Kamerstuk 33529-19

Verslag van een algemeen overleg

Gaswinning Groningen-veld


Nr. 19 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 28 maart 2013

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft op 14 februari 2013 overleg gevoerd met minister Kamp van Economische Zaken over:

  • de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 25 januari 2013 over Nieuwe inzichten met betrekking tot de effecten van gaswinning uit het Groningen-veld en de relatie met aardbevingen in de provincie Groningen (33 529, nr. 1);

  • de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 11 februari 2013 houdende stukken naar aanleiding van gedane toezeggingen in het algemeen overleg gaswinning Groningen-veld (33 529, nr. 2);

  • de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 14 februari 2013 houdende beantwoording schriftelijke vragen in het kader van gaswinning Groningen-veld (33 529, nr. 17).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Hamer

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Franke

Voorzitter: Hamer

Griffier: Franke

Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Hamer, Leegte, Jan Vos, Klever, Dik-Faber, Van Gerven, Agnes Mulder, Van Veldhoven en Klaver,

en minister Kamp van Economische Zaken, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

Aanvang 14.00 uur

De voorzitter: Ik open dit algemeen overleg. Ik heet van harte welkom de minister van Economische Zaken, de leden van de commissie, de mensen op de publieke tribune en degenen die van elders meekijken.

We zijn nu toe aan de derde termijn van dit belangrijke debat over de gaswinning. Hierna is een VAO gepland in de plenaire zaal waarbij moties ingediend kunnen worden. Daarmee maakt volgens mij de commissie optimaal gebruik van de mogelijkheid om dit onderwerp te bespreken.

Gelet op het grote aantal woordvoerders wil ik per fractie uitgaan van drie minuten spreektijd en één interruptie.

De heer Leegte (VVD): Voorzitter. Als je het in een boek zou lezen, zou het een ongeloofwaardig plot zijn. Aansluitend op de discussie de vorige week in deze Kamer over de relatie tussen aardgaswinning en bevingen, vond vervolgens een ongehoord aantal aardbevingen plaats. En toch is wat er gebeurde, stom toeval, domme pech. Tegelijkertijd verandert het niets aan de situatie. Nog steeds is niet uit te sluiten dat zwaardere aardbevingen kunnen plaatsvinden. Nog steeds hebben we onvoldoende informatie om daar iets zinnigs over te zeggen. Als politicus heb je dan de keuze; je kunt tegen elkaar opbieden over wie de gaskraan het meest durft dicht te draaien, waarmee je een daadkrachtige indruk maakt, maar het eerlijke verhaal is dat je geen flauw idee hebt of dat ook een oplossing is. Zeker is dat je met het terugdringen van de snelheid van winnen, de periode waarin de aardbevingen plaatsvinden, verlengt. Dus het is alsof je door de hond of door de kat gebeten wordt. Bovendien is het grote risico dat je willens en wetens neemt, dat door het aanblijven van de aardbevingen – die zullen blijven komen – het vertrouwen in de politiek nog verder afneemt. De andere keuze die je hebt, is om het eerlijke verhaal te vertellen. Het verhaal dat we de effecten niet kennen en dat we op dit moment niet weten wat we moeten doen om die effecten te minimaliseren. Het verhaal dat we verschillende belangen tegen elkaar moeten afwegen en dat het voorlopige resultaat van die afweging is, dat we aardgas zullen blijven winnen. Het verhaal dat er nog lange tijd aardbevingen zullen plaatsvinden in Groningen.

Maar bij het eerlijke verhaal hoort ook dat er twee echte oplossingen zijn. De ene oplossing is door de NAM geboden. Op voorspraak van de minister stelt de NAM namelijk 100 miljoen beschikbaar voor preventieve maatregelen. Deze maatregelen betreffen onder andere een inventarisatie om zo nodig zwakke gebouwen te verstevigen. Een beter bewijs dat de NAM haar verantwoordelijkheid neemt, kun je nauwelijks hebben. De andere oplossing is om zo snel mogelijk onderzoeken te starten en af te ronden. Het resultaat van die onderzoeken geeft inzicht in echt duurzame oplossingen, zodat Groningen weet waar het aan toe is. Wat mij betreft komen die onderzoeken in één keer naar de Kamer, zodat we in samenhang alle uitkomsten van het hele dossier kunnen behandelen en we tegelijkertijd een handelingsperspectief kunnen koppelen aan de uitslag. De minister heeft ons een overzicht gegeven van wanneer de verschillende onderzoeken zijn afgerond en heeft aangegeven dat hij zal proberen te zorgen dat die onderzoeken eerder klaar zijn dan gepland. Maar ook de minister kan geen ijzer met handen breken.

Tijdens de procedurevergadering de vorige week heb ik gezegd dat ik mij eraan ergerde dat naar mijn gevoel politiek bedreven werd over de rug van bezorgde mensen, maar eigenlijk gaat het mij vooral om de rolverdeling tussen de Kamer en de regering. Juist bij een emotioneel onderwerp waarover wij het vandaag hebben, past politiek leiderschap. Prudentie en het redeneren met een koel hoofd zijn van onschatbare betekenis voor de juiste uitoefening van politiek. Dan past het te luisteren naar de informatie uit de technische briefing. Natuurlijk zou ook ik willen dat we morgen bij wet pech en ongeluk de wereld uit kunnen amenderen, maar de realiteit is dat in onze complexe wereld nauwelijks snelle oplossingen beschikbaar zijn. Dan past het naar mijn overtuiging dat de Kamer duidelijke kaders stelt waarbinnen de regering kan opereren. Voor mij zijn die kaders dat er snel duidelijkheid komt voor de bevolking van Groningen, dat er niet gemarchandeerd wordt met de veiligheid van mensen, dat de schade adequaat wordt afgehandeld en dat er geen valse verwachtingen worden gewekt. Wat mij betreft krijg de minister de ruimte om binnen deze kaders zo snel mogelijk aan de slag te gaan.

De heer Van Gerven (SP): De heer Leegte creëert een hoop mist. Is het niet gewoon zo dat de VVD het geld boven de veiligheid van de mensen stelt? Het gaat natuurlijk om groot geld dat er verdiend wordt met gaswinning. De heer Leegte kan toch niet staande houden dat het Staatstoezicht op de Mijnen dat een zeer scherp advies heeft gegeven ...

De voorzitter: De interrupties moeten kort zijn. Dus een korte vraag graag.

De heer Van Gerven (SP): Op basis van het onderzoek dat is verricht heeft het Staatstoezicht op de Mijnen geadviseerd om vanwege de veiligheid de winning terug te brengen. Dan daalt het aantal bevingen en ook het aantal grote aardbevingen. Is de VVD het eens met dat advies of heeft zij dat niet gezien?

De heer Leegte (VVD): Natuurlijk vraagt ook de VVD zich af hoe D66 het gat gaat dichten dat ze schiet in de begroting met het voorstel om de aardgaswinning met 20% terug te brengen. Belangrijk in dit verband is te memoreren dat het KNMI zegt dat het onduidelijk is wat de correlatie is met de zwaarte van de aardbevingen. Zowel het KNMI als het Staatstoezicht op de Mijnen geeft aan dat bij vermindering van gaswinning, de periode tussen de aardbevingen langer duurt. Dus de keuze is: heb je in vijf jaar veel aardbevingen per jaar of in tien jaar minder aardbevingen per jaar? Dat is een keuze die ik niet kan maken.

De heer Van Gerven (SP): Ik constateer dat de VVD haar ogen sluit voor het toenemende risico bij de intensiteit van de aardgaswinning. De minister heeft zelf erkend dat als je de winning terugbrengt, het risico op aardbevingen, waaronder zware aardbevingen, afneemt. Ik constateer dat slechts. De VVD stelt kennelijk de winst boven de veiligheid van mensen.

De heer Leegte (VVD): Ik begrijp dat de SP naar zich toe redeneert. Wat de minister en het Staatstoezicht op de Mijnen hebben gezegd is dat bij minder aardgaswinning het aantal aardbevingen afneemt, maar dat er geen zinnig woord is te zeggen over de zwaarte van de aardbevingen. En dat is waar de discussie over gaat, want dat is wat mensen bezorgd maakt. Dus als je de winning terugdraait, wordt de periode met het aantal aardbevingen langer maar is het aantal aardbevingen ongeveer gelijk. Dat is een soort vast gegeven bij de aardgaswinning. Dat is frustrerend, maar de enige echte boodschap is dat er geen gemakkelijke oplossing voorhanden is. Doen alsof je die oplossing snel voorhanden hebt door de gaskraan dicht te draaien, is iets waar wij niet aan meedoen. Dat is niet aan ons besteed want dat is niet het eerlijke verhaal.

De heer Jan Vos (PvdA): Voorzitter. Tijdens de gesprekken die ik de afgelopen weken voerde met de bevolking van Groningen naar aanleiding van de recente aardbevingen en het debat daarover in de Kamer, viel het mij op dat Groningers met nuchterheid kijken naar de gebeurtenissen die hadden plaatsgevonden. Maar non-verbaal zag ik wel hun persoonlijke en emotionele worsteling en ook de angst die ze ervaren. Er is materiële schade maar er is ook andere schade berokkend. Er is schade berokkend aan het vertrouwen in je eigen huis en je eigen dorp. Er is ook schade berokkend aan het vertrouwen in de NAM en de Nederlandse overheid. Het is aan ons om dat beschadigde vertrouwen te herstellen, materieel en ook immaterieel. Op weg naar het herstel van dat beschadigde vertrouwen moet de veiligheid van de Groningse bevolking voorop blijven staan. Ik vraag de minister daarom te blijven luisteren naar de Groningers; het zijn verstandige mensen en hun opvattingen, wensen en gedachten moeten leidend zijn in ons handelen. Dat verdienen de Groningers, dat zijn we aan hen verschuldigd.

De minister heeft vergaande toezeggingen gedaan ten aanzien van de door mijn fractie verlangde onderzoeken en de onafhankelijkheid, transparantie en degelijkheid van die onderzoeken. Daar wil ik de minister graag voor bedanken. De aardbevingen van de afgelopen week veranderen niets aan ons standpunt. Er moeten gedegen onderzoeken komen. Pas daarna kunnen we besluiten nemen. Maar die onderzoeken behoeven geen jaar te duren. Er moet zo snel mogelijk, sneller dan de minister tot nu toe heeft aangegeven, duidelijkheid komen voor de Groningers. De Groningse bevolking leeft in angst, onvrede en onzekerheid. Ook is mijn fractie van mening dat er per direct maatregelen moeten worden genomen om een eventuele reductie van de winning mogelijk te maken. Zo'n besluit dat we eventueel kunnen nemen als de onderzoeken gereed zijn, vraagt immers voorbereiding, maatschappelijk, juridisch en technisch. Mijn fractie overweegt een motie op dit punt.

De Partij van de Arbeid wil graag van de minister weten waarom hij stelt dat uitstel van gaswinning alleen risico's op aardbevingen en risico's op zware aardbevingen verspreidt over de tijd. Dat zou immers betekenen dat alternatieve winningsmethodes geen effect zouden hebben. En dat betreft nu juist een van de onderzoeken die we de komende periode laten uitvoeren. Ten aanzien van het in de brief gestelde over onderzoek 2, de mogelijke effecten van sterke bevingen op infrastructuur en economische schade, wil mijn fractie graag van de minister vernemen hoe hij andere economische schade interpreteert.

Ten aanzien van onderzoek 7 wil ik de minister graag vragen of hij het nuttig acht reservoirmanagement en de aanbouw van extra reservoircapaciteit in het onderzoek mee te nemen.

Me betrekking tot onderzoek 9 krijgen we graag inzage in de force-majeureclausules.

Wat betreft onderzoek 10 vraag ik de minister of hij bereid is om de mogelijkheid tot een verhuisregeling te inventariseren voor de bewoners in die gebieden waar een significant hoger risico mag worden verondersteld.

De bevolking van Groningen is geschrokken. Het vertrouwen in de Nederlandse overheid en de NAM is geschaad. De Groningers hebben het recht om verhaal te halen. Daarom verzoekt mijn fractie de minister een ombudsfunctie in het leven te roepen. Ik heb de Ombudsman deze week hier in de Kamer uitgenodigd en mijn fractie overweegt een motie op dit punt, samen met de fractie van GroenLinks.

De veiligheid van de bewoners van Groningen staat voorop en de elf onderzoeken die de minister heeft aangekondigd moeten snel, transparant en onafhankelijk worden uitgevoerd. Heel Nederland heeft baat bij het Groningse gas, maar we kunnen de Groningers niet in de kou laten staan. De Groningse gezinnen en gemeenschappen zijn gemeen geraakt. We zijn hun dan ook iets verschuldigd.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik proef bij de PvdA dat zij een grotere urgentie voelt dan de minister, in de zin dat ze vindt dat het allemaal sneller moet. Ze geeft aan dat de veiligheid vooropstaat, dat er angst en onvrede is bij de Groningers en dat de politiek deze mensen niet in de kou mag laten staan. Mijn fractie zou graag zien dat in ieder geval de onderzoeken die betrekking hebben op de mate waarin we de gaswinning kunnen terugdraaien, voor de zomer worden afgerond, omdat we alleen dan kunnen garanderen dat we op tijd zijn voor 2014 en 2014 geen verloren jaar wordt. Is de heer Vos het met mij eens dat die onderzoeken voor de zomer zouden moeten worden afgerond?

De heer Jan Vos (PvdA): Mijn fractie heeft eerder dat punt van die snellere onderzoeken al gemaakt, ook naar buiten toe. En ik ben blij dat u dat nu ook met ons deelt. Tegelijkertijd vindt de PvdA-fractie wel dat die onderzoeken degelijk en adequaat moeten worden uitgevoerd. Ik heb de minister zojuist gevraagd om die onderzoeken sneller uit te voeren dan hij tot nu toe voornemens is te doen. Ik wacht zijn reactie daarop graag af. Daarna kunnen we verder praten over wanneer wat precies kan plaatsvinden.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): In de vorige termijn van dit AO heb ik gezegd dat we ervoor moeten zorgen dat 2014 geen verloren jaar wordt. De enige manier waarop we dat kunnen bereiken, is om ervoor te zorgen dat de begroting voor 2014 rekening houdt met de uitkomsten van die onderzoeken, wat die uitkomsten ook mogen zijn. Is de heer Vos dat met mij eens?

De heer Jan Vos (PvdA): Ik zie het niet zo zitten om nu allerlei scenario's uit te werken. Dat geldt niet alleen voor dit dossier, maar voor alle dossiers in dit huis. We kunnen natuurlijk van alles en nog wat veronderstellen en gaan nadenken wat er zou gebeuren als er iets zou gebeuren, maar dan houden we alleen maar de minister bezig en onszelf. Ik denk dat we nu eerst moeten kijken wat er precies aan de hand is, juridisch, maatschappelijk, technisch en financieel-economisch.

De voorzitter: Graag kort antwoorden. Dit is een derde termijn.

De heer Jan Vos (PvdA): Ik ben de draad nu helemaal kwijt. Ik meen antwoord op de vraag van mevrouw Van Veldhoven te hebben gegeven. Ik ga uit van wat er nu staat in de brief van de minister. Er wordt ook financieel-economisch gekeken naar wat er nodig is. En een verloren jaar zal in mijn leven niet voorkomen.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Vanuit de media is van de week wellicht een beetje de indruk ontstaan alsof de PvdA-fractie al dit jaar de winning van aardgas zou willen doen verminderen. Ik heb de heer Vos daar nu niet helder over gehoord. Wil hij dat al dit jaar maatregelen worden genomen dat die winning al dit jaar minder wordt of is het voor de heer Vos puur en alleen gericht op volgend jaar? Hoe duidt hij dan hoe een en ander zo in de media terecht is gekomen?

De heer Jan Vos (PvdA): In de media heb ik gezegd dat de onderzoeken sneller klaar moeten zijn. Ik vind het te lang om een jaar te wachten. Dat kunnen we de Groningse bevolking niet aandoen. Ook heb ik gezegd dat we ons nu technisch, juridisch en maatschappelijk moeten voorbereiden om, als de onderzoeksresultaten in hun geheel en in onderlinge samenhang zijn opgeleverd, eventueel maatregelen te nemen om de winning te reduceren in de toekomst.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Dan concludeer ik dat als de indruk bij Groningers zou bestaan dat wat de PvdA betreft nog dit jaar de reductie zou plaatsvinden, daarvan geen sprake is. Ik vind het dan overigens wel jammer dat die indruk is ontstaan in de media. Ik denk namelijk dat heel veel mensen in Groningen hun hoop hadden gevestigd op de PvdA. Dat is dan dus wel een tegenvaller.

De heer Jan Vos (PvdA): Dat is een onjuiste conclusie. Ik heb gezegd dat eerst de onderzoeken moeten worden afgerond. Wij willen dat het sneller gebeurt dan 1 december waar de minister van uitgaat. Verder heb ik de minister verzocht om per direct maatregelen te treffen om op het moment dat die onderzoeken worden opgeleverd, een reductiewinningsbesluit mogelijk te maken. Dit jaar dus. Dus de conclusie die u trekt, is pertinent onjuist. De door u gewekte suggestie als zou ik buiten deze Kamer iets anders hebben gezegd dan in deze Kamer, vind ik dan ook niet zo prettig.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): De PvdA geeft aan dat de onderzoeken eerder dan 1 december moeten worden afgerond. De minister heeft echter aangegeven die tijd nodig te hebben om te komen tot zorgvuldige onderzoeken. Zojuist zei de heer Vos dat zorgvuldigheid belangrijk is. Tegelijkertijd wil hij de onderzoeken sneller hebben dan 1 december. Als dan echter gevraagd wordt hoeveel sneller, verschuilt de PvdA zich weer achter de minister, die zegt de tijd tot 1 december nodig te hebben. Wat is het nu? Wat is voor de PvdA een acceptabele periode? Wanneer moeten die onderzoeken wat de PvdA betreft klaar zijn?

De heer Jan Vos (PvdA): We praten hier over een zeer complexe situatie, waarbij er elf onderzoeken nodig zijn om een en ander in kaart te brengen. Ik zou dan natuurlijk gekke Henkie zijn als ik hier zou zeggen: minister, rond die onderzoeken maar op die bepaalde datum af. Dat is natuurlijk niet realistisch. Ik heb duidelijk gezegd dat ik wil dat de resultaten sneller worden opgeleverd dan 1 december. Ik heb de minister gevraagd naar zijn reactie daarop. We hebben nog helemaal niet kunnen luisteren naar wat de minister erover te zeggen heeft. Dus ik vind al die interrupties zeer voorbarig. Ik neem aan dat de minister ons verzoek serieus neemt en dat hij zal aangeven binnen welke termijn die onderzoeken afgerond kunnen zijn. Wel vind ik het van belang dat die onderzoeken zorgvuldig plaatsvinden zodat we echt een goed beeld krijgen. Ik ga dus niet een bepaalde datum noemen, want in die positie zit ik niet.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik ben toch wel een beetje teleurgesteld in het antwoord van de PvdA. Aan de ene kant wordt er heel stoere taal gesproken, in de zin dat nu alle voorbereidingen moeten worden getroffen om de gaskraan eventueel wat dicht te draaien en dat de onderzoeken sneller klaar moeten zijn, maar aan de andere kant blijkt dat de PvdA niet durft door te pakken.

De heer Jan Vos (PvdA): Opnieuw wordt nu de suggestie gedaan dat ik iets zou zeggen wat ik vervolgens niet nakom. Ten eerste heb ik gezegd dat de onderzoeken sneller klaar moeten zijn.

De voorzitter: U moet echt korter antwoorden.

De heer Jan Vos (PvdA): Maar ik wil toch ingaan op wat er hier ....

De voorzitter: U geeft zelf aan dat u graag het antwoord van de minister wil horen. Dan moet ik als voorzitter zorgen dat we daar ook aan toekomen.

De heer Jan Vos (PvdA): Helder. Om nog even te reageren op de vraag van mevrouw Dik-Faber. Ik wil dat het per direct technisch mogelijk wordt gemaakt dat we zo nodig een reductiewinningsbesluit kunnen nemen op het moment dat de onderzoeksresultaten zijn opgeleverd en dat laatste moet wat ons betreft sneller dan door de minister aangegeven.

De heer Klaver (GroenLinks): Ik kan de heer Vos niet volgen en ik denk dat geen enkele Groninger kan volgen wat de PvdA nu precies wil. Als er bijvoorbeeld in een ziekenhuis wordt geconstateerd dat de hartafdeling daar niet werkt, dan worden er onderzoeken ingesteld, maar in de tussentijd wordt er dan gezegd: we sluiten deze afdeling, daar kan niemand meer worden opgenomen. Waarom gebeurt zoiets niet als het gaat om gaswinning in Groningen?

De heer Jan Vos (PvdA): Op de fractie van GroenLinks na waren alle fracties vertegenwoordigd bij het bezoek aan Groningen.

De heer Leegte (VVD): Nee hoor.

De heer Jan Vos (PvdA): U was er niet, maar wel Betty de Boer van de VVD-fractie, maar in ieder geval was de fractie van GroenLinks daar niet aanwezig. Dus als u hier nu denkt voor de Groningers te kunnen spreken, mijnheer Klaver, wat ik zelf niet pretendeer te kunnen doen, dan bent u daarmee bij mij aan het verkeerde adres.

De voorzitter: De heer Klaver nog of is hij stilgevallen?

De heer Klaver (GroenLinks): Ik ben er wel stil van omdat ik namelijk een andere vraag had gesteld. Als een inspectie constateert dat er problemen zijn, worden er onderzoeken gedaan en wordt tegelijkertijd zo'n afdeling van een ziekenhuis gesloten. Dat laatste is niet eens wat mijn collega's hier voorstellen. Die zeggen: stop niet per direct maar zorg er in ieder geval voor dat voor de zomer die rapporten gereed zijn zodat we dan informatie hebben. Zelfs daar wil de heer Vos niet mee akkoord gaan. Het enige argument dat hij kan tegenwerpen, is een beetje sputteren en wat kletsen met zijn VVD-collega over wie er wel of niet in Groningen tijdens het bezoek aanwezig waren. Graag antwoord dus op mijn vraag.

De heer Jan Vos (PvdA): De fractie van GroenLinks is iets kleiner dan die van de PvdA. En misschien heeft de heer Klaver verstand van zorg, maar dat heb ik niet. Dus ik wil daar verder niets over zeggen. Ik heb alleen verstand van dit onderwerp. Ik heb, naar ik meen, al helder aangegeven wat het standpunt van de PvdA in dezen is. Ik kan dus geen toelichting geven op de vergelijking die hij zo-even maakte.

Mevrouw Klever (PVV): Voorzitter. Ik heb het in mijn eerste termijn gehad over de 100% schadevergoedingen voor de inwoners van het getroffen gebied. Zo'n 1500 van hen hebben daar meteen gebruik van moeten maken omdat wij en het KNMI donderdagnacht verrast werden door alweer een nieuwe beving. Tot op heden zijn er dit jaar al twintig bevingen geweest en de wetenschappers zijn het erover eens: er zullen dit jaar en de komende jaren nog vele aardbevingen volgen en die zullen ook steeds zwaarder worden. Hoe graag we het misschien ook zouden willen, er is gewoon geen aan- of uitknop voor deze aardbevingen.

Na de emotionele verhalen bij de hoorzitting hier en gesprekken met de bewoners in het gebied zelf is het mij duidelijk geworden dat veel mensen niet alleen last hebben van materiële schade. Veel mensen zijn zo bang geworden voor de aardbevingen en de mogelijke gevolgen dat ze gewoon weg willen uit het gebied, ondanks het feit dat ze daar zijn geboren en getogen. Maar deze mensen zitten nu in feite gevangen in hun eigen huis, dat onverkoopbaar is geworden, wachtend op de zware klappers die onvermijdelijk komen gaan, of je de gaskraan nu langzaam dichtdraait of niet. Minister Kamp heeft immers zelf aangegeven dat het verlagen van de gaswinning een verwaarloosbaar effect heeft op de kans op een zware beving. Dat is wat de PVV betreft een onacceptabele situatie. Ik zou aan minister Kamp dan ook het voorstel willen doen om voor deze mensen een uitkoopregeling in te stellen. Bied de mensen die nu gebukt gaan onder de aardbevingen een reële uitweg in plaats van ze een fopspeen voor te houden van 10% tot 20% gaswinning. Laat de bewoners kiezen: of 100% schadevergoeding of een uitkoopregeling voor iedereen die weg wil. Dat is de enige eerlijke oplossing voor Groningen en de bv Nederland. Niet alleen voor de bewoners is dit de beste oplossing, ook financieel gezien is dit op lange termijn een verstandige en goed betaalbare oplossing. Als alle ongeveer 50.000 huishoudens uit het aardbevingsgebied zouden vertrekken kost dit zo'n 8 tot 9 miljard, terwijl er de komende jaren nog voor zo'n 200 miljard euro uit de grond zal worden gehaald. Kortom, het betreft hier nog geen 5% van de gasopbrengsten voor de Staat. En dan heb ik het nog niet eens over een bijdrage van Shell en ExxonMobil, de twee bedrijven die verenigd zijn in de NAM. Gezamenlijk zijn zij goed voor zo'n 60 miljard euro winst vorig jaar. Daarbij komt dat lang niet iedereen zal willen vertrekken uit dit prachtige gebied waar men opgegroeid. Is. Een hoogleraar economie in het tv-programma Buitenhof schatte dat zo'n 4000 gezinnen gebruik zouden willen maken van een uitkoopregeling. De totale kosten zouden in dat geval zo'n 1 miljard zijn.

Los van de kosten gaat het erom dat de mensen wier leven overhoop ligt door de aardbevingen, een uitweg wordt geboden op een bestaan zonder angst voor aardbevingen. De PVV vraagt de regering om haar verantwoordelijkheid te nemen. De Staat en de NAM veroorzaken het probleem en verdienen daar grof geld aan. Is de minister bereid om een klein beetje van dat geld te gebruiken voor een goede uitkoopregeling?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. In de week dat ik op bezoek was in Groningen was ook minister Kamp daar. Hij heeft tijdens de bijeenkomst met bewoners een aantal toezeggingen gedaan die volgens de bestuurders in de regio nog niet zijn uitgevoerd. Hoe staat daarmee? Heeft de minister bijvoorbeeld al gesproken met de NAM over de gaswinning uit de locatie Bedum?

Sinds afgelopen vrijdag zijn er veel bevingen geweest. De schrik zit er goed in bij de bewoners. De gevoelens van onveiligheid nemen toe. Gisteren nog kreeg ik een brief van een mevrouw waarin zij zegt dat haar leven op z'n kop staat; en ze wil maar één ding, en dat is verhuizen. Maar wie wil zich vestigen in een gebied dat zo aardbevinggevoelig is? Haar woning is onverkoopbaar. Sinds 2000 is de productie van het Groningen-veld verdubbeld. Het aantal aardbevingen neemt sinds die tijd ook toe. Nu ook nog eens blijkt dat de zwaarte van aardbevingen kan toenemen tot onverantwoorde proporties moeten we ingrijpen. Het rapport van het Staatstoezicht op de Mijnen is duidelijk. De aardbevingen van deze week zijn weliswaar niet meer te voorkomen en die van later dit jaar en verdere jaren misschien ook niet helemaal, maar we moeten nu wel het voorzorgprincipe toepassen. De kans op aardbevingen moet sterk worden ingeperkt en zeker de kans op zware aardbevingen. Waarom nog een extra jaar wachten? Kunnen we ons dat wel veroorloven? De ChristenUnie beantwoordt deze vraag met een duidelijk nee. Nu de PvdA bijna om lijkt te zijn, vraag ik de minister welke voorbereidingen nodig zijn om de gaswinning terug te draaien. Hoe zit het bijvoorbeeld met private contracten in het kader van de export?

Het is goed dat er door de NAM een meldpunt is geopend in Eemsmond en Loppersum. Ik vraag de minister of de NAM ruimhartig zal omgaan met de ruim 1500 schademeldingen van de afgelopen dagen ten aanzien van zowel huizen en bedrijven als andere infrastructuur zoals water. Vanuit het noorden klinkt ook de zorg dat de capaciteit om meldingen af te handelen te laag zou zijn. Hoe zit dat precies?

Volgens de Mijnbouwwet is de NAM verplicht directe schade te vergoeden. Er is echter ook indirecte schade, zoals de waardedaling van woningen, reductie van investeringen en aantasting van de woonbeleving. De minister heeft aangegeven hier niet ongevoelig voor te zijn, maar hij weet er ook niet direct raad mee, zoals uit zijn brief blijkt. Juist hier liggen grote zorgen van bewoners. Hoe kijkt de minister aan tegen de instelling van een commissie van wijzen die de indirecte schade beoordeelt? Ik trek hier een vergelijking met de commissie-Meijer voor het Waddenfonds. Een commissie van wijzen zou in kaart kunnen brengen welke indirecte schade en nadeel in het gebied zijn ontstaan en welke maatregelen passend worden geacht om hierin te voorzien. De ChristenUnie vindt een regiofonds daarvoor onontbeerlijk. Ik overweeg op dit punt een motie in te dienen.

De ChristenUnie pleit nadrukkelijk voor gebiedsversterking en een plan voor energietransitie. Wat is er mooier dan de aardgasbaten in te zetten voor de transitie naar duurzame energie, zoals via Energy Valley? We moeten helaas vaststellen dat op dit moment een visie hierop ontbreekt. Het kabinet heeft plannen voor 16% duurzame energie in 2020 en 100% in 2050, maar maakt vooralsnog niet duidelijk hoe het Groningse gas hierin een rol kan spelen. Op dit moment wordt het gas in grote hoeveelheden naar boven gepompt waarvan we de helft exporteren. Hoe verstandig is dat, zeker als je weet dat gas van alle fossiele energiebronnen de schoonste is? In dit tempo is het gas over een jaar of vijftien op. Is de minister bereid hierop een visie op te stellen? Ik overweeg ook op dit punt een motie in te dienen.

De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Ik heb zo-even geluisterd naar de inbrengen van de VVD en de PvdA. Ik vind het toch wel een beetje opvallend wat ik daarin heb gehoord. De VVD lijkt wel een club met een blinddoek voor de ogen die met 130 km/u een onveilige toekomst tegemoet gaat. De PvdA creëert een heleboel mist, waardoor je helemaal niet weet welke kant zij op wil. Dus een bijzondere coalitie.

Groningen heeft de afgelopen dagen weer geschud op zijn grondvesten en niet een klein beetje ook. De relatie tussen de gaswinning en de aardbevingen moet toch als vaststaand worden beschouwd. De hamvraag is wat we gaan doen met die wetenschap. De minister heeft gezegd de verantwoordelijkheid voor de risico's voor het komend jaar op zich te nemen door geen besluit te nemen en alleen maar onderzoek te doen. Hij neemt daarmee ook een bewust risico op meer en ook grotere aardbevingen. Daarmee laat hij zien dat geld belangrijker is dan veiligheid. En dat is iets waar de SP het hartgrondig mee oneens is. Je zou hier namelijk het voorzorgsprincipe moeten hanteren. Tot zover het kortetermijnaspect.

Het gaat ook om de langere termijn. Waar moet het heen met de gaswinning? Gisteren kwam de minister met de mededeling – dat vind ook toch wel erg «shocking» – dat Duitsland en Zweden veel verder zijn als het gaat om duurzame energie, wel vier tot tien keer zo veel verder dan Nederland. Zouden we niet van deze situatie gebruik moeten maken door om te schakelen naar meer duurzame energie? Vandaar de dringende oproep aan de minister om nu al een besluit te nemen om de gaswinning te temporiseren in Noordoost-Groningen en om er met man en macht aan te werken om dat te realiseren.

Verder hebben we te maken met allerlei gascontracten die met derden zijn gesloten. Staan in de contracten bepaalde ontbindende voorwaarden waar het gaat om force majeure bij heel ernstige aardbevingen? Is de minister bereid om dit punt in nieuwe contracten op te nemen als ontbindende voorwaarde? Ik overweeg daarover een motie in te dienen.

Verder hoor ik graag van de minister een nadere duiding van hoe de bewoners in het gaswinninggebied in Groningen worden gecompenseerd. Wat ons betreft gebeurt dat zonder advocaten, heel ruimhartig en voor de volle honderd procent. Er zijn ook mensen van wie hun huis hun pensioenvoorziening is. Hoe wordt daarmee omgegaan in de toekomst als de waarde van hun huis daalt?

Ik rond af. We hebben heel veel lusten van Groningen. Ik vind dat we als samenleving ook verantwoordelijk zijn om iets te doen aan de lasten van de Groningers.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Voorzitter. Het is goed dat we vandaag deze derde termijn hebben om nog resterende vragen te stellen en om conclusies met elkaar te kunnen trekken. We danken de minister voor de toezending van het overzicht van de onderzoeken naar aanleiding van de toezeggingen die vorige week zijn gedaan bij het algemeen overleg.

Een aantal van onze aanvullende vragen is echter nog niet beantwoord. De eerste vraag is hoe de minister vanaf heden de informatievoorziening gaat coördineren naar de betrokken burgemeesters en gemeenteraden en in het verlengde daarvan de inwoners en bedrijven in Groningen. We denken daarbij aan een model conform de Alderstafels. Ten aanzien van Schiphol zijn die tafels met veel succes toegepast en wellicht is dat ook een model dat in Groningen zou kunnen werken. Dus we horen graag van de minister of hij het op dat punt met ons eens is.

In het algemeen overleg van vorige week heeft de minister aangegeven dat hij in een keer met alle onderzoeken naar buiten zal komen, namelijk rond 1 december. Volgens ons heeft de minister echter ook een quickscan toegezegd over de situatie rond de dijken in het gebied. Wij menen ons te herinneren dat hierover al in het eerste kwartaal duidelijkheid zou komen. Kan de minister bevestigen dat hij in het eerste kwartaal de resultaten van dat onderzoek aan de Tweede Kamer en de mensen in het gebied zal presenteren?

Verder vragen wij de minister om wat betreft de onderzoeken die eerder dan 1 december zijn afgerond, de resultaten daarvan ook eerder aan de Kamer voor te leggen. Hij heeft de vorige keer gezegd dat hij dat niet ziet gebeuren, maar wij horen dan graag van hem waarom hij dat denkt.

Volgens ons heeft de minister ook eerder toegezegd te kijken naar de mogelijkheid om onderzoek uit te voeren naar de economische schade en de imagoschade in het gebied in relatie tot de waardedaling van de huizen en de bedrijven die in Groningen staan. Dit zien we echter onvoldoende terug bij onderzoek 10. We missen daarbij ook de toezegging ten aanzien van het uitzoeken van scenario's. Andere fracties hebben al een aantal scenario's genoemd. Een scenario waarvoor wij aandacht vragen, is het opkopen van woningen die vervolgens worden terugverhuurd aan de bewoners. Op die manier zijn de betrokkenen een heel groot deel van de stress rond hun huis kwijt. Kan de minister bevestigen dat dit wordt meegenomen in onderzoek 10?

De NAM heeft toegezegd preventief zwakke constructies te zullen inventariseren. In hoeverre worden wij als Kamer tussentijds geïnformeerd over hoe dat wordt uitgewerkt en vastgesteld?

De voorzitter: U bent door uw spreektijd heen. Dus ik verzoek u af te ronden.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Het CDA roept de minister op om nu al te kijken of er toch mogelijkheden zijn om dit jaar al de gaswinning te verminderen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. Dank aan de minister voor zijn brief en ook voor de gelegenheid om hier nogmaals met hem over dit belangrijke onderwerp te kunnen spreken.

Wat D66 betreft schuift de minister nu, met rugdekking van de VVD en de PvdA, de besluitvorming door naar december. Mijn fractie is uiteraard niet tegen nader onderzoek, maar wel tegen het doorgaan van de winning terwijl we op die onderzoeksresultaten wachten, als dat niet nodig is. We willen graag drie zaken: de risico's verminderen, een betere oplossing voor de schade van de Groningers en versterking van de positie van de burgers, ook voor de toekomst.

Allereerst iets over het verminderen van de risico's. Toen zijn ambtenaren hem op 2 november informeerden over de strekking van het SodM-onderzoek moet toch na vraag één over de veiligheid, de tweede vraag van de minister zijn geweest: wat betekent dit potentieel voor de gaslevering en de schatkist? Aangezien de Staat ook de pet op heeft van gasleverancier, verhandelaar en eindregisseur van de gasrotonde, is dat extra logisch. Wat is er sinds 2 november uitgezocht over leveringsscenario's, contracten, gasramingen, alternatieven en begrotingsopties? En als dat niet gebeurd is, waarom is er dan eigenlijk een pauze genomen van drie maanden?

Het Staatstoezicht op de Mijnen, de NAM en het KNMI zijn het erover eens dat nu minder winnen, volgend jaar minder beven betekent. Maar pas volgend jaar minder winnen, betekent nog twee jaar deze bevingen. Die twee jaar kunnen we veel beter benutten. Hoeveel minder we zouden kunnen winnen, dat zoekt het ministerie uit, maar wat D66 betreft houden we daar voor volgend jaar al rekening mee. Dan moeten we niet nog een jaar wachten. Desnoods dien ik daarover een motie in, want ik wil niet dat 2014 een verloren jaar wordt. Kan de minister per onderzoek aangeven wanneer dat op z'n vroegst opgeleverd kan worden? Kan hij de gevolgen van vermindering van de gaswinning voor de schatkist voor de zomer in kaart brengen en de Kamer daarover informeren?

Toen ik in Groningen was, hoorde ik dat de mensen van de taxatie door de NAM alleen de foto's kregen en niet de achterliggende rapportage. Dat maakt het voor hen moeilijk om te beoordelen of de schade goed wordt opgelost. Kan de minister volledige transparantie voor de bewoners garanderen? Ik sprak in Loppersum ook een bewoner en een burgemeester over de WOZ-waarde van de woningen. Nu die daalt, betalen of de bewoners te veel of krijgt de gemeente minder inkomsten, hetgeen ook voor problemen zorgt. Hoe kijkt de minister daartegen aan? Is hij bereid met zijn collega Plasterk te spreken over het oplossen van deze problematiek van de lokale financiën?

Dan de toekomst. Drie voorstellen om de positie van de burger voor de toekomst te versterken. Zijn de Alderstafels niet een manier waarop we de verschillende partijen in de regio met elkaar kunnen verbinden? Kunnen we wat betreft de schadetaxatie en een eventueel beroep daartegen, onafhankelijk van de NAM, wat leren van de situatie rondom Schiphol? Ook daar is er toen schade geweest en zijn er onafhankelijke oplossingen gevonden. Kan er een nulmeting worden gehouden, ook voor de huizen die nu niet beschadigd lijken, zodat in de toekomst een discussie over wat nieuwe schade is, niet meer gevoerd behoeft te worden? Kan er bij grote schade in ieder geval gezorgd worden voor voorfinanciering zodat mensen het oplossen van die schade niet zelf behoeven te betalen en ze niet klem behoeven te zitten terwijl de schadeprocedures lopen?

De voorzitter: Ook u bent door uw spreektijd heen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Dan mijn laatste zin. Wachten tot december betekent minimaal tot eind 2014 continuering van de huidige risico's. Wij vinden dat het eerder zou moeten kunnen worden opgelost. Daarom verzoeken we de minister met klem te proberen voor de zomer inzicht te geven zodat we voor 2014 rekening kunnen houden met de uitkomsten van die onderzoeken.

De heer Leegte (VVD): Nu begrijp ik er helemaal niets meer van. Vanochtend op Radio 1 had ik een debatje met mevrouw Van Veldhoven, waarin zij stelde dat de aardgaswinning per direct terug moet worden gebracht en waarbij zij de VVD onveiligheid verweet. Nu komt D66 niet verder dan een vraag of het mogelijk is. Is mevrouw Van Veldhoven teruggefloten door haar fractievoorzitter? Wat wil D66 nu precies?

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik kan mij heel goed voorstellen dat de VVD zich wat onprettig voelt nu zij dus niet kiest voor de veiligheid. De koers die de heer Leegte dan kiest, is die van een soort jij-bak en het op de persoon spelen, omdat hij eigenlijk geen goede argumenten heeft om te onderbouwen waarom zijn fractie niet kiest voor het zo snel mogelijk volgen van het advies van het Staatstoezicht op de Mijnen. Dat laatste is wat mijn fractie wel doet. Het Staatstoezicht op de Mijnen zegt: zo veel mogelijk zo snel mogelijk. Dat is ook wat mijn fractie zegt. Daarom verzoek ik de minister met klem om nog voor de zomer te komen met de onderzoeksresultaten. Mij is namelijk gebleken dat zonder dat, er geen draagvlak is bij de coalitiepartijen VVD en PvdA om preventief de winning terug te brengen.

De heer Leegte (VVD): Daar komt u niet mee weg. Als u het op de radio en de media hebt over 20% reductie, zou het u sieren als u straks een motie indiende met als strekking die 20% reductie. Als u dat alleen maar roept om aardig te zijn voor de mensen in Groningen, dan geeft het geen pas om te zeggen: wij gaan onderzoeken doen. Ook de VVD en de PvdA willen die onderzoeken. Dus wilt u nu 20% reduceren of zijn het loze woorden voor de Groningers?

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Die loze woorden komen echt van u. U zegt de veiligheid belangrijk te vinden maar vervolgens doet u er helemaal niets aan. U gaat een jaar studeren. Dat is wat u doet. Wat de VVD zou kunnen doen voor de bewoners in Groningen is zeggen: we nemen het principebesluit dat we gaan kijken hoe ver we de gaskraan preventief kunnen dichtdraaien. Dat is namelijk ook waar mijn fractie voor heeft gepleit. Laten we ervoor zorgen dat we van 2014 niet een verloren jaar maken. Dat ligt ook in uw bereik, mijnheer Leegte. U kunt de motie steunen die ik daarover ga indienen. Als u werkelijk hecht aan veiligheid, zou het u sieren als u die motie ging steunen.

De heer Jan Vos (PvdA): De fractie van D66 zegt dat zo snel mogelijk moet worden teruggeschaald. Het advies van het SodM zegt echter: zo snel als realistisch mogelijk is. Als ik mevrouw Van Veldhoven beluister, deelt zij de mening van de PvdA-fractie dat het niet realistisch is om op dit moment te besluiten tot het terugschalen van die winning, zonder dat we de technische consequenties, de maatschappelijke consequenties – ik denk aan de verwarming van de huizen – en de juridische consequenties, zoals de leveringsverplichtingen jegens het buitenland, kennen. Is het een terechte constatering dat mevrouw Van Veldhoven dat ook niet realistisch acht?

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik heb altijd gezegd dat we het op een realistische manier moeten doen. Alleen, voor mijn fractie is er helderheid over het politieke besluit om preventief zo veel mogelijk de risico's terug te brengen. Over de mate waarin de gaswinning teruggebracht moet worden, willen wij zo snel mogelijk duidelijkheid verkrijgen. Daarom vragen we de minister met klem om nog voor de zomer met de onderzoeksresultaten te komen. Dan weten we wat we preventief kunnen doen en is 2014 geen verloren jaar.

De heer Jan Vos (PvdA): Dan concludeer ik dus dat het verschil tussen D66 en de PvdA is dat wij zeggen dat het zo snel mogelijk moet gebeuren en dat D66 zegt dat het voor de zomer moet.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Allereerst heb ik de PvdA nog niet de principiële keuze horen maken dat de gaswinning zo veel mogelijk moet worden teruggebracht. Als de heer Vos die keuze kan bevestigen, verschillen we op dat punt niet van mening.

De voorzitter: We zijn nu bezig met een interruptie in uw richting en niet omgekeerd.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Maar de heer Vos vraagt mij of ik hem goed interpreteer. Dus dan geef ik hem mijn interpretatie. Ik geef hem vervolgens graag de gelegenheid om te zeggen dat ik daarin gelijk heb.

De voorzitter: Die gelegenheid geeft de voorzitter u niet. Dus u moet antwoord geven op de vraag.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Het verschil tussen net voor of net na de zomer is ontzettend belangrijk. Dat bepaalt namelijk of 2014 wel of niet een verloren jaar is. Dat is ook precies de reden waarom ik de heer Vos die vraag heb voorgelegd. Als het hem ernst is, kiest hij ook voor «voor de zomer», zodat we dan nog iets kunnen doen aan de begroting voor 2014. Ik weet ook niet wat er uit die onderzoeken komt. Misschien komt eruit naar voren dat het niet mag of niet mogelijk is. Maar wat houdt de heer Vos tegen om in ieder geval deze mogelijkheid voor de Kamer open te houden? Dat kunnen we alleen maar doen als die onderzoeken voor de zomer klaar zijn.

De heer Jan Vos (PvdA): Overigens, de suggestie dat het mij geen ernst zou zijn, werp ik verre van mij, maar ik vind het sowieso heel vervelend dat u dit zo zegt.

De voorzitter: Dat is een persoonlijk feit dat hier gemaakt wordt.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Sorry, maar ik heb niet goed gehoord wat de heer Vos zo-even zei. Wat was dan dat persoonlijke feit?

De voorzitter: Nee, ik geef nu het woord aan de heer Klaver.

De heer Klaver (GroenLinks): Voorzitter. Ik vervang in dit algemeen overleg mijn collega Liesbeth van Tongeren, die het heel erg vindt dat zij er op dit moment niet bij kan zijn. Ik ga in ieder geval mijn best doen om haar zo waardig mogelijk te vervangen.

Toen de verontrustende berichten over de hartafdeling van het Ruwaard van Putten Ziekenhuis in Spijkenisse verschenen, werd besloten de afdeling te sluiten in afwachting van een onderzoek. Nu de bodem in Groningen buitengewoon verontrustend is gaan trillen, worden er gelukkig ook onderzoeken gedaan, maar de gaswinning gaat door. Het eerlijke verhaal is dat de VVD en de PvdA economisch belang boven het welzijn van mensen stellen. In mijn ogen wordt artikel 33 van de Mijnbouwwet dan ook niet geëerbiedigd als de NAM blijft doorpompen. Bovendien zou de minister zich moeten houden aan artikel 21 van de Grondwet, waarin wordt gesteld dat de zorg van de overheid gericht is op de bewoonbaarheid van het land.

Stel nou dat de Mijnbouwwet wordt overtreden maar er tegelijkertijd contractuele verplichtingen zijn voor het leveren van Gronings gas, wat moet dan in de ogen van de minister voorgaan? Wat heeft prioriteit? Voor de mensen die bovenop het gas wonen, is het onverteerbaar dat er geen maatregelen worden genomen. Ze vragen zich af of Groningen een pinautomaat is. Opeenvolgende kabinetten hebben de gasproductie opgeschroefd om het begrotingstekort te dichten. Dat is pas potverteren. Wat GroenLinks betreft moet de minister vandaag al minderen en moeten we snel naar –40%. Het geld zal dan gevonden moeten worden door heffingen op energie, 3,5 miljard. De grootverbruikers, die nu minder belasting betalen, zullen meer gaan betalen. En de kolentaks moet omhoog om te voorkomen dat we alleen nog maar kolen gaan stoken.

Ik zie in de huidige crisis een prima aanleiding om de knop om te zetten en van onze fossiele verslaving af te kicken. Dat begint ook met besparing. Ik hoop dat de minister-president toen hij in Groningen was, zijn Merkel-moment beleefde. Misschien ziet hij het licht zoals de bondskanselier, die na 11 maart 2011 besloot om radicaal in te zetten op duurzame energie, want dat is de enige begaanbare weg, ook voor Groningen.

De voorzitter: De minister is in staat om direct te antwoorden. Ik geef het woord aan de minister van Economische Zaken.

Minister Kamp: Dank u wel, mevrouw de voorzitter, en ook dank aan de woordvoerders voor hun bijdragen aan dit debat.

De afgelopen dagen is er weer een aantal aardbevingen in Groningen geweest. Sommige hebben we gevoeld, andere niet. Aardbevingen boven 1,8 op de schaal van Richter kun je voelen en bevingen onder dat getal niet. Het is in ieder geval de afgelopen dagen weer onrustig geweest in het gebied. Het is duidelijk dat het veiligheidsgevoel bij de mensen in de regio is aangetast en dat het belangrijk is om maatregelen te nemen om dat veiligheidsgevoel weer te herstellen. En daarover spreken we vandaag met elkaar.

Er zijn een paar aspecten aan de orde waarvan het mij goed lijkt die hier met elkaar door te nemen.

Eerst wat betreft de onderzoeken die gedaan moeten worden. De vraag is, wanneer je tussentijds enkele van de in totaal elf onderzoeksrapporten beschikbaar krijgt, of het verstandig is die informatie meteen naar buiten te brengen, want al die onderzoeken hangen natuurlijk met elkaar samen. Ze zijn met elkaar bedoeld om uiteindelijk een verantwoorde afweging te kunnen maken. Als je in de tussentijd dan al informatie naar buiten brengt zonder daar beleidsconclusies aan te verbinden, is het de vraag wat je daarmee bereikt. Ik denk niet dat je daarmee bereikt dat mensen in het gebied zich veiliger gaan voelen. Het lijkt mij veel verstandiger te proberen de onderzoeken zo snel en zo goed mogelijk in samenhang te laten doen en daarna zo snel en zo goed mogelijk tot een afweging en een besluit te komen. Dat geldt overigens denk ik niet voor alle onderzoeken. Er zijn ook onderzoeken die wel naar buiten kunnen worden gebracht en ik stel dan ook voor dat wel te doen. Ik denk bijvoorbeeld aan de quickscan van de infrastructuur in het gebied, waarbij wordt nagegaan welke infrastructuur, zoals dijken en leidingen, eventueel beschadigd kan raken bij een wat sterkere aardbeving. Als we dat onderzoek hebben afgerond, zouden we op basis daarvan meteen maatregelen kunnen nemen. Dan is het volgens mij geen probleem om met zo'n onderzoek naar buiten te komen. Echter, waar het gaat om onderzoeken die uiteindelijk betrokken worden bij de totale afweging, is het mijns inziens niet verstandig om die zonder beleidsconclusie naar buiten te brengen. Het onderzoek dat, zoals ik het nu inschat, in ieder geval niet voor 1 december kan worden afgerond, is tevens het belangrijkste, grootste en breedste onderzoek, namelijk het onderzoek naar de zogenaamde alternatieve winningstechnieken. Bekeken wordt daarbij of door een andere manier van winnen er minder aardbevingen en minder sterke aardbevingen zullen voorkomen. Op dit moment weten we over het aantal aardbevingen dat we in de toekomst kunnen verwachten, alleen maar iets op basis van statistiek. En statistiek geeft geen inzicht in mechanismen die aan aardbevingen ten grondslag liggen. Als je inzicht wilt hebben in die mechanismen en dus ook wilt bedenken wat je kunt doen om de bevingen te beïnvloeden, moet je eerst het hele gebied van het Groningen-veld in kaart brengen. Op basis daarvan kun je dan met complexe rekenprogramma's geomechanisch gaan modelleren. Genoemd onderzoek houdt in dat er eerst een geologisch ondergrondmodel moet worden gemaakt. Vervolgens moet er een stromingsmodel worden gemaakt. In zo'n model wordt aangegeven hoe precies de productie sinds 1963 is verlopen en wat de effecten zijn wat betreft aardbevingen. Aan de hand van wat zich in werkelijkheid met aardbevingen heeft afgespeeld in de jaren sinds 1963 wordt bekeken of dat stromingsmodel ook klopt. Als dat niet klopt, moet je het gaan bijstellen. Kortom, je bent er een tijd mee bezig om te zorgen dat je dat stromingsmodel voor elkaar krijgt. Als het geologische ondergrondmodel en het stromingsmodel eenmaal gereed zijn, moet je op basis daarvan een zogenaamd geomechanisch model maken, waarbij je alle breuken en drukverschillen in het gebied aangeeft. Dan kun je er verschillende winningstechnieken op loslaten en ga je na wat die voor effect hebben op aardbevingen en de sterkte van aardbevingen. Omdat het Groningen-veld van grote omvang is en dit iets is wat je niet zomaar even uit je mouw schudt, ook de deskundigen niet, is dat een heel grote klus, waar men denkt twee jaar met man en macht mee bezig te zijn. Inmiddels wordt geprobeerd alle menskracht die daarvoor nodig is, daarop te zetten en dit alles zo snel mogelijk te gaan doen, zonder overigens de zorgvuldigheid uit het oog te verliezen. Men hoopt dan voor 1 december aanstaande met resultaten te kunnen komen, niet met het eindresultaat maar in ieder geval met eerste resultaten waar we in zekere mate informatie uit kunnen halen die wij voor onze afweging nodig hebben. Het is dus een groot en complex onderzoek. Het tijdsbestek tot 1 december is al risicovol en krap. Om hier te zeggen dat het eerder zou kunnen, bijvoorbeeld 1 oktober, heeft totaal geen zin. Ik kan het ook nergens op baseren dat ik dat eerder voor elkaar zou kunnen krijgen.

Behalve dat het niet kan, maakt het volgens mij ook niet uit of het 1 oktober of 1 december is. We praten steeds over het jaar 2013 en het jaar 2014, maar bij de aardgaswinning gaat het daar niet om. Het gaat om de winter 2012/2013 en om de winter 2013/2014. Voor de winter van 2012/2013 is alles al geregeld en zijn alle contracten al gesloten. De verplichtingen zijn aangegaan, dus is er geen mogelijkheid om de gaskraan nu dicht te draaien. Wat betreft de volgende winter, is men nu al druk aan het inkopen. De langjarige contracten lopen gewoon door en op de spotmarkt, dus waar het gaat om de kortetermijnleveringen, is men nu al aan het inkopen. En daar gaat men de komende tijd mee door, want dan is het ook weer koud en moeten de mensen ook hun huis verwarmen en moeten ze kunnen koken. En dan willen we ook graag dat de elektriciteitscentrales draaien. Dus men is nu bezig om gas te kopen om zich in te dekken voor de winter van 2013/2014. Op het moment dat wij straks met enige grond een afweging kunnen maken en een besluit kunnen nemen, of dat nu 1 oktober, 1 november of 1 december aanstaande is, heeft dat voor de winter van 2013/2014 geen effect meer. Het zal effect hebben voor de periode vanaf 1 april 2014. Dan kunnen we inderdaad in de voorbereiding op de winter van 2014/2015 een reductie overwegen.

De heer Van Gerven (SP): De minister houdt een heel betoog waarin hij allerlei technische bezwaren opwerpt tegen het terugdraaien van de gaswinning. Volgens mij gaat het echter veeleer om twee principiële punten. Ten eerste: als we minder gas winnen, is dat veiliger. Ten tweede: we moeten vroeg of laat toch minder gas gaan gebruiken. Het gas raakt namelijk op en dus moeten we omschakelen naar duurzamere vormen van energiewinning. Is die notie geen reden voor de minister om nu alvast te kiezen voor die principiële stellingname?

Minister Kamp: Ik hoop dat de heer Van Gerven het mij niet kwalijk neemt dat ik graag probeer inhoudelijk in te gaan op hetgeen acht woordvoerders naar voren hebben gebracht. Bovendien, ik kan wel bespiegelingen gaan geven over duurzame energie, maar daar los ik echt het probleem in Groningen nu niet mee op. Er zijn in Groningen aardbevingen en tegelijkertijd heb ik ermee te maken dat met dat aardgas uit Groningen onze huizen worden verwarmd, dat iedereen met dat aardgas kookt, dat 60% van onze elektriciteit daar vandaan komt en dat er met betrekking tot dat gas allerlei langjarige contracten zijn gesloten. Daar ben ik mee bezig. Dan kan ik hier wel een bespiegeling gaan houden over duurzame energie, maar het lijkt me veel nuttiger om inhoudelijk in te gaan op hetgeen de woordvoerders naar voren hebben gebracht.

De heer Van Gerven (SP): Het siert de minister dat hij ingaat op praktische vragen, maar de SP heeft ook het principiële punt naar voren gebracht, dat je ook de visie kunt huldigen dat we terug moeten met de gaswinning vanwege mogelijke veiligheidsrisico's en vanwege een duurzamere energiehuishouding in Nederland. Zou het niet goed zijn om nu daartoe te besluiten om vervolgens aan de slag te gaan om allerlei praktische problemen op te lossen?

Minister Kamp: Ik kan hier natuurlijk zeggen dat we de winning uit het Groningen-veld moeten stoppen en dan loop ik naar buiten en dan slaat de heer Van Gerven mij op de schouder en zegt hij: dat heb je goed gedaan. Maar dan zegt hij vervolgens tegen mij: kun je die winning daar eigenlijk wel stoppen, wat gebeurt er nou als de mensen hun huis straks niet meer kunnen verwarmen en hoe los je het gat van 11 miljard dat dit slaat in de begroting op? Als ik op al die vragen dan geen antwoord heb, heeft de heer Van Gerven toch niets aan zo'n reactie van mijn kant op zijn vraag? Het is toch veel verstandiger dat ik met hem analyseer wat er allemaal aan de hand is en dat we vervolgens gezamenlijk proberen tot een conclusie te komen?

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik ben heel blij van de minister te horen dat hij zoveel inzicht heeft in de contracten die er lopen. Vorige week was dat nog allemaal heel moeilijk. Ik ben dus blij dat dit inzicht er nu is. Kan de Kamer dat inzicht overigens ook krijgen?

De minister heeft verder gezegd dat er nu volume wordt verkocht dat in de winter van 2013/2014 gebruikt wordt. Dat betekent dus ook dat we nu iets kunnen doen. Is de minister het met mij eens dat het slim zou zijn om preventief de verkoop van gas deels uit te stellen totdat het onderzoek klaar is, dat dan voor de zomer afgerond zou moeten kunnen zijn, zodat we problemen bij de volgende contracten voorkomen?

Minister Kamp: We hebben twee soorten contracten. Er zijn langjarige contracten voor de leveringen aan het buitenland en in Nederland hebben we de situatie dat de grote afnemers op de spotmarkt kopen voor de korte termijn. Die langjarige contracten zijn een gegeven. Wat ik kan doen, is met een beroep op force majeure die langjarige contracten aantasten door te zeggen: we kunnen ze niet nakomen want er is sprake van een bijzondere situatie. Juridisch geldt dan wel dat ik die langjarige contracten alleen kan aantasten, als ik – met «ik» bedoel ik uiteraard de NAM, GasTerra et cetera – geen nieuwe kortetermijncontracten afsluit. Dat betekent dat ik geen nieuwe verplichtingen voor de Nederlandse markt aan kan gaan en dat ik gewoon door moet gaan met leveranties aan het buitenland en dat er in Nederland geen gas meer beschikbaar is. Er is voor gekozen om met de klanten in het buitenland langjarige contracten af te sluiten en wat betreft de afnemers in Nederland is ervoor gekozen dat ze op de spotmarkt inkopen; die hebben ingekocht voor de lopende winter en zijn nu bezig om in te kopen voor de volgende winter. Dus als ik nu de productie wil verminderen, komt de klap daarvan helemaal in Nederland terecht en niet bij de buitenlandse contracten. Dit is ook een van de zaken die we op dit moment aan het onderzoeken zijn. Hoe kun je dat namelijk pareren? Je kunt met de pet in de hand naar die buitenlandse klanten gaan en aan ze vragen of je van het contract af zou kunnen. Dan zeggen ze: dat kan, maar dat kost wel dit bedrag. Dan gaat het over een afkoopsom hier en een lagere prijs daar. Dat zijn dus allemaal consequenties waar we rekening mee moeten houden. Dan kunnen we in die nieuwe situatie de langjarige contracten gelijktijdig afbouwen met wat er in het binnenland gebeurt. Dat is een zeer complexe situatie waarvan we de effecten goed op ons netvlies moeten hebben voordat we beslissingen nemen.

Daar komt nog bij dat we ook niet moeten denken dat het zo omgaan met die gascontracten, iets is wat we zomaar eventjes vanuit Nederlands perspectief kunnen doen. Ik weet best dat wanneer je de gaskraan dichter draait in Groningen, er minder gas uit komt. Gerealiseerd moet echter worden dat er sprake is van een internationale gasmarkt. Als in een keer een grote leverancier als Nederland zulke dingen gaat doen, leidt dat tot verstoringen op die markt. Dat heeft dan niet alleen effecten in Nederland maar ook in andere landen. Dat kan zich tot jaren uitstrekken. We hebben het meegemaakt toen er problemen waren tussen Rusland en Oekraïne. Als nu zo'n probleem vanuit Nederland veroorzaakt wordt, heeft dat allerlei consequenties. Het spijt mij voor de heer Van Gerven dat ik hierop wat langer inga, maar het is allemaal wel de realiteit. Als een overheid een besluit neemt, moet die overheid al dat soort zaken onder ogen zien en moet ze de feiten op een rijtje hebben.

De heer Van Gerven (SP): Ik wil een punt van orde maken. De minister spreekt mij persoonlijk aan en hij weet dat ik niet meer kan interrumperen. Ik vraag toch toestemming van de voorzitter om een opmerking te maken over de laatste woorden van de minister.

De voorzitter: Dat mag u straks wel, maar dan moet u niet nu zelfstandig naar de microfoon grijpen. Ik geef nu eerst mevrouw Van Veldhoven de gelegenheid om een vervolgvraag te stellen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Mijn verzoek aan de minister is om de Kamer, desnoods vertrouwelijk, te informeren over dat totaal aan leveringen en contracten. Ik heb dat de vorige week ook gevraagd maar toen bleek dat dit inzicht er nog niet was. Daarom ben ik blij dat dit er nu wel is. Dus we horen er graag meer over om in te kunnen schatten hoe groot de problematiek voor de minister is waar het gaat om het oplossen van dit probleem.

De leveranties aan het buitenland zijn inderdaad van dezelfde orde van grootte als wat er uit het Groningen-veld wordt gehaald, maar we hebben natuurlijk meer gasvelden en daarvoor liggen de contracten heel anders. Bovendien is er sprake van een stukje import en van een lng-terminal. Ik wil ook wat dat betreft graag meer inzicht krijgen in de capaciteiten en in de ruimte en flexibiliteit die aanwezig zijn. Het blijft overigens logisch dat het een winstwaarschuwing is aan de mensen die op de spotmarkt kopen, in de zin dat de voorraad misschien weleens beperkter kan worden.

De voorzitter: Voordat de minister gaat antwoorden, wil ik iets zeggen over de orde. De leden hebben heel veel vragen gesteld aan de minister. Als ze allemaal in deze ronde dezelfde vragen voor een deel herhalen dan wel nieuwe vragen eraan toevoegen, dan hebben om we vier uur niet de antwoorden die ze willen om het VAO te kunnen houden. Dus ik verzoek de leden dringend om de minister nu de gelegenheid te geven om eerst de vragen die ze al gesteld hebben, te beantwoorden. Dus ik hoop dat de minister kort kan ingaan op dit laatste punt van mevrouw Van Veldhoven. Daarna krijgt de heer Van Gerven nog de gelegenheid om in één zin zijn punt te maken.

Minister Kamp: Net als de vorige keer vraagt mevrouw Van Veldhoven om vertrouwelijke informatie. Mijn communicatie met de Kamerleden doe ik graag hier in deze openbare debatten; dat vind ik veel prettiger. Dus wat ik haar heb verteld over de langjarige contracten, is de informatie die ik haar kan geven. Ik heb haar gezegd dat ik langjarige contracten open kan breken met een beroep op force majeure, maar dat de consequentie daarvan is dat ik dan geen nieuwe contracten af kan sluiten, terwijl die nieuwe contracten nu juist de binnenlandse markt betreffen; we praten dan dus over de mensen in dit land, de zeven miljoen huishoudens die graag hun huis warm willen hebben, die graag willen koken en die graag willen dat er stroom uit de leidingen komt. Dat zijn dus de feiten waar ik mee te maken heb. Om dat op te gaan lossen, moet je onderhandelingen gaan starten met afnemers. Echter, op dit moment die onderhandelingen starten terwijl we nog bezig zijn om allerlei informatie te verzamelen en tot een besluit te komen dat we nu voorzien hebben voor eind van dit jaar, is ook niet zo handig. We zijn nu aan het nagaan hoe het allemaal ligt en hoe we er verantwoord mee om kunnen gaan en wat de consequenties zijn. Al die onderzoeken zijn nodig om uiteindelijk een totaaloverzicht te hebben en op grond daarvan een verantwoord besluit te nemen.

Mevrouw Van Veldhoven zegt dat er meer gasvelden zijn, maar zij weet net zo goed als ik dat het feit dat we zoveel meer gas de laatste jaren uit het Groningen-veld halen, erin gelegen is dat de kleine velden uitgeput raken. De kleine velden hebben we eerst benut en toen op een gegeven moment de productie uit de kleine velden minder werd, hebben we om op hetzelfde totaalniveau te blijven, extra gas uit het Groningen-veld gehaald. Verder heeft mevrouw Van Veldhoven gewezen op het bestaan van andere leveranciers. Je kunt het gas ook uit Noorwegen of uit Rusland halen, maar dat is ander gas. Dat doet echter allemaal niets af aan het feit dat we langjarige contracten hebben en dat daar verplichtingen uit voortvloeien. Het doet ook niets af aan het feit dat wij de enorme gasproductie die we hebben, ook verwerkt hebben in onze financiële huishouding. Dus dat zijn allemaal dingen waar ik rekening mee moet houden.

De heer Van Gerven (SP): Ik wil even het beeld rechtzetten dat de minister creëert rondom het standpunt van de SP. Wij stellen vanwege veiligheids- en duurzaamheidsargumenten voor om het besluit te nemen om de gaswinning in Noordoost-Groningen te temporiseren. Vervolgens moeten we aan de slag gaan hoe we dat kunnen realiseren. Dat is iets anders dan wat de minister zegt; hij zegt dat de SP de gaskraan dicht wil draaien. Iedereen snapt echter dat dit niet van vandaag op morgen kan.

De voorzitter: Waarvan akte.

Minister Kamp: Wat betreft het temporiseren van de gaswinning het volgende. De heer Klaver spreekt over 40% minder. Welnu, dat kost 4,6 miljard. Anderen spreken over 20%. Dat kost 2,3 miljard. Dat kan allemaal wel. Als je gaat temporiseren bereik je daarmee dus dat de eerstkomende tijd het aantal aardbevingen minder is en dat ook de kans op een sterkere aardbeving minder is. In plaats van het gevoel in het gebied dat er een risico is van 7% wordt het dan teruggebracht tot het gevoel in het gebied dat er een risico is van 5,6%. Of dat nu echt de doorslaggevende factor in het gebied zal zijn, is iets waar we ons ook op moeten beraden. Ik denk dat het verkeerd is om te doen alsof er een gemakkelijke oplossing voor het oprapen ligt en dat degenen die deze oplossing niet willen oprapen kennelijk geen belangstelling hebben voor de veiligheid en alleen maar kijken naar de centen. Zo is het absoluut niet. Ik denk dat iedereen zich realiseert dat er een groot probleem is waar een oplossing voor moet komen en dat er een moeilijk besluit moet worden genomen. Zo'n besluit met verstrekkende gevolgen moet je dan nemen op basis van goede informatie en een zorgvuldige afweging. Dat is waar de regering mee bezig is.

Verder is gevraagd naar de waardedaling van huizen et cetera. Als je in een gebied dat niet al te dichtbevolkt is, mensen uitkoopt en ze vervolgens vertrekken, kun je de vraag stellen wat je dan voor leefklimaat in dat gebied overhoudt. Wat is de realiteit ervan om een huis te kopen en het daarna terug te verhuren? Ik denk dat er wat betreft de waarde van de woningen daar en wat ermee samenhangt, een heleboel aan de orde is en dat we ons daar goed op moeten beraden. Dat zal in de eerste plaats de NAM moeten doen, want die is degene die daar het aardgas wint en de schade veroorzaakt en daardoor ook verantwoordelijk is voor de schade. Dat neemt niet weg dat wij ons als overheid er ook zeer bij betrokken voelen. De NAM denkt erover na, ik denk erover na. Alle varianten die genoemd zijn, kunnen daarbij overwogen worden. Uiteindelijk gaat het erom welk besluit we dan nemen. Dat besluit kunnen we nu nog niet nemen, omdat we daar nog niet voldoende over nagedacht hebben. Het heeft namelijk ook verstrekkende consequenties voor het leefklimaat in het gebied én het heeft precedentwerking voor andere delen van het land.

Mevrouw Dik-Faber heeft gezegd dat ik toezeggingen heb gedaan die nog niet zijn uitgevoerd. Ik vraag mij af of dat een redelijke benadering is van haar kant. Binnen zes dagen nadat ik het advies van het Staatstoezicht op de Mijnen kreeg, was ik in het gebied, heb ik met de mensen daar gesproken en heb ik vervolgens met ze doorgenomen wat hun problemen zijn. Ik heb ook gekeken hoe ik aan die problemen tegemoet kan komen. Ik noem het meteen nemen van maatregelen over het afwikkelen van schadeclaims en preventieve maatregelen en het doen van een quickscan naar de grootschalige infrastructuur. Dat zijn allemaal dingen die ik meteen al kon doen, maar andere dingen moeten nog onderzocht worden en dat kost gewoon meer tijd. Om dan een week later tegen mij te zeggen dat ik mijn toezeggingen nog niet ben nagekomen: neemt u nu van mij aan, mevrouw Dik-Faber, dat wij heel serieus nemen wat er gebeurt en dat we er met alle macht aan werken en onze uiterste best doen om dat wat er moet gebeuren in het gebied, zo snel en zo goed mogelijk tot stand te brengen.

Verder heeft mevrouw Dik-Faber aangegeven dat de NAM ruimhartig met schadeclaims dient om te gaan. Ik durf het woord «ruimhartig» eigenlijk al niet meer in de mond te nemen, omdat het al vele malen is genoemd. Ik wil er geen enkel misverstand over laten bestaan: de schade als gevolg van aardbevingen in dat gebied moet vergoed worden. Klaar.

Door een van de woordvoerders is gezegd dat er op het punt van de preventie nog niet voldoende duidelijkheid is en dat de Kamer daarover nader geïnformeerd dient te worden. Ik zou willen zeggen: laat ons nu eerst gewoon ons ding doen. In opdracht van de NAM gaan mensen het gebied in die zullen bekijken wat de grootste risico's zijn en welke maatregelen genomen kunnen worden. Dit moet allemaal georganiseerd worden en daar heb je deskundigen en een programma voor nodig. Je moet volgens met dat programma dat gebied ingaan en de zaak afwerken. We hebben tegen de NAM gezegd dat dit in het eerste kwartaal moet gebeuren en dat er in het tweede kwartaal al concreet begonnen moet worden met het uitvoeren van preventieve maatregelen. Over de voortgang zal ik de Kamer dan informeren.

Mevrouw Dik-Faber vroeg om een visie op de gaswinning. De visie op de gaswinning op het Groningen-veld is het winningsplan van de NAM. Dat winningsplan moet nu herzien worden. Er komt dus een nieuw winningsplan. Dat houdt in dat de NAM aangeeft wat ze denkt daar te kunnen gaan winnen, wat de consequenties daarvan zijn en aan welke randvoorwaarden daarvoor voldaan moet worden. De uitkomst daarvan verwachten we rond het eind van dit jaar. Over dat winningsplan zullen we het advies vragen van het Staatstoezicht op de Mijnen. Vervolgens zullen we alle onderzoeken die gedaan zijn en de resultaten daarvan erbij betrekken. Op basis van dat geheel zullen we met ons besluit komen.

De voorzitter: Ik deel mede dat de heer Klaver dit algemeen overleg nu moet verlaten aangezien hij aanwezig moet zijn bij het debat naar aanleiding van het rapport van de commissie-De Wit. Hij heeft mij overigens verzekerd dat er door GroenLinks voor wordt gezorgd dat er wordt meegeluisterd naar de beantwoording.

Minister Kamp: Dank u wel, dat stelt mij gerust, mevrouw de voorzitter.

De heer Van Gerven heeft gezegd dat Zweden tien keer zo ver is op het punt van duurzame energie. Ja, maar Zweden kent grote hoogteverschillen die je kunt benutten voor duurzame energie. Je laat het water naar beneden lopen, je zet er installaties onder en vervolgens heb je duurzame energie. Dat land heeft een doelstelling van 50% en zit op dit moment al op 49%. In Nederland is dat heel anders. We hebben hier die hoogteverschillen niet en we hebben hier geen overmaat aan zon. Op dit moment zitten we op 4%. Europa zegt tegen ons dat het 14% moet worden. Het kabinet zegt zelf dat het 16% moet worden. Dus dat wij op het gebied van de duurzame energie op de ruststand zouden staan, is ver bezijden de waarheid. We hebben onszelf een zeer hoge ambitie opgelegd op het punt van de duurzame energie, een kostbare ambitie ook. We zijn druk bezig om de lasten daarvan op een verantwoorde manier over de mensen en de bedrijven te verdelen. Dat geld moet namelijk wel allemaal opgebracht worden.

Mevrouw Mulder heeft gevaagd hoe we de informatievoorziening in het gebied gaan coördineren. We zijn op dit moment bezig om een heleboel dingen te organiseren. Ik wil geregeld bestuurlijk overleg met de mensen in het gebied hebben. Met die mensen maken we een programma over hoe we dat bestuurlijk overleg dit lopende jaar kunnen organiseren. Ik moet een heleboel doen wat betreft de communicatie in het gebied, niet alleen richting de bestuurders maar zeker ook richting de mensen in dat gebied. Daartoe zijn we bezig om een communicatieplan te maken. Suggesties zoals gedaan door mevrouw Mulder nemen we daar graag in mee. We zijn ook bezig om onze eigen inzet te organiseren.

In reactie op wat met name de heer Vos heeft gezegd, kan ik zeggen dat we ervoor hebben gezorgd dat er een begeleidingscommissie komt voor de onderzoeken en dat als er meningsverschillen zijn, er bij externe instituten second opinions kunnen worden gevraagd. Op het ministerie zelf zijn we bezig om de aansturing van alles wat er moet gebeuren, projectmatig op te zetten. Dus er wordt een aparte projectorganisatie opgezet op het miniserie om ervoor te zorgen dat de dingen die gedaan moeten worden, ook op een verantwoorde en goede manier tijdig gedaan worden.

Mevrouw Van Veldhoven heeft gezegd dat ik op 2 november al wist wat er aan de hand was. Dat klopt. Ik kwam nieuw binnen op het ministerie en kreeg toen een heleboel gegevens, zoals over de kerncentrale in Petten en de aardgaswinning in Groningen. Ik geloof dat het bij elkaar zo'n 28 dossiers waren. Vanaf het begin ben ik heel intensief met die dossiers aan de gang gegaan. Ik heb datgene er uitgehaald wat het meest urgent was. Dat waren drie dossiers, waarvan dit er een was. Ik heb gezorgd dat terwijl men nog bezig was met onderzoeken, reviews, overleggen en workshops met deskundigen, iedereen in de startblokken stond. Nadat ik het advies kreeg – dat was op een maandag – heb ik het op die dinsdag al voorbereid voor de ministerraad. Op vrijdag is het in de ministerraad besproken en op vrijdagavond is het naar de Kamer gestuurd. Op zondag was ik in het gebied. Dus neem van mij aan dat ik geen drie maanden pauze heb genomen en dat er geen dingen zijn blijven liggen, maar dat er vanaf het begin heel consequent en hard gewerkt is aan deze zaak. Het ministerie van Financiën is van het begin af aan op de hoogte gehouden, want ik snap heel goed dat dit grote financiële consequenties heeft. Dus Financiën heeft geen enkele informatieachterstand, maar datzelfde Financiën snapt ook heel goed dat er op een gegeven moment een besluit genomen moet worden. Dat kan zijn dat je doorgaat met de winning of dat je de winning vermindert met 20%, 40% of 50%, hetgeen dan weer consequenties heeft voor het binnenland en de rijksbegroting maar ook voor mogelijke afkoopsommen ten aanzien van buitenlandse contracten. Dus Financiën kan het pas gaan inschatten als het een en ander kan overzien en dat laatste is op dit moment nog niet mogelijk aangezien we pas een paar weken met al die onderzoeken bezig zijn. In de komende maanden komen de resultaten daarvan beschikbaar. Als alle benodigde gegevens beschikbaar zijn, kunnen we een afweging maken. Als die dan eenmaal gemaakt is, kan Financiën kijken hoe de financiële effecten die er dan eventueel zijn, op een verantwoorde manier ingepast kunnen worden. Natuurlijk zijn de mensen van Financiën bezig om het nodige voorwerk te doen, maar dat kan niet verdergaan dan zoals ik zo-even heb geschetst.

Verder is gevraagd om het doen van een nulmeting. Nulmeting of niet, ik vind dat alle schade die in het gebied aangericht wordt vanwege aardbevingen, vergoed moet worden. Daar heb ik geen nulmeting voor nodig. Of zo'n nulmeting in het kader van het preventieve werk dat we daar moeten gaan doen, een positieve bijdrage kan hebben, zullen we dan moeten bekijken. Als dat nuttig is, moet dat zeker gebeuren. Ik vind in ieder geval dat beide dingen, dus zowel aan de voorkant als aan de achterkant, goed gedaan moeten worden. Het is belangrijk dat we helpen om de schade vooraf zo veel mogelijk te beperken. Doet de schade zich toch voor, dan moet die schade ook volledig vergoed worden.

De heer Klaver vroeg zich af wat nu uiteindelijk prioriteit heeft bij ons. Prioriteit bij ons hebben de belangen van de mensen in Nederland. In de eerste plaats zijn dan het meest pregnant aan de orde de belangen van de mensen in Groningen die boven het gasveld wonen. Verder hebben de mensen in Nederland er belang bij dat hun huis verwarmd wordt en dat ze kunnen koken. Ook hebben ze er belang bij dat hun koopkracht die al onder druk staat, niet nog verder onder druk komt te staan, en dat waar ze al getroffen worden door bezuinigingen, dit niet nog meer het geval zal zijn. Dat geheel van al die belangen moeten we in beeld hebben.

De heer Vos heeft gezegd dat wat hem betreft in ieder geval nu alle voorbereidende werkzaamheden moeten worden verrichten die nodig zijn om een eventueel besluit tot reductie te kunnen uitvoeren. Stel dat rond 1 december alle onderzoeksresultaten binnenkomen en we dan binnen enkele maanden, dus zeg rond de jaarwisseling, een besluit kunnen nemen, dan kan dat besluit volgens mij geëffectueerd worden rond het eind van de winter van 2013/2014, dus vanaf april 2014. Als we dan het besluit nemen om eventueel de winning te reduceren, dan zou je wat betreft de heer Vos al het huiswerk rond de juridische aspecten, de verdeling over het binnenland en buitenland en de alternatieven, al klaar moeten hebben. Welnu, daar heeft de heer Vos groot gelijk in. Dat gaan we dus ook doen. Ik zal alles doen om ervoor te zorgen dat we het besluit dat we op een gegeven moment moeten nemen, vervolgens zo snel mogelijk uit kunnen voeren. Ik zal niets nalaten om dat voor elkaar te krijgen.

Ik ben afhoudend geweest wat betreft de datum van 1 oktober die door de heer Vos genoemd is. Ik heb dat gedaan met de argumentatie van het werken van winter naar winter en de lopende verplichtingen die er zijn, met daarbij de opmerking dat het verschil tussen 1 oktober en 1 december voor de mensen in Groningen niet wezenlijk is.

Ik hoop dat ik hiermee naar behoren heb geantwoord.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Als het gaat om de visie op energietransitie en de positie die het Groningse gas daarin kan hebben, gaf de minister aan dat de NAM nu bezig is met een nieuw winningsplan. Eerlijk gezegd vind ik het de wereld op zijn kop dat de NAM een winningsplan schrijft dat volgens mij helemaal losstaat van de visie van dit kabinet om om te schakelen naar 16% duurzame energie in 2020 en 100% duurzame energie in 2050. Ik krijg hierop dan ook graag de reactie van de minister.

Minister Kamp: Er staat in de wet dat de NAM een winningsplan moet maken. Aan dat plan kunnen weer voorwaarden gekoppeld worden en daar moet ik dan een besluit over nemen. Ook moet er nog een advies over komen van het Staatstoezicht op de Mijnen. Dat winningsplan is in ieder geval een wettelijk instrument. De NAM heeft het privaatrechtelijk recht gekregen om het gas daar uit de grond te halen. Uiteraard mag de NAM dat niet zomaar in het wilde weg doen; dat moet gebeuren volgens een bepaalde techniek, met een bepaalde frequentie en onder bepaalde randvoorwaarden. Daar is dat winningsplan voor bedoeld. Het is dus heel verstandig van mij om mij op dat winningsplan te richten. Zo het al niet verstandig was, is het wettelijk voorgeschreven.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik twijfel er niet aan dat deze minister heel verstandig is, maar ik zou hem toch het volgende willen meegeven. Als het kabinet een visie heeft op energietransitie, waarbij het Groningse gas wat mij betreft een belangrijke rol moet spelen, lijkt het mij goed dat de minister in de sfeer van randvoorwaarden van zo'n winningsplan in gesprek gaat met de NAM om samen tot een opzet te komen. De ambities van dit kabinet rond duurzame energie kun je volgens mij niet los zien van de gaswinning in Groningen.

Minister Kamp: Ik denk dat dit juist is. Eind van dit jaar zullen we een besluit nemen over wat we gaan doen met het Groningen-veld. Van dat veld weten we dat het de komende jaren minder wordt. De eerste zeven jaar gaat het ongeveer door zoals nu, maar daarna loopt het snel af van 50 naar 20 miljard kubieke meter per jaar die er uitgehaald gaan worden. Misschien gaan we al eerder reduceren aan de hand van de discussie die we nu hebben en de feitelijke situatie zoals die zich op dit moment voordoet. Dat we dan de leveringszekerheid wat betreft gas voor de Nederlandse bevolking, de consequenties voor de rijksbegroting, de voortgang op het punt van duurzame energie en in dat geheel ook de inzet van het Groningen-veld op de korte en middellange termijn in beeld brengen richting de Kamer, is iets wat we zeker gaan doen. Mevrouw Dik-Faber zal het echter goed vinden dat ik mij nu eerst even concentreer op wat nu voorligt, maar ik ben het met haar eens dat uiteindelijk ook die brede afweging gemaakt moet worden.

Mevrouw Klever (PVV): Ik heb nog geen reactie gehad op mijn voorstel voor een uitkoopregeling, maar slechts een terloopse opmerking van de minister over de aantasting van het leefklimaat waar hij bang voor is.Ik denk dat dit laatste onrecht doet aan de gevoelens van angst die de mensen hebben. Ik heb zelf in een aardbevingsgebied gewoond en heb de angst van de mensen van dichtbij meegemaakt. Lang niet iedereen is bang, maar er zijn mensen die bij elke beving bang zijn en zich afvragen: is dit nu die grote klapper die voorspeld is? Die mensen hebben geen leven. Dus ik vraag de minister nogmaals of hij bereid is voor deze groep mensen een uitkoopregeling in het leven te roepen.

Minister Kamp: Ik zou mevrouw Klever willen vragen om voorzichtig te zijn met opmerkingen zoals «de grote klapper die voorspeld is». Er is geen grote klapper voorspeld, mevrouw Klever. Wat er is gebeurd, is dat er rekening gehouden werd met aardbevingen die maximaal een kracht zouden hebben van 3,9 op de schaal van Richter. Er is onderzoek gedaan naar aanleiding van recente voorvallen in het gebied. Daarbij is gezegd: aan die 3,9 als maximum kunnen we niet vasthouden maar we weten niet wat het nieuwe maximum is. Welnu, men is bezig om dat nu verder uit te zoeken. Het is wel zo dat wanneer je de situatie in het buitenland toepast op de Nederlandse situatie, je zou kunnen voorspellen dat er in het komende jaar een kans is van 7% op een aardbeving met een kracht van 3,9 of groter op de schaal van Richter. Dat zijn de feiten en die zijn ernstig genoeg, maar de vertaling van die feiten in «we zitten te wachten op de grote klap» acht ik niet verstandig.

Verder zei mevrouw Klever dat mijn reactie op haar eerder gedane suggestie een terloopse opmerking was. Welnu, dat was geen terloopse opmerking. Zij sprak over het uitkopen van de mensen in het gebied. Welnu, we hebben daar te maken met een krimpregio. Het gaat daar om mensen met een eigen huis, met eigen buren, een eigen straat, een eigen dorp en een eigen gebied, waar zij natuurlijk aan hechten, net zo goed als mevrouw Klever hecht aan het gebied waar zij woont en ik hecht aan het gebied waar ik woon. Als je in dat gebied mensen weg gaat halen waardoor je leegstaande huizen krijgt en er in het gebied nog minder mensen wonen, waardoor ook het draagvlak voor verenigingen, winkels en voorzieningen afkalft, dan is dat iets waar je dus niet zomaar eventjes toe moet besluiten. Als je je bezig gaat houden met de problematiek van de aardbevingen en de effecten ervan wat betreft de waarde van de woningen en de zorgen die dat voor de mensen in dat gebied met zich brengt, dan moet je dat op een verantwoorde en evenwichtige manier doen. Daar zijn we mee bezig en daar past niet bij dat ik, vooruitlopend op het denkwerk daarover en het afwegen van alternatieven, een snelle reactie geef op deze suggestie van mevrouw Klever. Er zijn verschillende suggesties gedaan met betrekking tot waardedaling en ik zal ze allemaal meenemen om te kijken hoe we tot een verstandige aanpak op dat punt kunnen komen.

Mevrouw Klever (PVV): De minister verwijt mij bepaalde woorden te gebruiken maar hij heeft toch echt zelf in de media geroepen dat er doden kunnen vallen. Dat zijn toch echt zijn woorden. En er zitten mensen in dat gebied die geen kant op kunnen en die doodsbang zijn. Dan kan de minister wel zeggen dat hij tijd nodig heeft om een en ander te onderzoeken, maar ondertussen leven die mensen in doodsangst. Ik zeg niet dat ze allemaal zo angstig zijn, maar er zijn er wel degelijk die dat zijn. Mijn vraag aan de minister is of hij voor deze mensen – dat zullen er echt niet heel veel zijn – een uitkoopregeling wil realiseren.

Minister Kamp: Ik heb nooit gezegd dat er doden gaan vallen. Wat er is gebeurd, is het volgende. Er werd mij gevraagd of wanneer daar een aardbeving plaatsvindt, er materiële; schade kan ontstaan. Mijn antwoord daarop was ja. Vervolgens werd gevraagd: als er materiële schade is, kan er dan ook niet sprake zijn van personele schade? Daarop was mijn antwoord: ja. Als er een kast omvalt heb je materiële schade, maar als die kast precies op jou valt, kun je ook personele schade ondervinden. Dat kan ik niet uitsluiten. Er zijn in het gebied aardbevingen en dat brengt risico's met zich die onveiligheid voor de mensen opleveren. Daar moeten we dus mee aan de gang slag. Dat antwoord geef ik. Als dan de volgende dag in de krant staat dat er doden kunnen vallen, dan mag iemand dat wel schrijven, maar dan heb ik dat niet gezegd.

De heer Jan Vos (PvdA): Ik wil de minister bedanken voor zijn heldere uiteenzetting en voor de toezeggingen die hij heeft gedaan. Er zijn nog wel vier vragen waarop ik geen antwoord heb gekregen. De eerste is hoe de minister andere economische schade definieert, dit onder verwijzing naar pagina 5, onderzoek 2. Verder heb ik de minister gevaagd of hij het nuttig acht om bij het doen van het huiswerk ook extra reservoircapaciteit en extra stikstofstations te betrekken. Ook heb ik de minister verzocht een reactie te geven op de ombudsfunctie. Daarnaast heb ik gevraagd of hij bereid is om te onderzoeken of er in het gebied behoefte is aan een verhuisregeling. Dat is dus iets anders dan dat ik zeg dat zo'n regeling er móet komen. Ten slotte zou ik graag namens mijn fractie de garantie van de minister krijgen dat de veiligheid van de bewoners van Groningen bij alles wat hij doet, voorop zal staan in de komende periode.

Minister Kamp: Bij alles staat de veiligheid voorop. We hebben het er vandaag over dat we met z'n allen profiteren van het Groningse gas en de mensen in het gebied daar onder te lijden hebben. We zijn dus helemaal gefocust op de mensen in het gebied. Ik kan echter niet zeggen dat ik die veiligheid kan garanderen. Er komen daar aardbevingen voor. Als we nu op zouden treden en dingen zouden gaan doen, zal het effect daarvan pas over een jaar merkbaar zijn. Dus een absolute veiligheidsgarantie kan ik niet geven. Ik kan wel zeggen dat ik mij zeer bewust ben van de situatie en dat bij het besluit dat we straks gaan nemen, die veiligheid het eerste is wat ons voor ogen staat. Het gaat dan wel om een brede afweging die gemaakt zal moeten worden en die dan te zijner tijd door het parlement beoordeeld wordt, waarbij het dan vervolgens een eigen afweging zal moeten maken.

Dan de vier vragen van de heer Vos. Allereerst die over andere economische schade. Daarbij denk ik vooral aan wat er kan gebeuren als er dijkdoorbraken zijn, als er grote belangrijke leidingen breken of als de industrie in het gebied problemen krijgt. Dat zijn zaken die we in beeld moeten brengen.

Dan het punt van de extra reservoirs. Op dit moment is er de mogelijkheid om aldaar gas ondergronds op te slaan en in reserve te houden, maar alle capaciteit die er is, wordt 100% benut. Dus om in de winter voldoende gas te kunnen leveren, is het nodig om in de zomer alle beschikbare reservoirs te benutten. Het kost vijf jaar voordat nieuwe reservoirs gebruiksklaar zijn.

Op dit moment hebben we 20 miljard kubieke meter capaciteit wat betreft stikstof die we kunnen gebruiken om hoogcalorisch gas te verdunnen waardoor het in de buurt van het laagcalorisch gas komt. Het probleem is echter dat je in de zomer niet veel aan die capaciteit hebt omdat je die nauwelijks nodig hebt, terwijl je er in de winter weer te weinig aan hebt. Het is in ieder geval wel een onderdeel van het geheel dat we meenemen.

De heer Vos heeft gevraagd om alle gevolgen al van tevoren te onderzoeken, zodat als je een besluit neemt, je ook meteen door kunt pakken. Welnu, dit is een belangrijk element van het voorwerk dat we moeten gaan doen.

Op het punt van de ombudsfunctie ben ik het met de heer Vos eens. Gelet op de huidige situatie in het gebied vind ik het een terechte suggestie dat mensen die zich zorgen maken en die wellicht niet al te concreet en precies weten hoe ze iets moeten aanpakken, terechtkunnen bij iemand van wie ze weten dat die overal los van staat en die meedenkt. Ikzelf denk dat de Technische commissie bodembeweging onder leiding van oud-D66-Kamerlid de heer Tommel zoveel deskundigheid bezit, dat die daar heel goed voor te gebruiken zou zijn, maar dan moet die commissie wel uitgebouwd worden op het punt van zichtbaarheid en ombudskennis. Ik ben aan het kijken of dat een goede invulling is of dat er een andere invulling voor moet komen. Dus ik ben sowieso bereid er invulling aan te geven maar over hoe dat precies moet, ben ik mij nog aan het beraden. De bedoeling is dat het een invulling wordt die voor de mensen in het gebied het beste is.

De variant die de heer Vos noemde wat betreft de waardedaling zal ik evenals de andere varianten die hier genoemd zijn, meenemen.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Wat betreft die waardedaling van de woningen heb ik aangegeven dat koop en vervolgens terughuur een van de constructies zou kunnen zijn. Ik heb gehoord dat de minister heeft gezegd dat alle hier naar voren gebrachte varianten zullen worden meegenomen. Ik denk dat ik dus mag concluderen dat ze worden meegenomen in het onderzoek onder punt 10. Klopt dat?

Minister Kamp: De Kamer voelt zich net als ik verantwoordelijk voor wat er in Groningen gebeurt. Zij heeft evenals de mensen in het gebied aandacht voor het aspect van de waardedaling. Ik ben samen met de NAM bezig om mij op dat te punt te beraden. Alle suggesties die door de Kamerleden gedaan zijn, zijn dus aan de orde en worden bij deze overweging meegenomen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. Vier vragen van mij zijn nog niet beantwoord.

Waar de mensen in het gebied voor de taxatie door de NAM blijkbaar alleen maar de foto's krijgen, had ik de minister gevraagd of hij ervoor kan zorgen dat er echt volledige transparantie is, zodat ze bijvoorbeeld ook het schaderapport krijgen.

Met betrekking tot de waardedaling heb ik met name gewezen op de WOZ-waarde en op het feit dat het niet alleen voor burgers een probleem kan opleveren dat ze te veel betalen als die WOZ-waarde hetzelfde blijft, maar dat het ook voor gemeenten een probleem kan inhouden als de WOZ-waarde daalt omdat ze dan minder inkomsten krijgen. Is de minister bereid om daarover met minister Plasterk te spreken?

Verder had ik gevraagd of we bij de schadetaxatie wat kunnen leren van hoe het bij Schiphol is opgelost.

Mijn vierde vraag had betrekking op de voorfinanciering. Toen er afspraken werden gemaakt over de gaswinning en gasopslag bij het Bergermeer is gezegd dat er een voorfinancieringsfonds zou moeten komen zodat mensen als de schoorsteen naast hun huis staat, niet eerst zelf de rekening behoeven te betalen. Misschien is dat in het geval van het Groningen-veld inmiddels al geregeld en dan hoor ik dat hier graag bevestigd worden door de minister, maar als dat niet zo is, verneem ik graag wat zijn visie op zo'n fonds is, aangezien het toch om een groot bedrag voor de mensen gaat.

Minister Kamp: Dat er ten aanzien van de taxaties alleen sprake zou zijn van het gebruik van foto's is mij niet bekend. De NAM moet de schade vergoeden, want daar gaat het uiteindelijk om. Of ze dat nu doet op grond van foto's of op grond van een rapport of een opdracht die meteen aan een aannemer wordt gegeven om te doen wat nodig is, weet ik niet. Het gaat mij erom dát het zorgvuldig gebeurt en dát alles vergoed wordt. Naar aanleiding van de opmerking van mevrouw Van Veldhoven zal ik in ieder geval nog eens bekijken of er op dit punt iets gaande is waar ik aandacht aan moet geven.

Wat betreft de WOZ-waarde is sprake van communicerende vaten. Als woningen en gebouwen in een gebied meer waard worden, gaan de tarieven naar beneden en als ze minder waard worden gaan de tarieven omhoog, zodat uiteindelijk de opbrengst voor de gemeenten gelijk blijft. Wat in dit gebied nog speelt, is dat Loppersum een artikel 12-gemeente is, waar dus al een forste bijdrage uit de algemene middelen aan gegeven wordt. In het bestuurlijk overleg dat met de gemeente gevoerd zal worden, zal dit punt overigens zeker aan de orde komen om te kijken hoe het in de praktijk uitpakt.

Dan Schiphol. Ik heb er ook al met mijn collega van I en M over gesproken. Ervaringen die we elders opgedaan hebben en die ons kunnen helpen om in dezen op een goede manier op te treden als overheid, zullen we zeker benutten.

Ten slotte de voorfinanciering. Ik denk dat dit onderdeel is van een zorgvuldige afwikkeling van de schadeclaims. Ik zal dus ook dat aspect meenemen wanneer ik ga kijken hoe een en ander er in de praktijk precies voorstaat.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Er is een vraag van mij nog niet beantwoord en die betreft het in kaart brengen van de indirecte schade. Naar analogie van het Waddenfonds hebben we voorgesteld om ook ten aanzien van de onderhavige problematiek een commissie van wijzen in het leven te roepen die daarover adviseert en om een regiofonds in te stellen.

Minister Kamp: Op dit moment wil ik er liever geen commissie van wijzen bij hebben, omdat we al met een heleboel mensen aan het praten zijn over dit urgente probleem, dat echt opgelost moet worden. Ik heb ook niet de indruk dat er op dit moment in het gebied te weinig geld beschikbaar is voor economie en infrastructuur. Die wijzen zitten overigens ook hier in de Kamer, in het kabinet en in alle instanties die we er op dit moment al bij betrekken. Dus ik denk dat het goed is om ons nu op het werk te concentreren dat we nu op ons bord hebben liggen. Mocht het op onderdelen nodig zijn om er anderen bij te betrekken omdat we daar ons voordeel mee zouden kunnen doen, dan sta ik daar niet bij voorbaat afwijzend tegenover, maar ik heb op dit moment niet de intentie om hiervoor een commissie van wijzen aan te stellen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik doe deze suggestie omdat bij het in kaart brengen van indirecte schade ook steeds de NAM betrokken is, die toch belanghebbende is in dit hele verhaal. Een commissie van wijzen kan onafhankelijk opereren en heeft ook in het kader van het Waddenfonds en de boringen in het Waddengebied heel veel goede dingen kunnen doen.

Minister Kamp: De NAM is erbij betrokken omdat zij het gas er uithaalt en dus wettelijk aansprakelijk is voor de schade. Die is er dus altijd en in alle omstandigheden bij betrokken. Als iemand niet tevreden is over de schadeafwikkeling door de NAM, kan de Technische commissie bodembeweging met een advies komen. Tot dusverre is het nog nooit voorgekomen dat een advies van die commissie niet gevolgd werd door de NAM. Daar komt nog bij dat ik van plan ben om die commissie verder te versterken, zowel wat betreft de zichtbaarheid in het gebied als wat betreft de mogelijkheid om eventueel de ombudsfunctie in te vullen.

De voorzitter: Hiermee zijn we gekomen aan het einde van de derde termijn. De commissie heeft deze week in een procedurevergadering aangegeven onder voorbehoud een VAO aan te zullen vragen. Ik heb geconstateerd dat ik een paar van u een motie heb horen aankondigen. Dus ik ga ervan uit dat wij dat VAO nu definitief kunnen maken. Ik zal dat zo meteen melden bij de Griffie.

De minister heeft in deze derde termijn nog de toezegging gedaan dat hij de Kamer zal informeren over de voortgang met betrekking tot de uitvoering van de preventieve maatregelen.

Ik dank de minister voor zijn uitgebreide beantwoording, de collega's voor hun inbreng en de mensen op de publieke tribune voor hun aandacht.

Sluiting 15.45 uur.