Ter griffie van de Eerste en van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal
ontvangen op 19 oktober 2012.
De wens dat het verdrag aan de
uitdrukkelijke goedkeuring van de
Staten-Generaal wordt onderworpen
kan door of namens een van de Kamers
of door ten minste vijftien leden van de
Eerste Kamer dan wel dertig leden van
de Tweede Kamer of door
de Gevolmachtigde Ministers van
Aruba, Curaçao of Sint Maarten
te kennen worden gegeven uiterlijk op
18 november 2012.
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 oktober 2012
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste en tweede lid, en artikel 5, eerste en tweede lid, juncto artikel 14 van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het voornemen tot opzegging van het op 8 april 1979 te Wenen tot stand gekomen Statuut van de Organisatie der Verenigde Naties voor Industriële Ontwikkeling.
Een toelichtende nota bij dit voornemen tot opzegging treft u eveneens hierbij aan.
De goedkeuring wordt voor het gehele Koninkrijk gevraagd.
Aan de Gouverneurs van Aruba, Curaçao en Sint Maarten is verzocht hogergenoemde stukken op 19 oktober 2012 over te leggen aan de Staten van Aruba, de Staten van Curaçao en de Staten van Sint Maarten.
De Gevolmachtigde Ministers van Aruba, Curaçao en van Sint Maarten zijn van deze overlegging in kennis gesteld.
De Minister van Buitenlandse Zaken, U. Rosenthal
TOELICHTENDE NOTA
Inleiding
Op 8 april 1979 kwam te Wenen tot stand het Statuut van de Organisatie der Verenigde Naties voor Industriële Ontwikkeling (hierna UNIDO; Trb. 1980, 13). Dit Statuut, waarmee UNIDO werd opgericht, trad in werking op 21 juni 1985. Het verdrag geldt voor het gehele Koninkrijk. In de bijlage is een overzicht bijgevoegd van staten die thans partij zijn bij het Statuut en van staten waarvoor in de loop van de tijd een opzegging van het Statuut heeft plaatsgevonden.
Ingevolge artikel 1 van het Statuut is de primaire doelstelling van UNIDO het bevorderen en bespoedigen van industriële ontwikkeling in ontwikkelingslanden, met het oog op de vestiging van een nieuwe internationale economische orde. Daarnaast dient de organisatie industriële ontwikkeling en samenwerking zowel op mondiaal, regionaal en nationaal als sectoraal niveau aan te moedigen.
Het Koninkrijk der Nederlanden betaalt jaarlijks een verplichte verdragscontributie (in het kader van ODA, «Official Development Assistance»). Voor 2011 was dit EURO 2,016 miljoen en voor 2012 EURO 1,354 miljoen na aftrek van niet-gecommitteerde middelen; de initiële aanslag was EURO 1,958 miljoen. Behalve deze verplichte verdragscontributie, wordt er geen algemene vrijwillige bijdrage aan UNIDO gegeven en worden ook geen geoormerkte (project-gerelateerde) bijdragen verleend.
Op basis van de hieronder beschreven toelichting en in het licht van het streven om meer focus aan te brengen in de ontwikkelingsinspanningen, wordt er parlementaire goedkeuring gevraagd met betrekking tot het voornemen om het Statuut op te zeggen. Hiermee zal het lidmaatschap bij UNIDO worden beëindigd.
Toelichting bij de opzegging
De primaire doelstelling van het Statuut van UNIDO gericht op industriële ontwikkeling sluit niet meer aan bij de speerpunten van het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsbeleid. De doelstellingen c.q. aandachtsgebieden van de organisatie die nog wel raakvlakken hebben met het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsbeleid, zoals private sectorontwikkeling, worden op een andere wijze, namelijk door samenwerking van Nederland met andere partners, genoegzaam behartigd.
In de Focusbrief ontwikkelingssamenwerking die ondergetekende op 18 maart 2011 aan de Tweede Kamer zond (Kamerstukken II 2010/11, 32 605, nr. 2), zijn de nieuwe beleidsprioriteiten voor ontwikkelingssamenwerking van de regering uiteengezet. De vier speerpunten zijn: veiligheid en rechtsorde, water, voedselzekerheid, alsmede seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. Milieu, goed bestuur en gender zijn dwarsdoorsnijdende aandachtsgebieden die vooral in dienst van de speerpunten worden ingezet. Bij de uitwerking van de speerpunten bevordert de regering een goed ondernemingsklimaat en investeert zij in samenwerking met het bedrijfsleven. Dit vanuit de gedachte dat investeren in duurzame groei ontwikkelingslanden in staat stelt hun problemen zelf op te lossen en minder afhankelijk te worden van hulp. Daarvoor is een sterkte private sector in ontwikkelingslanden nodig. Kernbegrippen van het nieuwe beleid zijn selectiviteit, samenhang, meerwaarde en effectiviteit.
UNIDO richt zich op armoedebestrijding door de bevordering en ondersteuning van productieve activiteiten, handel gerelateerde capaciteitsopbouw, en op milieu en energie, door het bevorderen van duurzame industriële consumptie en productie. De laatste jaren is UNIDO met name op het gebied van energie en groene groei actief.
UNIDO is reeds jaren een posterioriteit voor Nederland. De reden is gelegen in de beperkte beleidsinhoudelijke aansluiting bij het Nederlandse beleid alsook -met name in het verleden- in de beperkte effectiviteit van de organisatie. Als gespecialiseerde organisatie functioneert UNIDO inmiddels redelijk effectief. Het mandaat van de organisatie heeft echter nog steeds onvoldoende aanknopingspunten met de huidige speerpunten van het Nederlandse beleid voor ontwikkelingssamenwerking.
Op onderdelen, zoals private sectorontwikkeling, sluiten de activiteiten van UNIDO weliswaar aan bij de door deze regering gekozen werkwijze binnen ontwikkelingssamenwerking, zoals hierboven genoemd, maar wordt door Nederland met andere organisaties en instellingen samengewerkt. Voor een overzicht van deze organisaties en instellingen wordt verwezen naar de brief betreffende Ontwikkeling door duurzaam ondernemen die ondergetekende op 4 november 2011 mede namens de Minister en Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, naar de Tweede Kamer heeft gezonden (Kamerstukken II 2011/12, 32 605, nr. 56). Eerder werd in de brief betreffende Multilateraal OS-beleid van 7 oktober 2011 aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2011/12, 32 605, nr. 53) UNIDO genoemd als voorbeeld van een organisatie waarvan de relevantie voor Nederland of de effectiviteit zo laag is dat de ODA-bijdrage tot het uiterste minimum zal worden teruggebracht.
In de praktijk is de Nederlandse betrokkenheid bij UNIDO reeds tot een minimum teruggebracht. Teneinde de financiële ODA-bijdrage tot nul te kunnen terugbrengen, is opzegging van het Statuut noodzakelijk aangezien het hier verplichte verdragscontributies betreft. Voor wat Nederland betreft zal de opzegging van het Statuut resulteren in een vrijval binnen de ODA begroting van ongeveer EURO 2 miljoen per jaar. Ingevolge artikel 6, tweede lid, van het Statuut wordt een opzegging van kracht op de laatste dag van het fiscale jaar, volgend op het jaar waarin een akte van opzegging bij de depositaris van het Statuut is gedeponeerd. Een fiscaal jaar loopt van 1 januari tot en met 31 december. Indien de opzegging nog in 2012 kan plaatsvinden, wordt deze opzegging eind 2013 van kracht.
Australië, Canada en de Verenigde Staten zegden al eerder hun lidmaatschap van UNIDO op. Het Verenigd Koninkrijk volgde in april 2011 en ook Nieuw-Zeeland heeft eerder dit jaar UNIDO geïnformeerd dat het zich uit de organisatie zal terugtrekken vanwege bezuinigingen en andere prioriteitsstelling. Stopzetting van de Nederlandse financiering zal -gelet op de relatief beperkte omvang- naar verwachting geen onoverkomelijk gat slaan in de UNIDO-begroting noch het functioneren van de organisatie in gevaar brengen. In UNIDO-kringen zal men bezorgd zijn over reputatieschade die een Nederlandse terugtrekking met zich zou kunnen meebrengen. Er is de regering veel aan gelegen om die zoveel mogelijk te beperken, onder meer door heldere communicatie over de Nederlandse beleidscontext waarin dit besluit is genomen.
Koninkrijkspositie
Zoals vermeld in de inleiding geldt het Statuut van UNIDO voor het gehele Koninkrijk.
De regeringen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten achten het wenselijk dat de opzegging eveneens voor hun land zal medegelden.
De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H. P. M. Knapen
Partij |
||
---|---|---|
Afghanistan |
Haïti |
Pakistan |
Albanië |
Honduras |
Panama |
Algerije |
Hongarije |
Papua-Nieuw-Guinea |
Angola |
Ierland |
Paraguay |
Argentinië |
India |
Peru |
Armenië |
Indonesië |
Polen |
Azerbeidzjan |
Irak |
Portugal |
Bahama's |
Iran |
Qatar |
Bahrein |
Israël |
Roemenië |
Bangladesh |
Italië |
Russische Federatie |
Barbados |
Ivoorkust |
Rwanda |
Belarus |
Jamaica |
Saint Kitts en Nevis |
België |
Japan |
Saint Lucia |
Belize |
Jemen |
Saint Vincent en de Grenadines |
Benin |
Jordanië |
Samoa |
Bhutan |
Kaapverdië |
Sao Tomé en Principe |
Bolivia |
Kameroen |
Saudi-Arabië |
Bosnië en Herzegovina |
Kazachstan |
Senegal |
Botswana |
Kenia |
Servië |
Brazilië |
Kirgistan |
Seychellen |
Bulgarije |
Koeweit |
Sierra Leone |
Burkina Faso |
Kroatië |
Slovenië |
Burundi |
Laos |
Slowakije |
Cambodja |
Lesotho |
Somalië |
Centraal-Afrikaanse Republiek |
Libanon |
Spanje |
Chili |
Liberia |
Sri Lanka |
China |
Libië |
Sudan |
Colombia |
Luxemburg |
Suriname |
Comoren |
Macedonië, de voormalige Joegoslavische Republiek |
Swaziland |
Congo, Democratische Republiek |
Madagaskar |
Syrië |
Congo, Republiek |
Malawi |
Tadzjikistan |
Costa Rica |
Malediven |
Tanzania |
Cuba |
Maleisië |
Thailand |
Cyprus |
Mali |
Togo |
Denemarken |
Malta |
Tonga |
Djibouti |
Marokko |
Trinidad en Tobago |
Dominica |
Mauritanië |
Tsjaad |
Dominicaanse Republiek |
Mauritius |
Tsjechië |
Duitsland |
Mexico |
Tunesië |
Ecuador |
Moldavië |
Turkije |
Egypte |
Monaco |
Turkmenistan |
El Salvador |
Mongolië |
Tuvalu |
Equatoriaal-Guinea |
Montenegro |
Uganda |
Eritrea |
Mozambique |
Uruguay |
Ethiopië |
Myanmar |
Vanuatu |
Fiji |
Namibië |
Venezuela |
Filipijnen |
Nederlanden, het Koninkrijk der |
Verenigde Arabische Emiraten |
Finland |
Nepal |
Vietnam |
Frankrijk |
Nicaragua |
Zambia |
Gabon |
Nieuw-Zeeland |
Zimbabwe |
Gambia |
Niger |
Zuid-Afrika |
Georgië |
Nigeria |
Zuid-Korea |
Ghana |
Noord-Korea |
Zweden |
Grenada |
Noorwegen |
Zwitserland |
Griekenland |
Oekraïne |
|
Guatemala |
Oezbekistan |
|
Guinee |
Oman |
|
Guinee-Bissau |
Oost-Timor |
|
Gyana |
Oostenrijk |
Australië |
Canada |
Litouwen |
Verenigd Koninkrijk |
Verenigde Staten van Amerika |