Vastgesteld 7 juni 2013
De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over het Jaarverslag 2012 van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (Kamerstuk 33 605 VI, nr.1).
De minister en de staatssecretaris hebben deze vragen beantwoord bij brief van 5 juni 2013. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Ten Broeke
De griffier van de commissie, Nava
1
Wat zijn de totale kosten die het ministerie besteedt aan de BES- eilanden? Waaraan wordt dat bedrag besteed? Hoe verhoudt zich dat bedrag afgezet tegen het aantal bewoners van de eilanden tot het bedrag dat per hoofd van de bevolking in Nederland wordt uitgegeven?
In totaal heeft het Ministerie van VenJ bijna € 34,2 mln. aan de BES-eilanden besteed in 2012.
Dit bedrag is besteed aan: het Korps Politie Caribisch Nederland, het Brandweerkorps Caribisch Nederland, de inzet van de Rijksrecherche, het Parket PG en het Openbaar Ministerie BES, het Gemeenschappelijke Hof van Justitie, de Raad voor de Rechtshandhaving, rechtsbijstand, detentiecapaciteit, reclasseringstaken, de Voodgdijraad BES, beveiliging van burgerluchthavens en opleiding voor de brandweer.
Per hoofd bevolking is dit € 1.619. In Nederland is in 2012 € 681 per hoofd van de bevolking uitgegeven voor VenJ. Een ratio van ongeveer 2,38:1.
2
Is het probleem met de gebruikerslicenties van het Openbaar Ministerie (OM) opgelost?
Het Openbaar Ministerie betaalt een vaste afkoopsom voor gebruikerslicenties aan haar ICT-dienstverlener gedurende de overgangsfase (in een dergelijke fase hebben medewerkers soms tijdelijk dubbele accounts waarvoor niet betaald wordt door het OM). Op dit moment wordt in overleg met deze ICT-dienstverlener vastgesteld hoeveel gebruikers daadwerkelijk gebruik maken en wordt het verrekenmodel daar op afgestemd (betaling per daadwerkelijke gebruiker). Dit is conform de afspraken in het outsourcingscontract.
3
Op welke wijze wordt periodiek het nut, de effectiviteit en eventuele overlap tegen het licht gehouden van de vele organisaties, taskforces, commissies en centra van diverse pluimage in het veiligheidsdomein? Welke van deze clubs zijn er vorig jaar bijgekomen en welke zijn er opgeheven/ beëindigd?
VenJ onderzoekt jaarlijks nut en effectiviteit door één of meerdere beleidsdoorlichtingen, zoals voorgeschreven door het ministerie van Financiën. Ook worden regelmatig Interdepartementale Beleidsonderzoeken (IBO’s) uitgevoerd. Recentelijk is bijvoorbeeld het IBO naar de Dienst Justitiële Inlichtingen afgerond. Een overzicht van beleidsevaluaties en beleidsdoorlichtingen is te vinden in de Begroting 2013 van VenJ.
Het nut en de effectiviteit van het veiligheidsbeleid wordt verder door een breed scala aan instanties onderzocht. De Inspectie VenJ, het WODC, de Auditdienst Rijk en de Algemene Rekenkamer doen regelmatig (effectiviteits)onderzoek, zowel gevraagd als ongevraagd. De bevindingen van al deze onderzoeken zijn openbaar en voorzien van een beleidsreactie.
Verder wordt in het departementale jaarverslag verantwoording afgelegd over het gevoerde beleid. Dit gebeurt door middel van allerhande kengetallen en indicatoren, onder andere op het gebied van recidive, pakkans en effectiviteit van interventies in de forensische zorg.
4
Klopt het dat de subsidie aan de Letselschade Raad sinds 2012 wordt afgebouwd? Onder welke voorwaarden wordt de subsidie verminderd? En wat zijn de afwegingen die zijn gemaakt bij het verlagen van de subsidie? Zal deze subsidie uiteindelijk tot € 0,- worden afgebouwd en zo ja, waarom? Op welke wijze zullen de taken van de Letselschade Raad alsnog kunnen worden uitgevoerd als dit orgaan de werkzaamheden moet stoppen?
In de periode 2007 – 2011 is een subsidie aan De Letselschade Raad verstrekt met als doel de naleving van de Gedragscode Behandeling Letselschade (GBL) te bevorderen, deze actueel te houden en in te bedden in de maatschappij.
Uitgangspunt van de subsidieverlening in 2007 was dat de GBL binnen deze subsidietermijn zodanig zou zijn ingebed dat geen specifieke aandacht (en subsidiëring) meer nodig was door het ministerie van VenJ. Deze fase is nu nog niet geheel bereikt, maar De Letselschade Raad is op de goede weg, ondersteund door de letselschadebranche. Deze vorm van zelfregulering onderschrijf ik zeer. Er komt dan ook in de nabije toekomst een moment dat De Letselschade Raad niet meer afhankelijk zal zijn van de subsidieverlening door VenJ, maar geheel kan worden onderhouden door de letselschadebranche.
Voorts noopt de budgettaire situatie van het rijk ertoe alle subsidies goed tegen het licht te houden en waar mogelijk af te bouwen. De aan De Letselschade Raad verstrekte subsidie wordt derhalve afgebouwd in stappen van € 50.000,- van € 200.000,- in 2013 naar € 0,- in 2017.
5
Hoeveel en waarin precies is geïnvesteerd in de verbetering van de samenwerking binnen de justitiële ketens? Wat zijn de precieze uitkomsten van deze verbetering?
Ter versterking van de prestaties in de strafrechtketen is in 2012 het gelijknamige programma gestart. Voor de verbeteringen die onder dit programma vallen verwijs ik u naar de brief van 23 november jl. (TK 29 279, nr. 156) inzake de stand van zaken van de maatregelen die bijdragen aan de versterking van de prestaties in de strafrechtketen. Nog voor het zomerreces informeer ik de Tweede Kamer opnieuw hierover.
6
Wat is het financiële plaatje dat gepaard zal gaan met het opnemen van een landelijk uniform beleid voor vrijwilligersmanagement in het vernieuwde beleidskader Politievrijwilligers?
Zie vraag 120.
7
Hoe wordt ervoor gezorgd dat de doelstelling van het aantal vrijwilligers wordt bereikt? Welke taken gaan deze vrijwilligers realiseren en welk effect heeft dit op de werkzaamheden van politieagenten?
Er is een projectorganisatie ingesteld met een «aanjaagfunctie» voor het realiseren van de doelstellingen. Door intensivering van werving en selectie, die in april 2013 formeel door de politieacademie is ingezet, én de inrichting/verbetering van het vrijwilligersmanagement in de eenheden wordt de doelstelling bereikt.
Vrijwilligers kunnen worden ingezet op alle politietaken als zij voor de uitvoering van die taken aan dezelfde eisen voldoen als die aan betaalde beroepskrachten gesteld worden. Dit zijn politietaken of taken die direct daaraan ondersteunend zijn.
Vrijwilligers nemen taken op zich die verlichtend werken voor de beroepspolitie, er is geen sprake van taken overnemen (ondersteunend en niet vervangend). Ook kunnen politievrijwilligers taken uitvoeren die niet direct ondersteunend zijn aan de politietaak, maar wel bijdragen aan de het functioneren van de politie, vaak op het vlak van de relatie tussen de politie en burgers.
Het effect op het werk van de politie is dat de inzet van vrijwilligers leidt tot een hoger veiligheidsbewustzijn, hogere zelfredzaamheid en meer betrokkenheid van burgers, draagvlak voor de politie en de versterking van sociale samenhang. Verder kan het bijdragen aan: een grotere heterdaadkracht, een snellere en efficiëntere inzet van hulpdiensten en een hoger opsporingspercentage.
8
Welke doelstellingen zijn gesteld voor het aantal ICT-storingen? Zijn deze doelstellingen bereikt? Welke gevolgen hebben deze storingen gehad voor het werk van de politie en voor burgers?
C2000
De beschikbaarheid van het C2000-netwerk was in 2012 binnen de norm. De prestaties van het C2000-netwerk worden beoordeeld op een aantal kritische prestatie-indicatoren. De belangrijkste zijn de beschikbaarheid van het netwerk, de radiodekking en een tijdige afhandeling van incidenten. De beschikbaarheid van het netwerk in 2012 bedroeg 99,97%.
Er hebben zich in 2011 en 2012 evenwel vier verstoringen voorgedaan in het verbindingen netwerk van de leverancier dat ook voor C2000 gebruikt wordt. De storingen hadden tot gevolg dat de Politie enige tijd niet heeft kunnen communiceren en gebruik heeft moeten maken van alternatieve communicatiemiddelen.
1-1-2
Voor het alarmnummer 1-1-2 geldt op basis van de huidige contracten een «technische» beschikbaarheid van 99,995% voor het mobiele 1-1-2 platform. Deze norm is in 2012 gehaald. Ondanks de technische beschikbaarheid heeft zich in 2012 een aantal storingen voorgedaan waar de burger hinder van heeft kunnen ondervinden. Tijdens de storingen was het alarmnummer 1-1-2 voor burgers niet- of verminderd bereikbaar.
Overige politiesystemen
Onlangs heeft de korpsleiding twee indicatoren voor de continuïteit van de politiesystemen vastgesteld, namelijk beschikbaarheid en het aantal «grote» storingen dat binnen de termijn van vier uur wordt opgelost. De norm voor de tweede indicator is de afgelopen maanden nog niet helemaal gehaald. Hiertoe worden, als onderdeel van het Aanvalsprogramma Informatievoorziening Politie, diverse maatregelen getroffen.
9
Kan een definitie worden gegeven van «aanpakken van criminele groepen»? Hoeveel van de aangepakte groepen veranderen in nieuwe criminele groepen?
Als een criminele groep wordt «aangepakt», duidt dat op het gericht instellen van onderzoek met het oog op het doen beëindigen van de criminele activiteiten van deze groep, inclusief het in beslag nemen van goederen of gelden die verbonden zijn met die activiteiten. Als het gaat om vormen van criminaliteit als inbraken en fraudes, is het niet te verwachten dat hun criminele activiteiten door nieuwe groepen wordt overgenomen. De kans daarop is wel groter waar het gaat om de bediening van markten in verboden producten zoals in drugs.
10
Hoeveel fte’s zijn er bij politie en OM bijgekomen ter bestrijding van kinderpornografiezaken per 1 oktober 2012? Wat zijn de resultaten van deze uitbreiding van het aantal fte’s?
De aanpak van kinderpornografie is in de afgelopen jaren fors geïntensiveerd. Onderdeel van deze intensivering is een uitbreiding van de capaciteit om kinderpornografie en kindersekstoerisme beter te bestrijden. Hierbij is de politiecapaciteit van 75 naar in het totaal 150 fte. Deze 150 fte zijn per 1 oktober 2012 operationeel. Bij het OM zijn er, naast de reguliere capaciteit op de bestrijding van kinderpornografie, 8 fte bijgekomen. Deze waren al operationeel voor 1 oktober 2012.
Tussen OM, politie en het ministerie van Veiligheid en Justitie zijn prestatieafspraken gemaakt over het aantal door de politie aan te leveren verdachten bij het OM. In 2012 was de beoogde stijging ten opzichten van 2010 7,5% (511 verdachten). Concreet is in 2012 een stijging van 6,7% behaald (507 verdachten). Gezien de grote veranderingen binnen de organisatie en het feit dat de capaciteitsuitbreiding pas in de loop van 2012 operationeel was, is dit goede prestatie.
11
Is de € 49,7 mln. aan crimineel geld dat door middel van verbeurdverklaring en ontneming is geïncasseerd, meer of minder dan voorgaande jaren? Wat was de doelstelling voor 2012? Zou dit hoger kunnen in 2013?
Het bedrag van € 50 miljoen is het totale «afpakresultaat» over 2012. Daarvan is
€ 29 miljoen afgepakt door inzet van de ontnemingswetgeving en het overige deel door verbeurdverklaring. In beide gevallen gaat het om crimineel geld dat door inspanningen van het OM wordt geïncasseerd.
12
Hoe groot is het aantal criminele netwerken dat is aangepakt door de Brabantse Taskforce B5? Hoeveel crimineel vermogen is er precies ontnomen? Kunnen er volgend jaar nog hogere cijfers verwacht worden als gevolg van een nog verder verbeterde gezamenlijke informatiepositie?
In 2012 heeft Taskforce B5 11 criminele samenwerkingsverbanden aangepakt. Hierbij werden 62 personen aangehouden. In 2011 werden 4 criminele samenwerkingsverbanden aangepakt en werden 30 personen aangehouden. Voor wat betreft afgepakt crimineel vermogen staat de teller in 2012 op € 42 miljoen. Dit is inclusief de resultaten van het integraal afpakteam dat sinds april 2012 in Brabant actief is. In 2011 stond de teller nog op € 15 miljoen.
De samenwerking in Brabant gaat goed en er zijn grote stappen gemaakt, maar er is nog ruimte voor verbetering en verdere professionalisering van de aanpak. Dit laat zich naar verwachting vertalen in een verdere stijging van de resultaten.
13
Zijn de door politie en OM begin 2012 gestelde cijfers ter terugdringing van het aantal straatroven en stijging van de pakkans gehaald? Wat zijn de exacte cijfers?
In 2012 zijn er 7.977 gevallen van straatroof geregistreerd. Bijgevolg is de doelstelling voor 2012 van maximaal 7.432 niet gehaald. Wel is daarmee het aantal straatroven gedaald met 9,1 procent ten opzichte van het peiljaar 2009.
De pakkans is gestegen naar 40, waarmee de doelstelling voor 2012, 32,5, ruimschoots gehaald is.
14
Klopt het dat de lokale definities van problematische jeugdgroepen (crimineel, hinderlijk en overlast gevend) niet homogeen zijn of niet ontstaan uit homogene shortlists? Hoe komt de regering dan tot een nationale indeling/opsomming?
De definities van problematische jeugdgroepen zijn landelijk vastgelegd. Deze groepen worden met behulp van de shortlistmethodiek in beeld gebracht. Deze methodiek en daarmee de shortlist wordt landelijk toegepast. Per brief is uw Kamer (TK 28 684, 377) geïnformeerd over de afspraak die met de nationale politie is gemaakt ter bevordering van een eenduidiger manier van in praktijk toepassen door de politie-eenheden van de shortlist de komende jaren, zodat een evenwichtiger beeld ontstaat van aard en omvang van de problematiek in steden.
15
Kunnen concrete cijfers worden geven over de benoemde afname van het aantal drugstoeristen? Hoe is dit gemeten? Hoeveel van deze toeristen zijn er daadwerkelijk weggebleven en hoeveel maakten gebruik van straathandel? Kunnen cijfers worden gegeven over het aantal overlastklachten en andere soorten aangiften in deze periode in vergelijking met dezelfde periode vóór de invoering van de wietpas? Hoeveel politiecapaciteit is in deze periode ingezet? Is dit een toename ten opzicht van dezelfde periode vóór de invoering van de wietpas?
Er zijn geen exacte cijfers voorhanden over het aantal drugstoeristen. Diverse gemeenten (waaronder Breda en Maastricht) hebben op dit punt metingen laten verrichten maar drugstoeristen worden niet als zodanig geregistreerd.
Het drugstoerisme is na invoering van het ingezetenencriterium aanzienlijk gedaald. Ik maak in dit verband gebruik van de kwalitatieve informatie die ik heb ontvangen van zowel politie, OM als gemeente (zie TK 24 077, 293). Ook uit onderzoeken van de politieacademie naar de effecten van coffeeshopbeleid in Maastricht en Midden-West Brabant en Zeeland, blijkt dat het aantal drugstoeristen drastisch is gedaald. De politie op straat schat de afname van drugstoerisme op 80% tot 90%.
Voor de zomer kom ik met een kwantitatief beeld over 2013 met betrekking tot druggerelateerde overlast.
Politiecapaciteit wordt flexibel ingezet waar nodig en capaciteit als zodanig wordt niet geoormerkt. Vanaf 1 mei tot begin 2013 hebben vier zuidelijke regio’s echter tijdelijk aanvullende capaciteit ontvangen. Limburg heeft in totaal 24fte gekregen, Midden West Brabant 16fte en Brabant Zuid Oost 10 fte. Deze capaciteit is afkomstig geweest van het KLPD en de KMar.
16
Klopt het dat de aanpassing van de circulaire wapens en munitie niet alle door de bij de totstandkoming betrokken partijen geformuleerde aanbevelingen zijn gevolgd?
Ja, dat klopt. Voor aanpassing van de Circulaire wapens en munitie worden mij van alle zijden suggesties gedaan. Het komt voor dat voorstellen tot aanpassing in tegenspraak met elkaar zijn, contrair aan hogere wet- of regelgeving of niet in lijn met het beleid dat ik wens te voeren. In die gevallen volg ik deze voorstellen niet op.
17
Wordt er ten aanzien van het beleid inzake koperdiefstal ook samengewerkt met Duitsland?
Ja, private partijen als TenneT en ProRail onderhouden contacten met hun evenknie in andere Europese landen, waaronder de Duitse spoorwegen en elektriciteitsnet. Zo neemt TenneT deel aan een Duits samenwerkingsverband en propageert daarin de Nederlandse aanpak van koperdiefstal.
De publieke partijen werken op Europees niveau, waaronder met Duitsland, vooral samen via Eurojust en Europol en in het bijzonder via EMPACT (European Multidisciplinary Platform Against Criminal Threats).
18
Kan en overzicht worden gegeven van ZSM zaken in 2012, het aantal verzetzaken en de aard en hoogte van de straffen?
Zie vraag 71.
19
Wordt er ook nagedacht over de mogelijkheid tot afspraken met meer Europese landen dan slechts de Benelux-landen omtrent de gezamenlijke aanpak van koperdieven, aangezien veel koper richting Oost-Europa verdwijnt?
Grensoverschrijdende koperdiefstal is een probleem dat meer Europese landen treft dan alleen de Benelux. Er is voor gekozen om de gezamenlijke aanpak eerst te concentreren op de Benelux-landen en pas in een later stadium – bij gebleken succes – voor deze aanpak een groter aantal Europese landen te interesseren. Overigens is er nu al sprake van informatie-uitwisseling over de aanpak van koperdiefstal met andere Europese landen. Zo organiseerde Europol onlangs de internationale de Metal Theft Conference op 22 en 23 april 2013.
20
Wat zijn de uitkomsten van de in 2012 ingezette aanpak van agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak (VPT)?
In de voortgangsrapportages VPT van respectievelijk 22 oktober 2012 en
8 mei 2013 is uw Kamer geïnformeerd over de voortgang van het programma Veilige Publieke Taak in het jaar 2012 (TK 28 684, nr. 364). Voor de acties en interventies die vanuit het programma VPT in 2012 zijn ingezet (en de uitkomsten tot nu toe daarvan) verwijs ik u naar deze voortgangsrapportages.
De per 1 september 2012 ingevoerde mogelijkheid van aangifte onder nummer wordt eind 2013 geëvalueerd. De uitkomsten van het OM onderzoek naar de toepassing van de verhoogde strafeisen in VPT zaken worden in het najaar van 2013 verwacht. Op 14 januari 2013 (TK 28 684, nr. 367) is uw Kamer schriftelijk geïnformeerd over de evaluatie van de Eenduidige Landelijke Afspraken (ELA). Uit het evaluatieonderzoek komt naar voren dat de meerderheid van de korpsen (nu eenheden) het overgrote deel van
de 19 opsporingsafspraken van de ELA goed naleeft.
21
Wanneer komt het wetsvoorstel inzake levenslang toezicht van zedendelinquenten naar de Kamer?
Op vrijdag 24 mei 2013 is het wetsvoorstelwetsvoorstel Langdurig toezicht op zeden- en geweldsdelinquenten besproken in de Ministerraad.
Het wetsvoorstel strekt ertoe langdurig – en indien noodzakelijk levenslang – toezicht te kunnen houden op zeden- en geweldsdelinquenten en tbs-gestelden. De Ministerraad heeft ermee ingestemd het wetsvoorstel voor advies aan de Raad van State te zenden. Na verwerking van het advies van de Raad van State, zal het wetsvoorstel worden ingediend bij uw Kamer. De verwachting is dat dit in de 2e helft van 2013 zal gebeuren.
22
Leidt de standaarden die het instrumentarium voor overheidsjuristen vormen ook tot effectieve besparingen doordat interdepartementaal wordt samengewerkt en ministeries niet zelf het wiel hoeven uit te vinden?
Sinds medio 2012 worden alle modellen en handleidingen van juridische producten van de rijksoverheid gestandaardiseerd en geüniformeerd. Binnen de rijksoverheid circuleren verschillende aanwijzingen en voorschriften wat betreft het gebruik van juridische producten. De bedoeling is deze verschillende aanpakken per product tot 1 standaard terug te brengen en samen te brengen in het instrumentarium voor de overheidsjurist. Primaire doelstelling van het instrumentarium voor de overheidsjurist is kwaliteitsverbetering en uniformering ten behoeve van de burger.
Ten tweede leidt standaardisatie van bijvoorbeeld Wob-brieven er toe dat beter kan worden gereageerd op de toename van het aantal Wob-verzoeken. Datzelfde geldt voor andere juridische producten, zoals convenanten, brieven in het kader van bezwaar en beroep en dergelijke. In die zin is er sprake van efficiëntie en effectiviteit die wordt gerealiseerd door de interdepartementale samenwerking binnen de juridische functie.
De modellen en handleidingen worden Rijksbreed beschikbaar gesteld en zijn voor elke medewerker bij de rijksoverheid te gebruiken.
23
Hoe wordt het succes van Kansspelautoriteit gemeten?
Indicatoren voor de beoordeling van de wijze waarop de Kansspelautoriteit invulling geeft aan haar wettelijke taken zijn in ontwikkeling.
24
Wat is de status van een geschillencommissie (auteursrechten)? Hoe wordt zij samengesteld dan wel vorm gegeven?
Uw vraag ziet op de geschillencommissie bedoeld in artikel 22 van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten. Op grond van die bepaling kan de Minister van Veiligheid en Justitie een geschillencommissie aanwijzen voor de beslechting van bepaalde geschillen tussen collectieve beheersorganisaties en betalingsplichten over de billijkheid van de hoogte en de toepassing van door collectieve beheersorganisaties in rekening gebrachte vergoedingen. Bij de aanwijzing kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de samenstelling, inrichting, procedures, bekostiging, werkwijze van en toezicht op de geschillencommissie.
Er wordt gestreefd naar de aanwijzing van de Stichting Geschillencommissie voor Beroep en Bedrijf (SGB) als de geschillencommissie als bedoeld in artikel 22 lid 1 Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten per de datum van de inwerkingtreding van die wet (1 juli 2013). Voor de samenstelling van de geschillencommissie zal worden aangesloten bij hetgeen gebruikelijk is bij de SGB. Het procesreglement vereist een onafhankelijke en deskundige samenstelling van de geschillencommissie. Er is tevens voorzien in de noodzakelijke inbreng van financiële en economische expertise. Op dit laatste is bij de behandeling van het wetsvoorstel toezicht in de Tweede Kamer aangedrongen. In de profielschets voor de leden van de Geschillencommissie Auteursrechten is opgenomen dat zij bij voorkeur een financieel-economische achtergrond hebben. Daarnaast heeft de SGB afspraken gemaakt met twee onderzoeksbureaus over de eventuele inschakeling van externe deskundigen.
25
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de modernisering van het personenvennootschapsrecht? Welke stappen zijn er genomen na de intrekking van de wetsvoorstellen vaststelling van artikel 7.13 vennootschap) van het Burgerlijk Wetboek (Kamerstuk 28 746) en Aanpassing van de wetgeving aan en uitvoering van artikel 7.13 (vennootschap) van het Burgerlijk Wetboek (Kamerstuk 31 065)? Is het ministerie betrokken bij de werkgroep van verontruste juristen die werken aan een nieuwe initiatiefwet?
De wetsvoorstellen vaststelling en invoering titel 7.13 (vennootschap) van het Burgerlijk Wetboek zijn op 15 december 2011 ingetrokken. Op 1 oktober 2012 is het vereenvoudigde en flexibele BV-recht in werking getreden. Ik acht het raadzaam dat de rechtspraktijk eerst een paar jaar ervaring kan opdoen met de mogelijkheden die het nieuwe BV-recht biedt, voordat ik bezie of, en zo ja, op welke wijze, modernisering van het personenvennootschapsrecht wenselijk is.
Ik ben op de hoogte gesteld van de samenstelling en werkzaamheden van de – uit eigen initiatief opgerichte – werkgroep personenvennootschappen, onder voorzitterschap van prof. mr. M. van Olffen. Ik wacht het rapport van deze werkgroep met belangstelling af.
26
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de herijking van de faillissementswet?
In de brief aan uw Kamer van 26 november 2012 is de inrichting van een programma herijking faillissementsrecht aangekondigd (TK 29 911, nr. 74).
In de afgelopen periode heeft het programma verder vorm gekregen. Het wetsvoorstel civielrechtelijk bestuursverbod is in maart jl. in consultatie gegaan1. De consultatietermijn eindigde op 31 mei jl.
Mijn streven is er verder op gericht om het wetsvoorstel versterking van het strafrechtelijk faillissementsrecht rond de zomer in consultatie te brengen.
Daarnaast hebben er sinds februari jl. vier stakeholdersbijeenkomsten plaatsgevonden. Tijdens de bijeenkomsten, waarin waardevolle input werd geleverd door de stakeholders, kwamen uiteraard verschillende inzichten en invalshoeken naar voren, maar is ook gebleken van brede steun voor de door het kabinet geformuleerde prioriteiten.
In het bijzonder zijn de volgende deelthema’s aan de orde gekomen: de versterking van de positie van de curator, het faillissementsakkoord en stille bewindvoering, de continuïteit van ondernemingen en de modernisering van faillissementsprocedures. Bij dat laatste zijn uiteraard ook de mogelijkheden van digitalisering ter sprake gekomen. De stakeholdersbijeenkomsten vormen een waardevolle inspiratiebron voor de nadere gedachtevorming over deze onderwerpen.
U wordt, zoals is aangekondigd in voornoemde brief, over de voortgang van het programma nader op de hoogte gebracht via periodieke voortgangsrapportages. De eerste voortgangsrapportage wordt u nog voor het zomerreces toegezonden.
27
Wanneer is sprake van vertrouwelijkheid en kan de kring van betrokkenen niet kleiner worden gemaakt door een scherpere toets?
Ik kan uw vraag helaas niet beantwoorden. De vraagstelling in relatie tot de door u vermelde pagina uit het Jaarverslag is mij niet duidelijk.
28
Wat is de oorzaak dat er mensen zonder Verklaring van geen bezwaar toch werkzaam konden zijn in vertrouwensfuncties?
Dit heeft vooral te maken met het acuut moeten vervullen van de functie om de continuïteit van het bedrijfsvoeringsproces te waarborgen. Hierbij zij opgemerkt dat door het verantwoordelijke lijnmanagement dan aanvullende risico-beperkende maatregelen worden getroffen, zoals geen toegang tot geheime netwerken en beperking van autorisaties. Ook is voorgekomen dat het lijnmanagement verzuimd heeft de medewerker voor te dragen voor een veiligheidsonderzoek. Zodra dat werd geconstateerd, is het onderzoek alsnog aangevraagd.
Daarnaast kan er sprake zijn dat een medewerker nog geen verklaring van geen bezwaar heeft ontvangen, omdat de functionaris al op de functie werkzaam is, terwijl de functie daarna pas aangewezen werd als een vertrouwensfunctie.
In dat geval moet de werkgever de functionaris zo snel mogelijk aanmelden voor een veiligheidsonderzoek.
29
Hebben alle werknemers waarvan deze VOG ontbrak inmiddels alsnog deze verklaring gekregen?
Een VOG is een verklaring omtrent gedrag en niet een verklaring van geen bezwaar. Indien de vraag zou luiden: «hebben alle werknemers waarbij de verklaring van geen bezwaar ontbrak, inmiddels alsnog deze verklaring gekregen?» dan luidt het antwoord bevestigend en bij de meest recente nadien aangewezen vertrouwensfuncties zijn de benodigde acties ondernomen voor een aanvraag veiligheidsonderzoek.
30
Waarom is er geen actie ondernomen de administratie van personen in vertrouwensfuncties en veiligheidsonderzoeken aan te passen toen uit onderzoek bleek dat deze niet sluitend was?
Er is wel degelijk actie ondernomen om een adequate oplossing te vinden voor een verbeterde centrale administratie Rijksbreed. Hiervoor is het initiatief van het Coördinerend beraad Integrale beveiliging om in P-Direkt (Rijksbreed personeelsysteem) een veld op te nemen voor het centraal administreren van medewerkers met een vertrouwensfunctie. Een tweede verbetering ligt besloten in de uitkomsten van een project, dat op dit moment binnen mijn ministerie wordt uitgevoerd, waarin de heroverweging van vertrouwensfuncties centraal staat. In het kader van dit project wordt tegelijkertijd nagegaan of de medewerkers met een vertrouwensfuncties in het bezit zijn van de verklaring van geen bezwaar.
31
Vindt er nu een controle plaats of alle personen in vertrouwensfuncties wel de juiste screening hebben ondergaan? Zo ja, wat zijn de kosten van deze controle?
Ja, op dit moment wordt een project uitgevoerd, waarin de heroverweging van vertrouwensfuncties centraal staat. Tegelijkertijd wordt nagegaan of de medewerkers met een vertrouwensfuncties in het bezit zijn van de verklaring van geen bezwaar. Met deze controle zijn geen kosten gemoeid.
32
Is er door deze gebreken in de screening en administratie een gevaar geweest voor de veiligheid?
Nee, er is geen gevaar geweest voor de veiligheid.
33
Hoe zijn de bedragen uit tabel op blz. 25 totstandkoming gekomen? Hoe wordt het succes van de afname van administratieve lasten van burgers verklaard? Klopt het dat naast de erfbelasting «meevaller» er verder nauwelijks lasten zijn verlicht?
De bedragen uit de tabel op blz. 25 zijn gekwantificeerd met het standaardkostenmodel. Dit model maakt duidelijk welke informatieverplichtingen voortvloeien uit wet- en regelgeving, welke handelingen er verricht moeten worden om aan deze informatieverplichtingen te voldoen en hoeveel tijd en kosten deze handelingen met zich meebrengen. Dit model maakt veel inzichtelijk maar het is van belang te realiseren dat dit te allen tijde een theoretische benadering van de werkelijkheid blijft.
Het succes van de afname van administratieve lasten van burgers wordt vooral verklaard door de wijziging in het erfrecht waardoor niet langer ouderlijke boedelverdelingen bij testament worden gemaakt om de langstlevende echtgenoot te beschermen.
Het klopt niet dat naast de erfbelasting «meevaller» er verder nauwelijks lasten zijn verlicht. De administratieve lasten voor de professionals (politiesector) zijn met ruim 600 FTE verlicht in 2012. Voorts zijn de lasten voor burgers verlicht door versoepeling van de regels voor notariële tussenkomst bij koop van onroerende zaken en heeft de vereenvoudigde procedure voor het aangaan van een huwelijk of registratie van partnerschap ook bijgedragen aan vermindering van de administratieve lasten van burgers.
34
Wat wordt met onnodige wetgeving bedoeld? Hoe wordt beoordeeld of wetgeving onnodig is? Zijn er voorbeelden te geven van onnodige wetgeving?
Met onnodige wetgeving wordt bedoeld wetgeving die onnodig belastend is voor burgers, bedrijven of de overheid in relatie tot het doel van deze wetgeving.
Met de toepassing van het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK) op alle nieuwe wetgeving die de Ministerraad passeert wordt gestreefd naar het voorkomen van overbodige wetgeving. De beantwoording van de 7 vragen van het IAK biedt inzicht in nut, noodzaak en alternatieven voor wetgeving.
35
Wat is de verklaring voor de door de Algemene Rekenkamer geconstateerde overschrijdingen?
De Rekenkamer geeft op pagina 27 van haar rapport voor de uitgaven en de verplichtingen een opsomming van de artikelen opgenomen waarbij er sprake is van een overschrijding ten opzichte van de stand najaarsnota. De cijfers komen uit de Slotwet. In de Slotwet (TK 33 605, VI) worden per artikel alle uitgaven- en ontvangstenmutaties groter dan € 5,0 mln. toegelicht. Voor de verplichtingmutaties is alleen een aanvullende aparte toelichting opgenomen als er sprake is van een opmerkelijk verschil met de uitgavenmutaties.
36
Hoe vaak wordt bij wetsvoorstellen die afkomstig zijn het Ministerie van V&J gebruik wordt gemaakt van internetconsultatie?
In 2012 heeft VenJ over 13 voorstellen een internetconsultatie uitgevoerd.
37
Kunnen de externe factoren die invloed hebben op het goed functioneren en de inrichting van de (stelsels van) rechtspraak en rechtsbijstand worden toegelicht? Op welke manier hebben deze factoren ook invloed op de wijze waarop bezuinigingen worden doorgevoerd?
Het goed functioneren en de inrichting van de (stelsels van) rechtspraak en rechtsbijstand wordt beïnvloed door een aantal externe factoren. Dit betreft bijvoorbeeld in het geval van de rechtspraak, de Europese wetgeving en jurisprudentie over de berechting binnen een redelijke termijn. Het recht op berechting binnen een redelijke termijn is vastgelegd in artikel 13 van het Europees verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Voor het stelsel van rechtspraak heeft dit tot gevolg dat er in ons nationale stelsel scherp wordt gelet op de ontwikkeling van de doorlooptijden. Bij het realiseren van bezuinigingen wordt bezien in hoeverre deze realiseerbaar zijn zonder dat dit onaanvaardbare gevolgen heeft voor de doorlooptijden. Verder geldt dat de mate waarin lidstaten de toegankelijkheid van rechtsbijstand moeten garanderen mede wordt bepaald door Europese normen. Deze normen zijn deels gecodificeerd, in het bijzonder in artikel 6 van het Europees verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, en zijn deels ook in de jurisprudentie ontwikkeld. In recente jaren heeft bijvoorbeeld de uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak Salduz tot een uitbreiding van de rechtsbescherming van verdachten geleid. Het Europees Parlement en de Raad bereiden een richtlijn voor die een verdere borging van de rechten van verdachten in strafprocedures beoogt. Bij het realiseren van besparingen op de uitgaven aan rechtsbijstand moet wordt met Europese normen rekening worden gehouden.
38
Wat voor economische, demografische en sociaal-maatschappelijke factoren beïnvloeden het goed functioneren van de inrichting van de stelsels van rechtspraak en rechtsbijstand?
Zie antwoord vraag 45.
39
Wat wordt bedoeld met RGD op blz. 34?
RGD staat voor Rijksgebouwendienst.
40
Wat is de verklaring voor de lagere instroom van zaken met als gevolg minder inkomsten aan griffierechten?
De griffierechtontvangsten waren lager dan begroot, met name doordat de voorgenomen verhoging van de griffierechten uit het vorige regeerakkoord niet is doorgegaan en omdat de instroom iets lager was dan geprognosticeerd. Ten opzichte van het jaar 2011 is er sprake van een zeer geringe daling, die in lijn ligt met de instroom aan zaken op het terrein van civiel en bestuur.
In het jaarverslag 2012 van de rechtspraak dat onlangs aan uw Kamer is aangeboden, staat vermeld wat in 2012 de instroomontwikkelingen van diverse zaaksoorten zijn geweest.
Op hoofdlijnen is er sprake van een afname van de instroom bij de rechtbanken op het terrein van kanton, handelszaken, vreemdelingenzaken en strafzaken en een toename bij familie- en belastingzaken. Bij de gerechtshoven is er sprake van een afname bij de Centrale raad van beroep.
Oorzaken voor mutaties in de instroom- zowel stijgingen als dalingen – zijn op korte termijn doorgaans niet vast te stellen. Alleen bij mutaties die zich over een langere termijn manifesteren, is het doorgaans mogelijk verbanden te leggen tussen de zaaksinstroom en specifieke oorzaken.
41
Wat verklaart het gedaald oplossingspercentage bij mediation?
42
Wat verklaart de stijging van het aantal afgegeven toevoegingen voor mediation bij een dalend aantal mediations?
Antwoord op vraag 41 en 42:
De verwijzing naar mediation is ten opzichte van voorgaande jaren afgenomen. Dit wil niet zeggen dat burgers minder gebruik maken van mediation. (Cijfers over het totaal aantal mediations dat door het Nederlands Mediation Instituut (NMI) geregistreerde mediators is uitgevoerd, zijn over 2012 nog niet beschikbaar.) Men kan ook, los van de doorverwijzing kiezen voor mediation. Dit zou dus op zich een ontwikkeling zijn waaruit men kan concluderen dat burgers steeds beter bekend raken met de methode van mediation.
De meeste toevoegingen voor mediation worden afgegeven in de familiepraktijk. Bij het NMI ziet men een toename van het aantal geregistreerde VFAS (Vereniging voor Familierechtadvocaten en scheidingsbemiddelaars) advocaten die vaak mediations doen. Scheidingen op gemeenschappelijk verzoek worden hierdoor eerder met een mediationtoevoeging gedaan. Daarnaast heeft het NMI een speciaal kwaliteitsprofiel voor familiemediation ontwikkeld. Hierdoor is de kwaliteit van mediators die werkzaam zijn op dit specifieke terrein toegenomen. Dit kan ook tot gevolg hebben dat burgers meer vertrouwen hebben in mediation voor hun familiezaak.
43
Wat zijn de redenen voor het lager aantal verwijzingen voor mediation dan begroot in 2012 en 2011? Wat is de reden voor het feit dat ook het slagingspercentage een lichte daling vertoont?
Ik heb moeten constateren dat er helaas een onjuistheid is geslopen in het departementaal jaarverslag 2011, met doorwerking in het jaarverslag 2012. Abusievelijk is vermeld dat er in 2011 4.274 en in 2012 2.845 doorverwijzingen naar mediation bij het Juridisch Loket hebben plaatsgevonden.
Het aantal doorverwijzingen in 2011 was 2.271 en in 2012 2.552. Per saldo betekent dit dat het aantal doorverwijzingen in 2012 is gestegen met 281.
De toename is het gevolg van het feit dat het Juridisch Loket diagnose en triage heeft ingevoerd. Hierdoor is het totaal aantal cliënten van het Juridisch Loket sterk gestegen, waardoor ook het aantal doorverwijzingen naar mediation kon stijgen.
In de rechtspraak lijkt de daling van het aantal doorverwijzingen vooral te liggen aan het feit dat rechters beter in staat zijn conflicten finaal te beslechten. Dit is goed te zien in de zogenoemde «nieuwe zaaksbehandeling» in het bestuursrecht. Door deze aanpak is het vaak niet nodig partijen door de verwijzen naar mediation. Daarnaast kiezen partijen vaker zelf voor mediation, al voordat zij voor de rechter verschijnen.
Voor een verklaring van de verlaging van het slagingspercentage van mediation verwijs ik naar het antwoord op vraag 41.
44
Wanneer wordt de business case verwacht inzake forensisch onderzoek door derden naast het Nederlands Forensisch Instituut (NFI)?
Oplevering van de business case inzake forensisch onderzoek verwacht ik in de tweede helft van 2013.
45
Op welke wijze wordt de rechtspraak en de rechtsbijstand beïnvloed? Kan dat nader worden gespecificeerd?
Antwoord op vraag 38 en 45:
Relevante demografische factoren zijn bijvoorbeeld groei of juist krimp van de bevolking. Sociaal-maatschappelijke factoren hangen vaak samen met economische factoren: een stijgende werkloosheid zorgt vaak voor een toename van een specifiek aantal rechtszaken en een toenemend aantal verzoeken voor rechtsbijstand. Zo is in 2012 is het aantal toevoegingen voor rechtsbijstand met betrekking tot geschillen rond arbeid en ontslag gestegen ten opzichte van 2011. Het is aannemelijk dat deze toename verband houdt met de stijging van de werkloosheid.
46
Op welke wijze wordt ondanks de bezuiniging van € 10 miljoen de kwaliteit van de raio-opleiding gewaarborgd? Hoe wordt deze kwaliteit gemonitord?
Zie vraag 47
47
Op welke wijze wordt maatschappelijke oriëntatie van de deelnemers bereikt, nu de buitenstage in de raio-opleiding is afgeschaft?
Antwoord vraag 46 en 47:
Doordat kandidaten gerichter en met rekenschap van hun voorervaring worden opgeleid voor het vak van rechter of officier van justitie, is het mogelijk ondanks de taakstelling van € 10 miljoen, een hogere kwaliteit te realiseren. Daaraan draagt bij dat maatregelen zijn genomen die de kwaliteit van de bijdrage van de gerechten en parketten aan de opleiding (werkgeverschap, kwaliteit en beschikbaarheid van voldoende opleiders) verzekeren en dat eindtermen zijn geformuleerd waaraan kandidaten moeten voldoen alvorens te kunnen worden benoemd tot rechter of officier van justitie.
De maatschappelijke oriëntatie wordt bereikt doordat kandidaten ten minste twee jaar juridisch relevante ervaring moeten hebben opgedaan buiten de rechterlijke macht en voorts dat tijdens de opleiding kandidaten een of meer kortdurende stages doen bij organisaties in de omgeving van de rechterlijke macht.
48
Zal het verminderen van het aantal plaatsen voor deelname aan de raio-opleiding uiteindelijk leiden tot een tekort aan rechters? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wordt hier tijdig op gereageerd en op welke manier?
De gedaalde vervangingsvraag, waarvan het niveau zich naar verwachting op middellange termijn doorzet, maakt het verantwoord de komende jaren minder rechters en officieren van justitie op te leiden. De vervangingsvraag wordt vastgesteld aan de hand van indicatoren als de te verwachten uitstroom van rechters en officieren van justitie in combinatie met de capaciteitsbehoefte op basis van cijfers over de historische en geprognosticeerde omvang en zwaarte van de zaaksinstroom. Bij het jaarlijks vaststellen van het aantal opleidingsplaatsen wordt er uiteraard rekening mee gehouden dat het anderhalf tot vier jaar kan duren voordat kandidaten hun opleiding hebben afgerond. Overigens is het zo dat van de totale instroom bij de Rechtspraak een kwart bestaat uit raio’s.
49
Wat verklaart de stijging van de instroom van zaken bij de Hoge Raad, met name op fiscaal gebied?
De ontwikkelingen die de instroom van zaken bij de Hoge Raad beïnvloeden zijn autonoom en laten zich niet eenvoudig verklaren. De stijging van de instroom in 2012 is voor de sectoren strafrecht en civiel recht van de Hoge Raad beperkt. De instroom van de fiscale sector laat een sterkere stijging zien: van 1.042 zaken in 2011 naar 1.140 zaken in 2012. Op basis van de analyse van de instroom van 2012 en voorgaande jaren valt het toenemend aantal inkomstenbelastingzaken op. Dit zijn met name de KBLux zaken (geheime buitenlandse bankrekeningen).
50
Wat is het verschil tussen de € 50 miljoen aan crimineel geld die wordt geïncasseerd op blz. 13 en 49 en de € 29 miljoen aan pluk-ze-opbrengsten die op blz. 43 staat?
Het bedrag van € 50 miljoen is het totale «afpakresultaat» over 2012. Daarvan is
€ 29 miljoen afgepakt door inzet van de ontnemingswetgeving en het overige deel door verbeurdverklaring. In de begroting van 2013 zijn de posten «plukze» en «verbeurdverklaring» opgegaan in een post «afpakresultaat».
51
Wat is de verklaring voor de tegenvaller in de pluk-ze-opbrengsten?
Voor 2012 gold een «afpakdoelstelling» van € 49 miljoen. Deze doelstelling is gehaald. Er is € 49,7 miljoen aan criminele winsten afgepakt. Deze doelstelling kon worden behaald door de inzet van de ontnemingswetgeving en de verbeurdverklaring. Met beide instrumenten kunnen criminele winsten worden afgepakt. Het is aan het Openbaar Ministerie per zaak te beoordelen welk instrument het beste kan worden ingezet om de criminele winst af te pakken. In 2012 is relatief meer gebruik gemaakt van de verbeurdverklaring om dit resultaat te behalen.
52
Nu al jaren op rij de opbrengsten uit boeten en transacties tegenvallen, is het dan niet beter de doelstelling in de begroting iets te verlagen?
In de afgelopen jaren zijn er maatregelen getroffen om het tekort op het dossier boeten en transacties op te lossen. Vanaf 2013 worden nog tekorten verwacht. In de eerste suppletoire begroting 2013 is de meerjarige raming derhalve neerwaarts bijgesteld.
53
Wat verklaart het verschil tussen de begrote kosten bij CJIB en de werkelijke kosten? Waarom is niet voor aanpassing van de kosten gekozen?
Het verschil tussen begrote en werkelijke kosten is hoofdzakelijk te verklaren door de latere invoering en verhoging van administratiekosten voor de producten boetes en transacties. Hierdoor heeft voor deze producten ten dele de financiering tot 1 oktober 2012 door het moederdepartement plaatsgevonden. De bij de burger in rekening gebrachte administratiekostenvergoeding voor boetes en transacties is verantwoord in het (gerealiseerde) budgettaire kader.
Daarnaast zijn de feitelijke productieaantallen hoger dan begroot.
Voorts heeft het CJIB extra middelen ontvangen voor onder meer de
projecten Uitvoeringsketen Strafrechtelijke Beslissingen (USB) en
Herziening Gerechtelijke Kaart (HGK).
Voor aanpassing van de begrote kosten is niet gekozen omdat de programma uitgaven voor het CJIB 2012 verhoogd zijn met de vergoeding die de burger dient te betalen voor de administratiekosten.
54
Waarom laat het gevangeniswezen een stijging zien in de capaciteitsbehoefte? Waaruit bestaat de complexe combinatie van zowel bestaand als nieuw beleid precies?
Het is moeilijk om nauwkeurig specifieke oorzaken te noemen voor de stijging van de in 2012 gebleken capaciteitsbehoefte. De feitelijke capaciteitsbehoefte zoals die zich in het uitvoeringsjaar manifesteert vormt de uitkomst van ontwikkelingen op het gebied van beleid en wetgeving, alsmede maatschappelijke ontwikkelingen. Bij het opstellen van de raming van de capaciteitsbehoefte voor het uitvoeringsjaar 2012 is o.a. rekening gehouden met de meerjarige opwaartse doorwerking van de herinvoering (in 2008) van de voorwaardelijke invrijheidstelling en met de opwaartse gevolgen van de inwerkingtreding (per 1-1-2011) van de Wet positie slachtoffer in het strafproces. Daarnaast was sprake van een lichte opwaartse druk van het beleidsneutrale deel van de capaciteitsraming. Hoewel er geen gedetailleerde ex-post analyse heeft plaatsgevonden naar specifieke oorzaken is het, gelet op de feitelijke realisatiegegevens van de capaciteitsbehoefte, zeer aannemelijk dat die effecten ook daadwerkelijk zijn opgetreden.
55
Kan de complexe combinatie van zowel bestaand als nieuw beleid die in 2012 zorgde voor een stijging in de capaciteitsbehoefte in het gevangeniswezen ook in 2013 of de komende jaren voor een stijging in de capaciteitsbehoefte zorgen?
De jaarlijkse ramingen van de capaciteitsbehoefte volgens het Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ) beslaan een tijdsperiode van vijf jaar. Bij elke nieuwe begroting worden deze meerjarige ramingen herijkt. De meest recente PMJ-ramingen geven een lichte stijging van de capaciteitsbehoefte in het gevangeniswezen weer, dit is in de begroting 2013 verwerkt. In hoeverre die stijging zich ook daadwerkelijk zal voordoen, zal nauwlettend worden gemonitord. De bezetting in het gevangeniswezen is de afgelopen maanden redelijk stabiel gebleven.
56
Waren de tegenvallen ontvangsten voor Boeten en Transacties ten gevolge van het afschaffen van de bonnenquota voorzienbaar?
De ontvangsten boeten en transacties zijn afhankelijk van een veelheid aan factoren, zoals onder andere verkeersintensiteit, gedrag van de burger, de economische situatie en wegwerkzaamheden.
Het effect van het afschaffen van de bonnenquota is niet separaat meetbaar. Het WODC heeft een onderzoek gedaan naar de afname van het aantal boeten en transacties bij verkeersovertredingen (bijlage bij TK 29 398, nr. 359). Het WODC schat in dat 9% van de daling van boeteontvangsten toe te schrijven was aan het afschaffen van de bonnenquota.
57
Waarom was er sprake van niet optimale beschikbaarheid van alle trajectcontrolesystemen?
Trajectcontrolesystemen zijn niet altijd in werking. Oorzaken kunnen wegwerkzaamheden, aanpassing van een trajectcontrolesysteem aan een gewijzigd of dynamisch snelheidsregime en onderhoud of reparatie aan het systeem zelf zijn. In die gevallen staat het systeem uit. De periodes waarin dit noodzakelijk is worden zo kort mogelijk gehouden.
58
Waren er in eerdere jaren dan 2012 sprake van niet optimale beschikbaarheid van alle trajectcontrolesystemen? Zo ja, welke jaren waren dat?
Ja, ook in eerdere jaren is sprake geweest van werkzaamheden op de verschillende snelwegen die van invloed zijn geweest op de beschikbaarheid van de trajectcontrolesystemen. Daarnaast vindt er regulier onderhoud plaats aan de systemen.
59
Zijn op dit moment wel alle trajectcontrolesystemen optimaal beschikbaar?
Ook op dit moment zijn er werkzaamheden aan een aantal trajectcontrolesystemen. Zo worden de systemen op de A10 en de A13 in verband met het einde van de levensduur van de systemen vervangen. En wordt het systeem op de A20 aangepast vanwege de daar geldende dynamische maximumsnelheden. Deze aanpassing zorgt er voor dat het systeem binnenkort de daar geldende dynamische snelheden kan helpen handhaven.
60
Hoe verhoudt zich de stijging in de capaciteitsbehoefte van het gevangeniswezen tot het Masterplan Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), waarin veel capaciteit wordt afgestoten en 30 inrichtingen worden gesloten?
Volgens de meest recente PMJ-ramingen wordt voor de komende jaren een lichte stijging van de capaciteitsbehoefte verwacht. Deze ramingen zijn naar hun aard echter onzeker. Daarom wordt de capaciteit jaarlijks vastgesteld voor het komende begrotingsjaar, en wordt de actuele behoefte jaarlijks herijkt. De maatregelen in het Masterplan betekenen geen daling van de totale operationele sanctiecapaciteit, maar een verschuiving van eenpersoonscelcapaciteit naar meerpersoonscelcapaciteit, en van intramurale capaciteit naar extramurale capaciteit. De afbouw van capaciteit door het sluiten van inrichtingen zal fasegewijs plaatsvinden en uitsluitend voor zover de actuele capaciteitsbehoefte dit toestaat.
61
Waar komt die stijgende capaciteitsbehoefte bij DJI vandaan?
Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar de antwoorden op de vragen 54 en 55.
62
Wat betekent het tekort aan direct inzetbare celcapaciteit nu concreet? Als nu al reservecapaciteit in gebruik moest worden genomen, hoe gaat dat dan zodra er 30 inrichtingen worden gesloten?
Antwoord op vraag 61 en 62:
De capaciteitsbehoefte in het gevangeniswezen wordt meerjarig geraamd, maar kent daarbinnen ook fluctuaties. Zo ligt de capaciteitsbehoefte traditioneel in het begin en het eind van het jaar hoger dan in de zomermaanden (seizoensfluctuaties). De exacte behoefte laat zich moeilijk voorspellen en het is ondoelmatig om te allen tijde op basis van de maximale capaciteitsbehoefte celcapaciteit operationeel te houden. Juist daarom houdt het gevangeniswezen reservecapaciteit tegen een gereduceerd tarief aan. Deze kan bij een stijging van de capaciteitsbehoefte op korte termijn in gebruik worden genomen (worden geactiveerd) en wanneer de behoefte weer daalt, kan worden gedeactiveerd. De maatregelen in het Masterplan betekenen geen daling van de totale operationele sanctiecapaciteit, wel wordt de reservecapaciteit gereduceerd. Zie ook de beantwoording van vraag 60.
63
Welke maatregelen worden genomen om de ontvangsten door CJIB in overeenstemming te brengen met de uitgaven?
In de tabel budgettaire gevolgen van beleid worden de uitgaven van het CJIB en de geïncasseerde ontvangsten op boetes en transacties (B&T) afzonderlijk in beeld gebracht. Deze bedragen staan los van elkaar. Het is niet zo dat B&T-ontvangsten worden gebruikt voor CJIB-uitgaven.
64
Zijn de kosten voor een VOG in overeenstemming met de daadwerkelijke kosten, ook als gebruik wordt gemaakt van informatie uit andere Europese landen?
Het tarief van de VOG dekt de kosten die gemoeid zijn met het VOG-proces, inclusief de kosten die gepaard gaan met het, tot nu toe, beperkt aantal buitenlandbevragingen.
65
Wat kost het project waarbij de kosten van VOG's voor vrijwilligers worden vergoed?
66
Wat zijn de kosten die verbonden zijn aan het vergoeden van de kosten voor het aanvragen van een VOG voor vrijwilligers?
Antwoord op vraag 65 en 66:
In het najaar van 2012 is besloten de pilot «Gratis VOG voor vrijwilligers die met minderjarigen werken» tot het einde van 2013 te verlengen. Na 2013 is bekend in hoeverre het beschikbare budget van € 2,4 miljoen is uitgegeven door de pilotorganisaties.
67
Is de regering tevreden met het feit dat (net geen) € 50 miljoen aan crimineel geld wordt geïncasseerd? Welk plan ligt er aan ten grondslag dit bedrag te laten toenemen?
Voor 2012 gold een «afpakdoelstelling» van € 49 miljoen. Deze doelstelling is gehaald. Er is € 49,7 miljoen aan criminele winsten afgepakt. De doelstelling op de langere termijn is dat er vanaf 2018 jaarlijks ruim € 100 miljoen aan criminele winsten wordt afgepakt. Het Kabinet heeft daartoe een bedrag oplopend tot
€ 20 miljoen vanaf 2013 geïnvesteerd in het ketenprogramma afpakken. Het Kabinet is tevreden dat de doelstelling voor 2012 is gehaald en dat er sinds 2004 een stijgende lijn zit in het «afpakresultaat».
68
Op welke manier zijn alle plankzaken van kinderporno weggewerkt? Hoeveel zaken zijn geseponeerd en hoeveel procedures zijn er gevoerd?
Om de werkvoorraad bij de politie terug te brengen is in 2012 het project Vliegende Start ingericht. Door Vliegende Start is er op centraal niveau overzicht en inzicht gecreëerd in de landelijke werkvoorraad. Oude zaken zijn gewogen, gestuurd en met tijdelijke extra capaciteit, afgehandeld. Hierdoor is de werkvoorraad van de politie actueel geworden.
Bij het OM is niet specifiek geregistreerd welk gedeelte van deze plankzaken tot een sepot heeft geleid en welk tot een procedure. De plankzaken maken onderdeel uit van de registratie van alle zaken, waardoor het specifieke onderscheid niet te maken is.
69
Waarom kwam extra capaciteit laat beschikbaar waardoor het HTC-doel voor 2012 niet gehaald is?
Bij de werving van de nieuwe capaciteit voor THTC was sprake van een complex wervingsproces vanwege specifieke technische en inhoudelijke eisen en toelatingscriteria. Daarnaast heeft de opleiding en inwerking van de geworven mensen (uit 2011 en de nieuw aangenomen mensen uit 2012) aanzienlijk beslag gelegd op de op dat moment nog beperkte bestaande capaciteit van THTC, waardoor de extra capaciteit pas later in het jaar ingezet kon worden.
70
Wat zijn OT's en VT's, zoals vermeld op blz. 52?
OT’s zijn Ongebruikelijke Transacties en VT’s zijn Verdachte Transacties.
71
Wat verklaart de verdubbeling van het aantal onvoorwaardelijk sepots?
Deze stijging wordt verklaard door meerdere factoren:
– De invoering van ZSM leidt er toe dat er meer zaken (formeel) bij het OM worden aangeboden aan de ZSM-selectietafel die voorheen zelfstandig door de politie werden afgedaan. Dit betreft zaken die eindigen in (technisch) sepot. Hierdoor ontstaat meer «zicht op zaken» conform de doelstellingen van het programma VPS. Daarnaast is er sprake van meer beleidssepots, bijvoorbeeld omdat niet-strafrechtelijk ingrijpen meer op zijn plaats is.
– Met het programma «Versterking Prestaties Strafrechtsketen» wordt kritisch gekeken naar de Aanwijzing voor de Opsporing en wordt het sepotbeleid herzien. Bevestigd is dat het OM altijd verantwoordelijk is voor beslissingen over het al dan niet vervolgen van verdachten. Vooruitlopend op de aanpassing van de Aanwijzing, is de praktijk al aangescherpt en worden er meer zaken (die voorheen als politiesepot werden afgedaan) nu voorgelegd aan het OM. Bijvoorbeeld een onterecht aangehouden verdachte die al direct bij het eerste verhoor blijkt te beschikken over een goed alibi of die bij een confrontatie niet worden herkend door getuigen.
– Onder invloed van de «Salduz-jurisprudentie» is de advocaat vaker en eerder bij het politieverhoor betrokken. Dit zorgt ervoor dat politie en OM kritischer zijn in hun beslissingen en aan de andere kant te maken hebben met verdachten die minder vaak meewerken, waardoor het bewijs niet rondkomt.
– Het opschonen van voorraden leidt ertoe dat meer zaken worden geseponeerd omdat het feit al te oud is en/of vervolging niet meer opportuun.
72
Om welke reden heeft het wetsvoorstel, waarmee de algemene verantwoordelijkheid voor de tenuitvoerlegging van strafvorderlijke beslissingen overgaat van het OM naar de Minister van Veiligheid Justitie, enige vertraging opgelopen?
De oorspronkelijke planning voor het wetsvoorstel herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen is bijgesteld door vertraging in de besluitvorming over de uitwerking van enkele aspecten van de nieuwe verantwoordelijkheidsverdeling voor de tenuitvoerlegging. Dit betrof de exacte afbakening tussen de taken en verantwoordelijkheden van Openbaar Ministerie en Minister en de gevolgen voor de tenuitvoerlegging van jeugdsancties. Op korte termijn zal het wetsvoorstel voor advies worden voorgelegd aan de gebruikelijke adviesorganen. De opgelopen vertraging in het wetgevingstraject heeft overigens geen vertragende gevolgen voor de reeds ingezette verbeteringen van de tenuitvoerlegging waarover de Tweede Kamer is geïnformeerd (TK 33 400 VI, nr. 90 en TK 29 279, nr. 156).
73
Hoe wordt voorkomen dat gedetineerden zonder uitkering de gevangenis verlaten?
Een gedetineerde is allereerst zelf verantwoordelijk voor het verkrijgen van werk of, als dit niet direct lukt, een uitkering na detentie. Vanuit DJI worden zo veel mogelijk de faciliteiten geboden om tijdens detentie werknemersvaardigheden op te doen, naar een baan te zoeken, te kunnen solliciteren, zich aan te melden bij het UWV voor werk of een uitkering aan te vragen. Als een (ex-) gedetineerde voldoet aan de arbeidsgerelateerde verplichtingen die aan een uitkering zijn verbonden, komt hij in beginsel in aanmerking voor die uitkering. Dat kan een bijstandsuitkering zijn dan wel een uitkering op grond van de werknemersverzekeringen of de Wajong. Of in individuele gevallen aan de uitkeringsvoorwaarden is voldaan, is ter beoordeling aan het college van B&W c.q. het UWV. VenJ zorgt dat, voor zover dat uit oogpunt van veiligheid verantwoord is, gedetineerden aan de uitkeringsvoorwaarden kunnen voldoen.
74
Is de regering tevreden over de resultaten van programma Modernisering Gevangeniswezen (MGW) en de persoonsgerichte aanpak, waarbij re-integratie in de maatschappij centraal staat? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom staat het Masterplan DJI hier dan haaks op?
Ja. De regering is tevreden over de resultaten van het programma MGW. Via MGW wordt al enkele jaren gewerkt aan het invoeren van de persoongerichte aanpak binnen het Gevangeniswezen. In 2012 is veel werk verricht aan de basis van deze aanpak namelijk de goede, gestandaardiseerde screening. Voorts is geïnvesteerd in de versterking van de samenwerking met de ketenpartners t.b.v. de re-integratie.
Het Masterplan DJI heeft zeker niet tot gevolg dat alle ingezette verbeteringen worden geschrapt. De visie van het kabinet ten aanzien van het sanctiestelsel is ongewijzigd. Ook in de toekomst blijven de levensloopbenadering, de dadergerichte aanpak en het aanspreken van de gedetineerde op diens eigen verantwoordelijkheid voor een succesvolle re-integratie de belangrijkste uitgangspunten voor het sanctiebeleid. Ook de doelstellingen van het kabinet, bijvoorbeeld op het gebied van de recidivevermindering, blijven intact.
75
Wat zijn nu de concrete prestaties in 2012 met de terugkeer van gedetineerden in de samenleving, de nazorg aan ex-gedetineerden? Wat is er bereikt?
Op dit moment is in 99% van de gemeenten een gemeentelijk coördinator nazorg aan de slag. Deze coördinatoren vervullen, samen met de Medewerkers Maatschappelijk Dienstverlening (MMD’ers) binnen het gevangeniswezen een spilfunctie in het regelen van nazorg. In veel regio’s zijn de afgelopen periode afspraken tot stand gekomen tussen gemeenten, penitentiaire inrichtingen en maatschappelijke organisaties over de nazorg aan (ex-) gedetineerden. Samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten is de afgelopen periode veel geïnvesteerd in kennisoverdracht en kennis delen, verspreiden van praktijkvoorbeelden en het opzetten van een webdossier nazorg. Gemeenten zijn en worden gestimuleerd en ondersteund om de regionale samenwerking met de ketenpartners op het gebied van nazorg voort te zetten en waar mogelijk verder uit te bouwen. Dat gebeurt al in veel gevallen in regionaal verband, via de Veiligheidshuizen. Daarbij is het uiteraard aan de individuele gemeenten om nader invulling te geven aan het lokaal of regionaal gewenste nazorgbeleid. Het Samenwerkingsmodel wordt door het WODC gemonitord.
Ik ben gematigd positief over de resultaten die zijn bereikt op het gebied van nazorg, zoals ik uw kamer heb geïnformeerd aan de hand van de monitor nazorg ex-gedetineerden (TK 29 270, nr. 74).
76
Worden de overschrijdingen in het jaar 2012 weer gecompenseerd in 2013, omdat sommige verplichtingen uit 2013 reeds in 2012 zijn uitgevoerd? Zo nee, hoe worden deze overschrijdingen gecompenseerd?
De overschrijdingen van de verplichtingen in 2012 hoeft niet te worden gecompenseerd in 2013, omdat deze niet leidt tot extra uitgaven. Er is alleen sprake van een versnelling van aan te gane verplichtingen. In 2012 zijn al verplichtingen aangegaan voor de doeluitkering jeugdzorg in 2013.
77
Waarom heeft de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (Wobka) geen prioriteit? Wat is de verwachte termijn waarop de herziening van de Wobka plaats zal gaan vinden?
Het huidige Kabinet geeft prioriteit aan de uitwerking van maatregelen van het nieuwe regeerakkoord. Deze maatregelen maken (aanpassing van) wetgeving noodzakelijk. In verband met de beschikbare wetgevingscapaciteit ben ik daarom genoodzaakt de indiening van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wobka aan te houden.
Tijdens het algemeen overleg van 13 december 2012 heb ik aangegeven dat ik op zijn vroegst de wijziging van de Wobka in 2014 kan doorzetten. Zoals aangegeven tijdens het algemeen overleg is dit echter mede afhankelijk van de mogelijke ontwikkelingen op het terrein van interlandelijke adoptie.
78
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het uitwerken van de afspraken om de noodzakelijke verbeterslag in de bedrijfsvoering, administratie, sturing en toezicht te bewerkstelligen, mede gelet op de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer die op 8 december 2011 overeengekomen zijn?
De Algemene Rekenkamer heeft aanbevolen dat de administratie van de bureaus jeugdzorg verbeterd moet worden teneinde ordelijk een reële normprijs op basis van de uitvoeringsafspraken voor de jeugdbescherming te kunnen vaststellen. Daarnaast heeft de Algemene Rekenkamer geadviseerd dat de provincies beter invulling moeten geven aan hun sturingsrol, zoals bedoeld in de memorie van toelichting bij de Wet op de jeugdzorg.
De Staatssecretaris heeft middelen beschikbaar gesteld aan de provincies en de bureaus jeugdzorg voor de ontwikkeling en de invoering van een «accounting manual» (administratie handleiding) ter verbetering van de administratie en voor de ontwikkeling van een «Handreiking sturing en toezicht bureaus jeugdzorg». De accounting manual is inmiddels geïmplementeerd, waardoor over 2012 volgens de nieuwe vereisten gerapporteerd kan worden.
De handreiking toezicht is in september 2012 door provincies vastgesteld waarbij is afgesproken deze in afstemming met het bureau jeugdzorg te implementeren. In 2013 zullen de verbeteringen ten volle zullen zijn ingevoerd.
79
Welke jeugdbeschermingsmaatregelen, zoals eigen-kracht-conferenties, worden op dit moment ingezet teneinde OTS’en en uithuisplaatsingen te voorkomen?
Wanneer naar de inschatting van de professional met hulpverlening in vrijwillig kader – waarbij inzet van het sociale netwerk, netwerkberaad en andere benaderingen een belangrijke rol spelen – de bedreiging voor de ontwikkeling en het veilig opgroeien van een kind afdoende kan worden afgewend, is hulpverlening in gedwongen kader niet (meer) aan de orde.
Er zijn evenwel situaties waarin de risico’s voor het kind zodanig zijn dat een kinderbeschermingsmaatregel (zoals de ondertoezichtstelling) noodzakelijk is. Het is uiteindelijk aan de kinderrechter op advies van de Raad voor de Kinderbescherming om hierover te beslissen.
Een ondertoezichtstelling (OTS), al dan niet met uithuisplaatsing is er op gericht om op termijn de ouders weer zelf alle verantwoordelijkheden voor de opvoeding en verzorging van het kind op zich te doen nemen. Ook hier kan de inzet van bijvoorbeeld Signs of Safety (SoS), netwerkberaad (bijvoorbeeld EK-c) in het kader van de Deltamethode die gehanteerd wordt voor de uitvoering van de OTS van belang zijn. Inzet is steeds om de OTS niet langer dan strikt noodzakelijk te laten duren en de veiligheid van het in het gezin te waarborgen.
Met de stelselwijziging is de inzet erop gericht problemen nog eerder te signaleren en aan te pakken waardoor er minder een beroep zal worden gedaan op justitiële jeugdzorg en dure vormen van jeugdzorg als uithuisplaatsing. Vooruitlopend op de verdere ontwikkeling en implementatie van dit beleid vinden vier grote pilots plaats; de vliegwielprojecten.
De vernieuwende elementen van de projecten zijn:
• een «verrijking» van de Deltamethode gezinsvoogdij met bijvoorbeeld een «methode gespreksvoering» uit het buitenland, zoals Signs of Safety of FFPS (Family First Parole Services)» of de inzet van netwerkberaden/eigen kracht centrales.
• een «verbreding» van justitiële jeugdzorg door de uitvoering van OTS, jeugdreclassering en gezinsbegeleiding in vrijwillig kader door één medewerker of eerder inzetten van jeugdbeschermers, bijvoorbeeld tijdens de raadsonderzoeksfase.
Primair doel is van het verrijken en verbreden van de justitiële jeugdzorg is kwaliteitsverbetering van de hulpverlening aan gezinnen. Door het versterken van de kwaliteit beogen de vliegwielprojecten minder en kortere OTS’en én minder en kortere uithuisplaatsingen.
80
Wanneer zal eindelijk de landelijk uitrol van Prokid plaatsvinden in plaats van elke keer een pilot? Welke redenen zijn er voor de vertraging in het uitrollen? Wanneer zal de landelijke uitrol van Prokid voltooid zijn?
De Nationale Politie heeft maart jl. ingestemd met de landelijke uitrol van Prokid. De landelijke uitrol is in april gestart en wordt in 2013 afgerond.
Voordat tot besluitvorming kon worden overgegaan moesten verbeteringen in de ondersteunende (ICT) voorziening worden doorgevoerd door Politie. De pilotfase is 2012 afgerond.
81
Welke effecten hebben de invoering van de nieuwe en aangescherpte maatregelen en borging van bestaande maatregelen in het kader van de visie op middelengebruik in de justitiële jeugdinrichtingen (JJI’s) in de praktijk gehad? Kan de Kamer een concreet overzicht ontvangen met de effecten per maatregel op de beschikbaarheid en gebruik van middelen in JJI’s?
De nieuwe en reeds bestaande maatregelen om de beschikbaarheid en het gebruik van middelen in de JJI’s tegen te gaan, vormen een samenhangend geheel. De concrete effecten per maatregel laten onderzoeken en zo «isoleren» van andere maatregelen is daardoor niet goed mogelijk. Daarbij komt dat het intensiveren van maatregelen die gericht zijn op het opsporen van gebruik en bezit van verboden middelen, vaak in eerste instantie een toename te weeg brengen van het aantal geconstateerde overtredingen. Consequent sanctioneren maakt dan ook deel uit van de met elkaar samenhangende maatregelen op het gebied van het tegengaan van middelengebruik.
De Inspectie Veiligheid en Justitie (IVenJ) heeft recent (in 2012 en 2013) in drie inrichtingen een breed doorlichtingsonderzoek uitgevoerd, waarbij ook het aangescherpte drugsontmoedigingsbeleid is beoordeeld. De Inspectierapporten heb ik aan uw Kamer aangeboden. De drie onderzochte JJI’s voldoen alle drie overwegend aan de verwachtingen op dit punt.
82
Wat is de verklaring voor de minder OTS’en in 2012? Betekent dit, gelet op het toegenomen aantal voogdijen, dat er meer kinderen uit huis zijn geplaatst?
De voornaamste verklaring voor de ingezette dalende trend van het aantal OTS’en sinds 2009, is waarschijnlijk het sindsdien toepassen van de Deltamethode door jeugdbeschermers in hun werk. Hierdoor neemt de duur van een OTS af en daarmee ook het aantal kinderen dat op een bepaald moment onder toezicht staat. Deze daling vind ik positief, zoals ik uw Kamer eerder heb bericht in de brief over landelijke cijfers jeugdbescherming (TK 31 839, nr. 262).
Toch verwacht ik dat een nog betere preventieve aanpak van kindermishandeling, het aantal justitiële kinderbeschermingsmaatregelen verder kan laten dalen. Voorkomen is tenslotte beter dan genezen. Het nieuwe jeugdstelsel zal daarvoor een goede basis bieden. Een betere lokale samenwerking tussen ketenpartners, vroegtijdige signalering en een goede gemeentelijke regie, zal escalatie binnen gezinnen doen voorkomen en daarmee ook de gang naar justitiële interventies.
Het aantal uithuisplaatsingen (UHP) is in het laatste half jaar van 2012 bijna gelijk gebleven. De gegevens over het eerste half jaar van 2012 is onzuiver, omdat een wijziging is doorgevoerd in de registratie van de UHP. Voorheen werd het aantal «machtigingen UHP» geregistreerd; thans wordt geregistreerd hoeveel cliënten uithuisgeplaatst zijn op een bepaald moment naar verblijfplaats. Sinds deze aanpassing hebben diverse inspanningen plaatsgevonden om tot een zuivere registratie te komen. Met resultaat, want de aantallen UHP over het tweede half jaar van 2012 beschouw ik als voldoende valide.
Bij de OTS zijn gemiddeld genomen ca. 44% van de kinderen uithuisgeplaatst. Bij de voogdij is, als maatregel waarbij het gezag ontnomen is, eigenlijk altijd sprake van een uithuisplaatsing. Hoewel het aantal OTS-en is afgenomen, en dus ook het aantal uithuisplaatsingen bij OTS, kan (per saldo) sprake zijn van een toename van het totaal aantal uithuisplaatsingen, omdat de voogdijen (en dus ook de uithuisplaatsingen bij voogdij) is toegenomen.
83
Zijn de achttien erkende en twee voorlopig erkende gedragsinterventies ook daadwerkelijk empirisch onderbouwd en op die basis erkend of enkel theoretisch? Als het laatste het geval is, wanneer is te verwachten dat ze ook empirisch onderbouwd kunnen zijn? Kan de Kamer een overzicht krijgen van deze twintig interventies met verwachte datum van erkenning, ook op basis van empirische onderbouwing?
De beoordeling van gedragsinterventies door de Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie heeft tot nu toe het karakter gehad van een zogenaamd ex ante beoordeling. Dat betekent dat de Commissie is nagegaan of de gedragsinterventie, mits goed uitgevoerd, leidt tot recidivereductie. Daarbij wordt onder andere nagegaan of de (behandel)methoden die worden toegepast aangetoond effectief zijn, dan wel dat het aannemelijk is dat zij effectief zijn voor de beoogde doelgroep. Dit laatste kan het geval zijn bij nieuw ontwikkelde gedragsinterventies.
Dat betekent dat er bij een deel van de nu erkende gedragsinterventies ook sprake is van empirische evidentie, zij het dat die evidentie mogelijk ontleend is aan onderzoek dat in het buitenland is uitgevoerd.
De meeste gedragsinterventies die de afgelopen jaren zijn erkend, zijn inmiddels ingevoerd. Vervolgens wordt evaluatieonderzoek uitgevoerd om vast te stellen of de effecten zich ook in de Nederlandse context voordoen. Dergelijk onderzoek neemt echter enkele jaren in beslag omdat eerst wordt vastgesteld of een gedragsinterventie wordt uitgevoerd zoals bedoeld (procesevaluatie), vervolgens of de (behandel)doelen worden bereikt bij de deelnemers (doeltreffendheidanalyse) en tenslotte of de recidive wordt verminderd (recidiveonderzoek zo mogelijk met controlegroep).
In de erkenningsregeling is opgenomen dat een erkende gedragsinterventie binnen 5 jaar op doeltreffendheid wordt beoordeeld en binnen 8 jaar op effectiviteit in de zin van recidivereductie.
In de periode tot en met 2020 zal naar de nu erkende gedragsinterventies evaluatieonderzoek worden uitgevoerd. Op dit moment is bij een drietal erkende gedragsinterventies in wetenschappelijk onderzoek vastgesteld dat ook in de Nederlandse context de behandeldoelen worden bereikt (Tools4U, FFT, MST).
84
Wat is het effect geweest voor de jeugdigen in JJI’s van de invoering van een doorlopend onderwijstraject, voor tijdens en na verblijf? Is er in de praktijk daadwerkelijk een verbetering zichtbaar of alleen op papier? In hoeverre speelt de bezettingsgraad van een JJI een rol bij het succesvol kunnen inzetten van doorlopende onderwijstrajecten?
Op initiatief van de ministers van VenJ, OCW en VWS in samenwerking met de Dienst Justitiële Inrichtingen, Jeugdzorg Nederland, de Taakgroep Onderwijs in gesloten instellingen en Gedragswerk is in 2012 het «Focus op Onderwijstraject» gestart. In twee pilots is een nieuwe werkwijze beproefd en zijn goede voorbeelden opgetekend. Al deze beschikbare inzichten, ervaringen uit de pilots en de verzamelde goede voorbeelden zijn gebundeld in een handreiking om te komen tot een – qua inhoud en proces – doorlopend onderwijstraject voor, tijdens en na verblijf in een gesloten instelling. Twaalf succesfactoren vormen de kern van de handreiking. Op 7 maart 2013 is tijdens een conferentie met medewerkers uit justitiële jeugdinrichtingen, de JeugdzorgPlus en het onderwijsveld besproken hoe behandeling en onderwijs voor, tijdens en na de JeugdzorgPlus en justitiële jeugdinrichtingen beter op elkaar kunnen aansluiten. De succesfactoren uit de handreiking «Focus op Onderwijstraject» vormden de leidraad voor het gesprek.
In 2013 blijft een interdepartementale klankbordgroep alle betrokkenen stimuleren om aan de slag te blijven met dit onderwerp en nog meer goede voorbeelden aan te dragen. Op 1 januari 2014 zal er een geactualiseerde en aangevulde handreiking beschikbaar komen met daarin ook ruime aandacht voor de aansluitingen met het middelbaar beroepsonderwijs.
Het «Focus op Onderwijstraject» sluit aan bij bestaande initiatieven die verbeteringen in de praktijk tot stand brengen. De handreiking is daarin een eerste stap en richt zich op de betrokken instellingen. Concrete effecten zijn pas op termijn te verwachten als de implementatie binnen de samenwerkingsverbanden in het kader van passend onderwijs zich verder doorzet.
De gemiddelde bezetting in de jji’s is, mede als gevolg van de sluiting van een aantal jji’s, weer op een redelijk niveau. Dit betekent dat er voldoende leerlijnen aangeboden kunnen worden.
85
Hoe staat het met de landelijke uitrol van de zogenaamde Jeugd Preventie Teams, zoals bijvoorbeeld regio Haaglanden die kent, in het kader van preventie en tijdige opsporing van 12-minners die zich in een risicovolle situatie begeven en opsporing van 12-minners die het criminele pad aan het betreden zijn?
In 2010 is door BJZ-Haaglanden en politie Haaglanden de pilot JPT 12-min gestart, deze is per 31 december 2011 afgerond. Doel van deze pilot was een aanbod te ontwikkelen aan ouders en jonge kinderen die vanwege delict gedrag met politie in aanraking komen (de zogenaamde 12-minners).
Aansluitend op de pilot, is gestart met de doorontwikkeling van de in de pilot gehanteerde methodiek JPT12-min. Met dit traject wordt beoogd een methodiek op te leveren die voldoet aan de door het Nederlands Jeugdinstituut (NJI) gestelde eisen aan een (in theorie) effectief bewezen interventiemethode. Dit traject zal naar verwachting 1 juli 2013 zijn afgerond. Toepassing van de methodiek zal in de toekomst via de gemeentes zijn beslag moeten krijgen.
86
Welke maatregelen worden genomen om er voor te zorgen dat de doorlooptijden in de jeugdstrafrechtketen in de toekomst korter worden en de normen wel worden gehaald?
Het programma «Jeugdcriminaliteit en Jeugdgroepen» investeert de komende anderhalf jaar in het verbeteren van de ketenregie. Maatregelen gericht op het verbeteren van ketenbrede managementinformatie, ketenafstemming en ontsluiting van managementinformatie gaan bijdragen aan het zicht op het functioneren van de keten en daarmee de knelpunten voor het behalen van de doorlooptijd. De maatregelen die vervolgens worden genomen zijn in belangrijke mate gericht op het verlagen van de doorlooptijd in de jeugdstrafrechtketen.
87
Vanuit welke programma’s wordt er precies stevig geïnvesteerd op de verbetering van de vonnis ZM indicator? Wat zijn de kosten die gepaard gaan met deze investering?
Zie antwoord op vraag 86. Vanuit verschillende het programma’s zoals Versterken prestaties Strafrechtketen (VPS) en Jeugdcriminaliteit en Jeugdgroepen wordt geïnvesteerd op verbetering van de ZM-indicator. Het programma Jeugdcriminaliteit en Jeugdgroepen investeert hier de komende anderhalf jaar € 200.000 in.
88
Welke besparingen zouden gehaald kunnen worden door het intensiveren van Europese en internationale samenwerking?
De uitgaven voor de Internationale rechtsorde zoals weergegeven bij artikel 17 dienen voor de ontwikkeling en instandhouding van Instituties verbonden aan de internationale rechtsorde en aan structuren voor justitiële en politiële samenwerking.
De uitgaven die het ministerie van VenJ in dit kader en op dit artikel beschikbaar heeft ter grootte van ruim € 2 mln. betreffen apparaatsuitgaven. Deze uitgaven vallen zoals alle apparaatsuitgaven onder de taakstelling van 8,9% in 2018 op het apparaat.
89
Kan in geld en fte’s worden uitgedrukt welke investeringen er zijn gedaan die hebben geleid tot de versterking in de weerbaarheid tegen terrorisme, extremisme en andere bedreigingen? Wat voor producten zijn er ontwikkeld? Hoe staat deze versterking in verhouding tot de aangekondigde bezuinigingen op de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD)?
Zie vraag 92.
90
Wat is de rijkscrisisuitwijk? Waarom is daar een bedrag van € 2,4 mln. meer uitgegeven?
De rijkscrisisuitwijk bestaat uit de voorzieningen die worden gerealiseerd om de continuïteit van de rijkscrisisfunctie 24 uur per dag, 365 dagen per jaar te waarborgen, ook wanneer de hoofdlocatie (de nieuwbouw van het ministerie van Veiligheid en Justitie) tijdelijk niet beschikbaar is of verlaten moet worden.
De rijkscrisisuitwijk bestaat uit twee componenten:
1. Voorzieningen t.b.v. de huisvesting van professionals werkzaam in de Rijkscrisisbeheersing op een veilige, snel bereikbare alternatieve locatie;
2. Redundante uitvoering van de aan de rijkscrisisfunctie-gerelateerde informatie-, communicatie- en telecom- (ICT)apparatuur op een alternatieve locatie.
De investeringen in een nieuwe rijkscrisisuitwijk hangen samen met het afstoten van het complex aan de Schedeldoekshaven, waar de oude rijkscrisisuitwijk was gevestigd.
91
Waarom is er een bedrag van € 2,4 mln. meer uitgegeven voor de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NVTb) voor investeringen op het gebied van beveiliging? Wat is de aard van de investeringen? Betreffen die de beveiliging van de NCTb zelf?
Het betreft geen investeringen ten behoeve van de NCTv-organisatie. In openbare stukken wordt geen informatie verstrekt over beveiligingsmaatregelen.
92
Wat zijn de precieze kosten van de door de regering gekozen investeringen ter versterking van de capaciteit om de kans en impact van dreigingen voor de nationale veiligheid te verminderen?
Antwoord op vraag 89 en 92:
Bij de bestrijding van terrorisme en extremisme en de bescherming van de nationale veiligheid, zijn vele organisaties betrokken. Het Ministerie van VenJ coördineert de aanpak en draagt in dat kader zorg voor de afspraken omtrent de benodigde intensiveringen van de aanpak. De versterkingsmaatregelen worden vervolgens conform die afspraken getroffen door vele betrokken organisaties, zoals de politie, veiligheidsregio’s, gemeenten en door of onder leiding van (andere) ministeries. Het uitdrukken van de intensiveringen in een totaalbedrag van daarmee gemoeide geldbedragen en fte’s, is dan ook niet mogelijk. Wel kan worden gemeld dat in 2015 een evaluatie zal worden afgerond met betrekking tot de maatregelen op het gebied van terrorismebestrijding over de periode 2011–2015. Uw Kamer is al eerder toegezegd het vraagstuk van de kosten hierbij worden betrokken. De aangekondigde bezuinigingen op de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD), zijn in dit kader niet zonder betekenis. In overleg tussen de AIVD en alle behoeftestellers, zullen binnen het beschikbare budget, prioritering in de onderzoeken van de AIVD worden aangebracht. De te maken keuzen moeten ertoe leiden dat de dienst zijn taak onverkort kan verrichten op het vlak van informatieverzameling over de actuele terroristische dreigingen.
93
Wanneer in 2013 wordt de koppeling van de bestaande crisis-managementsystemen gerealiseerd? Wat is de reden dat dit niet direct bij oplevering in november 2012 is gebeurd?
Het streven is om de koppeling van het LCMS en het Icaweb aan het Informatieknooppunt laatste kwartaal 2013 te realiseren. Bij de koppeling zijn diverse partijen betrokken, zowel eigenaren als leveranciers. Het Veiligheidsberaad vertegenwoordigt de Veiligheidsregio’s bij het LCMS en Min I&M is verantwoordelijk voor besluitvorming rondom IcaWeb.
Het Veiligheidsberaad heeft pas in december 2012 ingestemd met de koppeling van het LCMS (Landelijk crisis management systeem) aan het Informatieknooppunt. Omwille van doelmatigheid is eind 2012 besloten om de koppeling van het Icaweb en het LCMS in één traject uit te rollen en te testen. Het scheelt de helft van de kosten als al de systemen in één keer worden gekoppeld i.p.v. een koppeling per systeem.
94
Hebben de onvolkomenheden in het voorschottenbeheer bij DG Politie ten gevolge van de overgang van het financieel systeem van Binnenlandse Zalen en Koninkrijksrelaties (BZK) naar dat van Veiligheid en Justitie (V&J) financiële gevolgen gehad? Zo ja, welke?
De bijdragen aan de afzonderlijke politieregio’s werden aan de regio’s bekend gemaakt door middel van zogenaamde budgetcirculaires. Deze budgetcirculaires waren gebaseerd op de begrotingen van eerst BZK en later VenJ voor de betreffende jaren. De feitelijke betalingen aan de voormalige regio’s zijn gecheckt aan de hand van deze circulaires en daarbij zijn geen verschillen aan de dag getreden. De onvolkomenheid in het voorschottenbeheer heeft dus geen financiële gevolgen gehad.
95
Hebben de onvolkomenheden in het voorschottenbeheer geleid tot besluiten en/of uitgaven die zonder deze onvolkomenheden niet genomen zouden zijn? Zo ja, welke?
Nee, zie verder ook antwoord op vraag 94.
96
Hoe verklaart u de verschillen tussen de jaarrekeningen van de voormalige regionale politiekorpsen en de openingsbalans van de Nationale politie?
Zie antwoord 97.
97
Op welke wijze wordt er geanticipeerd op eventuele nadelige verschillen tussen de slotbalansen van de voormalige regionale politiekorpsen en de definitieve openingsbalans van de Nationale politie? Is er een schatting te geven hoe hoog deze frictiekosten zullen zijn?
De openingsbalans van de Politie komt tot stand op basis van de eindbalansen van de voormalige regionale politiekorpsen, het KLPD en de VTSPN. Op basis van deze gegevens vindt een consolidatie (het elimineren van onderlinge schulden en vorderingen) en harmonisatie (het zo veel mogelijk toepassen van uniforme waarderingsregels) plaats. Dat leidt primair tot een gewijzigd inzicht in de vermogenspositie van de Politie per 1 januari 2013. De openingsbalans zal worden getoetst door een externe accountant. De Algemene Rekenkamer heeft aangekondigd onderzoek te zullen doen naar de totstandkoming en de inhoud van de openingsbalans.
98
Op welke manier is gewaarborgd dat bij het inkoopbeheer van de Nationale politie geen overtredingen plaatsvinden van de Europese aanbestedingsregels zoals dit bij de voormalige regionale politiekorpsen meermaals is voorgekomen?
Het aantal Europees aan te besteden producten en diensten van de nationale politie is van een dusdanige omvang dat een meerjarige, gefaseerde en integrale aanpak nodig is om te komen tot een volledige rechtmatigheid. Hiervoor werkt de korpsleiding aan een integraal en meerjarig plan voor de verbetering van de inkoopfunctie van de nationale politie, waarbij gebruik wordt gemaakt van de ervaring die is opgedaan bij andere overheidsorganisaties.
Er wordt gelijktijdig gewerkt aan een transparante procedure voor het beoordelen van de rechtmatigheid en de doelmatigheid van Europese aanbestedingen. Hierin zal ik actief toezien op de voorbereiding en de uitvoering van Europese aanbestedingen en aanbestedingen die politiek/bestuurlijk gevoelig zijn. Verder wordt gewerkt aan het verbeteren van de interne organisatie, processen en kennis op het terrein van Europese aanbestedingen.
De rechtmatigheid van de aanbestedingen en de daaruit voortvloeiende uitgaven kunnen alleen worden geborgd wanneer een eenduidig bestelproces is ingericht waarbij alle bestellingen worden gedaan binnen het kader van rechtmatig afgesloten contracten. Momenteel wordt alles in werking gezet om rechtmatig in te kopen. Echter, de in het verleden onrechtmatig aangegane overeenkomsten kunnen doorwerking in de komende jaren hebben.
Het jaarverslag 2013 van de nationale politie zal inzicht geven in de omvang van eventuele rechtsmatigheidsfouten.
99
Op welke manier is gewaarborgd dat de Nationale politie in de uitvoering van haar taken de privacy-regels uit de Wet politiegegevens naleeft, aangezien dit bij menig voormalig regionaal politiekorps de afgelopen jaren problematisch was?
De Algemene Rekenkamer constateerde dat de Wet politiegegevens in 2012 nog steeds onvoldoende werd nageleefd. Opzet, bestaan en werking zijn nog niet WPG-proof en de mate waarin de verbeterpunten zijn opgevolgd, verschilt per korps, aldus de Algemene Rekenkamer.
In januari 2012 hebben alle korpsen een actieplan opgesteld, waarbij gelet op de vorming van de nationale politie is gekozen voor een landelijke aanpak. In de verbeterplannen zijn de aanbevelingen van de Departementale Auditdienst (DAD) verwerkt. De realisatie werd aangestuurd door de kwartiermaker nationale politie en sinds 1 januari 2013 uiteraard door de korpsleiding van de (nationale) politie. De verbeterplannen zijn in april 2013 succesvol afgerond.
Dit betekent niet dat de WPG nu volledig is geïmplementeerd. Wel heeft het implementatieproces door de invoering van de nationale politie een sterke impuls gekregen. Onder centrale aansturing door de korpsleiding fungeert een projectstructuur waarin een landelijk projectleider intensief samenwerkt met de implementatiemanagers bij de eenheden. Werkprocessen worden op uniforme wijze ingericht, waar mogelijk ondersteund door borgende ICT, en doorlopend gemonitord. Deze nieuwe (iteratief planmatige) werkwijze leidt tot een substantiële voortgang op het vlak van de implementatie van de WPG, en tot verbetering van de naleving van privacyregels door de politie.
Daarnaast wordt de WPG momenteel geëvalueerd. Deze evaluatie bevindt zich in een vergevorderd stadium en zal medio 2013 zijn afgerond. Uiteraard zullen de aanbevelingen uit het op te leveren evaluatierapport worden meegenomen in het implementatietraject. Als eindverantwoordelijke voor het beheer van de politie zal de minister van VenJ dit nauwgezet volgen en waar nodig gebruik maken van zijn aanwijzingsbevoegdheid.
Over zowel de uitkomsten van de WPG-evaluatie als de voortgang van de WPG-implementatie zal uw Kamer spoedig worden geïnformeerd.
100
Wordt er voortaan een eenduidige definitie gehanteerd van de pakkans? Zo ja, welke definitie zal worden gehanteerd: de verdachtenratio of het ophelderingspercentage?
Met inachtneming van hun precieze betekenis volgens het CBS kan soms beter het ophelderingspercentage worden gehanteerd (het percentage misdrijven waarvan tenminste één verdachte bij de politie bekend is), en soms is de verdachtenratio meer geschikt (het aantal personen dat verdacht wordt van het plegen van een door de politie geregistreerd misdrijf ten opzichte van het totaal geregistreerde misdrijven). Uit hun definitie blijkt overigens dat deze maten dicht bij elkaar liggen, en alleen op nuance van elkaar verschillen.
Overigens zal binnen het ministerie van VenJ een «gegevensautoriteit» er voor zorgen dat in de toekomst de definities van begrippen door de verschillende partners goed op elkaar aansluiten, opdat een helder beeld bestaat van de prestaties in de strafrechtsketen.
101
Welke genomen maatregelen hebben het meeste effect gehad op de gestegen pakkans?
Doordat aan de criminaliteit met een «high impact» prioriteit is gegeven, heeft de politie daar extra en gericht op ingezet. Dat leidde er toe dat meer verdachten van de desbetreffende misdrijven zijn aangehouden.
102
Waardoor is de stijging van de verplichtingen bij de politie precies gestegen? Waarom heeft de vorming van de nationale politie tot stijging van de verplichtingen geleid?
De stijging van de verplichtingen in 2012 ten opzichte van de begroting wordt verklaard door verschillende wijze van het vastleggen van verplichtingen in de administratie van de financiering van departementsonderdelen (KLPD en VtsPn) en van de politieregio’s. De verplichtingenrealisatie 2012 betreft de in 2012 aangegane verplichtingen van de KLPD en de VtsPn voor het jaar 2012 en de aangegane verplichting voor 2013 van de (gehele) nationale politie, inclusief de voormalige onderdelen KLPD en de VtsPN.
103
Hoe gaat u de extra kosten dekken? Welk effect hebben deze extra kosten op het aantal fte’s?
De stijging van de verplichtingen in 2012 t.o.v. de geraamde verplichtingen wordt verklaard door het opgaan van het KLPD en de VtsPn in de nationale politie. Dit heeft geen budgettair kaseffect. Er zijn geen extra kosten waardoor dit ook geen effect heeft op het aantal fte’s.
104
Kan de stijging van het aantal woninginbraken met 3% tot 91.583 worden verklaard? Wat zal worden gedaan om dit terug te dringen?
Nee, er is geen wetenschappelijk onderzoek naar de recente stijging van woninginbraken beschikbaar. Wel is veel onderzoek gedaan naar de effectiviteit van maatregelen. Die kennis is nog steeds toepasbaar.
Duidelijk is dat de mogelijkheden tot preventie onderbenut blijven. Positief is dat het aantal door de politie aangehouden verdachten van een woninginbraak is toegenomen.
De aanpak van woninginbraken wordt de komende tijd sterk geïntensiveerd. De Politie en het OM hebben hierover afspraken gemaakt, waarbij de focus ligt op het verhogen van de pakkans, het afpakken van crimineel vermogen ter vergoeding van schade aan het slachtoffer en een zorgvuldige bejegening van het slachtoffer. Hiernaast zal er extra inzet op preventie plaatsvinden, omdat preventie op lokaal niveau cruciaal is voor een afname van het aantal woninginbraken. In de driehoek maken bestuur, OM en de politie afspraken over wat lokaal de beste aanpak is.
105
Waarop is de verwachting gebaseerd dat de opgelopen achterstand in productiviteitswinst van 400 fte in een jaar tijd kan worden ingelopen bovenop de al staande, vorig jaar niet gerealiseerde, doelstelling?
Zie vraag 112.
106
Hoe zal deze 1400 fte aan productiviteitswinst in 2013 naar verwachting worden geboekt?
Zie vraag 112.
107
Wat voor ICT-problemen liggen er ten grondslag aan het niet behalen van de doelstelling van 1000 fte productiviteitswinst? Wanneer is de verwachting dat eerder gestelde doelstelling wel gehaald wordt?
Veel maatregelen voor administratieve lastenvermindering vergen aanpassing van de huidige informatievoorziening. Gelijktijdig wordt in het kader van het Aanvalsprogramma Informatievoorziening Politie gewerkt aan het borgen van de continuïteit van de informatievoorziening en het leggen van het fundament van de toekomstige informatievoorziening. Borging van de continuïteit, aanpassing van de bestaande informatievoorziening en vernieuwing van de toekomstige informatievoorziening moeten plaatsvinden binnen beperkte capaciteit en financiën. Borging van de continuïteit heeft daarbij de hoogste prioriteit.
108
Zijn de doelstellingen van het Actieprogramma Bureaucratie Politie: minder regels, meer op straat nog steeds realistisch? Is er reden om deze aan te passen? Hoe wordt de resterende productiviteitswinst van 400 fte gehaald en op welke termijn? Worden extra tegenvallers verwacht in verband met ICT-problemen? Zo nee, waar is deze verwachting op gebaseerd?
Zie vraag 112.
109
Betekent het feit dat van de beoogde tussendoelstelling om 1.000 fte maar 600 fte is behaald dat het doel om eind 2014 een totale productiviteitswinst van 5.000 fte te hebben gerealiseerd, niet meer kan worden gehaald? Zo ja, wat wordt die nieuwe doelstelling per eind 2014?
Zie vraag 112.
110
In hoeverre is het doel om de administratieve lasten bij de politie met 25% terug te dringen, gerealiseerd? Op welk percentage kwam het ministerie uit in 2012?
Zie vraag 112.
111
Hoe zal de doelstelling van 25% worden bereikt, gezien het feit dat in 2012 nog maar 600 van de 1.000 fte gerealiseerd was?
Zie vraag 112.
112
Op welke wijze is er een bijdrage geleverd aan het verminderen van regeldruk voor politieprofessionals?
In de voorgangsrapportage van het Actieprogramma «Minder regels meer op straat» (Kamerstuk 29 628 nr. 391) is aangegeven positieve verwachtingen te hebben ten aanzien van het realiseren van de tussendoelstelling voor 2013 alsmede de doelstelling voor 2014. Ook heb ik aangegeven de achterstand van 2012 in 2013 in te lopen. De 1.400 fte productiviteitswinst in 2013 waar in vraag 106 over wordt gesproken herken ik overigens niet (dit moet 2.400 fte zijn). De doelstelling 25 procent minder administratieve lasten voor de politie te realiseren eind 2014 blijft van kracht. De doelstelling betekent 5000 fte productiviteitswinst in 2014.
In 2012 is onnodige bureaucratie opgeruimd door maatregelen als, «Gevonden voorwerpen», «Afhandeling van overtredingen van art. 8 WvW (rijden onder invloed)» en «Werkwijze ten aanzien van opgevoerde bromfietsen». Deze additionele maatregelen zijn inmiddels (nagenoeg) geheel gerealiseerd en de maatregelen zijn extern door bureau Significant gevalideerd. De realisatie van 605 fte in 2012 bedraagt drie procent in plaats van vijf procent (1.000 fte).
Naast een aantal kleinere maatregelen worden in 2013/2014 ter vermindering van onnodige bureaucratie maatregelen ingevoerd als de realisatie van gezamenlijke BOB-kamers (politie en OM) in alle arrondissementsparketten en eenheden van de politie, het doorvoeren van een andere werkwijze binnen de basisvoorziening capaciteitsmanagement (BVCM, managementsysteem van politie voor indeling en toedeling van personele capaciteit en urenverantwoording), de implementatie van Summ-It (geautomatiseerd systeem ter ondersteuning van opsporingsprocessen) als vervanging van de huidige Basisvoorziening Opsporing (BVO) en de Aangifte bij verzekering (afspraken om de nu verplichte aangifte bij politie via verzekeringsmaatschappijen te laten lopen).
In 2013 zijn het vooral maatregelen waardoor het politiewerk slimmer kan worden uitgevoerd die de productiviteitswinst zullen opleveren waarmee ik de tussendoelstelling kan realiseren. Het gaat dan bijvoorbeeld om BVI-IB (Basisvoorziening informatie – integrale bevraging) en het uitrusten van de diender met een smartphone, waarmee de integrale bevraging ook op straat plaats kan vinden. Met het digitale systeem BVI-IB kan de politie in dezelfde tijd meerdere informatiesystemen tegelijkertijd bevragen. Andere onderwerpen waaraan in 2013 wordt gewerkt zijn direct betalen op straat en de vereenvoudiging van het opvragen van bancaire gegevens door de politie.
In dat verband wordt ook bezien welke bijdrage direct betalen op straat kan leveren aan minder administratieve handelingen voor de politie.
Tevens wordt thans reeds zowel nieuwe als bestaande wet- en regelgeving van Veiligheid en Justitie structureel getoetst op (onnodige) lastenverzwaring voor de politie. Daarop volgend zal ook de voor de politie meest bezwarende regelgeving van andere departementen onder de loep worden genomen.
Het Actieprogrammaplan Administratieve lastenvermindering van de nationale politie zich op het verminderen van de regeldruk binnen de politieorganisatie door minder, eenvoudiger en slimmere informatiehandelingen. De doelstelling is dat politiemedewerkers merkbaar meer professionele ruimte ervaren en het presterend vermogen van de politie wordt verhoogd. Om dit te bereiken worden projecten in de operatiën en de bedrijfsvoering uitgevoerd om de overbodige administratieve lasten in de politieprocessen op te ruimen en worden nieuwe (innovatieve) werkwijzen gerealiseerd. Daarnaast wordt gewerkt aan het verminderen van de verantwoordingslasten voor de politie en worden onderliggende oorzaken voor de administratieve lastendruk binnen de politie aangepakt. Hiertoe wordt onder meer geïnvesteerd op bewustwording bij leidinggevenden en medewerkers en beïnvloeding van de cultuur en leiderschap.
Hiermee wordt aangesloten bij de kabinetsbrede aanpak om de «minder meetbare maar meer merkbare regeldruk» te verminderen in vijftien regeldichte sectoren waar de politie er één van is. Bewaken van dit traject gebeurt in de ministeriële commissie versterking publieke belangen onder voorzitterschap van de MP waar ik lid van ben.
113
Hoe komt het dat nog steeds 24,7% van de identiteitsonderzoeken niet aan de afgesproken kwaliteitseisen voldoet? Welke consequenties heeft dit voor betrokken vreemdelingen? Hoe zal dit verbeterd worden? Op welke manier speelt het wetsvoorstel over de uitbreiding van het vreemdelingentoezicht (Kamerstuk 32 528 ) een rol hierbij?
Voor 2012 was de doelstelling dat 83% van de in de PSH-V geregistreerde identiteitsonderzoeken voldeed aan de afgesproken kwaliteitseisen. In 2012 voldeed 85,3% van de identiteitsonderzoeken aan de kwaliteitseisen. Het door u genoemde percentage in uw eerste vraag herken ik niet.
Met deze doelstelling wordt beoogd de activiteiten van de politie om tot identiteitsvaststelling te komen zo volledig mogelijk te laten plaatsvinden.
Voor beantwoording van de tweede vraag, welke consequenties dit heeft voor de betrokken vreemdeling, is het volgende van belang. De kwaliteitseisen hebben niet op de identiteitsvaststelling zelf betrekking, maar op de verschillende geregistreerde stappen in het identificatieproces. Als een stap in dit proces wordt gemist betekent dit dus niet dat de juiste identiteit niet kan worden vastgesteld. Als bijvoorbeeld niet is geregistreerd dat de vingerafdrukken zijn afgenomen, kan op basis van raadpleging van diverse systemen wel de identiteit zijn vastgesteld.
Het wetsvoorstel uitbereiding toezichtsbevoegdheden heeft ten doel de mogelijkheden te vergroten om tot identiteitsvaststelling te komen. Als de politie door middel van het doorzoeken van zaken, of in de woning waar de vreemdeling is staande gehouden, bijvoorbeeld het paspoort van de vreemdeling aantreft, zal daardoor het aantal te verrichten handelingen in het kader van het identiteitsonderzoek afnemen. De verwachting is daarom dat het percentage geregistreerde identiteitsonderzoeken dat voldoet aan de afgesproken kwaliteitseisen daardoor zal stijgen.
114
Is de voor 2012 gestelde doelstelling dat alle naar het OM verzonden processenverbaal met een niet-Nederlander als verdachte worden voorzien van een vreemdelingennummer behaald? Waar wacht de implementatie van fase 3 Progis nog op en op welke termijn wordt er in de automatische toekenning van v-nummers voorzien?
De doelstelling om 100% van de niet-Nederlandse verdachten in een proces verbaal verzonden aan het OM te voorzien van een Vreemdelingennummer (V nr) geldt voor 2013 en niet voor 2012. In 2013 zullen deze resultaten worden gemonitord. Wel heeft de Task Force VRIS (vreemdelingen in de Strafrechtketen) er in 2012 voor gezorgd dat alle relevante partners nieuwe instructies hebben gekregen waarin expliciet staat vermeld dat een v-nummer moet worden toegekend. Ook is het protocol VRIS op dit punt gewijzigd.
Onderdeel van Progis fase 3 is de oplevering van de Keten Indentificatie Module (KIM). Met het KIM systeem wordt de politie o.a. in staat gesteld geautomatiseerd de koppeling te leggen tussen het Strafrechtketennummer (SKN) en het V nr. Deze koppeling wordt alleen dan gelegd wanneer een verdachte van een VH waardig feit voor de Progis-zuil door de politie wordt geïdentificeerd en deze verdachte over een door de vreemdelingenketen toegekend V-nummer beschikt. Indien een bij de strafrechtketen binnen gekomen vreemdeling nog niet met een vreemdelingennummer bekend is in de Basis Voorziening Vreemdelingen (BVV), dan kan deze ook met behulp van biometrie geregistreerd worden in de BVV en wordt een vreemdelingennummer toegekend waarna dit nummer met het strafrechtketennummer wordt gekoppeld.
Het KIM-systeem wordt aan de Progis toegevoegd zodra de betrouwbaarheid ervan via testen is vastgesteld. Het testen van het KIM-systeem start volgens planning dit jaar na de zomer. Vooruitlopend op deze definitieve oplossing tot automatische koppeling is in augustus 2012 als tussenoplossing gekozen voor een tijdelijke koppeling SKN en het V nr. van personen waar een V nr. van bekend is.
115
Wanneer is de aanbesteding van de nieuwe holsters afgerond?
De definitieve gunning voor de nieuwe politieholsters heeft 12 februari 2013 plaatsgevonden. De aanbesteding is daarmee afgerond en de eerste leveringen hebben inmiddels plaats gevonden.
116
Voldoet het geboden financiële kader op de eisen van de Algemene Rekenkamer? Hoe wordt de betaalbaarheid van de politiecapaciteit gegarandeerd als deze boven de afgesproken 49.500 fte zit? Wat gaat de regering doen als het budget van de nationale politie volgend jaar de begroting overstijgt? Welk effect heeft dit voor het beleid en de uitvoering?
Zoals eerder gemeld heb ik over 2013 een sluitende begroting vastgesteld. Tegelijkertijd heb ik daarbij behorende sluitende meerjarenramingen vastgesteld. Ik heb uw Kamer over beide zaken geïnformeerd. De begroting voor 2013 en de daarbij behorende meerjarenramingen gaan uit van een operationele sterkte die tijdelijk hoger is dan 49.500 fte. Op dit moment wordt gewerkt aan de begroting voor 2014, met de daarbij behorende meerjarenramingen. Ik zal, in het kader van de begroting van mijn departement over 2014, deze stukken aan uw Kamer voorleggen. De ARK doet onderzoek naar de openingsbalans van de politie. Als ik het betreffende rapport heb ontvangen zal ik daar een standpunt over bepalen. Het lijkt mij niet opportuun daar op vooruit te lopen.
117
Wanneer kan de Kamer het transitieakkoord nieuwe meldkamerorganisatie verwachten? Op welke manier kan de Kamer hier indien gewenst nog invloed op uitoefenen?
Zie vraag 122.
118
Wat wordt precies bedoeld met «de beschikbare ICT-capaciteit is ingezet op het borgen van de continuïteit en stabiliteit van de informatievoorziening» als belangrijke oorzaak voor de achterblijvende resultaten op het gebied van administratieve lastenvermindering?
Veel maatregelen voor administratieve lastenvermindering vergen aanpassing van de huidige informatievoorziening. Gelijktijdig wordt in het kader van het Aanvalsprogramma Informatievoorziening Politie gewerkt aan het borgen van de continuïteit van de informatievoorziening en het leggen van het fundament van de toekomstige informatievoorziening. Borging van de continuïteit, aanpassing van de bestaande informatievoorziening en vernieuwing van de toekomstige informatievoorziening moeten plaatsvinden binnen beperkte capaciteit en financiën. Borging van de continuïteit heeft daarbij de hoogste prioriteit.
119
Wat wordt precies bedoeld met «de ratio is geoperationaliseerd en vanaf nu reproduceerbaar uit de politiesystemen»?
In juni 2012 is de heterdaadratio vastgesteld als het aantal heterdaadaanhoudingen / totaal aantal misdrijven met slachtoffer. Vanaf dat moment wordt het ook geregistreerd in de politiesystemen.
120
Wat zijn precies de kosten die gepaard gaan met de getroffen maatregelen om het aantal vrijwilligers bij de politie te vergroten?
Antwoord vraag 6 en 120:
In de begroting van de nationale politie zijn bedragen opgenomen die zijn gebaseerd op jaarlijkse stijging van het aantal politievrijwilligers tot 5.000 in 2015. Daarbij is een gemiddeld tarief van € 1.300,- per politievrijwilliger gehanteerd. Het betreft hier met name de vergoeding voor de inzeturen van de politievrijwilliger.
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
|
---|---|---|---|---|---|
Vrijwillige politie |
4.469 |
5.281 |
6.094 |
6.500 |
6.500 |
In de decembercirculaire voor de Politieacademie is de financiering voor de werving en selectie van executieve vrijwilligers voor het jaar 2013 geregeld.
121
Hoe wordt de forse toename van drugsoverlast verklaard?
De in het Jaarverslag 2012 gepresenteerde ontwikkeling in drugsoverlast voor de periode 2010–2012 op basis van de uitkomsten van de Integrale Veiligheidsmonitor (IVM) mogen niet geïnterpreteerd worden als dat de drugsoverlast daadwerkelijk fors toegenomen is.
Aangezien de in de IVM gerapporteerde stijging van drugsoverlast met 16% tussen 2010 en 2012 niet significant is, is de facto de drugsoverlast onder de bevolking gelijk gebleven. Hieronder wordt dit toegelicht.
In het Jaarverslag 2012 is in een tabel voor een zestal indicatoren op het gebied van overlast en onveiligheidsgevoelens aangegeven hoe die zich hebben ontwikkeld in de periode 2010–2012. De door burgers waargenomen drugsoverlast laat in deze tabel een stijging zien van 16%. Wel is bij de toelichting op deze tabel aangegeven dat deze ontwikkeling niet significant is, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de daling van jongerenoverlast van -12% die wel significant is.
De in het Jaarverslag 2012 beschreven ontwikkeling van drugsoverlast is gebaseerd op onderstaande gegevens van de metingen in 2010, 2011 en 2012 van de Integrale Veiligheidsmonitor die in onderstaande tabel zijn weergegeven. Hieruit blijkt dat in 2010 4,8% van de respondenten aangaf dat drugsoverlast in hun buurt vaak voorkomt en dat in 2012 5,5% van de respondenten dit aangaf. Gekeken naar de ontwikkeling betekent dit dat het aandeel respondenten dat vaak drugsoverlast rapporteert in 2012 15% hoger was dan het aandeel respondenten in 2010.
Buurtprobleem drugoverlast (bron: IVM/CBS) |
2010 |
2011 |
2012 |
---|---|---|---|
Percentage bevolking dat aangeeft dat «drugsoverlast vaak voorkomt» in de eigen buurt |
4,8% |
4,9% |
5,5% |
Betrouwbaarheidsmarge |
+/- 0,3% |
+/- 0,2% |
+/- 0,7% |
Om zeker te weten of een stijging of daling die zich in een bepaalde periode voordoet in de enquêtecijfers ook wijst op een daadwerkelijke stijging of daling binnen de hele bevolking moet die ontwikkeling significant zijn. Een stijging of daling tussen jaar x en jaar y is significant als de betrouwbaarheidsintervallen van beide jaren elkaar niet overlappen. Overlappen de betrouwbaarheidsintervallen elkaar wel dan is die ontwikkeling niet significant en is er de facto geen sprake van een stijging of daling maar van gelijk blijven. Gekeken naar de cijfers uit de IVM blijken de betrouwbaarheidsintervallen voor drugsoverlast in 2010 (4,5%-5,1% van de bevolking) en 2012 (4,8%-6,2% van de bevolking) elkaar te overlappen. Er is dus sprake van een niet significante ontwikkeling en dus moet de conclusie zijn dat de drugsoverlast zoals ervaren door de bevolking gelijk is gebleven.
Voor de zomer kom ik met een kwantitatief beeld over 2013 met betrekking tot drugsgerelateerde overlast. Ik verwijs u voor dit onderwerp verder naar het antwoord op vraag 15.
122
Waarom is er sprake van een vertraging in de besluitvorming omtrent de ontwikkeling van de nieuwe meldkamerorganisatie?
Een concept transitieakkoord is opgesteld door vertegenwoordigers van het ministerie van VenJ, het ministerie van Defensie, het ministerie van VWS, de politie, Ambulance Zorg Nederland en het Veiligheidsberaad. Het conceptakkoord wacht thans nog op instemming van de gezamenlijke veiligheidsregio’s en Ambulance Zorg Nederland. Het gaat hierbij om een complex traject waarbij veel partijen betrokken zijn. Met het oog op het welslagen van de vorming van de landelijke meldkamerorganisatie en het behalen van de daarmee te behalen taakstelling acht ik bestuurlijk draagvlak van groot belang.
Ik verwacht nog voor de zomer te komen tot ondertekening van het transitieakkoord ten behoeve van de vorming van de landelijke meldkamerorganisatie en zal de Kamer daarover, zoals toegezegd, informeren.
De vorming van de landelijke meldkamerorganisatie vereist wijziging van in ieder geval de wet veiligheidsregio’s. Gedurende de parlementaire behandeling van de voor de vorming van de landelijke meldkamerorganisatie benodigde wet- en regelgeving is uw Kamer in de gelegenheid haar zienswijze te geven.
123
Wat zijn de precieze financiële bijdragen die geleverd zijn aan het juridisch onderzoek om het verrekenen van kosten van het nodeloos uitrukken mogelijk te maken? Welke instantie voert dit onderzoek uit?
De Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding heeft van het ministerie van Veiligheid en Justitie € 25.000,- ontvangen voor dit onderzoek. De universiteit van Utrecht heeft het onderzoek uitgevoerd.
124
Wanneer is de voorgenomen vervanging van de Basisvoorziening Opsporing door Summ-IT gepland?
Volgens de huidige planning zal Summ-IT op 1 juli 2014 volledig in gebruik zijn genomen, waaronder de conversie van de gegevens van de Basisvoorziening Opsporing naar Summ-IT en de afstoting van de Basisvoorziening Opsporing.
125
Hoe kunnen de verplichtingen gestegen zijn in tabel op blz. 109 terwijl de kosten op alle onderdelen zijn meegevallen?
Aangegane verplichtingen kunnen een jaaroverlopende kasraming hebben. Dit betekent dat een verplichting die (bijvoorbeeld) is aangegaan in 2013 leidt tot uitgaven in 2014. In deze systematiek van de begrotingsboekhouding is het dus mogelijk dat er op het verplichtingenbudget een overschrijding is (gestegen) en dat er op het uitgavenbudget een onderschrijding is (kosten zijn meegevallen). Er is dus geen directe relatie tussen de meevaller in de uitgaven en de toegenomen verplichtingenstand.
126
Waarom sluiten de kosten van het kerndepartement niet aan in de tabellen op blz. 109 en 110?
Dit betreft een afrondingsverschil.
127
Waarom is er een onzekerheid van € 24 miljoen op artikel Apparaatsuitgaven Kerndepartement?
Op basis van de controle is een correctie aangebracht op de verantwoorde Apparaatsuitgaven Kerndepartement van € 24 miljoen. Omdat de controleperiode beperkt was, heeft de auditdienst eenzelfde bedrag aan onzekerheid opgenomen.
128
Wat zijn de precieze fouten die ten grondslag liggen aan de € 40.627.000, hetgeen een overschrijding betekent van 29% van de tolerantiegrens aan fouten van € 31.350.000?
In onderstaande tabellen vindt u de gevraagde uitsplitsing in percentages van het totaal aan fouten.
Personele uitgaven |
15,7% |
Europese aanbesteding |
68,2% |
Materiële uitgaven |
5,2% |
Fouten in balansposten |
11,0% |
100,0% |
CJIB |
15,8% |
DJI |
61,7% |
KLPD |
10,0% |
JUSTIS |
2,0% |
GDI |
7,6% |
NFI |
2,9% |
100,0% |
129
Heeft aansprakelijkstelling plaatsgevonden in het kader van de problemen met Leonardo?
Nee, de problemen met Leordo kennen systeemtechnische en organisatorische achtergronden. Voor het oplossen van de problemen is een breed verbeterplan opgesteld, waarbinnen het departement en de leverancier van de software zijn eigen verantwoordelijkheid neemt.
130
Wat voor tekortkomingen hebben geleid tot efficiencyproblemen bij de controles door de Departementale Auditdienst?
De tekortkomingen in het financieel beheer hebben geleid tot een vertraagde en deels extracomptabele opstelling van de jaarrekening 2012. Dit leidde tot meer controlewerkzaamheden door de Departementale Auditdienst.
131
Wat is de oorzaak dat verbeterplannen van DJI niet hebben kunnen voorkomen dat zich een kleine toename van onregelmatigheden heeft voorgedaan ten opzichte van 2011?
In 2012 is een verbeterplan opgesteld ter verbetering van het inkoopbeheer bij DJI. Dit plan beschrijft stappen voor de structurele verbetering van het inkoopbeheer. Nog niet alle beheersmaatregelen uit het verbeterplan waren ultimo 2012 volledig geïmplementeerd en van sommige beheersmaatregelen zijn effecten pas na verloop van tijd zichtbaar.
Na de afloop van oude contracten, waar destijds onregelmatigheden zijn geconstateerd, zal het beeld verder verbeteren.
Daarnaast geldt voor een aantal onrechtmatige uitgaven dat deze niet door DJI beïnvloedbaar zijn. Zo zijn er fouten geconstateerd in VenJ brede aanbestedingen en interdepartementale aanbestedingen. Hiervan slaat een deel neer bij DJI.
132
Wat is uw reactie op de uitspraak van de Raad voor de rechtspraak dat de benodigde tijd moet worden genomen voor rechtszaken, ook indien die meer is dan uiteindelijk begroot? Hoe wordt dan tijdig voorkomen dat de werkvoorraad en de doorlooptijden oplopen?
De begrote tijd voor een rechtszaak is enkel een rekenmethode om te kunnen komen tot bekostiging van de rechtspraak. Het budget wordt wel op basis van afgesproken prijzen bepaald, maar er is geen reden die prijzen te hanteren als normen voor een tijdbesteding voor iedere individuele zaak.
133
Wat is de verklaring voor de uitbreiding van capaciteit in het gevangeniswezen?
De uitbreiding van de capaciteit in het gevangeniswezen is opgenomen bij de mutaties in de Rijksbegroting 2013 Veiligheid en Justitie. Zo was eind 2011 al duidelijk, op grond van de instroom in het gevangeniswezen en het bezettingspercentage, dat er in 2012 circa 250 detentieplaatsen meer nodig waren dan conform de Rijksbegroting 2012 was voorzien. De beschikbare capaciteit is derhalve in 2012 met circa 250 plaatsen ten opzichte van de stand Begroting 2012 verhoogd. Zie ook antwoord op vraag 54.
134
Wat is de verklaring voor de groei van de forensische zorg in strafrechtelijk kader?
De ramingen voor forensische zorg zijn gebaseerd op historische gegevens over de gezondheidszorg van het CBS. Voor de gezondheidzorg blijkt de groei jaarlijks circa 6% te zijn geweest. De vraag naar forensische zorg laat een overeenkomstige stijging zien voor zowel intramurale inkoopplaatsen als ambulante zorg. Voor een deel vindt er substitutie plaats met de Tbs-capaciteit, waar het aantal opleggingen al enige tijd een daling laat zien.
135
Wat wordt precies bedoeld met «de neerwaartse ontwikkeling van de detentiecapaciteit van DJI»?
De afname van Rijkspersoneel is grotendeels het gevolg van de afname van capaciteitsplaatsen bij DJI als geheel en de bezettingsgraad in justitiële inrichtingen en toename van detentievarianten als meerpersoonscellen, waarvoor een lager personeelsratio geldt.
136
Kan het positieve verschil worden verklaard tussen de begrote 91,3% en gerealiseerde 59% bezettingsgraad in vreemdelingenbewaring? Hoe komt het dat de bezettingsgraad in 2011 bijna 13% hoger was? Is dit puur de inzet van alternatieven? Zo ja, welke en op welke manier wordt het gebruik hiervan op dit moment gestimuleerd?
De bezetting binnen de vreemdelingenbewaring is in 2012 gedaald naar 59% als gevolg van het afnemend aantal vreemdelingen dat in het kader van het politieel binnenlands vreemdelingentoezicht in bewaring wordt gesteld.
Dat de bezettingsgraad in 2011 13% hoger was is niet puur toe te rekenen aan de inzet van alternatieven. Er zijn verschillende oorzaken hiervoor aan te wijzen waaronder in elk geval de ontwikkelingen rond het Mobiel Toezicht Veiligheid, de implementatie van de Terugkeerrichtlijn en jurisprudentiële ontwikkelingen rond het zicht op uitzetting van enkele herkomstlanden. Naar verwachting vormt de inzet van alternatieven slechts een zeer beperkte verklaring voor deze cijfermatige ontwikkeling.
137
Waarom staan de inning- en afdoeningspercentages onder druk?
Het onder druk staan van de inning- en afdoeningspercentages is in algemene zin mogelijk te verklaren door verminderde bestedingsruimte en toenemende schuldenproblematiek bij de burger in Nederland. Meer specifiek is het aantal zaken van onverzekerd rijden (art. 30Wam) dat administratiefrechtelijk wordt afgedaan in 2012 zeer sterk toegenomen. Dit betreft een categorie hogere boetes. Juist van hogere boetes is het inning- en afdoeningspercentage lager. Dit laatste ook, omdat ingeval van artikel 30Wam veelvuldig in bezwaar (en beroep) wordt gegaan.
138
Geeft het NFI prioriteit aan binnenlandse klanten als bijvoorbeeld de werkvoorraad oploopt? Zo nee, waarom niet? Of wordt dan hulp ingeschakeld van particuliere onderzoeksbureaus?
Bij de uitvoering van zijn drie kerntaken levert het NFI producten of diensten aan zijn primaire opdrachtgevers Openbaar Ministerie en politie.
Het NFI wordt voor deze kerntaken gefinancierd door het ministerie, waarna op basis van dit budget concrete afspraken worden gemaakt tussen het Openbaar Ministerie en politie en het NFI middels een service level agreement.
Het NFI geeft prioriteit aan de uitvoering van afspraken die over de beschikbare capaciteit zijn gemaakt met politie en Openbaar Ministerie in service level agreements.
Het type betalende klanten waarvoor het NFI mag werken is beperkt tot de in de Regeling Taken NFI genoemde afnemers. Diensten of producten die aan deze betalende klanten worden geleverd, mogen niet van invloed zijn op het realiseren van productieafspraken met de bestaande primaire opdrachtgevers.
Bij tekortschietende capaciteit overlegt het NFI met de opdrachtgever over de te maken keuzes bij de behandeling van de aangedragen zaken. Indien een aanvraag in principe valt binnen de capaciteit die in een service level agreement is afgesproken, maar tijdelijk niet beschikbaar is, besteedt het NFI bij gebleken spoed werkzaamheden uit bij een particulier onderzoeksbureau.
139
Zou, aangezien de kostprijs voor OM-afdoening is gestegen doordat er nog sprake is van handmatig vereiste inzet om het product te verwerken, een digitale oplossing tijd en daarmee geld kunnen besparen?
140
Wat verklaart de gestegen kosten uit opheffingen inzake wet wapens en munitie blz. 143 en wat verklaart de langere duur van de verstrekking?
De oplopende doorlooptijden en kosten van de ontheffingen hebben mede te maken met de invoering van het beleid rondom airsoftwapens (veldslag simulatiesport). Als gevolg hiervan was het noodzakelijk om beleid te formuleren en mensen in te werken op dat beleid wat incidenteel capaciteit heeft gekost. Voor wat betreft de airsoftwapens is nu het beleid duidelijk en daarbij is de kennis bij meerdere personen aanwezig, zodat de kosten en duur weer tot het normale niveau kan worden teruggebracht.
141
Waarom is de tevredenheid van opdrachtgevers met projecten en cursisten niet opgenomen in het klanttevredenheidscijfer?
GDI voert tweejaarlijks een klanttevredenheidsonderzoek uit onder ruim 4.000 klanten, waarin diverse aspecten van de dienstverlening van GDI aan de orde komen, die voor elke klant van toepassing zijn.
In 2012 zijn er maar 8 gebruikerstrainingen geweest. De gemiddelde waardering daarvoor was een 7,8.
De projecten zijn niet met een cijfer, maar alleen kwantitatief met behulp van (tussentijdse) project evaluaties beoordeeld. De gemiddelde waardering was «voldoende/tevreden». In de jaarrapportage heeft GDI er voor gekozen om deze beperkte cijfers en kwantitatieve waardering niet te vermengen met het algehele klant beeld, afkomstig uit het klanttevredenheidsonderzoek.
142
Wat is de noodzaak van de grote hoeveelheid aan externe inhuur door het ministerie en de daarmee gepaard gaande hoge kosten? Waarom is er vier keer ingehuurd voor een uurtarief dat de gestelde norm uit de motie-De Pater overschrijdt?
In 2012 is een bedrag van ruim € 191 mln. uitgegeven voor de inhuur van externen, wat gelijk is aan 8,73% van de totale personele uitgaven. Deze inzet van externen betreft voor een groot deel uitzendkrachten die tijdelijk of vanwege piekwerkzaamheden assisteren bij het primair proces van taakorganisaties; daarnaast gaat het om specialistische inzet in gevallen waar bepaalde expertise niet voorhanden is. Er kan daarom niet gesteld worden dat inzet van externen in alle gevallen extra uitgaven betekent; enerzijds hoeft bepaalde expertise niet structureel aanwezig te zijn, terwijl anderzijds inzet van externen in pieksituaties goedkoper kan zijn dan de verwerving van meer medewerkers op structurele basis. Een afweging moet dus steeds worden gemaakt.
In enkele gevallen is een uurtarief boven de norm uit de motie-De Pater voorgekomen. In die gevallen is bij afsluiten van het contract te laat ingezien dat het tarief boven de norm uitkwam. Het is dan niet altijd meer mogelijk dit te corrigeren. Zo vroeg mogelijk in het traject wordt controle toegepast om nieuwe fouten te voorkomen.