Ontvangen 16 oktober 2013
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 2.6 wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Het college stemt de wijze waarop hij zijn verantwoordelijkheden op grond van deze wet uitvoert, af met zorgverzekeraars met het oog op de wettelijke verantwoordelijkheden van die laatsten.
B
Artikel 2.7 wordt als volgt gewijzigd.
1. Het derde lid komt te luiden:
3. De voordracht voor een krachtens het tweede lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt gedaan door Onze Ministers in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. De voordracht voor een krachtens het tweede lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet gedaan dan nadat het ontwerp in de Staatscourant is bekendgemaakt en aan een ieder de gelegenheid is geboden om binnen vier weken na de dag waarop de bekendmaking is geschied, wensen en bedenkingen ter kennis van Onze Ministers te brengen. Gelijktijdig met de bekendmaking wordt het ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd.
C
Aan artikel 7.4.5 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. De voordracht voor een krachtens het eerste of tweede lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet gedaan dan nadat het ontwerp in de Staatscourant is bekendgemaakt en aan een ieder de gelegenheid is geboden om binnen vier weken na de dag waarop de bekendmaking is geschied, wensen en bedenkingen ter kennis van Onze Ministers te brengen. Gelijktijdig met de bekendmaking wordt het ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd.
D
In artikel 9.2, tweede lid, wordt «een woning binnen te treden» vervangen door: een woning van een jeugdhulpaanbieder binnen te treden.
E
Artikel 11.2, onderdeel C, wordt als volgt gewijzigd:
Aan artikel 12a wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. De voordracht voor een krachtens het vijfde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet gedaan dan nadat het ontwerp in de Staatscourant is bekendgemaakt en aan een ieder de gelegenheid is geboden om binnen vier weken na de dag waarop de bekendmaking is geschied, wensen en bedenkingen ter kennis van Onze Ministers te brengen. Gelijktijdig met de bekendmaking wordt het ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd.
F
Artikel 11.3, onderdeel A, komt te luiden:
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid komt te luiden:
3. De zorgverzekeraar draagt er zorg voor dat zijn modelovereenkomst aansluit bij de afspraken, bedoeld in artikel 2.6, vierde lid, van de Jeugdwet.
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. De zorgverzekeraar stemt de wijze waarop hij zijn verantwoordelijkheden op grond van deze wet uitvoert, af met de colleges van burgemeester en wethouders met het oog op de wettelijke verantwoordelijkheden van die laatsten.
3. Onder vernummering van het zesde lid tot het vijfde lid, komt het vijfde lid (oud) te vervallen.
A en F
Deze wijzigingen strekken ertoe dat gemeenten en zorgverzekeraars de uitvoering van deze wet en de Zorgverzekeringswet zoveel mogelijk op elkaar afstemmen. Daartoe zullen zij afspraken moeten maken die zien op de aansluiting tussen hun beider domeinen en het delen van kennis en informatie en in ieder geval op de aansluiting tussen geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen en de geestelijke gezondheidszorg voor volwassen, de aansluiting tussen de geestelijke gezondheidszorg en de somatische zorg, de kwaliteitsontwikkeling en de informatie-uitwisseling die nodig is voor een efficiënte uitvoering van de beide wetten.
B, C en E
Ten aanzien van drie delegatiegrondslagen is in het kader van de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer toegezegd dat hiervoor een voorhangprocedure zal worden gevolgd. Daarin voorzien de voorgestelde wijzigingen. De wijziging van onderdeel B betreft de mogelijke amvb inzake de samenwerking van gemeenten in artikel 2.7. De wijziging van onderdeel C betreft de amvb inzake beleidsinformatie in artikel 7.4.5, en de wijziging van onderdeel E ziet op de regeling bij amvb inzake de werkwijze en de deskundigheid van het AMHK.
D
In artikel 9.2, tweede lid, is geregeld dat de met het toezicht belaste ambtenaren, voor zover dat noodzakelijk is voor de vervulling van hun taak, bevoegd zijn om een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner. Voor de duidelijkheid zij opgemerkt dat op grond van de Algemene wet op het binnentreden altijd een machtiging vereist is. De bevoegdheid tot binnentreden in een woning kan nodig zijn als het de woning betreft van bijvoorbeeld een solistisch werkende hulpverlener met een praktijk aan huis. Naar aanleiding van de plenaire behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer wordt met deze wijziging de betreffende bepaling aangescherpt. Duidelijk wordt gemaakt dat de bevoegdheid tot binnentreden niet ziet op de woning van degene die de jeugdhulp ontvangt.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven