Kamerstuk 33605-VI-8

Lijst van vragen en antwoorden over het Rapport van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag over het Ministerie van Veiligheid en Justitie 2012

Dossier: Jaarverslag en slotwet Ministerie van Veiligheid en Justitie 2012

Gepubliceerd: 7 juni 2013
Indiener(s): Tanja Jadnanansing (PvdA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33605-VI-8.html
ID: 33605-VI-8

Nr. 8 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 10 juni 2013

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Algemene Rekenkamer over het Rapport van de Algemene Rekenkamer bij het Jaarverslag 2012 van het Ministerie van Veiligheid en Justitie 2012 (Kamerstuk 33 605 VI, nr.2).

De Algemene Rekenkamer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 7 juni 2013. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Jadnanansing

Adjunct-griffier van de commissie, Hessing-Puts

Vraag 1

Welke verbeteringen raadt de Algemene Rekenkamer (ARK) aan om het gebrek aan informatie over de resultaten van het «Kentekenprogramma Afpakken: Meer, slimmer en effectiever afpakken» te verbeteren?

Wij raden de minister aan om allereerst in zijn verantwoording aan de Tweede Kamer steeds dezelfde set aan prestatie-indicatoren te hanteren. Verder zal de informatie verbeteren wanneer de verantwoordingscijfers van de bij de inning betrokken ketenpartners (Ministerie van Veiligheid en Justitie, het Openbaar Ministerie, het Centraal Justitieel Incassobureau en de bijzondere opsporingsdiensten) op elkaar aansluiten. Ten slotte kan jaarlijks in de verantwoording de informatie uit de landelijke monitor voor het Ketenprogramma Afpakken met gegevens over het strafrechtelijk ontnemen (verbeurdverklaringen, ontnemingsmaatregelen, transacties) compleet gemaakt worden met de informatie over het breed ontnemen (ontnemingen van alle opsporingsdiensten).

Vraag 2

Hoe groot was exact de achterstand bij het doen van betalingen volgens de ARK? Wat waren de concrete gevolgen van deze achterstand?

Door het niet goed functioneren van het administratiesysteem ontstonden er achterstanden bij het doen van betalingen. Dieptepunt was de maand augustus 2012, toen werd 15% van de facturen binnen 30 dagen (op tijd) betaald. Bezien over heel 2012 is 84% van de facturen op tijd betaald; de rijksbrede norm is 90%.

Het gevolg is dat de leveranciers te laat betaald zijn. Ons is niet bekend of er hierdoor extra kosten (wettelijk verschuldigde rente) gemaakt zijn.

Vraag 3

Hoe groot zijn de risico’s bij de vorming van de Nationale Politie uitgedrukt in geld en/of fte’s?

Hoe groot de risico’s bij de vorming van de Nationale politie zijn is nog niet bekend. Momenteel is er overleg gaande tussen de Nationale politie en het ministerie over het opstellen van de openingsbalans voor de Nationale politie. Punt van overleg is welke reserves en voorzieningen nodig zijn en wat de omvang daarvan moet zijn. De uitkomsten daarvan worden eind juli 2013 in de openingsbalans van de Nationale politie 2013 duidelijk. De minister heeft toegezegd de openingsbalans aan de Tweede Kamer te sturen. In ons Werkprogramma 2013 is «Inrichting Nationale politie» opgenomen. In het kader daarvan zal ook de openingsbalans nader onderzocht worden.

Vraag 4

Welke informatie mist de ARK om het realiteitsgehalte van de doelstelling om drie keer zoveel crimineel geld af te pakken beter te kunnen beoordelen? Welke informatie zou de regering hiervoor nog aan kunnen leveren

Om te kunnen beoordelen of de doelstelling om drie keer zo veel crimineel geld af te pakken realistisch is, moet bekend zijn met welke inzet de opbrengsten tot 2011 zijn gehaald. Deze informatie ontbreekt echter. Zie ook vraag 5.

Vraag 5

Vindt de ARK de doelstelling met betrekking tot afpakken niet realistisch of slechts onvoldoende onderbouwd?

Wij zijn van mening dat de doelstelling met betrekking tot afpakken onvoldoende is onderbouwd en dat deze doelstelling niet realistisch is. Door het ontbreken van informatie over bijvoorbeeld de reguliere inzet ook in voorgaande jaren (zie vraag en antwoord 4) is de onderbouwing onvoldoende. Ook is niet bekend wat de verhouding tussen reguliere uitgaven en opbrengsten was, zodat er geen aanknopingspunten zijn voor het beoordelen van de ratio 1:3. En gezien het feit dat de doelstelling om een hoger aantal zaken of om grotere zaken vraagt, die vervolgens ook tot meer zaken bij de rechter moeten leiden, lijkt de doelstelling ook niet realistisch.

Vraag 6

Hoe kan het verschil tussen het bedrag aan rechtmatigheidsfouten en onzekerheden van de ARK en van het ministerie van Veiligheid en Justitie worden verklaard?

Dit verschil kan worden verklaard doordat wij in onze controlewerkzaamheden rechtmatigheidsfouten en onzekerheden hebben vastgesteld die niet door de auditdienst van het Ministerie van Veiligheid en Justitie waren geconstateerd. Op grond van het niet goed functionerende financiële systeem van het ministerie en de daarmee gepaard gaande extra risico’s voor de juistheid en volledigheid van de financiële informatie in de jaarrekening hebben wij aanvullende controlewerkzaamheden verricht bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

Bij deze aanvullende controlewerkzaamheden hebben wij onder meer vastgesteld dat de beleidsdirecties van het ministerie bij het vaststellen van de subsidies de controlehandelingen niet in alle gevallen voldoende zichtbaar hebben vastgelegd. Deze controlehandelingen zijn nodig om na te gaan of de financiële verantwoording klopt en of de subsidievoorwaarden zijn nageleefd. Dit heeft als gevolg dat wij onvoldoende zekerheid hadden over de beoordeling van de rechtmatige besteding van deze subsidies. Wij hebben een bedrag van € 124,8 miljoen extra aan onzekerheid in stand van de openstaande voorschotten moeten opnemen.

Uit onze controlewerkzaamheden bleek verder dat verplichtingen aangaande facilitaire contracten door het ministerie te laag zijn opgenomen voor een bedrag van circa € 37 miljoen. Daarnaast hebben wij een aanvullende onzekerheid met betrekking tot de inkoopverplichtingen geconstateerd voor een bedrag van circa € 10 miljoen.

Vraag 7

Welke acties binnen het Verbeterplan bestempelt de ARK als losstaande acties?

Het verbeterplan is modulair opgesteld. In aparte paragrafen wordt ingegaan op bijvoorbeeld verplichtingen, betalen, voorschotten en vorderingen. We missen daarmee de onderlinge samenhang. Het verbinden van deze acties is van belang, omdat deze elementen onderdeel zijn van hetzelfde financiële proces. Daarom is het nodig om eerst een grondige analyse te maken van de huidige inrichting van de controlfunctie en de redenen van het niet goed functioneren daarvan te onderzoeken. Dat is een noodzakelijke voorwaarde voor het op orde krijgen van het financieel beheer en het functioneel ontwerp van het financieel systeem.

Vraag 8

Hoeveel tijd denkt de ARK dat de regering nodig heeft om wezenlijke verbeteringen door te voeren binnen het financiële beheer van het ministerie van Veiligheid en Justitie?

Zoals bij het antwoord op vraag 7 genoemd is een grondige herbezinning van de gewenste inrichting en uitvoering van de controlfunctie nodig. Daarnaast is er sprake van aanpassing van de werkprocessen en organisatiecultuur, het vraagt om commitment van alle betrokkenen binnen het ministerie. Wij schatten daarom in dat het ministerie twee tot drie jaar de tijd nodig heeft om het financieel beheer geheel op orde te krijgen en in totaliteit vlekkeloos te laten verlopen.

Vraag 9

Wat is in de ogen van de ARK een goede periode voor het houden van periodieke evaluaties van het informatiebeveiligingsbeleid?

Het Besluit voorschrift informatiebeveiliging rijksdienst 2007 bevat geen harde norm. Wij kunnen ons voorstellen dat gezien de voortdurend veranderende wereld van de informatiebeveiliging er gekozen wordt voor een permanente evaluatiecyclus, waarbij het tijdpad bij de verschillende onderdelen van het ministerie c.q. verschillende informatiesystemen verschilt.

Vraag 10

Is er inzicht in de gevolgen van de veiligheidsincidenten bij het ministerie van Veiligheid en Justitie voor de nationale veiligheid? Zo nee, kan de regering verplicht worden om de Tweede Kamer hierover te rapporteren?

Het verantwoordingsonderzoek was gericht op de naleving van het rijksbeleid op het gebied van informatiebeveiliging. Wij hebben geen onderzoek gedaan naar de gevolgen van veiligheidsincidenten.

Vraag 11

Welk mandaat is noodzakelijk om de mandaatregeling in voldoende mate te laten aansluiten op de bevoegdheden van P-Direkt?

Uit ons onderzoek is naar voren gekomen dat de huidige mandaatregeling niet in overeenstemming is met de bevoegdheden in P-Direkt om declaraties of andere besluiten te beoordelen. Wat nodig is, is een doormandatering naar andere functionarissen.

Vraag 12

Hoe kan het verschil tussen het aantal fte’s in het Rapport van de ARK (60.000 fte) en dat in het Jaarverslag van de Nederlandse Politie (63.778 fte) worden verklaard?

Wij hebben de zinsnede van een «groot aantal medewerkers» willen verduidelijken door de orde van grootte aan te geven. Zestigduizend is dus niet bedoeld als exact aantal.

Vraag 13

Welke verschillen zijn er in de balanscijfers van de regionale politiekorpsen en het Korps landelijke politiediensten (KLPD) ten opzichte van de openingsbalans van de Nationale Politie voor zo ver bekend?

In de eerste helft van 2013 wordt de openingsbalans 2013 van de Nationale politie opgesteld (zie ook vraag 3). Op dit moment is dus nog niet bekend welke verschillen er zullen zijn. In onze publicatie bij de begroting 2013 van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (Factsheet 24 Vooropname Vorming Nationale politie, Tweede Kamer, 2012–2013 33 412, nr.1 bijlage) hebben we al wel twee posten benoemd, waar mogelijk financiële risico’s zijn. Het betreft de omvang van de pensioenverplichtingen en de waardering van het vastgoed. Bij deze posten zullen er mogelijk verschillen zijn tussen de eindbalansen van de regionale korpsen en de openingsbalans van de Nationale politie.

Vraag 14

Kan de ARK nader toelichten in welke mate en bij wie de privacy-regels uit de Wet Politiegegevens door politiekorpsen onvoldoende zijn nageleefd?

Uit een onderzoek van januari 2012 van de auditdienst van het Ministerie van Veiligheid en Justitie bleek dat de politiekorpsen met name bij het naleven van de bewaartermijnen van de privacygevoelige gegevens zich niet aan de wetgeving hielden. De bewaartermijnen variëren van een half jaar tot maximaal vijf jaar, afhankelijk van het doel van het politieonderzoek.

Vraag 15

Zijn burgers de dupe geworden van het onvoldoende naleven van politiekorpsen van de privacy-regels uit de Wet Politiegegevens? Zo ja, om hoeveel mensen gaat het en wat was de persoonlijke schade?

Wij hebben hiernaar geen onderzoek gedaan.