Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State d.d. 9 september 2011 en het nader rapport d.d. 25 september 2012, aangeboden aan de Koningin door de minister van Infrastructuur en Milieu. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 30 juni 2011, no. 11.001.583, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met het wijzigen van de tellerstand van motorrijtuigen, met memorie van toelichting.
Het wetsvoorstel strekt er toe fraude met kilometertellers tegen te gaan. Het voorstel introduceert daartoe een verbod op het (doen) wijzigen of beïnvloeden van kilometertellers. Daarmee samenhangend wordt een grondslag gecreëerd voor een uitbreiding van de verplichte registratie van kilometertellerstanden. Deze registratie maakt het voor consumenten en handelaren mogelijk om onlogische opeenvolgingen van kilometertellerstanden te signaleren.
Met de verplichte registratie wordt de huidige, grotendeels op vrijwillige basis verzamelde, registratie van kilometertellerstanden door de stichting Nationale Auto Pas, vervangen door een publiekrechtelijke registratie door de Dienst Wegverkeer (RDW). Het voorstel richt zich op voertuigen waarvoor ingevolge de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw) een kentekenbewijs dient te zijn afgegeven.
De Afdeling advisering van de Raad van State maakt naar aanleiding van het wetsvoorstel onder meer opmerkingen over de noodzaak en effectiviteit van de regeling. Zij is van oordeel dat in verband daarmee het voorstel nader dient te worden overwogen.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 30 juni 2011, nr. 11.001583, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 9 september 2011, nr. W14.11.0240/IV, bied ik U hierbij aan.
Het voorstel bestaat uit twee samenhangende onderdelen: het instellen van een specifiek strafrechtelijk te handhaven verbod gericht tegen het wijzigen van kilometertellerstanden en het registreren van de kilometertellerstanden van aangewezen motorvoertuigen door de RDW. De combinatie van deze twee maatregelen moet leiden tot een verbeterde bestrijding van kilometertellerfraude. De Afdeling merkt op dat voor beide onderdelen de noodzaak en effectiviteit van een aanvullende regeling in de toelichting slechts beperkt wordt gemotiveerd. In dat verband gaat de Afdeling hieronder in op de afzonderlijke onderdelen van het voorstel.
Het wetsvoorstel introduceert een strafrechtelijk te handhaven verbod op het wijzigen of beïnvloeden van kilometertellers. De toelichting bij het wetsvoorstel stelt dat het voorgestelde verbod kan worden gezien als een aanvulling op strafbare gedragingen zoals oplichting, bedrog bij verkoop en onder omstandigheden valsheid in geschrifte.2 Als kenmerkend verschil wordt gesteld dat door het verbod op het wijzigen van de tellerstand het oogmerk van fraude niet langer hoeft te worden aangetoond.
De Afdeling merkt op dat de toelichting de effectiviteit van het voorgestelde strafrechtelijk te handhaven verbod niet overtuigend aantoont. In de toelichting wordt niet ingegaan op het eerder door de Minister van Justitie ingenomen standpunt dat naast het oogmerk van fraude ook het bewijzen wie de wijziging heeft verricht tot moeilijkheden leidt.3 Voor zover te achterhalen valt dat de kilometertellerstand is aangepast, zal het daarmee niet automatisch mogelijk zijn om handhavend op te treden. Ook het advies van de RDW en de stichting Nationale Auto Pas over de aanpak van kilometertellerfraude onderkent dat bij een specifieke verbodsbepaling handhaving problematisch zal blijven.4 Daarmee lijkt het voorstel niet op voorhand een verbetering ten opzichte van de huidige situatie.
Voorts gaat de toelichting niet in op het feit dat voor de effectiviteit van het voorgestelde verbod bepalend is welke prioriteit het Openbaar Ministerie zal geven aan de handhaving van overtredingen ervan, mede in het licht van de beperkte opsporingscapaciteit en het relatief beperkte gewicht van de overtreding. De toelichting verwijst in dit verband enkel naar nog te maken afspraken tussen de RDW en het Openbaar Ministerie. De Afdeling acht dit onvoldoende en is van oordeel dat de toelichting hierover meer duidelijkheid dient te geven.
De Afdeling merkt voorts op dat de toelichting niet ingaat op het bestaande alternatief van privaatrechtelijke handhaving. Een weging van die mogelijkheid ligt voor de hand omdat uitgangspunt van het regeringsbeleid is dat waar mogelijk wordt gekozen voor een privaatrechtelijke handhaving van normen.5 In overeenstemming met dit regeringsbeleid heeft de Minister van Justitie zich nog in 2006 op het standpunt gesteld dat ter bescherming tegen kilometertellerfraude niet primair strafrechtelijke, maar eerder civielrechtelijke stappen nodig zijn.3 Sindsdien zijn er diverse algemene maatregelen getroffen die beogen de positie van de consument te versterken en de privaatrechtelijke handhaving te vereenvoudigen. De Afdeling wijst daarbij op de implementatie van de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken in het Burgerlijk Wetboek,7 de instelling van de Consumentenautoriteit in verband daarmee8 en de verruiming van de mogelijkheden voor toegang tot de kantonrechter.9
In de praktijk is gebleken dat civielrechtelijke maatregelen tegen ongerechtvaardigde aanpassingen van kilometertellingen succesvol kunnen zijn. De rechter heeft op vordering van de stichting Nationale Auto Pas een aanbieder van kilometertellercorrecties verplicht zich te onthouden van het wijzigen van kilometerstanden van motorvoertuigen, tenzij hij op voorhand uitdrukkelijk bij de klant heeft geverifieerd dat die een objectieve rechtvaardigingsgrond heeft voor het doen wijzigen van de kilometerstand, en de klant ten gunste van de stichting Nationale Auto Pas een boetebeding heeft geaccepteerd voor het geval de in te stellen kilometertellerstand geen getrouw beeld geeft van de werkelijkheid10.
Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat uit de toelichting onvoldoende blijkt waarom een strafrechtelijk te handhaven verbod op het wijzigen van kilometertellers noodzakelijk en effectief is voor het tegengaan van kilometertellerfraude. De Afdeling adviseert om die reden de keuze voor de maatregel nader te bezien.
Het wetsvoorstel voorziet in een publiekrechtelijke registratie van kilometerstanden door de RDW met het doel kilometertellerfraude beter te bestrijden. De toelichting stelt hierover – zonder nadere argumentatie – dat het beheer van een registratie van kilometertellerstanden een overheidstaak is.11 Uitgangspunten van regeringsbeleid zijn dat de overheid zich beperkt tot kerntaken en dat enkel voor overheidsinterventie wordt gekozen indien doelstellingen niet kunnen worden bereikt door zelfregulering.12 Gelet op deze uitgangspunten verdient het op zich nemen van een nieuwe taak door de overheid een toereikende motivering.
In dat licht bezien, acht de Afdeling het volgende van belang. Al sinds 1990 worden op initiatief van de autobranche kilometertellerstanden geregistreerd door de stichting Nationale Auto Pas. Consumenten die de geloofwaardigheid van de kilometertellerstand van een auto wensen te controleren, kunnen voor een bescheiden bedrag bij deze stichting terecht. Dat heeft volgens de gegevens van stichting Nationale Auto Pas geleid tot een aanzienlijke afname van het aantal auto's met een aangepaste kilometertellerstand, tot een huidig geschat niveau van 5,5% van de autovoorraad.13 Gezien het positieve resultaat van deze private aanpak ligt het voor de hand om de doelstelling om kilometertellerfraude verder terug te dringen, in de eerste plaats na te streven door middel van uitbreiding van het aantal vrijwillige registraties bij de stichting Nationale Auto Pas. De toelichting gaat evenwel niet in op deze mogelijkheid.
Dat, zoals de toelichting stelt, het gebruik van het register van Nationale Auto Pas door verschillende overheidsdiensten de bereidheid van garagebedrijven om kilometertellerstanden te blijven doorgeven bedreigt, acht de Afdeling niet zonder meer aannemelijk. De autobranche heeft immers zelf het initiatief genomen voor de registratie vanuit haar belang bij verhoging van het consumentenvertrouwen. De toelichting bevat geen aanwijzingen dat de bereidheid van garagebedrijven om kilometerstanden door te geven, zou zijn afgenomen.
Gelet op het bovenstaande adviseert de Afdeling de keuze voor een publiekrechtelijke registratie van kilometertellerstanden door het RDW nader te bezien.
De Afdeling advisering van de Raad van State (Afdeling) maakt naar aanleiding van het wetsvoorstel onder meer opmerkingen over de noodzaak en effectiviteit van het voorstel. Zij is van oordeel dat in verband daarmee het voorstel nader dient te worden overwogen.
De opmerking van de Afdeling geven mij allereerst aanleiding om kort stil te staan bij de twee hoofdelementen van het wetsvoorstel, namelijk de registratie en het strafrechtelijk verbod en hun onderlinge verhouding. Vervolgens ga ik in op de opmerkingen van de Afdeling inzake het strafrechtelijke verbod en de publiekrechtelijke registratie.
Het wetsvoorstel belegt de registratie van tellerstanden bij de Dienst Wegverkeer (RDW). Omdat de tellerstand op meer momenten zal worden geregistreerd dan nu het geval is, ontstaat er een sluitender registratie. Naarmate meer tellerstanden van eenzelfde motorrijtuig zijn geregistreerd, is de kans dat onregelmatigheden wordt geconstateerd groter. De registratie vormt door deze signaalwerking de basis om kilometertellerfraude te bestrijden. Het tweede element in het wetsvoorstel, het strafrechtelijk verbod om tellerstanden te wijzigen, vormt het noodzakelijke complement op de registratie. Van strafrechtelijke handhaving gaat een preventief effect uit en daarnaast maakt een uitdrukkelijk verbod de strafrechtelijke aanpak van fraudeurs eenvoudiger.
De Afdeling is van oordeel dat de effectiviteit van het voorgestelde strafrechtelijk te handhaven verbod niet overtuigend is aangetoond.
Ik merk daarover allereerst op dat specifieke strafbaarstelling bijdraagt aan het verhogen van het rechtsbewustzijn van de normadressaten en een duidelijke signaalfunctie heeft. Door de introductie van een specifiek verbod kunnen ook degenen die adverteren met het terugdraaien van tellerstanden eenvoudig worden aangepakt. In die zin is een specifiek strafrechtelijk verbod door de preventieve werking die ervan uit gaat al effectief. Uiteraard is voor de effectiviteit van het verbod van belang welke prioriteit het Openbaar Ministerie (OM) zal geven aan de handhaving van overtredingen ervan. Dit vormt een onderdeel van de bredere discussie over prioritering tussen fraude en andere delictsvormen en tussen fraudevormen onderling. Daarvoor dient het OM eerst de ernst van de fraude vast te stellen. Voor wat betreft het OM geldt dat het accent op «betekenisvolle zaken» ligt. Voor de afhandeling van deze zaken wordt capaciteit vrijgemaakt.
Aan de Afdeling kan worden toegegeven dat het verkrijgen van bewijs van kilometertellerfraude moeilijk kan zijn. De bewijsproblemen zijn echter niet zo groot dat de strafbepaling daardoor zinledig wordt. Bovendien kan de registratie en de signaalwerking die hiervan uitgaat het verkrijgen van bewijs vereenvoudigen.
Voorts merkt de Afdeling op dat de toelichting niet ingaat op het bestaande alternatief van privaatrechtelijke handhaving. In dat kader verwijst de Afdeling naar een tweetal uitspraken waaruit zou blijken dat civielrechtelijke maatregelen succesvol kunnen zijn. Juist deze uitspraken tonen echter de beperkingen van de handhaving langs privaatrechtelijke weg aan. Deze twee rechtszaken zijn niet aangespannen door gedupeerde burgers, maar door de Stichting Nationale Autopas (NAP). De praktijk wijst uit dat de kosten, de duur en de ingewikkeldheid van een civielrechtelijke procedure voor gedupeerde burgers vaak aanleiding zijn om deze weg niet in te slaan. Daarnaast merk ik op dat het bij kilometertellerfraude gaat om uiterst laakbaar gedrag. Er wordt inbreuk gemaakt op het openbaar vertrouwen; het vertrouwen dat burgers in het maatschappelijk verkeer in de juistheid van bepaalde gegevens moeten kunnen stellen. Tegen dergelijke inbreuken is in beginsel ook strafrechtelijk optreden geïndiceerd.
De toelichting is naar aanleiding van de opmerkingen van de Afdeling aangevuld.
In het wetsvoorstel wordt het registreren van tellerstanden een overheidstaak. Thans worden de tellerstanden door garagebedrijven op vrijwillige basis doorgegeven en door de Stichting Nationale Autopas (Stichting NAP) geregistreerd.
Een publiekrechtelijke registratie met daaraan gekoppeld de verplichting voor erkende bedrijven om op bepaalde momenten tellerstanden aan de RDW door te geven, biedt een aantal voordelen. In de eerste plaats wordt het aantal bedrijven dat tellerstanden doorgeeft aanmerkelijk vergroot (van 6 500 naar 20000). In de tweede plaats wordt het mogelijk om bedrijven te verplichten om op meer momenten dan nu de tellerstand door te geven.
Op deze gronden kan een publiekrechtelijke registratie sluitender en daarmee effectiever zijn dan een registratie op vrijwillige basis.
De Afdeling stelt dat de private aanpak heeft geleid tot een positief resultaat en baseert dit op het gegeven dat sinds de start van Stichting NAP in 1990 het aantal auto’s met aangepaste kilometerstand is gedaald tot 5.5 % van de autovoorraad. Ik waardeer dit percentage anders dan de Afdeling en constateer dat ondanks alle private inspanningen de tellerstand van bijna een half miljoen auto’s onjuist is. Dit is een onaanvaardbaar grote hoeveelheid. Er is dus nog steeds sprake van fraude op grote schaal die, zoals in de toelichting is uiteengezet, niet alleen burgers maar ook de overheid financieel raakt. Bestrijding van deze fraude is primair een taak van de overheid. De introductie van een publiekrechtelijke registratie van tellerstanden beoogt aan die bestrijding een bijdrage te leveren.
De toelichting is naar aanleiding van de opmerkingen van de Afdeling aangevuld
De introductie van een publiekrechtelijke registratie van tellerstanden is mede ingegeven vanuit de wens om tellerstanden aan te merken als authentieke gegevens. Dit betekent dat overheidsorganen zonder nader onderzoek uit moeten kunnen gaan van de juistheid van deze gegevens en in voorkomende gevallen verplicht zijn deze gegevens te gebruiken. Deze gegevens dienen daartoe te voldoen aan hoge, bij of krachtens de wet geregelde kwaliteitseisen wat betreft betrouwbaarheid en actualiteit.14
Naar het oordeel van de Afdeling is het de vraag of de geregistreerde gegevens aan deze hoge eisen kunnen voldoen. Een kilometertellerstand is eenvoudig aan te passen, zonder dat de wijziging aan het voertuig is af te zien. Het toezicht op de registratie biedt in verband daarmee slechts beperkte garanties over het werkelijk door het voertuig afgelegde aantal kilometers. Voor zover wordt beoogd ook de gegevens uit de huidige registratie van de stichting Nationale Auto Pas op te nemen, geldt dat de betrouwbaarheid en actualiteit daarvan slechts in beperkte mate kan worden gegarandeerd. Het nieuwe register kan daardoor enkel worden gebruikt om de aannemelijkheid van de kilometertellerstand te falsificeren. De gegevens zullen dan ook alleen met die beperkte betekenis als authentiek kunnen worden gebruikt.
De Afdeling adviseert in de toelichting in te gaan op de relatieve betekenis van de geregistreerde kilometertellerstanden, en in dat licht nader te motiveren waarom aanmerking van die gegevens als authentiek gewenst is.
Door de registratie van de tellerstanden tot een overheidstaak te maken en de registratiemomenten waarop tellerstanden worden doorgegeven uit te breiden, wordt de betrouwbaarheid van deze gegevens vergroot, waardoor het mogelijk wordt om de tellerstand tot een authentiek gegeven te maken. Ten eerste vindt er steekproefsgewijs controle op doorgifte van juiste standen. Ten tweede is onopgemerkte aanpassing van tellerstanden bij moderne auto's, anders dan de Afdeling lijkt te veronderstellen, niet eenvoudig, omdat tellerstanden op meerdere punten in de auto worden vastgelegd en – voor deskundigen – afleesbaar zijn.
Voor de goede orde merk ik op dat de gegevens uit de huidige NAP-registratie weliswaar in de publiekrechtelijke registratie zullen worden opgenomen, maar niet als authentiek zullen worden aangemerkt. Authentiek zijn slechts die gegevens inzake tellerstanden die na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel zijn geregistreerd.
De toelichting is naar aanleiding van de opmerking van de Afdeling aangevuld
Het doel van het kentekenregister is limitatief omschreven in artikel 42, vierde lid, Wvw. Dit doel omvat de goede uitvoering en handhaving van het bij of krachtens de Wvw en enige andere aangewezen wetten bepaalde, en het voorzien van overheidsorganen van gegevens die zij nodig hebben voor de goede uitoefening van hun publieke taken.15 Deze doelstelling biedt niet zonder meer ruimte voor de verstrekking van kilometertellerstanden aan derden. Het doel van de verstrekking ligt in dat geval immers in de sfeer van het bevorderen van consumentenvertrouwen door het bieden van mogelijkheden om zich bij de aankoop van een tweedehands motorvoertuig te vergewissen van de aannemelijkheid van de kilometertellerstand van dat voertuig. Dat hangt naar het oordeel van de Afdeling niet direct samen met de goede uitvoering of handhaving van het bij of krachtens de wet bepaalde.
De Afdeling adviseert de doelstelling van het kentekenregister zoals neergelegd in de Wvw uit te breiden.
Het verzamelen van tellerstanden is er op gericht om fraude te ontmoedigen, te traceren en te bestrijden. Het voorkomen en bestrijden van fraude is als doelstelling neergelegd in artikel 2, derde lid, onderdeel d, WVW 1994. Wat verstrekking aan derden betreft, moet in het oog worden gehouden dat niet de tellerstanden worden verstrekt, maar alleen de melding of een tellerstand «logisch» of «onlogisch» is. Als die melding al moet worden aangemerkt als een gegeven uit het kentekenregister, bestaat op grond van artikel 43, vierde lid, WVW 1994 tegen verstrekking aan derden geen bezwaar.
De toelichting stelt dat in de Regeling voertuigen de permanente eis zal worden geïntroduceerd dat motorrijtuigen waarvoor dit verbod geldt, dienen te zijn uitgerust met een goed functionerende kilometerteller.16 Naar het oordeel van de Afdeling staat deze eis, zou die worden gesteld, op gespannen voet met Europeesrechtelijke verplichtingen. Binnen de Europese Unie zijn voertuigeisen voor motorrijtuigen volledig geharmoniseerd.17 Dit betekent dat ook de permanente eisen die aan een motorrijtuig worden gesteld niet verder mogen gaan dan de Europeesrechtelijk vastgestelde eisen.18 Nu kilometertellers niet behoren tot de Europeesrechtelijk vastgestelde eisen waaraan motorrijtuigen dienen te voldoen, is het stellen van zo'n permanente eis gegeven het thans geldende EU-recht niet mogelijk.
De Afdeling adviseert af te zien van het introduceren van een goed functionerende kilometerteller als permanente voertuigeis en de toelichting in deze zin aan te passen.
Het advies van de Afdeling is overgenomen. De toelichting is aangepast.
In het voorgestelde artikel 70n, eerste lid, is bepaald dat de aanwijzing van de gevallen waarin de tellerstand moet worden doorgegeven, plaatsvindt bij ministeriële regeling. De toelichting gaat niet in op de vraag waarom in dit geval is gekozen voor delegatie naar een ministeriële regeling. De aanwijzing van gevallen waarin de tellerstand moet worden doorgegeven betreft niet een voorschrift van administratieve aard, een uitwerking van de details van een regeling, of een voorschrift dat dikwijls of mogelijk met grote spoed zal moeten kunnen worden gewijzigd.19 Daarbij wijst de Afdeling erop dat de aanwijzing van registratiemomenten in belangrijke mate bepalend is voor de aard en omvang van de wettelijke verplichting, alsook de aard en omvang van de registratie en de daarmee samenhangende administratieve lasten.
De Afdeling adviseert in artikel 70n, eerste lid, te bepalen dat de verplichte registratiemomenten bij algemene maatregel van bestuur wordt aangewezen.
De toelichting stelt dat met de hoogte van het strafmaximum van 6 maanden aansluiting is gezocht bij de strafmaxima in Duitsland en België. De Afdeling merkt op dat in België een maximale straf van één jaar en een geldboete van 3 000 euro mogelijk is bij het wijzigen van de kilometertellerstand.20 In Duitsland geldt eveneens een strafmaximum voor kilometertellerfraude van één jaar.21 Daarmee komt het in het in wetsvoorstel vastgelegde strafmaximum – anders dan de toelichting stelt – niet overeen met de in Duitsland en België geldende strafmaxima.
De Afdeling adviseert de strafmaat in het licht van het voorgaande nader te motiveren.
Het advies van de Afdeling is overgenomen door in artikel 70n, eerste lid, te bepalen dat de verplichte registratiemomenten bij algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld. De toelichting is aangepast.
De opmerkingen van de Afdeling zijn aanleiding geweest om, in aansluiting op de regelgeving in België en Duitsland, te kiezen voor een strafmaximum van één jaar. Wetsvoorstel en toelichting zijn in die zin aangepast.
Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Afdeling naar de bij het advies behorende bijlage.
De redactionele kanttekeningen van de Afdeling zijn alle verwerkt.
De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.
De vice-president van de Raad van State,
H. D. Tjeenk Willink
Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De minister van Infrastructuur en Milieu, M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus
− In artikel I, onderdeel A, «bedoeld in artikel 70l, eerste lid,» vervangen door «fietsen» en «gebruik van motorrijtuig,» vervangen door: , gebruik van motorrijtuig.
− In het voorgestelde artikel 70m «een ieder» vervangen door: eenieder.
− In het voorgestelde artikel 70n, eerste lid, «RDW» telkens vervangen door: Dienst Wegverkeer.
− In artikel I, onderdeel c, «eerste lid,» schrappen.
− In artikel II na «verschillende artikelen» invoegen: of onderdelen daarvan.