Ontvangen 7 november 2012
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
1
Artikel I, onderdelen F en K, vervalt.
2
Na artikel IV wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL IVa
In de Wet op de loonbelasting 1964 komt artikel 28, eerste lid, onderdeel e (nieuw), met ingang van 1 januari 2014 te luiden:
e. aan de werknemer opgave te verstrekken van het in het voorafgaande kalenderjaar genoten loon, de op dat loon ingehouden belasting en premie voor de volksverzekeringen, de op dat loon ingehouden inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet, de over dat loon door de inhoudingsplichtige verschuldigde premies werknemersverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet en de met de loonbelasting en premie volksverzekeringen verrekende arbeidskorting;.
3
Artikel V komt te luiden:
ARTIKEL V
De Wet financiering sociale verzekeringen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
1. Na het tweede lid wordt, onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid, een lid ingevoegd, luidende:
3. De premies die op grond van dit hoofdstuk worden geheven worden per loontijdvak berekend over het verschil tussen het loon dat de werknemer in het kalenderjaar heeft genoten tot en met dat loontijdvak en het loon dat de werknemer in dat kalenderjaar heeft genoten tot en met het aan dat loontijdvak voorafgaande loontijdvak, met dien verstande dat van het bij eenzelfde werkgever genoten loon buiten aanmerking blijft het gedeelte dat meer bedraagt dan het met toepassing van het tweede lid vastgestelde bedrag per loontijdvak, vermenigvuldigd met het aantal loontijdvakken van het kalenderjaar.
2. Het vierde lid (nieuw), tweede volzin, komt te luiden: In de te stellen regels wordt uitgegaan van een totaal loonbedrag in een kalenderjaar, dat niet hoger is dan het bedrag, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, waarbij niet meer dan één keer rekening wordt gehouden met dat bedrag en waarbij het tweede en derde lid van overeenkomstige toepassing zijn.
B
In artikel 59, tweede lid, wordt «de uitnodiging tot het doen van aangifte» vervangen door: de uitnodiging tot het doen van aangifte, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen,.
4
Na artikel XXII wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL XXIIa
In de wet van 27 juni 2008 tot wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Wet waardering onroerende zaken en enige andere wetten in verband met de invoering van een basisregistratie inkomen en een basisregistratie waarde onroerende zaken (Stb. 2008, 269) vervalt artikel III.
5
Artikel XXIII vervalt.
6
Artikel XXV, onderdeel A, komt te luiden:
A
In het in artikel II, onderdeel D, opgenomen artikel 42, eerste lid, onderdeel b, van de Zorgverzekeringswet wordt «tot de eerste dag van de kalendermaand volgende op de maand waarin deze de leeftijd van 65 jaar bereikt» vervangen door: tot een bij ministeriële regeling te bepalen tijdstip.
7
Na artikel XXVIII wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL XXVIIIa
De Zorgverzekeringswet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 42 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «in een kalenderjaar vastgestelde bedrag» vervangen door: met betrekking tot een kalenderjaar vastgestelde bedrag.
2. Het vijfde lid komt te luiden:
5. De inkomensafhankelijke bijdrage wordt per loontijdvak berekend over het verschil tussen het loon dat de werknemer in het kalenderjaar heeft genoten tot en met dat loontijdvak en het loon dat de werknemer in dat kalenderjaar heeft genoten tot en met het aan dat loontijdvak voorafgaande loontijdvak, met dien verstande dat van het bij eenzelfde inhoudingsplichtige genoten loon buiten aanmerking blijft het gedeelte dat meer bedraagt dan het met toepassing van het derde of vierde lid vastgestelde bedrag per loontijdvak, vermenigvuldigd met het aantal loontijdvakken van het kalenderjaar.
3. In het zesde lid wordt «tweede en vijfde lid» vervangen door: tweede, derde en vierde lid.
B
In artikel 43, derde lid, wordt «in een kalenderjaar vastgestelde bedrag» vervangen door: met betrekking tot een kalenderjaar vastgestelde bedrag.
Met deze nota van wijziging neemt het kabinet de voorstellen uit het amendement Harbers/Plasterk over. Dit amendement gaf uitvoering aan het deelakkoord begroting 2013.
Gelet op de wens van de Tweede Kamer om de werkgeversheffingen zichtbaar te maken voor de werknemer en de toezegging om dat via de jaaropgaaf te doen , wordt voorts voorgesteld de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB 1964) op dat punt te wijzigen. De werkgever heeft de keuze, zowel voor de werkgeversheffingen als voor de overige gegevens die moeten worden verstrekt, opgave te doen in de vorm van een jaaropgaaf of via het loonstrookje. Hiermee wordt beoogd de aan deze verplichting verbonden uitvoeringslast bij werkgevers te beperken. Aan het eerdere voornemen om de verplichting tot het (op enigerlei wijze) verstrekken van een opgave van de jaargegevens te laten vervallen , wordt geen uitvoering meer gegeven.
Tevens worden in het belang van de heffing van premies werknemersverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet enkele technische aanpassingen aangebracht betrekking tot het zogenoemde voorschrijdend cumulatief rekenen. De reden dat de fiscale wetgever het voortouw neemt is gelegen in het feit dat het primaire heffingsbelang bij de Belastingdienst ligt.
De premies voor de werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (inkomensafhankelijke bijdrage ZVW) worden geheven over een maximumgrondslag: het maximumpremieloon, respectievelijk het maximumbijdrageloon of het maximumbijdrage-inkomen. De berekening van de verschuldigde premies werknemersverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage ZVW geschiedt volgens de methodiek van het zogenoemde voortschrijdend cumulatief rekenen. De bepalingen betreffende de maximumgrondslag en het voortschrijdend cumulatief rekenen in de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) stemmen niet geheel overeen met die in de Zorgverzekeringswet (ZVW) en zijn deels opgenomen in lagere regelgeving (de Regeling Wfsv). Met deze nota van wijziging wordt bewerkstelligd dat de bepalingen die betrekking hebben op de maximumgrondslag en het voortschrijdend cumulatief rekenen voor de premieheffing werknemersverzekeringen een plaats in de wet krijgen en worden de bepalingen in de Wfsv en de ZVW die betrekking hebben op het voortschrijdend cumulatief rekenen met elkaar in overeenstemming gebracht. Voorts wordt de methodiek van het voortschrijdend cumulatief rekenen voor de heffing inkomensafhankelijke bijdrage ZVW en de heffing van premies werknemersverzekeringen verduidelijkt. Met deze voorstellen worden geen inhoudelijke wijzigingen beoogd.
Gevolgen voor bedrijfsleven en burger
Het opnemen van twee nieuwe elementen op de jaaropgaaf dan wel op het loonstrookje leidt ertoe dat de administratieve lasten voor het bedrijfsleven met € 1,9 miljoen toenemen.
Onderdelen 1 en 5
Artikelen I, onderdelen F en K, en XXIII (artikelen 3.109a en 3.131b van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel XXIB van het Belastingplan 2011)
De in artikel I, onderdelen F en K, en artikel XXIII opgenomen wijzigingen vervallen ingevolge deze nota van wijziging. Dit houdt verband met de in de tweede nota van wijziging op het wetsvoorstel Belastingplan 2013 opgenomen wijzigingen inzake het niet in werking treden van vitaliteitssparen en het geen doorgang vinden van de tariefverlaging van de assurantiebelasting per 1 januari 2015 met 0,2%-punt.
Onderdeel 2
Artikel IVa (artikel 28 van de Wet op de loonbelasting 1964)
Met de wijziging van artikel 28 van de Wet LB 1964 wordt vastgelegd dat voor de werkgever de verplichting geldt aan de werknemer onder meer opgave te verstrekken van de op het in het voorafgaande kalenderjaar door de betreffende werknemer genoten loon ingehouden inkomensafhankelijke bijdrage ZVW, van de door de inhoudingsplichtige over dat loon verschuldigde premies werknemersverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage ZVW en de met de loonbelasting en premie volksverzekeringen verrekende arbeidskorting. Door deze maatregel worden conform het hiervoor genoemde verzoek van de Tweede Kamer ook de door de inhoudingsplichtige verschuldigde premies werknemersverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage ZVW voor de werknemer inzichtelijk gemaakt. Het opnemen van de op het loon ingehouden inkomensafhankelijke bijdrage ZVW en de met de loonbelasting en premie volksverzekeringen verrekende arbeidskorting betreft een codificatie van hetgeen reeds op de jaaropgaaf wordt vermeld. De vermelding van de verrekende arbeidskorting is noodzakelijk voor de heffing van de inkomstenbelasting en dient derhalve ook op grond van de huidige wettekst reeds op de opgave te worden vermeld.
Voor de nadere uitwerking van de in artikel 28, eerste lid, onderdeel e (nieuw), van de Wet LB 1964 op te nemen verplichting zal gebruik worden gemaakt van de bevoegdheid bij ministeriële regeling nadere regels te stellen. Een werkgever krijgt ingevolge de bij ministeriële regeling te stellen regels de keuze om alle aan de werknemer op te geven bedragen cumulatief op het loonstrookje dan wel op een jaaropgaaf te vermelden.
De uitbreiding van de verplichting geldt vanaf 1 januari 2014 en betreft dus eerst de jaargegevens over 2013. Indien werkgevers reeds in 2013 de jaarbedragen op het loonstrookje vermelden, kan een jaaropgaaf over 2013 achterwege blijven. Met het oog op de benodigde aanpassingen bij werkgevers en in de loonsoftware is gekozen voor een ruime voorbereidingstijd. De verplichting geldt niet voor gegevens die betrekking hebben op een kalenderjaar gelegen voor 2013.
Onderdeel 3
Artikel V, onderdeel A (artikel 17 van de Wet financiering sociale verzekeringen)
Met de aanpassing van artikel 17 van de Wfsv wordt deze bepaling in overeenstemming gebracht met de vergelijkbare bepalingen in de ZVW. Met de invoeging van een nieuw derde lid wordt voorts duidelijk gemaakt dat bij de berekening van de over een loontijdvak verschuldigde premies werknemersverzekeringen rekening moet worden gehouden met het maximumloon per loontijdvak vermenigvuldigd met het aantal loontijdvakken dat in de berekening wordt meegenomen. Voor de heffing van premies werknemersverzekeringen geldt op grond van het eerste lid per kalenderjaar een maximum. Voor de heffing van de over het loon verschuldigde premies werknemersverzekeringen wordt dit kalenderjaarmaximum op grond van het tweede lid over de loontijdvakken van het kalenderjaar verdeeld. Per loontijdvak geldt dus een maximumbedrag. Voor de berekening van de over het loon verschuldigde premies werknemersverzekeringen wordt de techniek van het voortschrijdend cumulatief rekenen gebruikt. Volgens het nieuwe derde lid, welke bepaling is ontleend aan het huidige artikel 3.4a van de Regeling Wfsv, wordt hierbij de zogenoemde grondslagaanwasmethode toegepast. Hierbij wordt de heffingsgrondslag bepaald op de aanwas van de grondslag in loontijdvak t. Deze grondslagaanwas in loontijdvak t wordt vastgesteld op het in het kalenderjaar tot en met loontijdvak t genoten loon, verminderd met in het kalenderjaar tot en met loontijdvak t-1 genoten loon. Uitgedrukt in een formule laat de voorgaande volzin zich als volgt weergeven:
grondslagaanwas loontijdvak t = loon t/m loontijdvak t -/- loon t/m loontijdvak t-1.
Het nieuwe derde lid dient om te verduidelijken dat bij het bepalen van zowel het loon tot en met loontijdvak t als het loon tot en met loontijdvak t-1 rekening dient te worden gehouden met het voor het desbetreffende loontijdvak geldende cumulatieve loontijdvakmaximum. Het cumulatieve loontijdvakmaximum kan worden omschreven als het voor een loontijdvak met toepassing van het tweede lid bepaalde maximumpremieloon, vermenigvuldigd met het aantal van toepassing zijnde loontijdvakken. Het cumulatieve loontijdvakmaximum voor loontijdvak t is het vastgestelde maximumpremieloon per loontijdvak, vermenigvuldigd met het aantal loontijdvakken in het kalenderjaar tot en met loontijdvak t. Het cumulatieve loontijdvakmaximum voor loontijdvak t-1 is het vastgestelde maximumpremieloon per loontijdvak, vermenigvuldigd met het aantal loontijdvakken in het kalenderjaar tot en met loontijdvak t-1. Het loon tot en met loontijdvak t wordt derhalve gesteld op het loon dat de werknemer in het kalenderjaar tot en met loontijdvak t heeft genoten, maar niet hoger dan het vastgestelde maximumpremieloon per loontijdvak, vermenigvuldigd met het aantal loontijdvakken in het kalenderjaar tot en met loontijdvak t. Het loon tot en met loontijdvak t-1 wordt gesteld op het loon dat de werknemer in het kalenderjaar tot en met loontijdvak t-1 heeft genoten, maar niet hoger dan het vastgestelde maximumpremieloon per loontijdvak, vermenigvuldigd met het aantal loontijdvakken in het kalenderjaar tot en met loontijdvak t-1. De wijziging van artikel 17, vierde lid (nieuw), van de Wfsv betreft een technische aanpassing die verband houdt met de voorgestelde invoeging van een nieuw derde lid in dat artikel.
Onderdeel 4
Artikel XXIIa (artikel III van de wet van 27 juni 2008 tot wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Wet waardering onroerende zaken en enige andere wetten in verband met de invoering van een basisregistratie inkomen en een basisregistratie waarde onroerende zaken (Stb. 2008, 269))
Zoals vermeld in de toelichting op het ingevolge onderdeel 2 in te voegen artikel IVa wordt de door de inhoudingsplichtige over het voorafgaande kalenderjaar aan de werknemer te verstrekken opgave, bedoeld in artikel 28, eerste lid, onderdeel e (nieuw), van de Wet LB 1964, onder meer uitgebreid met een opgave van de door de inhoudingsplichtige over het door de betreffende werknemer in het voorafgaande kalenderjaar genoten loon verschuldigde premies werknemersverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage ZVW. Daarmee wordt uitvoering gegeven aan de in de Tweede Kamer geuite wens deze bedragen inzichtelijk te maken voor de werknemer. In artikel III van de wet van 27 juni 2008 tot wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Wet waardering onroerende zaken en enige andere wetten in verband met de invoering van een basisregistratie inkomen en een basisregistratie waarde onroerende zaken (Stb. 2008, 269) is het vervallen van de verplichting van de inhoudingsplichtige opgenomen de opgave, bedoeld in artikel 28, eerste lid, onderdeel e (nieuw), van de Wet LB 1964, aan de werknemer te verstrekken. De inwerkingtreding van deze maatregel is aangehouden met het oog op het breed toepasbaar maken van het proces van de vooringevulde aangifte inkomstenbelasting. Achtergrond bij het in de onderhavige nota van wijziging opgenomen voorstel om de in de genoemde wet van 27 juni 2008 opgenomen maatregel te laten vervallen en de genoemde opgave derhalve niet te laten vervallen is de omstandigheid dat de opgave van de jaartotalen voor de werknemer een controlemiddel vormt bij het invullen van de vooringevulde aangifte.
Onderdeel 6
Artikel XXV, onderdeel A (artikel II van de Wet uniformering loonbegrip)
Na de maand waarin een bijstandsgerechtigde de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in de Algemene Ouderdomswet, bereikt, vindt een eindafrekening van de bijstand plaats. Zowel op dit moment als na inwerkingtreding van de Wet uniformering loonbegrip zou zonder nadere maatregelen op die eindafrekening een ander heffingsregime voor de inkomensafhankelijke bijdrage ZVW van toepassing zijn dan het heffingsregime over de bijstand die voor het bereiken van die pensioengerechtigde leeftijd is ontvangen. Dat leidt tot onnodige uitvoeringslasten voor de gemeenten. Deze uitvoeringslasten kunnen worden beperkt door de einddatum voor de heffing van inkomensafhankelijke bijdrage ZVW bij bijstandsuitkeringen (werkgeversheffing ZVW) te laten vervallen. De einddatum voor de werkgeversheffing ZVW wordt in artikel 42, eerste lid, onderdeel b, van de ZVW, zoals dat artikelonderdeel na inwerkintreding van de Wet uniformering loonbegrip komt te luiden, bepaald op de eerste dag van de maand, volgend op die waarin de verzekeringsplichtige de leeftijd van 65 jaar bereikt. Deze einddatum is tegelijk de aanvangsdatum voor de heffing van inkomensafhankelijke bijdrage van de verzekeringsplichtige (werknemersheffing ZVW) over het loon uit vroegere dienstbetrekking. Voorgesteld wordt de einddatum tot wanneer de inhoudingsplichtige over loon uit vroegere dienstbetrekking werkgeversheffing verschuldigd is, niet meer in de ZVW zelf te regelen, maar bij ministeriële regeling (de Regeling zorgverzekering) teneinde tegemoet te kunnen komen aan de gesignaleerde uitvoeringsproblematiek. De oorspronkelijk in het onderhavige wetsvoorstel opgenomen maatregel inzake de aanpassing van de hiervoor bedoelde einddatum aan de verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a van de Algemene Ouderdomswet, wordt dan eveneens verwerkt in de ministeriële regeling.
Onderdeel 7
Artikel XXVIIIa, onderdeel A (artikel 42 van de Zorgverzekeringswet)
De wijziging van artikel 42, tweede lid, van de ZVW betreft een technische wijziging waarmee geen inhoudelijke wijziging wordt beoogd. Het maximumbijdrageloon, bedoeld in artikel 42, tweede lid, van de ZVW, wordt niet vastgesteld in het kalenderjaar waarvoor dat maximum geldt, maar wordt doorgaans vastgesteld in het daaraan voorafgaande kalenderjaar. De thans voorgestelde wijziging dient om duidelijk te maken dat de bij de berekening van de in kalenderjaar t verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage ZVW de met betrekking tot het kalenderjaar t vastgestelde maximumgrondslagen van toepassing zijn. Met de wijziging van artikel 42, vijfde lid, van de ZVW wordt duidelijk gemaakt dat bij de berekening van de over een loontijdvak verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage ZVW rekening moet worden gehouden met het maximumbijdrageloon per loontijdvak, vermenigvuldigd met het aantal loontijdvakken dat in de berekening wordt meegenomen. Het betreft hier een soortgelijke wijziging als de in ingevolge onderdeel 3 van deze nota van wijziging in artikel V, onderdeel A, op te nemen wijziging van artikel 17 van de Wfsv, die aldaar is toegelicht. De wijziging van artikel 42, zesde lid, van de ZVW betreft een technische wijziging waarmee een onjuiste verwijzing wordt aangepast.
Artikel XXVIIIa, onderdeel B (artikel 43 van de Zorgverzekeringswet)
De wijziging van artikel 43, derde lid, van de ZVW hangt samen met de in artikel XXVIIIa, onderdeel A, op te nemen wijziging van artikel 42, tweede lid, van de ZVW, die aldaar is toegelicht.
De staatssecretaris van Financiën, F. H. H. Weekers