Ontvangen 3 april 2013
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel I, onderdeel E, komt te luiden:
E
Artikel 2.6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid, wordt «groepen van opleidingen» vervangen door: groep van opleidingen dan wel per Ad-programma.
2. In het vijfde lid wordt «de Tweede Kamer der Staten-Generaal» gewijzigd in: beide Kamers der Staten-Generaal.
B
Artikel I, onderdeel J, onder 2 en 3 komt te luiden:
2. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot het zevende en achtste lid worden na het tweede lid vier nieuwe leden ingevoegd, luidende:
3. Met inachtneming van de aanvraag kan Onze minister zijn instemming voor het verzorgen van een nieuwe opleiding beperken tot het verzorgen van een voltijdse, deeltijdse of duale opleiding. Onze minister kan zijn instemming ook onder andere beperkingen verlenen.
4. Bij ministeriële regeling kunnen nadere eisen worden gesteld aan de aanvraag om instemming.
5. Indien sprake is van het samenvoegen van bestaande opleidingen kan Onze minister bij het verlenen van de instemming desgevraagd bepalen dat het instellingsbestuur bij de aanvang van het vierde studiejaar nadat de samenvoeging heeft plaatsgevonden deze ongedaan kan maken zonder dat daarvoor instemming als bedoeld in het eerste lid noodzakelijk is.
6. Ingeval van een nieuwe opleiding in een van de openbare lichamen BES wordt bij de beoordeling gelet op de voorzieningen op het gebied van hoger onderwijs in Nederland en Aruba, Curaçao en Sint Maarten.
3. In het zevende lid (nieuw) wordt na «de opleiding» ingevoegd: onderscheidenlijk het Ad-programma.
C
Na artikel I, onderdeel L, wordt een nieuw onderdeel L1 ingevoegd, luidende:
L1
Aan artikel 6.7a wordt een derde lid toegevoegd, luidende:
3. Het instellingsbestuur selecteert de gegadigden uitsluitend op grond van kwalitatieve criteria. Het aantal soorten kwalitatieve selectiecriteria bedraagt ten minste twee.
D
Artikel I, onderdeel M, wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het tweede lid van artikel 6.8 wordt, onder vervallen van het woord «en» aan het slot van onderdeel a en het vervangen van de punt door «, en» aan het slot van onderdeel b, een nieuw onderdeel c toegevoegd, luidende:
c. het instellingsbestuur garandeert dat studenten die voor de opleiding zijn ingeschreven op het moment dat de toestemming wordt verleend hun opleiding binnen een daarvoor te stellen redelijke termijn tegen het wettelijke collegegeld kunnen afronden.
2. In het derde lid van artikel 6.8 wordt «het tweede lid onder a en b» vervangen door: het tweede lid onder a tot en met c.
3. Aan het slot van het derde lid van artikel 6.8 worden twee volzinnen toegevoegd, luidende: Onze minister kan ter zake een beleidsregel vaststellen.
E
Na artikel I, onderdeel M, wordt een nieuw onderdeel M1 ingevoegd, luidende:
M1
Aan artikel 6.9, derde lid, worden twee volzinnen toegevoegd, luidende:
Onze minister wijst het verzoek om graden te mogen verlenen in ieder geval af indien de continuïteit van de desbetreffende rechtspersoon of de naleving van artikel 1.12, tweede en derde lid, in onvoldoende mate zijn gewaarborgd. Onze minister neemt binnen 16 weken na ontvangst van het verzoek, bedoeld in het eerste lid, een besluit.
F
Artikel I, onderdeel N, onder 1, komt als volgt te luiden:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Onze minister kan besluiten dat aan een opleiding of aan alle opleidingen, onderscheidenlijk een Ad-programma of alle Ad-programma’s, verzorgd door een rechtspersoon voor hoger onderwijs, de rechten, genoemd in artikel 1.12, eerste lid, worden ontnomen, indien de continuïteit van de desbetreffende rechtspersoon of de naleving van artikel 1.12, tweede en derde lid, niet of niet langer is gewaarborgd.
G
Artikel I, onderdeel P, onder 5, komt als volgt te luiden:
5. Het vijfde lid komt te luiden:
5. Indien Onze minister constateert dat de gegevens in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs onvolledig of onjuist zijn of de indeling niet passend is voor de opleiding, kunnen de gegevens of de indeling door Onze minister aangepast worden. Onze minister heeft dezelfde bevoegdheid voor zover het betreft het onvolledig of onjuist zijn van de gegevens voor het Ad-programma,.
H
Artikel I, onderdeel R, komt te luiden:
R
Artikel 7.1, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste volzin, wordt «de artikelen 7.8b, 7.17, 7.17a, 7.18, 7.22, 7.25 en 7.30a» vervangen door: de artikelen 7.3a, tweede lid, onder b, 7.8b, 7.17, 7.17a, 7.18, 7.22, 7.25, 7.30b, tweede tot en met zesde lid, en 7.30e.
2. De tweede volzin vervalt.
I
Artikel I, onderdeel U, komt te luiden:
U
1. Het tweede lid van artikel 7.4 komt te luiden:
2. Een opleiding wordt zodanig ingericht dat een student in staat is het aantal studiepunten te behalen waarop de studielast voor een studiejaar gebaseerd is.
2. Na het tweede lid worden twee nieuwe leden toegevoegd, luidende:
3. In afwijking van het eerste lid bedraagt de studielast voor een studiejaar van een versneld traject als bedoeld in artikel 7.9a gemiddeld 80 studiepunten.
4. Het instellingsbestuur bepaalt de jaarlijkse studielast van deeltijdopleidingen.
J
Artikel I, onderdeel V, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid van artikel 7.8a wordt de zinsnede «als bedoeld in de eerste volzin» vervangen door: als bedoeld in het derde lid.
2. De tweede volzin van het vijfde lid van artikel 7.8a komt als volgt te luiden: Een instellingsbestuur kan daarbij in de onderwijs- en examenregeling voorschrijven welke onderwijseenheden binnen de desbetreffende bacheloropleiding nog moeten gevolgd.
K
Artikel I, onderdeel W, wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst van artikel 7.9a wordt een 1 geplaatst.
2. Het eerste lid van artikel 7.9a wordt als volgt gewijzigd:
a. In de eerste volzin vervalt het woord «slechts».
b. Aan het slot van de eerste volzin van artikel 7.9a wordt ingevoegd: of b dan wel een op grond van artikel 7.28, tweede lid, bij ministeriële regeling als ten minste gelijkwaardig aangemerkt onderscheidenlijk naar het oordeel van het instellingsbestuur daaraan tenminste gelijkwaardig diploma.
3. Aan artikel 7.9a wordt een tweede lid toegevoegd, luidende:
2. Het instellingsbestuur kan besluiten ook een andere student dan degene, bedoeld in het eerste lid, tot het versnelde traject toe te laten indien hij naar het oordeel van het instellingsbestuur blijk heeft gegeven van geschiktheid voor dat traject.
L
In artikel I, onderdeel Y, wordt in het eerste lid van artikel 7.10a de zinsnede «artikel 5a.2a, lid 2a,» vervangen door: artikel 5a,2, lid 2a,.
M
Artikel I, onderdeel AA, komt te luiden:
AA
Artikel 7.13 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel m, wordt: lichamelijk of zintuiglijk gehandicapte studenten» vervangen door: studenten met een handicap of chronische ziekte.
b. Onderdeel w vervalt onder toevoeging van het woord «en» aan het slot van onderdeel u en het vervangen van «, en» aan het slot van onderdeel v door een punt.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. In de onderwijs- en examenregeling wordt aangegeven hoe een persoon het recht zijn bacheloropleiding in het hoger beroepsonderwijs te vervolgen, bedoeld in artikel 7.8a, vijfde lid, kan effectueren en aan welke eisen hij daarvoor moet voldoen.
3. Het vierde lid vervalt.
N
In artikel I, onderdeel AF, wordt na onderdeel 1 een nieuw onderdeel 1a ingevoegd, luidende:
1a. Het derde lid komt als volgt te luiden:
3. Voor de inschrijving voor een opleiding of voor een onderwijseenheid, behorend tot een opleiding, aan de Open Universiteit gelden geen vooropleidingseisen, tenzij het een gezamenlijke opleiding betreft als bedoeld in artikel 7.3c. Indien geen vooropleidingseisen gelden, staat de inschrijving voor een opleiding of voor een onderwijseenheid, behorend tot een opleiding, open voor ieder die de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt.
O
Artikel I, onderdeel AG, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel 3 wordt in het derde lid onder b «artikel 7.24, tweede lid,» gewijzigd in: artikel 7.24, tweede lid, onder f,.
2. In onderdeel 4 vervalt de eerste volzin van het vierde lid.
3. Na onderdeel 4 wordt een nieuw onderdeel 5 toegevoegd, luidende:
5. Na het vijfde lid (nieuw) wordt een nieuw zesde lid toegevoegd, luidende:
6. Artikel 7.24, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
P
Artikel I, onderdeel AH, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste volzin van het eerste lid van artikel 7.25a vervalt «die van een ander niveau zijn dan het niveau van de desbetreffende vakken die deel hebben uitgemaakt van het examen ter verkrijging van de diploma’s, bedoeld in artikel 7.24».
2. In de tweede volzin van het tweede lid van artikel 7.25a wordt «die zich voor de opleiding tot leraar basisonderwijs wil inschrijven» vervangen door: voor de inschrijving bij de opleiding tot leraar basisonderwijs aan,.
3. In de eerste volzin van het derde lid van artikel 7.25a wordt «bedoeld in het eerste lid» vervangen door: bedoeld in het tweede lid.
4. De tweede volzin van het derde lid van artikel 7.25a komt te luiden: Bij of krachtens die algemene maatregel van bestuur wordt het niveau van de kennis vastgesteld dat anders is dan het niveau van het examen, bedoeld in de eerste volzin.
Q
Artikel I, onderdeel AI, komt als volgt te luiden:
AI
Artikel 7.26 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. De zinsnede «kunnen bij ministeriële regeling in verband daarmee eisen worden gesteld in aanvulling op de eisen, bedoeld in artikel 7.24» wordt vervangen door: kunnen bij ministeriële regeling opleidingen worden aangewezen die op daarbij aangegeven gronden eisen kunnen stellen in aanvulling op de eisen, bedoeld in artikel 7.24.
b. Na de eerste volzin worden twee volzinnen ingevoegd, luidende: Het instellingsbestuur stelt een regeling vast voor de selectiecriteria en -procedure. De selectiecriteria kunnen uitsluitend eisen bevatten die direct verband houden met de gronden, bedoeld in de eerste volzin.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Bij de ministeriële regeling, bedoeld in het eerste lid, kunnen tevens voorschriften van procedurele aard worden vastgesteld.
3. Het derde lid vervalt.
R
Artikel I, onderdeel AJ, komt te luiden:
Aan artikel 7.26a, tweede lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: De selectiecriteria kunnen uitsluitend eisen bevatten die direct verband houden met de gronden, bedoeld in de eerste volzin van het eerste lid.
S
Artikel I, onderdeel AK, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel 2 komt te luiden:
2. Na het eerste lid wordt een nieuw lid 1a ingevoegd, luidende:
1a. Het instellingsbestuur kan met het oog op de inschrijving voor een bacheloropleiding aan een universiteit van de bezitter van een getuigschrift van een met goed gevolg afgelegd propedeutisch examen aan een hogeschool die niet in het bezit is van een diploma als bedoeld in artikel 7.24, eerste lid, dan wel een op grond van het tweede lid bij ministeriële regeling als ten minste gelijkwaardig aangemerkt onderscheidenlijk naar het oordeel van het instellingsbestuur daaraan tenminste gelijkwaardig diploma. eisen dat hij aantoont over kennis, inzicht en vaardigheden te beschikken die overeenkomen met het bezit van een diploma als bedoeld in artikel 7.24, eerste lid.
2. Na onderdeel 2 wordt een onderdeel 3 toegevoegd, luidende:
3. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. De zinsnede «artikel 7.25, eerste, tweede of derde lid,» wordt vervangen door: artikel 7.25, eerste of tweede lid,.
b. De zinsnede «als bedoeld in het eerste dan wel tweede lid» wordt vervangen door: als bedoeld in het eerste tot en met tweede lid.
T
Artikel I, onderdeel AM, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste volzin van het tweede lid van artikel 7.30b wordt «in aanvulling op» vervangen door: naast.
2. In de tweede volzin van het tweede lid van artikel 7.30b vervalt het woord «aanvullende».
3. In de tweede volzin van het derde lid van artikel 7.30b wordt het woord «aanvullende» vervangen door: extra.
U
Na artikel I, onderdeel AM, wordt een nieuw onderdeel AM1 ingevoegd, luidende:
AM1
Artikel 7.30d wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel a vervalt onder verlettering van de onderdelen b en c tot de onderdelen a en b.
2. Het nieuwe onderdeel a komt als volgt te luiden:
a. artikel 7.30b, met uitzondering van de eisen, bedoeld in het tweede lid, en.
V
Artikel I, onderdeel AP, wordt als volgt gewijzigd:
1. In artikel 7.31a, eerste lid, vervalt de zinsnede «voor de eerste maal».
2. In artikel 7.31a wordt na het vierde lid een nieuw vijfde lid toegevoegd, luidende:
5. Dit artikel is niet van toepassing op een student die zich na 1 mei aanmeldt bij een andere bacheloropleiding dan die waarbij hij oorspronkelijk was ingeschreven maar kan aantonen dat de nieuwe aanmelding het gevolg is van een beëindiging van de inschrijving op grond van artikel 7.8b, vijfde lid, op een zodanig tijdstip dat hij zich niet kon aanmelden voor 1 mei, voorafgaand aan het studiejaar waarvoor hij zich wenst in te schrijven.
3. In de eerste volzin van het eerste lid van artikel 7.31b wordt «voor een bacheloropleiding» vervangen door: voor een of meer bacheloropleidingen.
4. In de eerste volzin van het eerste lid van artikel 7.31b wordt «met betrekking tot de desbetreffende bacheloropleiding» vervangen door: met betrekking tot de desbetreffende bacheloropleidingen.
5. Het vijfde lid van artikel 7.31b wordt als volgt gewijzigd:
a. Aan het slot van onderdeel a wordt het woord «en» toegevoegd.
b. In onderdeel b wordt na «artikel 7.28» ingevoegd: vanwege het bezit van een buiten Nederland behaald diploma.
c. Onder vervanging van de komma aan het slot van onderdeel b door een punt vervallen de onderdelen c en d.
6. In het eerste lid van artikel 7.31 c wordt na «artikel 7.31b, eerste lid» ingevoegd: , behorend bij die andere bacheloropleiding.
7. Het tweede lid van artikel 7.31c komt te luiden:
2. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de student, bedoeld in artikel 7.31a, vijfde lid.
8. Aan artikel 7.31d wordt een nieuw derde lid toegevoegd, luidende:
3. Dit artikel is niet van toepassing op de student, bedoeld in artikel 7.31a, vijfde lid.
W
Artikel I, onderdeel AU, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel 2 komt te luiden:
2. In het tweede en vijfde lid wordt «de Informatie Beheer Groep» vervangen door: Onze minister.
2. Na onderdeel 2 wordt een nieuw onderdeel 3 toegevoegd, luidende:
3. In het derde lid wordt «De Informatie Beheer Groep» vervangen door: Onze minister.
X
Na artikel I, onderdeel AV, wordt een nieuw onderdeel AV1 ingevoegd, luidende:
AV1
In het eerste lid van artikel 7.45a vervalt onderdeel b onder verlettering van onderdeel c naar onderdeel b.
Y
In artikel I, onderdeel AW, wordt onder vernummering van onderdeel 2 tot onderdeel 3 een nieuw onderdeel 2 ingevoegd, luidende:
2. De zinsnede «de artikelen 7.26, tweede lid, en 7.26a, eerste lid,» wordt vervangen door: de artikelen 6.7, 7.26, eerste lid, 7.26a, eerste lid, 7.53 en 7.56.
Z
Artikel I, onderdeel AX, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de tweede volzin van het tweede lid van artikel 7.53 wordt «selectiecritera» vervangen door: selectiecriteria.
2. Het achtste lid van artikel 7.53 vervalt.
AA
In artikel I, onderdeel BB, onder 2, komt het vijfde lid als volgt te luiden:
5. Een student die gebruik maakt van de ondersteuning en, in afwijking van artikel 7.32, derde lid, alleen met dat oogmerk is ingeschreven voor een opleiding, betaalt gedurende de periode dat hij ondersteuning ontvangt in plaats van collegegeld een vergoeding voor de ondersteuning.
AB
Na artikel I, onderdeel BC, wordt een nieuw onderdeel BC1 ingevoegd, luidende:
BC1
In artikel 9.32, vierde lid, wordt «alsmede de inschakeling van gehandicapten en allochtonen» vervangen door: alsmede de inschakeling van personen met een handicap of chronische ziekte en allochtonen.
AC
In artikel I, onderdeel BD, onder 2 wordt onder verlettering van de onderdelen b en c tot de onderdelen c en d wordt een nieuw onderdeel b ingevoegd, luidende:
b. Aan het slot van onderdeel d wordt toegevoegd: onderscheidenlijk artikel 7.26, 7.26a en 7.53, derde lid, en voor zover het de selectieprocedure betreft artikel 7.30b, tweede lid,.
AD
In artikel I, onderdeel BF, wordt «wordt het Ad-programma beschouwd» gewijzigd in: kan het Ad-programma worden beschouwd.
AE
Na artikel I, onderdeel BF, wordt een nieuw onderdeel BF1 ingevoegd, luidende:
BF1
In artikel 10.19, vierde lid, wordt «alsmede de inschakeling van gehandicapten en allochtonen» vervangen door: alsmede de inschakeling van personen met een handicap of chronische ziekte en allochtonen.
AF
In artikel I, onderdeel BG, wordt «alsmede het vierde lid» vervangen door: alsmede het derde lid.
AG
In artikel I, onderdeel BH, onder 2 wordt onder verlettering van de onderdelen b en c tot de onderdelen c en d een nieuw onderdeel b ingevoegd, luidende:
b. Aan het slot van onderdeel d wordt toegevoegd: onderscheidenlijk artikel 7.26, 7.26a en 7.53, derde lid, en voorzover het de selectieprocedure betreft artikel 7.30b, tweede lid,.
AH
Artikel I, onderdeel BI, komt te luiden:
BI
Artikel 11.13 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «instellingscollegegeld OU» vervangen door: collegegeld OU.
2. In het tweede lid wordt «bedoeld in de artikelen 7.30a, derde lid, derde volzin, en 7.30b, eerste lid, derde volzin» vervangen door: artikel 7.30b, tweede volzin.
AI
Na artikel I, onderdeel BI, wordt een nieuw onderdeel BI1 ingevoegd, luidende:
BI1
Artikel 18.32c, derde lid, komt te luiden als volgt:
3. Een besluit tot het verlenen van accreditatie of toets nieuwe opleiding in het kader van het invoeringsregime vervalt in afwijking van artikel 5a.9, zevende lid, onderscheidenlijk artikel 5a.11, zesde lid, onder a, na vier jaar.
AJ
Artikel I, onderdeel BJ, komt als volgt te luiden:
BJ
In hoofdstuk 18 wordt na titel 14 een nieuwe titel ingevoegd, luidende:
Titel 15. Wet van ... 2013 (Stb. ...)
Artikel 18.85. Overgangsbepaling recht op inschrijving
Aspirant-studenten die op het moment van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel AW, onderscheidenlijk onderdeel AX, van de Wet van ... 2013 (Stb. 2013, ...) beschikken over een bewijs van toelating als bedoeld in de artikelen 7.57c en 7.57d, zoals die artikelen luidden op de dag voordat het desbetreffende onderdeel in werking treedt, behouden hun recht op inschrijving voor de propedeutische fase van de desbetreffende opleiding.
Artikel 18.86. Overgangsbepaling selectie door instellingen bij opleidingen met een toelatingsbeperking
Tot het moment dat hoofdstuk 7, titel 3, paragraaf 4a vervalt, komt artikel 7.57e, tweede lid, te luiden:
2. Indien het instellingsbestuur toepassing geeft aan het eerste lid, maakt het tijdig bekend:
a. de kwalitatieve selectiecriteria die het in aanmerking wil nemen, waarvan het aantal ten minste twee bedraagt,
b. de regels van administratieve aard, voorzover niet voortvloeiend uit het vierde lid,
c. het percentage, bedoeld in het eerste lid, en
d. of gegadigden een, twee dan wel drie maal tot deelname aan de selectieprocedure kunnen worden toegelaten.
AK
In artikel III komt het vijfde lid van artikel 5a.13 als volgt te luiden:
5. De artikelen 5a.9, negende lid, 5a.10, 5a.11, vierde lid, en 5a.12b zijn van overeenkomstige toepassing.
Deze nota van wijziging bevat in de eerste plaats de uitwerking van een aantal toezeggingen, gedaan in de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II, 2012/13, 33 519, nr. 6). Verder is op verschillende plaatsen de tekst van het wetsvoorstel verhelderd. Ten slotte zijn er correcties van technische en redactionele aard aangebracht. Bij de verschillende onderdelen is nader toegelicht wat de aard van de voorgestelde wijziging is.
Onderdeel A
Aan de Eerste Kamer der Staten-Generaal is bij brief van 11 april 2012, waarbij het ontwerp-Besluit tot wijziging van het UWHW 2008 werd voorgehangen, toegezegd dat de voorhang bij haar van amvb’s die betrekking hebben op de bekostiging wettelijk zal worden geregeld. Deze toezegging wordt hierbij gestand gedaan.
Onderdeel B
Deze wijziging betreft het nieuwe zesde lid. De voorzieningen op het terrein van het hoger onderwijs in Curaçao, Sint Maarten en Aruba zijn geen «instellingen» in de zin van de WHW. Niettemin wordt het redelijk geacht het hoger onderwijs, dat in die landen wordt verzorgd, te betrekken bij de beoordeling van de macrodoelmatigheid van hoger onderwijsopleidingen op een van de eilanden, die deel uitmaken van Caribisch Nederland. Een en ander is vastgesteld in artikel 12 van de Beleidsregel doematigheid hoger onderwijs 2012 (Stcrt. 2012, 22213). Voor dat artikel wordt in de vorm van het nieuwe zesde lid een deugdelijke wettelijke grondslag gecreëerd.
Onderdeel C
Zoals voor alle opleidingen waarvoor selectie mogelijk is met uitzondering van de opleidingen met aanvullende eisen, geldt ook voor het kleinschalig en intensief onderwijs dat het aantal soorten kwalitatieve selectiecriteria ten minste twee bedraagt. In de memorie van toelichting was dat al aangekondigd maar het wetsvoorstel was daaraan nog niet aangepast. Hierbij is dat alsnog gebeurd.
Onderdeel D
Met de eerste twee wijzigingen wordt een toezegging, gedaan in de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II, 2012/13, 33 519, nr. 6, blz. 80) gestand gedaan. De derde wijziging biedt de grondslag voor een beleidskader waaraan wordt gerefereerd op blz. 76 van de nota naar aanleiding van het verslag.
Onderdeel E
Het derde lid van artikel 6.9 is opnieuw geformuleerd conform de huidige situatie en hetgeen is neergelegd in de Beleidsregel bevoegdheid graadverlening hoger onderwijs (Stcrt. 2010, 14710). Tevens is de beslistermijn geregeld. Er wordt afgeweken van de Awb-termijn van acht weken (artikel 4:13, tweede lid), omdat deze in de praktijk te kort blijkt te zijn. De procedure bestaat uit diverse fasen: de inspectie van het onderwijs adviseert de minister (artikel 6.9, tweede lid) waarna besluitvorming door de minister plaatsvindt. Deze beschreven procedure vergt meer dan 8 weken. Daarom is een beslistermijn opgenomen van 16 weken. Dit wordt eveneens geregeld in het derde lid.
Onderdeel F
Het gaat in casu om het herstel van een omissie. Het criterium is identiek aan het criterium, bedoeld in artikel 6.9, derde lid, de pendant van artikel 6.10. Door deze wijziging wordt de wet tevens in overeenstemming gebracht met de Beleidsregel bevoegdheid graadverlening hoger onderwijs (Stcrt. 2010, 14710).
Onderdeel G
Met deze wijziging is de wijziging van het vijfde lid aangevuld. Abusievelijk stond in dit artikel nog de Informatie Beheer Groep vermeld. Dat is met deze wijziging gecorrigeerd. Dit betekent overigens dat de wijziging, voorgesteld in artikel 1.6, onderdeel L, van de Wet van 7 februari 2013, Stb. 2013, 88, niet in werking zal treden.
Onderdeel H
De aanpassing is noodzakelijk omdat artikel 7.1, tweede lid, van de WHW is gewijzigd bij de Wet van 7 februari 2013, Stb. 2013, 88. Bovendien kwam in het oorspronkelijke voorstel een foutieve verwijzing voor naar het te vervallen artikel 7.30a.
Onderdeel I
De wijziging betreft in de eerste plaats de wijzigingsopdracht van punt 2. Daar stond: «Het derde lid komt te luiden.» Artikel 7.4 kende echter geen derde lid zodat deze opdracht onuitvoerbaar zou zijn geweest. Verder wordt hier duidelijk gemaakt dat het aantal studiepunten dat per jaar wordt geprogrammeerd over een periode van drie jaar gemiddeld 80 studiepunten bedraagt. Zoals in de nota naar aanleiding van het verslag is aangegeven, kan dit aantal in enig jaar minder of meer zijn als het maar in een ander jaar wordt gecompenseerd.
Een tweede element van de wijziging vormt de toevoeging van het vierde lid. Uit vragen uit de praktijk bleek hierover door de nieuwe formulering van het tweede lid misverstand te bestaan.
Onderdeel J
Het betreft hier in de eerste plaats het herstel van een onjuiste verwijzing. De wijziging onder punt 2 is een herformulering van de bestaande tekst zonder inhoudelijke achtergrond. Het doel ervan is verheldering.
Onderdeel K
In de oorspronkelijk voorgestelde tekst werden ten onrechte bezitters van een vwo-diploma als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs BES en bezitters van een buitenlands diploma dat gelijkwaardig is aan het vwo-diploma niet tot de doelgroep gerekend. De aanpassingen in het eerste lid beogen dat recht te trekken. Verder wordt hier de toezegging uit de nota naar aanleiding van het verslag nagekomen dat er ook een mogelijkheid komt voor de instelling om de versnelde trajecten open te stellen voor andere groepen studenten dan vwo-ers. Voorwaarde daarbij is uitdrukkelijk dat deze studenten ten minste daarvoor het niveau moeten hebben (Kamerstukken II, 2012/13, 33 519, nr. 6, blz. 66).
Onderdeel L
De verwijzing naar artikel 5a.2a was onjuist. Dit moet artikel 5a.2 zijn. Dat is hierbij hersteld.
Onderdeel M
De wijziging betreft de toevoegingen onder punt 1. Het gaat hier onder a om een aanpassing aan de terminologie zoals die gebruikt wordt in de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte. Het voorstel tot wijziging is aangekondigd in de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2010/11, 29 355, nr. 47). De toevoeging onder b houdt verband met het vervallen van artikel 7.30a.
Onderdeel N
In artikel I, onderdeel AF is een extra wijziging aangebracht, namelijk het nieuwe onderdeel 1a. In geval een gezamenlijke opleiding als bedoeld in artikel 7.3c mede wordt verzorgd door de OU gelden de wettelijke vooropleidingseisen voor de inschrijving bij de OU wel.
Onderdeel O
De eerste volzin van het vierde lid is een herhaling van wat al is voorgeschreven in het derde lid en kan daarom vervallen. Nieuw is het zesde lid. Indien een joint degree mede wordt verzorgd door de OU gelden in voorkomende gevallen de nadere vooropleidingseisen voor de inschrijving bij de OU wel.
Onderdeel P
De wijzigingen, voorgesteld in artikel 725a, dienen ter verheldering van de tekst zoals opgenomen in het wetsvoorstel.
Onderdeel Q
Het gaat hier om het uitvoeren van een toezegging, gedaan in de nota naar aanleiding van het verslag ((Kamerstukken II, 2012/13, 33 519, nr. 6, blz. 33). In de ministeriële regeling zal de opleiding met naam worden vermeld. Daarbij worden de gronden aangegeven waarom er aanvullende eisen mogen worden gesteld. Er mogen uitsluitend aanvullende eisen worden geformuleerd die direct verband moeten hebben met die gronden.
Onderdeel R
Ook hier geldt dat alleen aanvullende eisen mogen worden gesteld die direct verband houden met de reden waarom zij mogen worden gesteld.
Onderdeel S
Het oorspronkelijke lid 1a was anders geformuleerd dan het volgens de memorie van toelichting (paragraaf 2.1, blz. 16) bedoeld was. De nieuwe formulering is overeenkomstig de toelichting. Zoals ook in de nota naar aanleiding van het verslag is aangegeven (Kamerstukken II, 2012/13, 33 519, nr. 6, blz. 49) is het de bedoeling dat de eisen die de instelling mag stellen eraan bijdragen dat er een betere match ontstaat tussen de vooropleiding van de student die zijn hbo-propedeuse heeft afgerond en de wo-opleiding waarvoor hij zich inschrijft. Het gaat om de kennis, inzicht en vaardigheden waarover een bezitter van een vwo-diploma beschikt. Dat geldt voor alle in het vwo onderwezen vakken en is dus ruimer dan de eisen die zijn neergelegd in de nadere vooropleidingseisen, bedoeld in artikel 7.25.
De achtergrond van de eerste wijziging van het derde lid is dat het derde lid van artikel 7.25 zodanig is gewijzigd dat verwijzing daarnaar niet meer adequaat is. De wijziging onder b vloeit voort uit de invoeging van lid 1a in artikel 7.28.
Onderdeel T
Met de door het instellingsbestuur vastgestelde «aanvullende eisen» is iets anders bedoeld dan de aanvullende isen in artikel 7.26 en 7.26a waarbij een ministeriële regeling vereist is. Om verwarring te voorkomen is de tekst van artikel 7.30b, tweede en derde lid, aangepast.
Onderdeel U
De wijziging houdt verband met het vervallen van artikel 7.30a en het wijzigen van de inhoud van artikel 7.30b.
Onderdeel V
Met deze wijzigingen is de tabel, weergegeven op de bladzijden 19 en 20 van de nota naar aanleiding van het verslag, vertaald in wetgeving.
Onderdeel W
Het gaat hier om een louter technische aanpassing.
Onderdeel X
Uw Kamer is bij brief van 15 februari 2013 (Kamerstukken II, 2012/13, 31 288, nr. 326) geïnformeerd over het voornemen dat op korte termijn een wetswijziging wordt voorbereid, die erop is gericht dat de woonplaats van de student vanaf het studiejaar 2014/2015 niet meer van belang is voor de aanspraak op het wettelijk collegegeld. De Europese Commissie heeft aangegeven dat het hanteren van het woonplaatsvereiste leidt tot indirecte discriminatie.
Onderdeel Y
In deze wijziging is vastgelegd dat voor de bacheloropleidingen waarvoor selectie mogelijk is daarmee verband houdende kosten door het instellingsbestuur in rekening mogen worden gebracht indien en voorzover dat bij amvb is bepaald. Opgemerkt zij dat het gaat om opleidingen en niet om programma’s binnen opleidingen.
Onderdeel Z
De eerste wijziging is het herstel van een tikfout. Wat betreft de tweede wijziging, de ruimte die het achtste lid beoogt te bieden, wordt al geboden door het zevende lid. Het achtste lid is dus overbodig en kan vervallen.
Onderdeel AA
Deze tekst maakt duidelijk dat het hier gaat om een andere inschrijving voor een opleiding dan gebruikelijk. Artikel 7.32 gaat ervan uit dat de opleiding altijd gericht is op het behalen van bachelor- of masterdiploma. Dat is anders in het geval van een student die een schakelprogramma volgt.
Onderdeel AB
Zie de toelichting bij onderdeel M.
Onderdeel AC
De voorgestelde aanvulling met onderdeel b leidt ertoe dat overal waar het instellingsbestuur de opdracht heeft een regeling vast te stellen voor selectiecriteria of de selectieprocedure de medezeggenschap adviesrecht heeft. De wijziging onder punt 2 vloeit voort uit de wijziging van artikel 7.31b (zie onderdeel AP).
Onderdeel AD
Deze wijziging betekent dat het aan de instelling is om het Ad-programma in het kader van de medezeggenschap als een organisatorische eenheid aan te merken. Een verplichting daartoe is bij nader inzien niet in alle gevallen efficiënt of noodzakelijk.
Onderdeel AE
Zie de toelichting bij onderdeel M.
Onderdeel AF
Het betreft hier een correctie van een foutieve verwijzing.
Onderdeel AG
De voorgestelde aanvulling met onderdeel b leidt ertoe dat overal waar het instellingsbestuur de opdracht heeft een regeling vast te stellen voor selectiecriteria of de selectieprocedure de medezeggenschap adviesrecht heeft.
De wijziging onder punt 2 vloeit voort uit de wijziging van artikel 7.31b (zie artikel I, onderdeel AP, van het wetsvoorstel).
Onderdeel AH
Toegevoegd is het nieuwe onderdeel 1. Het begrip instellingscollegegeld OU is bij de Wet verhoging collegegeld langstudeerders afgeschaft. Door de voorgestelde correctie is het gebruik van het begrip conform het begrip van het collegegeld OU in artikel 7.45b van de WHW.
Onderdeel AI
Deze bepaling was oorspronkelijk opgenomen in het wetsvoorstel Versterking kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs (Kamerstukken II, 2012/13, 33 472, artikel I, onderdeel X). De reden hiervoor was dat het waarschijnlijk is dat de NVAO er onder andere door het onverwacht grote aantal aanvragen voor een instellingstoets kwaliteitszorg niet in zal slagen al die aanvragen voor 31 december 2013 af te ronden. Daarom moet de geldigheidsduur van accreditatiebesluiten en toetsen nieuwe opleiding die via de vereenvoudigde procedure op grond van het invoeringsregime zijn verkregen, worden verlengd van drie tot vier jaar. Nu het ernaar uitziet dat de behandeling van het onderhavige wetsvoorstel sneller zal verlopen dat het wetsvoorstel Versterking kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs is besloten deze bepaling over te hevelen.
Onderdeel AJ
Bij de Wet van 28 januari 2013, Stb. 2013, 70, tot wijziging van onder meer de WHW en de WSF 2000 in verband met het intrekken van de langstudeerdersmaatregel is een nieuwe titel 14 en zijn de artikelen 18.81 tot en met 18.84 ingevoegd. Het voorliggende wetsvoorstel is met het oog hierop vernummerd. Inhoudelijk is artikel I, onderdeel BJ, niet gewijzigd.
Onderdeel AK
In het vijfde lid van artikel 5a.13 zijn verwijzingen toegevoegd naar artikel 5a.11, vierde lid, en artikel 5a.12b. Het eerste betekent dat ook de toets nieuw Ad-programma in voorkomende gevallen onder voorwaarden kan verleend. Met de tweede toevoeging wordt duidelijk gemaakt dat de toets nieuw Ad-programma ook kan worden ingetrokken indien de kwaliteit daarvan aanzienlijk is gedaald ten opzichte van het moment van beoordeling.
De minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker