Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat het ter uitvoering van het op 7 juli 1978 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst, 1978 (Trb. 1981, 144), de bij dat verdrag behorende bindende bijlage en de Code inzake opleiding, diplomering en wachtdienst (Trb. 1996, 249) en de op 25 juni 2010 te Manilla aangenomen wijziging van die bijlage en Code noodzakelijk, en met betrekking tot enige andere onderwerpen op het terrein van de zeevaartbemanning wenselijk is de Wet zeevarenden te wijzigen en in verband daarmee de Scheepvaartverkeerswet en de Wet op de economische delicten te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet zeevarenden wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel i wordt na «maritiem officier» ingevoegd: , officier elektrotechniek.
2. Onderdeel w komt te luiden:
elk geldig document, niet zijnde een vaarbevoegdheidsbewijs, afgegeven aan een zeevarende, waarin wordt verklaard dat door deze wordt voldaan aan een of meer beroepsvereisten.
3. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel ae door een puntkomma, worden zeven onderdelen toegevoegd, luidende:
het op 7 juli 1978 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst, 1978 (Trb. 1981, 144) en de bij dat verdrag behorende bindende bijlagen;
de Code inzake opleiding, diplomering en wachtdienst van zeevarenden, behorend bij het STCW-Verdrag (Trb. 1996, 249);
het op 1 november 1974 te Londen tot stand gekomen Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee (Trb. 1976, 157) en de bij dat verdrag behorende bindende protocollen, aanhangsels en bijlagen;
elke functie of werkzaamheid met betrekking tot de beveiliging aan boord van een schip, zoals omschreven in hoofdstuk XI-2 van het SOLAS-verdrag en in de bij resolutie 2 van de Conferentie van verdragsluitende regeringen die partij zijn bij het SOLAS-verdrag op 12 december 2002 aangenomen Internationale Code voor de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten (International Ship and Port Facility Security Code);
de diensttijd in maanden, in een bepaalde functie aan boord van in de vaart zijnde zeeschepen, gerekend met ingang van de dag van aanmonstering tot en met de dag van afmonstering;
de maateenheid bruto-tonnage waarin de totale inhoud van een schip, vastgesteld overeenkomstig het op 23 juni 1969 te Londen tot stand gekomen Verdrag betreffende de meting van schepen (Trb. 1970, 122), wordt uitgedrukt;
de kapitein van een vissersvaartuig.
B
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het zesde lid wordt vernummerd tot zevende lid.
2. Na het vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
6. Voor de toepassing van het vijfde lid kunnen bij ministeriële regeling voor niet commercieel gebruikte overheidsschepen nadere regels worden gesteld. Daarbij kan onderscheid worden gemaakt tussen verschillende categorieën schepen.
C
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vijfde tot en met zevende lid worden vernummerd tot achtste tot en met tiende lid.
2. Het derde en vierde lid worden vernummerd tot vierde en vijfde lid.
3. Na het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. De scheepsbeheerder zorgt ervoor dat de zeevarenden voorafgaand aan hun tewerkstelling aan boord de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vereiste bijscholings- en herhalingstrainingen hebben gevolgd.
4. Na het vijfde lid (nieuw) worden twee leden ingevoegd, luidende:
6. De kapitein zorgt ervoor dat het wachtpersoneel de beginselen van een veilige wacht in acht neemt, in overeenstemming met voorschrift VIII/2 van de bijlage bij het STCW-Verdrag.
7. De kapitein organiseert de werkzaamheden en de wachtindeling zodanig dat het wachtpersoneel voldoende uitgerust en anderszins geschikt is om dienst te doen bij aanvang van de wacht.
5. Na het tiende lid (nieuw) wordt een lid ingevoegd, luidende:
11. Het zesde en zevende lid zijn niet van toepassing op vissersvaartuigen.
D
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid vervalt: in tweevoud.
2. In het derde lid wordt «een van de exemplaren» vervangen door: een kopie.
E
Artikel 7, eerste lid, komt te luiden:
1. De scheepsbeheerder dient een aanvraag voor een bemanningscertificaat in bij Onze Minister en voegt daarbij een bemanningsplan voor het betrokken schip of de betrokken schepen.
F
In artikel 8, tweede en vijfde lid, wordt «het betrokken schip» telkens vervangen door: het betrokken schip of de betrokken schepen.
G
In artikel 12, eerste lid, wordt «artikel 4, derde lid» vervangen door: artikel 4, vijfde lid.
H
Artikel 14, eerste lid, komt te luiden:
1. Onverminderd artikel 8, vijfde lid, geeft Onze Minister ambtshalve een nieuw bemanningscertificaat af voor een andere bemanningssamenstelling dan waarmee het betrokken schip of de betrokken schepen op grond van het laatst afgegeven bemanningscertificaat is of zijn bemand, indien hem is gebleken dat het voldoen aan de eisen, gesteld in artikel 8, tweede lid, met dat certificaat niet langer gewaarborgd is.
I
Na artikel 16 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Onze Minister kan voor een bijzonder schip ontheffing verlenen van de in artikel 7, eerste lid, bedoelde verplichting om een bemanningsplan te voegen bij de aanvraag van een bemanningscertificaat.
2. In de ontheffing kunnen voor de bemanning andere, ten minste gelijkwaardige, beroepsvereisten worden vastgesteld dan de beroepsvereisten, bedoeld in de artikelen 19, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, en 19a, eerste lid.
3. Uiterlijk twaalf maanden na het tijdstip waarop de ontheffing van kracht is geworden, evalueert Onze Minister de in het bemanningscertificaat voor het betrokken schip genoemde bemanningssamenstelling in relatie tot het gebruik dat van het schip wordt gemaakt.
4. Op grond van de bevindingen uit de evaluatie beslist Onze Minister of de bemanningssamenstelling overeenkomstig het geldige bemanningscertificaat kan worden gehandhaafd. Zo nodig geeft hij een nieuw bemanningscertificaat af.
5. De scheepsbeheerder verstrekt Onze Minister desgevraagd de door deze gewenste informatie.
J
In artikel 17, tweede lid, vervalt: met een scheepslengte van minder dan 45 meter.
K
Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. De vaarbevoegdheden die op de vaarbevoegdheidsbewijzen kunnen worden aangetekend hebben betrekking op de volgende functies:
a. kapitein alle schepen
kapitein schepen van minder dan 3 000 GT
kapitein schepen van minder dan 500 GT
eerste stuurman alle schepen
eerste stuurman schepen van minder dan 3 000 GT
eerste stuurman schepen van minder dan 500 GT
wachtstuurman alle schepen
b. hoofdwerktuigkundige alle schepen
hoofdwerktuigkundige schepen met minder dan 3 000 kW
voortstuwingsvermogen
tweede werktuigkundige alle schepen
tweede werktuigkundige schepen met minder dan 3 000 kW voortstuwingsvermogen
wachtwerktuigkundige alle schepen
c. eerste maritiem officier alle schepen
eerste maritiem officier schepen van minder dan 3 000 GT en minder dan 3 000 kW voortstuwingsvermogen
maritiem officier alle schepen
maritiem officier schepen van minder dan 3 000 GT en minder dan 3 000 kW voortstuwingsvermogen
d. officier elektrotechniek alle schepen
e. gekwalificeerd gezel dek alle schepen
gekwalificeerd gezel machinekamer alle schepen
gekwalificeerd gezel dek en machinekamer alle schepen
wachtlopend gezel dek alle schepen
wachtlopend gezel machinekamer alle schepen
wachtlopend gezel dek en machinekamer alle schepen
f. gezel elektrotechniek alle schepen
g. kapitein zeilvaart
eerste stuurman zeilvaart
wachtstuurman zeilvaart
h. gezel zeilvaart
i. schipper zeevisvaart
plaatsvervangend schipper zeevisvaart
stuurman zeevisvaart
stuurman-werktuigkundige zeevisvaart
hoofdwerktuigkundige zeevisvaart
tweede werktuigkundige zeevisvaart
wachtwerktuigkundige zeevisvaart
j. gezel zeevisvaart
k. radio-operator
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald welke beperkingen of aanvullingen mogen worden aangebracht op een vaarbevoegdheidsbewijs in verband met de aard van de lading, het soort schip, de GT, het voortstuwingsvermogen, het type voortstuwing, de scheepslengte of het vaargebied.
3. Het vierde tot en met zesde lid vervallen.
L
Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt onderdeel c, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel b door een punt.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Aan de voor de afgifte van een vaarbevoegdheidsbewijs benodigde beroepsvereisten kan worden voldaan door het met goed gevolg hebben afgelegd van het afsluitend examen van een aan een op grond van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek bekostigde hogeschool of rechtspersoon hoger onderwijs verbonden opleiding voor een nautisch beroep dan wel het met goed gevolg hebben afgelegd van het examen van een nautische beroepsopleiding waarvoor op grond van de Wet educatie en beroepsonderwijs een kwalificatiedossier is, of eindtermen zijn vastgesteld.
3. Het derde en vierde lid vervallen.
M
Na artikel 19 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden aanvullende beroepsvereisten vastgesteld, anders dan die bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, voor de uitoefening van specifieke functies of werkzaamheden aan boord. Hieronder worden in ieder geval begrepen de trainingen, genoemd in de hoofdstukken V en VI van de bijlage bij het STCW-Verdrag.
2. Zeevarenden volgen voorafgaand aan hun tewerkstelling aan boord van een schip de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vereiste bijscholings- of herhalingstrainingen.
3. De in het eerste en tweede lid bedoelde opleidingen kunnen op aanvraag door Onze Minister worden erkend.
4. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot:
a. de aanvraag voor de erkenning;
b. de intrekking van de erkenning.
5. Onze Minister stelt de criteria vast op grond waarvan een aanvraag voor een erkenning wordt beoordeeld.
N
Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede en derde lid worden vernummerd tot derde en vierde lid.
2. Er wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. Onze Minister besluit tot afgifte van een bekwaamheidsbewijs aan een kapitein of een officier voor het dienstdoen op tankers wanneer de aanvrager voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel 19a, eerste lid, met betrekking tot een voortgezette opleiding voor het behandelen van lading van tankers.
3. Aan het slot van het derde lid (nieuw) wordt toegevoegd: of een bekwaamheidsbewijs voor het dienstdoen op tankers door een kapitein of een officier.
4. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
5. Onze Minister vergewist zich van de authenticiteit en de geldigheid van de door de aanvrager overgelegde documenten alvorens hij overgaat tot afgifte van een vaarbevoegdheidsbewijs of een bekwaamheidsbewijs voor het dienstdoen op tankers door een kapitein of een officier.
6. Ter uitvoering van het vijfde lid is Onze Minister bevoegd tot het ontvangen van een opleidingsinstituut als bedoeld in artikel 19a, derde lid, van de volgende gegevens met betrekking tot de aanvraag van een vaarbevoegdheidsbewijs of een bekwaamheidsbewijs voor het dienstdoen op tankers:
a. de naam van de aanvrager;
b. de geboortedatum van de aanvrager;
c. het burgerservicenummer van de aanvrager;
d. de datum van afgifte van het overgelegde bekwaamheidsbewijs; en
e. de naam van het opleidingsinstituut dat het bekwaamheidsbewijs heeft afgegeven.
O
Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «vaarbevoegdheidsbewijzen, diploma’s of certificaten» vervangen door: vaarbevoegdheidsbewijzen of bekwaamheidsbewijzen.
2. In het tweede en derde lid wordt «vaarbevoegdheidsbewijs, diploma of certificaat» telkens vervangen door: vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheidsbewijs.
3. In het derde lid wordt «artikel 18, tweede lid, onderdeel d» vervangen door: artikel 18, tweede lid, onderdelen i en j.
4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. Het tweede lid is niet van toepassing op gezellen.
P
In artikel 22a, eerste en tweede lid, wordt «een bewijs van beroepsbekwaamheid» telkens vervangen door: een vaarbevoegdheidsbewijs of een bekwaamheidsbewijs.
Q
Na artikel 22a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Bij een erkenning als bedoeld in artikel 22, eerste lid, of 22a, eerste lid, van:
a. een vaarbevoegdheidsbewijs, of
b. een bekwaamheidsbewijs voor het dienstdoen op tankers door een kapitein of een officier,
vergewist Onze Minister zich van de authenticiteit en de geldigheid van de door de aanvrager overgelegde documenten.
R
In artikel 23, eerste lid, wordt «de artikelen 18 of 22» vervangen door: artikel 18, 22 of 22a.
S
Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «de artikelen 18 of 22» vervangen door: artikel 18, 22 of 22a.
2. In het vierde lid wordt «artikel 22» vervangen door «artikel 22 of 22a» en wordt «diploma, certificaat of bevoegdheidsbewijs» vervangen door: vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheidsbewijs.
3. In het vijfde lid wordt «artikel 22» vervangen door: artikel 22 of 22a.
T
Artikel 25, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. «kleine schepen» wordt vervangen door: schepen van minder dan 3 000 GT of een voortstuwingsvermogen van minder dan 3 000 kW.
2. «klein schip» wordt vervangen door: een schip van minder dan 3 000 GT of een voortstuwingsvermogen van minder dan 3 000 kW.
U
Artikel 26 vervalt.
V
In artikel 27, derde lid, wordt «artikel 4, zesde lid» vervangen door: artikel 4, negende lid.
W
In artikel 30, derde lid, onderdeel a, wordt «de Bijlage van het op 7 juli 1978 te Londen tot stand gekomen Internationale Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst, 1978 (Trb. 1981, 144)» vervangen door: de Bijlage bij het STCW-Verdrag.
X
In artikel 32, eerste lid, wordt «artikel 4, derde lid» vervangen door: artikel 4, vijfde lid.
Y
Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. In de monsterrol worden ten minste de namen en functies opgenomen van de bemanningsleden die de functies vervullen, genoemd in het bemanningscertificaat, alsmede van de overige zeevarenden die door de scheepsbeheerder of de kapitein, met toepassing van respectievelijk artikel 4, eerste lid, of artikel 4, vijfde lid, naast de eerstbedoelde bemanningsleden aan boord zijn geplaatst.
2. Het vierde lid vervalt.
Z
Artikel 35 komt te luiden:
1. De bemanningsleden, bedoeld in artikel 33, tweede lid, zijn in het bezit van een geldig monsterboekje.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op bemanningsleden met een andere nationaliteit dan de Nederlandse, indien zij in het bezit zijn van een geldig monsterboekje dat ten minste in de Engelse taal is gesteld en is afgegeven door of namens de bevoegde autoriteit van het land van herkomst of van een ander land.
AA
Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de onderdelen a en c vervalt «of het voorlopig monsterboekje».
2. In onderdeel b vervalt «en het voorlopig monsterboekje».
BB
In artikel 37 vervallen het tweede lid en de aanduiding «1.» voor de tekst van het eerste lid.
CC
Artikel 38, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het slot van onderdeel c wordt «, en» vervangen door een puntkomma.
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, worden vier onderdelen toegevoegd, luidende:
e. GT van het schip;
f. het voortstuwingsvermogen in kW;
g. het soort schip, onderscheiden naar koopvaardijschip, vissersvaartuig, zeilschip, alsmede werktuiglijke voortbeweging door middel van een inwendige verbrandingsmotor, een elektrische voortstuwingsinstallatie of door stoom, en
h. het type schip, onderscheiden naar olietanker, chemicaliëntanker, vloeibaar gastanker, hoge snelheidsvaartuig of passagiersschip.
DD
Artikel 39 vervalt.
EE
Artikel 55b wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «acht leden en zestien plaatsvervangende leden» vervangen door: twaalf leden en twintig plaatsvervangende leden.
2. In het derde lid wordt «vier leden en vier plaatsvervangende leden» vervangen door: acht leden en acht plaatsvervangende leden.
FF
In artikel 55h, eerste lid, vervalt de tweede volzin.
GG
Artikel 55i wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. alle inlichtingen te vragen over een zaak als bedoeld in artikel 55h, eerste lid.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Zodra tot het instellen van een vooronderzoek is besloten, zendt de secretaris een afschrift van het verzoek of de klacht aan de betrokken kapitein of scheepsofficier.
HH
In artikel 55l, eerste lid, wordt «kunnen zich verschonen» vervangen door: kunnen het tuchtcollege verzoeken zich te laten verschonen.
II
Artikel 55m wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Zodra het tuchtcollege een verzoek of een klacht in behandeling heeft genomen, deelt de secretaris dit schriftelijk mede aan de betrokken kapitein of scheepsofficier. Indien geen vooronderzoek als bedoeld in artikel 55i heeft plaatsgevonden, zendt de secretaris daarbij een afschrift van het verzoek of de klacht.
2. Het tweede lid vervalt onder vernummering van het derde en vierde lid tot tweede en derde lid.
3. De eerste volzin van het tweede lid (nieuw) komt te luiden: De betrokken kapitein of scheepsofficier kan binnen zes weken na de dag van verzending van de schriftelijke mededeling, bedoeld in het eerste lid, schriftelijk of elektronisch een verweerschrift indienen.
JJ
Artikel 55n wordt als volgt gewijzigd:
1. De tweede volzin van het eerste lid komt te luiden: De secretaris roept degene die het verzoek of de klacht heeft ingediend en de betrokken kapitein of scheepsofficier ten minste vier weken van tevoren bij zowel aangetekende brief als niet-aangetekende brief op voor de zitting.
2. In het tweede lid wordt na «tuchtcollege» ingevoegd: de zaak ter zitting bij verstek behandelen of.
3. Het vierde tot en met negende lid worden vernummerd tot vijfde tot en met tiende lid.
4. Na het derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
4. Het tuchtcollege is bevoegd tot verlening van verstek indien de betrokken kapitein of scheepsofficier geen gevolg heeft gegeven aan de in het eerste lid bedoelde oproep.
KK
In de artikelen 55s, vierde lid, en 55t, tweede lid, wordt «55m, eerste, derde en vierde lid» vervangen door: 55m.
LL
Na artikel 57 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
MM
Artikel 59 komt te luiden:
NN
Na artikel 59a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Het is een kapitein, een scheepsofficier of een andere zeevarende, die op een schip buiten de Nederlandse territoriale zee veiligheidstaken, beveiligingstaken of taken die verband houden met het mariene milieu uitvoert, verboden dit te doen terwijl hij verkeert onder zodanige invloed van een stof waarvan hij weet of redelijkerwijze moet weten dat het gebruik daarvan – al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof – de vaardigheid voor die taak kan verminderen, dat hij niet in staat moet worden geacht die taak naar behoren te kunnen uitvoeren.
2. Het is een kapitein, een scheepsofficier of een andere zeevarende op een schip buiten de Nederlandse territoriale zee veiligheidstaken, beveiligingstaken of taken die verband houden met het mariene milieu uit te voeren, verboden dit te doen na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat:
a. et alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan tweehonderdtwintig microgram (220 µg) alcohol per liter uitgeademde lucht, dan wel
b. et alcoholgehalte van zijn bloed bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan 0,5 milligram (0,5 mg) alcohol per milliliter bloed.
OO
Artikel 60 komt te luiden:
PP
Artikel 62 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel d vervalt «of een voorlopig monsterboekje».
2. Onderdeel e vervalt onder verlettering van de onderdelen f tot en met j in e tot en met i.
3. In onderdeel h (nieuw) wordt «diploma’s, getuigschriften» vervangen door: bekwaamheidsbewijzen.
4. In onderdeel i (nieuw) wordt «artikel 19, tweede lid, onder b» vervangen door: artikel 19a, derde lid, onderdeel b.
In artikel 63 wordt «vaarbevoegdheden, diploma’s of certificaten» vervangen door: vaarbevoegdheden of bekwaamheidsbewijzen.
RR
In artikel 64 wordt «het op 7 juli 1978 te Londen tot stand gekomen Internationale Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst, 1978 (Trb. 1981, 144)» vervangen door: het STCW-Verdrag.
SS
Artikel 65, eerste lid, komt te luiden:
1. Er is een Centraal register bemanningsgegevens, waarin Onze Minister de gegevens omtrent de afgegeven vaarbevoegdheidsbewijzen, bekwaamheidsbewijzen en monsterboekjes, alsmede de ten aanzien van deze bewijzen gegeven vrijstellingen en ontheffingen registreert.
TT
In artikel 65a wordt «het op 7 juli 1978 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst, 1978 (Trb. 1981, 144)» vervangen door «het STCW-Verdrag» en wordt «een ander bewijs van beroepsbekwaamheid» vervangen door: een bekwaamheidsbewijs.
UU
Artikel 68 komt te luiden:
Onze Minister kan een examencommissie aanwijzen bij welke gelegenheid wordt geboden examen af te leggen voor de hierna genoemde bekwaamheidsbewijzen:
a. diploma stuurman grote zeilvaart;
b. diploma stuurman kleine zeilvaart;
c. certificaat grote zeilvaart;
d. certificaat kleine zeilvaart.
VV
Artikel 69 komt te luiden:
WW
Na artikel 69d wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De scheepsbeheerder draagt zorg voor een schriftelijk beleid ten aanzien van de voorkoming van alcoholmisbruik door zeevarenden die veiligheidstaken, beveiligingstaken of taken die verband houden met het mariene milieu uitvoeren. Hierbij wordt aandacht geschonken aan voorlichting omtrent de gevolgen van het gebruik van alcohol en aan het gebruik van alcohol tijdens het werk.
2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de inhoud van het in het eerste lid bedoelde beleid.
XX
Artikel 70 komt te luiden:
1. Een vaarbevoegdheidsbewijs, afgegeven aan een zeevarende voor het tijdstip waarop het bij koninklijke boodschap van (pm: datum) ingediende van wet houdende wijziging van de Wet zeevarenden, de Scheepvaartverkeerswet en de Wet op de economische delicten in verband met de implementatie van de wijziging van de bijlage bij het STCW-Verdrag en de STCW-Code en enige andere onderwerpen op het terrein van de zeevaartbemanning (pm: Kamerstuknummer), tot wet is verheven, en artikel I, onderdelen M en XX, daarvan in werking treden, behoudt zijn geldigheid overeenkomstig de daarop aangegeven einddatum indien de zeevarende aantoont de in artikel 19a, tweede lid, bedoelde bijscholings- en herhalingstrainingen te hebben gevolgd.
2. Een vaarbevoegdheidsbewijs, afgegeven aan een zeevarende voor het in het eerste lid bedoelde tijdstip, behoudt zijn geldigheid overeenkomstig de daarop aangegeven einddatum maar uiterlijk tot 1 januari 2017, indien de zeevarende niet aantoont de in artikel 19a, tweede lid, bedoelde bijscholings- en herhalingstrainingen te hebben gevolgd.
YY
Artikel 71 komt te luiden:
Op aanvragen voor bemanningsdocumenten, vaarbevoegdheidsbewijzen, bekwaamheidsbewijzen voor het dienstdoen op tankers en monsterboekjes, die zijn ingediend voor het tijdstip waarop het bij koninklijke boodschap van (pm: datum) ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Wet zeevarenden, de Scheepvaartverkeerswet en de Wet op de economische delicten in verband met de implementatie van de wijziging van de bijlage bij het STCW-Verdrag en de STCW-Code en enige andere onderwerpen op het terrein van de zeevaartbemanning (pm: Kamerstuknummer), tot wet is verheven, en artikel I daarvan in werking treedt, en op dat tijdstip nog in behandeling zijn, wordt besloten met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens genoemd artikel I.
ZZ
De artikelen 72 tot en met 77a en 79 tot en met 81 vervallen.
In artikel 29a van de Scheepvaartverkeerswet wordt «het Koninkrijk bindende verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties» telkens vervangen door: de Herziene Rijnvaartakte.
In artikel 1, onder 4°, van de Wet op de economische delicten komt de zinsnede met betrekking tot de Wet zeevarenden te luiden: de Wet zeevarenden, de artikelen 56, 57, 57a, 58, 59, 59a, 60, 60a en 69e, eerste lid.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Infrastructuur en Milieu,