanwijsbaar belang» te schrappen.
Hiermee wordt ook tegemoet gekomen aan het advies van de Kiesraad en op een eerder advies van de Afdeling advisering van de Raad van State.1 Nu de toets op het aanwijsbaar belang vervalt, is het tevens mogelijk dat door politieke groeperingen zogenaamde «blanco lijsten» kunnen worden ingeleverd. Dat betreft lijsten waarvoor geen aanduiding is geregistreerd bij het centraal stembureau. Voorts wordt het mogelijk om de aanduidingen die voor de Tweede Kamer zijn geregistreerd, te laten doorwerken op de verkiezing van de waterschappen, net zoals deze aanduidingen doorwerken op de verkiezing van provinciale staten.
Een functie van de toets op het aanwijsbaar belang was om te waarborgen dat alleen serieuze partijen meedoen met de verkiezingen.2 De regering meent dat dit doel gewaarborgd blijft door de waarborgsom die groeperingen moeten betalen, en vanwege de verplichting ondersteuningsverklaringen te verzamelen. Wat betreft de ondersteuningsverklaringen is het voorstel nu het aantal voor de waterschapsverkiezingen te verhogen van 20 naar 30. Aldus moeten meer ingezetenen verklaren dat de betreffende groepering hun belang bij de taakuitoefening van het waterschap vertegenwoordigt. Tevens wordt daarmee aangesloten bij het aantal ondersteuningsverklaringen dat moet worden afgelegd voor deelname aan de provinciale statenverkiezing.
Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar paragraaf 2.4 van de nota naar aanleiding van het verslag bij dit wetsvoorstel.
2. Het stemmen in een willekeurig stemlokaal
Op grond van het wetsvoorstel kunnen kiezers voor zowel de staten- als de waterschapsverkiezingen hun stem uitbrengen in een willekeurig stemlokaal in de gemeente. Deze nota van wijziging beperkt dit uitgangspunt enigszins voor de waterschapsverkiezingen, doordat de eis wordt opgenomen dat het stemlokaal moet liggen binnen de grenzen van het waterschap waarvoor de stem wordt uitgebracht. Daarmee wordt tegemoet gekomen aan de zorgen die verschillende fracties in het verslag hebben geuit over de organisatorische problemen en risico’s die het voorstel aanvankelijk met zich meebracht. Deze keuze komt ook tegemoet aan de wensen van de G 4-gemeenten, de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken en de Kiesraad.
De beperking van het stemmen in een willekeurig stemlokaal is relevant voor gemeenten waarvan het grondgebied in twee of meer waterschappen ligt. In deze gemeenten kunnen kiezers hun stem alleen uitbrengen in de stemlokalen van de gemeente die binnen de grenzen van het waterschap vallen waarvoor zij kiesgerechtigd zijn. Dit model is ontleend aan de wijze waarop de deelraadsverkiezingen in Amsterdam en Rotterdam voorheen werden gehouden.
In relatie tot voornoemd uitgangspunt, wordt middels deze nota van wijziging aan burgemeester en wethouders wel de mogelijkheid geboden, te besluiten dat in bepaalde stemlokalen toch voor alle waterschappen in de gemeente kan worden gestemd.
Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar paragraaf 2.3 van de nota naar aanleiding van het verslag bij dit wetsvoorstel.
3. Het vaststellen van de uitslag door de gemeente
In deze nota van wijziging is een maatregel genomen waardoor gemeenten meer tijd hebben om de verkiezingsuitslag voor de gemeente op te maken.
Uit de huidige Kieswet volgt dat gemeenten op de dag na de stemming (donderdag) de processen-verbaal van alle stembureaus verwerken en de stemcijfers van iedere kandidaat aggregeren. Deze uitslagen verwerken zij in de ondersteunende verkiezingssoftware. Zodra de opgave is gemaakt van de uitslag voor de gemeente, wordt deze naar het hoofdstembureau gestuurd. Het hoofdstembureau stelt vervolgens op de tweede dag na de stemming (vrijdag) de verkiezingsuitslag voor de kieskring vast.
Met name voor gemeenten met veel stembureaus is dit een tijdrovend proces, dat niettemin uiterst zorgvuldig moet gebeuren. Door de combinatie van twee verkiezingen moeten gemeenten hetzelfde proces tweemaal uitvoeren in één dag. De druk die dit oplevert op het proces vormt een risico voor de zorgvuldigheid ervan. Wij willen gemeenten daarom hiervoor meer tijd bieden.
Het voorstel is dat het hoofdstembureau niet op de tweede dag na de stemming (vrijdag) de uitslag voor de verkiezing vaststelt, maar op de vijfde dag na de stemming (maandag). Gemeenten hebben daardoor donderdag, vrijdag en zo nodig het weekend om hun werkzaamheden uit te voeren. Op maandag wordt vervolgens door het hoofdstembureau de verkiezingsuitslag vastgesteld, en worden tevens de nieuwgekozen leden benoemd.
Uitzondering op deze procedure wordt gemaakt voor de provinciale statenverkiezing die wordt gehouden voor twee of meer kieskringen.3 In dat geval moet het hoofdstembureau op vrijdag de uitslag vaststellen voor een kieskring van provinciale staten, zodat het centraal stembureau nog het weekend heeft om zijn werkzaamheden voor het vaststellen van de uitslag uit te voeren (het controleren van de processen-verbaal van de hoofdstembureaus, het aggregeren van alle stemcijfers, het vaststellen van de verkiezingsuitslag en het benoemen van de leden). Zodoende kan het centraal stembureau op maandag de verkiezingsuitslag definitief vaststellen. Het is niet mogelijk dat de verkiezingsuitslag later wordt vastgesteld, omdat dan de werkzaamheden betreffende het toelaten van de benoemde leden in het gedrang komt. De commissie voor het geloofsbrievenonderzoek moet uiterlijk woensdag verslag kunnen doen over de geloofsbrieven van de benoemde leden, zodat de oude leden van het vertegenwoordigend orgaan kunnen beslissen over de toelating van deze leden. De dag daarna treden de oude leden namelijk van rechtswege af, en moeten de nieuwgekozen leden derhalve aantreden.
Desalniettemin heeft een gemeente in dit geval nog wel tot maandag om de uitslag voor de waterschapsverkiezing vast te stellen. De facto zal het er daarom op neerkomen dat dergelijke gemeenten op donderdag de werkzaamheden voor de statenverkiezing verrichten en – indien een zorgvuldige uitvoering dat vereist – op vrijdag de werkzaamheden voor de waterschapsverkiezing.
Bovengenoemde procedure komt er op neer dat alle centrale stembureaus de uitslag voor alle staten- en waterschapsverkiezingen op de maandag na de verkiezingen vaststellen.
4. Wijziging terminologie
Met de aanpassingen – die zijn beschreven in paragraaf 1 – aan de registratie van de aanduiding van groeperingen en het feit dat ook kandidatenlijsten zonder aanduiding kunnen worden ingediend zijn de voorgestelde regels ten aanzien van het passief kiesrecht op deze punten voor waterschappen geharmoniseerd met de huidige Kieswet. In dat kader is het niet meer steekhoudend om in de Kieswet consequent het onderscheid aan te houden tussen politieke groeperingen en belangengroeperingen. Het verwijderen hiervan vergroot de leesbaarheid van de Kieswet en daarbij is het in het maatschappelijk verkeer gewoon een «waterschapspartij» als politieke groepering te zien. Het onderscheid komt daarom in het voorstel te vervallen.
Artikelsgewijze toelichting
A (artikel I, onderdelen Q en R)
In het nu opgenomen artikel G 2a vervalt de toets van het centraal stembureau op het aanwijsbaar belang van een politieke groepering. Verder wordt artikel G 1, achtste lid, aangepast, zodat het centraal stembureau veertig dagen voor de kandidaatstelling van de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur de geregistreerde aanduidingen voor de verkiezing van de Tweede Kamer in de Staatscourant publiceert. Deze publicatie vindt plaats ten behoeve van de doorwerking van deze geregistreerde aanduidingen voor de verkiezing van de algemene besturen. Verder wordt verwezen naar paragraaf 3 van het algemene deel van de toelichting.
B (artikel I, onderdeel Ra)
In artikel G 4 van de Kieswet wordt geregeld dat de aanduidingen voor de verkiezing van de Tweede Kamer doorwerken op de verkiezing van de algemene besturen van waterschappen.
C, E, G, I en J (artikel I, onderdelen T, V onder 2, W, AA, AD en AF)
Het vervallen van deze onderdelen leidt er toe dat een terminologische aanpassing van de Kieswet niet wordt doorgevoerd. Aanvankelijk werd in het voorstel een onderscheid gemaakt tussen politieke groeperingen en belangengroeperingen, maar dat is niet langer nodig, nu onder een politieke groepering tevens belangengroepering wordt verstaan zoals deze voor de waterschapsverkiezingen geregistreerd staan.
D, F, G en H (artikel I, onderdelen U, Z, AB en AC)
Door de wijziging van onderdeel U vervalt in het voorgestelde artikel H 3 de eis dat een lijst voor de verkiezing van het algemeen bestuur moet worden ingeleverd door de gemachtigde van een groepering. Elke kiezer kan bij de waterschapsverkiezing nu een lijst inleveren, waardoor ook blanco lijsten kunnen meedoen aan de verkiezing.
E (Artikel I, onderdeel V, onder 1)
De wijziging van artikel H 4, eerste lid, van de Kieswet vervalt, met als gevolg dat voor een nieuwe lijst bij de waterschapsverkiezingen niet slechts 20, maar 30 ondersteuningsverklaringen moeten worden overgelegd.
K (artikel I, onderdeel AG)
In artikel J 5, eerste lid, van de Kieswet wordt het uitgangspunt geregeld dat een kiezer stemt in zijn gemeente, en wel binnen het gebied van het orgaan waarvoor de verkiezing wordt gehouden. Als een gemeente derhalve op het grondgebied van twee of meer waterschappen ligt, stemt de kiezer in de gemeente binnen de grenzen van het waterschap waarvoor hij kiesgerechtigd is. Voor de verkiezing van provinciale staten kan de kiezer wel overal in de gemeente stemmen.
In het tweede lid van artikel J 5 wordt de ruimte geboden aan burgemeester en wethouders te besluiten dat in sommige stemlokalen binnen de gemeente toch voor twee of meer waterschapsverkiezingen in de gemeente kan worden gestemd. Voor een toelichting wordt verwezen naar het algemeen deel van deze nota van wijziging.
L (artikel I, onderdeel AL)
Artikel K 1 wordt aangepast voor het geval burgemeester en wethouders op grond van artikel J 5, tweede lid, van de Kieswet stemlokalen aanwijzen waar ook kan worden gestemd voor andere waterschapsverkiezingen in de gemeente. In dat geval kunnen kiezers met een kiezerspas voor die andere waterschapsverkiezingen ook hun stem uitbrengen in die stemlokalen.
M (artikel I, onderdeel AMa)
In artikel L 3 van de Kieswet wordt verduidelijkt dat een kiezer per verkiezing twee volmachten mag aannemen. De kiezer kan dus twee volmachten aannemen voor de waterschapsverkiezing en twee volmachten aannemen voor de statenverkiezing.
N (artikel I, onderdeel AO)
Doordat onderdeel AO vervalt, blijven de artikelen L 8 en L 10 redactioneel ongewijzigd. Daardoor kan een volmacht alleen worden afgegeven aan een persoon die kiesgerechtigd is voor dezelfde verkiezing.
O (artikel I, onderdeel APa)
Voor de gecombineerde staten- en waterschapsverkiezing is geregeld dat het hoofdstembureau zitting houdt op de vijfde dag na de stemming (maandag). Indien het betreft de verkiezing van provinciale staten met twee of meer kieskringen blijft de zitting van het hoofdstembureau op de tweede dag na de stemming (vrijdag), zodat het centraal stembureau in staat is om op de maandag na de stemming de uitslag vast te stellen. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar het algemeen deel van de toelichting bij deze nota van wijziging.
P en R (de artikelen I, onderdeel AZ, en artikel II, onderdeel C)
Dit betreft redactionele verbeteringen.
Q (artikel II, onderdeel 0A)
Omdat in het nieuw in te voegen onderdeel La in artikel II de Minister van Infrastructuur en Milieu wordt genoemd, wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om in de hele Waterschapswet de voormalige benaming te vervangen met de nieuwe naam van de rechtsopvolger van deze minister.
S (artikel II, onderdelen La en Lb)
De waterschappen dragen bij in de extra kosten die gemeenten moeten maken in verband met de organisatie van de waterschapsverkiezingen. De regering acht het vanuit het oogpunt van helderheid en zekerheid wenselijk deze bijdrage in de kosten in het wetsvoorstel te regelen. Indien nodig kunnen bij ministeriële regeling nadere regels hierover worden gesteld.
Voor de toelichting op onderdeel Lb wordt verwezen naar de toelichting onder onderdeel Q.
De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus