Kamerstuk 33605-XII-7

Lijst van vragen en antwoorden over het Rapport van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu 2012

Dossier: Jaarverslag en slotwet Ministerie van Infrastructuur en Milieu 2012

Gepubliceerd: 5 juni 2013
Indiener(s): Paulus Jansen
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33605-XII-7.html
ID: 33605-XII-7

Nr. 7 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 6 juni 2013

De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister en de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu over het Rapport van de Algemene Rekenkamer bij het Jaarverslag 2012 van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (Kamerstuk 33 605 XII, nr.2).

De minister en de staatssecretaris hebben deze vragen beantwoord bij brief van 5 juni 2013. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Paulus Jansen

De griffier van de commissie, Tijdink

1

Vraag:

Waarom is er geen gevolg gegeven aan de oproep van de Algemene Rekenkamer om meer indicatoren in het jaarverslag op te nemen die iets zeggen over de maatschappelijke effecten van het beleid?

Antwoord:

De verantwoording in het Jaarverslag 2012 vindt plaats op basis van de Begroting 2012. Dit betekent dat de opgenomen indicatoren in het Jaarverslag 2012 gelijk zijn aan de indicatoren zoals opgenomen in de Begroting 2012. De oproep van de Algemene Rekenkamer had betrekking op Begroting 2013, welke verantwoord wordt in het Jaarverslag 2013. Zie ook mijn antwoord op vraag 2.

2

Vraag:

Welke indicatoren voor maatschappelijke doelen gaat u concreet in de begroting voor 2014 en verder opnemen?

Antwoord:

Zoals ik in de groeiparagraaf van Begroting 2013 heb aangegeven, is nog niet in alle gevallen sprake van een sluitende set indicatoren en kengetallen. Ik heb de Kamer reeds toegezegd dat ik de komende Begroting 2014 zal voorzien van een sluitende set indicatoren en kengetallen die mijn verantwoordelijkheid conform «Verantwoord Begroten» afdekt. Op Prinsjesdag zult u hierover geïnformeerd worden.

3

Vraag:

Waarom zal de onvolkomenheid wat betreft het financieel beheer bij de Inspectie voor Leefomgeving en Transport in 2013 nog niet zijn opgelost?

Antwoord:

Het structureel verbeteren vraagt om aanpassingen van de werkwijzen en de vastlegging daarvan in processen, het opleiden en begeleiden van medewerkers en het aanpassen van systemen. Dit proces is in volle gang maar het vergt tijd. De onvolkomenheid wordt pas opgeheven als het grootste deel van het jaar het financieel beheer op orde is. Daarom is de verwachting dat de onvolkomenheid nog niet over 2013 zal worden opgeheven.

4

Vraag:

Hoe zal het voornemen om al het waterbeleid via het Deltafonds te verantwoorden uitgevoerd worden, ook met het oog op het amendement van het lid Lucas (Kamerstuk 32 304, nr. 29)? Welke gevolgen zal dit voornemen hebben voor het budget en de taakstelling van het Deltafonds?

Antwoord:

Zoals ik heb aangegeven in het WGO van december 2012, is mijn inzet om alle investeringen in het waterdomein vanuit het Deltafonds te financieren. Hiervoor is een scopewijziging van het Deltafonds noodzakelijk. Zodra hierover meer duidelijkheid is, zal ik u nader informeren.

5

Vraag:

Hoeveel was er over de jaren 2009–2011 specifiek begroot voor waterkwantiteit? Waaraan zijn deze bedragen besteed?

 

Antwoord:

Uit uw vraagstelling leid ik af dat u verwijst naar de bedragen in Figuur 2 op pagina 10 van het rapport van de Algemene Rekenkamer over het Jaarverslag IenM. Voor het jaar 2012 is op verzoek van de Algemene Rekenkamer zeer gedetailleerd uitgezocht welk deel van de totaal begrote uitgaven specifiek is besteed aan waterkwantiteit. Van de € 159 miljoen betreft dat ongeveer € 34–37 miljoen. Indien ik voor de jaren 2009–2011 dezelfde verdeelsleutel hanteer, kom ik op een schatting van respectievelijk € 58 miljoen, € 72 miljoen en € 65 miljoen. Aangezien op verzoek van uw Kamer de definitie van waterkwantiteit in de begroting van 2013 is verbreed, kan op deze wijze niet voor 2013 worden bepaald welk deel specifiek is gereserveerd voor waterkwantiteit zoals gedefinieerd in de begrotingen 2009–2012.

6

Vraag:

Welk bedrag is er voor 2013 gereserveerd voor waterkwantiteit?

Antwoord:Zie tweede deel van het antwoord op vraag 5.

7

Vraag:

Welk(e) onderzoek(en) is/zijn er in 2012 voor een bedrag van € 100.000 gedaan in het kader van waterkwantiteit?

Antwoord:

In 2012 hebben projecten plaatsgevonden rond innovatie en grondwater, waaronder onderzoek naar de mogelijkheden voor nieuwe vormen van drainage.

8

Vraag:

Hoeveel contracten zijn in het verleden ten onrechte niet Europees aanbesteed? Levert dit vertraging en daardoor financiële schade op?

Antwoord:

In 2012 gaat het om inkopen op 38 zaken (circa 2% van het totale aantal actuele zaken) met een totaal inkoopvolume van € 5.832.814,-. In alle gevallen is geen sprake van vertraging of financiële schade.

9

Vraag:

Welke maatregelen worden genomen met betrekking tot het contractenregister, de aanbestedingskalender, de inkoopanalyse en de interne controles?

Antwoord:

In de tweede helft van 2012 is door IenM een professionaliseringslag op inkoop gestart. Deze professionaliseringslag zal in 2013 met kracht worden doorgezet.

Deze professionaliseringslag kent meerdere dimensies:

• Activiteiten:

– een periodieke afstemming tussen de financiële administratie en het contractenregister;

– het dynamiseren en uitbreiden van de aanbestedingskalender met potentiële nieuwe aanbestedingen naast de al lopende aanbestedingen;

– het oppakken van nieuwe inkoopwerkzaamheden als spendanalyse (ex-post en ex-ante);

– het permanent monitoren van de kwaliteit van alle inkoopaanvragen en het rapporteren van de beelden/bevindingen en

– procesmatig borgen van periodieke controle- en monitorwerkzaamheden.

• het invulling geven aan proactief ondersteunen van de beleidsmedewerkers door inkoopadviseurs.

• Waar nodig volgen inkoopadviseurs aanvullende opleiding of training.

10

Vraag:

Kan er een overzicht gegeven worden van contracten die volgens het DBFM-principe (Design Build Finance Maintain) zijn afgesloten door Rijkswaterstaat?

Antwoord:

Dit betreft de volgende contracten:

• Tweede Coentunnel

• A12 Lunetten – Veenendaal

• N31 Leeuwarden – Drachten

• A15 Maasvlakte Vaanplein

• N33 Assen Zuidbroek

• Schiphol-Amsterdam-Almere A1/A6

11

Vraag:

Worden er bij de af te sluiten DBFM sluizenprogramma’s extra maatregelen getroffen om de rechtmatigheid met SCB (Systeemgerichte Contractbeheersing) op orde te krijgen? Zo ja, welke?

Antwoord:

Ja, RWS treft op dit moment extra maatregelen om de toepassing van SCB bij DBFM contracten beter uit te werken en in te bedden opdat de rechtmatigheid van (eenmalige) betalingen geborgd is. De problematiek die geconstateerd is bij een eenmalige betaling bij een DBFM-project in 2012 is de aanleiding geweest voor het opstellen van een standaardwerkwijze voor alle nog af te sluiten DBFM-contracten. Gezien de fase waarin het sluizenprogramma zich nu bevindt zal dit programma straks de standaardwerkwijze overnemen in de afzonderlijke DBFM projecten vallend onder het sluizenprogramma.