Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het fiscale regime voor het woon-werkverkeer te herzien waardoor per saldo een bijdrage wordt geleverd aan het structureel verbeteren van de overheidsfinanciën, het verstevigen van het vertrouwen van de financiële markten en het verder toekomstbestendig maken van de Nederlandse economie;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 1.9 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder woon-werkverkeer iedere reis waarbij heen of terug wordt gereisd tussen de woning of verblijfplaats en de in het kader van een overeenkomst tot het verrichten van werkzaamheden overeengekomen vaste werkplaats of werkplaatsen.
2. Onder woon-werkverkeer wordt mede verstaan het op regelmatige basis reizen tussen de woning of verblijfplaats en een werkplaats waar in belangrijke mate werkzaamheden worden verricht in het kader van de overeenkomst tot het verrichten van werkzaamheden.
3. In afwijking in zoverre van het eerste en tweede lid wordt het reizen tussen de woning of verblijfplaats en een werkplaats niet als woon-werkverkeer aangemerkt indien gedurende een periode van ten hoogste een jaar naar die werkplaats wordt gereisd.
4. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid wordt een reis tussen de woning of verblijfplaats en een werkplaats voorts niet als woon-werkverkeer aangemerkt indien niet binnen 24 uur zowel heen als terug wordt gereisd.
B
Artikel 3.16, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het slot van onderdeel e wordt «en» vervangen door een puntkomma.
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door «, en» wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
g. woon-werkverkeer.
C
Artikel 3.20, tiende lid, komt te luiden:
10. Voor de toepassing van dit artikel wordt woon-werkverkeer geacht voor privé-doeleinden plaats te vinden.
D
In afdeling 3.3 vervalt de aanduiding «§ 3.3.1 Belastbaar loon».
E
Artikel 3.80 komt te luiden:
F
Paragraaf 3.3.2 vervalt.
G
In artikel 3 146, tweede lid, wordt «zevende lid» vervangen door: vijfde lid.
H
In artikel 10.1, eerste lid, wordt «3.77, 3.87, 3.109a» vervangen door: 3.77, 3.109a.
De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 10a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder woon-werkverkeer iedere reis waarbij heen of terug wordt gereisd tussen de woning of verblijfplaats en de in het kader van een dienstbetrekking overeengekomen vaste werkplaats of werkplaatsen.
2. Onder woon-werkverkeer wordt mede verstaan het op regelmatige basis reizen tussen de woning of verblijfplaats en een werkplaats waar in belangrijke mate werkzaamheden worden verricht in het kader van de dienstbetrekking.
3. In afwijking in zoverre van het eerste en tweede lid wordt het reizen tussen de woning of verblijfplaats en een werkplaats niet als woon-werkverkeer aangemerkt indien gedurende een periode van ten hoogste een jaar naar die werkplaats wordt gereisd en deze periode aanmerkelijk korter is dan de duur van de dienstbetrekking. Elkaar opvolgende dienstbetrekkingen voor bepaalde tijd worden voor de toepassing van de eerste volzin als één dienstbetrekking beschouwd.
4. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid wordt een reis tussen de woning of verblijfplaats en een werkplaats voorts niet als woon-werkverkeer aangemerkt indien niet binnen 24 uur zowel heen als terug wordt gereisd.
B
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. het genot van vervoer vanwege de inhoudingsplichtige ten behoeve van woon-werkverkeer;.
2. Na het vijfde lid wordt, onder vernummering van het zesde lid tot zevende lid, een lid ingevoegd, luidende:
6. Voor de toepassing van het derde lid, onderdeel b, wordt onder vervoer vanwege de inhoudingsplichtige verstaan:
1°. vanwege de inhoudingsplichtige georganiseerd vervoer;
2°. het reizen op basis van door de inhoudingsplichtige aangeschafte en door hem aan de werknemer verstrekte plaatsbewijzen.
C
Artikel 13bis, tiende lid, komt te luiden:
10. Voor de toepassing van dit artikel wordt woon-werkverkeer geacht voor privé-doeleinden plaats te vinden.
D
Artikel 13a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vierde lid komt te luiden:
4. In afwijking van het eerste lid wordt loon dat ingevolge artikel 27bis is begrepen in de laatste aangifte van het kalenderjaar, geacht te zijn genoten bij het einde van het kalenderjaar of het einde van de dienstbetrekking zo deze in de loop van het kalenderjaar eindigt.
2. Het vijfde en zesde lid vervallen, onder vernummering van het zevende lid tot vijfde lid.
E
Artikel 31a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onderdeel a, wordt «waaronder woon-werkverkeer» vervangen door «niet zijnde woon-werkverkeer». Voorts vervalt «met dien verstande dat ingeval voor het vervoer, niet zijnde vervoer per taxi, luchtvaartuig, schip of vervoer vanwege de inhoudingsplichtige, een vaste vergoeding wordt gegeven aan een werknemer die op ten minste 128 dagen per kalenderjaar naar een vaste plaats van werkzaamheden reist, deze vergoeding mag worden berekend alsof de werknemer op ten hoogste 214 dagen per kalenderjaar naar die vaste plaats van werkzaamheden reist;».
2. In het zesde lid wordt «artikel 13a, zesde lid» vervangen door: artikel 13, zesde lid.
3. Het zevende en achtste lid vervallen, onder vernummering van het negende en tiende lid tot zevende en achtste lid.
4. In het zevende lid (nieuw) wordt «artikel 13, zesde lid» vervangen door: artikel 13, zevende lid.
F
In artikel 39c worden na het derde lid, onder vernummering van het vierde lid tot negende lid, vijf leden ingevoegd, luidende:
4. Bij toepassing van het eerste lid is artikel 15a, eerste lid, onderdelen i en k, vierde lid en vijfde lid, zoals dat op 31 december 2010 luidde, vanaf 1 januari 2013 niet van toepassing.
5. Bij toepassing van het eerste lid wordt artikel 15b, eerste lid, onderdelen a en b, zoals dat op 31 december 2010 luidde, met ingang van 1 januari 2013 als volgt gelezen:
a. vervoer indien dat vervoer niet plaatsvindt per taxi, luchtvaartuig, schip of ter beschikking gesteld vervoermiddel, voor zover de vergoeding meer bedraagt dan € 0,19 per kilometer;
b. woon-werkverkeer als bedoeld in artikel 10b;.
6. Bij toepassing van het eerste lid wordt artikel 16a, eerste lid, zoals dat op 31 december 2010 luidde, met ingang van 1 januari 2013 als volgt gelezen:
1. Als vrije vergoeding ter zake van vervoer per openbaar vervoer geldt ten hoogste de prijs van de vervoerbewijzen voor de per openbaar vervoer afgelegde reisafstand, niet zijnde woon-werkverkeer als bedoeld in artikel 10b, indien de werknemer de vervoerbewijzen ter vergoeding overhandigt of zo spoedig mogelijk zal overhandigen aan de inhoudingsplichtige.
7. Bij toepassing van het eerste lid wordt artikel 17a, eerste en tweede lid, zoals dat op 31 december 2010 luidde, met ingang van 1 januari 2013 als volgt gelezen:
1. Tot de vrije verstrekkingen behoren verstrekkingen, in redelijkheid, ter zake van:
a. parkeergelegenheid bij de plaats van werkzaamheden, indien er geen sprake is van parkeergelegenheid als bedoeld in artikel 15b, eerste lid, onderdeel r;
b. algemeen erkende feestdagen en het Sint-Nicolaasfeest, een jubileum van de inhoudingsplichtige, een dienstjubileum en de verjaardag en andere persoonlijke feestdagen van de werknemer, alsmede het einde van de dienstbetrekking, mits de verstrekkingen een in hoofdzaak ideële waarde hebben.
8. Bij toepassing van het eerste lid is artikel 17a, tweede lid, zoals dat op 31 december 2010 luidde, vanaf 1 januari 2013 niet van toepassing.
In afwijking in zoverre van het bij de Wet op de loonbelasting 1964 bepaalde, worden vergoedingen en verstrekkingen ter zake of in de vorm van woon-werkverkeer als bedoeld in artikel 10b van de Wet op de loonbelasting 1964 geacht te zijn genoten in het loontijdvak waarin het woon-werkverkeer plaatsvindt voor zover:
a. de vergoeding of verstrekking bij toepassing of overeenkomstige toepassing van artikel 13a van de Wet op de loonbelasting 1964 beschouwd zou zijn in de periode van 18 september 2012, 16.00 uur, tot en met 31 december 2012 te zijn genoten, en
b. het woon-werkverkeer na 31 december 2012 plaatsvindt.
1. In afwijking in zoverre van de artikelen 3.16 en 3.17 van de Wet inkomstenbelasting 2001 komen voor de toepassing van de artikelen 3.16, 3.17 en 3.95, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij het bepalen van de winst in aftrek kosten en lasten ten behoeve van de belastingplichtige zelf die verband houden met woon-werkverkeer als bedoeld in artikel 1.10 van die wet op basis van een openbaarvervoerkaart die voor 25 mei 2012 is aangeschaft.
2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder een openbaarvervoerkaart verstaan het recht op vrij of met korting reizen per openbaar vervoer dat al dan niet beperkt is tot reizen over een vast traject.
1. Voor belastingplichtigen die op of na 1 januari 2013 voor het reizen tussen de woning of verblijfplaats en de plaats of plaatsen van werkzaamheden gebruikmaken van een openbaarvervoerkaart die voor 25 mei 2012 is aangeschaft, blijft artikel 3.87 van de Wet inkomstenbelasting 2001, zoals dat luidde op 31 december 2012, van toepassing gedurende de looptijd van die openbaarvervoerkaart.
2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder een openbaarvervoerkaart verstaan het recht op vrij of met korting reizen per openbaar vervoer dat al dan niet beperkt is tot reizen over een vast traject.
1. Voor de toepassing van de artikelen 3.20 en 3.95, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt, in afwijking in zoverre van artikel 3.20 van die wet, de op grond van dat artikel berekende onttrekking vermenigvuldigd met factor 0,25 indien uit een rittenregistratie of anderszins blijkt dat de auto op jaarbasis behoudens woon-werkverkeer als bedoeld in artikel 1.10 van die wet voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden wordt gebruikt, en:
a. ter zake van het gebruik van de auto sprake is van een voor 25 mei 2012 tot stand gekomen overeenkomst met een derde; of
b. de auto voor 25 mei 2012 is aangeschaft door de belastingplichtige.
2. Het eerste lid is van toepassing voor de duur van de in dat lid, onderdeel a, genoemde overeenkomst zoals die op 24 mei 2012 luidde, onderscheidenlijk voor zolang de auto, bedoeld in dat lid, onderdeel b, ook voor privédoeleinden ter beschikking staat, doch in ieder geval niet langer dan tot en met 31 december 2016.
3. Onder de duur van de overeenkomst, bedoeld in het tweede lid, wordt verstaan de periode waarvoor een betalingsverplichting is aangegaan.
1. In afwijking van artikel VI wordt voor de toepassing van de artikelen 3.20 en 3.95, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, in afwijking in zoverre van artikel 3.20 van die wet, de op grond van dat artikel berekende onttrekking vermenigvuldigd met een factor 0,25 indien:
a. sprake is van een bestelauto als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992:
1°. ter zake waarvan voor 25 mei 2012 een verklaring uitsluitend zakelijk gebruik als bedoeld in artikel 3.20, elfde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 is afgegeven die nog niet is ingetrokken;
2°. die mede voor woon-werkverkeer als bedoeld in artikel 1.10 van de wet inkomstenbelasting 2001 wordt gebruikt;
3°. die behoudens woon-werkverkeer als bedoeld in artikel 1.10 van de wet inkomstenbelasting 2001 uitsluitend zakelijk wordt gebruikt; en
b. ter zake van het gebruik van de bestelauto sprake is van een voor 25 mei 2012 tot stand gekomen overeenkomst met een derde dan wel de bestelauto voor 25 mei 2012 is aangeschaft door de belastingplichtige.
2. Het eerste lid is van toepassing voor de duur van de in dat lid, onderdeel b, genoemde overeenkomst zoals die op 24 mei 2012 luidde, onderscheidenlijk voor zolang de bestelauto, bedoeld in dat lid, onderdeel b, ook voor privédoeleinden ter beschikking staat, doch in ieder geval niet langer dan tot en met 31 december 2016.
3. Onder de duur van de overeenkomst, bedoeld in het tweede lid, wordt verstaan: de periode waarvoor een betalingsverplichting is aangegaan.
4. In afwijking van artikel 3.20, dertiende lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 kan de inspecteur bij het vermoeden van een rit voor privédoeleinden, anders dan voor woon-werkverkeer als bedoeld in artikel 1.10 van die wet, met een bestelauto als bedoeld in het eerste lid, de belastingplichtige verzoeken te doen blijken dat de betreffende rit zakelijk was, dan wel plaatsvond in het kader van woon-werkverkeer als bedoeld in artikel 1.10 van die wet. Slaagt de belastingplichtige niet in dit bewijs, dan wordt de bestelauto geacht op jaarbasis voor meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden te worden gebruikt.
5. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een bestelauto ter zake waarvan voor 25 mei 2012 een verklaring uitsluitend zakelijk gebruik als bedoeld in artikel 3.20, elfde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 is afgegeven mede verstaan een bestelauto ter zake waarvan uitsluitend als gevolg van het feit dat de bestelauto na 24 mei 2012 is geleverd, eerst na 24 mei 2012 een verklaring uitsluitend zakelijk gebruik als bedoeld in artikel 3.20, elfde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 is afgegeven.
1. In afwijking in zoverre van artikel 13bis van de Wet op de loonbelasting 1964 wordt het op grond van dat artikel berekende voordeel door de inhoudingsplichtige vermenigvuldigd met een factor 0,25 indien uit een rittenregistratie of anderszins blijkt dat de auto op kalenderjaarbasis behoudens woon-werkverkeer als bedoeld in artikel 10b van die wet voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden wordt gebruikt, en:
a. ter zake van het gebruik van de auto sprake is van een voor 25 mei 2012 tot stand gekomen overeenkomst tussen de inhoudingsplichtige of werknemer en een derde; of
b. de auto voor 25 mei 2012 is aangeschaft door de inhoudingsplichtige.
2. Het eerste lid is van toepassing voor de duur van de in dat lid, onderdeel a, genoemde overeenkomst zoals die op 24 mei 2012 luidde, onderscheidenlijk voor zolang de auto, bedoeld in dat lid, onderdeel b, ook voor privédoeleinden ter beschikking is gesteld, doch in ieder geval niet langer dan tot en met 31 december 2016.
3. Onder de duur van de overeenkomst, bedoeld in het tweede lid, wordt verstaan: de periode waarvoor een betalingsverplichting is aangegaan.
4. Indien ter zake van de auto, bedoeld in het eerste lid, voor 25 mei 2012 een verklaring geen privégebruik als bedoeld in artikel 13 bis, twaalfde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 is afgegeven, is toepassing van het eerste lid slechts mogelijk indien de verklaring nog niet is ingetrokken. Voor de toepassing van de eerste volzin wordt onder een auto ter zake waarvan voor 25 mei 2012 een verklaring geen privégebruik als bedoeld in artikel 13bis, twaalfde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 is afgegeven mede verstaan een auto ter zake waarvan uitsluitend als gevolg van het feit dat de auto na 24 mei 2012 is geleverd, eerst na 24 mei 2012 een verklaring geen privégebruik als bedoeld in artikel 13bis, twaalfde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 is afgegeven.
1. In afwijking van artikel VIII wordt in afwijking in zoverre van artikel 13bis van de Wet op de loonbelasting 1964 het op grond van dat artikel berekende voordeel door de inhoudingsplichtige vermenigvuldigd met een factor 0,25 indien:
a. sprake is van een bestelauto als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992:
1°. ter zake waarvan voor 25 mei 2012 een verklaring uitsluitend zakelijk gebruik als bedoeld in artikel 13bis, achttiende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 is afgegeven die nog niet is ingetrokken;
2°. die mede voor woon-werkverkeer als bedoeld in artikel 10b van de Wet op de loonbelasting 1964 wordt gebruikt;
3°. die behoudens woon-werkverkeer als bedoeld in artikel 10b van de Wet op de loonbelasting 1964 uitsluitend zakelijk wordt gebruikt; en
b. ter zake van het gebruik van de bestelauto sprake is van een voor 25 mei 2012 tot stand gekomen overeenkomst tussen de inhoudingsplichtige of werknemer en een derde dan wel de bestelauto voor 25 mei 2012 is aangeschaft door de inhoudingsplichtige.
2. Het eerste lid is van toepassing voor de duur van de in dat lid, onderdeel b, genoemde overeenkomst zoals die op 24 mei 2012 luidde, onderscheidenlijk voor zolang de bestelauto, bedoeld in dat lid, onderdeel b, ook voor privédoeleinden ter beschikking is gesteld, doch in ieder geval niet langer dan tot en met 31 december 2016.
3. Onder de duur van de overeenkomst, bedoeld in het tweede lid, wordt verstaan: de periode waarvoor een betalingsverplichting is aangegaan.
4. In afwijking van artikel 13bis, twintigste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 kan de inspecteur bij het vermoeden van een rit voor privédoeleinden, anders dan voor woon-werkverkeer als bedoeld in artikel 10b van die wet, met een bestelauto als bedoeld in het eerste lid, de inhoudingsplichtige en de werknemer verzoeken te doen blijken dat de betreffende rit zakelijk was dan wel plaatsvond in het kader van woon-werkverkeer als bedoeld in artikel 10b van die wet. Slagen de inhoudingsplichtige en de werknemer niet in dit bewijs, dan wordt de bestelauto geacht op kalenderjaarbasis voor meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden te worden gebruikt en wordt de verschuldigde belasting, voor zover nodig in afwijking van artikel 20, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, nageheven van de werknemer. In afwijking van de tweede volzin wordt nageheven van de inhoudingsplichtige ingeval hij wist dat de werknemer de bestelauto behoudens woon-werkverkeer als bedoeld in artikel 10b van de Wet op de loonbelasting 1964 niet uitsluitend zakelijk gebruikte.
5. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een bestelauto ter zake waarvan voor 25 mei 2012 een verklaring uitsluitend zakelijk gebruik als bedoeld in artikel 13bis, achttiende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 is afgegeven mede verstaan een bestelauto ter zake waarvan uitsluitend als gevolg van het feit dat de bestelauto na 24 mei 2012 is geleverd, eerst na 24 mei 2012 een verklaring uitsluitend zakelijk gebruik als bedoeld in artikel 13bis, achttiende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 is afgegeven.
1. In afwijking in zoverre van artikel 31a van de Wet op de loonbelasting 1964 worden bij de toepassing van dat artikel vanaf 1 januari 2013 vergoedingen en verstrekkingen als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f en onderdeel g, van die wet eveneens verminderd met verstrekkingen in de vorm van als woon-werkverkeer als bedoeld in artikel 10b van die wet aan te merken vervoer, indien de verstrekking plaatsvindt in de vorm van het ter beschikking stellen van een openbaarvervoerkaart die voor 25 mei 2012 is aangeschaft.
2. In afwijking in zoverre van artikel 39c, vijfde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 behoren tot de vrije verstrekkingen, bedoeld in artikel 17 van die wet, zoals dat op 31 december 2010 luidde, verstrekkingen in de vorm van als woon-werkverkeer als bedoeld in artikel 10b van die wet aan te merken vervoer, indien de verstrekking plaatsvindt in de vorm van het ter beschikking stellen van een openbaarvervoerkaart die voor 25 mei 2012 is aangeschaft.
3. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid wordt onder een openbaarvervoerkaart verstaan het recht op vrij of met korting reizen per openbaar vervoer dat al dan niet beperkt is tot reizen over een vast traject.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Financiën,