Kamerstuk 33692-22

Amendement van het lid Ouwehand over het op gelijke wijze formuleren van uitzonderingsbepalingen

Dossier: Wijziging van de Wet op de dierproeven in verband met implementatie van richtlijn 2010/63/EU


64,4 %
35,6 %

Bontes

D66

GL

SP

CU

PvdD

PVV

50PLUS

CDA

SGP

PvdA

VVD


Nr. 22 AMENDEMENT VAN HET LID OUWEHAND

Ontvangen 14 november 2013

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

In artikel I, onderdeel R, komt artikel 10f, tweede lid, als volgt te luiden:

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan een projectvergunning worden verleend voor een project waarbij de in het eerste lid genoemde dieren worden gebruikt, indien:

    • a. er een essentiële behoefte bestaat aan dierproeven op het terrein van de gezondheid en het welzijn van deze dieren of op het terrein van ernstige bedreigingen voor het milieu of de gezondheid van mens en dier; en

    • b. door middel van wetenschappelijke motivering wordt aangetoond dat het doel van de dierproef alleen door het gebruik van een zwerfdier of een verwilderd dier kan worden bereikt.

Toelichting

In de artikelen 10f en 10h van de Wet op de dierproeven zoals voorgesteld in het wetsvoorstel wordt bepaald dat in het wild gevangen dieren respectievelijk zwerfdieren en verwilderde exemplaren van huisdieren niet in dierproeven mogen worden gebruikt. Voor beide verboden zijn uitzonderingsbepalingen opgenomen, die echter van elkaar verschillen. Dit amendement regelt dat de uitzonderingsbepalingen op gelijke wijze zijn geformuleerd. Hiertoe wordt in artikel 10f, tweede lid, aangesloten bij de formulering als gebruikt in artikel 10h, tweede lid van de Wet op de dierproeven.

Ouwehand