Ontvangen 15 oktober 2013
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Na artikel 2.9 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. Het college kan de uitvoering van deze wet, behoudens de vaststelling van de rechten en plichten van de jeugdige of zijn ouders, door derden laten verrichten.
2. Indien de levering van jeugdhulp of het uitvoeren van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering wordt aanbesteed, gunt het college de overheidsopdracht op grond van de naar zijn oordeel economisch meest voordelige inschrijving en maakt in de aankondiging van de overheidsopdracht bekend welke nadere criteria hij stelt met het oog op de toepassing van het criterium economisch meest voordelige inschrijving, waaronder in ieder geval een criterium dat betrekking heeft op kwaliteit.
3. In afwijking van artikel 2.114, tweede lid, van de Aanbestedingswet 2012 kan het college een overheidsopdracht niet enkel op grond van het criterium de laagste prijs gunnen.
Met het oog op gevallen waarin ten aanzien van jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering artikel 2.9a, eerste lid, wordt toegepast, worden bij verordening regels gesteld ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan. Daarbij wordt rekening gehouden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden.
Dit amendement strekt ertoe, in lijn met de nieuwe Wmo, de kwaliteit van de verlening van jeugdhulp of het uitvoeren van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering, te waarborgen, alsmede de goede verhouding tussen de prijs voor de levering van de jeugdhulp of het uitvoeren van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de kwaliteitseisen die worden gesteld aan de jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering.
Artikel 2.9a, tweede lid, benadrukt dat wanneer de verlening van jeugdhulp of het uitvoeren van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering wordt aanbesteed, het college de overheidsopdracht op grond van de naar zijn oordeel economisch meest voordelige inschrijving dient te gunnen en bepaalt vervolgens dat bij het stellen van nadere criteria ter invulling van het criterium «economisch meest voordeling inschrijving» in ieder geval het nadere criterium «kwaliteit» wordt opgenomen.
Het derde lid van artikel 2.9a bepaalt vervolgens dat het college niet enkel op grond van het criterium de laagste prijs kan gunnen bij de aanbesteding van de verlening van jeugdhulp of het uitvoeren van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering.
Artikel 2.9b legt de verplichting op de gemeenten om bij verordening regels te stellen ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of het uitvoeren van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering door derden en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van de jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering die door derden wordt geleverd. Bij het stellen van die regels moet rekening worden gehouden met de vereiste deskundigheid van het in te schakelen personeel en de arbeidsvoorwaarden van dat personeel. De gemeenten dienen hierbij ten minste een inschatting te maken van een reële kostprijs voor de activiteiten die zij door aanbieders willen laten uitvoeren. Welke invloeden daarbij worden meegewogen, is ter beoordeling aan de gemeenten. Uitgangspunt is, dat de aanbieder personeel inzet tegen de arbeidsvoorwaarden die passen bij de vereiste vaardigheden. De gemeente zal zich dus ten minste een beeld moeten vormen van de vereiste activiteiten en de arbeidsvoorwaarden die daarbij horen. Hiermee wordt voorkomen dat een gemeente alleen de laagste prijs voor de uitvoering van de opdracht beschouwt. Dit biedt een waarborg voor werknemers dat hun werkzaamheden aansluiten bij de daarvoor geldende arbeidsvoorwaarden.
Op grond van artikel 2.11, tweede lid, kunnen bij AMvB nadere regels worden gesteld over de wijze waarop het college voorziet in een toereikend aanbod om aan de taken als bedoeld in artikel 2.3 te voldoen. Deze bepaling geeft voldoende grondslag om ook nadere regels te stellen ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of het uitvoeren van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering door derden aan de ene kant en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit aan de andere kant als bedoeld in artikel 2.9b. Daartoe zal echter slechts aanleiding kunnen bestaan, indien wordt vastgesteld dat de gemeenten er onvoldoende in slagen deze materie op eigen kracht afdoende te regelen.
Ypma