Ontvangen 16 april 2013
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
Artikel 3, tweede lid, komt te luiden:
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt, met inachtneming van het derde en vierde lid, vastgesteld wat voor de decentrale overheden als een gelijkwaardige inspanning wordt aangemerkt. De voordracht van deze algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal is overgelegd.
II
Artikel 3, vijfde lid, vervalt.
In het tweede lid en derde lid van artikel 3 wordt voorgesteld dat de minister van Financiën na bestuurlijk overleg met de decentrale overheden en in overeenstemming met de minister van BZK en de minister van I&M vaststelt wat als een gelijkwaardige inspanning van de decentrale overheden wordt aangemerkt.
Dit amendement regelt dat wat voor de decentrale overheden als een gelijkwaardige inspanning wordt aangemerkt niet bij ministeriële vaststelling plaatsvindt, maar bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld. Daarnaast wordt expliciet opgenomen dat hetgeen in het bestuurlijk overleg wordt besproken (derde en vierde lid) in acht moet worden genomen bij de vaststelling van de gelijkwaardige inspanning. Als gevolg van de vervanging van de ministeriële vaststelling door vaststelling bij of krachtens algemene maatregel voor bestuur in het tweede lid vervalt het vijfde lid. Er wordt een termijn van vier weken in acht genomen voor de voordracht van de algemene maatregel van bestuur.
Schouten