Vastgesteld 4 oktober 2013
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft naar aanleiding van de ontvangen nota naar aanleiding van het verslag en de nota van wijziging (Kamerstuk 33 684, nr. 10 en 11) besloten tot het uitbrengen van een nader verslag.
Onder het voorbehoud dat de minister de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Neppérus
De griffier van de commissie, Teunissen
Inhoudsopgave
blz. |
||
---|---|---|
Algemeen |
2 |
|
1. |
Hoofdlijnen stelselwijziging jeugd |
6 |
2. |
Probleemanalyse |
7 |
3. |
De verantwoordelijkheid van de gemeente |
7 |
4. |
De toegang tot jeugdhulp |
8 |
5. |
Jeugdbescherming en jeugdreclassering |
9 |
6. |
Positie van jeugdigen en ouders en kwaliteit van jeugdhulp |
10 |
7. |
Specialistische jeugdhulp |
10 |
8. |
Toezicht |
11 |
9. |
Juridisch kader en rechtsbescherming |
12 |
10. |
Gegevensverwerking, beleidsinformatie, en vermindering regeldruk |
12 |
11. |
Financiële aspecten |
13 |
12. |
Transitie en implementatie |
14 |
13. |
Artikelsgewijs |
15 |
De leden van de PVV-fractie hebben met ontsteltenis kennis genomen van de nota naar aanleiding van het verslag. Zij concluderen dat een groot aantal van de door hen gestelde vragen niet door de regering zijn beantwoord. Daarnaast zijn er een aantal vragen niet naar tevredenheid beantwoord. Zij willen deze vragen daarom nogmaals stellen, en hopen erop dat de vragen dit keer wel van een antwoord zullen worden voorzien.
Het huidige jeugdstelsel kent verschillende sectoren. Na de decentralisatie wordt de jeugdzorg lokaal, sub-regionaal, regionaal, bovenregionaal en zelfs landelijk geregeld. Waarom is dit in uw ogen een vooruitgang?
Roept een dergelijke nieuwe indeling niet nieuwe perverse prikkels op? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u daaraan doen?
Is er wel echt sprake van één bestuurslaag als er op verschillende niveaus (verplicht) samengewerkt moet worden? Komen er niet juist nieuwe bestuurslagen bij?
Waaruit blijkt dat overheidsbemoeienis geleid heeft tot zorgafhankelijkheid?
Bent u bereid de budgetten voor het sociale domein te oormerken? Zo nee, kunt u dan uitleggen waarom u vindt dat geld bestemd voor het sociale domein ook aan andere zaken uitgegeven mag worden?
Hoe gaat u zorgen dat kinderen die snel goede hulp nodig hebben niet te lang blijven aanmodderen in het zoeken naar een oplossing in hun sociale netwerk?
Waarom krijgen gemeenten de macht om de uiteindelijke beslissing te nemen? In hoeverre is dit in het belang van het kind?
Waarom krijgen gemeenten de macht om het advies van een deskundige naast zich neer te leggen? In hoeverre is dit in het belang van het kind?
Hoe gaat de (boven)regionale samenwerking verwerkt worden in het beleidsplan? Wat gebeurt er als de regio akkoord is maar een gemeenteraad niet?
Wie neemt uiteindelijk de beslissing tot goedkeuring van het beleidsplan? Welke democratische waarde heeft de gemeenteraad nog wanneer er door gemeenten samengewerkt gaat worden?
Komt de verantwoordelijkheid voor zowel preventie als jeugdbescherming en jeugdreclassering wel in één hand als preventie op lokaal niveau geregeld word en jeugdbescherming en jeugdreclassering op (boven)regionaal niveau? Zo ja, hoe dan? Zo nee, wat zijn de gevolgen van deze knip in verantwoordelijkheid?
Waarom kunnen gemeenten geen maatwerk leveren als ze niet de nodige beleidsvrijheid hebben?
Wat verstaat u precies onder de nodige beleidsvrijheid? Waar ligt het omslagpunt tussen onvoldoende beleidsvrijheid en voldoende beleidsvrijheid?
Waarom stelt u de beleidsvrijheid van gemeenten boven het advies van een deskundige? In hoeverre is dit in het belang van het kind?
Hoe gaat de overgangsregeling er precies uitzien? Krijgt een jeugdige, als eerste verantwoordelijke voor zijn eigen hulpverleningsproces, de mogelijkheid te kiezen voor dezelfde aanbieder als de overgangstermijn verstreken is? Zo nee, waarom niet?
Gemeenten zijn zowel bestuurlijk als financieel afzonderlijk verantwoordelijk voor de uitvoering van taken in het kader van dit wetsvoorstel. Hoe valt dit te rijmen met het scala aan (verplichte) samenwerkingsverbanden? Wie legt er straks verantwoording af aan wie?
Wie is verantwoordelijk wanneer het mis gaat in de jeugdzorg, en deze zorg in samenwerking ingekocht is? Welke wethouder kan ter verantwoording geroepen worden, en door wie?
Waarom wordt de deskundige pas bij het gesprek betrokken op het moment dat de gemeente vaststelt dat jeugdhulp nodig is? Kan de deskundige niet gelijk bij het gesprek betrokken worden?
Waarom wordt de deskundige er überhaupt bij betrokken als de gemeente de macht heeft om de mening van deze deskundige naast zich neer te leggen?
Waarom wordt het oordeel van een rechter wel per definitie geaccepteerd, maar het oordeel van een deskundige niet?
Bent u bereid de mening van de deskundige doorslaggevend te laten zijn? Zo nee, waarom stelt u de mening van een gemeenteambtenaar boven het oordeel van een deskundige?
Waarom zouden gemeenten iets te zeggen moeten hebben over het voorschrijf- en doorwijsgedrag van artsen? Staan de centen soms boven de medische noodzaak?
Wie is in het hele verhaal van artsen, zorgverzekeraars, gemeenten, afspraken, et cetera eigenlijk de regisseur?
Als de gezinsvoogd jeugdhulp aan wil trekken die niet door de gemeente gecontracteerd is, kan deze hulp niet ingezet worden. Waarom gaat het belang van de gemeente hier boven het belang van het kind?
Waarom moet de instelling voor het geven van de aanwijzing overleggen met de gemeente? Mag de gemeente deze aanwijzing soms weigeren? Wiens belang wordt dan gediend?
Wat wordt precies bedoeld met de verplichting om waar mogelijk keuzevrijheid te bieden? Krijgen jeugdigen en hun ouders nu wel keuzevrijheid of niet? Zo nee, waarom niet?
Als de aanbieder hiervan afwijkt, moet hij aannemelijk kunnen maken dat dit de kwaliteit niet schaad. Aan wie moet hij dit aannemelijk maken? Wie toetst dit?
Waarom leidt de decentralisatie tot meer mogelijkheden voor integrale diagnostiek? De diagnose wordt toch nog steeds door een specialist gesteld, en niet door een gemeenteambtenaar?
Hoe staat het met de verkenning naar de mogelijkheid om specialistische jeugd-ggz in te kopen onder mandaat door zorgverzekeraars?
Waarom moeten specialisten afspraken maken met gemeenten? Wordt de door hen gestelde diagnose soms niet serieus meer genomen?
Wat gebeurt er als specialisten niet tot afspraken kunnen komen met gemeenten?
Wat maakt het inkopen van extramurale psychofarmaca ingewikkelder dan bijvoorbeeld het inkopen van specialistische jeugd-ggz?
Is onderzocht of gemeenten de kennis over extramurale psychofarmaca in kunnen huren?
De opnameplicht van instellingen moet vrijwel direct geëffectueerd kunnen worden. Hoe gaat dit geregeld worden? Wat gaat u doen indien er wachtlijsten (dreigen te) ontstaan?
Als een kind/ouder het niet eens is met de beslissing van de gemeente moet er eerst bezwaar aangetekend worden, dan in beroep gegaan worden, en dan nog in hoger beroep gaan. Hoe lang zal een kind verstoken blijven van broodnodige zorg als al deze stappen genomen moeten worden?
Indien een jeugdige, of zijn ouders, het niet eens is met de uitvoering door de jeugdhulpaanbieder kunnen zij zich wenden tot de gemeente. Welke verplichting hebben gemeenten om te zoeken naar een oplossing? Wat gebeurt er als die oplossing niet gecontracteerd is?
Indien een gecertificeerde instelling extra jeugdhulp inschakelt en de jeugdige, of zijn ouders, het niet eens is met de uitvoering ervan, moeten deze zich dan tot de gecertificeerde instelling of tot de gemeente richten?
Hoe verhoudt de voorwaardelijke rechterlijke machtiging zich tot de rechtsbescherming van een jeugdige, wanneer hij zonder tussenkomst van een rechter in zijn vrijheid beperkt kan worden?
Hoe valt de korting van 15% op de jeugdzorg precies uit, aangezien er vormen van jeugdzorg (zoals begeleiding) overgeheveld worden met een grotere korting?
Hoe kan het dat Rijk, VNG en IPO niet tot een beslissing over de frictiekosten zijn gekomen? Waar is dit overleg op stukgelopen?
Bestaat de mogelijkheid dat het Rijk en/of IPO opdraait voor (een deel van) de frictiekosten?
Mag een gemeente een beschikking afgeven voor regionale zorg zonder de andere gemeenten daarover te informeren?
Wie houdt in de gaten dat de kosten voor regionale zorg niet de pan uit rijzen? Wie is er (financieel) verantwoordelijk als dit wel gebeurt?
Gaan gemeenten met wachtlijsten werken als er te weinig regionale zorg ingekocht is? Zo ja, hoe worden deze wachtlijsten opgesteld?
Hoe gaan gemeenten de hoogte van een pgb bepalen?
Hoe zit het met de continuïteit van zorg als een aanbieder failliet gaat?
Hoe gaat, bij de toewijzing van een pgb, voorkomen worden dat de jeugdige en zijn ouders in een wellus-nietus-discussie belanden met de gemeente?
Waarom velt het college een oordeel over de kwaliteit van de jeugdhulp die een jeugdige of zijn ouders willen betrekken? Op basis van welke criteria gaat het college een dergelijke beslissing nemen?
Het college kan een beslissing aangaande een pgb herzien dan wel intrekken. Kan dit ook met terugwerkende kracht?
Wanneer is iemand die beslist over toegang tot de jeugdzorg een generalist? Wanneer is er sprake van een specialistische generalist? Waar zit het verschillen tussen deze twee precies in?
De leden van de SP-fractie hebben met grote zorgen kennis genomen van de nota naar aanleiding van het verslag en de nota van wijziging over voorliggend wetsvoorstel inzake Regels over de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouders bij opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen. In het verloop van dit nader verslag maken zij opmerkingen en stellen een aantal vragen aan de orde.
De leden van de CDA-fractie stellen het op prijs een reactie te ontvangen op hun inbreng die in het verloop van dit nader verslag aan de orde wordt gesteld.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de antwoorden van de regering in de nota naar aanleiding van het verslag, en willen daarvoor hartelijk dank zeggen. Zij hebben nog enkele vragen die zij de regering willen voorleggen.
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van de nota van wijziging bij de Jeugdwet. Deze leden maken graag van de gelegenheid gebruik om aanvullende vragen te stellen.
Allereerst willen de leden van de SP-fractie weten waarom de regering de huidige definitie jeugdzorg hebben gewijzigd in de definitie jeugdhulp. Zij vinden dit geen recht doen aan de zorg voor jeugdigen, en vrezen dat dit een aanleiding kan zijn voor werkgevers om jeugdzorghulpverleners terug te zetten in functie, zoals dat ook eerder is gebeurd in de huishoudelijke verzorging. Ze willen hierover een uitgebreide toelichting ontvangen van de regering.
Deze leden vinden de uitleg over het verdwijnen van het recht op zorg en de zorgplicht van de gemeenten onvoldoende. Ook in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) zijn vele voorbeelden aan te geven, waarin gemeenten niet hebben voldaan aan hun compensatieplicht. Het in «hun kracht zetten» van jongeren verhoudt zich niet tot een zorgplicht. Het zegt tegen jongeren, heb je een probleem, je zoekt het eerst zelf maar uit. Waarom kiest de regering hier voor? Is het de regering nog niet duidelijk dat jeugdigen om hulp vragen als het echt niet anders kan? Deze leden verlangen een uitgebreide reactie van de regering op dit punt. Zij hebben geen antwoord gekregen op hun vraag hoe de regering verjuridisering gaat voorkomen, gezien het recht op zorg wordt afgeschaft.
De leden van de SP-fractie zijn zeer teleurgesteld dat de regering niet voornemens is om het budget voor de jeugdzorg te oormerken. Juist dan krijgen gemeenten de verantwoordelijkheid om de zorg te bestemmen aan de jeugdzorg en niet naar andere taken waar de gemeenten verantwoordelijk voor is.
De leden van de SP-fractie zijn verbijsterd dat de regering de verantwoordelijkheid op zich wil nemen om de jeugdzorg te decentraliseren met een enorme bezuiniging. Heeft de regering wel geluisterd naar alle oproepen van wethouders en gemeenten die nu de noodklok luiden, en aangeven niet de kwaliteit van zorg te kunnen bieden, zoals dat nu geregeld is? Gemeenten weten zelf nog niet hoe de bezuinigingen in 2015 eruit komt te zien en sommige gemeenten krijgen te maken met een extra bezuiniging die 10% of 20% hoger uitvalt, terwijl de regering dit nog niet eens kan verklaren. Hoe kunnen gemeenten nu goede transitieplannen in oktober inleveren, als er nog zoveel onbekend is? Deze leden verlangen een zeer uitgebreide toelichting van de regering op dit punt.
Voorts constateren de leden van de SP-fractie dat de regering beleidsvrijheid van gemeenten toejuicht, en niets doet om grote verschillen van zorg tussen gemeenten te voorkomen. Zij willen weten welke maatregelen de regering voornemens is te treffen, als er grote verschillen ontstaan van zorg tussen gemeenten.
De leden van de SP-fractie zijn teleurgesteld over de korte beantwoording van de regering over de uitkomsten die zij overnemen van de parlementaire werkgroep. Zij verlangen per advies van de werkgroep een tweede en meer uitgebreide beargumentering aan welke adviezen de regering wel en niet voldoet. Een motie van het lid Leijten was overbodig meende de regering eerder. Hoe verhoudt e.e.a. zich?
In de antwoorden geeft de regering voorbeelden aan hoe zij haar systeemverantwoordelijkheid wil oppakken. Deze leden vragen zich echter af in hoeverre ze dit zal oppakken. Wat is de grens voordat de regering ingrijpt? Ze vragen om een toelichting op dit punt.
De leden van de SP-fractie lezen in de beantwoording van de regering op vragen naar Denemarken dat zij hebben geconstateerd dat de inhoudelijke omslag die zij in de jeugdzorg willen realiseren tijd kost en niet al in 2015 gerealiseerd kan zijn. Deze leden zien dit als een bevestiging dat de regering de Jeugdwet alleen wil decentraliseren vanwege de bezuinigingsagenda daarachter, en dat het welzijn van jeugdigen pas op de tweede plek komt. Zij willen een uitgebreide toelichting ontvangen welke onderdelen van de decentralisatie niet in 2015 gerealiseerd kunnen zijn. Kan de regering uitleggen wat zij het nut vindt van een werkbezoek aan Denemarken, «om te leren van hun ervaringen», als een week daarvoor de decentralisatiewet door de Kamer heen gejast moet zijn? Kan de regering uitleggen hoe zij wil gaan bijsturen – op het gebied van wetgeving – als blijkt dat gemeenten na de deadline voor de gemeentelijke plannen niet of onvoldoende klaar zijn voor hun taken?
De huidige AWBZ-aanspraak persoonlijke verzorging gaat over naar de Jeugdwet staat te lezen op pagina 7, zo merken de leden van de CDA-fractie op. Hoe verhoudt zich dit tot de discussie die momenteel speelt ten aanzien van de persoonlijke verzorging voor volwassenen? Is het niet wijsheid om dit gedeelte uit de Jeugdwet te halen, en na een definitieve keuze voor volwassenen de Jeugdwet overeenkomstig te wijzigen? De regering doet dit tenslotte ook voor de huidige AWBZ-aanspraak op behandeling aan kinderen met een somatische of lichamelijke aandoening of beperking.
Op pagina 13 schrijft de regering dat de ervaring in Denemarken leert dat de transformatie tijd kost en «niet al in 2015 gerealiseerd kan zijn». Wat betekent dit voor de gesignaleerde financiële kortingen ver boven de 15% al gelijk in 2015, zo vragen de leden van de CDA-fractie.
De leden van de D66-fractie wijzen op het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid uit 2011 Over de fysieke veiligheid van het jonge kind, en vragen de regering toe te lichten in hoeverre de aanbevelingen uit dit rapport zijn verwerkt in de voorliggende wet.
De regering geeft aan dat, zodra de diagnose van kinderen bekend is, op tijd passende hulp gegeven kan worden, ter voorkoming van overmedicalisatie. Als jeugdigen het eerst zelf maar moeten uitzoeken is het risico groot dat er geen tijdige diagnose gegeven kan worden. Hoe wil de regering dit voorkomen, zo vragen de leden van de SP-fractie. Voorts willen deze leden weten wie de diagnose stelt. Wordt overmedicalisatie hier niet overdreven en aangegrepen om kinderen en jeugdigen goede zorg met medicatie te onthouden? Kan de regering haar antwoord toelichten?
De leden van de SP-fractie willen een overzicht ontvangen welke vormen van preventie nu precies in de Jeugdwet geregeld worden, welke vormen van preventie in het beleidsplan van gemeenten worden opgenomen en welke vormen van preventie nu precies onder de Wet Publieke Gezondheid (WPG) vallen. Hoe verhoudt de Jeugdwet zich tot de WPG?
De leden van de CDA-fractie hebben in de schriftelijke inbreng gevraagd om een vergelijking met de compensatieplicht in de huidige Wmo. Zij bedoelden hier een juridische vergelijking.
Artikel 4 van de Wmo luidt als volgt:
1. Ter compensatie van de beperkingen die een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 4°, 5° en 6°, ondervindt in zijn zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie, treft het college van burgemeester en wethouders voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning die hem in staat stellen:
a. een huishouden te voeren;
b. zich te verplaatsen in en om de woning;
c. zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel;
d. medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan.
2. Bij het bepalen van de voorzieningen houdt het college van burgemeester en wethouders rekening met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager van de voorzieningen, waaronder verandering van woning in verband met wijziging van leefsituatie, alsmede met de capaciteit van de aanvrager om uit een oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien.
In de Wmo is dus benoemd op welke vlakken een persoon gecompenseerd moet worden teneinde de zaken onder a. t/m d. te bereiken.
Waar wordt in de Jeugdwet gelijke concreetheid betracht?
Bovenaan pagina 17 van de Nota naar aanleiding van het verslag staat te lezen dat de Jeugdwet niet gewijzigd hoeft te worden wanneer de compensatieplicht uit de Wmo verdwijnt. Daarom de volgende vraag: is het systeem van de Jeugdwet gelijk aan de huidige Wmo of aan de nieuwe Wmo?
Op pagina 17 wordt aangegeven dat het aan gemeenten is om te bepalen welke jeugdhulp past bij jongeren met een stoornis. De gemeente kan kiezen voor het versterken van het eigen netwerk. Dit is precies het punt waar de leden van de CDA-fractie zich in hun inbreng ook zorgen om gemaakt hebben. Bepalen de huisarts en de kinderpsychiater welke jeugdhulp past bij kinderen met psychiatrische stoornissen, of bepaalt de gemeente dat? Voorts verdere vragen van de leden van de CDA-fractie verwijzen zij naar hoofdstuk 7.
Op pagina 18 van de Nota staat dat gemeenten «geen jeugdhulp mogen weigeren met als redengeving dat die vorm van jeugdhulp niet is ingekocht.» Op pagina 19 van de Nota staat dat gemeenten «bij het treffen van de voorziening op het gebied van jeugdhulp een keuze maken uit het toepasselijke door haar gecontracteerde of gesubsidieerde aanbod». Welke uitspraak geldt nu, en in welk artikel in de Jeugdwet is dit vastgelegd?
In het concept van de nieuwe Wmo die 3 oktober jl. op de site van VWS gezet is, is gekozen voor de terminologie algemene voorziening en maatwerkvoorziening. Wil de regering deze terminologie ook gebruiken in de Jeugdwet? Zo nee, waarom niet?
De leden van de SP-fractie zijn erg teleurgesteld in de voornemens van de regering om gemeenten te laten bepalen welke voorziening een jeugdige krijgt. Hiermee komen gemeenten op de stoel van de professional te zitten, en is er een vergrote kans dat gemeenten handelen uit financieel belang en in niet in het welzijn van het kind. Zij lezen in de beantwoording van de regering dat gemeenten een financieel belang hebben, waardoor zij willen voorkomen dat er onnodig een beroep wordt gedaan op dure vormen van zorg. Hierdoor ontstaat een perverse prikkel om de goedkoopste zorg in te zetten in plaats van de beste (en best passende) zorg
De leden willen een garantie van de regering ontvangen dat gemeenten te allen tijde de beslissing voor zorg in handen geven van professionals in de jeugdzorg. Dit geldt niet alleen voor de vorm van de benodigde zorg, maar ook voor de duur van de zorg.
De leden van de SP-fractie vinden het onwenselijk dat jeugdigen alleen persoonlijke verzorging en/of begeleiding kunnen krijgen na drie maanden, of nadat de ouders zijn overbelast. Zij achten dit onwenselijk. Waarom kiest de regering ervoor om pas na overbelasting van de ouders zorg te laten regelen door gemeenten? Hoe gaat de regering voorkomen dat er geen kinderen tussen wal en schip vallen vanwege het uithollen van de AWBZ? Dit is toch een beleid dat preventie centraal stelt. Hoe rijmt de regering haar stelling dat de Jeugdwet moet leiden tot het inzetten van «lichtere» zorg als zij de ruimte aan gemeenten geeft om gezinnen eerst drie maanden te laten zitten waarin problemen enkel zullen vergroten en verzwaren? Deze leden verwachten een uitgebreid antwoord.
De leden van de SP-fractie willen weten in hoeverre vrijwilligers zorgtaken kunnen overnemen van professionals, met als voorwaarde dat de kwaliteit van hulpverlening hierdoor niet geschaad wordt. Kan de regering voorbeelden aangeven welke taken de regering hiermee beoogt? Wil de regering garanderen dat vrijwilligers, maar ook werklozen, nooit worden ingezet voor taken die behoren bij professionele zorgverleners?
In de Nota wordt uiteengezet hoe in de Zorgverzekeringswet (Zvw) de second opinion geregeld is als een te verzekeren prestatie op grond van de Zvw (aldus CVZ), zo merken de leden van de CDA-fractie op. Waarom is dit niet gelijk geregeld voor die zorg die nu nog onder Zvw valt, maar straks overgaat naar de Jeugdwet?
Er wordt momenteel met de VNG gesproken over het waarborgen van forensische expertise. Is er aanleiding om dit onderwerp ook op nationale schaal te regelen vergelijkbaar met de genoemde specialistische jeugdhulp op pagina 33 van de Nota (CPB-rapport specifieke vormen van jeugdhulp)? De leden van de CDA-fractie vrezen versnippering van kennis.
Het is de leden van de D66-fractie op basis van de reactie van de regering niet geheel duidelijk of de positie van de vertrouwenspersoon binnen het AMHK in de wet nu voldoende is geborgd. Om de beschikbaarheid van een arts met deskundigheid op het gebied van kindermishandeling te waarborgen zal bij AMvB geregeld worden dat voor het AMHK een arts met deskundigheid op het gebied van kindermishandeling beschikbaar moet zijn, zonder dat daarbij bepalingen over het dienstverband worden opgenomen, zo lezen zij. De gemeente heeft de plicht ervoor te zorgen dat er een arts beschikbaar is, maar het is aan de gemeente hoe hieraan praktische invulling wordt gegeven. Waarom heeft de regering ervoor gekozen op dit punt af te wijken van de wijze waarop dit thans is geregeld in het Uitvoeringsbesluit Wet op de jeugdzorg? Voorts vragen zij welke waarborgen in de wet zijn opgenomen dat voorkomen wordt dat de AMHK-professionals onnodig veel administratieve lasten worden opgelegd als gevolg van de drie instanties die toezicht gaan houden.
De leden van de SP-fractie zijn niet tevreden met de beantwoording van de regering over de jeugdreclassering. Kan de regering uitleggen hoe het risico op rechtsongelijkheid voorkomen gaat worden, als dit afhankelijk gemaakt wordt van de breedte van het inkoopbeleid van gemeenten? Voorts willen zij weten hoe de bestaande specialisatie en expertise gewaarborgd worden. Tevens willen zij weten of de jeugdreclassering niet vreselijk bureaucratisch wordt, als er straks gewerkt gaat worden met aanbestedingen, concurrentie en het organiseren van goed toezicht. Zij verlangen een uitgebreide toelichting van de regering op dit punt.
De leden van de CDA-fractie ontvangen graag antwoord op de volgende vragen.
Kan inmiddels bevestigd of ontkend worden of er in het noorden van het land wordt toegewerkt naar één uitvoerder van jeugdbescherming en jeugdreclassering? Wat vindt de regering hier eigenlijk van? Voldoet Nidos nu dan niet aan kwaliteitseisen? Indien Nidos wel voldoet aan kwaliteitseisen waarom dan certificeren?
De leden van de D66-fractie constateren dat jeugdbescherming en jeugdreclassering naar hun aard en werking taken lijken te zijn waarin de rol van de gemeente beperkt zal blijven. De Raad van State wijst er in haar advies ook op dat gemeenten bij het realiseren van deze voorzieningen geen beleidsruimte hebben: de instroom wordt door de rechter bepaald, de inhoud van de zorg door de gecertificeerde instelling. Gegeven het feit dat het hier veelal gaat om een relatief kleine groep jeugdigen, een specialistische en daarmee mogelijk kwetsbare bovenregionale en landelijke voorzieningen of infrastructuur, en het zorgdragen voor een toegankelijk en kwalitatief toereikend aanbod op deze gebieden, zou het in de ogen van de aan het woord zijnde leden voor de hand kunnen liggen om op dit punt (boven)regionale samenwerking verplicht te stellen. Waarom heeft de regering daarvan afgezien?
De leden van de CDA-fractie zijn bekend met de kosten van een VOG. Interessanter is hoeveel dit kost op macroniveau, en of in het budget dat overgeheveld is naar de gemeente met deze nieuwe kostenpost rekening gehouden is. Zij ontvangen graag een reactie van de regering.
In relatie tot hetgeen geschreven is onder 4.1. De toeleiding (tot jeugdhulp) hebben de leden van de CDA-fractie nog niet volledige duidelijkheid. Aangezien de jeugd-ggz een belangrijk onderwerp is, ontvangen zij graag antwoord op het hierna volgende.
Op pagina 19 van de Nota staat: «Het treffen van een voorziening op het gebied van jeugdhulp beoogt als resultaten: het gezond en veilig opgroeien van de jeugdige, het groeien naar zelfstandigheid en de maatschappelijke participatie van de jeugdige.» Als met sporten hetzelfde resultaat bereikt kan worden dan heeft de gemeente voldaan aan haar verplichting.»
Op pagina 35 van de Nota schrijft de regering dat de huisarts, jeugdarts en de medisch specialist mogen verwijzen naar jeugdhulp. «Een jeugdige kan op dat moment terecht bij de jeugdhulpaanbieders die de gemeente heeft ingekocht.»
De leden van de CDA-fractie constateren dat de keuzevrijheid dus verdwenen is. Zij ontvangen graag een uiteenzetting of de regering dit anders ziet, en zo niet waarom niet?
De regering schrijft vervolgens; «Bij deze beoordeling (CDA: van de behandeling) dient de jeugdhulpaanbieder (CDA: i.c. de kinderpsychiater) zich te houden aan de afspraken die hij daarover met de gemeente heeft gemaakt in het kader van de contract- of subsidierelatie.»
Op pagina 84 van de Nota schrijft de regering: «Zij (huisartsen, medisch specialisten en jeugdartsen) kunnen verwijzen naar jeugdhulp die door de gemeente is ingekocht.»
Op pagina 84 van de Nota staat ook: « De gemeente heeft dus invloed op de verwijzing van de huisarts door middel van de jeugdhulp die zij inkoopt.»
De leden van de CDA-fractie vragen de regering nogmaals duidelijk aan te geven dat de professionaliteit van de jeugdpsychiater gewaarborgd. De leden van de CDA-fractie kunnen zich niet aan de indruk onttrekken dat gemeenten op de (medische) stoel van de kinderpsychiater gaan zitten. Waar in de Jeugdwet is geregeld dat in de gemeentelijke verordening of in de afspraken tussen gemeenten en artsen de gemeenten zich te houden hebben aan professionele standaarden en dat gemeenten niet op de (medische) stoel van artsen gaan zitten?
In de Nota schrijft de regering «De huisarts kan dus medicatie voorschrijven die ten late komt van de Zvw.» Is het mogelijk dat op enig moment op grond van de Zvw de huisarts deze medicatie niet meer mag voorschrijven? Tevens schrijft de regering dat het voorschrijven van de medicatie deel uit maakt van de GGZ-behandeling (de extramuraal gebruikte medicatie niet). Is het wettelijk toegestaan dat een gemeente opneemt in de verordening dat het voorschrijven van medicatie in de eerste tijdspanne van de behandeling verboden is?
Is het reëel te veronderstellen dat gemeenten een extra POH-GGZ-jeugd kan financieren in ogenschouw nemende de bezuinigingen op de jeugdhulp? Hoeveel kost de uitbreiding per huisartspraktijk met 1 dag POH-GGZ-jeugd?
De leden van de D66-fractie lezen dat de regering erkent dat er als gevolg van de overheveling van de verantwoordelijkheid voor de jeugd-ggz naar de gemeenten «nieuwe schotten» ontstaan. De regering acht deze nieuwe schotten echter verdedigbaar, aangezien zonder het slechten van financiële schotten tussen jeugdzorg en jeugd-ggz kan een samenhangende en integrale jeugdhulp niet goed tot stand komen. Het wordt deze leden niet duidelijk waar de regering deze conclusie precies op baseert, en verzoekt haar hier alsnog op in te gaan.
De leden van de SP-fractie willen weten wat het keurmerkinstituut precies gaat doen met het afgeven van certificatie en het toezicht houden op gecertificeerde instellingen. Is het wenselijk dat hiervoor een nieuw instituut wordt opgericht? Moet dit niet gewoon een taak zijn voor de Inspectie Jeugdzorg of Inspectie voor de Gezondheidszorg? Waarom is hier niet voor gekozen? Deze leden willen een uitgebreide toelichting ontvangen op dit punt.
Is het niet beter om alle jeugdzorginstellingen toe te laten via de Wet toelating zorginstellingen (Wtzi)? Zo neen, waarom niet? Zo ja, hoe gaat de regering dit regelen?
De leden van de SP-fractie geven aan dat, dankzij een eerdere motie van de SP-fractie, een ieder die met kinderen werkt een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) moet hebben. Dat is nog niet het geval. Wanneer wel?
Zij begrijpen niet waarom een VOG niet verplicht wordt gesteld voor bestuurders. Waarom dient personeel dit wel te hebben en bestuurders niet? Zij vragen een uitgebreide toelichting op dit punt.
De leden van de CDA-fractie brengen het volgende naar voren.
Artikel 9.2 luidt als volgt: «De met het toezicht belaste ambtenaren zijn voor zover dat voor de vervulling van hun taak noodzakelijk is en in afwijking van artikel 5:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner, voor zover die woning wordt gebruikt ten behoeve van de verlening van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering.» Is deze bepaling niet te ruim geformuleerd? Hoe verhoudt zich dit tot andere wetgeving (strafrechtelijk, bestuursrechtelijk) met betrekking tot het betreden van een woning?
De leden van de SP-fractie hebben geen antwoord gekregen op hun vraag over het termijn waarin klachten van jeugdigen en/of hun ouders worden genomen. Klachten kunnen onnodig lang duren, als dit in handen valt van de zorgaanbieders. Waarom kiest de regering ervoor om dit zo te regelen?
De leden van de SP-fractie zijn positief gestemd over het feit dat in de Jeugdwet een onafhankelijke vertrouwenspersoon wordt geregeld. Echter, zij willen weten waarom jeugdigen niet bij de eerste kennismaking geattendeerd worden op de functie van de vertrouwenspersoon. Waarom heeft de regering hiervoor gekozen?
Op pagina 110 van de Nota stelt de regering dat de invoering van een nieuw jeugdstelsel niet het geschikte moment is om de WGBO zodanig te wijzigen dat ouders van kinderen tussen de 16 en de 18 jaar geïnformeerd kunnen worden over hun kind. De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat bij uitstek de invoering van dit nieuwe stelsel het moment is om deze bepaling in de WGBO te wijzigen. De nieuwe Jeugdwet ziet op het betrekken van het netwerk van de jeugdigen, ziet op het hervinden van de kracht binnen een gezin. Hiervoor is essentieel dat de betrokken ouders van een jeugdige weten wat er aan de hand is met hun kind. De leden van de CDA-fractie vragen om een heroverweging in deze.
De leden van de D66-fractie constateren dat de regering geen aanleiding ziet voor een onafhankelijke juridische toets of de voorliggende wet in lijn is met het IVRK. Op welke wijze is dan getoetst of de voorliggende wet voldoet aan het IVRK? Is daarbij ook gekeken naar het gelijkheidsprincipe, conform artikel 1 van de de Grondwet en de AWGB? Zo nee, waarom acht de regering dat niet nodig? Zo ja, wat zijn daarvan de uitkomsten?
Op pagina 73 van de Nota staat te lezen dat aan de Jeugdwet geen landelijke kwantitatieve doelstelling van vermindering regeldruk gekoppeld is, en dat de exacte gevolgen voor de regeldruk van de wetsvoorstellen mede afhankelijk zijn van de gemeentelijke uitvoering. Volgens de leden van CDA-fractie kan de landelijke wetgever ook een bijdrage leveren. Dat is waarom deze leden op de laatste pagina van deze nadere schriftelijke inbreng een 15-tal mogelijkheden opsommen om nadere regelgeving op grond van de Jeugdwet te schrappen. Graag ontvangen zij een inhoudelijke reactie op deze 15 mogelijkheden om nadere regelgeving op basis van de concept-Jeugdwet te schrappen.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de staatssecretaris van VWS d.d. 4 oktober 2013 met een reactie op de wens van de VNG voor één wet voor gegevensuitwisseling bij de decentralisaties binnen het sociale domein. De brief stelt dat onder leiding van het ministerie van BZK met betrokken departementen en VNG wordt bezien hoe binnen de huidige wettelijke kaders gegevens kunnen worden uitgewisseld voor integrale hulpverlening. In het verlengde hiervan wordt thans onderzocht, zo lezen de aan het woord zijnde leden, of er een overkoepelend wettelijk kader nodig is om te komen tot de gewenste gegevensuitwisseling binnen en tussen de domeinen jeugd, maatschappelijke ondersteuning en werk en inkomen. Is de regering met deze leden van mening dat hierover duidelijkheid zou moeten bestaan, alvorens taken daadwerkelijk worden overgeheveld? Zo nee, waarom niet? Voorts vragen deze lezen de regering overzichtelijk uiteen te zetten welke waarborgen er op grond van de onderhavige en andere wetten bestaan met betrekking tot de privacy van gegevens.
De leden van de CDA-fractie zien de noodzaak van samenwerking van gemeenten. Op pagina 127 van de Nota staat te lezen dat op landelijk niveau gemeenten de meest specialistische vormen van zorg gaan inkopen. Zij vragen of de financiering van de zogenaamde gesloten jeugdzorg er daar niet een van is. Graag vernemen zij het antwoord van de regering. Ook horen deze leden graag wat er gebeurt wanneer onverhoopt in november 2013 de ledenvergadering van de VNG hier geen adequate afspraken over wenst te maken.
De leden van de D66-fractie constateren op basis van recente berichtgeving in de media dat er bij gemeenten onduidelijkheid bestaat over de voor hen beschikbare middelen. Deze zouden aanzienlijk lager uitvallen dan aanvankelijk berekend. Graag ontvangen zij een reactie van de regering ter zake.
De leden van de D66-fractie begrijpen uit de toelichting bij de nota van wijziging dat artikel 8.1.1, welke handelt over de (voorwaarden waaronder) een pgb kan worden verstrekt, zoveel mogelijk is gelijk getrokken met het daartoe strekkende artikel in de Wmo. Zij juichen dit enerzijds toe, aangezien de jeugdhulp en de maatschappelijke ondersteuning, zoals de regering stelt, nauw aan elkaar verwant zijn. Aangezien de aan het woord zijnde leden echter beschikken over de (definitieve) versie van de nieuwe Wmo, kunnen zij geen vergelijking maken. Kan de regering inzichtelijk maken op welke punten de in de nota van wijziging voorgestelde aanpassingen bijdragen aan harmonisering, dan wel afwijkend zijn ten opzichte van de (voorgenomen) bepalingen ter zake in de nieuwe Wmo, en welke argumenten zij daarvoor hanteert?
Uit de toelichting bij de nota van wijziging maken de leden van de D66-fractie op dat de regering nog geen keuze heeft gemaakt voor de instantie die de ouderbijdrage ten behoeve van de gemeenten zal innen. In het oorspronkelijk wetsvoorstel werd voorzien dat het CAK deze taak zou vervullen. Wat is voor de regering de achtergrond om dit alsnog te willen kunnen heroverwegen? Voorts vragen de hier aan het woord zijnde leden zich af stapeling kan plaatsvinden tussen ouderbijdragen en de eigenbijdragen voor de AWBZ en/of Wmo.
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen zich af hoe de nota van wijziging zich met betrekking tot het pgb zich verhoudt met de wijze waarop het pgb in de vernieuwde Wet maatschappelijke opvang wordt vormgegeven? Hebben cliënten en gemeenten volgens beide wetten dezelfde uitgangspositie?
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen waarom met het wijzigen van artikel 8 niet is meegenomen dat het door gemeenten geboden pgb-tarief ook toereikend moet zijn voor het inkopen van kwalitatief goede zorg? Deze leden zijn van mening dat dit een vereiste is, wil het pgb daadwerkelijk de keuzevrijheid van jongeren en hun ouders binnen de wet verbeteren. Is de regering het hiermee eens?
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen in hoeverre met de wijziging van artikel 8.1.1. ook het cliëntenperspectief wordt meegenomen. Wordt, om te kunnen bepalen wat kwalitatief goede zorg is, dus ook het oordeel van de cliënt meegenomen?
De regering gaf in de beantwoording aan dat zij geen inzicht heeft in de gemeentelijke bezuinigingen op zorg en welzijn. De leden van de SP-fractie vragen de regering of zij bereid is hiernaar onderzoek te doen, en de Kamer hierover voor 1 januari 2014 te informeren. Kan de regering het SCP opdracht geven een en ander actief in kaart te brengen? Zo nee, waarom niet?
De leden van de SP-fractie zijn ontzet over het bericht dat de regering aangeeft dat gemeenten inmiddels wel hebben geleerd van de loondump in de huishoudelijke verzorging, en dat werkgevers niet het risico willen nemen om tarieven aan te nemen die uitgaan van een te laag loonniveau. Deze leden betwijfelen dit, omdat de loondump in de huishoudelijke verzorging nog in volle omvang doorgaat. Waarom wil de regering een gelijke vorm van loondump in de jeugdzorg niet voorkomen?
De leden van de SP-fractie vinden het onwenselijk dat er verschillende rechtsregimes gelden voor zorg in het gedwongen kader. Zij willen weten waarom er geen rechterlijke toets is voor jongeren en wel voor volwassenen. Waarom kiest de regering voor deze rechtsongelijkheid? Voorts vragen deze leden de regering waarom niet aangesloten wordt bij de Wet verplichte GGZ, waarin geregeld wordt dat er altijd een zorgmachtiging afgegeven wordt door de rechter voor bepaalde vormen van verplichte zorg. Zij vragen om een uitgebreide toelichting op dit punt.
De leden van de CDA-fractie hebben in hun inbreng ten behoeve van het verslag gevraagd naar het overgangsrecht met betrekking tot de in paragraaf 3.2 verzekerde prestaties van de Zvw, nu deze overgeheveld worden voor jeugdigen naar de Jeugdwet. Wat gebeurt er wanneer gemeenten niet na het eerste jaar na inwerkingtreding van de Jeugdwet een nieuw aanbod hebben gedaan? Deze leden kunnen over het antwoord heen gelezen hebben in de Nota naar aanleiding van het verslag. Graag vernemen zij dan waar dat staat, en in het geval dat door een vergissing dit antwoord nog niet gegeven is, ontvangen zij dat graag alsnog.
Vanuit verschillende hoeken wordt momenteel gepleit voor meerjarige regionale transitiearrangementen opdat in ieder geval de bezuinigingen de driejarige opbouw tot 15% in 2017 uit het Regeerakkoord volgen. Hierdoor zou een meer zorgvuldige invoering bereikt kunnen worden zonder onnodige frictiekosten en verlies van continuiteit. Graag ontvangen de leden van de CDA-fractie een uitgebreide reactie van de regering op dit punt.
De leden van de D66-fractie ontvangen graag een reactie van de regering op de laatste voortgangsrapportage van de Transitiecommissie die de Kamer op 4 oktober jl. heeft ontvangen.
Lijst van mogelijkheden om regeldruk te verminderen, ingezonden door de leden van de CDA-fractie.
1. Artikel 2.7 geeft de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur de verplichting tot samenwerking tussen gemeenten op te legen. De leden van de CDA-fractie vernemen graag de reden van de regering waarom deze mogelijkheid tot nadere regelgeving al dan niet geschrapt kan worden uit de wet.
2. Artikel 2.11 geeft de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur de regels inzake deskundigheid van gemeenten aan te scherpen. Er zitten voldoende mogelijkheden in de wet, op basis waarin de benodigde deskundigheid van gemeente verlangd kan worden. Daarnaast kent artikel 2.12 al de mogelijkheid om een aanwijzing vanuit het Rijk te geven wanneer het beleid strijdig is met de uitgangspunten van de wet. De leden van de CDA-fractie vernemen graag de reden van de regering waarom deze mogelijkheid in artikel 2.11 tot nadere regelgeving al dan niet geschrapt kan worden uit de wet.
3. Artikel 3.3, zesde lid geeft de mogelijk om nadere regels te stellen over de eisen waaraan de certificerende instelling moet voldoen, het toezicht, de wijze waarop de aanvraag moet worden gedaan, de gegevens die moeten worden verstrekt, de gronden waarop en de gevallen waarin een certificaat wordt geschorst of ingetrokken en de vergoeding van de kosten die verschuldigd zijn in verband met de afgifte van een certificaat. In artikel 3.3., vierde lid regelt al de mogelijkheid om een normenkader op te stellen waaraan de aanvrager in ieder geval moet voldoen. De leden van de CDA-fractie vernemen graag de reden van de regering waarom dit zesde lid al dan niet geschrapt kan worden uit de wet.
4. Artikel 4.1.4 geeft de mogelijkheid een aantal algemene maatregelen van bestuur en overige nadere regels vast te stellen over de wijze van uitvoeren, de bestuursstructuur alsmede waarborgen voor een ordentelijke en controleerbare bedrijfsvoering (artikel. 4.1.4) van de jeugdhulpverlener. Voor gecertificeerde instellingen regelt artikel 3.3, vierde lid. Voor de overige jeugdhulpaanbieders is dit aan de gemeenten. Daarnaast gelden nog allerlei professionaliteitseisen ten aanzien van jeugdhulpaanbieders. De leden van de CDA-fractie vernemen graag de reden van de regering waarom deze mogelijkheid tot nadere regelgeving via een aantal algemene maatregelen van bestuur en overige nadere regels al dan niet geschrapt kunnen worden uit de wet.
5. Artikel 4.1.5 derde lid geeft de mogelijkheid tot nadere regels met betrekking tot een register van jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen die in het bezit zijn van een verklaring omtrent het gedrag. De wet geeft de norm dat alle genoemde jeugdhulpaanbieders in bezit zijn van een verklaring omtrent het gedrag. Dit is de verantwoordelijkheid van de gemeenten. De leden van de CDA-fractie vernemen graag de reden van de regering waarom deze mogelijkheid tot nadere regelgeving al dan niet geschrapt kan worden uit de wet.
6. Artikel 4.3.1. geeft de mogelijkheid nadere regels te stellen met betrekking tot het verslag in te dienen door de jeugdhulpaanbieder en de gecertificeerde instelling terwijl het artikel zelf daar al voldoende regels (a. t/m k.!) voor geeft. De leden van de CDA-fractie vernemen graag de reden van de regering waarom deze mogelijkheid tot nadere regelgeving al dan niet geschrapt kan worden uit de wet.
7. Artikel 5.2, derde lid geeft de mogelijkheid om nadere regels te stellen voor het pleegcontract terwijl het eerste lid dit al regelt. De leden van de CDA-fractie vernemen graag de reden van de regering waarom deze mogelijkheid tot nadere regelgeving al dan niet geschrapt kan worden uit de wet.
8. Artikel 5.4, tweede lid geeft de mogelijkheid nadere regels op te stellen ten behoeve van de informatie die verstrekt mag worden aan de pleegouder in het belang van de verzorging en de opvoeding van de jeugdige. Niet is duidelijk waarom dit nodig is. Te meer daar er voldoende regelgeving is rondom bescherming van de privacy zoals ook genoemd in het artikel zelf. De leden van de CDA-fractie vernemen graag de reden van de regering waarom deze mogelijkheid tot nadere regelgeving al dan niet geschrapt kan worden uit de wet.
9. Artikel 7.1.1.2, derde lid geeft de mogelijkheid nadere regels te stellen over de functionaris die meldingsbevoegd VIR is. Dit terwijl het eerste en tweede lid al allerlei regels kennen rondom de meldingsbevoegde functionaris. De leden van de CDA-fractie vernemen graag de reden van de regering waarom deze mogelijkheid tot nadere regelgeving al dan niet geschrapt kan worden uit de wet.
10. Artikel 7.1.3.1., derde lid geeft de mogelijk regels te stellen omtrent het beheer en de nakoming van de afspraken en kunnen voorts regels worden gesteld omtrent andere in de afspraken op te nemen onderwerpen. De leden van de CDA-fractie vernemen graag de reden van de regering waarom deze mogelijkheid tot nadere regelgeving al dan niet geschrapt kan worden uit de wet.
11. Artikel 7.1.3.1. vierde lid geeft de mogelijkheid nadere regels te stellen omtrent het gebruik van, de aansluiting en de organisatie van de aansluiting op de verwijsindex terwijl afdeling 7 van de Jeugdwet al wemelt van de regels rondom de VIR. De leden van de CDA-fractie vernemen graag de reden van de regering waarom deze mogelijkheid tot nadere regelgeving al dan niet geschrapt kan worden uit de wet.
12. Artikel 7.1.5.1, eerste lid geeft de mogelijkheid nadere regels te stellen rondom de mededeling aan de jeugdige over de melding in VIR. Geef gemeenten het vertrouwen dat ze dat adequaat doen. De leden van de CDA-fractie vernemen graag de reden van de regering waarom deze mogelijkheid tot nadere regelgeving al dan niet geschrapt kan worden uit de wet.
13. Artikel 7.4.5. geeft de mogelijkheid een schier eindeloze hoeveel regels te stellen omtrent de inhoud van de in artikelen 7.4.1. tot en met 7.4.3. bedoelde gegevens, de wijze van verwerking en de verstrekking, de tijdvakken en het nader bepalen van categorieën van verstrekkers. In de genoemde artikelen is al veel geregeld. De leden van de CDA-fractie vernemen graag de reden van de regering waarom deze mogelijkheid tot nadere regelgeving al dan niet geschrapt kan worden uit de wet.
14. Artikel 9.3, 7e lid kent de mogelijkheid nadere regels te stellen over de bevoegdheid een tuchtklacht in te dienen. Dit terwijl het tuchtrecht al omgeven is door regelgeving. De leden van de CDA-fractie vernemen graag de reden van de regering waarom deze mogelijkheid tot nadere regelgeving al dan niet geschrapt kan worden uit de wet. Dit geldt ook voor het 7e lid van het nieuwe artikel 12p van de Wmo.
15. Artikel 12a van de Wmo wordt als dus gewijzigd dat het vijfde lid de mogelijkheid krijgt nadere regels te stellen over de werkwijze van het AMHK terwijl het artikel daar al veel regels voor geeft. De leden van de CDA-fractie vernemen graag de reden van de regering waarom deze mogelijkheid tot nadere regelgeving al dan niet geschrapt kan worden uit de wet.