Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State d.d. 8 februari 2013 en het nader rapport d.d. 13 maart 2013, aangeboden aan de Koningin door de minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 18 januari 2013, no.13.000082, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet in verband met de verruiming van de bevoegdheid van de burgemeester tot de inzet van cameratoezicht, met memorie van toelichting.
Het voorstel strekt ertoe een flexibele inzet van camera’s ten behoeve van de handhaving van de openbare orde mogelijk te maken. Daartoe wordt artikel 151c van de Gemeentewet aangepast, waarin thans het gebruik van vaste camera’s is geregeld.
De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt daarbij de volgende kanttekening.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 18 januari 2013, nr. 13.000082, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 8 februari 2013, nr. W03.13.0009/II, bied ik U hierbij aan.
Het ontwerp geeft de Afdeling advisering van de Raad van State aanleiding tot het maken van één inhoudelijke opmerking. De Afdeling geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal nadat daaraan aandacht zal zijn geschonken.
Het voorstel strekt ertoe een flexibele inzet van camera’s door de burgemeester mogelijk te maken. Naast het begrip flexibel cameratoezicht wordt in de memorie van toelichting het begrip mobiel toezicht gebezigd. Beide termen worden als synoniemen gebruikt.
Blijkens de toelichting is het doel van het voorgestelde flexibele/mobiele cameratoezicht om een gemakkelijke verplaatsing van de camera’s binnen een bepaald gebied ten behoeve van de handhaving van de openbare orde mogelijk te maken. Niet duidelijk is echter welke camera’s voor dat doel ingezet kunnen worden. Zo wijst ook de VNG erop dat op basis van het voorstel elke bestaande vorm van cameratoezicht mogelijk lijkt: zowel mobiele camera’s – dat wil zeggen gemakkelijk verplaatsbare – camera’s die een vaste plaats hebben (bijvoorbeeld bevestigd aan een lantaarnpaal) als echt mobiele camera’s (zoals in auto’s, op vliegende drones of op helmen van politiemedewerkers).2 Ook de Raad voor de rechtspraak wijst op de onduidelijkheid van de reikwijdte van de voorgestelde wettelijke regeling en stelt de vraag of bijvoorbeeld ook handcamera’s door de gemeentelijke toezichthouders, bijvoorbeeld vanuit een auto, ingezet kunnen worden.3 In reactie op het advies van de Raad op dit punt wordt in de toelichting gesteld dat het voorstel niet voorziet in technische voorschriften met betrekking tot de camera’s. Wel, zo stelt de toelichting, volgen er beperkingen uit de eis dat cameratoezicht altijd proportioneel dient te zijn.4
De Afdeling acht het van belang dat de reikwijdte van de voorgestelde regeling duidelijk is, zowel voor de gemeenten als voor de burgers. De toelichting wekt de indruk dat elk type camera’s ingezet kan worden mits aan de eis van proportionaliteit is voldaan.5 In de toelichting ware te verduidelijken of deze indruk juist is. Zo niet, dan adviseert de Afdeling toe te lichten welk type mobiele camera’s wel en welk niet onder de reikwijdte van het voorstel valt.
Naar aanleiding van het advies van de Afdeling is de memorie van toelichting aangevuld (zie paragraaf 4.1, midden; en paragraaf 7, tweede deel van de reactie op het advies van de VNG).
Aan de redactionele kanttekening van de Afdeling advisering van de Raad van State is gevolg gegeven.
Tot slot is van de gelegenheid gebruik gemaakt om in de memorie van toelichting enkele redactionele verbeteringen aan te brengen en om deze te actualiseren.
De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.
De vice-president van de Raad van State,
J.P.H. Donner
Ik moge U, mede namens mijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten
– De voorgestelde wijziging van het derde lid (nieuw) schrappen. Hetgeen wordt voorgesteld is reeds geregeld (Stb. 2012, 316).