Vastgesteld 7 juni 2013
De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties en de algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst hebben een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het Jaarverslag 2012 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, onderdeel Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties inclusief Vreemdelingenzaken en Integratie (Kamerstuk 33 605 VII, nr.1).
De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 6 juni 2013. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Berndsen-Jansen
De voorzitter van de algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst, De Rouwe
Adjunct-griffier van de commissies, Thomassen
4
Hoe wordt het financieel beheer op het kerndepartement van BZK dit jaar op orde gebracht? Welke concrete maatregelen worden getroffen?
Antwoord: De bedrijfsvoering binnen BZK is voor verbetering vatbaar. Hiervoor zijn diverse oorzaken aan te wijzen, zoals de in- en ontvlechting van het departement, de daaruit voortvloeiende reorganisaties, en de verhuizing van het departement en daarmee gepaard gaande ICT-problematiek, en onvoldoende aandacht voor beheersmatige aspecten van de administratie binnen de dienstonderdelen van BZK.
Voor wat betreft de noodzakelijke verbeteringen voor het financieel beheer binnen BZK is een uitgebreid verbetertraject opgestart. Per onderdeel en agentschap zijn verbeterplannen opgesteld. Deze zijn vanaf april in uitvoering genomen. Doel daarvan is een structurele verbetering van het financieel beheer te bewerkstelligen. De coördinatie op alle verbetertrajecten is centraal belegd bij de directie Financieel-Economische Zaken. Deze rapporteert maandelijks aan de daarvoor ingestelde Regiegroep Financieel beheer (onder voorzitterschap van de Secretaris-generaal) en ieder kwartaal aan het Audit Comité over de voortgang.
Bij de verbetermaatregelen is onderscheid te maken tussen quick wins, en maatregelen met een meer structureel karakter. Het gaat hierbij onder andere om: de implementatie van nieuwe financiële processen, maandelijks monitoren van financiële indicatoren, en het uitvoeren van (zelf)controles gedurende het jaar. De quick wins dienen uiterlijk ultimo juni 2013 te zijn gerealiseerd. Structurele verbetermaatregelen worden genomen om de positieve ontwikkelingen in het beheer te borgen. Deze maatregelen hebben diverse eigen deadlines, maar moeten voor het einde van 2013 zijn gerealiseerd. Tot deze maatregelen behoren onder meer een proefafsluiting van de administratie na een half jaar, en kennisvergroting en ondersteuning van uitvoerende medewerkers.
19
Wanneer is er sprake van «merkbare vermindering van de regeldruk» en hoe wordt dit gemeten?
Antwoord: Vermindering van regeldruk is merkbaar als de groepen in kwestie zelf aangeven dat ze minder hinder ondervinden van bepalingen in wet- en regelgeving. Anders dan bij feitelijke lastendruk is de ervaren regeldruk minder gemakkelijk zin te meten. Wel kunnen burgers aan de hand van een aantal indicatoren hierover worden bevraagd. Daarbij gaat het erom of zij tengevolge van een maatregel minder lasten ervaren, minder hinder ondervinden, eenvoudiger zaken gedaan krijgen e.d. Op die manier zal worden «gemeten» of de vermindering van regeldruk merkbaar is.
21
Kunt u voorbeelden geven van het «flexibel reageren» van de AIVD op onverwachte gebeurtenissen?
Antwoord: Hierbij wordt gedoeld op twee fenomenen voortkomend uit de door de AIVD gesignaleerde trends van internationalisering en technologisering.
Zo kregen de risico's en bedreigingen voor de (inter)nationale veiligheidsbelangen van de Nederlandse staat en samenleving een sterker internationaal karakter. Naast de voorbeelden genoemd in het jaarverslag van de dienst betreft dit de Arabische Lente en de Syrische jihadgang. Door het verrichten van scannend en verkennend onderzoek en een systeem van wegen en prioriteren, waarbij onderzoekscapaciteit snel kan worden herbelegd, is flexibel ingespeeld op dergelijke ontwikkelingen.
Tegelijkertijd heeft de voortgaande technologisering, en dan specifiek het gebruik van een scala aan hoogwaardige informatie- en communicatietechnologie door onderzoekssubjecten van de AIVD, geleid tot een bemoeilijkt zicht op risico's en bedreigingen voor de Nederlandse veiligheidsbelangen. Met het oog hierop is in samenwerking met de MIVD door de AIVD geïnvesteerd in cyber security en signal intelligence. In dit kader is de kwartiermakersorganisatie van de gezamenlijke eenheid Symbolon in 2012 opgerichting, waarin personeel van de MIVD en de AIVD intensief samenwerkt. Tevens is door de AIVD ingezet op een betere benutting van grote datastromen en op een verdere doorontwikkeling van de informatiehuishouding en het strategisch informatiemanagement van de AIVD.
22
Wanneer is het niet mogelijk om in goed overleg met bestuurlijke partners de hervormingsagenda uit te voeren?
Antwoord: De hervormingsagenda valt uiteen in een aantal afzonderlijke trajecten. Voor zover deze trajecten formele wetgeving betreffen, pleegt het overleg met bestuurlijke partners in principe op te houden zodra bedoelde trajecten de fase van de parlementaire behandeling hebben bereikt. Voor alle trajecten kan bovendien gelden dat op een zeker moment toch knopen moeten worden doorgehakt. Goed overleg met de bestuurlijke partners impliceert namelijk een inspanningsverplichting tot goed luisteren teneinde consensus te bereiken; het betreft evenwel geen absolute medezeggenschap van de bestuurlijke partners.
23
Welke gevolgen hebben de voorgenomen bezuinigingen op de AIVD voor de «bescherming van de democratische rechtsorde, dan wel de veiligheid of andere gewichtige belangen van de staat»?
Antwoord: Ik verwijs u hiervoor naar mijn brief aan uw Kamer van 3 juni 2013 over de «visie op taken en prioriteiten AIVD binnen het inlichtingen- en veiligheidsdomein».
24
Kunt u de «substantiële bijdrage aan (inter)nationale veiligheid» door de AIVD concretiseren en kwantificeren?
Antwoord: De AIVD heeft in het afgelopen jaar buitenlandse inlichtingendiensten in staat gesteld om dreigingen af te wentelen en aanslagen te voorkomen. Voor een nadere openbare toelichting hierop wordt u verwezen naar het jaarverslag van de AIVD.
Een concreet voorbeeld van de samenwerking waar op kan worden ingegaan betreft het onderzoek naar uitreizende Jihadisten. De AIVD onderzoekt de reisbewegingen vanuit jihadgebieden naar Nederland en – in meer algemene zin – Europa. Relevante reisroutes van jihadisten van en naar het Westen in kaart brengen en er zicht op hebben behoort tot de belangrijke onderdelen van het terrorismeonderzoek. Hiertoe worden niet alleen eigen middelen ingezet, maar werkt de AIVD ook samen met nationale en internationale partners. In 2012 is in het kader van Travel intelligence fors geïnvesteerd in het ontsluiten en analyseren van reisgegevens. Daarmee kunnen onder andere reisgegevens van jihadisten in kaart worden gebracht. Ook kan de AIVD aan de hand van deze reisgegevens in veel gevallen snel acteren wanneer een jihadist van plan is naar Nederland te reizen.
De AIVD heeft ook in 2012 pogingen tot uitreizen verstoord. Hierbij werd samengewerkt met en informatie geleverd aan een aantal strategische partners, waaronder het Openbaar Ministerie, de Nationale Recherche en de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Op basis van uitgebrachte ambtsberichten aan het OM hebben enkele aanhoudingen plaatsgevonden.
25
Kunt u de zinsnede « (.) waarbij de focus ligt op complementariteit van taakuitvoering» nader toelichten?
Antwoord: De versterking van de samenwerking met de Regionale Inlichtingendiensten (RID-en) en de Bijzondere Diensten (BD's van bijv. de Koninklijke Marechaussee, de Douane en de FIOD) is gericht op het opnemen van bestaande capaciteit van deze diensten in het inlichtingenproces van de AIVD, waardoor ze hier integraal, volwaardig en onmisbaar onderdeel van worden.
Deze Regionale- en Bijzondere Inlichtingendiensten zijn de vooruitgeschoven posten van de AIVD in het land.
26
Wat zijn de kengetallen voor internationale samenwerking?
Antwoord: De AIVD onderhoudt een relatienetwerk met bijna 200 buitenlandse veiligheids-, inlichtingen- en sigintdiensten. De mate van intensiviteit en het niveau van de samenwerking verschillen per collega-dienst. De AIVD heeft in 2012 duidelijk geïnvesteerd op de uitbreiding en verdieping van de informatie-uitwisseling en operationele samenwerking met een beperkt aantal vertrouwde buitenlandse diensten. De omvang en de waarde van de informatie-uitwisseling en samenwerking met buitenlandse diensten is daardoor in zijn algemeenheid toegenomen.
28
Hoe beoordeelt u de constatering van de Algemene Rekenkamer dat er geen actief toezicht op de naleving van de Wet veiligheidsonderzoeken wordt uitgeoefend, maar passief naar aanleiding van de signalen van de AIVD? Wat bent u voornemens te doen om een en ander te verbeteren?
Antwoord: In het toezicht op de naleving op de Wet veiligheidsonderzoeken (Wvo) wordt geen onderscheid gemaakt tussen actief en passief toezicht. Over 2011 heeft de ARK een aanbeveling gedaan aan over het toezicht door de AIVD, waarna in 2012 een aanpassing is doorgevoerd in het toezicht. Vanaf 2013 zal de nieuwe functie Rijks-Beveiligingsambtenaar (Rijks-BVA) hierin een rol krijgen. De wijze waarop hij deze rol zal invullen volgt uit de bredere visie op de verantwoordelijkheid van de minister voor W&R voor Rijksbrede beveiliging. Concreet betekent dit dat de AIVD de door haar gesignaleerde afwijkingen in de uitvoering van de Wvo bij de departementen registreert. Deze signalen worden vervolgens teruggemeld aan het betreffende departement. Om de Rijks-BVA in staat te stellen om zich een oordeel te vellen over de wijze waarop binnen het Rijk wordt omgegaan met het aanwijzen van vertrouwensfuncties of de plaatsing van medewerkers hierop, zal de AIVD de integrale lijst inzake alle departementen rapporteren aan de Rijks-BVA, voor zo ver de AIVD beschikt over deze gegevens uit hoofde van de uitvoering van de Wvo. Daarnaast kunnen de BVA's verzocht worden door de Rijks-BVA eventuele zelf waargenomen afwijkingen te rapporteren aan hem. Hiermee beschikt de Rijks-BVA over een informatieverzameling op basis waarvan oordeelsvorming mogelijk is, inzake de werking binnen het Rijk van het aanwijzen van vertrouwensfuncties en het plaatsen van medewerkers op die vertrouwensfuncties. Als blijkt dat zich onvolkomenheden voordoen in de werking van dit systeem zal de Rijks-BVA relevante actoren aanzetten om in gezamenlijkheid tot een systeeminterventie te komen. Hierbij kan zo nodig het Coördinerend Beraad Integrale Beveiliging of de Interdepartementale Commissie Bedrijfsvoering Rijk ingezet worden.
29
Waarom zijn er minder SIGINT-middelen aangeschaft en welke gevolgen heeft dit voor het project Symbolon?
Antwoord: De AIVD en MIVD hebben in 2012 de kwartiermakersorganisatie Symbolon opgericht, waarin het projectteam intensief samen werkt om de oprichting van een gezamenlijke Sigint-Cyber eenheid voor te bereiden. De beide diensten zijn overtuigd van de noodzaak om Signals intelligence (Sigint) en intelligence op het gebied van Cyber samen te voegen en samen door te ontwikkelen. Een integrale aanpak van het gebruik van deze technische inlichtingenmiddelen zal de doelmatigheid verhogen. De ontvlechting van substantiële onderdelen van beide diensten en het creëren van de randvoorwaarden om de nieuwe eenheid integraal onderdeel te laten uitmaken van de (inlichtingen)processen van beide diensten, vergt meer tijd dan voorzien. Dat neemt niet weg dat de AIVD en MIVD essentiële stappen hebben gezet om de gezamenlijke eenheid te kunnen oprichten. Zo hebben de diensten besloten tot een zeer brede reikwijdte van de samenwerking en inbreng van middelen. Ook zijn er besluiten genomen over de huisvesting van de personele kern van de eenheid en over hoe de eenheid bestuurd zal worden.
Voor 2012 waren gelden gereserveerd voor de verhuizing van MIVD-personeel naar Zoetermeer en het bij elkaar brengen van de aanwezige functionaliteiten van de beide diensten op het gebied van Sigint en Cyber. Omdat de geplande verhuizing met één jaar is uitgesteld zijn de gelden in 2012 niet uitgegeven. Deze gelden zijn inmiddels – via de eindejaarsmarge – toegevoegd aan de begroting AIVD 2013 en zullen alsnog worden gebruikt voor de realisatie van de gezamenlijke eenheid.
Het niet uitgeven van de gelden in 2012 heeft geen gevolgen gehad voor het project Symbolon.
51
Hoeveel leningen heeft DUO in 2012 verstrekt ten behoeve van inburgering? Om welk bedrag ging het in totaal?
Antwoord: In 2012 is aan DUO aan bijdragen een bedrag € 4,157 mln. verstrekt. Daarvan is een bedrag van € 2,022 mln. begroot en gerealiseerd aan leningen. Met dit bedrag is aan 823 inburgeraars een lening verstrekt.
Een bedrag van € 2,135 mln. is uitgegeven aan uitgekeerde vergoedingen aan inburgeringsplichtigen.
52
Waarom heeft DUO in 2012 € 4,2 mln. meer ontvangen dan begroot ten behoeve van het verstrekken van leningen voor inburgering?
Antwoord: Zie antwoord op vraag 51.
53
Waarom heeft het COA in 2012 € 119.000 meer ontvangen dan begroot?
Antwoord: COA heeft in 2012 een bijdrage van € 4,2 mln. ontvangen om asielgerechtigden tijdens hun verblijf in asielzoekerscentra door middel van lesprogramma’s (Voorbereiding op inburgering I en II) voor te bereiden op hun verblijf in Nederland. De programma’s moeten gericht zijn op het stimuleren van de inburgering van deze groep. Het bedrag in 2012 was hoger dan begroot, vanwege de prognoses. Op basis van de afrekening in 2013 kan bepaald worden wat daadwerkelijk besteed is.
54
Waar heeft het COA het ontvangen bedrag van € 4,2 mln. precies aan uitgegeven?
Antwoord: Zie antwoord vraag 53
55
Om welke redenen precies, anders dan het feit dat de afrekening van de Wet Inburgering langer heeft geduurd dan gepland waardoor de afrekening gepland voor 2011 in 2012 heeft plaatsgevonden, hebben gemeenten in 2012 € 6,8 mln. meer ontvangen dan begroot voor het faciliteren van inburgering?
Antwoord: De realisatie is het gevolg van een juridisch geschil tussen de Staat en een aantal gemeenten over de afwikkeling van de bekostiging uit hoofde van de Wet inburgering nieuwkomers. De rechtbank heeft de Staat veroordeeld tot het nabetalen van € 6,8 mln.
56
Waar heeft Forum het ontvangen bedrag van € 5,8 mln. precies aan besteed?
Antwoord:
Forum ontvangt als onafhankelijk kennisinstituut op het terrein van multiculturele vraagstukken een subsidie voor het vergaren en beschikbaar stellen van specifieke kennis en expertise aan gemeenten, bedrijven en organisaties en instellingen betreffende integratievragen. FORUM levert vanuit zijn expertise belangrijke inhoudelijke bijdragen aan de uitvoering van het integratiebeleid.
De jaarlijkse subsidie aan Forum wordt in de komende jaren afgebouwd. De subsidie bedroeg in 2012 € 5,8 mln. Omdat het jaarverslag van Forum pas in juli 2013 verschijnt, kan nog niet exact worden aangegeven hoe dit bedrag in 2012 is besteed. Wel is bekend aan welke activiteiten FORUM in 2012 heeft gewerkt.
In 2012 heeft Forum zich onder meer gericht op;
– projecten in het kader van participatie:
taalontwikkeling, ouderbetrokkenheid en leerlingbegeleiding in het basisonderwijs, loopbaanoriëntatie in het onderwijs, taal op de werkvloer, toeleiding naar arbeidskansen in de zorgsector, inhoudelijke bijdragen aan ronde tafelgesprekken m.b.t. arbeidsmarkt en stageplekken, samenwerking jeugdvoorzieningen en migrantenorganisaties, expertise aandragen voor opstellen plan van aanpak criminaliteitspreventie en in het kader van de zorgagenda organiseren van bijeenkomsten op lokaal niveau over het onderwerp obesitas;
– activiteiten in het kader van rechtstaat en burgerschap:
burgerschapsvorming, sociale stabiliteit op lokaal niveau, religie en democratische rechtstaat, beeldvorming en framing, versterking van weerbaarheid van kwetsbare groepen in de samenleving
57
Waarom ging er in 2012 € 680 mln. meer naar het Programma integratie dan vooraf begroot?
Antwoord: De overschrijding op programma integratie in 2012 bedroeg 680.000 euro. Deze overschrijding wordt veroorzaakt doordat verplichtingen uit 2011 pas in 2012 zijn afgerekend.
58
Waarom heeft VWN in 2012 € 2 mln. meer ontvangen dan begroot?
Antwoord: VWN krijgt jaarlijks een bijdrage voor het bevorderen van de integratie van vluchtelingen in Nederland. Met deze subsidie wordt mede uitvoering gegeven aan de doelstellingen van het integratiebeleid. In 2012 bedroeg de subsidie € 1,037 mln.
Het jaarverslag VWN over 2012 is nog niet voor handen, maar volgens een voorlopige opgave heeft VWN de subsidie als volgt uitgegeven:
Training & opleiding vrijwilligers en beroepskrachten € 471.000
Onderhoud en beheer Vluchtweb (integratiedeel) € 230.000
Telefonische helpdesk € 336.000
Het overige deel van de bovengenoemde € 3 mln. is door het departement besteed aan overige integratie activiteiten.
59
Waar heeft VWN het ontvangen bedrag van € 3 mln. precies aan besteed?
Antwoord: Zie antwoord op vraag 58.
60
Waarom is het aantal deelnemers dat voor het inburgeringsexamen is geslaagd lager dan begroot en ook lager dan in voorgaan de jaren?
Antwoord: In 2012 hebben minder inburgeraars deelgenomen aan het inburgeringsexamen dan in 2011. Daarnaast is het slagingspercentage in 2012 licht gedaald (68%) ten opzichte van 2011 (69%). Dit heeft geleid tot een lager aantal geslaagden voor het inburgeringsexamen in 2012 dan geraamd. Hier staat tegenover dat in 2012 meer inburgeraars het diploma voor staatsexamen NT2 hebben behaald dan in 2011. In 2012 lag dit aantal op 5.343 personen. In 2011 nog op 4.524. Het staatsexamen NT2 ligt op een hoger niveau (B1) dan het inburgeringsexamen (A2).
61
Op basis van welke criteria en met welk doel precies ontvangt het COA Rijkssubsidie?
Antwoord: Zie antwoord op vraag 53.
62
Hoeveel heeft Forum in 2012 uitgegeven aan rondetafelgesprekken, themabijeenkomsten en het opstellen van de plannen van aanpak ter bevordering van criminaliteitspreventie en bestrijding van obesitas onder migranten (gaarne per onderdeel uitgesplitst)?
Antwoord: Zie antwoord op vraag 56.
63
Op basis van welke criteria en met welk doel precies ontvangt Forum Rijkssubsidie?
Antwoord: Zie antwoord op vraag 56.
64
Hoeveel heeft VWN in 2012 precies uitgegeven aan de integratie van asielgerechtigden, het onderhouden van Vluchtweb, een gespecialiseerd telefonisch helpdesk en de training en scholing voor vrijwilligers en medewerkers (gaarne per onderdeel uitgesplitst)?
Antwoord: Zie antwoord op vraag 58.
65
Op basis van welke criteria en met welk doel precies ontvangt VWN Rijkssubsidie?
Antwoord: Zie antwoord op vraag 58.
66
Welk bedrag is er in 2012 uitgegeven aan het programma «Expeditie burger»?
Antwoord: Het project «betrokken jongeren» en het programma «expeditie burger» zijn erop gericht netwerken te ontsluiten en participatie te vergroten van jongeren en burgers die in staat gesteld willen worden actiever mee te doen. Deze doelen passen binnen de doelstellingen van het integratie- en participatiebeleid van SZW. Hierop zijn de subsidieaanvragen beoordeeld, evenals op criteria die samenhangen met een goed subsidiebeheer. Aan de expeditie burger is in 2012 € 114.308 euro uitgegeven en aan het project betrokken jongeren € 31.760 euro.
67
Hoeveel geld is er in 2012 uitgegeven aan het project «betrokken jongeren»?
Antwoord: Zie antwoord op vraag 66.
68
Op basis van welke criteria en met welk doel precies is er Rijkssubsidie besteed aan het programma «Expeditie burger» en het project «betrokken jongeren»?
Antwoord: Zie antwoord op vraag 66.
69
Hoeveel van het ontvangen bedrag van € 1,6 mln. voor het Programma integratie is er in 2012 precies besteed aan het SCP en CBS (voor monitoring van het integratieproces), maatschappelijke binding en burgerschap, huwelijks- en gezinsmigratie en preventie huwelijksdwang (gaarne per onderdeel uitgesplitst)?
Antwoord: In 2012 is voor de monitoring van het integratieproces € 140.000 betaald aan het SCP voor de verdiepende studie «De sociaal-culturele positie van niet-westerse migranten». Voorts werd € 345.000 voor het onderzoek naar huwelijksmigratie en € 260.000 voor onderzoek naar ervaren discriminatie betaald. Aan het CBS is voor het «Jaarrapport Integratie 2012 € 40.000 betaald.
70
Welk bedrag is er in 2012 precies besteed aan het onderzoek van het SCP naar de achtergronden van migratie en leefsituatie in Nederland?
Antwoord: Zie antwoord op vraag 69.
71
Welk bedrag is er in 2012 precies besteed aan voorlichting voor de komst van huwelijksmigranten om hen beter voorbereid naar Nederland te laten vertrekken?
Antwoord: In het kader van een pilot stellen de Nederlandse ambassades en consulaten-generaal in China, Marokko en Turkije sinds 2011 het voorlichtingsmateriaal «Naar uw partner in Nederland» beschikbaar aan migranten. Het materiaal informeert hen over manieren om van hun migratie een succes te maken. Omdat het materiaal al eerder beschikbaar was, zijn er in 2012 geen middelen besteed aan de voorlichting.
72
Waar bestaat de voorlichting voor de komst van huwelijksmigranten om hen beter voorbereid naar Nederland te laten vertrekken precies uit?
Antwoord: Zie antwoord op vraag 71.
73
Hoeveel is er precies besteed aan de campagne «Your right to choose» en deskundigheidsbevordering van professionals ten behoeve van preventie van huwelijksdwang (gaarne per onderdeel uitgesplitst)?
Antwoord: Aan de campagne «Your Right to Choose» van 2012 is € 99.970 besteed. Om de deskundigheid van professionals op het terrein van huwelijksdwang te bevorderen wordt een e-learning module ontwikkeld. De kosten hiervan bedragen € 133.133.
74
Hoe kan er een «solide basis voor verdere uitvoering» voor het NUP zijn gelegd en hoe kunnen er impactanalyses e.d. zijn uitgevoerd, terwijl er geen enkele uitgave voor het programma is gedaan?
Antwoord: De uitgaven voor het implementatieagenda NUP aan de VNG zijn terecht gekomen onder de regel «uitgaven van (door)ontwikkeling e-overheidsvoorzieningen» in het jaarverslag. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft in 2012 € 9.045.000 uitgegeven aan de implementatieagenda. Dit is € 8.000.000 conform afspraken + € 1.045.000 ter vergoeding van de BTW.
75
Zijn er problemen geconstateerd voor ouders die met hun kinderen reizen nu kinderen niet langer in het paspoort van de ouders worden bijgeschreven?
Antwoord: Het ministerie van BZK heeft geen signalen ontvangen dat er zich dergelijke problemen voordoen. Navraag bij de marechaussee heeft het beeld bevestigd dat er zich geen problemen voordoen. Wij houden de vinger aan de pols.
76
Wat is de stand van zaken bij de verbetering van de drie bevolkingsadministraties in Caribisch Nederland «PIVA»? Welk bedrag is hier in totaal mee gemoeid?
Antwoord: De door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties geleverde ondersteuning is voor een deel ingezet op korte termijnresultaten, zoals de technische verbetering van de kwaliteit van de gegevens in de drie bevolkingsadministraties «PIVA» en voor een ander deel op langere termijnresultaten, zoals «training-on-the-job» en wekelijkse opleidingssessies door PIVA-specialisten. Daarnaast wordt er ondersteuning gegeven voor een traject voor invoering van bestuurlijk vastgestelde straatnamen en huisnummers. Van het doorvoeren hiervan in PIVA wordt een substantiële verbetering verwacht. Naar verwachting ronden alle drie de eilanden dit traject in 2013 af.
Sinds 2009 zijn 3 kwaliteitsmetingen uitgevoerd. Voor de eilanden was de 0-meting in 2009 de eerste kwaliteitstoetsing sinds de invoering van PIVA eind jaren negentig. Bij deze meting bleken er veel technische fouten te zitten in de gegevens. Doordat die fouten nauwelijks in de zwaarste categorie zaten, bestond er geen bezwaar tegen gebruik van de gegevens. Sindsdien is er sprake van een duidelijk stijgende lijn wat betreft de technische kwaliteit van de gegevens. Genoemde metingen zijn opgezet conform de audit systematiek van de GBA.
In totaal is van 2010 tot en met 2012 een bedrag van € 740.570 met de genoemde maatregelen gemoeid.
84
Kunt u een overzicht verschaffen van de wetten en maatregelen die tot stand zijn gekomen op de portefeuille Immigratie en Asiel?
Antwoord: Wetten
Wet van 13 september 2012 tot wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige
Wet van 24 mei 2012 tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met nationale visa en enkele andere onderwerpen
Algemene maatregelen van bestuur
Besluit van 20 december 2012, houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de uitbreiding van de vooraf door de luchtvervoerder te verstrekken passagiersgegevens (standaard API-set)
Besluit van 7 november 2012 houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van het besluit van 25 oktober 2012 tot wijziging van het Besluit naturalisatietoets in verband met enkele technische aanpassingen naar aanleiding van de wijziging van de Wet inburgering en het Besluit inburgering in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige (Stb. 2012, 521)
Besluit van 13 oktober 2012, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de wet van 13 september 2012 tot wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige (Stb. 2012, 430) en van het besluit van 25 september 2012 tot wijziging van het Besluit inburgering en enkele andere besluiten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige (Stb. 2012, 432)
Besluit van 25 september 2012, tot wijziging van het Besluit inburgering en enkele andere besluiten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige
Besluit van 20 juli 2012, houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Besluit modern migratiebeleid in verband met het afschaffen van het rechtmatige verblijf hangende beklag bij het gerechtshof tegen de beslissing van het openbaar ministerie tot niet of niet verdere vervolging van de verdachte van mensenhandel
Besluit van 9 juli 2012 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van het Besluit van 27 maart 2012 tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000, het Besluit modern migratiebeleid en het Besluit inburgering (aanscherping eisen gezinsmigratie) (Stb. 2012, 148)
Besluit van 29 juni 2012 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van onderdelen van de wet van 24 mei 2012, houdende wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met nationale visa en enkele andere onderwerpen (Stb. 258), en van onderdelen van het besluit van 29 juni 2012, houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000, het Besluit modern migratiebeleid, het Besluit politiegegevens en het Uitvoeringsbesluit Remigratiewet in verband met nationale visa en enkele andere onderwerpen (Stb. 308)
Besluit van 29 juni 2012, houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000, het Besluit modern migratiebeleid, het Besluit politiegegevens en het Uitvoeringsbesluit Remigratiewet in verband met nationale visa en enkele andere onderwerpen
Besluit van 22 juni 2012, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van het besluit van 26 maart 2012, houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met aanscherping van de glijdende schaal (Staatsblad 2012, nr. 158)
Besluit van 2 april 2012 tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de nadere implementatie van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PbEU 2004, L 229)
Besluit van 27 maart 2012 tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000, het Besluit modern migratiebeleid en het Besluit inburgering (aanscherping eisen gezinsmigratie)
Besluit van 26 maart 2012, houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met aanscherping van de glijdende schaal
Besluit van 25 februari 2012, houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met het vereiste van een machtiging tot voorlopig verblijf
Besluit van 22 februari 2012, houdende een tijdelijke voorziening ter implementatie van artikel 2, tweede lid, van Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PbEU, L 348) (Tijdelijk besluit uitzonderingen terugkeerrichtlijn).
85
Kunt u inzake de ingezette wijziging van EU-regelgeving per betreffende richtlijn (Gezinsherenigingsrichtlijn, Kwalificatierichtlijn, Procedurerichtlijn, Opvangrichtlijn en de Dublinverordening) een overzicht geven van de huidige stand van zaken betreffende de herziening van deze richtlijnen? Kunt u tevens een tijdpad geven waarin de verdere (verwachte) gang van zaken met betrekking tot deze wijzingen per richtlijn worden gegeven?
Antwoord: Inmiddels hebben de Raad, het EP en de Commissie overeenstemming bereikt over alle onderdelen van het GEAS. Tijdens de JBZ-Raad van 7 juni 2013 zullen de procedurerichtlijn, de Dublin-verordening, de opvangrichtlijn en de Eurodac-verordening naar verwachting als een pakket worden aangenomen; de kwalificatierichtlijn was in december 2011 al formeel aangenomen. Op 13 juni zal het EP plenair stemmen over ditzelfde pakket. Indien het EP ook instemt, is het pakket formeel aangenomen.
De Europese Commissie overweegt op dit moment niet om de Richtlijn gezinshereniging (2003/86/EG) aan te passen.
86
Welke maatregelen zijn genomen om de ketensamenwerking te bevorderen?
Antwoord: In het afgelopen jaar (jaren) is een groot aantal ontwikkelingen in gang gezet of nader uitgewerkt om de ketensamenwerking verder te bevorderen. Er wordt geïnvesteerd in de uitbreiding en verbetering van de ketenbrede informatie-uitwisseling onder meer ten behoeve van de ketenbrede invoering van digitaal werken en het verbreden van de ketenmanagement-informatie.
Inmiddels zijn enkele formulieren al vervangen door digitale berichten. Daarnaast zijn de ketendoelen nader uitgewerkt en is de rapportage over het bereiken van die doelen verbeterd. Ook is de overlegstructuur in de keten versterkt en hebben COA, IND en DT&V een gezamenlijk jaarplan 2013 opgesteld. Momenteel wordt de laatste hand gelegd aan het Ketenplan voor de komende jaren. De overgang van vreemdelingenzaken naar het domein van Veiligheid en Justitie, door de vorming van het Kabinet Rutte II, heeft als voordeel dat een groot deel van de vreemdelingenketen onder dezelfde politieke leiding valt. Dit heeft voordelen voor de sturing van en regie op de keten.
87
Hoe vaak is er beroep gedaan op het buitenschuldcriterium en hoeveel daarvan zijn toegekend?
Antwoord: In 2012 zijn er op basis van de huidige informatie ongeveer 240 aanvragen voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van het buitenschuldbeleid ingediend. Van deze aanvragen zijn er ongeveer 40 ingewilligd in 2012. Aangezien de conversie van INDIS naar INDiGO nog loopt, kunnen de verstrekte cijfers nog wijzigen.
88
Hoe vaak is er in 2012 gebruikt gemaakt van de discretionaire bevoegdheid, uitgesplitst naar de huidige staatssecretaris en de voormalig minister van Immigratie en Asiel?
Antwoord: In 2012 is door de voormalige minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, tot en met oktober, in 140 gevallen gebruik gemaakt van de discretionaire bevoegdheid.
Daarna is tot het einde van 2012 door de huidige staatssecretaris twintig keer gebruik gemaakt van zijn discretionaire bevoegdheid.
89
Wie heeft de regie bij de samenwerking tussen de verschillende uitvoeringsdiensten?
Antwoord: De Directeur Generaal Vreemdelingenzaken is verantwoordelijk voor de regie op de samenwerking tussen de verschillende partners in de vreemdelingenketen.
90
Wie houdt toezicht op de kwaliteit van de wederzijdse informatie waar de uitvoeringsinstanties afhankelijk van zijn?
Antwoord: De ketenpartners zijn zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van de informatie die zij met elkaar delen in het kader van de uitvoering van het vreemdelingenbeleid. Als de ontvangende partij twijfelt over de juistheid van de ontvangen informatie, dan neemt deze contact op met de bronpartij om de kwaliteit te verifiëren. Voor de ondersteuning hiervan is door IND, COA en DT&V het bureau ELK (Een Logistieke Kwaliteitsverbetering) in het leven geroepen. In de onlangs vastgestelde informatie-architectuur voor de Vreemdelingenketen is voorzien in een terugmeldvoorziening, waarmee dit verificatieproces kan worden ondersteund. Deze voorziening zal als onderdeel van het programma Keteninformatisering worden gerealiseerd.
91
In hoeverre is het het afgelopen jaar gelukt om het doorprocederen terug te dringen?
Antwoord: Vanaf 2009 is al een stijging van het aantal tweede en volgende aanvragen zichtbaar. Uit de Rapportage Vreemdelingenketen (RVK) over de 2e helft van 2011 blijkt dat er in 2011 sprake was van een stijging van 68% ten opzichte van 2010 (Kamerstuken II, 2011–2012, 19 637, nr. 1531). Uit de RVK cijfers over 2012 blijkt dat de stijging 26% is ten opzichte van 2011 (Kamerstukken II, 2012–2013, 19 637, nr. 1645).
Om het de toename van het aantal tweede en volgende aanvragen terug te dringen is een pakket maatregelen ontworpen (Programma Stroomlijning Toelatingsprocedures PST). Randvoorwaardelijk voor de implementatie van dit pakket is dat de voorbereiding van de uitvoering (en met name de ICT-systemen) en de wet- en regelgeving op tijd gereed zijn. Bij brief van 19 februari jl. (Kamerstukken II, 2012–2013, 30 573, nr. 114) bent u reeds geïnformeerd dat in 2013 ingezet zal worden op stabilisering van INDiGO. Hierdoor is het niet mogelijk om PST als totaal pakket in 2013 in te voeren, nu dit een te groot beslag zou leggen op INDiGO.
Maatregelen die weinig of geen impact hebben op INDiGO, maar die nu al een grote winst opleveren voor de keten, worden wél dit najaar ingevoerd. Een aantal maatregelen kunnen pas in de eerste helft van 2014 worden ingevoerd. Onderdelen die praktische verbeteringen betreffen in de uitvoeringspraktijk en die zijn gebaseerd op staand beleid, zijn reeds opgepakt en zoveel mogelijk ingevoerd.
De volgende maatregelen uit het pakket zien met name op het voorkomen van het stapelen van procedures:
– bij een eerste aanvraag zullen direct een aantal humanitaire reguliere verblijfsdoelen worden meegetoetst (bijv. een toets aan artikel 8 EVRM, en een toets aan medische omstandigheden). Dit maakt dat op die gronden niet een nieuwe procedure hoeft te worden opgestart.
– Als er wel een tweede of volgende procedure wordt opgestart, is op die manier snel duidelijk of er sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden. Deze vervolgprocedures zullen zoveel mogelijk in één dag worden beoordeeld.
– Na de ééndagstoets zal altijd overdracht aan de DT&V plaatsvinden, zodat het perspectief eenduidig op terugkeer is gericht: effectieve terugkeer is uiteindelijk het beste instrument tegen onnodig doorprocederen.
– De advocaat ontvangt en lagere vergoeding indien de vreemdeling niet in het gelijk wordt gesteld bij een tweede en volgende aanvraag.
92
Wat is de oorzaak van de toename van het aantal vervolgprocedures in 2012?
Antwoord: Al vanaf 2009 is een stijging van het aantal tweede en volgende aanvragen zichtbaar. Uit de Rapportage Vreemdelingenketen over de 2e helft van 2011 blijkt dat er in 2011 sprake was van een stijging van 68% ten opzichte van 2010 (Kamerstukken II, 2011–2012, 19 637, nr. 1531). Uit de RVK cijfers over 2012 blijkt dat de stijging 26% is ten opzichte van 2011(Kamerstukken 2012–2013, 19 637, nr. 1645).
Vreemdelingen kunnen uiteenlopende redenen hebben om een tweede of volgende aanvraag in te dienen. Er kan sprake zijn van «bijzondere ontwikkelingen» in het beleid, zoals bijvoorbeeld in 2011 de uitspraak van het EHRM inzake Dublin Griekenland, waarbij alle asielzoekers die op het moment van de uitspraak in Nederland verbleven en van wie volgens de criteria van de Dublinverordening was vastgesteld dat Griekenland verantwoordelijk was, in de Nederlandse asielprocedure moesten worden opgenomen, en de invoering van nieuw beleid voor Somalië, die leiden tot een toename van het aantal tweede en volgende aanvragen. Van belang is dat er altijd sprake zal zijn van «bijzondere ontwikkelingen», nu de situatie in een land van herkomst kan wijzigen. Waar het in 2011 eerdergenoemde groepen betrof, kan dat in 2013 weer andere groepen betreffen. In het geval van gewijzigd beleid is het ook logisch dat een vreemdeling een tweede of volgende aanvraag indient.
Echter, niet in alle gevallen is er sprake van nieuwe feiten en omstandigheden. Vreemdelingen grijpen soms iedere strohalm aan om nieuwe procedures te starten. Met het pakket Stroomlijning Toelatingsprocedures moet voorkomen worden dat er steeds maar weer zinloze procedures worden opgestart en gestapeld, onder andere door: een uitgebreidere toetsing van een eerste asielaanvraag, differentiatie van de vergoeding rechtsbijstand en een zeer snelle afdoening van vervolgprocedures.
93
Wat is de oorzaak van het feit dat het aantal verzoeken om naturalisatie van met een RANOV-vergunning fors kleiner blijkt te zijn dan eerder is begroot?
Antwoord: De reden waarom het aantal naturalisatieverzoeken van RANOV-vergunninghouders niet snel na juni 2012 op gang is gekomen, is onbekend. Het kan ermee te maken hebben dat de meeste RANOV-vergunninghouders nog moesten starten met het verkrijgen van de juiste documenten uit het herkomstland, nádat zij in december 2011 een brief kregen van de IND waarin zij op de hoogte werden gesteld van de geldende voorwaarden voor naturalisatie. Hoewel voor het bezit van de benodigde documenten ook al gedurende de toelatingsperiode na 2007 had kunnen worden gezorgd, lijkt het erop dat de brief van december 2011 de aanzet voor veel RANOV-vergunninghouders is geweest om zorg te dragen voor het verkrijgen van deze documenten. Daarnaast zullen er RANOV-vergunninghouders zijn die (nog) niet voldoen aan een andere voorwaarde voor naturalisatie, bijvoorbeeld het hebben gehaald van het inburgeringsdiploma.
94
Hoeveel naturalisatieverzoeken van vreemdelingen met een RANOV-vergunning zijn er ingewilligd?
Antwoord: Zie antwoord op vraag 95.
95
Kan aangegeven worden om welke redenen naturalisatieverzoeken van vreemdelingen met een RANOV-vergunning zijn afgewezen en kan per reden worden aangegeven om hoeveel gevallen het gaat?
Antwoord: Van 15 juni 2012 tot en met 24 mei 2013 zijn 5.800 naturalisatieverzoeken van vreemdelingen met een Ranov-vergunning ontvangen. Hiervan zijn inmiddels 1.620 verzoeken ingewilligd en 220 afgewezen. Circa driekwart van de 220 verzoeken is afgewezen omdat de identiteit of nationaliteit niet kan worden vastgesteld en er ook geen bewijsnood is aangetoond. De overige naturalisatieverzoeken zijn nog in behandeling.
96
Op welke datum wordt INDiGO volledig operationeel?
Antwoord: INDiGO is in 2012 het primaire systeem van de IND geworden.
Medio mei worden bijna alle zaken (99,4%) die de IND ontvangt in INDiGO afgehandeld en er zijn meer dan 2,5 miljoen vreemdelingenzaken geconverteerd van het oude informatiesysteem INDIS naar INDiGO. Zoals u ook in de vierde voortgangsrapportage INDiGO (Kamerstukken II, 2012/2013, 30 573, nr. 114) is meegedeeld wordt de komende periode de conversie afgerond en wordt er geïnvesteerd in een toekomstvast en onderhoudbaar INDiGO.
97
Kan aangegeven worden in hoeveel gevallen in 2012 het daadwerkelijke vertrek van vreemdelingen niet door de DT&V kon worden geëfeectueerd wegens gebrek aan medewerking of tegenwerking van de vreemdeling?
Antwoord: De DT&V registreert niet expliciet of een daadwerkelijk vertrek niet kon worden geëffectueerd wegens gebrek aan medewerking of tegenwerking van een vreemdeling.
98
Hoeveel Somalische vreemdelingen zijn teruggekeerd naar Somalië vanaf het moment dat gedwongen terugkeer weer mogelijk was?
Antwoord: Sinds de brief van 14 december 2012 over de beleidswijziging inzake Somalië is het gedwongen vertrek naar Somalië ter hand genomen. Dit heeft nog niet geresulteerd in een gedwongen vertrek naar Somalië. Dit is gelegen in toegewezen voorlopige voorzieningen door rechtbanken en toegewezen «interim- measures» door het EHRM. Vanaf 14 december 2012 tot en met 29 mei 2013 zijn er 20 personen zelfstandig teruggekeerd naar Somalië.
99
Wat zijn de problemen met de invoering van het vreemdelingendocument met biometrische kenmerken op Caribisch Nederland? In hoeverre heeft het ministerie van BZK hier controle over?
Antwoord: Van problemen met de invoering van het vreemdelingendocument in Caribisch Nederland is geen sprake. Het document dat nu in Caribisch Nederland (CN) aan een vreemdeling wordt verstrekt, is de sédula. In het huidige identiteitsstelsel van CN (nog gestoeld op de voormalig Antilliaanse identiteitsinfrastructuur) is de sédula het identiteitsdocument voor alle ingezetenen. De sédula voor een toegelaten vreemdeling heeft na 10-10-10 voorlopig ook de functie van vreemdelingendocument gekregen. Hier is voor gekozen om in de beginfase zo min mogelijk veranderingen in het stelsel aan te brengen. Dit betekent ook dat aanpassingen van dit stelsel en aansluiting daarvan op de identiteitsinfrastructuur in Europees Nederland, met het oog op de uitvoerbaarheid daarvan, geleidelijk worden gerealiseerd. Hoe dit traject het beste kan worden vormgegeven is onderwerp van lopend onderzoek door het ministerie van BZK, waarbij de vervanging van de sedula voor een toegelaten vreemdeling door een nieuw vreemdelingendocument is meegenomen.
De ontwikkelingen rondom biometrie in de vreemdelingenketen in het Europese deel van Nederland gaven aanleiding om tevens te onderzoeken of dit in CN ook een document met biometrie zal moeten zijn. Het programma IDMI (Identiteit Management en Immigratie, nu onderdeel van het ministerie van V&J) heeft binnen het onderdeel BVK (Biometrie in de Vreemdelingenketen) een project ingericht om dit nader te onderzoeken, de impact er van te bepalen, de besluitvorming voor te bereiden en eventueel de implementatie te begeleiden.
Zowel op het gebied van de identiteitsinfrastructuur als ook op het gebied van gebruik van biometrie zijn de onderzoeken nog gaande en heeft er nog geen definitieve besluitvorming plaatsgevonden. De reeds bestaande nauwgezette afstemming tussen beide trajecten wordt tussen de beide betrokken ministeries voortgezet.
100
Waarom worden naturalisatieverzoeken vanuit Aruba, Curacao, Sint Maarten en Caribisch Nederland gemiddeld pas na 52 weken door de IND ontvangen?
Antwoord: De doorzending van verzoeken vanuit Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Caribisch Nederland ondervond in 2011 en 2012 vertraging doordat de kabinetten van de gouverneur en de Immigratie- en Naturalisatiedienst voor Caribisch Nederland voor de opmaak van adviezen afhankelijk zijn van de levering van gegevens door ketenpartners op de eilanden. Daarbij speelt een rol dat automatiseringssystemen niet, zoals in Nederland, aan elkaar zijn gekoppeld. Van grote invloed is bovendien geweest is dat er eind 2010, als gevolg van het invoeren van de tweetalige naturalisatietoets op 1 januari 2011, een hausse in het aantal naturalisatieverzoeken is geweest. Dit heeft een negatief effect gehad op de gemiddelde doorstroomsnelheid naar de IND in Nederland in de periode 2011–2012.
101
Wat is de hoogte van de bijdrage die is verstrekt aan Caribisch Nederland voor de naturalisatietoets?
Antwoord: Naast het beperkte bedrag dat de kandidaat betaalt voor het examen staan voor deze taak algemene middelen ter beschikking. Het betreft middelen uit de vrij besteedbare middelen voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Dit is vergelijkbaar met het Gemeentefonds.
In 2012 is onderzoek gedaan naar de hoogte van de vrije uitkering in relatie tot de eilandelijke taken. Het onderzoek had mede betrekking op het regelmatig examineren van de naturalisatietoets. Naar aanleiding van het onderzoek is de vrije uitkering verhoogd in 2012. Ten behoeve van het examineren van de naturalisatietoets en het houden van de naturalisatieceremonie zijn de vrije middelen op jaarbasis als volgt verhoogd: Bonaire, 10.000 USD; Sint Eustatius, 5.000 USD; Saba, 5.000 USD.
102
Hoeveel vreemdelingen verblijven thans in de gezinslocaties van het COA?
Antwoord: Op 1 mei 2013 verblijven er 2109 vreemdelingen in de gezinslocaties van het COA.
103
Kan een overzicht per maand gegeven worden van het aantal vreemdelingen dat in de gezinslocaties verblijft vanaf het moment van opening van de eerste locaties tot en met april 2013 en hoeveel vreemdelingen zijn vanuit deze locaties teruggekeerd naar hun land van herkomst?
Antwoord: Het eerste deel van de vraag heeft betrekking op de bezetting van de gezinslocaties en is weergegeven in de onderstaande tabel.
Jaar |
jan |
feb |
mrt |
apr |
mei |
jun |
jul |
aug |
sept |
okt |
nov |
dec |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2011 |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
60 |
260 |
510 |
740 |
780 |
770 |
2012 |
790 |
810 |
810 |
890 |
1.200 |
1.320 |
1.560 |
1.720 |
1.740 |
1.910 |
1.950 |
2.040 |
2013 |
2.060 |
2.110 |
2.110 |
2.110 |
Bron: COA, peildatum is de eerste dag van de volgende maand. De cijfers zijn afgerond op tientallen.
Het tweede deel van de vraag heeft betrekking op het vertrek naar het land van herkomst vanuit een gezinslocatie. Hiervoor is gebruik gemaakt van de cijfers van de DT&V.
In totaal zijn circa 190 vreemdelingen vanuit de gezinslocaties zelfstandig teruggekeerd naar het land van herkomst (afslagdatum: 30 april 2013). Circa 30 vreemdelingen hebben Nederland aantoonbaar zelfstandig verlaten naar een ander land waar de toegang was gewaarborgd. Totaal hebben circa 220 vreemdelingen Nederland aantoonbaar verlaten.
Vanuit de gezinslocaties hebben circa 80 vreemdelingen Nederland gedwongen verlaten.
104
Welk percentage vormen de bewoners van de gezinslocaties van de totale bezetting bij het CAO?
Antwoord: Op 1 mei 2013 vormden de bewoners van de gezinslocaties circa 14,5% van de totale bezetting bij het COA.
105
Wanneer zullen de pilots voor de vreemdelingenbewaring geëvalueerd worden?
Antwoord: De ervaringen met de pilots «Alternatieven voor vreemdelingenbewaring» worden beschreven in de toekomstvisie vreemdelingenbewaring en de inzet van alternatieve toezichtmiddelen bij terugkeer. Deze wordt voor het zomerreces aan de Kamer aangeboden.
106
Met welke herkomstlanden werkt de Dienst Terugkeer & Vertrek samen?
Antwoord: De DT&V werkte in 2012 samen met ca. 120 herkomstlanden. Het gaat hierbij vooral om samenwerking in het kader van het verkrijgen van akkoorden voor terugkeer, vooral in de vorm van het verstrekken van (vervangende) reisdocumenten.
107
Welke landen, naast Guinee, hebben het afgelopen jaar een dienst gestuurd om bij te dragen aan terugkeer? Met welke landen verloopt deze samenwerking problematisch?
Antwoord: In 2012 en 2013 (tot en met half mei) hebben de volgende landen een delegatie afgevaardigd naar Nederland in het kader van het vaststellen van de nationaliteit van vreemdelingen in het kader van terugkeer naar hun land van herkomst: Armenië, Azerbeidzjan, Guinee, Liberia, Nepal en Nigeria.
Terugname van eigen onderdanen is een internationaal gewoonterechtelijke verplichting waar veel landen zich aan houden. Er zijn evenwel landen die, hoewel zij deze verplichting accepteren, in de praktijk van de samenwerking met Nederland op terugkeer dusdanige belemmeringen opwerpen daar feitelijk sprake is van tegenwerking. Er bestaan ook landen die de internationaal gewoonterechtelijke terugnameverplichting anders interpreteren of om eigen redenen minder prioriteit geven aan de naleving daarvan. Op dit moment zijn daaronder voor Nederland belangrijke terugkeerlanden als Afghanistan, Algerije, China, Egypte, Ghana, India, Irak en Marokko.
108
Waarom sluiten de tabellen 11.1 en 11.2 niet op dezelfde totalen?
Antwoord: In een laatste correctieronde is verzuimd het verschil van € 0,084 mln. in de tabel per DG (tabel 11.2) bij te werken en aan te passen naar de meest actuele stand, zijnde € 411,850 mln.(tabel 11.1)
109
Welke concrete uitgaven liggen ten grondslag aan de uitgavenoverschrijding van 90 miljoen euro van het VUT-fonds?
Antwoord: Het beroep dat het VUT-fonds op de VUT-lening heeft gedaan is in 2012 inderdaad groter geweest dan begin 2011 was verwacht. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat steeds meer ambtenaren er voor kiezen om langer door te werken en vaak doorwerken tot de leeftijd van 64 jaar en 11 maanden. Deze trend is al vanaf de aanvang van de leenovereenkomst zichtbaar. Dit leidt er toe dat de gemiddelde pensioneringsdatum de laatste jaren behoorlijk is gestegen, en deze stijgt steeds verder dan verwacht. Aangezien er dus langer wordt doorgewerkt, zijn de uitkeringen over de eerdere jaren (2008 t/m 2011) uitgesteld. Dus een lager volume aan uitkeringen in die periode. Dit leidt er toe dat de uitkeringen in 2012 hoger waren dan verwacht. Indien men doorwerkt tot 64 jaar en 11 maanden komt namelijk de volledige Vut/FPU in één maand tot uitkering. Aangezien de uitkering in één maand plaatsvindt, gaat het hier met name om een liquiditeitskwestie waarvoor nu juist de VUT-lening met de Staat is aangegaan. De totale kosten veranderen niet. Immers, de hele populatie is in beeld gebracht en het is ook bekend wanneer iemand 65 jaar wordt. Het is echter aan het individu om te bepalen wanneer hij met pensioen gaat.
110
Kan worden aangegeven wanneer het financieel en materieelbeheer bij de Rijksdienst Caribisch Nederland op orde is? Welke nieuwe afspraken en verbeteringen zijn in gang gezet om alsnog alles op orde te brengen?
Antwoord: Goed financieel en materieel beheer zijn onderwerpen die continue aandacht hebben bij RCN/Centraal. De knelpunten in het financieel beheer zijn nagenoeg geheel opgelost. De inkoopprocedures werden onvoldoende nageleefd, personeelsdossiers waren niet altijd volledig en er ontbrak een toereikende beschrijving van de administratieve organisatie. Deze onderwerpen speelden ook nog in 2012 een rol, maar niet in die mate dat deze een knelpunt vormden.
De volgende maatregelen zijn genomen op het gebied van de inkoopprocedure: Er is een aanvang gemaakt met de inrichting van een inkoopteam. Het contractmanagement is verbeterd en er is een projectteam gestart ter implementatie van de inkoopprocedures in het operationele en tactische inkoopproces. Per afdeling is een «besteller» benoemd, die zorg draagt voor de juistheid en compleetheid van de inkoopdossiers van de afdeling. Verder worden alle materiële uitgaven vanaf $ 10.000 periodiek door de controller van RCN/Centraal onderzocht. Tevens worden personeelsdossiers sinds februari 2012 opgeschoond. Voor augustus 2013 zijn zij gedigitaliseerd. Wat betreft de administratieve organisatie zullen de afdelingen P&O, Communicatie, Financiën, Inkoop en Faciliteiten dit jaar alle processen beschreven hebben. ICT volgt in de eerste helft van 2014.
Qua materieel beheer zijn acties ondernomen op het gebied van bruikleen van laptops, de administratie van meubilair en de registratie van mobiele telefoons. Het beheer van het wagenpark zal in de tweede helft van 2013 optimaler belegd worden in de organisatie.
111
Hoe beoordeelt u dat de Algemene Rekenkamer stelt, dat het ministerie van BZK richting gemeenten onvoldoende actie heeft ondernomen om de tekortkomingen in de processen voor het opleveren van de SiSa-verantwoording op te heffen? Hoe zal de SiSa-verantwoording door medeoverheden nu worden verbeterd? Zal het toezicht van de departementen op een goede SiSa-verantwoording door de gemeenten en provincies worden verbeterd? Zo ja, hoe? Zullen de departementen gebruik gaan maken van risicoanalyses? Zo neen, waarom niet?
Antwoord: Het onderzoek van Ernst & Young naar de inbedding van het SiSa-proces in de gemeentelijke bedrijfsvoering is in april afgerond en op 8 mei jl. naar alle betrokkenen gestuurd (www.rijksoverheid.nl/sisa ). De in het onderzoek aanbevolen modelwerkwijze wordt tot de zomer intensief en bij diverse gelegenheden besproken met de medeoverheden, de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants, de Auditdienst Rijk en de Algemene Rekenkamer. Het belangrijkste gespreksonderwerp daarbij is de wijze waarop de belangrijkste ijkpunten in de modelwerkwijze kunnen bijdragen aan de beoogde kwaliteitsverbetering van het SiSa-verantwoordingsproces en hoe de voortgang van dat proces kan worden gevolgd. Dat laatste niet alleen door de gemeenten zelf, maar ook door de externe accountant. Tegelijkertijd wordt samen met de departementen gewerkt aan heldere, uniforme en aangescherpte regelgeving voor specifieke uitkeringen in combinatie met goede voorlichting via de zogeheten Invulwijzer bij de jaarlijkse SiSa-verantwoordingsbijlage en via de website SiSa en periodieke bijeenkomsten in het land.
112
Hoe verhoudt zich de opmerking dat BZK het verbeterplan SiSa «voortvarend heeft uitgevoerd en het proces op een toereikende wijze» heeft aangestuurd tot de vaststelling van de Algemene Rekenkamer dat de controle op de specifieke uitkeringen tekortschiet?
Antwoord: De Algemene Rekenkamer constateert dat er «…. op een aantal punten stappen vooruit zijn gezet, maar dat er ook nog een aantal verbeteringen nodig is». De voorgenomen verbeteringen worden kort aangeduid in het antwoord op vraag 111 en meer uitvoerig in de voortgangsrapportage van 21 december 2012 (33 400B, nr. 5 herdruk) en in het recente Onderhoudsrapport Specifieke uitkeringen 2013 (OSU 2013).
116
Waarom hebben de andere departmenten meer dan begroot externe inhuur gepleegd via onder BZK ressorterende baten-lastendiensten?
Antwoord: Bij de meeste baten-lastendiensten van BZK zouden problemen in de taakuitoefening ontstaan als strikt zou worden vast gehouden aan een percentage inhuur van 10%. Hierdoor wordt niet alleen de 10%-norm voor deze baten-lastendiensten overschreden, maar ook die voor heel BZK. In mijn brief d.d. 25 februari 2013 over de externe inhuur bij BZK in 2013 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2012–2013, 32 501, nr. 22) ben ik nader ingegaan op deze overschrijding.
117
Wie, welke departementen of diensten, hebben er voor gezorgd dat de uitgaven inhuur bij de rijksbrede baten-lastendiensten van BZK zijn overschreden?
Antwoord: Zie antwoord bij vraag 126.
118
Bestaat er een rem op het door andere departementen inhuren van externe inhuur via onder BZK ressorterende baten=lastendiensten?
Antwoord: Baten-lastendiensten maken uit doelmatigheidsoverwegingen gebruik van inhuur. In de bovengenoemde brief aan uw Kamer (zie vraag 116) wordt bij de baten-lastendienst die het betreft, toegelicht waarom een inhuurpercentage van 10% niet haalbaar is.
119
Op welke termijn en hoe gaat u de overschrijding van externe inhuur bij Binnenlandse Zaken oplossen?
Antwoord: Voor mij staat voorop dat externe inhuur, in het kader van een efficiënte bedrijfsvoering, tot het absoluut noodzakelijke moet worden beperkt. Daar zal ik ook op blijven sturen. Op langere termijn zal reductie van de externe inhuur bij baten-lastendiensten mogelijk zijn vanwege het tijdelijke karakter van bepaalde taken en door verambtelijking van bepaalde functies. De bovengenoemde brief aan uw Kamer (zie vraag 116 en 118) bevat een nadere toelichting daarop.
124
Heeft de vertraging van de implementatie en de conversie van INDIGO er voor gezorgd dat het informatiesysteem INDIS langer in standgehouden moet worden? Zo ja, welke kosten gaan hiermee gepaard?
Antwoord: Ja. De kosten voor het langer in de lucht houden van INDIS bedroegen voor de jaren 2011 en 2012 20 miljoen euro.
126
Kan de tabel op blz. 194 worden gespecificeerd naar de op blz. 195 genoemde baten-lastendiensten en onderdelen?
Antwoord:
Uitgaven in 2012 (in € x 1.000) |
RGD |
P- Direkt |
SSC-ICT |
FMH |
Logius |
---|---|---|---|---|---|
1. interim--management |
585 |
2.706 |
|||
2. Organisatie- en Formatieadvies |
234 |
93 |
41 |
26 |
583 |
3. Beleidsadvies |
301 |
254 |
6 |
79 |
|
4. Communicatieadvisering |
36 |
185 |
|||
Beleidsgevoelig (som 1 t/m 4) |
1.156 |
347 |
41 |
32 |
3.553 |
5. Juridisch Advies |
5 |
47 |
216 |
||
6. Advisering opdrachtgevers automatisering |
525 |
8.696 |
20 |
7.813 |
|
7. Accountancy, financiën en administratieve organisatie |
110 |
71 |
1 |
192 |
150 |
(Beleids)ondersteunend (som 5 t/m 7) |
635 |
71 |
8.702 |
259 |
8.179 |
8. Uitzendkrachten (formatie & piek) |
15.083 |
8.496 |
3.906 |
2.586 |
1.614 |
Ondersteuning bedrijfsvoering |
15.083 |
8.496 |
3.906 |
2.586 |
1.614 |
Totaal uitgaven inhuur externen |
16.874 |
8.914 |
12.649 |
2.877 |
13.346 |
127
Hoe gaat u de externe inhuur bij de baten- en lastendiensten van BZK terugdringen onder de norm van 10%?
Antwoord: Zie antwoord vraag 119.
128
Op hoeveel procent externe inhuur kwam het ministerie van BZK zelf, dus zonder rekening te houden met de baten- en lastendiensten?
Antwoord: BZK zelf (excl SSC-ICT) komt uit op een percentage externe inhuur van 5,4%. Hoewel SSC-ICT per 1 januari 2013 een baten-lastendienst is, maakte het in 2012 nog onderdeel uit van BZK. Inclusief SSC-ICT is het percentage externe inhuur 10,3%.
129
De bezoldiging van alle leden van de topmanagementgroep rijk bleef in 2012 onder de maximum bezoldigingsnorm van € 228.599, zoals die is opgenomen in de op 1 januari 2013 van kracht geworden Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT). Geldt dat ook voor de bezoldiging van alle overige ambtenaren die niet behoren tot de topmanagementgroep? En die van de baten- en lastendiensten en ZBO’s?
Antwoord: De bezoldiging geldt niet alleen voor de ambtenaren van de topmanagementgroep maar ook voor alle overige ambtenaren van BZK. Hiertoe behoren ook de ambtenaren van de baten- en lastendiensten en ZBO’s.