Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 juni 2013
Met deze brief wil ik u informeren over de stand van zaken van de evaluatie van de innovatiebox.
Per 1 januari 2007 is met de wet «Wijziging van belastingwetten ter realisering van de doelstelling uit de nota «Werken aan winst»»1 de octrooibox ingevoerd. Per 1 januari 2010 is de regeling vervangen door de innovatiebox, met als doel een hogere mate van toegankelijkheid en eenvoud. De doelstelling van de innovatiebox is tweeledig: het door Nederland bereiken van een toppositie als vestigingsland en gerichte stimulering van innovatie. Bij de introductie van de innovatiebox is aan de Tweede Kamer toegezegd de innovatiebox in 2013 te evalueren.2 Tijdens de parlementaire behandeling van het Belastingplan 2013 heb ik toegezegd te streven naar publicatie van het evaluatierapport van de innovatiebox vóór de zomer 2013.3
Tijdens de voorbereidende werkzaamheden voor het uitvoeren van de evaluatie is gebleken dat getuige het snel toenemend aantal gebruikers de regeling nog in de opstartfase zit. Het structurele effect is waarschijnlijk nog niet bereikt.
De innovatiebox is een fiscaal instrument in de vennootschapsbelasting (Vpb) ter stimulering van innovatie. Zeer kort samengevat is de innovatiebox een optionele regeling, die de mogelijkheid biedt om zelf ontwikkelde immateriële activa toe te delen aan een fiscale boxruimte waarin, onder voorwaarden, de netto voordelen zijn belast met een effectief tarief van 5%. Dit idee is vormgegeven door een zogenoemde grondslagreductie.
De Vpb-aangiften tot en met 2010 zijn vrijwel allemaal ingediend. In 2009 waren er 347 gebruikers van de octrooibox. Het aantal gebruikers van de innovatiebox in 2010 bedraagt 936. Over 2011 is circa 65% van alle Vpb-aangiften binnen, op grond waarvan verwacht wordt dat in 2011 het aantal aangiften van gebruikers van de innovatiebox zal groeien tot circa 1.300. Dat gegevens met een zekere vertraging beschikbaar komen is inherent aan de aangifte vennootschapsbelasting. Deze aangifte geschiedt doorgaans 1 à 2 jaar na het sluiten van het boekjaar.
De derving van de innovatiebox voor de structurele situatie is geraamd op 625 miljoen euro. Over het feitelijke gebruik kan ik u melden dat in de Vpb-aangiften van de genoemde 936 bedrijven, over 2010, de grondslag van de innovatiebox 1345 miljoen bedroeg. De budgettaire kosten in 2010 zijn 345 miljoen euro. In 2011 wordt op grond van de tot nu toe ingediende Vpb-aangiften geraamd dat de grondslag stijgt tot ruim 2,2 miljard euro en de budgettaire kosten stijgen tot 567 miljoen euro.
Ik geef er de voorkeur aan om, in lijn met de aanbevelingen van de expertwerkgroep effectmeting, te evalueren op basis van kwantitatieve gegevens.4 Op dit moment zijn er echter nog onvoldoende gegevens beschikbaar om een kwantitatieve uitspraak te doen over de effectiviteit van de regeling. Een kwalitatieve enquête, als alternatief voor een kwantitatieve evaluatie, is om dezelfde reden niet mogelijk. Uit het aangiftebestand van de innovatiebox kan geen steekproef worden gemaakt van respondenten die representatief is voor het structurele gebruik.
Naar ik meen is het verstandig een evaluatie te baseren op tenminste 3 jaren na invoering van de innovatiebox. Dit impliceert dat een representatieve evaluatie (over de jaren 2010, 2011 en 2012) uiterlijk in 2015 gereed is. De evaluatie zal ik laten uitvoeren door een extern bureau dat zowel de econometrische analyses uitvoert en het enquêteonderzoek doet. Ik zeg u daarnaast toe dat ik uw Kamer in 2014 een zo compleet als mogelijke rapportage zal sturen over het gebruik en de gebruikers van de innovatiebox in de periode 2010–2012, onder andere op basis van de Vpb-aangiftes 2010, 2011 en 2012.
De Staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers