Kamerstuk 33416-29

Appreciatie van het rapport van Ecorys inzake de gevolgen van het wetsvoorstel Hof op de investeringsprogramma’s van een aantal provincies

Dossier: Wet inzake houdbare financiën van de collectieve sector (Wet houdbare overheidsfinanciën)

Gepubliceerd: 27 september 2013
Indiener(s): Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA)
Onderwerpen: begroting financiën
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33416-29.html
ID: 33416-29

Nr. 29 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 september 2013

Tijdens de behandeling in uw Kamer van het wetsvoorstel Houdbare Overheidsfinanciën (Hof) (Handelingen II 2012/13, nr. 75, item 41, blz. 72–103), heb ik toegezegd een appreciatie te geven van het rapport van Ecorys inzake de gevolgen van het wetsvoorstel Hof op de investeringsprogramma’s van een aantal provincies, zodra dit rapport definitief en openbaar is. Met deze brief wordt aan deze toezegging invulling gegeven. De definitieve versie van het rapport is als bijlage bij deze brief gevoegd1.

Het rapport van Ecorys is gemaakt in opdracht van een vijftal provincies (Overijssel, Noord-Brabant, Friesland, Gelderland en Limburg). Het rapport suggereert dat als gevolg van het wetsvoorstel provinciale investeringen niet meer gedaan kunnen worden. Ik deel de strekking van dit rapport niet. In het rapport wordt sterk geredeneerd vanuit de individuele referentiewaarden voor decentrale overheden en er wordt impliciet vanuit gegaan dat in het wetsvoorstel sprake is van micronormering van het EMU-saldo van de decentrale overheden. Het rapport lijkt daarmee de gevolgen van het wetsvoorstel te schetsen die er zouden kunnen zijn geweest als was vastgehouden aan micronormering van het EMU-saldo van de decentrale overheden. Dit is nu juist losgelaten in het wetsvoorstel na de consultatie met de koepels, omdat met micronormering te strikte normering plaatsvindt van decentrale overheden.

Naast bovenstaande, geldt dat in het rapport uitgegaan wordt van investeringsambities van de provincies. In de praktijk bestaan grote verschillen tussen ambities en realisaties, zeker als het gaat om investeringen. In algemene zin overschatten decentrale overheden hun EMU-tekort en de investeringsuitgaven voorafgaand aan en gedurende een begrotingsjaar. In de realisatie blijkt dan dat de uitgaven, onder andere aan investeringen, lager zijn dan geraamd en het EMU-tekort een stuk gunstiger uitvalt dan vooraf gedacht. Zo raamden de decentrale overheden zelf een EMU-tekort van 6,2 miljard euro over 2012 in november van dat jaar. Drie maanden later kwam het CBS, op basis van (voorlopige) realisatiecijfers van de decentrale overheden uit op een tekort van 3,2 miljard euro over 2012. Het rapport besteed geen aandacht aan dit fenomeen.

Met het thans voorliggende wetsvoorstel, wordt – conform de bestaande praktijk – alleen gestuurd op het EMU-saldo van alle decentrale overheden gezamenlijk. In dat kader is de saldoraming van het CPB relevant. Het CPB raamt een saldo voor de decentrale overheden dat ruim binnen de in het financieel akkoord afgesproken macronorm blijft. Op macroniveau ziet het kabinet daarom geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat de afgeproken EMU-norm beperkingen oplegt aan provincies als het gaat om hun investeringsplannen de komende jaren. Wanneer onverhoopt de afgesproken macronorm voor het EMU-saldo van de decentrale overheden toch knellend uit blijkt te pakken, vindt altijd eerst bestuurlijk overleg plaats. De oorzaak van de overschrijding wordt gezamenlijk achterhaald en er wordt overleg gevoerd over eventuele maatregelen die genomen kunnen worden om een dreigende, structurele overschrijding te kunnen terugdringen. Pas als bestuurlijk overleg onvoldoende resultaat oplevert en er meerjarig geen zicht is op verbetering, kunnen maatregelen opgelegd worden aan de decentrale overheden teneinde hun EMU-saldo te beheersen. In het financieel akkoord dat in januari met de decentrale overheden is gesloten, is afgesproken dat deze kabinetsperiode wordt afgezien van de mogelijkheid tot het opleggen van maatregelen aan de decentrale overheden uit hoofde van de Wet Hof, zonder dat sprake is van een Europese sanctie.

Ik hoop u met deze brief voldoende geïnformeerd te hebben.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem