Vastgesteld 20 december 2012
De vaste commissie voor defensie, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden. Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Ten Broeke
Adjunct-griffier van de commissie, Dekker
1.
Hoe groot is het maximale bedrag dat via de eindejaarsmarge naar de begroting van 2013 overgeheveld had mogen worden? Zijn er afspraken met de minister van Financiën over het doorschuiven van middelen buiten de eindejaarsmarge om naar 2013? Zo ja, kan de minister toelichten welke afspraken er zijn met de minister van Financiën over het doorschuiven van middelen buiten de eindejaarsmarge om naar 2013? Zijn hierover in het kader van de startnota voor de komende jaren afspraken gemaakt?
4.
Welk gedeelte van de onderuitputting kan door het ministerie van Defensie zelf worden behouden?
Defensie heeft een vaste eindejaarsmarge van € 136,2 miljoen per jaar. Besluitvorming over de toevoeging van de eindejaarsmarge aan de begroting geschiedt in het voorjaar. Voor de schadeloosstelling voor veteranen is een aanvullende afspraak gemaakt. Zie daarvoor het antwoord op vraag 22. In de startnota zijn hierover geen nieuwe afspraken gemaakt.
2.
Zijn er nog meer niet uitgedeelde budgetten bovenop het bedrag van 102,6 mln. dat doorgeschoven wordt naar 2013? Zo ja, welke afspraken zijn er met de minister van Financiën over de bestemming van deze middelen?
21.
Welke dekking is er voor de tegenvaller van 73 mln. voor de loonheffing veteranen? Was deze tegenvaller niet voorzien bij het bepalen van de reservering van 107,2 mln. in 2011?
22.
Zijn in de begroting 2013 de consequenties voor de loonheffing veteranen al begroot of maken deze deel uit van het door te schuiven bedrag van 33,7mln.? Zo nee, welk bedrag zal daar in 2013 voor worden opgenomen in de begroting?
De intentie van de regeling voor de ereschuld aan veteranen is een uitkering in geld aan deze groep veteranen. Om deze belaste uitkering binnen de geldende belastingwetgeving netto aan de werknemer te kunnen uitbetalen, neemt het ministerie van Defensie de belastingheffing over deze uitkering voor haar rekening. Deze loonheffing wordt betaald vanuit de defensiebegroting, maar komt tegelijkertijd direct ten gunste aan het Rijk als hogere belastingopbrengsten. Over de uitvoering hiervan zijn afspraken gemaakt met het ministerie van Financiën. Voor de uitkeringen die doorschuiven van 2012 naar 2013, schuift ook het budget voor de loonheffing mee. Daarbij luidt de afspraak dat Defensie op de begroting voor eenzelfde bedrag aan uitgaven in 2013 doorschuift naar latere jaren om zo het EMU-saldo in 2013 niet extra te belasten.
3.
Waarom kan dit jaar niet van alle belanghebbenden de aanspraak op de regeling schadeloosstelling veteranen worden vastgesteld? Welk deel is reeds in 2012 uitgekeerd en hoe groot is het deel dat in 2013 zal worden uitgekeerd?
20.
Loopt het vaststellen van aanspraak op de veteranenregeling op schema? Welke deel van de schadeloosstelling veteranen is in 2012 tot uitkering gekomen?
De vaststelling van de aanspraak op de bijzondere uitkering voor invalide veteranen, de Ereschuldregeling, ligt op schema. Voor een klein deel van de invalide veteranen geldt dat de uitkering nog niet kan worden vastgesteld doordat hun medische eindtoestand nog niet is bepaald. Van een andere groep invalide veteranen moet nog worden vastgesteld of hun arbeidsongeschiktheid veroorzaakt is door de uitzending. In dat geval ontvangen zij een aanvullende betaling, bovenop de betaling die zij in oktober ontvingen. Naar verwachting worden deze dossiers in 2013 voltooid.
In 2012 wordt naar verwachting € 149,3 miljoen van het budget van € 183 miljoen gerealiseerd. Om betaling voor 2013 zeker te stellen is in de tweede suppletoire begroting het budget voor veteranen voor een bedrag van € 33,7 miljoen doorgeschoven naar 2013.
4.
Welk gedeelte van de onderuitputting kan door het ministerie van Defensie zelf worden behouden?
Zie het antwoord op vraag 1.
5.
Welke investeringsprojecten worden niet uitgevoerd of vertraagd nu er 90 mln. wordt aangewend voor aflossingen van leningen CDC en het financieren van hogere uitgaven van pensioenen?
De betalingen van een aantal investeringsprojecten is verschoven naar latere jaren. Het betreft het gewijzigde leveringschema voor de projecten IGV en genie- en doorbraaktanks, het doorschuiven van de deelbetalingen voor de projecten patrouillevoertuigen en Chinook en het niet tijdig verwerven en leveren van diverse kleine investeringsprojecten. Hierdoor zijn de investeringen in 2012 verlaagd. De financiële ruimte die hierdoor in 2012 ontstaat, wordt gebruikt voor het vervroegd aflossen van leningen uit eerdere jaren. Deze aanpassingen hebben geen effect op de verdere uitvoering van deze investeringsprojecten.
6.
Wanneer zijn de uitgangspunten ten aanzien van de bouw van een permanent kamp te Kunduz bijgesteld?
In het tweede kwartaal van 2012 heeft het NATO Support Agency (NSPA, voorheen NAMSA) de gehele uitbesteding van de bouw van het permanente kamp te Kunduz op zich genomen binnen de financiële randvoorwaarden van Defensie. In het derde kwartaal van 2012 is in overleg met Duitsland, de beheerder van het kamp, besloten een aantal geplande bouwactiviteiten op het kamp niet uit te voeren. Het betreft onder meer de bouw van een waterzuiveringsinstallatie, omdat de kosten daarvan niet opwegen tegen de baten in het licht van de resterende duur van de missie.
7.
Kunt u nader toelichten wat de uitgangspunten uit de oorspronkelijke raming van de Kunduz-missie waren en op welke posten nu in totaal ruim 7,5 mln. minder nodig is?
In het antwoord op vraag 6 is de verlaagde begroting voor infrastructuur beschreven. Het gaat daarbij om een verlaging van € 3,7 miljoen. Daarnaast is de begroting op het gebied van transport met € 4,2 miljoen verlaagd omdat er minder gebruik is gemaakt van civiele inhuur van luchttransportcapaciteit dan was voorzien. Dit telt op tot € 7,9 miljoen zoals in de tweede suppletoire begroting is weergegeven.
8.
Hoe komt het dat het aantal gehonoreerde aanvragen van de reders voor een VPD lager is dan initieel geraamd?
Dit komt doordat het aantal aanvragen van de reders kleiner is dan de schatting waarop de initiële raming berust. Zie ook de «Brede Evaluatie van de inzet Vessel Protection Detachements» (Kamerstuk 32 707, nr. 35) van 31 oktober jl..
9.
Wat gebeurt er met de vrijgekomen 6 mln. door de lagere inzet van VPD’s dan initieel geraamd?
10.
Wat is de reden van de verlaagde opbrengst van VPD’s?
Tegenover de lagere uitgaven door de inzet van minder VPD’s staan ook lagere inkomsten uit de bijdragen van de reders. De vaste uitgaven voor VPD’s lopen ongewijzigd door. Per saldo is er geen sprake van vrijval van middelen.
11.
Hoe wordt de vrijval van de HGIS 28,4 mln. aangewend? Gaat dit terug naar de algemene middelen?
12.
In welke jaren komen welke bedragen van de vrijval HGIS ten goede aan de Defensiebegroting? Wanneer wordt dit in de begroting verwerkt?
Het voornemen is de vrijval van HGIS in 2012 via de eindejaarsmarge aan de begroting 2013 toe te voegen. De besluitvorming hierover geschiedt in het voorjaar.
13.
Waar komt de investeringsquote voor 2012 op uit na deze wijzigingen?
Na de aanpassingen uit de najaarsnota komt de investeringsquote in 2012 uit op 14,3 procent.
14.
Welk deel van de 33,4 mln. niet gerealiseerde opbrengsten is een echte tegenvaller (en wordt niet meer gerealiseerd) en welk deel wordt alsnog in 2013 gerealiseerd? Geven uitgestelde verkoopopbrengsten in 2012 extra ruimte op de begroting 2013 of latere jaren? Zo ja, op welke artikelen en hoeveel?
18.
Geven uitgestelde verkoopopbrengsten in 2012 extra ruimte op de begroting voor 2013?
Hoewel de verkoopmarkt van overtollig strategisch materieel en onroerend goed al enkele jaren moeilijk is, verwacht Defensie de komende jaren (2013 en verder) toch de geraamde verkoopopbrengsten te zullen realiseren. De ontvangsten voor verkoopopbrengsten komen ten gunste van de begroting in het jaar waarin de ontvangsten binnenkomen. In 2012 betreft dit artikel 25 DMO, Investeringen grootmaterieel. Vanaf 2013 betreft dit artikel 6, Investeringen krijgsmacht.
15.
Welke gevolgen heeft de doorwerking van de vertraagde ontvangsten (33,4 mln.) voor de investeringen DMO? Welke projecten worden vertraagd of uitgesteld?
17.
Heeft de vertraagde ontvangst van verkoopopbrengsten gevolgen voor materieelprojecten?
Door de vertraagde ontvangsten moeten de uitgaven voor de investeringen DMO in 2012 dalen, waarna zij de jaren daarna weer kunnen toenemen. Tegenover deze vertraagde ontvangsten staan uitgaven voor investeringsprojecten bij DMO die ook naar latere jaren verschuiven. Het betreft de projecten IGV, genie- en doorbraaktanks, patrouillevoertuigen, Chinook en diverse kleine investeringsprojecten. Behalve de vertraging zijn er dus per saldo geen gevolgen voor de materieelprojecten.
16.
Kan de totale tegenvaller van alle verkoopopbrengsten (DMO en CDC) nader worden uitgesplitst naar objecten en materieel inclusief een inhoudelijke toelichting op de oorzaken waarom het in 2012 niet gelukt is de geraamde opbrengst te realiseren?
De verkoopmarkt voor strategisch defensiematerieel is al een aantal jaren slecht, waardoor er geen grote contracten meer zijn gesloten. Dat wordt veroorzaakt door een groot aanbod van vergelijkbaar materieel door andere landen, terwijl potentiële kopers ook als gevolg van de economische crisis minder kunnen besteden. Verschillende strategische systemen, zoals de Cheetah’s, de F-50 vliegtuigen en de Panzerhouwitzers, staan al langdurig te koop. Onder meer de deelontvangsten die waren geraamd in verband met de (uiteindelijk niet tot stand gekomen) verkoop van Leopard II tanks worden niet meer in 2012 gerealiseerd.
Ook de verkoopmarkt voor onroerende zaken is in 2012 vrijwel stil gevallen. Dit heeft voor Defensie tot gevolg dat de geplande verkopen van de objecten Kranenburg Noord (Harderwijk), Staf OCKMar (Apeldoorn), Tapijnkazerne (Maastricht) en van diverse kleine objecten nog niet zijn gerealiseerd.
17.
Heeft de vertraagde ontvangst van verkoopopbrengsten gevolgen voor materieelprojecten?
Zie het antwoord op vraag 15.
18.
Geven uitgestelde verkoopopbrengsten in 2012 extra ruimte op de begroting voor 2013?
Zie het antwoord op vraag 14.
19.
Waarom was de afdracht van de rente voor de periode 2013 – 2018 met betrekking tot de EMU lening voor deelname aan het JSF-programma niet opgenomen in de oorspronkelijke begroting?
In de oorspronkelijke begroting was de afdracht van de rente aan het ministerie van Financiën voorzien voor latere jaren. Vanwege vertragingen bij andere investeringsprojecten is ervoor gekozen de rente in één keer in 2012 vervroegd te voldoen.
20.
Loopt het vaststellen van aanspraak op de veteranenregeling op schema? Welke deel van de schadeloosstelling veteranen is in 2012 tot uitkering gekomen?
Zie het antwoord op vraag 3.
21.
Welke dekking is er voor de tegenvaller van 73 mln. voor de loonheffing veteranen? Was deze tegenvaller niet voorzien bij het bepalen van de reservering van 107,2 mln. in 2011?
Zie het antwoord op vraag 2.
22.
Zijn in de begroting 2013 de consequenties voor de loonheffing veteranen al begroot of maken deze deel uit van het door te schuiven bedrag van 33,7mln.? Zo nee, welk bedrag zal daar in 2013 voor worden opgenomen in de begroting?
Zie het antwoord op vraag 2.
23.
Kunt u toelichten waarom de pensioenuitgaven met 50 mln. zijn bijgesteld? Is hier sprake van een achterliggende beleidskeuze of wordt er in de tijd geschoven met uitgaven? Welke gevolgen heeft deze wijziging voor latere jaren?
De verbetering van het betaalproces resulteert erin dat de factuur van december 2012 voor pensioenuitgaven nog in diezelfde maand betaald kan worden. Als gevolg hiervan zullen ook voor latere jaren deze pensioenuitgaven in december worden geraamd.