Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 februari 2013
Tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2013 c.a. in uw Kamer hebben de leden van de fractie van de SGP aangegeven signalen te krijgen dat loonbedrijven in de grensstreek door het afschaffen van het verlaagde accijnstarief voor rode diesel te maken krijgen met een kostenstijging, die zij nauwelijks kunnen doorberekenen omdat ze dan een concurrentienadeel zouden hebben ten opzichte van Belgische loonbedrijven. Naar aanleiding hiervan is toegezegd om door die leden aan te dragen concrete signalen te onderzoeken. Deze leden hebben hierop informatie aangereikt uit een enquête onder ruim 160 Nederlandse loonbedrijven.
De enquête betreft gegevens over de jaren 2011 en 2012 van Nederlandse loonbedrijven, voor het merendeel gevestigd binnen 50 kilometer van de Belgische grens. Deze bedrijven geven aan klanten te hebben in een straal van 7 tot 200 kilometer van hun bedrijf, dus ook klanten buiten de grensstreek met België. Uit de verstrekte informatie is af te leiden dat door het afschaffen van het verlaagde accijnstarief voor rode diesel de brandstofkosten ten opzichte van de totale kosten naar schatting zullen stijgen van gemiddeld 15,9% naar ongeveer 17,6%. Het betreft dus een kostenstijging van een kleine 2% op het totaal van de kosten van de loonbedrijven. Volgens de toelichting bij de enquête bestaat ongeveer 84% van de totale kosten uit arbeidsloon, afschrijving en onderhoud van machines alsmede algemene kosten en huisvestingskosten. De geënquêteerde bedrijven hebben gezamenlijk een omzet van € 254 miljoen en verbruikten in 2012 in totaal circa 26,5 miljoen liter rode diesel. Uit de verstrekte gegevens is niet af te leiden welk deel van de door de bedrijven opgegeven hoeveelheden brandstof worden aangewend voor gebruik bij klanten in de grensstreek.
Bij de uitkomsten van de enquête en de daarbij gegeven toelichting plaats ik de volgende kanttekeningen. Ook vóór het afschaffen van het verlaagde accijnstarief voor rode diesel was het accijnsverschil voor rode diesel tussen België en Nederland aanzienlijk; in België was de accijns ongeveer € 0,25 per liter lager. Er hebben mij in het verleden geen signalen bereikt dat Nederlandse loonbedrijven door dit verschil in accijns zich in een nadelige positie bevonden ten opzichte van Belgische loonbedrijven. Dit kan samenhangen met het feit dat Nederlandse loonbedrijven de mogelijkheid hebben om in België te tanken. Voor sommige bedrijven in de grensstreek kan dit, mede afhankelijk van de plaats waar de werkzaamheden worden verricht, aantrekkelijk zijn. In de enquête ontbreekt informatie over de vraag welk deel van de gebruikte diesel in Nederland is gekocht en welk deel eventueel in België.
Voor Belgische loonbedrijven wordt het na het afschaffen van het verlaagde accijnstarief voor rode diesel met ingang van 1 januari 2013 minder aantrekkelijk om hun diensten in Nederland aan te bieden. Zij kunnen in Nederland alleen bijtanken met normale diesel. Om het accijnsvoordeel ten volle te kunnen benutten zouden zij voortdurend op en neer moeten rijden tussen Nederland en België om in België te gaan tanken, waarmee het accijnsvoordeel doorgaans teniet zal gaan.
Op voertuigen die vanuit een andere lidstaat Nederland binnenkomen wordt via ambulante controles toezicht uitgeoefend, onder meer om na te gaan of de brandstof zich bevindt in de normale standaardtank van het voertuig. Het gaat dan om de normale tank die in dat type voertuig door de fabrikant is aangebracht. Het is niet toegestaan om rode diesel voorhanden te hebben in andere tanks dan deze standaardtank, zoals in extra tanks die op het voertuig zijn aangebracht of in tanks die (nadien) door bijvoorbeeld een carrosseriebouwer zijn aangebracht. Sinds 1 januari 2013 zijn de controles in de grensstreek geïntensiveerd. Hierbij zal de nadruk liggen op voertuigen die vanuit een andere lidstaat Nederland binnenkomen, waaronder die van Belgische loonbedrijven. Door de intensivering van het toezicht wordt een verslechtering van de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven zoveel mogelijk voorkomen en zullen deze bedrijven naar verwachting in veel gevallen de hogere brandstofprijs kunnen doorberekenen aan hun klanten. De in de toelichting bij de enquête opgenomen suggestie om loonbedrijven die werkzaam zijn binnen een gebied tot 25 kilometer van de grens volledig te compenseren voor het accijnsverschil en bedrijven die werkzaam zijn van 25 tot 50 kilometer van de grens voor 50% zie ik, nog afgezien van de uitvoeringsaspecten, niet als een reële optie. Dit zou leiden tot een ongelijke behandeling die zeer waarschijnlijk als ongeoorloofde staatsteun zou worden aangemerkt. Het is niet verdedigbaar om deze loonbedrijven wel te compenseren maar niet de bedrijven die werkzaam zijn (net) buiten deze grensstreek.
De staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers