Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging hebben genomen dat het noodzakelijk is ter uitvoering van Verordening (EU) Nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (PbEU, L 167), wijzigingen aan te brengen in de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden en de Wet op de economische delicten;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. De volgende begripsomschrijvingen worden in de alfabetische rangschikking ingevoegd:
behandeld voorwerp als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder 1, van verordening (EU) Nr. 528/2012;
biociden als bedoeld in artikel 3, eerste lid onder a, van verordening (EU) Nr. 528/2012;
Verordening (EU) Nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (PbEU, L 167).
b. De begripsomschrijving «biocide» vervalt.
c. In de begripsomschrijving «professionele gebruiker» vervalt: of biociden.
d. De begripsomschrijving «richtlijn 98/8/EG» vervalt.
2. Het derde lid vervalt.
B
In artikel 2 vervalt het tweede lid onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.
C
Artikel 4, tweede lid komt te luiden:
2. Het college wordt aangewezen als de bevoegde autoriteit voor Nederland in de zin van artikel 81, eerste lid, van verordening (EU) Nr. 528/2012, tenzij in deze wet anders is bepaald.
D
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, tweede volzin wordt «en ieder toegelaten of geregistreerde biocide die» vervangen door: dat.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld met betrekking tot de tarieven bedoeld in artikel 80, tweede lid, van verordening (EU) Nr. 528/2012.
E
Hoofdstuk 5 komt te luiden:
Dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen zijn mede van toepassing op biociden en behandelde voorwerpen binnen de exclusieve economische zone.
In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
de levering van een biocide of een behandeld voorwerp voor distributie of gebruik in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder i, van verordening (EU) Nr. 528/2012;
toelating als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder o, van verordening (EU) Nr. 528/2012.
1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 17, eerste, vijfde en zesde lid, artikel 27, eerste lid, 47, eerste lid, 56, 58, eerste tot en met het zesde lid, 62, 68, eerste lid, 69, eerste en tweede lid, en 72, eerste en derde lid van verordening (EU) Nr. 528/2012 of de ter uitvoering daarvan vastgestelde verordeningen.
2. Het eerste lid is niet van toepassing indien het handelen, bedoeld in het eerste lid overeenkomstig verordening (EU) Nr. 528/2012 is toegestaan.
3. Het is verboden biociden zonder toelating voorhanden of op voorraad te hebben.
4. Het is verboden in strijd te handelen met een passende voorlopige maatregel, bedoeld in artikel 88 van verordening (EU) Nr. 528/2012.
De in artikel 42 bedoelde verboden gelden niet in de respijtperiode bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) Nr. 528/2012.
Bij regeling van Onze Minister kunnen ter uitvoering van verordening (EU) Nr. 528/2012 regels worden gesteld over:
a. vrijstellingen van verordening (EU) Nr. 528/2012 met betrekking tot bepaalde biociden vanwege belangen op het gebied van defensie, bedoeld in artikel 2, achtste lid, van verordening (EU) Nr. 528/2012;
b. de etikettering van biociden, bedoeld in artikel 69, derde lid, onder b, van verordening (EU) Nr. 528/2012.
1. Onze Minister kan ter uitvoering van artikel 55 van verordening (EU) Nr. 528/2012 ambtshalve of op aanvraag vrijstelling verlenen van het verbod, bedoeld in artikel 42, eerste lid, om te handelen in strijd met artikel 17, eerste lid, van verordening (EU) Nr. 528/2012 en van de voorwaarden van artikel 19 van verordening (EU) Nr. 528/2012 inzake het verlenen van een toelating voor een biocide.
2. Indien een onverwijlde voorziening noodzakelijk is, kan Onze Minister bepalen dat de vrijstelling onmiddellijk in werking treedt. In dat geval wordt het vrijstellingsbesluit, in afwijking van artikel 3:42, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht op elektronische wijze bekendgemaakt.
3. Bij regeling van Onze Minister kan worden bepaald dat een aanvraag eerst in behandeling wordt genomen nadat een bij die regeling vastgesteld bedrag is voldaan op een daarbij te bepalen wijze. Bij regeling van Onze Minister kunnen tevens regels worden gesteld omtrent de te volgen procedure en de minimumvoorwaarden voor vrijstelling.
Het college is belast met de uitvoering van artikel 27 van verordening (EU) Nr. 528/2012.
F
In artikel 72 vervallen het derde tot en met het vijfde lid.
G
Artikel 74 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «de artikelen 42 en 43» vervangen door: artikel 42.
2. In het derde lid, onder c, vervalt: of artikel 3, eerste lid, van richtlijn 98/8/EG.
H
In artikel 90 vervalt «42,» en «43a, 64, tweede, vierde, vijfde, zesde of achtste lid, 65, derde of vierde lid, 67, eerste of tweede lid,».
I
Artikel 119 vervalt.
J
Hoofdstuk 9 vervalt.
K
In artikel 129 vervalt het derde lid onder vernummering van het vierde tot en met het zesde lid tot het derde tot en met vijfde lid.
L
Artikel 130 vervalt.
M
Aan artikel 130a wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. De Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden en de daarop berustende bepalingen, zoals deze luidden voor de inwerkingtreding van de Wet van XX 2013 houdende wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden ter uitvoering van Verordening (EU) Nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (PbEU, L 167) (Stb. XXX) blijven voor zover nodig van toepassing in de in artikel 89, tweede lid, van verordening (EG) Nr. 528/2012 bedoelde gevallen.
Artikel 1a van de Wet op de economische delicten wordt als volgt gewijzigd:
a. onder 1°, zinsnede na «Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden», vervalt «42,» en «43a, 64, tweede, vierde, vijfde, zesde en achtste lid, 65, derde en vierde lid, 67, eerste en tweede lid,».
b. onder 3°, zinsnede na «Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden», wordt na «29,» ingevoegd: 45,.
De Wet op de economische delicten, zoals deze luidde vóór 1 september 2013, blijft van toepassing op economische delicten als bedoeld in artikel 1a van de genoemde wet, die overtredingen zijn van de voorschriften, gesteld bij of krachtens de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden zoals die luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 september 2013. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 augustus 2013, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 1 september 2013.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,