Kamerstuk 33402-46

Verslag van een wetgevingsoverleg, gehouden op 9 november 2012, inzake Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2013) c.a.

Dossier: Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2013)

Gepubliceerd: 20 november 2012
Indiener(s): Eddy van Hijum (CDA)
Onderwerpen: belasting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33402-46.html
ID: 33402-46

Nr. 46 VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

Vastgesteld 20 november 2012

De vaste commissie voor Financiën heeft op 9 november 2012 overleg gevoerd met staatssecretaris Weekers van Financiën over het Belastingplan 2013 c.a., te weten:

  • het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2013) (33 402);

  • het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2013) (33 403);

  • het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten (Wet herziening fiscale behandeling woon-werkverkeer) (33 404);

  • het wetsvoorstel Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere wetten in verband met de herziening van de fiscale behandeling van de eigen woning (Wet herziening fiscale behandeling eigen woning) (33 405);

  • het wetsvoorstel Wijziging van de Registratiewet 1970 en enige andere wetten in verband met de invoering van de elektronische registratie van notariële akten en de gedeeltelijke afschaffing van de registratie van onderhandse akten (Wet elektronische registratie notariële akten) (33 406);

  • het wetsvoorstel Invoering van een verhuurderheffing (Wet verhuurderheffing) (33 407).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Van Hijum

De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Berck

Voorzitter: Neppérus

Griffier: Giezen

Aanvang 10.00 uur.

Aanwezig zijn elf leden der Kamer, te weten: Bashir, Dijkgraaf, Groot, Klaver, Klein, Koolmees, Monasch, Neppérus, Omtzigt, Schouten en Van Vliet,

en minister Blok voor Wonen en Rijksdienst en staatssecretaris Weekers van Financiën, die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministeries.

De voorzitter: Goedemorgen. Ik open dit wetgevingsoverleg over het Belastingplan 2013 en een aantal andere wetsvoorstellen. Ik heet de staatssecretaris van Financiën, de heer Weekers, welkom. Hij zal de vragen beantwoorden in blok 1, over het Belastingplan 2013 en wetsvoorstellen die daar direct betrekking op hebben. Voor blok 2 zal de minister voor Wonen en Rijksdienst – ik heb de naam van het ministerie even nagekeken – de heer Blok, later aanschuiven. Ook de mensen op de tribune heet ik welkom, want vorige keer ging dit WGO niet door. De kijkers en luisteraars thuis heet ik ook welkom.

Ik heb nog een praktische mededeling. De heer Harbers trekt twee amendementen in: het amendement-Harbers/Plasterk op het Belastingplan 2013 over het regelen van diverse maatregelen uit het deelakkoord van de begroting 2013 (33 402, nr. 5) en het hiermee samenhangende amendement-Harbers/Plasterk op het wetsvoorstel over fiscale maatregelen 2013 (33 403, nr. 5). Beide amendementen zijn nu formeel van tafel. Zij zijn verwerkt in een nota van wijziging.

De heer Dijkgraaf (SGP): Daarmee is mijn subamendement (33 402, nr. 12) over het verbinden van een horizonbepaling aan de in het amendement-Harbers/Plasterk (33 402, nr. 5) opgenomen werkbonus automatisch ook van tafel. Dat subamendement zal worden omgebouwd tot een gewoon amendement. Het komt dus weer terug. Ik zeg dit even opdat de staatssecretaris niet denkt dat hij ervan af is.

De voorzitter: Ik stel vast dat het subamendement-Dijkgraaf (33 402, nr. 12) in een andere vorm zal terugkomen en dus deel uitmaakt van deze beraadslaging. Andere amendementen zijn ook aangepast, maar deze maken gewoon deel uit van de beraadslaging. Ik stel voor dat de leden eerst hun punt maken en dan een toelichting geven.

De heer Van Vliet (PVV): Ik wil graag een ordevoorstel doen, mede namens een aantal andere oppositiepartijen, voor een zeer kort proceduredebatje voorafgaand aan dit wetgevingsoverleg, omdat er opnieuw onderhandeld wordt door de twee regeringspartijen en dit fiscale implicaties kan hebben voor 2013.

De voorzitter: Ik heb u het woord gegeven voor dit ordevoorstel. U hebt gezegd wat u wilt, nu kunt u een toelichting geven.

De heer Van Vliet (PVV): De vraag die bij mijn fractie leeft, is of de staatssecretaris voorafgaand aan dit WGO een korte toelichting kan geven. Kan hetgeen nu wellicht wordt besproken tussen de coalitiepartijen impact hebben op 2013? Als de staatssecretaris kan bevestigen dat het geen impact heeft op alles wat hier nu op tafel ligt, met de laatste nota's van wijziging, ben ik er voorstander van om het WGO nu door te laten gaan. Als het wel impact heeft, heb ik daar wel een probleem mee.

De voorzitter: U gaf aan namens diverse partijen te spreken. Kunt u die opmerking specificeren? Dat lijkt mij praktisch en duidelijk.

De heer Van Vliet (PVV): Ik heb begrepen dat de fracties van D66 en de ChristenUnie een iets ander geluid willen laten horen. De andere partijen zitten volgens mij wel redelijk op deze lijn. Misschien kan de voorzitter een kort vragenrondje doen?

De voorzitter: Ik ga de leden langs in de volgorde waarop hun handen omhooggaan. De eerste is de heer Koolmees.

De heer Koolmees (D66): Ik begrijp het verzoek van de heer Van Vliet, vooral omdat gisteravond onduidelijkheid is ontstaan over de status van de discussie over de zorgpremie. Tegelijkertijd besef ik dat deze discussie gaat over de zorgpremie in 2014, terwijl wij vandaag het Belastingplan 2013 behandelen. Ik ben voorstander van behandeling, maar ik vind de vraag van de heer Van Vliet wel zeer terecht: kunnen de onderhandelingen gevolgen hebben voor hetgeen wij vandaag bespreken? Als dit het geval is, wordt de situatie een beetje onduidelijk en moeten wij misschien besluiten om op het resultaat van de onderhandelingen te wachten. Mijn voorkeur gaat echter uit naar behandeling.

De voorzitter: Hebben andere leden der Kamer hier een mening over?

De heer Bashir (SP): Ik vind dat de heer Van Vliet een terechte vraag stelt. Ik stel voor om het woord te geven aan de staatssecretaris, zodat hij kan uiteenzetten wat nu de bedoeling is. Als wij verwachten dat er iets aan de orde is in 2013, kunnen wij natuurlijk een ander standpunt innemen dan als er niets aan de hand is.

De voorzitter: Zijn de anderen het hiermee eens? Mevrouw Schouten knikt. De heer Klaver is het er ook mee eens.

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik zou graag expliciet van de staatssecretaris horen dat dit ook voor het woningdeel geldt. Dit reikt veel verder dan alleen 2013. In het Belastingplan 2013 zijn er natuurlijk ook delen die verder reiken dan 2013. Ik wil heel expliciet de garantie hebben dat, stel dat er vanmiddag ineens een persconferentie met een nieuw akkoord komt, dit dan geen impact heeft op deze besprekingen en plannen. Anders zijn wij de plannen aan het bespreken, maar worden ze ondertussen achter de schermen gewijzigd.

De heer Klein (50PLUS): Ik sluit mij aan bij de vraag van de heer Van Vliet. Ik denk dat het ook van belang is om aan te geven in hoeverre elementen uit het Belastingplan 2013 teruggedraaid of omgezet kunnen worden in de mogelijke voorstellen voor 2014. Dan is het niet zo handig om dit overleg nu te voeren.

De heer Omtzigt (CDA): Ik sluit mij aan bij de andere sprekers, vooral bij de vraag van de heer Dijkgraaf over de knip bij de woningmarkt. Daarvoor willen wij namelijk allemaal wat langer stabiliteit hebben. Is dit een langjarig plan? Krijgen wij dus niet volgend jaar een plan dat hiervan afwijkt?

Geldt het Belastingplan voor volgend jaar zoals het nu is? Kunnen wij een doorkijk krijgen naar het jaar daarop? Het gaat hierbij om vragen over twee verschillende dossiers waarop het antwoord verschillend kan zijn. Ik stel deze vragen bovendien niet alleen aan staatssecretaris Weekers. Aangezien wij nog geen regeringsverklaring hebben, stel ik die ook aan de twee woordvoerders van de coalitiepartijen, de VVD en de PvdA, die hier zitten. Die coalitiepartijen maken samen het regeerakkoord dat formeel nog gepresenteerd moet worden aan de Tweede Kamer, zoals het er nu naar uitziet op dinsdag.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Die laatste vraag had ik zelf ook nog. Ik hecht er belang aan om te vermelden dat de fractie van de ChristenUnie hoge prioriteit geeft aan de behandeling van het Belastingplan 2013, omdat er heel veel implicaties voor de praktijk in zitten als wij dit allemaal maar blijven doorschuiven. Graag krijg ik dan inderdaad wel de garantie dat dit het dan echt ook is. Anders blijven wij aan de gang.

De voorzitter: Ik stel voor dat de staatssecretaris nu reageert, ook op het stuk.

Staatssecretaris Weekers: Wat mij betreft behandelen wij vandaag gewoon het Belastingplan 2013, evenals de wetsvoorstellen over de eigen woning en de verhuurdersheffing. Mij is geen enkel signaal bekend dat mogelijk lopende besprekingen deze wetten zullen raken. Ik wijs de Kamer erop dat in het regeerakkoord maatregelen voor de eigen woning staan aangekondigd voor 2014 en verder. Dit impliceert dat het wetsvoorstel dat vanmiddag wordt besproken, niet wordt aangepast. De leden der Kamer hebben inmiddels een nota van wijziging ontvangen op het wetsvoorstel dat de nieuwe hypotheekrenteregeling vanaf 1 januari 2013 regelt met daarin de nieuwe afspraken over de regeling van de restschuld die in 2013 ingaat. Met andere woorden: de voorstellen voor 2013 liggen op tafel. Die zullen wat mij betreft niet veranderd worden. Meer kan ik daar niet over zeggen.

Ik begrijp de gevoelens van de leden der Kamer heel goed. De Kamer is natuurlijk niet van zins om vandaag wetsvoorstellen te behandelen als het risico groot is dat er aan het eind van de dag totaal andere voorstellen liggen. Zoiets zou ik zelf ook niet willen, eerlijk gezegd. Dan zouden wij een toneelstuk opvoeren en dat gaan wij wat mij betreft niet doen. Wat mij betreft gaan we gewoon belastingwetsvoorstellen voor 2013 behandelen. Ik verwacht geen amendementen op de voorstellen voor 2013, althans niet van de zijde van de regering.

De voorzitter: U verwacht geen nota's van wijziging.

Mijnheer Groot, hebt u hier namens de PvdA-fractie nog iets over op te merken?

De heer Groot (PvdA): Ik heb ook geen enkel signaal gekregen dat de voorliggende voorstellen het Belastingplan nog kunnen veranderen. Ik ga ervan uit dat wij het Belastingplan vandaag gewoon kunnen behandelen.

De voorzitter: Namens de VVD-fractie zeg ik tegen de collega's dat ik dezelfde informatie heb als de heer Groot. Wat nu wordt besproken, raakt 2013 niet. Daarom ben ik ervoor om het Belastingplan te behandelen. Ik kan mij de vrees voorstellen, maar ik zeg echt 2013.

Ik zet nu mijn voorzitterspet weer op en geef het woord aan de heer Dijkgraaf, die een vraag wil stellen.

De heer Dijkgraaf (SGP): Hiermee geven de regering en de coalitiepartijen een goed signaal af. Wat mij betreft is er daarmee meer duidelijkheid voor het Belastingplan. De plannen voor de woningmarkt reiken een stuk verder. Ik zou daarover graag dezelfde formulering van de staatssecretaris en de coalitiepartijen horen. Liggen er aan het eind van deze dag of volgende week niet opeens andere plannen op dit gebied? Als die garantie er is, kunnen wij de plannen gewoon behandelen, maar ik wil wel graag die zekerheid hebben.

Staatssecretaris Weekers: Zoals ik zojuist ook al aangaf, ligt er voor 2013 een voorstel van het kabinet op tafel over de manier waarop met nieuwe hypotheken omgesprongen gaat worden. Daarover hebben vijf partijen in mei afspraken gemaakt in het Lenteakkoord. Die zijn uitgewerkt in dit wetsvoorstel dat voorligt. Dat wordt als zodanig niet geraakt door nadere afspraken, die ook in het regeerakkoord staan, over de manier waarop we verder met de hypotheekrente moeten omgaan. Die afspraken gaan over 2014 en verder, zoals iedereen heeft kunnen lezen. Deze zullen volgend jaar in een wetsvoorstel aan de Kamer worden voorgelegd. Als de Kamer vindt dat dit integraal moet worden opgepakt of als zij andere suggesties heeft, kan dat vanmiddag inhoudelijk aan de orde worden gesteld.

De heer Omtzigt (CDA): De staatssecretaris laat mij hier enigszins in verwarring. De beslissing over de aankoop van een woning is een integraal besluit dat mensen nemen op basis van eventuele inperking van de hypotheekrenteaftrek, verplicht aflossen en maximumnormen, en het gaat over een periode van ongeveer 30 jaar. Er zit dus wel degelijk een verband tussen het wetsvoorstel waarover wij vandaag praten en de maatregelen die in 2014 ingaan. Mensen nemen hun besluiten namelijk op basis van alles wat wordt voorgesteld. Wanneer komt er duidelijkheid over de vraag op basis waarvan mensen op de woningmarkt kunnen bewegen? Die duidelijkheid willen wij namelijk. Ik vraag de staatssecretaris in alle openheid of het handig is om daar vandaag mee verder te gaan. Is het niet handiger om die duidelijkheid over een week te bieden en alles dan integraal te bespreken? Of wil de staatssecretaris alleen de inperking van de nieuwe gevallen behandelen en vanaf dinsdag bij de regeringsverklaring praten over de inperking van de hypotheekrenteaftrek voor bestaande en nieuwe gevallen door tariefsverlaging? Vindt de staatssecretaris dat die twee zaken los van elkaar staan of vindt hij dat wij ze ook met elkaar in verband moeten kunnen brengen?

Staatssecretaris Weekers: Het kabinet heeft ervoor gekozen om nu te doen wat per 1 januari aanstaande doorgevoerd kan worden. Dat was een ferme wens van zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer. Het plan uit het Lenteakkoord was dat per 1 januari een verplichte aflossing moet gaan plaatsvinden. Dat kan alleen maar als een dergelijk wetsvoorstel nu met voortvarendheid ter hand wordt genomen. Daarover zal dan volgende week gestemd moeten worden, als wij willen dat het ook in de Eerste Kamer een ordentelijke behandeling krijgt. Ik heb al eerder aangegeven dat de leden hiervoor meer tijd kunnen krijgen en het met andere zaken kunnen vermengen, maar dan kan het niet per 1 januari a.s. worden doorgevoerd. Dat is de keuze van het kabinet en overigens ook de keuze van de partijen die een coalitie vormen in het regeerakkoord. Wij gaan verder met datgene wat al was uitgewerkt. Daar komt nu per 1 januari een oplossing voor de restschuldproblematiek bovenop. Wat er verder gaat gebeuren, wordt nader uitgewerkt in een voorstel dat per 1 januari 2014 kan ingaan. De leden hebben in het regeerakkoord kennis kunnen nemen van wat er staat te gebeuren.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Ik snap dat de staatssecretaris nu heel sec wil kijken naar 2013, maar het Belastingplan is natuurlijk geschreven voordat er een regeerakkoord lag. Er is een nieuw feit ontstaan doordat er een nieuw regeerakkoord ligt waarin wel degelijk verdergaande stappen staan. De vraag is dus niet onlogisch. Wij kunnen net doen alsof het niet bestaat, maar het ligt er wel. Wij kunnen het dus ook niet heel los van elkaar behandelen. In het licht van dat aspect, het nieuwe feit, vraag ik of wij dit niet integraal zouden moeten bekijken. Wij moeten daarbij ook de zekerheid hebben dat het plan dat er nu ligt in het regeerakkoord, niet gewijzigd wordt.

Staatssecretaris Weekers: Als er Kamerfracties zijn die zeggen dat het aanbeveling verdient om de zaak integraal te behandelen en om daarbij niet alleen het voorliggende wetsvoorstel, maar ook afspraken in het regeerakkoord of andere ideeën van Kamerleden te betrekken, kan dat vanmiddag onderwerp van debat zijn. Dat kan inhoudelijk worden besproken met de collega-minister voor Wonen en Rijksdienst en met mijzelf. De Kamer kan vervolgens na afloop van dit wetgevingsoverleg zelf beslissen of zij de discussie rijp genoeg acht om de zaak plenair aan te melden dan wel of zij daarover anderszins wil spreken of procedures wil afspreken.

De heer Groot (PvdA): De duidelijkheid op de woningmarkt is niet gediend met het verder uitstellen van de behandeling van deze wet. Er ligt een heldere wet voor. De lijnen in het regeerakkoord zijn ook geschetst. Ik denk dus dat niemand op de woningmarkt er belang bij heeft om dit weer op de lange baan te schuiven. Laten wij het wetsvoorstel gewoon behandelen.

De heer Van Vliet (PVV): Voorzitter, mag ik het korte voorstel doen om het rondje af te gaan om te bekijken wat iedereen wil, en dan gewoon de koppen te tellen?

De voorzitter: Ik stel eerst gewoon vast dat iedereen, nadat de staatssecretaris had gesproken, heeft gezegd dat het Belastingplan voor 2013 sec behandeld moet worden en dat er geen dingen aanhangig zijn om dit voor 2013 te veranderen. Ik stel dus voor dat wij het Belastingplan gewoon gaan behandelen. Zie ik iedereen knikken of heeft iemand hierover een vraag?

De heer Omtzigt (CDA): Ten aanzien van de behandeling van het Belastingplan hebben de heer Dijkgraaf en ik een duidelijke knip gemaakt tussen de woningplannen en de belastingplannen.

De voorzitter: Ik heb het over het Belastingplan. Wij zeggen dus allemaal dat wij het Belastingplan sec moeten behandelen? Dat stel ik dan vast. Ten aanzien van het tweede deel heeft de staatssecretaris duidelijk aangegeven dat hij de twijfel begrijpt die door de collega's is geuit. Ook heeft de Partij van de Arbeid gezegd dat wij nu door moeten gaan met de behandeling, omdat hierover duidelijkheid is gewenst. Ik sluit mij daarbij voor de VVD-fractie aan. Als voorzitter zeg ik procedureel dat de leden het debat in ieder geval kunnen beginnen met de heer Blok en dat zij hem dit straks zelf kunnen vragen. Het lijkt mij beter dat hij dit zelf bevestigt en dat het niet wordt afgeleid. Wij gaan dus nu gewoon het eerste blok doen met de gedane toezegging dat het alleen voor 2013 is en dat het niet gaat over nieuwe dingen die daarna komen. Daarna beginnen wij met het debat over wonen met minister Blok. Dat wordt het eerste debat met hem, zo zeg ik namens het kabinet. Wie daarover in de eerste termijn punten van orde of inhoudelijke vragen heeft, krijgt daartoe gelegenheid. Daarna bekijken wij gewoon wat wij doen. De staatssecretaris noemde ook nog de optie om in de plenaire behandeling een knip te maken. Er bestaat nog wat ruimte om daarover vanmiddag te beoordelen hoe de leden daarmee willen verdergaan. Als voorzitter zou ik zeggen: laten wij ook daarmee gewoon beginnen, want er zijn hier ook partijen die zeggen dat het wel groot belang heeft om door te gaan. Dan kunnen we dat tenminste met minister Blok zelf bespreken. Maar laten we er wel mee beginnen.

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik vind het een elegant voorstel. Wat mij betreft beginnen we dan met de vraag aan de heer Blok zelf, waarop hij zelf kan antwoorden. Het voordeel is ook dat de onderhandelingen dan ondertussen een paar uur verder zijn. Dan weten we wat de laatste stand van zaken is en kunnen we de minister die vraag expliciet stellen. Dat is wat mij betreft een goede procedure.

De voorzitter: Ik kijk even rond en zie heel wat hoofden instemmend bewegen. De conclusie die we trekken, is dus: nu het Belastingplan en vanmiddag beginnen we met het debat over wonen, waarbij iedereen net als nu direct de punten aan de orde kan stellen en vragen aan minister Blok zelf kan stellen. Dat is dus afgesproken.

We gaan nu opeens toch naar de inhoud toe. Ik schuif mijn papieren wat opzij. De griffier gaat de stopwatch pakken. Ik ga het aantal interrupties niet limiteren. We hebben de tijd, maar ik heb de staatssecretaris gevraagd om straks bondig te zijn in zijn reactie en ik stel ook de woordvoerders voor om te pogen de interrupties bondig te houden, zodat ik het aantal interrupties niet hoef te beperken. Ik verzoek de woordvoerders dus om daarbij enige zakelijkheid te betrachten.

Ik was ongeveer als eerste binnen en verzoek de heer Van Vliet daarom om het voorzitterschap van deze vergadering even van mij over te nemen, zodat ik zelf iets kan zeggen.

Voorzitter: Van Vliet

De voorzitter: Het woord is in eerste termijn van de Kamer aan mevrouw Neppérus van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie. Ik wens haar veel succes.

Mevrouw Neppérus (VVD): Ik ben altijd diep geroerd als mij dat wordt gezegd.

Voorzitter. Ik dank allereerst de staatssecretaris en de ambtenaren van het ministerie van Financiën voor al hun inspanningen. Wij, politici, hebben hen dit jaar immers heel wat laten doen: een begrotingsakkoord, een deelakkoord, een regeerakkoord en wellicht een nog iets aangepast regeerakkoord. Er is heel wat gebeurd. Dank vooral ook aan alle ambtenaren die dat hebben gedaan.

Ik ben blij dat we vandaag toch in dit WGO over het Belastingplan kunnen spreken. Het is essentieel dat wijzelf en de Nederlanders weten wat er met het Belastingplan 2013 gebeurt.

Het pakket bevat veel voorstellen. Een deel ervan is al behandeld in het junidebat. Daarin is ook al een aantal dingen gedaan. Voor mijn partij heeft steeds het volgende vooraan gestaan: kunnen we dit land financieel solide maken? Dat is steeds de basis geweest.

Er liggen dus heel wat voorstellen. Sommige daarvan zijn weer aangepast. Het is allemaal dus best lastig. Ik begin met een paar punten waar wij, als fiscale woordvoerders, het vandaag gewoon over kunnen hebben. Het eerste punt is de afstempeling van de eigenbeheerpensioenen. De mensen die in zo'n situatie zitten, maken zich hier al jaren druk over, vooral nu het rendement wat beperkter is. Ik ben blij dat dit nu mogelijk wordt. We kunnen nu gaan kijken hoe het werkt, maar dat lijkt me een pluspunt.

Er is een evaluatie over de werkkostenregeling gestuurd, maar ik ben het eens met het voorstel dat de heer Van Vliet laatst deed op de procedurevergadering van de commissie van Financiën: het onderwerp «werkkostenregeling» is belangrijk genoeg om daarover gewoon eens afzonderlijk te praten. Hoe ziet de staatssecretaris die in de toekomst? Formeel moet iedereen over een jaar iets dergelijks hebben ingevoerd. We moeten dan wel weten hoe de staatssecretaris daarover denkt. Wanneer kunnen we zijn gedachten daarover verwachten?

De staatssecretaris heeft in dat kader al wel gezegd dat hij wil kijken naar een eenvoudiger en begrijpelijker benadering van het loonbegrip, vooral een loonbegrip dat zorgt voor minder administratieve lasten. Dat is essentieel. Ik ben penningmeester van mijn eigen fractie. Dan bekijk ik ook weleens wat er allemaal bij de medewerkers wordt ingehouden en wat loon is en wat niet. We doen het immers natuurlijk allemaal netjes. Dan vraag ik mij ook af of we dat niet simpeler kunnen maken. Voor een kleine werkgever die een paar mensen in dienst heeft, is dat ook lastig.

In het deelakkoord voor 2013, dat is gesloten tussen de Partij van de Arbeid en de VVD, is sprake van een doorwerkbonus. Dat is een goed instrument. Ik ben blij dat dit nu ook staat in de nota van wijziging.

Ik kom op het gevoelige punt van het bodemrecht. Collega Omtzigt had het er al kort over. We hebben jarenlang gehoord dat het lastig was hiermee te werken, omdat mensen weleens poogden om onder het bodemrecht uit te komen. We hebben het hier altijd over belasting heffen, maar bij heffen hoort ook innen. Ik zeg dit ook omdat ik vroeger belastingambtenaar ben geweest. Dit is van wezenlijk belang, want iedereen mag best pogen om de belasting zo efficiënt mogelijk te doen, maar de VVD vindt bepaalde slimme constructies verkeerd. De staatssecretaris is daar uitgebreid op ingegaan in de schriftelijke stukken. Het gaat niet zozeer om een extra instrument. Het gaat erom het bestaande instrument beter te kunnen gebruiken. Uit de brieven die wij krijgen, blijkt dat mensen zich afvragen hoe dat gaat werken in situaties van te goeder trouw en of dat de kredietverlening zal beïnvloeden. Op dat punt wil ik graag een reactie van de staatssecretaris. Wij zien graag een scherpere invordering, die efficiënter kan. Het gaat erom dat je het bestaande instrumentarium beter kunt gebruiken. Wat betekent dat echter in deze situatie waarin mensen krediet nodig hebben om activiteiten te kunnen oppakken?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Mogen we onbeperkt interrumperen?

De voorzitter: Ja, mits u het bondig doet.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Mevrouw Neppérus stelt terecht een vraag over de effecten van de maatregel inzake het bodemrecht op de kredietverlening. De VVD maakt zich daar terecht vaak zorgen over, want het is een cruciaal onderdeel voor het bedrijfsleven. De staatssecretaris heeft in zijn verslagen aangegeven dat het mogelijk is dat er effecten zijn, maar dat hij niet weet welke effecten dat zijn. Vindt de fractie van de VVD het verantwoord om het al wel in te voeren voordat de effecten bekend zijn, terwijl de kans bestaat dat het nadelig zal uitwerken voor bijvoorbeeld het mkb?

Mevrouw Neppérus (VVD): Wij vinden aan de ene kant dat er wat moet gebeuren met de invordering, omdat er veel te veel voorbijschiet aan de fiscus door verkeerde constructies. Aan de andere kant wil ik het, juist vanwege mijn zorgen hierover, nog één keer helder horen van de staatssecretaris. Ik wil dat hij niet alleen zegt «wellicht», maar dat hij het wat concreter uitlegt. Ik hoop dat dit vanochtend lukt. Ik zal naar dat antwoord luisteren.

Voorzitter. Ik kom op het btw-systeem voor tabak. Ik heb het onderwerp al aan de orde gesteld in juni bij de bespreking van de wetsvoorstellen naar aanleiding van het Lenteakkoord. Toen had ik de stille hoop dat het in het Belastingplan 2013 zou worden opgenomen, maar er zijn kennelijk toch weer aarzelingen. Ik heb namelijk begrepen dat het risico bestaat dat er carrouselfraude gepleegd zal worden. De Kamer spreekt zich altijd breed uit tegen carrouselfraude. Wij zeggen altijd tegen de staatssecretaris dat hij deze vorm van fraude moet aanpakken. Omdat andere landen de tabaksector wel hetzelfde behandelen als andere ondernemers zoals de slager en de kruidenier, vraag ik mij af hoe het zit. Hoe zit het met andere landen? Is het echt waar? Ik ben er namelijk niet van overtuigd. Het is voor de tabaksector zelf enorm van belang, want het betekent eigenlijk dat elke tabakshandelaar eindeloos voorfinanciert voordat hij de btw ooit kan aftrekken. Stel dat het wel een risico met zich brengt. Dan willen mijn collega's en ik natuurlijk nadenken. Waarom wordt het dan wel gedaan met alcoholproducten? Het gaat immers om accijnsproducten. Waarom gaan de alcoholproducten wel op dezelfde manier? Waarom zou het voor tabak een extra risico zijn en voor bijvoorbeeld alcohol niet? Ik wil dat graag horen, want dat is van groot belang voor die sector, waar veel kleine ondernemers deel van uitmaken.

Dan kom ik bij de overige fiscale maatregelen. Ik begin met de anbi's, een onderwerp waarover wij eind 2011 in het kader van het Belastingplan 2012 ruimschoots hebben gesproken. Het is voor mij van belang om transparantie of helderheid te krijgen over vragen zoals wat er gebeurt bij zulke organisaties en wie er in het bestuur zitten. Ik vind het goed dat er nu wat gaat gebeuren, maar dat kost weer tijd. De Kamer heeft hierover eerder vragen gesteld, met name de heren Omtzigt en Van Vliet en ikzelf. Hoelang gaat de uitvoering van de wens om daarover wat meer helderheid te krijgen duren? Gaan kerken hier ook onder vallen? Hoe zit het met vermogensfondsen en hun besturen? Ik denk dat het noodzakelijk is voor ons als politiek om helder te krijgen waar het om gaat.

Je ziet ook dat het aantal anbi's gigantisch toeneemt. Als je minder subsidies geeft, krijg je natuurlijk dat mensen worden gestimuleerd om meer te geven. Ik kan mij voorstellen dat dit gebeurt, maar meer geven aan goede doelen betekent niet dat het aantal anbi's moet toenemen. Kan de staatssecretaris inzicht geven in wat het geven aan anbi's de schatkist kost? Wat zijn de ontwikkelingen geweest de afgelopen jaren? Wat is de verwachting daarvan?

De heer Dijkgraaf (SGP): Mevrouw Neppérus zegt dat het aantal anbi's niet moet groeien, maar ik denk niet dat zij bedoelt dat dit op zichzelf een doel is. Ik denk dat zij bedoelt te vragen of er misbruik wordt gemaakt van die regeling. Deelt zij de mening dat als de overheid terugtreedt bij een aantal dingen, het mooi is als het publieke domein deze dingen oppakt?

Mevrouw Neppérus (VVD): De heer Dijkgraaf formuleert het heel mooi. Mijn eerste zin hierover was al dat je kunt verwachten, als de overheid terugtreedt, dat er meer via de giften gebeurt. Dan kan er een zekere groei zijn, maar ik krijg signalen dat het aantal bijna is verdubbeld. Dan vraag ik mij af hoe dat zit, want wij hebben al een heleboel bestaande goede doelen die met deze dingen bezig zijn. Ik wil gewoon een beeld van de groei van het aantal organisaties en wat dat financieel betekent. Het is logisch dat er meer wordt gegeven, en dat verwacht ik ook, net als een zekere groei, maar ik krijg signalen dat het bijna wildgroei is te noemen. Ik vraag de staatssecretaris om daar inzicht in te geven.

De heer Dijkgraaf (SGP): Dat betekent dat mevrouw Neppérus geïnteresseerd is in het mogelijk misbruik van die fiscale constructies. Ik neem aan dat zij het prima vindt als deze dingen worden opgepakt door het private domein. Ik zei net «het publieke domein», maar de heer Koolmees zei terecht dat het moet zijn «het private domein».

Mevrouw Neppérus (VVD): Zaken oppakken vind ik prima, maar ik had het eerder over dat gebrek aan transparantie. Ik krijg signalen dat er gekke dingen gebeuren. Het is hartstikke goed als deze zaken worden opgepakt, maar als het aantal ongeveer verdubbelt, omgeven met die mistigheid, dat vind ik lastig. Ik vraag de heer Dijkgraaf om dit in combinatie te zien met het vorige punt.

Voorzitter. Met betrekking tot de Geefwet bereiken mij signalen dat het voor sommige musea toch erg lastig wordt. Zij zouden problemen hebben met de nieuwe regelgeving en daardoor in de problemen komen met de vennootschapsbelastingen, met de bestaande winstvrijstelling. De staatssecretaris heeft daarop gereageerd, maar ik vraag hem wat de gevolgen zijn als je er wat aan wilt doen. Is een mogelijk gevolg dat dit enorm gaat toenemen, zodat het een soort alternatieve financiering zou worden? Wij dachten dat bepaalde organisaties mogelijkheden hadden om iets commerciëler te gaan werken. Wij wilden dat dat in die Geefwet zou zitten. Als die daardoor in problemen komen, zou ik dat toch graag willen horen.

Er staan een heleboel verschillende onderwerpen in het Belastingplan. Ik kom nu op een heel ander punt: de variabilisering van het pensioen, het AOW-gat. Het gaat om mensen die reeds met prepensioen zijn en die opeens toch heel krap kunnen komen te zitten omdat ze iets langer moeten wachten op hun AOW. Het is een wens van mijn partij en van de Partij van de Arbeid om te komen tot een tijdelijk hogere pensioenuitkering gevolgd door een wat lager pensioen over de resterende uitkeringsperiode. Wij hebben begrepen dat dit budgettair neutraal kan worden uitgevoerd. De heer Groot en ik hebben daarvoor een amendement ingediend. Dat zal iets moeten worden aangepast door een andere nummering van de stukken. Er komt dus een nieuwe versie, maar het is niet inhoudelijk gewijzigd. Wij denken dat wij een groep mensen die met pensioen zijn gegaan maar die wat langer moeten wachten op hun AOW, daarmee kunnen helpen.

De heer Bashir (SP): Het klinkt natuurlijk positief dat de VVD en de PvdA de mensen die straks een AOW-gat hebben, tegemoet willen komen. Maar laten we eerlijk zijn: het is toch een sigaar uit eigen doos?

Mevrouw Neppérus (VVD): De achtergrond is dat wij, en met ons een grote meerderheid in de Kamer, het gewoon noodzakelijk hebben gevonden dat er iets gebeurt met de AOW. Een sigaar uit eigen doos die wellicht dan toch heel wat beter smaakt omdat je hem tijdig kunt opsteken, spreekt ons gewoon aan. Wij vinden het essentieel. Wij zijn ook eerlijk. Wij zeggen: die AOW zal later ingaan, dat is besloten. Maar wij zeggen wel: probeer een groep die nu in een gekke situatie terechtkomt, wat te helpen. Dan kunnen ze op dit moment tenminste wat ruimer leven. Daar ben ik eerlijk in. Ik vind dit echter essentieel.

De heer Bashir (SP): Mevrouw Neppérus heeft het over eerlijkheid. Ik wil meegeven dat het bij de achteruitgang voor AOW'ers als gevolg van dit voorstel straks niet om enkele tientjes gaat. Die bedragen worden nu in de media genoemd. Als er straks enkele jaren overbrugd moeten worden, gaat het echt om veel meer geld. Ik verzoek de staatssecretaris om de inkomensgevolgen van dit voorstel op een rijtje te zetten. Wij hebben immers niets aan mooiweerpraatjes.

De voorzitter: Dit was meer een oproep aan de staatssecretaris. Misschien wil mevrouw Neppérus hier nog kort op reageren.

Mevrouw Neppérus (VVD): Ik luister verbaasd naar de woorden van de heer Bashir. In het verkiezingscampagne van de SP hoorden we immers iedere keer een ander moment van ingang van de AOW. Wij zijn consequent geweest. Wij hebben gezegd: het is een stukje waarvoor je je eigen geld gebruikt, maar mensen kunnen het dan beter gebruiken. Ik neem aan dat de staatssecretaris de vragen van de heer Bashir heeft opgeschreven.

De heer Bashir (SP): Mevrouw Neppérus verwijst naar ons verkiezingsprogramma. Ik wil haar vragen om ons verkiezingsprogramma dan ook te lezen. Daarin staat heel duidelijk wat wij met de AOW-leeftijd willen doen. Volgens mij is het lezen van ons verkiezingsprogramma niet echt moeilijk.

Mevrouw Neppérus (VVD): Het is fijn dat ik dat nu gehoord heb, want in de verkiezingsdebatten kon de woordvoerder van de SP die vraag niet beantwoorden. Ik neem aan dat de heer Bashir dit straks zal uitleggen.

De voorzitter: Ik verzoek u om uw betoog te vervolgen. Anders wordt het uitlokking.

Mevrouw Neppérus (VVD): Als er dit soort dingen spelen, mag ik reageren. Dat heb ik nu dus ook gedaan. De heer Bashir zal dat verder uitleggen in zijn eigen termijn.

Voorzitter. Ik vervolg mijn betoog en ga verder met de levensloopregeling. Deze regeling was goed bedoeld, maar is wel ingewikkeld. Er is gezegd dat er paal en perk aan moet worden gesteld. Dat is vorig jaar ook al aan de orde geweest, en dat is nu wederom aan de orde. De heer Dijkgraaf heeft hier ook nadrukkelijk aandacht voor gevraagd. Het gaat om de vraag: als mensen er meer dan die € 3 000 in hebben zitten, kan daar dan ook eens wat flexibiliteit in worden ingebouwd, zodat mensen het al in 2013 kunnen opnemen? Dit punt houdt mij en collega Groot al jaren bezig. Dat zou ruimte geven. De bestedingsruimte wordt dan groter. Mensen zullen ook gewoon belasting moeten betalen, dus het heeft ook voordelen voor de schatkist. De VVD-fractie heeft hierover vragen gesteld in het verslag. Er zit ruim 5 miljard in die spaarpot; dat betekent een contante waarde in één keer van 15 miljoen. Wij zien dus toch graag de mogelijkheid om in 2013 al iets te doen. De staatssecretaris heeft het in zijn antwoorden over een iets gereduceerd tarief. Je zou dan kunnen denken: hoe kun je dat geld besteden? Wij denken zelf aan de mogelijkheid om de restschuld wellicht iets te verruimen, want dat zou iets kunnen betekenen. Daar hebben wij het echter vanmiddag over.

De heer Dijkgraaf (SGP): Het is mooi dat mevrouw Neppérus in ieder geval steun uitspreekt voor die besteding. Ik heb een amendement ingediend en de staatssecretaris heeft daarop gereageerd. Wij zijn van zins – dat is ook al in wording – om dat amendement zo aan te passen dat alle door de staatssecretaris aangegeven punten daarin worden verwerkt. Gaat de VVD dat amendement steunen?

Mevrouw Neppérus (VVD): Wij denken: zou de regeling voor de restschuld kunnen worden verruimd? Ik zeg de heer Dijkgraaf toe dat ik de nieuwe versie van het amendement rustig zal lezen. Ik wacht die nieuwe versie van het amendement af, maar bij ons bestaat alle bereidheid om daar samen over te praten.

De voorzitter: De heer Dijkgraaf knikt bemoedigend. Mevrouw Neppérus vervolgt dus haar betoog. Excuus, er is ook een interruptie van de heer Koolmees.

De heer Koolmees (D66): Ja, ik werd getriggerd door het antwoord van mevrouw Neppérus. Houdt haar suggestie in dat de levensloopregeling wordt vrijgegeven, maar dat die ook kan worden afgebruikt voor aflossing van de hypotheekschuld? Heb ik de opmerking van mevrouw Neppérus over de restschuldproblematiek dan goed begrepen?

Mevrouw Neppérus (VVD): Ik denk dat wij de komende dagen even moeten bekijken wat we zouden kunnen doen om de regeling voor de restschuldproblematiek iets te verruimen, zonder dat al helemaal uit te schrijven. Als anderen daarover willen meedenken, staan wij daar gewoon voor open. Laten wij dat gewoon doen, want ik zie aan de reacties van diverse woordvoerders dat zij daar best over willen nadenken.

De heer Koolmees (D66): Ik stond al sympathiek ten opzichte van het amendement van de heer Dijkgraaf, maar met deze toevoeging vind ik dat helemaal een goed idee. Ik ben dus zeer positief.

De voorzitter: Het is vandaag één grote harmonie.

Mevrouw Neppérus (VVD): Als wij op dat punt gezamenlijk met een aantal partijen kunnen optrekken, lijkt dat mij alleen maar goed. Volgens mij heeft immers iedereen dat gevoel.

De voorzitter: U vervolgt uw betoog.

De heer Dijkgraaf (SGP): Om dit punt even af te ronden: ik ben graag bereid om aan de tafel te gaan zitten om te bekijken hoe wij dat kunnen aanpassen, zodat wij tot een gezamenlijk gedragen voorstel komen.

De voorzitter: Erg roerend, maar u had het woord niet.

Mevrouw Neppérus (VVD): Ik verander weer van onderwerp en stap over naar de assurantiebelasting. Dat punt komt uit het deelakkoord. Het is voor een behoorlijk deel de vervanging van de door bijna iedereen gehate forensentaks. Ik denk dus dat dat een goed voorstel is. Het heeft dan ook onze steun. In de eerdere ronde heb ik ook vragen gesteld over de ingangsdatum. Daar heeft de branche over geschreven, maar gelet op de reacties, krijgt die datum van 1 januari 2013 steun.

De Wet elektronische registratie notariële akten zullen wij gewoon steunen.

De BES-eilanden – Bonaire, Sint-Eustatius en Saba – zijn gewoon een deel van Nederland. Ik ben blij dat de staatssecretaris daarover heeft gerapporteerd. Wat de VVD betreft, moet dat elk jaar gebeuren, want wij willen zeer nauwlettend volgen wat daar gebeurt. Ik krijg graag de toezegging van de wethouder dat wij dat echt elk jaar zullen horen, want wij moeten daar als woordvoerders aandacht aan besteden. Tot nu toe komt daar kennelijk uit dat de opbrengsten groter zijn dan geraamd. Het voorstel van de staatssecretaris om een deel daarvan goed terug te laten gaan naar die gebieden – dat voorstel staat ook in de nota van wijziging – spreekt de VVD zeer aan.

De voorzitter: U bent keurig binnen de tijd gebleven. Met het verzoek aan u om een zeer korte sanitaire stop in te lassen alvorens ik het woord krijg, geef ik het voorzitterschap aan u terug.

Voorzitter: Neppérus

De voorzitter: Ik denk dat het om praktische redenen handig is om dit voorstel over te nemen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De heer Van Vliet (PVV): Voorzitter. Ik wil beginnen met op te merken dat het debat over het belastingplan een blok aan ons been is, omdat we nogal voor het blok zijn gezet met die blokindeling en alles in een blok beton is gegoten. Ik hoop daarom op een gezonde discussie vanmiddag met meneer Blok. Zelfs de motorblokken van oldtimers komen aan de orde.

Zoals men van mij gewend is, begin ik altijd met een betoog voor de eenvoud van ons belastingstelsel. Nog steeds zoek ik die onder andere in de redactie van wetsartikelen. Ik wil daarom wederom beginnen met een kleine bloemlezing: een willekeurige fiscale wet en een willekeurig artikel, in dit geval artikel 12a, lid 1 van de Wet op de loonbelasting 1964. Ik vraag de staatssecretaris hoe hij kan bewerkstelligen dat gemiddelde Nederlanders, dus niet alleen fiscale technocraten, zo'n wetsartikel kunnen lezen. Nogmaals, dit is alleen lid 1 van artikel 12a van de Wet op de loonbelasting 1964. Het luidt als volgt: «Ten aanzien van de werknemer die arbeid verricht ten behoeve van een lichaam waarin hij of zijn partner een aanmerkelijk belang heeft, wordt het in een kalenderjaar van dat lichaam genoten loon ten minste gesteld op € 42 000 dan wel, indien aannemelijk is dat ter zake van soortgelijke dienstbetrekkingen waarbij een aanmerkelijk belang geen rol speelt, in het economische verkeer een lager loon gebruikelijk is, gesteld op dat lagere loon. Indien aannemelijk is dat ter zake van soortgelijke dienstbetrekkingen waarbij een aanmerkelijk belang geen rol speelt, in het economische verkeer een hoger loon gebruikelijk is, wordt het loon gesteld op een zodanig bedrag dat het niet meer in belangrijke mate afwijkt van hetgeen gebruikelijk is, met dien verstande dat – indien bij het lichaam of daarmee verbonden lichamen ook andere werknemers in dienst zijn – het niet lager wordt gesteld dan het hoogste loon van de overige werknemers. Ingeval aannemelijk is dat het loon, gelet op wat gebruikelijk is in het economische verkeer waarbij een aanmerkelijk belang geen rol speelt, op een lager bedrag behoort te worden gesteld dan het hoogste loon van de overige werknemers wordt het, in afwijking in zoverre van de vorige volzin, op een zodanig bedrag gesteld dat het niet meer in belangrijke mate afwijkt van hetgeen gebruikelijk is. Het loon wordt nimmer op een lager bedrag gesteld dan het bedrag ingevolge de eerste volzin.» Tot zover artikel 12a, lid 1 van de Wet op de loonbelasting 1964.

De heer Dijkgraaf (SGP): Dat was in blokletters?

De heer Van Vliet (PVV): Ja, dat is in blokletters. Traditiegetrouw geef ik dus even deze illustratie van hoe onze fiscale wetgeving in elkaar zit.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): De aanmerkelijkbelangregeling heeft altijd mijn warme aandacht. De heer Van Vliet doet nu net alsof dit buiten hem om gebeurt, maar wij zijn toch medewetgevers? Als de heer Van Vliet zich hier zo buitengewoon aan stoort, verwacht ik van hem een mooi initiatiefwetsvoorstel om dit soort zaken aan te pakken. Vooruit, ik geef hem drie maanden.

De heer Van Vliet (PVV): Alvast bedankt voor de steun van de ChristenUnie als ik dat doe.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Dat heb ik niet gezegd. Ik verwacht dat u daarvoor een initiatiefwetsvoorstel indient. Mijn principiële punt is dat dit niet buiten uzelf ligt, u bent medewetgever.

De heer Van Vliet (PVV): Dit is echt grote flauwekul. Ten eerste is de PVV nooit betrokken geweest bij de opstelling van dit artikel. Ten tweede is het mijn bedoeling om aan te tonen dat het gemiddelde Nederlandse wetsartikel niet meer leesbaar is voor de gemiddelde Nederlander. Ik blijf bij ieder fiscaal debat waarbij ik als parlementariër ben betrokken, een oproep doen tot een eenvoudigere opstelling en redactie van wetsartikelen. Volgens mij staat dit mij vrij.

De voorzitter: U gaat als medewetgever nu gewoon door met uw werk.

De heer Bashir (SP): Dit punt is belangrijk voor de PVV dus laten wij daarop ingaan. Ik kan mij herinneren dat de heer Van Vliet in 2010 iets soortgelijks uit een wetboek voorlas. In de vorige kabinetsperiode speelde de PVV een belangrijke rol. Op welke manier heeft de PVV hierin verandering aangebracht? Volgens mij is hiermee niets gebeurd.

De heer Van Vliet (PVV): De PVV heeft gepoogd om de toenmalige staatssecretaris ervan te overtuigen dat de redactie van wetsartikelen eenvoudiger kan dan op dit ogenblik gebeurt. Het is voor de PVV als fractie in de Tweede Kamer onmogelijk om in één keer een compleet nieuwe, leesbare tekst van alle fiscale wetsartikelen aan te leveren. Ik heb niet de illusie dat dat mogelijk is. Dat zou echter geen afbreuk mogen doen aan de blijvende oproep van een parlementariër om te komen tot een eenvoudigere redactie zodat wetsartikelen begrijpelijker worden voor de gemiddelde Nederlander.

De heer Bashir (SP): Een oproep is natuurlijk prima, maar je mag toch meer verwachten van een partij die meedraaide aan de knoppen, zoals de PVV deed in de vorige kabinetsperiode? De heer Van Vliet doet nu weer een oproep en waarschijnlijk doet hij die volgend jaar opnieuw. Die worden op deze manier echter slechts ter kennisgeving aangenomen.

De heer Van Vliet (PVV): Ik dank de collega's voor hun aanmoedigingen om hiervan meer werk te maken. Ik zal daarover nadenken.

De heer Omtzigt (CDA): We kunnen natuurlijk spreken over het huidige wetboek, maar vandaag is een wetsvoorstel aan de orde. Voldoet dat wetsvoorstel aan de leesbaarheidseisen van de heer Van Vliet?

De heer Van Vliet (PVV): Voor mij, als fiscalist, wel, maar niet voor de gemiddelde Nederlander.

De heer Omtzigt (CDA): Ik verwacht dat de heer Van Vliet dan met een amendement of een wijzigingsvoorstel komt. Anders is hij slechts gratis aan het voorlezen. In dat geval mag hij vanavond de voorleesbeurt bij mijn kinderen overnemen. We gaan hier over de wetsvoorstellen.

De heer Van Vliet (PVV): Volgens mij gaat iedereen over zijn eigen tekst. Ik laat mij de mond niet snoeren door mensen die het niet goed vinden dat ik zo'n wetsartikel voorlees.

De heer Omtzigt (CDA): Ik stel een serieuze vraag. Wij behandelen hier een wetsvoorstel. De heer Van Vliet moet beoordelen of hij dat voorstel al dan niet te moeilijk vindt. Dat hoor ik nog niet eens. Hij is met een totaal andere wet bezig. Als ik hem vraag of het onderhavige wetsvoorstel te moeilijk is en gewijzigd moet worden, dan geeft hij niet thuis. Dan is hij toch gratis bezig? Komt de heer Van Vliet met een voorstel of is hij tevreden over het wetsvoorstel?

De heer Van Vliet (PVV): Het woord «gratis» heeft een heel vreemde lading als het wordt gebruikt in de reactie op een collega-parlementariër. Naar mijn mening is er bijzonder veel «gratis» aan wat het Christen Democratisch Appel heeft verkondigd, maar daarop ga ik ook niet bij ieder debat in. Misschien krijgt de Kamer volgende week wel een motie van mijn hand onder ogen waarin ik de regering opnieuw oproep om de redactie van toekomstige fiscale wetsartikelen zodanig in te kleden dat de tekst simpeler wordt.

De heer Groot (PvdA): Het lijkt mij heel legitiem om te vragen om een helderder taalgebruik in wetgeving. Vindt de heer Omtzigt het niet een beetje flauw om daarop met een jij-bak te reageren? Hij zegt «als het eenvoudiger moet, doe dat dan zelf», maar het parlement heeft daarvoor natuurlijk niet de werktuigen. Een oproep voor helderder taalgebruik in wetgeving lijkt mij heel legitiem, zeker als een politieke partij die doet. Daarmee neemt iemand niet direct de verplichting op zich om zelf wetsvoorstellen te gaan schrijven.

De voorzitter: Laten wij nu gewoon verder gaan.

De heer Omtzigt (CDA): Ik voel mij uitgedaagd en ik kan hierin ook heel precies zijn. Wij zijn medewetgever en gaan straks al dan niet akkoord met het onderhavige wetsvoorstel. Iedereen heeft een eigen beoordelingskader aan de hand waarvan hij akkoord kan gaan: zijn de belastingtarieven hoog of laag genoeg, is het uitvoerbaar? Dat is prima. Het taalgebruik hoort ook daarbij. Dat is een prima punt van de heer Van Vliet. Hij maakt dat punt echter in relatie tot een andere wet. Ik vraag hem of het wetsvoorstel dat voorligt naar zijn mening voldoet aan de eenvoud die de PVV verlangt. Dat is een legitieme vraag omdat de PVV daarvan een punt maakt. Als de PVV vindt dat het eenvoudiger kan, dan hoor ik graag op welke manier dat mogelijk is.

De heer Van Vliet (PVV): Volgens mij heb ik daarop een helder antwoord gegeven. Ik vind inderdaad dat het op dit punt niet voldoet voor de gemiddelde Nederlander. De heer Omtzigt vraagt wat ik daaraan kan doen. Ik kan de regering oproepen om zodanig te redigeren dat het simpeler en begrijpelijker wordt. Het kan worden uitgesplitst naar meer bullets zodat de verwijzing binnen artikelen helderder wordt. Ik schrijf zelf niet die wetsartikelen, maar als ik dat wel deed, dan zou ik absoluut direct mijn best doen om dat voor elkaar te boksen. Misschien kan ik het volgende week met een motie proberen. Ik hoop dan op steun in de Kamer daarvoor.

De voorzitter: Wij wachten mogelijke amendementen af. Ik geef nu voor de laatste keer de mogelijkheid om op dit punt te reageren.

De heer Omtzigt (CDA): Het verbaast me dat dit per motie gebeurt, omdat we het hier over de inhoud hebben. Het gaat om het voorliggende wetsvoorstel. Over moties wordt gestemd nadat wij over het wetsvoorstel hebben gestemd. Als de heer Van Vliet vindt dat deze wetgeving anders moet, hoop ik dat hij voor de plenaire behandeling aangeeft op welke artikelen dit wetsvoorstel eenvoudiger zou kunnen. Hij geeft de regering dan aan waar er een wijziging kan plaatsvinden. Dat bedoelde ik met mijn uitspraak dat het anders een beetje een gratuite opmerking is. Er moet wel een idee zijn dat mogelijke problemen kunnen worden rechtgezet. De heer Van Vliet moet dan ook aangeven waar dat moet plaatsvinden.

De voorzitter: De heer Van Vliet geeft aan of we amendementen kunnen verwachten en vervolgt vervolgens zijn betoog.

De heer Van Vliet (PVV): Moties of amendementen ziet de heer Omtzigt volgende week wel. Dan kan hij zich daarover beraden.

Voorzitter. Wij hebben het over het Belastingplan 2013, waarover erg veel te doen is geweest. Ik begin met datgene waarmee mevrouw Neppérus eindigde, namelijk de BES-eilanden. Een week of twee, drie geleden heb ik van de staatssecretaris vernomen dat hij in conclaaf was met het bestuur van de BES-eilanden om de stagnerende economie van deze eilanden een impuls te geven via fiscale instrumenten. Daarmee bedoelt hij natuurlijk een belastingverlaging voor de BES-eilanden. Ik constateer dat in Nederland een heleboel belastingen drastisch worden verhoogd. Ik heb vandaag in diverse kranten gelezen dat de btw-verhoging van het kabinet per 1 oktober jongstleden zorgt voor de hoogste inflatie van de afgelopen vier jaar, althans daaraan in belangrijke mate bijdraagt. Voorts zien wij in het voorliggende pakket een drastisch te noemen verhoging van de assurantiebelasting. Als ik die combineer met de verhoogde accijnzen op diesel dadelijk, constateer ik dat de transportsector in Nederland, die het al vrij lastig heeft, het nog veel en veel zwaarder krijgt; dit terwijl de transportsector in Nederland economisch gezien tot de verbeelding spreekt. Daarnaast zien we dat de verhoging en introductie van energiebelasting c.q. kolenbelasting de tuinbouwsector in het nauw brengen, ook in combinatie met de drastische verhoging van de assurantiebelasting. Ook de tuinbouwsector spreekt in de Nederlandse economie tot de verbeelding. We zien verder dat de accijnzen op tabak en alcohol drastisch stijgen, wat de nodige grenseffecten heeft voor de detailhandel. Ik sluit me aan bij de vraag van mevrouw Neppérus waarom de staatssecretaris blijkbaar terugkomt op zijn toezegging om de mogelijkheden te bekijken voor het normaliseren van het btw-regime voor deze sector, maar dat even terzijde.

Als ik al deze economische effecten op een rijtje zet en die koppel aan de visie van economen dat je in een tijd van crisis consumentenbestedingen moet aanjagen in plaats van ze met belastingverhogingen te temperen – deze verhogingen hebben namelijk een bestedingstemperend effect – kom ik op dit punt samenvattend tot de volgende vraag. Waarom zegt de staatssecretaris tegen de autoriteiten en de bevolkingen van de BES-eilanden dat hij gaat kijken wat hij voor ze kan doen op belastinggebied, omdat daarmee hun economie wordt aangejaagd, terwijl wij in Nederland een gigantisch pakket krijgen dat voor verschillende tot de verbeelding sprekende sectoren uitdraait op een financieel nog veel krappere situatie? Ik hoor graag de visie van de staatssecretaris op dit punt.

Ik kom te spreken over twee punten die ik vrij snel kan afdoen, omwille van het feit dat mijn fractie ze met instemming begroet. Over de elektronische registratie van notariële akten kan ik kort zijn. Ook de fractie van de PVV stemt daarmee in en vindt dit een goed wetsvoorstel. De constructiebestrijding bodem(voor)recht vind ik het beste onderdeel van het gehele voorliggende pakket. Wij vinden het een zeer, zeer goede zaak dat financiële instellingen een boedel niet meer kunnen leegplunderen alvorens de fiscus eraan te pas komt. Alle hulde daarvoor! Dat mag ook worden gezegd tussen de kritische vragen door. Dit voorstel kan zonder meer op onze instemming rekenen.

Eerder kwamen de anbi's aan de orde. Ook ik heb daarover een kleine vraag. Onlangs heeft de Hoge Raad arrest gewezen over een zaak waarin een woningbouwcorporatie de status van anbi moet hebben c.q. houden. Wat is de visie van de staatssecretaris op dit punt? Is hij van zins om dit arrest van de Hoge Raad te repareren en woningcorporaties te schrappen van de lijst van instellingen die in aanmerking komen voor de anbi-status of laat hij dit arrest intact en hebben corporaties dus voor altijd de anbi-status? Dat kan natuurlijk ook nog eens financiële gevolgen hebben, maar mijn fractie ziet niet in waarom de belangrijke maatschappelijke functie van een woningcorporatie in fiscale zin moet worden vertaald als een algemeen nut beogende instelling. Ik krijg graag de visie van de staatssecretaris op dit arrest van de Hoge Raad dat een week of zes geleden is uitgekomen.

De bankenbelasting, die vaak ter sprake is geweest in de Kamer, zit niet in dit pakket maar ik neem toch de vrijheid om er iets over te zeggen als dat van het CDA mag omdat het kabinet ...

De voorzitter: Even procedureel. Ik laat u dit gewoon zeggen maar het staat niet op de agenda. Dus is de staatssecretaris niet verplicht om te antwoorden, maar spreekt u hier rustig over, zij het kort.

De heer Van Vliet (PVV): Ik heb u gehoord, voorzitter. Mijn vraag aan de staatssecretaris zou zijn, althans als hij daarop zou willen antwoorden, of hij van mening is dat een verlaging van de vrijstellingsdrempel, bijvoorbeeld naar 10 miljard euro, alsnog een verbetering zou kunnen zijn als je wilt komen tot een level playing field voor Nederlandse banken op dit punt. Dan zal ik het hier ook verder bij laten.

De vennootschapsbelasting staat wel op de agenda. Ik heb begrepen uit het hele pakket aan maatregelen dat de bovenmatige deelnemingsrente wordt aangepakt. Wij gaan nu over tot het afschaffen van wat in het Engels heet de «thin capitalisation rules» in de Nederlandse vennootschapsbelasting. Het afschaffen daarvan kan op instemming van mijn fractie rekenen, want die regeling is ook inhoudelijk nodeloos ingewikkeld. Hoe minder uitzonderingsbepalingen op renteaftrekbeperkingen in de winstbelasting, hoe beter. Maar dan kom ik wel bij een ander, heel belangrijk punt, althans voor mijn fractie. Dat gaat opnieuw over het bosalgat. Ik meen dat eind 2010 Kamerbreed de motie-Bashir/Van Vliet is aangenomen waarin de Kamer de regering oproept om het zogenaamde bosalgat te repareren. Zoals wij allen weten, gaat het bij het bosalgat om de aftrek van financieringsrente op een buitenlandse dochtermaatschappij, waarvan de winst nooit zal bijdragen aan de Nederlandse heffing van vennootschapsbelasting. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad deze uitlatenfabriek gelijk gegeven en mag die rente in Nederland worden afgetrokken. Ik heb altijd van het departement van Financiën begrepen, en ik heb dat een hele tijd geleden ook in het Financieele Dagblad gelezen, dat de derving aan winstbelasting in Nederland door het bosalgat 700 tot 800 miljoen euro per jaar zou bedragen. Nu zien wij een voorstel van de regering ter reparatie van het bosalgat waarbij grosso modo 150 miljoen euro aan extra Vpb-baten zal binnenkomen bij het Rijk. Ik vind dat erg mager. Als ik kijk naar de motie-Bashir/Van Vliet, vraag ik mij af of er niet meer in het vat zit als wij echt serieus werk maken van het repareren van het bosalgat. Daaraan koppel ik dat wij ook in alle kranten kunnen lezen dat VNO-NCW daarvan geen voorstander is en wel zeer actief aan het lobbyen is, ook bij Financiën. Als dat dan de doorslaggevende reden zou zijn waarom wij uiteindelijk met een reparatie van 150 miljoen euro komen, zou ik dat zeer betreuren.

De voorzitter: In juni is er een stuk wetgeving geweest voor reparatie van het bosalgat. Dat is voor u de aanleiding.

De heer Van Vliet (PVV): Ja, maar de afschaffing van de thincapregeling heeft een onderlinge samenhang met het repareren van het bosalgat. Zo heb ik het altijd begrepen.

De voorzitter: Goed, maar ik zou toch zeggen dat wij niet de hele bosalarrestdiscussie gaan heropenen. Wel zie ik het punt dat u noemt. U gaat verder.

De heer Bashir (SP): Ik heb een punt van orde. Op de agenda staat het Belastingplan. Het is in deze Kamer tot nu toe altijd zo geweest dat wij bij het Belastingplan alle onderwerpen bespreken die met belastingen te maken kunnen hebben, want Kamerleden kunnen ook over alles voorstellen indienen. Dus ik stel voor om hier niet te kijken naar wat er allemaal op de agenda staat maar de Kamerleden gewoon de ruimte te geven om alle onderwerpen te bespreken. Anders kan ik straks ook de helft van mijn spreektekst niet meer gebruiken.

De voorzitter: Ik wil graag alle ruimte geven, maar als wij het over wetgeving hebben zouden wij ons ook kunnen realiseren dat het gaat om het Belastingplan 2013. Als wij allemaal wetgeving gaan bespreken die al eerder aan de orde is geweest, dan blijven wij bezig. Ik pleit dus voor enige zelfbeperking, maar verder geef ik u alle ruimte. De heer Van Vliet vervolgt zijn betoog.

De heer Van Vliet (PVV): Ik sluit mij aan bij het betoog van de heer Bashir. De regering heeft allerlei plannen waarvan nog niet duidelijk is of die worden aangepast. Wij zijn nu bereid om het belastingplan te behandelen, maar ik wil graag de ruimte om mijn indicatieve spreektijd in te vullen met zaken die de PVV op fiscaal gebied graag naar voren brengt. Daarvoor zit ik ook in het parlement. Je kunt de focus leggen op agendatechnische zaken, zoals sommige andere fracties in de Kamer doen, maar ik vind dat zeer betreurenswaardig.

Ik vervolg mijn betoog, maar ik dank de heer Bashir voor zijn ondersteuning.

Ik vat nu even samen en laat Bosal daarna voor wat het is. Is de staatssecretaris niet ook van mening dat 150 miljoen wel erg mager is en dat er meer in het vat zou moeten zitten? Daarmee zou ook recht worden gedaan aan de Kamerbreed aangenomen motie-Bashir/Van Vliet van twee jaar geleden.

Ik kom bij de motorrijtuigenbelasting. Eén van de elementen uit het regeerakkoord is dat de vrijstelling voor oldtimers komt te vervallen. Wij zijn wat dat betreft een roepende in de woestijn, want veel partijen zijn van mening dat het op zichzelf geen probleem is om die vrijstelling in te trekken. Toch vinden wij dat jammer. Ziet de staatssecretaris mogelijkheden om toch een opening te bieden aan mensen die met die hobbyobjecten zitten en daarmee een aantal keren per jaar gehandicapte mensen rondrijden, bijvoorbeeld via een zestigdagenkaart of iets dergelijks? Dat zou een mogelijkheid zijn voor al die mensen die straks worden geconfronteerd met motorrijtuigenbelasting op oldtimers hoewel ze, als een auto 40 jaar is, alsnog moeten betalen. Dat kunnen heel hoge bedragen zijn. De consequentie van een en ander is dat veel mensen hun auto zullen moeten verkopen, terwijl de prijzen zeer zullen worden gedempt, omdat maar weinig mensen die wegenbelasting kunnen ophoesten. Ziet de staatssecretaris mogelijkheden om deze relatief grote groep toch nog tegemoet te komen?

Dan een andere kwestie. Ik zat vorige week maandag zelf in de auto. Ik reed over de snelweg. Ik betaal voor mijn auto gewoon motorrijtuigenbelasting in Nederland. Ik heb ook een Nederlandse kentekenplaat, want ik ben hier ingezetene. Ik werd ingehaald door een spiksplinternieuwe Ford Fiesta. Op die Ford Fiesta stond iets van: Flexwerkers ad interim BV, of iets in die geest. Ik kan de naam van die bv niet helemaal meer terughalen. De auto haalde mij dus in, maar tot mijn verbazing had die een buitenlandse kentekenplaat, in dit geval een Poolse. Daar gaat het mij op zichzelf overigens niet om. Het gaat erom dat het een niet-Nederlandse plaat was. Ik zie namelijk ook heel vaak Duitse en Litouwse platen op auto's die niet één of twee weken op een bepaalde plek staan geparkeerd, maar het gehele jaar. Ik constateer dat ook in mijn eigen dorp. Daar staan vijf auto's op een pleintje voor een bepaald pand, maar die auto's staan er het gehele jaar. Ik concludeer daaruit dat de berijders van deze auto's zich duurzaam in Nederland bevinden. Wellicht zijn ze zelfs ingezetenen. Ze hebben ook vaak bedrijven, maar als het gaat om die bv lijkt het me zonneklaar dat dit een Nederlandse vennootschap is met activiteiten in Nederland. In dit geval gaat het om detachering van werknemers op bouwplekken. Die Ford Fiesta wordt duidelijk niet gebruikt om personeel uit Oost-Europa hier naar toe te pendelen, dus ik vraag de staatssecretaris hoe het kan dat Nederlandse ondernemingen auto's met buitenlandse platen duurzaam gebruiken in Nederland. Dat doet geen recht aan het feit dat, als je Nederlandse ingezetene bent en hier je activiteiten ontplooit, je een auto moet hebben met een Nederlands kenteken. Ik weet dat er mensen zijn die een tijd in Nederland verblijven en hun auto meenemen. Ze gebruiken die hier een tijd en daarna gaan ze weer terug. Dat is prima. Dat moet kunnen, maar stel dat die persoon hier een jaar lang is, dan is hij een jaar lang inwoner van Nederland geweest. Volgens bijna alle belastingverdragen ben je, gelet op de kern van je sociale activiteiten en je economisch leven in Nederland, dan ook ingezetene van Nederland. Die verdragen gelden helaas niet voor de motorrijtuigenbelasting, althans niet dat ik weet, maar in de huidige wet op de motorrijtuigenbelasting is een aantal formuleringen opgenomen dat ervan uitgaat dat iemand die in Nederland woont en een auto gebruikt met een buitenlands kenteken, motorrijtuigenbelasting is verschuldigd. Kan de staatssecretaris bevestigen dat mensen die een buitenlandse plaat gebruiken en in Nederland wonen of economisch actief zijn gedurende langere tijd, langer dan een half jaar, belasting betalen, conform de mogelijkheid die de huidige wet biedt? Als het antwoord van de staatssecretaris hierop teleurstellend is, overweeg ik om op dit punt een amendement in te dienen, zo kondig ik hierbij alvast aan. Dat amendement komt dan te zijner tijd, althans voor de plenaire behandeling, naar de Kamer.

De heer Omtzigt (CDA): Dit is een terecht punt van de heer Van Vliet, waarmee zijn PVV-collega Van Bemmel, mijn CDA-collega De Rouwe en ondergetekende eerder zijn gekomen. Mag ik zijn vraag zo begrijpen dat hij de staatssecretaris vraagt om een overzicht te hebben van het aantal buitenlandse auto's dat hier tijdelijk geregistreerd staat en waarvoor wordt betaald? Wij hebben namelijk het lichte vermoeden dat men zich volgens de wet wel moet registreren maar dat niemand het doet. Mag ik de heer Van Vliet vragen om aan de staatssecretaris te vragen hoeveel van die auto's er op dit moment geregistreerd staan, zodat wij weten hoe het ervoor staat?

De heer Van Vliet (PVV): Dat heeft de heer Omtzigt helemaal correct. Ik dank hem voor de aanvulling. Dit is inderdaad een onderdeel van mijn vraagstelling op dit punt aan de staatssecretaris. Stel dat de staatssecretaris met een doortimmerd verhaal komt dat voor al die auto's wel degelijk in Nederland motorrijtuigenbelasting wordt betaald, dan is het probleem misschien niet aanwezig, en ga ik er ook niet over door. Mijn heel sterke vermoeden is echter dat die belasting echt niet wordt betaald en ook niet wordt geïnd. Hierbij is inderdaad ook de motie-Van Bemmel van mijn fractie uit het verleden aan de orde, waarin wordt gevraagd om de buitenlandse plaat op zijn minst te registreren. Dat zou namelijk de mogelijkheid bieden om deze auto's, als men duurzaam hier is, ook eventueel alsnog in de bpm, de verzekering, de apk et cetera te betrekken. Al deze zaken zijn nu volgens mij ook niet van toepassing op de auto's met buitenlandse platen.

De heer Omtzigt (CDA): De apk wel.

De heer Van Vliet (PVV): Akkoord, de apk wel. Ik corrigeer op dat punt.

Dit is voor mij wel een belangrijk punt. Ik hoop dat ik daar echt duidelijkheid over krijg van de staatssecretaris. Anders kom ik met een concreet voorstel op dit punt naar de Kamer.

De voorzitter: Een procedurele opmerking: u bent nu bijna op de helft van uw tijd. Ik zal ons debatje over het Bosalarrest van uw spreektijd aftrekken. Ik vraag u om de tijd in de gaten te houden.

De heer Van Vliet (PVV): Dank u zeer voor de tip, voorzitter. Ik denk dat het ook wel gaat lukken. Aangezien wij vanmiddag met minister Blok debatteren over alle woningmaatregelen inclusief de verhuurderheffing, zal ik nu nog niet op deze kwesties terugkomen.

Ik dank het kabinet voor de intrekking van het wetsvoorstel inzake de fiscale behandeling woon-werkverkeer, de echt afschuwelijke forensentaks. Als oppositiepartij betreurt de PVV natuurlijk wel dat daarvoor een drastische verhoging van de assurantiebelasting in de plaats komt. Die belasting wordt weliswaar uitgesmeerd over alle Nederlanders die een verzekeringspakket hebben, maar wij denken dat ze buitensporig nadelige effecten kan hebben voor bepaalde sectoren in het economisch leven, lees de transportsector. Alleen schepen zijn uitgezonderd, zo heb ik gelezen; vrachtwagens echter niet. De kosten van alle schadeverzekeringen voor deze sector zullen dus drastisch stijgen. Ook voor alle huishoudens geldt dat de kosten toenemen. Zoiets als de drastische stijging van de assurantiebelasting staat volgens mij niet in de koopkrachtplaatjes, door mijn fractie ook wel genoemd «klopjachtplaatjes», die wij uit den treure de revue hebben zien passeren.

Wat betreft de werkkostenregeling sluit ik me aan bij wat mevrouw Neppérus zei. Daarover gaan wij nader spreken. Ik wil nu ook echt weten waar wij aan toe zijn. In het belastingpakket zien wij dat de verhoging naar 1,6% er niet komt. Dan gaan natuurlijk weer meer mensen in de economie de werkkostenregeling toepassen en gaan meer werkgevers hierover piepen. Ik denk dus dat wij hiermee inderdaad iets moeten doen. Gelukkig komen wij daarop met zijn allen nader terug.

Hierbij kan ik het voor dit moment laten. Ik bewaar mijn kruit verder voor vanmiddag.

De voorzitter: Wij wachten dat kruit af.

De heer Groot (PvdA): Voorzitter. Na alle kritische opmerkingen over de kwaliteit van de teksten in de wetten, maak ik toch een compliment aan het departement voor de manier waarop de antwoorden op de schriftelijke vragen zijn vormgegeven. Dat is in vaak heel heldere taal gebeurd. Misschien kan op dit punt het ene deel van het departement nog iets leren aan het andere deel van het departement, zou mijn suggestie zijn.

Ik begin met de fiscale maatregelen rond de hoge AOW-leeftijd. Mevrouw Neppérus had het net over het amendement dat het AOW-gat dicht voor mensen die al met prepensioen zijn gegaan. De heer Bashir kwalificeerde dat als een sigaar uit eigen doos. Daar is terecht op geantwoord dat dat inderdaad waar is, maar dat die sigaar wel een stuk lekkerder smaakt. Ik wil daaraan toevoegen dat de suggesties gekomen zijn uit de hoek van de Pensioenfederatie. Het is dus de pensioenwereld zelf die erop heeft aangedrongen en daar werken we graag aan mee.

De heer Klein (50PLUS): Hoe kan de heer Groot nu zeggen dat het een stuk lekkerder smaakt als het zoete eraf gaat omdat in de jaren erna het pensioen weer verlaagd wordt?

De heer Groot (PvdA): Het gaat om het bieden van een keuzemogelijkheid om het AOW-gat te dichten. Als men daarvoor kiest, kun je daaruit concluderen dat men liever een deel van het ouderdomspensioen naar voren haalt. Dan geeft men er blijkbaar de voorkeur aan de sigaar eerder op te roken dan later als hij wellicht niet meer smaakt.

De heer Klein (50PLUS): Hoe kan de heer Groot nu beweren dat er sprake is van een keuzemoment? Er is toch helemaal geen keuzemoment om het AOW-gat al dan niet te dichten? Het gaat erom dat het AOW-gat ontstaat, juist door die verhoging waar niets tegenover staat vanuit de fiscale wetgeving.

De heer Groot (PvdA): Het amendement regelt een keuzemoment, niet meer en niet minder. Men heeft natuurlijk niet de keuze om de AOW-leeftijd alsnog eerder te laten ingaan; laten we daar helder over zijn. Het is beleid om de AOW-leeftijd verder te verhogen en met dit amendement faciliteren we verzachting van de gevolgen voor mensen die al met prepensioen zijn gegaan.

De heer Klein (50PLUS): Dat betekent toch dat er helemaal geen sprake is van verzachten? Dit is hooguit een beetje pamperen door naar voren te trekken waar men al recht op heeft. In feite, en dat is mijn punt, kan de PvdA niet aangeven dat mensen hiermee een keuze hebben. Die keuze is namelijk al voor hen gemaakt, doordat er een AOW-gat ontstaat.

De heer Groot (PvdA): De woorden «pamperen» en «verzachten» komen volgens mij dicht bij elkaar. Dit amendement vergemakkelijkt de overgang naar de AOW-leeftijd, niets meer en niets minder. Ik wil niet wegpoetsen dat de AOW-leeftijd omhooggaat en dat dat leidt tot knelpunten en tot een AOW-gat. Dit is echter een manier om de pijn te verminderen, niets meer en niets minder.

De heer Bashir (SP): Ik ben het helemaal eens met de heer Klein. Hoe kijkt de heer Groot naar de betrouwbaarheid van de overheid? Veel mensen hadden erop gerekend dat ze met AOW konden gaan, maar de AOW-leeftijd wordt verhoogd. Zij worden opeens over twee maanden geconfronteerd met een maand minder AOW. Hoe kijkt de PvdA naar het feit dat die mensen daar niet op gerekend hadden en nu door de onbetrouwbaarheid van de overheid keihard worden gepakt?

De heer Groot (PvdA): Het debat over de verhoging van de AOW-leeftijd dateert niet van vandaag of gisteren. Dat debat is al heel lang aan de gang. Hetzelfde geldt voor de hypotheekrenteaftrek. Wat dat betreft zullen mensen niet erg verbaasd zijn. We zijn blij dat we in het regeerakkoord voor goede overbruggingsregelingen hebben gezorgd voor mensen met een laag inkomen. Dit amendement is daar een aanvulling op. Zo kunnen we op een fatsoenlijke manier, en beter dan in het Lenteakkoord was afgesproken, die hogere AOW-leeftijd in goede banen leiden.

De voorzitter: Ik zie bijna alweer opwinding bij de partijen van het Lenteakkoord ontstaan. Eerst is het woord aan de heer Bashir.

De heer Bashir (SP): Dat er debat is, wil niet zeggen dat mensen opeens eenzijdig te horen moeten krijgen dat zij een maand lang geen recht hebben op AOW, wat nu wel gebeurt. Dit amendement komt erop neer dat mensen niet een maand korter AOW hebben, maar dat zij een lagere AOW krijgen over de hele looptijd, want heel veel mensen zullen natuurlijk van dit amendement gebruikmaken. Zij zullen ervoor kiezen om op die datum hun AOW te krijgen omdat zij anders een maand geen inkomen hebben. Het komt er dus op neer dat de AOW-bedragen verlaagd worden. Ik vraag de PvdA-fractie of zij het met die constatering eens is.

De heer Groot (PvdA): Ik neem aan dat de heer Bashir in dit verband een lagere aanvullendpensioenuitkering bedoelt, want daar gaat het over. Dat is inderdaad waar. Mensen kunnen de keuze maken om een deel van hun aanvullend pensioen naar voren te halen. Dat klopt.

De voorzitter: Mijnheer Klein, u hebt op dit punt al geïnterrumpeerd, maar omdat u verder nog weinig geïnterrumpeerd hebt, geef ik u het woord.

De heer Klein (50PLUS): Ik doe het ook gepast.

De heer Groot zegt dat er al langer gediscussieerd wordt over de AOW-leeftijd. Aan de ene kant zeggen wij: akkoord, dat is waar; daar moet je op inspelen. Aan de andere kant vinden wij nadrukkelijk dat je je daar ook op moet kunnen voorbereiden. Juist de groep waarop in dit amendement wordt gedoeld, namelijk de mensen die met prepensioen zijn, heeft zich niet kunnen voorbereiden. Zij zijn immers al met prepensioen. Zij hebben zich niet kunnen voorbereiden: zij hebben niet kunnen sparen om veranderingen in de AOW-uitkering op te kunnen vangen. Met het amendement wordt in feite helemaal niets geregeld, maar wordt slechts geprobeerd de pijn te verzachten. Hoe kan de heer Groot dit verdedigen?

De heer Groot (PvdA): De heer Klein geeft precies de goede argumenten bij dit amendement. Je kunt namelijk het AOW-gat dichten door je pensioenuitkering wat beter te spreiden. Ik zou het niet beter kunnen zeggen.

Voorzitter. Het volgende punt, dat ook met de AOW-leeftijd te maken heeft, betreft de uitvoering van de motie-Noten. Daarover staat het een en ander in het Belastingplan, waarvoor dank. De regering doet op dit punt een handreiking. Als wij het goed begrijpen, ontstaat er nu echter wel een vreemde situatie. Mensen die niet werken en mensen die fulltime werken, kunnen hun pensioen op een latere AOW-leeftijd laten ingaan. Dit geldt niet voor mensen die in deeltijd werken. Kan de staatssecretaris iets doen aan dit probleem?

Ik kom op de autobelastingen. In de schriftelijke ronde heb ik het probleem aan de orde gesteld dat de verkoop van volledig elektrische auto's en groen gas achterblijft bij die van plug-inhybrides. We moeten natuurlijk niet tussentijds gaan sleutelen aan het nieuwe systeem, want het is net ingevoerd. Er is echter afgesproken dat bij extreem afwijkende ontwikkelingen tussentijds ingrijpen mogelijk is. De staatssecretaris is hier uitgebreid op ingaan, waarvoor dank. Zijn toelichting vervangt in zekere zin de brief die ik hierover heb aangevraagd. De staatssecretaris maakt aannemelijk dat je nog niet kunt spreken van heel extreem afwijkende ontwikkelingen.

Ik blijf er wel bij dat het nieuwe systeem meer dan verwacht in het voordeel van plug-inhybrides uitpakt. Deze zijn minder schoon dan auto's op groen gas en zeker minder schoon dan volledig elektrische auto's. Ik vind dat de staatssecretaris in dit verband wat badinerend spreekt over groen gas. Hij zegt dat er soms een vleugje groen gas wordt getankt op de stations. Naar ik heb begrepen, worden de meeste vulstations voor meer dan de helft met groen gas gevuld en is de ambitie dat ze in 2014 volledig met groen gas zullen worden gevuld.

Mijn conclusie is dat we de ontwikkelingen toch iets langer moeten aankijken. De staatssecretaris gaf aan dat hij hierop in de gewone belastingcyclus wil terugkomen. Betekent dit dat het pas september volgend jaar wordt? Dat lijkt mij veel te laat. Ik vraag de staatssecretaris of hij in de eerste maanden van volgend jaar nog eens wil rapporteren over de ontwikkelingen. Misschien is er dan alsnog reden om zaken bij te stellen. Ik laat het nu dus even lopen, maar houd wel de vinger aan de pols, want groen gas is heel belangrijk en elektrische auto's moeten een eerlijke kans krijgen.

Ik heb nog een opmerking op het vlak van de autobelasting, in aansluiting op wat de heer Van Vliet zei over de oldtimersmaatregel. Laten wij helder zijn. De laatste jaren zien wij een enorme toename van geïmporteerde auto's die heel milieuvervuilend zijn. Dit zijn fiscaal gedreven aankopen van oude auto's die gewoon voor het woon-werkverkeer en voor het dagelijks gebruik worden ingezet. Dit moeten wij niet hebben. Het kan niet zo zijn dat wij aan de ene kant tientallen of honderden miljoenen euro's investeren in heel schone auto's en dat wij aan de andere kant fiscaal oude auto's subsidiëren die meer vervuilen dan 40 nieuwe auto's bij elkaar.

Mijn mailbox loopt echter ook vol met mails van mensen die een hobbyauto hebben en die dit culturele erfgoed te goeder trouw willen bewaren. In aansluiting op de vragen van de heer Van Vliet, vraag ik dus aan de staatssecretaris of hier niet toch een mouw aan te passen is. Onze ambitie is om daaraan mee te werken, zodat er toch iets kan worden gedaan voor de echte bewakers van het culturele erfgoed. Ik laat het graag aan de staatssecretaris over om voorstellen te doen over de systematiek daarvan.

De heer Omtzigt (CDA): Begrijp ik het goed dat de Partij van de Arbeid zal meewerken als wij met een goed initiatief komen, waarmee er een onderscheid wordt gemaakt tussen enerzijds de huidige import van 26 jaar oude Mercedessen uit Duitsland en alles wat daarop lijkt, waarmee mensen 20 000 km per jaar rijden en anderzijds de oude auto's waarmee mensen niet meer dan twee maanden of 3 000 km per jaar rijden? Is de PvdA bereid om hiervoor een nultarief of een kwarttarief in te voeren in de mrb?

De heer Groot (PvdA): Ja, er moet natuurlijk wel geld voor gevonden worden, maar de heer Omtzigt heeft mij wel goed verstaan. Ik spreek de ambitie uit om iets te doen voor deze groep.

De heer Omtzigt (CDA): Ik dank de heer Groot voor het heldere antwoord. De PvdA heeft dus die ambitie. Wij zullen hier bij het volgende belastingplan zeker op terugkomen.

De voorzitter: Ik neem aan dat de staatssecretaris hierop zal ingaan in zijn antwoord.

De heer Van Vliet (PVV): Ik dank de heer Groot voor het feit dat hij bereid is om te durven meedenken hierover. Ik begrijp de milieuoverwegingen van de andere partijen. Ik zeg er ter toelichting nog even bij dat veel grote oude auto's op lpg rijden. In die gevallen zou het milieuaspect volgens mij minder moeten wegen.

Tegen de heer Omtzigt zeg ik dat ik van zins ben om volgende week al met een voorstel te komen, afhankelijk van waar de staatssecretaris mee komt. Ik wil er zelf niet mee wachten tot het volgende belastingplan.

De voorzitter: Als woordvoerder van de fractie van de VVD zeg ik dat mijn partij een dergelijke gedachte steunt. Ik ga ervan uit dat de staatssecretaris straks ruim op dit punt zal ingaan.

De heer Groot (PvdA): Ik kom bij de anbi's. Bij de behandeling van voorgaande belastingplannen hebben wij uitvoerig gedebatteerd over de zogenoemde multiplier in de Geefwet. Ik krijg de eerste signalen dat die multiplier in de Geefwet leidt tot een toenemende geefbereidheid bij bedrijven. Ik heb echter ook een ander signaal gekregen, namelijk dat de Europese Commissie nog toestemming moet geven voor het daadwerkelijk toepassen van die multiplier. De finale toestemming schijnt er nog steeds niet te zijn. Hoe zit dit precies? Kan Den Haag daar misschien enige druk op zetten?

Ik ga nu in op het overgangsrecht assurantiebelasting. Elk nadeel heeft zijn voordeel. Ik begrijp namelijk dat de staatssecretaris sinds de uitstelling van het wetgevingsoverleg van de tijd gebruik heeft gemaakt om een akkoord te bereiken met de verzekeraars over een nieuw overgangsrecht voor de assurantiebelasting. Als de staatssecretaris en de verzekeraars het eens worden, wie ben ik dan om daar nog opmerkingen over te maken? Het is duidelijk dat de verhoging van de assurantiebelasting nu op een ordentelijke manier door zou kunnen gaan.

Ik bedank de staatssecretaris voor de uitgebreide beantwoording over fraudebestrijding bij bodemvoorrecht. Dit debat is schriftelijk al uitputtend gevoerd. Wij steunen de staatssecretaris in zijn voornemen om de positie van de Belastingdienst als preferente schuldeiser te herstellen. De staatssecretaris merkt terecht op dat er geen sprake is van een nieuw wetsvoorstel, maar dat het gaat om versterking van bestaande bevoegdheden die door allerlei constructies zijn uitgehold. Wij steunen dit onderdeel van het Belastingplan.

Ik ga ook in op enkele andere punten op het gebied van fraudebestrijding. Wij hebben steun betuigd aan het aanpakken van de route via Belgische management-bv's. In de schriftelijke ronde heb ik al opgemerkt dat deze vorm van belastingontwijking niet op zichzelf staat. Er zitten heel veel lekken in de vennootschapsbelasting. Ik heb het voorbeeld gegeven van de Invorderingswet: als bv's verhuizen naar het buitenland, kan daar 90% van de winst worden uitgekeerd en heeft de Belastingdienst uiteindelijk het nakijken. De staatssecretaris schrijft dat dit allemaal wel meevalt, maar dat lijkt me wat te gemakkelijk. Ik voel mij daarin gesteund door het blad Vakstudienieuws, dat hierover het volgende schrijft: «Naar het buitenland geëmigreerde aanmerkelijkbelanghouders met een conserverende aanslag zullen de vraag van de PvdA-fractie over de mogelijkheid om tot maximaal 90% van de winstreserves uit te keren uit de vennootschap zonder dat de conserverende aanslag wordt ingevorderd, met enig afgrijzen hebben gelezen, want daar gaat hun trucje. De staatssecretaris gaat hier echter, zo lijkt het, weinig mee doen en handhaaft de huidige gevallen waarin het uitstel van betaling wordt beëindigd. Kan men weer opgelucht ademhalen.»

Wat mij betreft kan er geen sprake zijn van opgelucht ademhalen. Nederland heeft al lage winstbelastingen in vergelijking met omliggende landen als Duitsland en zelfs in vergelijking met Amerika. Als je belasting heft, is het zaak dat die daadwerkelijk wordt betaald. Ik zie dit als het zoveelste signaal dat het hele systeem fraude- en constructiegevoelig is. De commissie-Van Dijkhuizen komt nog met een vervolg op haar rapport. Zij zal ongetwijfeld ook op deze materie ingaan. Is de staatssecretaris bereid om met een open oog te kijken naar de aanbevelingen die daar waarschijnlijk uit zullen komen?

De heer Van Vliet (PVV): Ik heb een korte vraag over dit betoog. Mijn fractie vindt het op zich goed dat er mogelijkheden zijn voor taxplanning door multinationals, voor het gebruik van het verdragennetwerk en de Nederlandse deelnemingsvrijstelling et cetera. Als iedereen binnen de wet opereert, vinden wij dat prima. Als er sprake van fraude is, moeten wij dat natuurlijk direct afkappen en onmogelijk maken. Is de motivering van de PvdA om hiervoor aandacht te vragen, gelegen in het feit dat de Nederlandse belastinggrondslag wordt uitgehold? Of heeft de PvdA een ander motief?

De heer Groot (PvdA): Het uitholling van de belastinggrondslag is erg belangrijk. Daarnaast speelt het argument van eerlijkheid, rechtszekerheid en rechtshandhaving.

De heer Van Vliet (PVV): Ik kan volledig met de heer Groot meegaan als het gaat om het uithollen van de Nederlandse belastinggrondslag. Wij willen die uitholling ook tegengaan. Op het gebied van eerlijkheid is er echter wel een spanningsvlak met de wettelijke situatie in Nederland, die gewoon wordt ingevuld door bedrijven die binnen de wet opereren. Wat is de visie van de heer Groot daarop?

De heer Groot (PvdA): Als je te veel belastingconstructies gaat faciliteren en dat als argument gebruikt om bedrijven binnen te halen, snijd je jezelf uiteindelijk in de vingers, omdat je dan vanuit andere landen zult worden aangepakt. Ik denk dat het goede vestigingsklimaat in Nederland wat betreft de fiscale wetgeving gebaseerd moet zijn op werkelijk comparatieve voordelen en niet op het bieden van handige mazen in de belastingwetgeving in andere landen.

Nog een laatste punt over de fraudebestrijding. De Partij van de Arbeid is heel blij met de 157 miljoen die in het regeerakkoord is uitgetrokken voor versterking van de Belastingdienst. Ik hoor graag van de staatssecretaris of hij al ideeën heeft over het inzetten van die extra middelen. Kan hij dit betrekken bij de brief die al is toegezegd over de versterking van de controlecapaciteit van de Belastingdienst?

Ik heb de indruk dat het onderwerp van de alternatieve artsen vaak wordt vermeden. Ik denk dat ik niet de enige volksvertegenwoordiger ben die hier enige e-mails over heeft ontvangen. Dat gaat al heel lang door, maar het staat niet in dit Belastingplan. Ik heb het nog even nagezocht. We ontkomen er echter niet aan om er toch iets over te zeggen. De maatregel die is afgesproken in het Lenteakkoord is ingrijpend, maar eerlijk is eerlijk, de maatregel wordt niet teruggedraaid in het regeerakkoord. Daarom zijn ook de coalitiepartijen er in zekere zin medeverantwoordelijk voor. De vraag is wat we er nu mee moeten. Het is een heel ingrijpende maatregel, maar ik ben geen arts, dus kan ik een en ander niet afwegen. De maatregel is genomen in het kader van de bezuinigingen op de zorg. Het terugdraaien van deze maatregel lijkt mij iets wat bij de behandeling van de begroting van VWS aan de orde moet komen. Ik denk dat we hier niet in staat zijn om een dergelijke integrale afweging te maken.

In heel veel mails staat ook dat deze btw-heffing strijdig zou zijn met het Europese recht. Hoe denkt de staatssecretaris hierover? Hoe schat hij het risico in dat deze btw-regel zal sneuvelen bij de rechter?

De heer Klein (50PLUS): Hoe kan een btw-tarief van 21% voor de alternatieve geneeswijzen ineens gezien worden als een bezuiniging op de kosten van de gezondheidszorg?

De heer Groot (PvdA): Deze maatregelen stonden in de graslijsten voor bezuinigingen op de gezondheidszorg. Het is natuurlijk een lastenmaatregel. Deze maatregel zal ook een gedragseffect hebben, want hij maakt dit soort behandelingen duurder. Dat zal een gevolg hebben voor de vraag naar deze behandelingen. Ze zitten in de aanvullende verzekeringen. Bij hetzelfde budget kun je met een btw-heffing minder van dit soort verrichtingen doen.

Ik kom op het wetsvoorstel Herziening fiscale behandeling woon-werkverkeer. Ik heb begrepen dat dit wetsvoorstel zal worden ingetrokken. Ik heb in dat verband een vraag over het overleg met de ANWB. De ANWB zegt dat de fiscale regelingen voor het woon-werkverkeer beter kunnen worden benut. In antwoord op vragen van D66 heeft de staatssecretaris aangegeven dat hij het overleg met de ANWB weer wil oppakken. Dat klinkt voor mij nog een beetje vaag. Wanneer gaat de staatssecretaris dit doen? Welke ambities zijn er voor dit overleg zodat dit tot resultaten kan leiden?

Wij zijn erg voor het wetsvoorstel Elektronische registratie notariële akten. Het is tenslotte een voorbeeld van de wijze waarop doelmatigheid hand in hand kan gaan met lage uitvoeringskosten. In dit verband vraag ik ook weer eens aandacht voor het digitale centrale aandeelhoudersregister. Het is nu alweer bijna twee jaar geleden dat mijn collega Jeroen Recourt en ik met hulp van notaris Hans Erkamp uit Alkmaar een initiatiefnota hebben ingediend om het centrale aandeelhoudersregister in te voeren. Daarop kwam de toezegging dat de ministeries van Veiligheid en Justitie en van Financiën dit zouden overnemen en het zouden omzetten in een wet, maar wij zijn nu bijna twee jaar verder en wij zijn nog niet erg veel opgeschoten. Dat is temeer jammer, omdat de Algemene Rekenkamer dit als een belangrijk knelpunt heeft gezien bij het bestrijden van de btw-carrouselfraude. Ik wil dus van de staatssecretaris horen wanneer dit aandeelhoudersregister het licht gaat zien. Als het te lang duurt, moeten wij weer een eigen initiatiefwet opstarten, maar op dat werk zitten wij eerlijk gezegd niet te wachten.

Het laatste blokje staat onder het hoofdje «beklemd vermogen». Wij hebben het dan over de kapitaalverzekering voor de eigen woning en over de levensloop, want ook die is een vorm van beklemd vermogen. Het was een belangrijke boodschap in de Miljoenennota dat er in Nederland heel veel vermogen is, maar dat heel veel daarvan beklemd is. Anders gezegd, wij sparen ons een ongeluk voor een appeltje voor de dorst, maar als de nood aan de man is, ligt die appel achter een glazen deur van wettelijke belemmeringen en fiscale klemmen. Ik heb de notitie gezien over de beklemming van de kapitaalverzekering voor de eigen woning, die is opgesteld door de Nederlandsche Bank. Daarin staat, vrij vertaald, dat het enige echte nadeel van opheffing van de fiscale beklemming is dat de verzekeraars in problemen kunnen komen als de kapitaalverzekeringen massaal worden ontbonden. Mij lijkt dat een heel theoretische situatie, want zoals ook in de notitie zelf wordt geconstateerd, is het voortijdig opzeggen en afrekenen meestal heel nadelig voor de klant. In de praktijk zal dit dus heel weinig gebeuren. Ik heb zelf ook een kapitaalverzekering, maar ik pieker er bijvoorbeeld niet over om die nu met verlies af te wikkelen. Mij valt op dat het kabinet uit die notitie geen politieke conclusies trekt. Mijn conclusie is dat die beklemming kan komen te vervallen. Is de staatssecretaris bereid om dit in een nota van wijziging te regelen of wacht hij een amendement van de Kamer af op dit punt? Is de staatssecretaris bereid om in kaart te brengen of er nog andere fiscale beklemmingen zijn, zoals in het lijfrenteregime, waarvan je nut en noodzaak in twijfel kunt trekken, ook gezien de economische situatie van dit moment? Kan hij daarvan een overzicht sturen naar de Tweede Kamer?

Ten slotte kom ik op de levenslooptegoeden. Die zijn ook een vorm van beklemd vermogen. Ik dank de staatssecretaris voor de uitwerking van het voorstel in het nader verslag. Dat was wat duidelijker uitgewerkt dan in het eerste verslag. Het is heel goed dat de levenslooptegoeden straks vrijelijk kunnen worden opgenomen. Ik denk ook dat het een goed plan is om daar een belastingkorting op aan te bieden, als dit in 2013 gebeurt. Dat zijn prima ingrediënten voor een amendement. Wij zullen er overleg over voeren hoe dit nader vorm gegeven moet worden. Over de nadere onderbouwing van het rentevoordeel van 15 miljoen dat hiermee gepaard zou gaan, de structurele opbrengst van het vrijvallen van de levensloopregeling, heb ik een vraag. Dat rentevoordeel lijkt mij eigenlijk op het eerste gezicht wat weinig, als het om een miljardenpost gaat. Kan de staatssecretaris onderbouwen hoe stevig die raming is? Is er misschien toch wat te zuinig geraamd? Zo ja, dan zouden wij dit geld kunnen gebruiken om de restschuldproblematiek verder te verlichten. Het vrijmaken van levenslooptegoed lijkt mij een heel mooie cirkel, want dan maak je het beklemd vermogen los. Het geld wordt dan gebruikt om mensen met beklemmende schulden uit de brand te helpen. Zo snijdt het mes aan twee kanten. Ik proef daarvoor Kamerbrede steun. Ik denk dus dat wij dit gewoon kunnen gaan regelen.

De heer Koolmees (D66): Ik heb nog een vraag over een onderwerp dat al even geleden aan de orde was, namelijk het bodemrecht. Het betreft de invloed daarvan op de kredietverlening. De staatssecretaris heeft helder aangegeven dat op dit moment niet duidelijk is wat, geïsoleerd gezien, de invloed van het bodemrecht op de kredietverlening is. We maken ons allemaal echter wel zorgen over de totale kredietverlening, met name door de stapeling van maatregelen, zoals de invoering van de bankenbelasting en de Basel III-eisen. Daar komt het bodemrecht dan nog bij en wellicht ook nog een financiëletransactietaks. Hoe staat de PvdA-fractie in deze discussie? Maakt de fractie zich ook zorgen over de vraag aan welke knoppen zou kunnen worden gedraaid als in januari blijkt dat er inderdaad een probleem voor de Nederlandse economie is en die credit crunch ook echt optreedt? Ik ben benieuwd of de heer Groot hierop in wil gaan.

De heer Groot (PvdA): We maken ons zeker zorgen over de kredietverlening. Er staan wel wat maatregelen in het regeerakkoord om de kredietverlening aan met name kleine bedrijven te bevorderen. Als echter zou blijken dat de kredietverlening nog meer op slot gaat, dan gaat mijn voorkeur eerder uit naar andere maatregelen ter bevordering van de kredietverlening dan naar het uithollen van het bodemvoorrecht. Dat laatste lijkt me een verkeerde weg.

De heer Koolmees (D66): Dat is helder. Maar welke andere maatregelen bedoelt de heer Groot? We hebben deze week ook de discussie met de minister van Financiën gehad over de FTT en de samenloop met de bankenbelasting. Waar denkt de PvdA-fractie aan?

De heer Groot (PvdA): Voordat ik hierover onvoorzichtige dingen ga zeggen ... Het ligt eerder op het beleidsterrein Economische Zaken. Mijn collega's Jan Vos en Mei Li Vos, die wij in onze fractie «de twee Vossen» noemen, denken hier als de woordvoerders op dat beleidsterrein hard over na. Ik weet dat zij zich heel erg zorgen maken over dit punt.

De heer Bashir (SP): Voorzitter. Gisteravond was prof. Rick van der Ploeg, PvdA'er en oud-staatssecretaris van Cultuur, bij Pauw & Witteman. Hij noemde de plannen om de zorgpremie zogenaamd inkomensafhankelijk te maken «broddelwerk». Dat gevoel krijg ik ook bij dit Belastingplan. Deze staatssecretaris stelt namelijk eerst heel veel maatregelen voor om die vervolgens weer in te trekken. Neem het vitaliteitssparen, dat eerst een alternatief zou zijn voor de levensloopregeling. Dat was beloofd en is nu van de baan. Ook de gehate forensentaks is gelukkig van de baan. En dan nog al die andere maatregelen, zoals het niet doorgaan van de afschaffing van de afdrachtvermindering onderwijs, waarvan de gevolgen niet eens zijn onderzocht.

Het doet mij een beetje denken aan stemmingswisselingen: iedere dag iets anders willen en vervolgens de ambtenaren aan het werk zetten om dat uit te werken. Ik weet uiteraard dat er inmiddels een nieuw kabinet is aangetreden, maar toch lijken deze stemmingswisselingen heel kenmerkend voor deze staatssecretaris. Denk bijvoorbeeld ook aan eerdere belastingen die deze staatssecretaris aankondigde te zullen afschaffen maar die hij uiteindelijk niet heeft afgeschaft, de fiscale vereenvoudiging, waarvan uiteindelijk niets is terechtgekomen, en de fiscale agenda van deze staatssecretaris, die uiteindelijk niet eens is behandeld in de Tweede Kamer.

Ik heb de heer Weekers meegemaakt als een uitstekend Kamerlid, die ambities had en overal bovenop zat. Als staatssecretaris heeft hij echter geen ambities getoond, laat staan gerealiseerd. Kunnen we de volgende tijd wel ambities verwachten van deze staatssecretaris?

De heer Groot (PvdA): Ik hoop dat de heer Bashir met de term «broddelwerk» niet doelt op het departement. Ik denk dat het departement heel veel goed werk heeft verricht. Als je het al «broddelwerk» zou willen noemen, zou je het verwijt moeten maken richting de politiek. Er is inderdaad een wisseling van de wacht. Dan veranderen sommige dingen, maar niet alles gaat op de schop. Ik kan mij herinneren dat minister De Jager nog heeft gezegd: heel van de maatregelen die in het Lenteakkoord zijn opgenomen, neemt het volgende kabinet voor zijn rekening. Natuurlijk komen er wat veranderingen, maar het geheel als broddelwerk kwalificeren is een belediging voor de politiek die ons allemaal aangaat.

De heer Bashir (SP): Mijn woorden zijn zeker niet gericht aan de hardwerkende ambtenaren op het ministerie en alle andere departementen, die opereren onder de politieke verantwoordelijkheid van de bewindspersonen. Met het woord «broddelwerk» doel ik op de wispelturigheid. Iedere dag is er wat anders dat deze staatssecretaris heeft voorgesteld, sterker nog, heeft laten uitwerken. Ik noem bijvoorbeeld de forensentaks. Die werd heel erg gehaat. Het is goed dat het voorstel van de baan is. Maar waarom zou je daar zo veel tijd en energie insteken als je al van tevoren weet dat het niet ingevoerd zal worden?

Ik was bij de ambities beland. Ik hoop dat de staatssecretaris de komende tijd wel ambities heeft. Wat worden zijn speerpunten en ambities? Wil hij bijvoorbeeld werk maken van de aanpak van belastingontduiking en belastingontwijking? Hij kan daarbij rekenen op steun van mijn fractie. Heeft de staatssecretaris ambities op het gebied van vergroening of vereenvoudigingen? Kortom, wat kunnen we van de staatssecretaris verwachten?

Heel veel mensen zijn blij dat er nu, na de verkiezingen, geen meerderheid meer is voor de forensentaks. De forensenbelasting is erg oneerlijk voor gewone mensen die naar hun werk moeten. Maar waarom moet voor het afschaffen daarvan onder andere het vitaliteitssparen als dekking worden gebruikt? Zijn er ook andere opties onderzocht? Vitaliteitssparen is immers aan de mensen beloofd als alternatief voor de levensloopregeling, die ook al afgeschaft is.

We hadden al schriftelijk gevraagd hoeveel het maken van het wetsvoorstel inzake de forensentaks heeft gekost. Hier hebben wij geen antwoord op gekregen. Ook in het verlengde van de vraag van de heer Blok, toen hij nog Kamerlid was, om uit te rekenen hoeveel Kamervragen kosten, is het echter belangrijk om te weten hoeveel het maken van dit wetsvoorstel gekost heeft. Ik kan mij niet voorstellen dat het in een namiddag gemaakt is. Als we het antwoord op deze vraag krijgen, kan het de staatssecretaris wellicht een volgende keer van zijn wispelturigheid afhouden.

Om de norm van minder dan 3% begrotingstekort in 2013 te halen, willen VVD en PvdA ook de assurantiebelasting fors verhogen. Dit is alweer de zoveelste lastenverzwaring, want de btw-verhoging heeft ook al de koopkracht van veel mensen flink gesloopt. Het is vreemd dat het kabinet geen zicht heeft op de gevolgen van de btw-verhoging en ook niet verwacht deze gevolgen in te zien, maar toch weer voor een vergelijkbare lastenverzwaring kiest. De opeenstapeling van al deze maatregelen kunnen niet anders dan negatief uitpakken.

Daarom is het heel erg vreemd dat de commissie-Van Dijkhuizen voorstelt om de btw nog meer te verhogen. Dan heeft zij dus echt geen gevoel voor wat er in de samenleving gebeurt, wat er leeft en hoe mensen al die lastenverzwaringen ervaren. Het valt mij echter op dat de staatssecretaris in de schriftelijke beantwoording vrij positief is over de voorstellen van de commissie-Van Dijkhuizen. Begrijp ik het goed dat het nieuwe kabinet positief is over de voorstellen van deze commissie? Een verdere verhoging van de btw is naar de mening van de SP uiterst ongewenst en onacceptabel. Als het kopen van producten duurder wordt gemaakt, is het logische gevolg daarvan dat mensen minder kunnen kopen. Dat drukt de bestedingen. In tijden van crisis zal dat alleen leiden tot minder vraag, dus minder productie en dus ook minder banen. De SP wil niet dat het btw-tarief naar 23% wordt verhoogd.

Ook de belastingverhogingen die de commissie-Van Dijkhuizen voor ondernemers en voor ouderen in petto heeft, zijn volstrekt ondoordacht en oneerlijk. Wij kregen overigens ook geen antwoord op onze vraag of het gewenst is dat ondernemers worden opgezadeld met hogere lasten door het afbreken van de zelfstandigenaftrek en de startersaftrek, zoals de commissie-Van Dijkhuizen heeft voorgesteld. Kan de staatssecretaris aangeven of deze beide regelingen blijven bestaan? Of komt er na al die lastenverzwaringen nog meer slecht nieuws voor ondernemers? Zzp'ers maken zich namelijk nu al grote zorgen.

De voorzitter: Voordat de heer Klein interrumpeert, de heer Van Vliet herinnert mij er terecht aan dat de commissie voor Financiën op voorstel van de PVV-fractie heeft besloten om binnenkort een rondetafelgesprek te houden over de voorstellen van de commissie-Van Dijkhuizen.

De heer Klaver (GroenLinks): Voorzitter, een punt van orde. Er wordt nu al een aantal keren aangegeven waar wel of niet over gesproken kan worden. Volgens mij is het aan de Kamerleden om de vragen te stellen die zij willen stellen. Vervolgens is het aan de staatssecretaris om daar al dan niet op te antwoorden. Ik vind dat hij goede redenen heeft om er niet op te antwoorden als iets niet op de agenda staat of als het procedureel niet past. De Kamerleden worden er nu iedere keer op gewezen wat nog in de pijplijn zit of wanneer erover gesproken moet worden. Als ik vandaag een kookboek wil voorlezen van A tot en met Z, ga ik dat zo dadelijk gewoon doen.

De voorzitter: Dat mag u doen, maar ik vond het wel nuttig om eraan te herinneren dat er binnenkort een conferentie over is, want er luisteren ook andere mensen. Ik heb de heer Bashir hierover uitgebreid laten spreken, totdat hij klaar was en hij heeft alle ruimte om verder te gaan, maar dit leek mij een nuttige aanvulling. Verder vult iedereen zijn eigen spreektijd in. Als de heer Klaver het kookboek gaat voorlezen, hoop ik op een goed recept. Het staat u vrij om te spreken over de onderwerpen die u wilt. Als daarover verwarring was, zet ik dat bij dezen recht. Het lijkt mij wel nuttig, ook voor andere mensen, om te weten dat de commissie op voorstel van de heer Van Vliet, dat destijds breed is gesteund, hiermee binnenkort aan de slag gaat. Het is alleen maar goed om dat even te verhelderen.

De heer Klein (50PLUS): Ik sluit mij helemaal aan bij deze woorden en ik hoop dat de staatssecretaris in deze lijn zal reageren, want ik ga geen betoog houden over de commissie-Van Dijkhuizen omdat wij daarover nadere afspraken hebben gemaakt. Tegen de heer Klaver zeg ik dat wij ook afspraken maken met elkaar en dat wij moeten proberen om ons daaraan te houden. Vervolgens hoor ik graag een kookboekrecept, maar dat is een ander verhaal.

De heer Bashir (SP): Ik wijs de commissieleden erop dat dit onderwerp wel degelijk op de agenda staat. In de nota naar aanleiding van het verslag is er uitgebreid op ingegaan. Ik wil graag weten of het kabinet zich aansluit bij de aanbevelingen van de commissie-Van Dijkhuizen. Volgens mij zou dat heel onterecht zijn. Dat kan voor opheldering zorgen in het land, want mensen moeten weten waar zij aan toe zijn. Laten wij dit onderwerp niet keer op keer uitstellen. Ik denk dat het cruciaal is om te weten of de staatssecretaris het eens is met de voorstellen en of het kabinet deze gaat uitwerken. De commissie voor Financiën moet zich uiteraard goed verdiepen in de mogelijke fiscale uitwerking en daarvoor is dat rondetafelgesprek van belang. Voorzitter. Dan kom ik bij het Belastingplan en de fiscale maatregelen voor 2013. Ik ben blij dat de staatssecretaris toezegt zich te willen verdiepen in de tax gap. Dat is een goede zaak. Ik dank hem voor zijn constructieve opstelling. Toch vraag ik bij dezen nog eens of er een beeld bestaat van de omvang hiervan. Het kan toch niet zo zijn dat er helemaal geen aandacht is voor deze cijfers? Als dat wel zo is, is de staatssecretaris dan bereid om deze te delen met de Kamer?

De SP heeft grote moeite met de verdere beperking van de aftrek voor specifieke zorgkosten. Deze aftrekpost is in het leven geroepen om mensen met hoge zorgkosten enigszins te ontzien. De laatste jaren is de mogelijkheid voor zieken in het algemeen en chronisch zieken en gehandicapten in het bijzonder om kosten af te trekken flink verminderd. Langzaam maar zeker is deze regeling afgebouwd, terwijl de zorgkosten voor zieken enkel zijn toegenomen. Ook in de toekomst zullen de zorgkosten voor mensen stijgen, omdat een aantal zaken niet meer worden vergoed uit het basispakket. Daar komt nog een beperking van de aftrekbare zorgkosten bovenop. Ik hoor graag van de staatssecretaris of geanalyseerd is welke gevolgen dit heeft voor mensen met hoge kosten. Welke koopkrachtplaatjes horen hierbij? Wij vinden het ook vreemd dat er geen overgangsmaatregel bij is opgenomen. Daar wordt in de fiscaliteit vaak voor gekozen. Waarom hier niet?

De regering wilde het onbeperkt gebruik van de regeling afdrachtvermindering onderwijs tegengaan. Dat voorstel is ingetrokken, maar ik begrijp dat het wellicht later alsnog zal worden ingevoerd. Is de staatssecretaris bereid om voordat deze maatregel wordt ingevoerd, in beeld te brengen hoe groot het onbedoelde gebruik ervan is?

De thincapregeling wordt afgeschaft, omdat deze onbedoeld ook het mkb raakt. Wij kunnen de afschaffing steunen, maar wij vinden het jammer dat er niets gedaan wordt aan belastingparadijs Nederland. Nederland is uiteraard geen belastingparadijs voor gewone mensen, maar wel voor 80 van de 100 grootste bedrijven die wereldwijd opereren. Zij vestigen hun financieringsfirma's in Nederland. Jaarlijks wordt een bedrag van 10 000 miljard euro, oftewel twintig keer het Nederlandse bruto binnenlands product, door Nederland gesluisd en er zijn naar schatting meer dan 20 000 brievenbusmaatschappijen in ons land aanwezig. Deze maatschappijen dragen geen premies af en van deze maatschappijen is nooit vastgesteld dat ze enig economisch nut hebben en economisch actief zijn. Deze brievenbusfirma's betalen amper belasting.

Ik begrijp dat de staatssecretaris een gunstig vestigingsklimaat belangrijk vindt – en dat geldt ook voor de SP – maar wordt een gunstig vestigingsklimaat niet juist bereikt door de beschikbaarheid van hoogopgeleide werknemers, de aanwezigheid van de goede infrastructuur, de afwezigheid van sociale onrust en veel andere niet-fiscale aspecten? De meeste bedrijven die ervoor kiezen zich in Nederland te vestigen, zullen dat doen vanwege een combinatie van fiscale en vooral niet-fiscale afwegingen. Dat schrijft de staatssecretaris ook in zijn brief van 25 juni 2012. De focus van de regering is echter toch eenzijdig. Omdat Nederland zich te veel focust op alleen het fiscale vestigingsklimaat, lopen zowel Nederland als andere landen veel belastinginkomsten mis. Zeker in tijden waarin iedereen de broekriem moet aanhalen, lijkt me dat ongewenst. Als landen belastinginkomsten mislopen, kunnen zij ook minder investeren in niet-fiscale aspecten van het vestigingsklimaat. Is de staatssecretaris dat met mij eens?

Verder draagt multinationalbelastingparadijs Nederland ook weinig bij aan de belastingmoraal van gewone mensen. Wat moeten mensen denken als zij lezen dat een brievenbusfirma minder afdraagt dan degene met een kleine zelfgespaarde oudedagsvoorziening? En wat denken mensen van het feit dat de armste landen zeven tot acht keer het bedrag dat jaarlijks aan ontwikkelingssamenwerking wordt besteed, mislopen, omdat landen als Nederland een zogenaamd gunstig vestigingsklimaat willen hebben? Heeft de staatssecretaris ook ambities op dit punt? Wij zouden hem dan van harte steunen.

De heer Van Vliet (PVV): Ik weet dat dit een bekend standpunt van de SP is. Daar heeft die partij natuurlijk recht op. Hebben de landen die de heer Bashir beschrijft, tijdens de onderhandelingen met Nederland over een bilateraal belastingverdrag niet automatisch de mogelijkheid om hun zaken op dit vlak beter te regelen? Belastingverdragen gaan immers over de verdeling van heffingsrechten.

De heer Bashir (SP): Uiteraard hebben die landen de mogelijkheid om bij de onderhandelingen het een en ander te zeggen. Het punt is dat juist door die combinatie van veel verschillende belastingverdragen en de mogelijkheid om via heel veel landen geld door te sluizen, allemaal constructies mogelijk zijn die je niet een op een kunt afspreken. Daarbij hoort dan ook een verantwoordelijkheid. Als je aan ontwikkelingshulp doet maar tegelijkertijd belastingconstructies in stand houdt waardoor die landen veel meer geld mislopen, dan heeft de politiek ook een verantwoordelijkheid om daar stappen tegen te ondernemen om bijvoorbeeld die brievenbusfirma's te ontmoedigen.

Voorzitter. Ik vervolg mijn betoog. Om in elk geval te kunnen inzien hoeveel belasting grote multinationals betalen, heb ik samen met het voormalige GroenLinks-Kamerlid Braakhuis al meer dan een jaar geleden een motie ingediend waarin de regering wordt verzocht om zich in te spannen om van de country-by-country reporting de internationale norm te maken, zodat multinationals moeten aangeven hoeveel belasting ze in een land betalen. Deze motie is aangenomen. Ik heb begrepen dat er in Europa hard gewerkt wordt om tot deze nieuwe norm te komen. Kan de staatssecretaris toezeggen dat hij ons hiervan periodiek op de hoogte houdt? Wij vinden het heel belangrijk dat inzichtelijk wordt gemaakt wat internationals moeten betalen.

Mijn fractie is er ook voorstander van om de substance-eisen verder aan te scherpen. De staatssecretaris lijkt te suggereren dat het nu eigenlijk wel prima geregeld is, omdat Nederland niet uit de pas loopt. Nederland loopt echter wel degelijk uit de pas, bijvoorbeeld met het aantal brievenbusfirma's waarover ik zojuist sprak. Ik vraag de staatssecretaris dan ook om zich constructief op te stellen en mee te denken, zodat we de vestigingseisen zo vorm kunnen geven dat we reële activiteiten in Nederland behouden – daar doen we het met het vestigingsklimaat immers voor – en andere activiteiten, waar eigenlijk geen reële toegevoegde economische waarde voor Nederland in zit, ontmoedigen. Kan de staatssecretaris hier uitgebreid nader op ingaan?

Ik ben al even ingegaan op de levensloopregeling. Wij zijn er voorstander van om die regeling volgend jaar vrij te laten, maar de vraag is waarom de staatssecretaris ervoor kiest om een grens van € 3 000 in te stellen. Hoeveel mensen zitten nu boven die € 3 000 en welke garantie is er dat de levensloopregeling afgemaakt kan worden? De regeling was ooit namelijk ook bedoeld om eerder te kunnen stoppen met werken. Blijft die bestemming mogelijk? In het algemeen vind ik dit getuigen van de onbetrouwbaarheid van de overheid, want de mensen is iets in het vooruitzicht gesteld. Dat gebeurde eerst met de levensloopregeling, die heel veel mensen niet eens af konden maken. Vervolgens was er het vitaliteitssparen, dat niet eens meer wordt ingevoerd. Nu is er de vraag en de onzekerheid wat je nog kunt doen met de levensloopregeling. Ik vraag de staatssecretaris om daarop in te gaan.

Dan de overige fiscale maatregelen, allereerst op het punt van de anbi's. Mensen die geld willen schenken aan goede doelen, hebben het recht om te weten waaraan dat geld wordt besteed, wie het bestuur vormen en wat de beloningen van die bestuurders en eventuele andere medewerkers zijn. Ook dienen mensen laagdrempelig contact op te kunnen nemen met die instellingen, zodat mensen die willen schenken, opheldering kunnen vragen over het beleid van de instelling. De SP-fractie is ook van mening dat de anbi-status moet worden ontnomen als bestuurders vooral zichzelf als goed doel zien. Ik bedoel daarmee natuurlijk dat er voor bestuurders van anbi's een prikkel aanwezig moet zijn om zichzelf niet al te hoge salarissen toe te bedelen. In de visie op toezicht en verantwoording in de filantropische sector staat dat uiterlijk in het vierde kwartaal van 2013 een gedragscode gereed zal zijn waarin aandacht wordt geschonken aan de beloningen. Mijn vraag hierover aan de staatssecretaris is hoe die gedragscode tot stand komt. Komt er een bindende code voor de hoogte van de beloningen van anbi-bestuurders of blijft het allemaal toch behoorlijk vrijblijvend?

Wij vinden het echt van belang dat aan de anbi-status ook de regel gekoppeld moet worden hoeveel een bestuurder van de anbi-instelling mag verdienen. Het kan niet zo zijn dat mensen geld schenken en denken dat dat geld bij een goed doel terechtkomt, terwijl dat geld uiteindelijk in de zakken van de bestuurders belandt. Wij zullen dan ook met een voorstel komen om dit echt aan elkaar te koppelen. Als een bestuurder een veel te hoog salaris heeft, mag de instelling geen anbi-status hebben. Ik wilde met een motie komen, maar wellicht is de staatssecretaris bereid om toe te zeggen dat hij dit gaat uitwerken.

En dan het toezicht hierop, want er worden natuurlijk eisen gesteld. Op het punt van beloningen gaan die eisen niet ver genoeg, maar wel op andere punten. Mijn vraag aan de staatssecretaris is hoe de Belastingdienst toezicht gaat houden op deze eisen. Wat zijn de plannen? We vinden het overigens wel spijtig dat de eisen niet gewoon per 1 januari 2013 kunnen ingaan.

Ik ben enthousiast over de maatregel om de vrijstelling van energiebelasting voor het opwekken van elektriciteit zodanig te formuleren dat dit geen negatieve gevolgen heeft voor andere vormen van input dan gas. Als een wijk gezamenlijk zonnepanelen koopt om die op een aantal huizen te plaatsen, moeten deelnemers die toevallig geen panelen op het eigen dak hebben, echter energiebelasting betalen, terwijl degenen die wel panelen op het dak hebben, geen energiebelasting betalen. Volgens de SP-fractie zou het gerechtvaardigd zijn als men in het algemeen geen belasting hoeft te betalen over zelf geproduceerde elektriciteit, ook als de zonnepanelen zich niet op je eigen dak bevinden. Mijn collega Paulus Jansen heeft hierover samen met de heer Samsom van de PvdA in 2011 een motie ingediend. Mijn verzoek aan de staatssecretaris is of hij bereid is om op dit punt een positieve grondhouding aan te nemen. Dit onderwerp leeft immers heel sterk en zal in de toekomst ook heel veel innovatie mogelijk maken.

Tot slot heb ik een aantal kleinere punten, allereerst de oldtimers. Het nieuwe kabinet stelt voor om de vrijstelling voor oldtimers af te schaffen. Ik vermoed dat de partijen zich op dat punt heel erg rijk rekenen. Daarvoor is 140 miljoen ingecalculeerd. Laten we eerlijk zijn: een heleboel van die oldtimers die nu nog een kenteken hebben en geregistreerd staan, zullen worden uitgeschreven; vooral in de wintermaanden maar ook in de rest van het jaar, naar verwachting zo'n 70% van de oldtimers. Die 140 miljoen zal dus bij lange na niet worden gehaald. Hiermee worden wel heel veel mensen geplaagd en gepest, omdat zij niet van een oldtimer kunnen genieten. Is de staatssecretaris bereid om, in plaats van de vrijstelling af te schaffen, een kilometerbegrenzing in te voeren, bijvoorbeeld voor maximaal 2 500 kilometer per jaar? Zo zorg je ervoor dat dit culturele en historische erfgoed behouden kan blijven en reken je je tegelijkertijd niet rijk met bedragen die waarschijnlijk toch niet zullen worden gehaald. Die oldtimers staan in garages, worden niet gebruikt en zullen dus gewoon worden uitgeschreven. Heeft de staatssecretaris rekening gehouden met die gedragseffecten? Dat doet de staatssecretaris doorgaans niet.

Nu de vermogensongelijkheid in Nederland. Recent werd bekend dat 1,3% van de huishoudens in Nederland maar liefst 39% van het particuliere vermogen bezit. Dat is die mensen gegund. In de inkomstenbelasting kennen we het progressieve systeem: hoe meer inkomen, hoe meer belasting je betaalt. Wij zouden een progressief stelsel bij de vermogensrendementsheffing in box 3 eerlijker vinden, dus dat mensen die meer dan een miljoen euro aan vermogen op hun spaarrekening hebben, meer betalen dan mensen die minder hebben. Dit zou je budgettair neutraal kunnen invoeren, zodat sparen wordt gestimuleerd voor mensen met weinig vermogen terwijl van mensen met een groot vermogen een hogere bijdrage wordt verwacht. Deze mensen wordt zo gevraagd om hun geld te investeren in de economie, wat bijdraagt aan de economische activiteit in Nederland. Ik vraag de staatssecretaris of hij bereid is om mee te denken in die richting.

Tot slot een openstaande toezegging over de openbaarheid van belastingrechtspraak. Inmiddels is er een consultatie geweest. In de schriftelijke beantwoording stelt de staatssecretaris dat hij tegenstander hiervan is. Sterker nog, als Kamerlid heeft hij hierbij het voortouw gehad. Wij zijn hier nu wel al heel lang mee bezig. Graag hoor ik van de staatssecretaris een datum; wanneer komt hij hiermee? Ik hoop nog in 2013, dat zou heel fijn zijn. Tot zover mijn inbreng. Als minister Blok straks ook is aangeschoven, zal ik op bepaalde punten terugkomen.

De heer Koolmees (D66): Voorzitter. Allereerst wil ik de staatssecretaris feliciteren met zijn herbeëdiging. Welkom terug in ons midden! Ook wil ik een uitgebreid compliment maken aan de ambtenaren van de staatssecretaris. Onder een grote tijdsdruk zijn grote veranderingen doorgevoerd. We hebben het Lenteakkoord gehad, het Herfstakkoord en het regeerakkoord. Er zijn maatregelen uitgewerkt die niet tot een resultaat hebben geleid, zoals de reiskostenvergoeding, maar waar veel tijd in is gaan zitten, bij grote tijdsdruk. Ik wil mijn oprechte waardering en bewondering uitspreken in de richting van de ambtenaren, die dit allemaal hebben geproduceerd. Ik mag dat ook wel zeggen, als een van de aanstichters van het Lenteakkoord en ook van een hoop van de wetgeving die in de zomer moest worden uitgewerkt. Ik heb reeds vele vragen gesteld bij zowel het eerste als het tweede verslag. De antwoorden daarop waren helder, dus dank daarvoor.

Ik begin met een korte, algemene lijn en een aantal punten. Vanmiddag zal ik ingaan op de woningmarkt. Voor D66 is bij belastingheffing een aantal principes van belang: werken moet lonen; wij willen grote stappen zetten op het gebied van vergroening; wij willen vereenvoudigen; wij willen fiscale prikkels om schulden op te bouwen, wegnemen. Werken moet lonen, dat is een belangrijk punt voor ons. De inkomstenbelasting moet omlaag. Bijna iedereen is het daarmee eens. Het kan ook, als je de grondslagen verbreedt en verdergaat met vergroenen, en overstapt op indirecte belastingen waarmee je de belasting op arbeid kunt verlagen. Helaas kiest – althans, tot gisteravond – het kabinet voor nivelleren via de zorgpremie. Dat betekent dat de marginale druk juist weer wordt verhoogd, wat weer een prikkel vormt om minder te gaan werken. Dat vind ik een heel slecht teken. Ik hoop dan ook dat de plannen worden aangepast. Ik zie de staatssecretaris afwachtend kijken. Wij hebben allerlei mailtjes en berichten binnen gekregen. Er schijnt overeenstemming te zijn. Wij wachten even rustig af. Voor onze fractie is helder dat het nog verder afremmen van arbeid geen goede weg is.

Vergroening, het groene belastingstelsel dat uitgaat van het principe dat de vervuiler betaalt, is helaas nog niet gerealiseerd. Ik noem in dit verband de energiebelasting voor grote bedrijven, bestrijdingsmiddelen maar ook oldtimers. Tegelijkertijd vindt mijn fractie dat goed gedrag moet worden beloond. Mensen en bedrijven die kiezen voor schone energie moeten daarvoor worden beloond, niet gestraft. Dat is ook een terrein waarop nog veel te winnen is.

Het vereenvoudigen van de inkomstenbelasting was een belangrijk speerpunt van de staatssecretaris in de vorige kabinetsperiode. Ik neem aan dat het dat blijft. Wij hebben een wirwar aan aftrekposten gemaakt. De commissie-Van Dijkhuizen heeft dat in kaart gebracht. Er zijn 54 inkomensafhankelijke regelingen. De lokroep, ook van mijn kant, om allerlei uitzonderingsposities en regeltjes te realiseren, is vaak groot. Ik vind dat wij ons in de politiek aan de mast moeten vastbinden om het stelsel echt eenvoudiger te maken. Ik hoop dat dat gaat lukken.

Ik heb in de afgelopen jaren ook veel aandacht gevraagd voor het verminderen van de fiscale prikkels van schulden. Ik ben blij te constateren dat wij op een aantal terreinen voortgang hebben geboekt. Wij zijn er nog niet, maar wij hebben wel voortgang geboekt. Ook in het regeerakkoord staan afspraken over de woningmarkt. De fiscale prikkel om zoveel mogelijk schuld aan te houden, is weggenomen. Vanmiddag bespreken wij of wij er helemaal zijn, maar in elk geval is die prikkel verkleind. Hetzelfde geldt voor de vennootschapsbelasting en de overnameholding en de deelnamevrijstelling. Er is een goede stap in de goede richting gezet. Misschien dat de heer Groot en ik later dit jaar nog eens een intellectuele sessie starten over hoe wij daarmee structureel willen omgaan. Er zijn in elk geval goede stappen gezet.

Er is een tussenrapport uitgebracht door de commissie-Van Dijkhuizen. Mijn fractie heeft daarop positief gereageerd. Zij herkent veel van de bouwstenen die daarin staan. Die passen in haar visie op het toekomstige belastingstelsel. Ik noem in dit verband de verschuiving van de inkomstenbelasting naar de btw zodat werken weer gaat lonen, de vereenvoudigingsoperatie en het hervormen van de woningmarkt. Helaas is in het regeerakkoord niet alles overgenomen, maar er zitten wel een heleboel aantrekkelijke aspecten in. Het totaalpakket van de commissie-Van Dijkhuizen leidt tot 140 000 extra banen. Dat is een welkome aanvulling op dit regeerakkoord waarin juist banen worden vernietigd, wat naar mijn mening jammer is. Ik hoop dat dat via de correctie van de zorgpremie ten goede wordt gekeerd. Ik wacht de voorstellen daarover met belangstelling af.

Mijn concrete vraag over dit punt aan de staatssecretaris is de volgende. Er komt nog een definitief rapport van de commissie-Van Dijkhuizen waarin nader wordt ingegaan op alle inkomensafhankelijke regelingen en hoe die vereenvoudigd kunnen worden. Is er ruimte om de komende jaren met de Kamer in overleg te gaan over het zetten van grotere stappen op dat punt? In het regeerakkoord zijn stappen gezet. Ik ben zeer benieuwd of er politiek ruimte is om nadere invulling van de commissie-Van Dijkhuizen op te pakken. Ik zie daarin grote uitdagingen. Ik ben benieuwd naar de reactie van de staatssecretaris daarop.

Aan de hand van vier blokjes ga ik concreet in op een aantal punten: werken moet lonen, vennootschapsbelasting, faillissementsrecht en een heleboel overige punten. De woningmarkt sla ik even over want die komt vanmiddag aan de orde. Over het principe dat werken moet lonen heb ik net al iets gezegd in relatie tot de commissie-Van Dijkhuizen. Wij hebben in het nader verslag vragen gesteld over de marginale druk. Ik schrik van de figuurtjes die zijn weergegeven. Bij alleenstaanden die van een uitkering naar werk gaan, zit de marginale druk tegen de 100%. De inkomensafhankelijke zorgpremie komt daar nog bij. Het loont dan gewoon niet om te gaan werken. Daar zit voor de staatssecretaris de grote uitdaging bij de uitwerking van het fiscale stelsel volgens de bevindingen van de commissie-Van Dijkhuizen. Mijn collega, Steven van Weyenberg, doet bij de begrotingsbehandeling van SZW allerlei concrete suggesties daarvoor. Juist op dit terrein lijkt het mij goed dat iemand die van een uitkering naar werk gaat er echt op vooruitgaat. De cijfers in de nota naar aanleiding van het nader verslag zijn niet positief wat dit betreft. Daar is echt nog een wereld te winnen.

Ik kom op het blokje Vpb en bedrijven. Ik ben benieuwd of onderzoek is gedaan naar de doorstroom van zzp'er naar mkb'er en van mkb'er naar grotere mkb'er en misschien zelfs wel naar het grootbedrijf. Uit de praktijk hoor ik steeds meer signalen dat het gewoon niet loont om te groeien. Naarmate je bedrijf groter wordt en doorgroeit, krijg je steeds meer lasten en ga je een hoger Vpb-tarief betalen. Het wordt niet gestimuleerd om te groeien. Heeft de staatssecretaris hiervan analyses laten maken of heeft hij hierover onderzoek beschikbaar? Is hij bereid om dit punt op te pakken? Ik vind het een serieus signaal uit de praktijk als mensen zeggen dat het gewoon niet loont om te groeien. Als je meer personeel in dienst hebt, ga je meer belasting en een hoger Vpb-tarief betalen. Dit is een belangrijk punt om de fiscale groeiagenda vorm te geven. Ik ben benieuwd of de staatssecretaris hierin inzicht kan bieden of er onderzoek naar heeft gedaan. Zo niet, dan vraag ik hem of hij dat onderzoek wil laten verrichten. Dat lijkt mij ook een mooie aanvulling op de commissie-Van Dijkhuizen.

De heer Dijkgraaf (SGP): Dit is een heel mooi punt van de heer Koolmees, dat volslagen terecht is en dat volgens mij in den brede wordt gedeeld. Het moet dan wel verdergaan dan «we zitten nu eenmaal in moeilijke situaties», want dit is natuurlijk wel de motor van de economie: van zzp'er naar kleinbedrijf, van kleinbedrijf naar middelgroot bedrijf en als het even kan naar grootbedrijf. Moeten wij dan geen actieplan hebben dat verdergaat dan alleen onderzoek? Ik vraag de staatssecretaris om hiervan echt werk te maken en met een notitie te komen. Laten we met zijn allen nu eens goed praten over de mogelijkheden, natuurlijk binnen de grenzen van het regeerakkoord, dat snappen we allemaal ook wel. Hier moet echt iets gebeuren.

De heer Koolmees (D66): Daar ben ik het helemaal mee eens. Ik ben dol op actie, maar ik ben ook benieuwd naar wat de staatssecretaris al heeft gedaan aan studies en analyses. Zeker als de commissie-Van Dijkhuizen straks komt met een bredere analyse, hoop ik dat er in de coalitie ruimte is om nog aan wat knoppen te gaan draaien. Ik ben daar een groot voorstander van. Dit lijkt mij een goed punt om nader uit te werken. Ik ben benieuwd naar de reactie van de staatssecretaris.

Voorzitter. Een concreet punt betreft de herinvesteringsreserve. In de tweede nota van wijziging is een wijziging van de antimisbruikbepaling tegen de handel van lichamen met een herinvesteringsreserve opgenomen. Hiermee wordt beoogd dat een belastingclaim op een beheerlichaam bij belangenwijziging niet onterecht kan worden uitgesteld of illusoir kan worden gemaakt. Enerzijds worden de regels verduidelijkt en anderzijds worden de regels aangescherpt. De herinvesteringsreserve moet toch aan de winst worden toegevoegd bij de verwerving van een bedrijfsmiddel als er daarna binnen zes maanden een bedrijfswisseling plaatsvindt. Om hoeveel gevallen per jaar gaat het hier? Wat is het budgettaire bedrag dat met deze aanscherping is gemoeid? Dat kon ik niet terugvinden in de nota naar aanleiding van het verslag, dus ik ben benieuwd naar het feitelijke antwoord.

Over de innovatiebox had mijn fractie vragen gesteld in het nader verslag. De staatssecretaris heeft een evaluatie toegezegd van de innovatiebox; dank daarvoor. Ik vraag hem of deze evaluatie aan het begin van het jaar kan worden gepland, dus voor de zomer. Als de evaluatie beschikbaar is, kunnen we nadenken hoe we de uitkomsten ervan gaan verwerken in het Belastingplan 2014. Misschien kunnen we er ook nog over debatteren in het kader van het gegeven dat er in het regeerakkoord toch wel wordt bezuinigd op fiscale innovatieregelingen. Als je een goede evaluatie laat doen, moet je er ook wat mee kunnen, bijvoorbeeld wijzigingen aanbrengen. Dat betekent dat we wel de tijd moeten hebben om er goed over na te denken. Ik hoor graag van de staatssecretaris wat er volgend jaar kan.

Om dezelfde reden vraag ik wanneer de evaluatie van de RDA+-regeling kan worden verwacht. Deze regeling is nieuw; zij is net ingevoerd door de vorige minister van EL&I. Het betreft een aanvulling op de WBSO. Ik begrijp dat het vroeg komt, maar het lijkt mij ook in het kader van de bredere fiscale innovatieregelingen goed om hierin inzicht te hebben. Ik kan me ook voorstellen dat begin volgend jaar te vroeg is, omdat de regeling pas een jaar bestaat, maar toch lijkt het me goed om dit volgend jaar mee te nemen in een bredere beschouwing van de fiscale innovatieregelingen, ook in relatie tot de aangekondigde bezuinigingen.

Mijn volgende punt betreft bodemrecht en faillissement. Ik begrijp het voornemen van de staatssecretaris om iets te doen aan fraudebestrijding. Het bodemrecht kan daartoe een instrument zijn. Ik maak mij echter zorgen over twee dingen. Ten eerste is dat het effect op de kredietverlening. Ik heb veel signalen uit de praktijk gekregen dat dit van wezenlijke invloed kan zijn op de kredietverlening. Het gaat dan niet zozeer om het bodemrecht alleen maar om de stapeling van maatregelen waarnaar ik de heer Groot net vroeg, zoals Basel III, de FTT en de bankenbelasting. Ook de kapitaaleisen van de financiers worden verscherpt doordat meer risicogewogen naar kapitaal wordt gekeken. De staatssecretaris schrijft dat hij geen inschatting kan maken van de effecten op kredietverlening. Dat is helder maar die effecten stapelen wel. Die signalen vind ik serieus. Ook in relatie tot de credit crunch, waarover wij het de laatste tijd vaak hebben, bekruipt mij af en toe het gevoel van een salamitactiek omdat wij elke keer akkoord gaan met maatregelen, vragen wat voor effect zij hebben op de kredietverlening en dan in januari met een analyse komen dat de stapeling van maatregelen toch wel te veel is. Wat gaan wij dan doen? Dus ik begrijp vanuit de Belastingdienst gezien het punt van de aanpak van fraude, maar het bredere punt van kredietverlening vind ik wel echt een serieus aandachtspunt. Ik vraag mij af hoe de staatssecretaris daarin staat.

In het verlengde daarvan vraag ik ook aandacht voor de faillissementswetgeving. Dat is niet de portefeuille van de staatssecretaris. Ik zag in de eerste nota naar aanleiding van het verslag dat in 2003 het laatste onderzoek is gedaan naar de faillissementswetgeving en naar de positie van de Belastingdienst daarin. Wat je vaak hoort van Nederlandse ondernemers is dat het doorstarten van een eenmaal failliet gegane onderneming in Nederland ingewikkeld is, onder andere door deze positie van de Belastingdienst. Ik ben benieuwd of de staatssecretaris daarvan een bredere analyse wil geven in zijn eerste termijn en of hij bereid is om hiernaar te kijken. Dat vind ik wel van belang in dit kader. Prima om fraude aan te pakken. Daarvoor krijgt hij de steun van de fractie van D66, maar het bredere punt dreigt van de wagen af te vallen. Daarvoor vraag ik graag aandacht.

Na deze meer algemene, bredere beschouwingen van mijn kant over zaken waarvoor ik de komende jaren aandacht wil vragen kom ik bij meer concrete punten.

Wat de assurantiebelasting betreft, complimenteer ik de staatssecretaris met het compromis dat hij over de invoering ervan en de uitvoering heeft gevonden met het Verbond van Verzekeraars. Kan hij kwantificeren wanneer er teveel is ontweken? Zijn er al gedachten bij wanneer dit wordt ingeroepen? Zijn hiervoor heldere criteria of moet het pas later worden ingevuld?

De heer Van Vliet (PVV): Begrijp ik uit het betoog van de heer Koolmees, als hij het compromis goed vindt dat de staatssecretaris heeft gesloten met de verzekeringsbranche, dat D66 überhaupt een warm voorstander is van deze drastische verhoging van de assurantiebelasting?

De heer Koolmees (D66): Nee, dat mag de heer Van Vliet hieruit niet concluderen. Wij hebben in het Lenteakkoord een maatregel opgenomen waarover wij vaak hebben gedebatteerd, ook met de heer Van Vliet, in verband met de reiskosten. De heer Van Vliet kent mijn opvatting daarover. Dit komt daarvoor in de plaats, maar dan moet dat wel netjes gebeuren. Dat heeft de staatssecretaris nu opgepakt. Daarmee complimenteer ik hem.

De heer Van Vliet (PVV): Wat is er dan netjes aan dat mensen deze drastische verhoging nog eerder moeten betalen dan oorspronkelijk was gepland?

De heer Koolmees (D66): Ik ben niet van de partij «het is niet goed of het deugt niet». Ik vind ook dat wij een verantwoordelijkheid hebben om de overheidsfinanciën op orde te brengen. Daarom hebben wij het Lenteakkoord gesloten. Daarin zaten een hoop vervelende maatregelen waarvan hier nu een aantal voorligt. Daar zat ook de reiskostenaftrek in, die ook op heel veel bezwaren stuitte. Je hebt toch een verantwoordelijkheid om de overheidsfinanciën op orde te brengen. Dat betekent als je er 1,3 of 1,4 miljard uithaalt dat je daarvan dan ook een alternatief moet inbrengen. Mijn fractie heeft niet voor niets haar handtekening gezet onder het Lenteakkoord. Dat hebben wij gedaan omdat wij dachten dat dat beter was dan deze maatregel. Maar tegelijk constateer ik ook dat er geen meerderheid in het parlement was voor deze maatregel. Dan moet je toch nadenken hoe je het wel doet. Alle maatregelen die de lasten verzwaren, zijn natuurlijk vervelend op dit moment. Maar wij hebben ook een tekort op de begroting van nog steeds 18 of 20 miljard en de schuld blijft maar oplopen. In dat kader is het goed dat er maatregelen worden genomen.

PvdA en VVD introduceren in hun amendement een werkbonus, die nu wordt overgenomen in een nota van wijziging. De SGP heeft een subamendement ingediend en nu weer ingetrokken, maar er komt straks een ander amendement op die werkbonus, met name over de horizonbepaling. Dat neem ik aan als ik naar de heer Dijkgraaf kijk. Ik ben daarvan een warm voorstander. Ik ben benieuwd hoe de staatssecretaris daarnaar kijkt. Ik hoor graag of hij voornemens is om in een nota van wijziging ook die horizonbepaling op te nemen en zo niet, waarom niet.

Ik kom bij de levensloop. Gisteren las ik in de media dat VVD en PvdA – mevrouw Neppérus en de heer Groot hebben dat aangekondigd – voorstellen om de tegoeden uit de levensloop vrij te laten vallen. Dat is zeer verstandig. Ik ben benieuwd naar de nadere suggesties van met name de VVD om de verruiming in te zetten voor de hypotheek.

De voorzitter: Dat heb ik als suggestie gedaan.

De heer Koolmees (D66): Dat klopt. Ik zal u er niet op vastpinnen, maar ik vind dat een goede suggestie.

Dan de overgangsregeling met betrekking tot de levensloop. Mensen die meer dan € 3 000 hebben ingelegd, mogen blijven inleggen. Los van de vrijstelling om dat geld op te nemen, kunnen mensen ervoor kiezen om te blijven inleggen, maar het is de vraag of het efficiënt is om de regeling voor een relatief kleine groep in stand te houden. De staatssecretaris is daar ook kritisch over, zo staat in het tweede nader verslag. Hij suggereert om de regeling per 2022 definitief te stoppen, maar het wordt niet geregeld. Klopt dat en zo ja, waarom niet?

Dan de BES. Ik ben het met mevrouw Neppérus eens dat dit een belangrijk onderwerp is. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording van de vragen. Ik dank hem ook voor zijn actieve houding op dit dossier. Mijn fractie is heel tevreden dat de staatssecretaris daar bovenop zit.

De afdrachtvermindering onderwijs is eruit. Daar hoef ik geen vragen over te stellen. Wij debatteren volgend jaar bij de behandeling van het belastingplan over de vraag of het verstandig is om de gehele regeling te schrappen. Als onderwijspartij is mijn fractie het daar natuurlijk niet mee eens, maar daar komen wij later op terug.

Ik dank de staatssecretaris ook voor de toezegging in de nota naar aanleiding van het verslag op het gebied van het slim reisbudget van de B50. De heer Groot refereerde daar zojuist ook aan. Is de staatssecretaris bereid om de Kamer op de hoogte te houden van de voortgang hiervan? Het is een belangrijk punt voor mijn fractie als het gaat om het stimuleren van de mobiliteit en het slim inzetten van budgetten voor het tegengaan van de congestie.

Dan nog twee technische punten. Warmtekrachtkoppelinginstallaties die voldoen aan een rendementseis van 30% zijn vrijgesteld van belasting. Er zitten echter voor- en nadelen aan het gebruik van deze WKK-installaties. De Studiecommissie belastingstelsel suggereerde in 2010 om dit voordeel af te schaffen. Door de opslag voor duurzame energie en de hogere energiebelasting wordt de vrijstelling namelijk steeds ruimer. Mede in dat licht vraag ik mij af of wij niet geleidelijk af moeten van deze vrijstelling. In de nota naar aanleiding van het verslag stelt de staatssecretaris dat de keus hiervoor aan een nieuw kabinet is. Dat nieuwe kabinet is er. Ik ben dus benieuwd hoe het nieuwe kabinet daarover denkt. Er zijn ook scenario's denkbaar over hoe dit gradueel kan worden afgebouwd.

In het verlengde daarvan iets over de energiebelasting SDE-plus. Als ik naar de CPB-doorrekening van het regeerakkoord kijk, dan zit daar een verlaging van de energiebelasting in van 400 miljoen. Wij vinden dat onverstandig, want de energie-intensieve en dus vervuilende industrie krijgt hierdoor extra geld. Wij zouden dit geld liever willen besteden aan het verruimen van de EIA, de energie-investeringsaftrek, zodat er ook fiscaal voordeel is als je investeert in energiebesparende technieken of duurzame energie. Daarmee breng je ook de vergroening tot stand waarover ik in mijn inleiding sprak. Ik krijg daar graag een reactie op van de staatssecretaris.

De heer Van Vliet (PVV): De heer Koolmees sprak over de WKK-installaties. Dat scharen wij onder de noemer decentrale opwekking. Collega Van Veldhoven heeft een initiatief van het CDA ondersteund om alle vormen van decentrale opwekking onder noemer van SDE-plus te laten meeprofiteren van dat faciliteren door de overheid. Dat lijkt in tegenspraak met het fiscale verhaal van de heer Koolmees.

De heer Koolmees (D66): Deze bullet heeft mevrouw Van Veldhoven hoogstpersoonlijk aangeleverd, dus het kan niet de bedoeling zijn dat een en ander in tegenspraak met elkaar is. Wij zijn een groot voorstander van decentrale opwekking van energie, maar het is de vraag of de WKK-installaties niet in de weg zitten als het gaat om alternatieven die echt duurzaam zijn en of het fiscale voordeel niet te groot is en daarmee andere technologieën blokkeert. Dat is de achtergrond van mijn vraag. Daarom mijn suggestie om dat energie-intensieve douceurtje van 400 miljoen in te zetten voor die andere technieken.

Mijn volgende vraag, een vraag die ik nog niet eerder heb ingebracht, ook niet in het verslag, betreft de tax shelter voor de filmindustrie. Naar wij begrijpen, bestaat er een concurrentienadeel voor de Nederlandse filmindustrie omdat er in landen om ons heen tax shelters voor de filmindustrie zijn. Nederlandse producties gaan nu voor de uitvoering naar België en Duitsland. Wij hebben een belastingvoordeel voor de filmindustrie gehad. Dat is afgeschaft en nu zie je dat er een verschuiving plaatsvindt. Wij stellen voor om dit voordeel te herintroduceren. Dat hoeft niet per 1 januari, zo stel ik de staatssecretaris gerust. Dit kan bijvoorbeeld worden gedekt door te schrappen in de landbouwvrijstelling. Ik merk aan de reacties dat een aantal partijen nu wakker schrikken, maar ik denk dat een aantal andere partijen – ik denk aan de VVD en de PvdA – heel enthousiast worden. Ik overweeg om hierover een motie in te dienen tijdens de plenaire afronding. In eerste instantie ben ik benieuwd hoe de staatssecretaris hierop reageert.

Ik zal heel kort zijn ter afronding. Wat betreft de tabak sluit ik me aan bij de vragen van mevrouw Neppérus. Namens mijn fractie spreek ik grote steun uit voor het voorstel van de PvdA en de VVD voor het flexibel opnemen van pensioen, waarmee het mogelijk gemaakt dat het pensioen naar voren wordt getrokken. Ik ben het eens met de opmerking van de heer Groot over de CAM-artsen. Het is inderdaad mede een definitiekwestie: wat is een BIG-arts en wat is een niet-BIG-arts? De vraag hoe je definieert wie recht heeft op een vrijstelling en wie niet, hoort eigenlijk bij de begroting van VWS thuis.

Tot slot spreek ik veel dank uit aan de staatssecretaris en zijn ambtenaren voor de uitgebreide schriftelijke beantwoording van alle gestelde vragen.

De voorzitter: Wij hebben een strenge doch rechtvaardige griffier. Volgens haar heeft de heer Koolmees nog zes minuten over. Het woord is aan mevrouw Schouten.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Voorzitter. Het is wederom een bijzonder Belastingplan. Dat is het wel vaker. Dit keer is het eigenlijk een Belastingplan in drie delen: het Lenteakkoord, het deelakkoord en uiteindelijk het regeerakkoord; de laatste twee kunnen we wel ineenschuiven. Het is ook een bijzondere dag, want voordat de Kamer überhaupt met de regering heeft gesproken, mogen wij al met de staatssecretaris in debat. Dat is een unicum, denk ik. Hierdoor hebben wij de kans dat wij straks, als er wat meer nieuws is, uit eerste hand krijgen te horen hoe de voorstellen rond de inkomensafhankelijke zorgpremie eruit gaan zien en wat ervoor eventueel in de plaats komt. Ik roep de staatssecretaris dus op om zich vrij te voelen om hierop zo meteen, als zijn termijn begint, uitgebreid te antwoorden.

Om te beginnen zeg ik kort iets over de commissie-Van Dijkhuizen. Zij heeft een, wat mijn fractie betreft waardevolle, tussenrapportage opgeleverd. Wij zijn het niet op alle punten met de commissie eens – wij zullen daar later nog wel over komen te spreken – maar de grote lijn kunnen wij zeker onderschrijven, met name wat betreft het verminderen van de lasten op arbeid en de voorstellen voor de woningmarkt.

Eén punt licht ik eruit. De commissie is onder meer ingesteld om te bekijken of het fiscale stelsel meer leefvormneutraal zou kunnen worden; ik kijk even rond om te zien of de collega's die de desbetreffende motie mede hebben opgesteld dit kunnen bevestigen. Dat dit een punt van aandacht is, bleek de afgelopen weken ook maar weer uit de voorstellen over de inkomensafhankelijke zorgpremie. Kostwinnersgezinnen met kinderen zouden daardoor veel harder worden geraakt dan bijvoorbeeld de tweeverdieners. Ik vraag de staatssecretaris om straks, onder meer bij de beoordeling van de plannen van de commissie-Van Dijkhuizen, dit punt nadrukkelijk mee te nemen. Hoe leefvormneutraal kunnen wij ons fiscaal stelsel maken? Ik wil ook graag een bevestiging van hem dat dit nog steeds een streven is, ook van het nieuwe kabinet. Wij zijn inmiddels in een nieuwe fase terechtgekomen, maar ik hoop van hem te horen dat hiervoor aandacht blijft, want dat is hard nodig.

Ik kom op enkele punten uit het deelakkoord, dat nu ook in het regeerakkoord zit, onder andere het schrappen van het vergroeningspakket zoals dat in het Lenteakkoord was opgenomen. Dat pakket zat daar niet voor niets in. Het was mede bedoeld om op onderdelen de economie een impuls te geven, met name met het oog op verduurzaming. Een aantal sectoren ontving volgens dit pakket bijvoorbeeld ook een compensatie voor geschrapte maatregelen; ik noem de rode diesel. Het mes zou zo aan twee kanten snijden, want je stimuleert en je geeft ook een prikkel tot verduurzaming. Ik heb bij de financiële beschouwingen al gezegd dat ik me verbaas over de opstelling van de PvdA die dat nu dus heeft losgelaten. Het politieke debat zullen we daar nog over voeren in de plenaire zaal. Ik wil van de staatssecretaris graag horen wat de effecten zijn van het schrappen van deze maatregelen voor bijvoorbeeld de bouw en de agrosector, met name voor de bouw. Vandaag zagen we weer berichten waarin gemeld wordt dat er acht of negen bedrijven per dag failliet gaan. Dat moeten we ons wel aantrekken. We kunnen dat niet naast ons neerleggen. Mijn fractie zal samen met de fracties van CDA, D66, GroenLinks en SP straks een amendement indienen waarin we pleiten voor een tijdelijk laag btw-tarief voor de bouw om deze sector enigszins tegemoet te komen. Er is namelijk heel veel nodig om deze sector uit het slop te trekken.

De heer Van Vliet (PVV): We zien alle voorstellen natuurlijk met interesse tegemoet. Kan mevrouw Schouten al iets zeggen over de dekking van dit voorstel?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Die kan de heer Van Vliet ook tegemoet zien.

De voorzitter: We zullen dit afwachten. De heer Van Vliet kan er in tweede termijn nog op reageren. We hebben bovendien aanstaande donderdag nog.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Dan kom ik op de verhoging van de assurantiebelasting. Deze maatregel raakt een aantal sectoren ook weer bovenmatig. Ik wil specifiek aandacht vragen voor de glastuinbouw. Heeft de staatssecretaris de effecten bekeken van de verhoging van de assurantiebelasting op specifiek de glastuinbouw? Het LEI heeft hier al wel naar gekeken. Ik wil van de staatssecretaris zelf ook graag een reactie. Kan hij aangeven wat de consequenties zijn voor die sector? Zullen er naar zijn inschatting mogelijkerwijs problemen uit voortvloeien?

Dan kom ik op de aftrekbaarheid van de provisies van tussenpersonen. Daar zit een hele discussie achter en die hebben we hier vaak gevoerd. De kern voor mijn fractie is dat advies wel mogelijk moet blijven voor consumenten. Er zijn nu twee zaken waarvoor de provisie straks niet meer aftrekbaar is, namelijk de lijfrentes en de arbeidsongeschiktheidsverzekeringen. De staatssecretaris zegt dat dit de adviesdrempel niet beperkt. Toch gaat er misschien een rare situatie ontstaan waarin voor het ene advies, bijvoorbeeld over de eigen woning, wel aftrek kan plaatsvinden, maar als er over lijfrente wordt gesproken weer niet. Hoe gaat dit concreet vormgegeven worden? Worden er dan twee rekeningen opgesteld? Hoe wordt er gecontroleerd wanneer het ene advies ophoudt en het andere begint? Kan de staatssecretaris daar meer inzicht in geven? Hoe komt hij tot de conclusie dat het voor consumenten niet belemmerend werkt om advies te vragen?

Over het bodemvoorrecht is al veel gesproken. Ik heb al een interruptie geplaatst tijdens de inbreng van mevrouw Neppérus. Wij snappen dat de Belastingdienst hiernaar kijkt, want wij zien ook wel dat je bepaalde constructies wilt voorkomen. Voor onze fractie is echter van groot belang welk effect dit heeft op de kredietverlening. De staatssecretaris ontkent niet dat er een effect kan zijn, maar hij weet het niet. Hij gaat het nu eerst invoeren en dan gaat hij monitoren of het gevolgen heeft. Wij vinden dat de verkeerde volgorde. Zo span je echt het paard achter de wagen. Kredietverlening is al een heel kwetsbare kwestie, zeker richting het mkb. Wij willen voorkomen dat we straks een maatregel hebben genomen die daar impact op heeft. Voor ons is het daarom echt van belang dat de staatssecretaris probeert inzicht te geven in de gevolgen. Als hij zou zeggen dat het geen gevolgen heeft, dan is dat ook een conclusie, maar nu laat hij het in het midden. Wij willen voor donderdag een nadere onderbouwing van de effecten die hieraan vastzitten.

De afdrachtvermindering onderwijs wordt nu uit het Belastingplan gehaald. Feit is wel dat het onderwijs niet dezelfde startdatum heeft als een kalenderjaar. Meestal beginnen opleidingen in het najaar, in september bijvoorbeeld. Als werkgevers weten dat de afdrachtvermindering er in 2014 afgaat, kan dat eventueel ook al iets betekenen voor 2013. Men kan terughoudend worden met het aantal opleidingen dat aangeboden wordt. Dan wordt het wel een discussie die wij hier moeten voeren, want dan moet je zicht hebben op de effecten van die maatregel. Kan de staatssecretaris daar nu iets meer over zeggen, of kan hij anders zeggen dat er voor de opleidingen die in 2013 zijn begonnen in ieder geval nog een eerbiedigende werking is, zodat dit straks in de praktijk geen problemen oplevert?

Ik kom op de BES-eilanden. Ik dank de staatssecretaris voor zijn antwoorden en vooral voor de inspanning die hij heeft geleverd om tot goede resultaten te komen op de BES-eilanden. Mijn fractie staat daar helemaal achter. Daar heb ik niet zo veel aan toe te voegen.

Over de anbi's is hier al veel gesproken. Wij staan achter een transparantieplicht voor de anbi's, maar ik heb nog wel een aantal vragen over de wijze waarop deze wordt vormgegeven. De anbi's moeten op hun website inzicht gaan geven in hun activiteiten en bestedingen. Hoe moet ik dit voor mij zien? Gaan de belastinginspecteurs al die websites afstruinen om na te gaan of de benodigde informatie erop staat? Hoe wordt getoetst of deze informatie voldoende is? Welke criteria worden daarvoor gehanteerd? Ik zie vooral veel werk voor de Belastingdienst opdoemen. Ik vraag mij af of dit niet slimmer kan. Er zijn al voorstellen gedaan, maar de staatssecretaris heeft gezegd dat uitvoering daarvan lastig zou zijn. Graag krijg ik meer inzicht in de opties die hiervoor overwogen zijn.

Over de sbbi's bestaat ook nog behoorlijk wat onduidelijkheid. In de nota naar aanleiding van het nader verslag heeft de staatssecretaris geantwoord op een vraag hierover van ons. Het ene dorpshuis wordt aangemerkt als een anbi, het andere dorpshuis zou een sbbi zijn. Kunnen er heldere criteria komen zodat het voor iedereen duidelijk is wat waaronder valt? Dan hoeven we straks niet allerlei uitspraken te interpreteren en na te gaan welke gevolgen een en ander heeft voor andere situaties. Ik wil hierover graag wat meer helderheid, want dit punt roept in de praktijk veel vragen op.

Ik kom op de levensloop voor de restschuld. Ik ben het ermee eens om na te gaan wat de mogelijkheden daarvoor zijn. Ik kijk graag mee. Ik kan mij voorstellen dat er vragen van burgers komen. Waarom geldt dit alleen voor de restschuld? Kan dit dan niet ook voor andere zaken gaan gelden?

De voorzitter: Met mijn VVD-pet op zeg ik: ik denk aan de restschuld, maar je zou ook aan andere dingen kunnen denken. De restschuld is zeker een punt om over na te denken, want dat is een groot probleem. Het lijkt mij dat over andere zaken gewoon te praten is.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Zou je dit ook kunnen inzetten voor het dichten van het AOW-gat? Ik wil graag kijken naar de opties die de fracties van de PvdA en de VVD geven. Je kunt ook nagaan of je het levenslooptegoed kunt inzetten voor de pensioenspaarregeling of de lijfrenteregeling om het AOW-gat iets meer te dichten. Kan de staatssecretaris aangeven wat de opties zijn en of hij daar iets in ziet?

Tot slot kom ik op de schenkingsvrijstelling. Dit punt bevindt zich een beetje op het snijvlak van blok I en blok II. Het hoort formeel niet thuis in de wetgeving die wij vanmiddag zullen behandelen, dus ik noem het nu maar even. Wij hebben aangegeven dat wij graag een verruiming willen van de schenkingsvrijstelling voor de aankoop van een nieuwe woning. In de nota naar aanleiding van het nader verslag heeft de staatssecretaris geschreven dat daar wel mogelijkheden voor zijn. Wij vinden het belangrijk dat de mogelijkheden voor de financiering van een eigen woning verruimd worden, mede omdat dat de doorstroming op de woningmarkt bevordert. Daarom zal mijn fractie een amendement indienen om de leeftijdsgrens voor belastingvrij schenken – nu kun je aan kinderen tot 35 jaar belastingvrij schenken – op te rekken naar 40 jaar. Wij zullen hiervoor vandaag of maandag een amendement indienen.

De heer Klaver (GroenLinks): Voorzitter. Ik vroeg me af of het ervan zou komen, maar vandaag spreken wij toch echt over het Belastingplan 2013. Het is gebruikelijk dat iedereen op zijn telefoon en iPad kijkt gedurende allerlei debatten, maar vandaag doet men dit met bijzonder veel interesse om te bekijken wie er nu weer met wie spreekt op het ministerie van Algemene Zaken aan de overkant. De staatssecretaris had geen enkele indicatie dat wat daar wordt besproken, impact heeft op het Belastingplan 2013. Ik geloof hem natuurlijk op zijn prachtige blauwe ogen, maar of dit werkelijk het geval is ...

De heer Koolmees (D66): Voorzitter, u zit naast de staatssecretaris. Misschien kunt u even in zijn ogen kijken om vast te stellen welke kleur die hebben.

De heer Klaver (GroenLinks): Ik ben nu wel benieuwd, voorzitter.

De voorzitter: Zijn ogen hebben iets blauws, maar er zitten meer tinten in.

De heer Omtzigt (CDA): Dat is de helderheid van de regering op dit moment.

De heer Klaver (GroenLinks): Dit is een mooi moment om stil te staan niet alleen bij de ogen van de staatssecretaris, maar vooral bij de vormgeving van ons belastingstelsel in meer algemene zin. Terwijl een aantal voorliggende voorstellen zeker de steun van mijn fractie hebben, wordt het in het Belastingplan 2013 en ook in het regeerakkoord nagelaten om een grotere en wenselijke herziening van ons belastingstelsel door te voeren. Volgens ons is dit hard nodig. Daarom sta ik vandaag stil bij drie belangrijke onderwerpen: de schuldeneconomie, de vergroening van het belastingstel, de belastingontwijking en verder bij een aantal diverse onderwerpen.

Ik begin met de schuldeneconomie. In de jaren voor 2008 bloeide onze economie. Deze groei werd in de eerste plaats mogelijk gemaakt door een groeiende schuldenberg. Bij bedrijven steeg het aandeel vreemd vermogen op het balanstotaal met maar liefst met 10% in de periode van 2004 tot 2008. Het gaat hierbij om cijfers van de Nederlandsche Bank. Onze banken hielden tot voor kort minder dan 5% eigen vermogen aan. Nederlandse huishoudens hebben met 128% van het bbp vrijwel de hoogste schuldpositie ter wereld. Het krediet als percentage van het bbp nam toe van ongeveer 130% in 1990 naar ruim 220% in 2010. De belangrijkste oorzaak van de crisis was dan ook dat er te veel goedkope leningen zijn verstrekt door banken. Dit zorgde geruime tijd wel voor forse economische groei, maar wij weten allemaal dat de investeringen die tot deze groei leidden, lang niet allemaal geleid hebben tot reële waardecreatie.

Typerend voor een zeepbel is dat de prijs van een bepaald product niet meer in verhouding staat tot de intrinsieke waarde van dat product. Dit wordt pas een probleem als de zeepbel barst, zie bijvoorbeeld de huidige situatie op de woningmarkt. De definitie van een zeepbeleconomie is een economie die gekenmerkt wordt door een hoge groei, gevolgd door snelle ineenstorting hiervan. Ik vraag mij af wat de waarde is van dit soort groei, groei zonder onderliggende waarde, groei die ons geen banen brengt, groei die niet duurzaam is, maar wel onze financiële stabiliteit in gevraag brengt. Graag krijg ik een reactie van de staatssecretaris hierop.

De crisis leert ons dat dit niet de groei is die wij na moeten streven. Het is immers een groei gebaseerd op schulden. Toch stimuleert de overheid op dit moment via ons belastingstelsel het aanhouden van schulden nog steeds. Vreemd vermogen krijgt een fiscaal voordeligere behandeling dan eigen vermogen. Zo kunnen bedrijven de rente op vreemd vermogen aanmerken als kosten en deze fiscaal aftrekken. Bovendien kunnen particulieren nog steeds gebruikmaken van de hypotheekrenteaftrek. Kan de staatssecretaris toelichten waarom de renteaftrek in ons fiscaal stelsel nog steeds zo verweven is? Is de staatssecretaris bovendien bereid om een overzicht te sturen van alle regelingen die ertoe leiden dat de rente op vreemd vermogen fiscaal aftrekbaar is? Ik verwacht een positief antwoord op dit verzoek. Welke economische voordelen ziet de staatssecretaris in regelingen die het aanhouden van schulden stimuleren? Welke nadelen hebben dergelijke regelingen voor de stabiliteit van ons financiële stelsel? Zal de staatssecretaris zich inzetten om regelingen die de renteaftrek mogelijk maken, af te bouwen? Zo ja, hoe gaat hij dit dan aanpakken?

Ik kom nu op de vergroening van het belastingstelsel. Omdat ik mij hier tijdens de algemene financiële beschouwingen ook al over heb uitgesproken, zal het geen verrassing zijn dat het voor mijn fractie een grote teleurstelling is dat onder andere het belasten van het woon-werkverkeer en het leeuwendeel van de vergoedingsmaatregelen uit de duurzaamheidsenvelop, afgesproken in het Lenteakkoord, geen doorgang zullen vinden. Niet alleen vanwege milieuoverwegingen is vergroening noodzakelijk, maar ook economisch gezien is het nalaten van een vergroening van de belastingen zeer onverantwoord. Grondstoffen worden schaarser en dus duurder. Dit zet onze huidige productiemethoden onder druk en zal onze economische groei belemmeren. Oude productiemethoden hebben in die zin geen toekomst meer. Vergroening kan echter ook bijdragen aan lagere lasten op werk. Werken kan daardoor lonend worden. We zullen ons economisch systeem dus moeten aanpassen, willen wij niet binnen de kortste keren worden geconfronteerd met de volgende crisis. Andere landen hebben dit besef al veel langer. Onze oosterburen laten zien dat omschakeling naar een duurzame economie niet ten koste hoeft te gaan van welvaart. Het is teleurstellend dat wij ons in Nederland buitenspel plaatsen door niet mee te gaan met deze verdere ontwikkelingen. Het verbaast mij dan ook dat het kabinet, en met name de PvdA, niet meer inzet op de vergroening. Is de staatssecretaris van mening dat wij nog wel even kunnen wachten met het omschakelen naar een duurzame economie? Wanneer zou volgens de staatssecretaris wel een geschikt moment zijn om verder over te schakelen op vergroening? Vindt hij het gerechtvaardigd dat bedrijven en verbruikers niet betalen voor de vervuiling die zij veroorzaken, maar dat kosten hiervan op de maatschappij als geheel worden afgewenteld? Zo nee, waarom ontvangen grote energieverbruikers dan nog eens 400 miljoen extra belastingvoordeel?

In de economische theorie wordt vervuiling aangeduid als een negatief extern effect. Omdat negatieve externe effecten niet worden meegenomen in de prijsvorming, treedt marktfalen op. Hierdoor bereikt de markt een suboptimale oplossing. Is de staatssecretaris met mij van oordeel dat op dit punt in ons belastingstelsel onvoldoende correctie plaatsvindt op dit marktfalen? Is de staatssecretaris met mij van oordeel dat marktfalen juist een rechtvaardiging is voor overheidsingrijpen en dat de optimale werking van de markt verstoord wordt als wij dit nalaten? Zo ja, waarom is vergroening dan het ondergeschoven kindje van dit kabinet? De maatschappij is allang klaar voor de nodige vergroening. Waarom is de politiek dat dan nog niet? De duurzaamheidsenvelop uit het Lenteakkoord wordt zonder problemen geschrapt. Ik hoop dat een amendement om in ieder geval een deel van het duurzaamheidsbudget te redden, dat ik samen met andere oppositiepartijen zal indienen, kan rekenen op instemming van de coalitiepartijen en in ieder geval de PvdA.

Aansluitend bij de vergroening heb ik een punt over de saldering. Hierover is een stuk opgenomen in het regeerakkoord. Een en ander moet lastenneutraal gefinancierd worden via een verlaging van de eerste schijf van de energiebelasting. Wanneer kunnen deze salderingsmaatregelen ingaan? Is dat pas vanaf 2014? Of kunnen wij erop rekenen dat al in 2013 gebruik kan worden gemaakt van deze saldering?

Mijn volgende punt is belastingontwijking. De afgelopen weken is veel te doen geweest over de bezuiniging op ontwikkelingssamenwerking. Ook door mijn fractie is dit aangekaart. Het is schrijnend dat juist de allerarmsten de gevolgen ondervinden van de bezuinigingsdrift van dit kabinet. Ik hoop dan ook dat het kabinet ervoor openstaat om hiervoor via een andere route compensatie te vinden. Dat kan door belastingontwijking aan te pakken, zoals collega Bashir ook al heeft opgemerkt. De afgelopen dagen buitelden de berichten over grote mate van belastingontwijking weer over elkaar heen. De Amerikaanse presidentskandidaat Mitt Romney bleek voor maar liefst 80 miljoen euro aan dividendbelasting te hebben ontweken via Nederland, Nederlandse banken hebben tientallen vennootschappen zonder materiële waarde in belastingparadijzen en Apple betaalt dankzij voordelige constructies slechts enkele procenten belasting, terwijl deze ontwijking via belastingparadijzen ertoe leidt dat ontwikkelingslanden ontzettend veel geld mislopen.

Een voorzichtige schatting door Oxfam Novib laat zien dat belastingparadijzen verantwoordelijk zijn voor een inkomensverlies van ontwikkelingslanden van ongeveer 50 biljoen dollar per jaar, en dat is nog een heel voorzichtige schatting. Dit bedrag staat gelijk aan alle hulp die jaarlijks naar de ontwikkelingslanden gaat, is drie keer zo hoog als de kosten voor een universeel zorgsysteem en zes keer zo hoog als de jaarlijkse kosten om iedereen in de wereld lager onderwijs aan te kunnen bieden. Ik vind het schrijnend dat juist de ontwikkelingslanden de dupe worden van ons systeem. De Nederlandse bijdrage hieraan zouden we moeten aanpakken.

Is de staatssecretaris bereid om ontwikkelingslanden voor deze misgelopen belastingen te compenseren? Acht de staatssecretaris het wenselijk dat Nederland internationaal gezien wordt als een land dat belastingontwijking faciliteert? In 2009 heeft Obama Nederland bijvoorbeeld een belastingparadijs genoemd. Bij deze discussie moeten wij overigens niet vergeten dat ook de Nederlandse overheid zelf belasting misloopt door fiscale constructies. Vindt de staatssecretaris het te rechtvaardigen dat vrijwel alle bezuinigingen die dit kabinet neemt, ten laste van mensen komen, terwijl wij via andere routes miljarden aan belastinginkomsten laten wegsluizen? Mijn fractie vindt dit krom. Het is met een kanon op een mug schieten als je de Nederlandse inwoners 16 miljard aan bezuinigingen oplegt, maar anderzijds vele malen grotere bedragen weggeeft aan grote bedrijven. GroenLinks heeft dan ook een geschiedenis van zich inzetten voor het beperken van de mogelijkheden tot belastingontwijking. Vaak werden mijn voorgangers daarin gesteund door de PvdA. Ik hoop dan ook op een constructieve houding van de staatssecretaris om deze problematiek aan te pakken.

De heer Groot (PvdA): Het ging zojuist wel heel erg snel. Werd nu de suggestie opgeworpen dat wij geen 16 miljard, of zelfs helemaal niets meer zouden hoeven te bezuinigen als wij buitenlandse bedrijven maar een fair belastingtarief zouden opleggen? Proefde ik die suggestie in de woorden van de heer Klaver?

De heer Klaver (GroenLinks): Als ik die suggestie heb gewekt, wil ik daar snel afstand van nemen. Nee, natuurlijk niet. Uit de doorrekening van GroenLinks blijkt dat wij ook 15 miljard bezuinigen. Ik denk wel dat het gerechtvaardigd is dat de politiek ook zorgt voor draagvlak voor de bezuinigingen die zij doorvoert. Voor draagvlak is het belangrijk dat je belastingontwijking tegengaat.

De heer Groot (PvdA): Met dat laatste ben ik het helemaal eens.

De heer Klaver (GroenLinks): Op de G20 hebben Duitsland en Engeland gezegd dat zij willen dat grote multinationals minder kunnen profiteren van gaten in de belastingwetten en eerlijker belastingen afdragen. Hiertoe willen ze met gezamenlijke voorstellen komen. Is de staatssecretaris bereid zich aan te sluiten bij dit standpunt van Engeland en Duitsland op de G20? Zo ja, zal hij dan actief meedenken over voorstellen waardoor de gaten in de belastingwetten gedicht kunnen worden?

GroenLinks heeft in het verleden, samen met de PvdA of met instemming hiervan, meerdere moties op dit gebied ingediend. Ik denk aan het invoeren van een bronbelasting en de aanpassing van het begrip «substance» zodat deze reële economische waarde reflecteert, bijvoorbeeld het scheppen van werkgelegenheid. Is de staatssecretaris bereid deze voorstellen opnieuw te steunen?

Ik sluit af met de overige punten. Ik sta kort stil bij een groep die zelden wordt genoemd in het regeerakkoord. Deze groep bestaat uit 800 000 mensen, namelijk zzp'ers. Het doet mij goed te lezen dat het kabinet het urencriterium wil laten vallen. Ook daar heeft mijn fractie zich al lange tijd voor ingezet. Dank daarvoor. Ik maak me echter wel een klein beetje zorgen. Het kabinet gaat ook een winstbox invoeren. Begrijp ik goed dat hierbij de zelfstandigenaftrek, de fiscale oudedagsreserve, de meewerkaftrek, de startersaftrek en de S&O-aftrek vervallen? Zo ja, welk tarief gaat dit kabinet dan hanteren voor de winstbox? Worden zzp'ers bij de vaststelling van dit tarief volledig gecompenseerd voor het vervallen van deze aftrekposten?

Mijn vraag over de anbi's sluit aan bij de vragen die de heer Bashir en mevrouw Schouten hierover hebben gesteld.

De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. Eerlijk gezegd weet ik niet zo heel goed hoe ik moet beginnen. Twee weken geleden, toen er nog geen regeerakkoord was, had ik een tekst voorbereid waarin ik lovend was over de staatssecretaris op basis van de afgelopen twee jaar. Ik zou de commissie-Van Dijkhuizen aanhalen en iets zeggen over de motie van de SGP die was aangenomen en breed werd gesteund. Hierin werd gepleit voor eerlijkere, eenvoudigere en lagere inkomstenbelasting. Ik neem overigens graag de belangrijke vragen over van mevrouw Schouten van de ChristenUnie over leefvormneutraliteit.

Het was een lovende tekst, omdat ik voelde dat we aan dezelfde kant van het touw zaten te trekken. Toen kwam het regeerakkoord en had ik een tekst voorbereid waarin ik mij afvroeg of deze staatssecretaris staatssecretaris is in een kabinet waar de liberale fractie een belangrijk onderdeel van uitmaakt. Ik constateer heel simpel dat mensen die een inkomen verdienen tussen € 35 000 en € 56 500 – ik noem even de oude bedragen; die worden nog opgehoogd – maar liefst een tarief van 49% zullen betalen. Weliswaar daalt het tarief van 42% naar 38%, maar er komt 11% bij. Zij zullen dus de helft inleveren. Dit geldt overigens ook voor de mensen die een inkomen verdienen tussen € 20 000 en € 35 000, maar zij zitten door allerlei inkomensafhankelijke regelingen nu al in een heel hoog marginaal tarief. Boven een inkomen van € 56 000, tot € 68 000, ga je 63% belasting betalen. Ik vond dat ik daar geen lovende teksten over kon schrijven. Iedereen moet beseffen, volgens mij Kamerbreed, dat arbeid hiermee gigantisch wordt ontmoedigd.

Nu hebben we een derde situatie, waarin we eigenlijk nog niet weten wat er gebeurt. Ik hoor graag de visie van de staatssecretaris op dit hele gebeuren. Wat is voor dit kabinet maatgevend, ook in toekomstige discussies? Welke prikkel willen we mensen die keihard nodig zijn voor de toekomst van Nederland geven? Welke prikkel willen wij mensen geven die willen investeren in een stapje harder lopen, in bijscholing of omscholing? Als wij hun de prikkel geven dat zij twee derde van hun inkomsten moeten inleveren bij de overheid, denk ik dat het einde verhaal is. Dan moet je nog meer bezuinigen, omdat je de economie daarmee doodslaat. Ik hoor dus graag die visie.

Vanuit de literatuur heb ik daarbij overigens nog een tip. De afgelopen tijd heb ik begrepen dat Das Kapital van Karl Marx weer belangrijker wordt. Ik heb het in voorbereiding op dit debat weer eens herlezen. Het aardige ervan is dat Karl Marx hoge belastingen juist ziet als gevolg van het kapitalistische systeem. Wij zijn nog weleens geneigd om het tegenovergestelde te denken, maar hij ziet hoge belastingen op arbeid als een ontmoediging voor de arbeider omdat hij zijn eerlijke loon niet meer krijgt. Met de SP pleit ik nu voor lage belasting op arbeid. Graag krijg ik dus hierop een reactie van de staatssecretaris. Hoe belangrijk wordt Das Kapital voor het kabinet?

De voorzitter: Zo te zien, maakt dit wat los.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Ik luister geanimeerd naar het verhaal en het goede betoog van de heer Dijkgraaf. Klopt het dat zijn conclusie is dat de hoge belastingen eigenlijk de schuld zijn van de liberalen?

De heer Dijkgraaf (SGP): Je zou het wel gaan denken op basis van het regeerakkoord. Dat is niet opgesteld alleen door de liberalen, maar dat is samen met de Partij van de Arbeid gedaan. Ik denk in ieder geval dat het een breed gedragen principe moet zijn dat belasting op wat mensen positief tot stand brengen – arbeid is iets positiefs – zo laag mogelijk moet zijn.

De heer Bashir (SP): Op zich vind ik het een goed idee als het kabinet met een reactie komt op Das Kapital.

De heer Koolmees (D66): Met het betoog dat de belasting op arbeid laag moet zijn, ga ik akkoord. Maar het is toch niet de conclusie van de heer Dijkgraaf dat de belasting op kapitaal omhoog moet? Wat moet dan wel hoger?

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik zou wel naar een soort nationaal akkoord willen. De commissie-Van Dijkhuizen geeft daartoe heel mooie aanzetten. In die zin waardeer ik zeer wat die commissie heeft gedaan. Ik vraag het kabinet dus welke ruimte er de komende kabinetsperiode is om dit door de Kamer gevraagde advies daadwerkelijk te concretiseren. Dat betekent verschuiving van belasting naar negatieve dingen. Je hebt het dan over duurzaamheid.

De heer Koolmees (D66): Duurzaamheid is positief.

De heer Dijkgraaf (SGP): Duurzaamheid is positief, maar de heer Koolmees snapt wat ik bedoel. Milieubelasting moet worden belast en de externe effecten moeten worden geïnternaliseerd. Dat is het verhaal van de heer Klaver van zojuist. Dat kun je benutten. Voor de rest moet je schrappen in de posten waarin geld wordt rondgepompt, waardoor je de marginale tarieven zo laag mogelijk kunt hebben. Dan stimuleer je economische groei. Niet voor niets zegt de commissie-Van Dijkhuizen dat dit 80 000 tot 160 000 banen oplevert. Als je echter naar de doorrekening van het regeerakkoord kijkt, kost het juist banen. Als je die twee bij elkaar optelt, zit je op 160 000 tot 320 000 banen, die je kunt winnen als je het fiscale stelsel slim inricht. Gegeven deze inleiding neem ik aan dat de staatssecretaris hier met de stand van kennis van dat moment op reageert. Ik hoor dan wel wat die stand van kennis is.

Over de levensloopregeling is net in het debat al het een en ander gewisseld. Het is goed om te merken dat er een brede steun voor is om het geld dat daarin zit, in te zetten. Wat ons betreft is er ook steun voor een brede inzet daarvan, inclusief de afbouw van de restschuld. Wij hadden een amendement in voorbereiding in samenspraak met het ministerie van Financiën. Die hebben wij ondertussen aangepast op basis van het commentaar in de nota naar aanleiding van het verslag. Ik pas het ook graag aan op basis van de input die in dit overleg is gegeven. Ik zal ook het initiatief nemen om in overleg te treden met anderen om te bekijken of wij iets kunnen neerleggen wat breed gedragen is. Ik dank de staatssecretaris daar dus voor en nodig eenieder uit om daaraan mee te doen.

Natuurlijk begrijpen wij de gedachte achter de werkbonus. Die vinden wij prima als overgangsmaatregel naar een nieuwe situatie. Mensen kunnen sparen om het gat tot hun AOW en pensioen te dichten. Ik vraag echter met de heer Koolmees: wij hebben toch juist bepaald dat dit soort regelingen een horizonbepaling moet krijgen? Als ik nu kijk naar de nota naar aanleiding van het verslag, is de efficiëntie duidelijk. Ik vind het een beetje vreemd dat de regering redeneert dat de effectiviteit en efficiëntie op dit moment duidelijk zijn en dat dit dus tot in lengte van dagen geldt. Dat vind ik heel gek, want wij weten dat wat nu nodig is, over vijf of tien jaar niet nodig is. Ik zou de staatssecretaris nog wel heel scherp willen horen antwoorden op mijn vraag wat ertegen is om een horizonbepaling te hebben en over vijf jaar opnieuw te bekijken of die effectief en efficiënt is. Als wij dan tot de conclusie komen dat die effectief en efficiënt is, continueren wij de regeling. Dan hebben wij in ieder geval een natuurlijk moment om te bekijken of wij ermee stoppen of ermee doorgaan. Anders gaan we door met de wildgroei in het fiscale systeem die we nu hebben, met die hoge tarieven tot gevolg.

Ik kom op mijn laatste onderwerp voor nu. De rest van de tijd reserveer ik voor het deel van vanmiddag. Het betreft de rode diesel. We hebben een amendement ingediend om het vervallen van het verlaagde belastingtarief voor rode diesel terug te draaien en om dat instrument weer in te zetten. Het verdriet ons zeer dat dat tarief ondertussen vervallen ís. Dit is voor zowel de bouw als de landbouw een groot probleem. Het is namelijk een kostenverhoging. We hebben de reactie van de maatschappij gezien toen Albert Heijn zei: we gaan een korting bedingen bij de inkoop. Toen stond het hele land op zijn kop. Nu gaan we de lasten voor de landbouw en de bouw verhogen, terwijl we uit rapportages weten dat die dit niet kunnen terugverdienen in de prijs. Deze sectoren zijn heel belangrijk voor de toekomst van de economie en daarom moeten we dit met elkaar niet willen. Ik roep de collega's dan ook op om heel serieus naar dit amendement te kijken en deze sectoren een betere toekomst te gunnen.

De voorzitter: Ik geef nu het woord aan de heer Klein van de fractie van 50PLUS. Mijnheer Klein, u gaat voor de eerste keer de behandeling van een belastingplan doen.

De heer Klein (50PLUS): Voorzitter. Dit is inderdaad de eerste keer. Als je dit zo'n eerste keer doet, dan merk je dat het een soort hordenloop is. Je praat bij het Belastingplan 2013 over de belastingen in 2013. Dat plan heeft met het Lenteakkoord al een voorgeschiedenis. Daaraan heeft 50PLUS niet deel kunnen nemen. Nu kan 50PLUS wel aan het debat deelnemen. In mijn bijdrage kijk ik naar 2013 in zijn totaliteit, want daar gaan we over praten. Een aantal elementen is in een eerdere fase al besproken zonder dat 50PLUS daarbij aanwezig was.

Als je naar het Belastingplan en naar de belastingsystematiek in algemene zin kijkt, dan zie je twee dingen: de belastingen als inkomstenbron voor de rijksoverheid om ervoor te zorgen dat die kan doen wat ze wil doen en het belastingregime als middel om maatschappelijke doelstellingen te realiseren. In dat laatste geval kun je zeggen: het gaat niet om het geld, het gaat erom maatschappelijk iets te bereiken. Dat maakt het ook zo lastig in dit traject, zeker als we het hebben over bezuinigingen. Elke keer als we het daarover hebben, blijkt dat het eigenlijk niet gaat over bezuinigingen maar over lastenverzwaringen, en dat komt dan weer terug in het Belastingplan. 50PLUS vindt dat een uitermate verwarrende en slechte zaak. In dat verband hebben we gezegd: het is een beetje onhandig om in dit traject nog allerlei vragen te gaan stellen, want iedere keer wordt de ene lastenverzwaring vervangen door de andere lastenverzwaring of wordt er voor een nieuwe oplossing gekozen. We kijken dus liever naar het totaalplaatje dat op een gegeven moment naar voren komt. Daarom zijn we blij met de toezegging van de staatssecretaris dat hij zal aankondigen dat dit het nu is voor 2013. Dat geeft duidelijkheid.

In de belastingsystematiek haal je enerzijds geld binnen middels belastingen en probeer je anderzijds maatschappelijke doelen te realiseren. Met die systematiek is het logisch dat vereenvoudigen geen doel op zich is. Die insteek zullen we ook hanteren in de discussie over het rapport van de commissie-Van Dijkhuizen, die we graag willen voeren. Vereenvoudigen betekent namelijk dat je op een gegeven ogenblik wellicht een aantal maatschappelijke doelstellingen om zeep zou willen helpen of veranderen. Je moet bekijken wat op een gegeven ogenblik het effect is. We constateren dat de effecten voor mensen ouder dan 65 jaar slecht zijn. Je ziet vaak dat er hard wordt geroepen dat werken moet lonen. 50PLUS is daar uiteraard voor, maar aan de andere kant moet je er ook voor uitkijken dat je naar een systeem gaat waarin degene die hard gewerkt heeft, vervolgens nog eens even wordt gepakt. Dan heb ik het dus over de vraag: hoe ga je in je belastingsystematiek om met de gepensioneerden? Wat dat betreft zien we wel een aantal slechte onderdelen in dit traject van het Belastingplan.

Ik kom er niet onderuit om toch een paar punten naar voren te brengen die ook in het Belastingplan naar voren worden gebracht, en wel in «het eerste blokje». Ik noem ze in volstrekt willekeurige volgorde, maar ik eindig uiteraard met wat voor ons extra belangrijk is.

Ik noem allereerst de overdrachtsbelasting, waarover in dit Belastingplan een paragraaf staat. Het heeft ook een relatie met de definitieve verlaging van de overdrachtsbelasting naar 2%. In onze visie zou dat veel meer gestaffeld moeten zijn en zou voor die eerste groep tot drie ton 0% moeten gelden en daarna zou er een verhoging moeten zijn om dat budgettair neutraal te kunnen maken. Dat heeft echter te maken met wat we vanmiddag bespreken in blok 2: hoe gaan we de woningmarktproblematiek aanpakken?

Een apart onderdeel dat hier niet in staat, maar waar ik de staatssecretaris wel een vraag over wil stellen, betreft de erfbelasting. De erfbelasting is enige jaren terug herzien in een zogenaamde vereenvoudiging met twee schijven. Wij hebben echter het idee dat het, zeker voor de kinderen, een verhoging is geweest. Het zou eigenlijk verlaagd moeten worden, zodat kinderen ervan kunnen profiteren als iemand gespaard heeft en een vermogen achterlaat. Je zou moeten gaan naar een vrijstellingssystematiek tot € 250 000.

De heer Groot (PvdA): Ik neem aan dat de heer Klein dan de daad bij het woord voegt en een amendement indient. Ik ben benieuwd hoe hij dit wil dekken.

De heer Klein (50PLUS): Dat is een goede interruptie, maar er volgt nog een zin. Kan de staatssecretaris dit idee betrekken bij een evaluatie van de erfbelasting in 2013, zodat we de elementen van de erfbelasting, de kosten hiervan en andere kosten kunnen afwegen? Er zijn namelijk nog meer punten in de systematiek van de erfbelasting die wellicht een evaluatie behoeven.

Voorzitter. Ik kom op de doorwerkbonus. Het is een soort stimulans om te proberen mensen boven de 60 jaar te laten doorwerken. Dat is op zichzelf positief. Wij vinden de eis van 90% wettelijk minimumloon echter jammer. Dat kunnen wij niet helemaal duiden. Dat is namelijk een extra belemmering om door te werken, met name voor vrouwen met kleine inkomens. Wij willen graag dat de hele minimumlooneis vervalt, waardoor het voor iedereen interessant wordt om door te werken, omdat zij in aanmerking komen voor de doorwerkbonus.

Een ander onderdeel is een gevolg van de maatregelen uit het Lenteakkoord: het opheffen van de btw-vrijstelling voor de alternatieve geneeswijzen. Daar hebben een paar leden al iets over gezegd. Wij zijn van mening dat dit een heel ongelukkige maatregel is, omdat je hiermee in feite een hoop discussie krijgt over de vraag wat er wel en wat er niet onder valt. Uit de beantwoording van diverse vragen blijkt dat dit bijzonder diffuus is. Sommige middelen worden vrijgesteld van btw, maar een homeopathisch middel wordt niet of juist wel vrijgesteld van het 21%-tarief. Kortom, het is aanleiding voor een heleboel gedoe en ellende. Bovendien is het een verslechtering van de gezondheidszorg en de kosten daarvan. We zouden moeten streven naar het oude systeem. Wat ons betreft, zouden we weer terug moeten gaan naar het systeem dat gold voor het Lenteakkoord. We zouden de tekst, zoals die was voor het Lenteakkoord, moeten houden. Dan heb ik het over de Wet op de omzetbelasting. Dat betekent uiteraard dat ik overweeg om een amendement hierover aan de Kamer voor te leggen.

De heer Groot (PvdA): Ik heb dezelfde vraag als zonet. De heer Klein kan wel maatregelen voorstellen, maar hij zal daar dekking voor moeten vinden. Heeft de heer Klein al nagedacht over de dekking?

De heer Klein (50PLUS): Ja, daar hebben wij diep over nagedacht. Ik vergelijk het met wat mevrouw Schouten heeft gezegd. Wij zullen de Kamer erover informeren als het aan de orde is. Je moet er echter altijd voor uitkijken dat het geen uitruil wordt van appels en peren, waardoor er uiteindelijk alleen maar rot fruit overblijft.

Voorzitter. Een heel belangrijk onderdeel is de verhoging van de assurantiebelasting, een typische uitruil bij het schrappen van de forenzentaks. Wij ondersteunen dat, maar deze verhoging van de assurantiebelasting zal de 50-plussers en de ouderen extra treffen, want zij zijn allemaal netjes verzekerd voor hun inboedel en voor hun opstal. Zij krijgen deze nu voor hun kiezen, terwijl deze echt onredelijk is.

Het is heel erg te betreuren dat de vitaliteitsspaarregeling niet doorgaat. Er is een oplossing gevonden met de vrijval van de levensloopregeling. In onze visie is het beter iets dan niets, maar ik heb bij interruptie al gevraagd of dat wel ergens toe leidt en of het wel eerlijk is. Dat is sterk de vraag, want als mensen in een AOW-gat terechtkomen, is dat onbedoeld. Daar hebben zij zich niet op kunnen voorbereiden. Wij vinden dat heel onzorgvuldig en daarom zijn wij ook tegen de versnelde verhoging van de AOW-leeftijd. Wij vinden het een ongelukkige maatregel om premie op te nemen uit het pensioen bij een AOW-gat, omdat dat een sigaar uit eigen doos is.

Tot slot een klein puntje, dat wel bij ons past. Wij steunen de opmerking van de heer Groot over de oldtimers, want wij vinden ook dat hobbyisten de ruimte moeten krijgen om die oude auto's goed op te knappen en als cultureel erfgoed in stand te houden.

De heer Koolmees (D66): Ik heb even meegeteld en volgens mij telt dit op tot 2 miljard: 100 miljoen bij de erfbelasting, 1,4 miljard bij de assurantiebelasting, 100 miljoen door de CAM-artsen en dan nog de oldtimers, omdat dat ook een slecht idee is. Heeft de fractie van de heer Klein ook suggesties voor hoe dat gefinancierd wordt? Je kunt de sympathieke boodschap verkopen dat je tegen allerlei maatregelen bent, maar 2 miljard is ontzettend veel geld om uit de begroting te schieten. Ik ben zeer benieuwd hoe de heer Klein dat gaat financieren. Of wil hij het tekort laten oplopen? Dan weten we ook waar we aan toe zijn. Dan wordt de rekening gewoon doorgeschoven naar de jeugd.

De heer Klein (50PLUS): Het gaat inderdaad om maatregelen die geld kosten en dan moet je zoeken naar dekking. Er zijn een aantal mogelijkheden. Door andere woordvoerders zijn hiervoor ook ideeën aangedragen, zoals een goede inning en het vermijden van ontwijkgedrag bij diverse belastingen. Dat is een heel belangrijk onderdeel waar je het een en ander zou kunnen verkrijgen. Uiteraard moet je ook kijken naar een rechtvaardige inkomensverdeling, waarvoor de mogelijkheden worden besproken bij de inkomstenbelasting. Wij zijn ook niet voor een inkomensafhankelijke zorgpremie, waarover discussie is geweest, maar wel voor een verstandig progressief stelsel van inkomstenbelasting waardoor eerlijk delen mogelijk wordt gemaakt. Er zijn ook nog andere mogelijkheden die we kunnen gebruiken, zoals een verhoging van diverse belastingen. Een andere mogelijkheid is om te zeggen dat bezuinigen niet alleen betekent lasten verzwaren, maar ook het verminderen van overheidsuitgaven.

De voorzitter: Wij wachten die dekkingsvoorstellen af.

De heer Van Vliet (PVV): Het verheugt mij om te horen dat de heer Klein zich druk maakt over oldtimers. Dat past natuurlijk bij 50PLUS, maar ik heb het niet alleen over auto's die ouder zijn dan 50 jaar. Ik hoop dat hij daarin ook met mij wil meedenken.

De heer Klein (50PLUS): Dat zal ik uiteraard doen.

De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter, een punt van orde. Ik heb de tekst van het amendement over de levensloop hier liggen. Dat dien ik op dit moment nog niet officieel in, maar ik deel het wel uit aan de collega's, zodat iedereen de tekst heeft en op de hoogte is. Het punt van de restschuld zit er nog niet in, maar dat komt nog wel.

De voorzitter: Ik stel voor dat u dat aan het eind van onze eerste termijn even rustig uitdeelt aan collega's. Dan kan iedereen daarover nadenken.

Ik geef ten slotte het woord aan de heer Omtzigt. Hij heeft alle ruimte, althans binnen het aantal minuten spreektijd dat hij heeft, maar we worden inmiddels wel wat hongerig.

De heer Omtzigt (CDA): Voorzitter. In aansluiting op de woorden van mijn collega's Dijkgraaf en Schouten merk ik op dat dit inderdaad een zeer bijzonder moment is om een debat te voeren. Dit is het eerste debat met de nieuwe regering, op wat Europese raden na. Het gaat wel om een heel omvangrijk wetsvoorstel. Het gaat om meer dan 200 miljard belastingheffing in het komend jaar – voorwaar geen kleine zaak! – om het hele Nederlandse staatsapparaat, onderwijs, zorg en alles draaiend te houden. Het is belangrijk dat dit zorgvuldig gebeurt. Ik wil wel naderhand evalueren hoe zorgvuldig wij dat gedaan hebben, want met de hoeveelheid nota's van wijziging en agendawijzigingen die binnenkomen, vind ik dat nog wel voor enige verbetering vatbaar. Dat laat natuurlijk onverlet dat ik grote bewondering heb voor de mensen die achter de schermen keihard werken. Dat is echter wat anders dan dat iedereen die antwoorden bijvoorbeeld ook heeft kunnen lezen. Wij hebben de laatste antwoorden iets meer dan twee dagen geleden gehad. Het is voor een aantal mensen dan best lastig om ons tijdig te voorzien van commentaar op deze buitengewoon ingewikkelde materie.

Dat gezegd hebbende, merk ik op dat er nu een nieuwe regering is. Zij is beëdigd en beëdigd. Dat is dus allemaal heel goed. Tot 12 september hingen er ontzettend veel affiches in dit land. Ik heb er twee meegenomen. Op beide affiches wordt uitgegaan van een vorm van belastingverlaging. Op de ene staat: hardwerkend Nederland verdient belastingverlaging. Op de andere staat: door gezinnen te ontzien, dus geen hogere btw. Ik neem aan dat beide partijen nog steeds staan achter hun streven om te komen tot enige mate van belastingverlaging. Kan de staatssecretaris aangeven met hoeveel de belastingen volgens het regeerakkoord de komende periode netto verlaagd of verhoogd worden? Wij kunnen ons best voorstellen dat er wat verschuivingen plaatsvinden, maar hoeveel nettobelastingverlaging vindt er plaats door dit regeerakkoord? Wij zien toch eigenlijk alleen maar belastingverhogingen.

Het tweede punt dat ik even wil noemen voor het begin van de eerste termijn van de staatssecretaris, is het volgende. Nu ik zie dat de kabinetsvergadering net is afgelopen, wil ik graag een korte terugkoppeling of zich daar nog iets heeft afgespeeld wat van invloed zou kunnen zijn op de verdere behandeling van het Belastingplan. Wij willen overigens zo meteen ook nog wel even in debat met minister Blok. Het is ons opgevallen dat de verhuurdersheffing – die volgens ons gewoon belasting zou moeten heten, maar dat terzijde – tien keer zo hoog is gemaakt door minister Blok. Dat is knap. Hij streeft dus naar Blok-belastingen naast Bos-belastingen. Daar willen we hem alvast mee complimenteren. Maar we gaan zo kijken of we daarover in debat gaan.

Voorzitter. Ik kom te spreken over de punten van het Belastingplan. Ik zeg allereerst iets over de btw op acupunctuur en andere alternatieve geneeswijzen. Natuurlijk zit dat niet hierin, maar we willen wel opmerken dat het op ons bijzonder vreemd overkomt dat er gewoon geen overleg geweest lijk te zijn met de sector, terwijl men al zes jaar in overleg is over de vraag hoe dat zou kunnen. Is er nu goed overleg geweest? Is er naar de Europeesrechtelijke uitvoerbaarheid gekeken? Is dit nu administratieftechnisch uitvoerbaar? Er staat in dat je natuurlijk niet in de spreekkamer mag kijken. Er zijn een heleboel behandelingen die gedeeltelijk op reguliere geneeskunde gebaseerd zijn en gedeeltelijk onder de wat alternatieve geneeswijzen vallen. Er is nog een discussie over de vraag wat alternatief en regulier is. Is dit nu uitvoerbaar of niet? Dat is gewoon de bottomline. Wij checken hier echt wel op de uitvoerbaarheid. Is de minister ook bereid om voor de plenaire behandeling nog een keer overleg te voeren met relevante organisaties en terug te koppelen hoe een en ander gaat?

Ik spring van de hak op de tak en ga verder met de autobelastingen. Er is een heel interessant staatje in de antwoorden op vragen van de PvdA-fractie opgenomen. Dat gaat over de cumulatief geregistreerde voertuigen. Kan de staatssecretaris de registraties per maand naar de Kamer sturen? Wij hebben namelijk het gevoel dat de registratie van elektrische auto's per maand op dit moment heel hard aan het afnemen is, terwijl die van de semi-elektrische auto's en de plug-inhybrides hard toeneemt. Dat blijkt volgens ons uit dat staatje. Misschien kan de staatssecretaris dat lijstje voor de tweede termijn aan ons doen toekomen? Hoe past dit in het idee dat we zoveel mogelijk elektrische auto's willen bevorderen? In het verlengde hiervan, hoe past de versnelling van de plug-inhybrides, die gewoon twee keer zoveel gebruiken als de bedoeling is, nog in de milieudoelstellingen? Wanneer komt het door de staatssecretaris aangekondigde TNO-onderzoek naar de Kamer? Is de staatssecretaris bereid om een nieuwe autobrief naar de Kamer te sturen om een idee te geven hoe we in de nieuwe kabinetsperiode met autobelastingen omgaan? Gaat het om andere partners, misschien om andere prioriteiten? Dat is allemaal prima. Wij vragen dan ook bijzondere aandacht voor het groene gas. Op dat punt sluit ik mij aan bij de vragen van collega's.

Het hoofdpunt in het Belastingplan is het bodemvoorrecht, dat kan leiden tot een enorme beperking van krediet- en leasebedrijven. Dat kan net de laatste duw zijn voor bedrijven die in moeilijkheden verkeren. Blijkens de antwoorden – die moet je daarvoor echter wel heel goed lezen – is er geen enkel overleg over dit voorstel geweest voordat het is ingediend, terwijl er al tien jaar lang op de plank ligt dat daar een keer een consultatie over komt. Hoe kan dat nou gebeuren? Een deel hiervan gaat bovendien toch pas in maart in. In plaats van een hele serie vragen aan de staatssecretaris te stellen, vraag ik hem of hij bereid is om dit per nota van wijziging in een apart wetsvoorstel te laten rollen en overleg met de sector te hebben over de wijze waarop dit behandeld kan worden. Pas gaandeweg bekijken of dit gevolgen heeft, lijkt ons immers te ver gaan. Eén voorbeeld: in de antwoorden staat dat dit geen gevolgen heeft voor de leasebranche, maar de leasebranche vertelt mij dat 25% van de dingen die wij leasen, geen auto's zijn maar productiemiddelen van bedrijven. Die vallen voor 100% onder dit wetsvoorstel. Het lijkt dus dat er te snel door de bocht is gegaan door niet eens met de branche te overleggen over de wijze waarop hiermee wordt omgegaan. En welk probleem lossen we hier nu precies mee op?

Met betrekking tot de ondernemersfaciliteiten geeft het CPB aan dat het niet precies weet wat er gebeurt en dat het dus geen doorrekening kan maken. Wellicht kan de staatssecretaris daar enige opheldering over geven, want dit is heel belangrijk voor de vele zzp'ers in dit land.

Op het punt van de levensloopregeling zijn wij akkoord met de eenmalige afkoop. We zien ook graag dat dit gebruikt kan worden voor de aflossing van schulden, hoewel wij vermoeden dat er weinig overlap is. De levensloopregeling zit immers vaak bij 50-plussers, terwijl de problematische schulden volgens het rapport van de commissie-Dijkgraaf vaak bij 35-minners liggen. Maar goed, als daar een groep mee geholpen kan worden, dan gaarne. Als het daarvoor gebruikt kan worden, zou het dan ook gebruikt kunnen worden voor het vraagstuk dat door de eerste drie sprekers aan de orde is gesteld, namelijk het punt dat mensen nu door het befaamde AOW-gat een of twee maanden geen inkomsten hebben? Het geld van de levensloopregeling moet je immers minstens vijf jaar lang opnemen. Is de staatssecretaris bereid om te bekijken of de mensen die geld van de levensloopregeling te goed hebben en een AOW-gat hebben, dat geld daarvoor kunnen gebruiken en of de huidige beperking dat het geld van de levensloopregeling zoveel jaren moet worden uitgekeerd, kan verdwijnen voor de mensen die het willen gebruiken voor het aantal maanden waarin zij een fors lager inkomen hebben? Zojuist schudde hij nee toen ik sprak over het bodemvoorrecht; misschien kan hij nu wel ja knikken.

Volgens de branche hebben nog ongeveer 200 000 mensen een KEW in box 3. Voor 1 januari moeten zij besluiten of hun KEW in box 1 of box 3 past. Is het niet handig om de deadline voor het al of niet koppelen van de KEW aan het eigen huis, iets op te schuiven? Wij behandelen het wetsvoorstel hier rijkelijk laat. Het wordt pas ergens in december definitief in de senaat. Dan zouden er nog drie weken overblijven om dit goed te doen. Is er op dat punt niet iets te bedenken? Anders komen veel mensen immers onbedoeld in problemen.

Hoe staat de staatssecretaris tegenover de suggestie om alle anbi's een steunstichting op te kunnen laten richten, nu er op het punt van de steunstichtingen toch een behoorlijke onderuitputting is? Wat zouden de gevolgen daarvan zijn? Dat blijkt, ook in financieel opzicht, niet duidelijk uit het antwoord. Is hij hiertoe bereid? Zo niet, dan zijn wij bereid om daarover een amendement in te dienen. En is hij bereid om een conceptstatuut van een steunstichting op de website van de Belastingdienst te plaatsen? Er zijn immers nogal veel onderhandelingen over de wijze waarop steunstichtingen moeten worden opgericht. Het gaat daarbij om kleine sbbi's. Het zou helpen als er wordt getoond hoe de steunstichting eruit moet zien om de akte ervan acceptabel te maken; daarbij zijn er natuurlijk een of twee keuzemogelijkheden. Het zou heel prettig zijn als zoiets op een website zou staan.

Wat de notariële akten betreft: waar zijn de onderhandse akten? De staatssecretaris zegt dat er geen behoefte is aan registratie daarvan, maar vanuit het veld krijgen wij daarover totaal andere geluiden. Wil hij dit dus alsjeblieft meenemen in zijn waardering hiervan?

Ik zal nu niet ingaan op de werkkostenregeling, omdat we in de procedurevergadering hebben besloten om die apart te behandelen. Voor de CDA-fractie is het helder dat het «go/no go»-moment van een lang overgangsrecht of helemaal niet met die werkkostenregeling doorgaan nog niet gepasseerd is.

Over het erfrecht hebben ook wij een amendement in voorbereiding. Volgens mij is dat amendement een kopie van het amendement van de ChristenUnie. Wij hebben het amendement over het oprekken naar 40 jaar al klaarliggen. We moeten dus maar even kijken. De staatssecretaris heeft al aangegeven dat daar geen budgettaire gevolgen aan zitten. Wellicht kunnen we dat dus in ieder geval doen.

Verder graag duidelijkheid over de openheid van de anbi's. Het afstruinen van websites met allerlei verschillende anbi's lijkt ons geen goed idee. De motie van de heer Van Vliet en ondergetekende lijkt ons echt niet goed uitgevoerd. Zullen we even naar het minimum gaan? Is de staatssecretaris bereid om ervoor te zorgen dat in het huidige Anbi-register elke anbi in ieder geval een nummer krijgt, waarmee zij kan worden geïdentificeerd? In het huidige Anbi-register kun je namelijk niks opzoeken, want als iets onder twee of drie namen bekend is, kun je het niet terugvinden. En komt in het Anbi-register ten minste een verwijzing naar de website waar je de stukken kunt vinden? Anders zijn we er namelijk nog niet, dan hebben we in het geheel nog geen centraal register. Laat het maar op de sites van de anbi's staan. Wil de staatssecretaris hierover niet alleen overleggen met de SBF, maar ook met het Centraal Bureau Fondsenwerving? Hij lijkt nu namelijk zelf iets te hebben opgericht waarmee hij decentraliseert.

Nog een aantal opmerkingen die andere collega's ook hebben gemaakt. De CDA-fractie kan zich vinden in de punten van mevrouw Neppérus over eigen beheer en pensioen, maar vermoedt dat de oplossing die nu is gevonden, die nog steeds uitgaat van een rekenrente van 4% en niet van de feitelijke waarde, onvoldoende soelaas biedt. Deelt de staatssecretaris die mening? Is hij eventueel bereid om het Belastingplan te veranderen, zodat kan worden gerekend op de actuariële waarden, zoals ook moet worden gedaan bij de Pensioenwet? Anders kan dit namelijk veel te beperkend werken.

De heer Van Vliet heeft het al gehad over buitenlandse kentekens. Wij zien graag hoeveel er daarvan nu zijn geregistreerd en hoeveel er in eigen land zijn uitgeschreven. Kan de staatssecretaris misschien zeggen hoeveel procent van de auto's een buitenlands kenteken blijkt te hebben bij de automatische cameracontroles in het binnenland, en of daarop nu eindelijk wordt gecontroleerd of niet? Als je hier op de wegen rijdt, dien je gewoon de wegenbelasting te betalen; niet als je hier een paar weken op vakantie bent, maar wel als je hier bijvoorbeeld maanden werkt. Overigens zeg ik tegen de heer Van Vliet en de staatssecretaris dat het in de grensregio naar mijn inschatting niet alleen Polen betreft die hier werken, maar dat er ook veel Nederlanders zijn die graag een Duits kenteken voeren. Ook zij horen daarbij.

De heer Van Vliet (PVV): Dat kan ik beamen. Ik kan u ook melden dat in de Duitse wet op de motorrijtuigenbelasting hierin is voorzien. Mensen die daar de weg gebruiken met een niet-Duits kenteken, moeten daar gewoon die belasting ophoesten. Dat is dichtgetimmerd.

De heer Omtzigt (CDA): Een goede aanvulling.

Ik sluit mij aan bij wat de heer Bashir zei over de zonnepanelen. Welke mogelijkheden zijn er nog voor die kleinschalige initiatieven?

Mevrouw Schouten zei al dat wij waarschijnlijk met een gezamenlijk amendement komen om een stuk van de korting op de kinderopvangtoeslag terug te draaien. Dat zal men volgende week zien. Er komt misschien ook nog een amendement van ons over de ouderschapsverlofkorting. Wij vinden dat een stuk daarvan bij de geboorte van het kind moet kunnen worden gebruikt voor het vaderverlof. Wij horen graag de mening van de staatssecretaris daarover.

De voorzitter: Hiermee zijn wij gekomen aan het eind van de eerste termijn van de Kamer. Ik kreeg af en toe signalen uit het publiek dat men honger kreeg. Wij hebben geprobeerd om zo ver mogelijk te komen, zodat de staatssecretaris straks in één keer kan antwoorden.

De vergadering wordt van 13.43 uur tot 14.30 uur geschorst.

Staatssecretaris Weekers: Voorzitter. Ik bedank de Kamerleden voor hun inbreng, maar vooral voor hun bereidheid om dit wetgevingsoverleg vandaag te houden, aangezien het debat over de regeringsverklaring nog moet plaatsvinden. Deze flexibele houding maakt het mogelijk dat de Eerste Kamer nog voor het kerstreces over de wetsvoorstellen kan oordelen en dat betekent weer dat de voorstellen tijdig in werking kunnen treden, mits ze natuurlijk door de Tweede en Eerste Kamer worden aanvaard.

In het verslag en het nader verslag is al het nodige schriftelijk gewisseld over de voorstellen. Dat nader verslag is er gekomen, omdat er in verband met de kabinetsformatie is besloten om niet twee dagen maar één dag in een wetgevingsoverleg over het Belastingplan te overleggen. Die inperking is echter ruimschoots goedgemaakt in de schriftelijke ronde. Een van mijn ambtenaren heeft namelijk maar liefst ruim 900 vragen geturfd. Al die 900 vragen zijn inmiddels allemaal voorzien van een antwoord!

De oorspronkelijke wetsvoorstellen zijn gewijzigd naar aanleiding van het deelakkoord en het regeerakkoord. De eerder naar aanleiding van het deelakkoord door de leden Harbers en Plasterk ingediende amendementen zijn ingetrokken. De materiële bepalingen van deze amendementen zijn omgezet in nota's van wijziging. Op onderdelen zijn er verder nog nadere aanpassingen aangebracht, bijvoorbeeld bij de assurantiebelasting. Ik kom daar nog op terug, maar ik heb inmiddels begrepen dat een meerderheid van de Kamer mijn benadering steunt.

Het wetsvoorstel reiskosten is ingetrokken. Als het goed is, hebben de leden daarover gisteren een brief ontvangen. Een aantal van de gestelde vragen raakt verder het domein van de eigen woning. Die vragen zou ik door willen schuiven naar het blok waarvoor straks collega Blok aanschuift.

De heer Bashir vraagt naar mijn ambities en speerpunten. Daarover zou ik makkelijk een hele middag met hem kunnen spreken, maar ik zal dat nu niet doen, omdat ik mij wil concentreren op de specifieke voorstellen. De heer Bashir mag echter van mij aannemen dat ik mijn fiscale agenda door zal zetten als dat maar enigszins mogelijk is. Die agenda bevat onder meer mijn streven het systeem eenvoudiger, robuuster en solider te maken. Verder wil ik het systeem fraudebestendiger maken en ervoor zorgen dat er niet aan fiscale grensverkennerij kan worden gedaan. Dat wil zeggen dat ik doorga met het bestrijden van constructies. Daarnaast staat de verdere modernisering van de Belastingdienst ook nog steeds op mijn agenda.

Ten slotte zal ik de komende jaren nadrukkelijk werk blijven maken van het fiscaal vestigingsklimaat en het investeringsklimaat. Wij danken onze welvaart immers aan het feit dat wij een kleine, maar open economie zijn. Nederland is buitengewoon toegankelijk voor buitenlandse bedrijven en daardoor kunnen wij functioneren als springplank voor bedrijven uit andere delen van de wereld die in Europa actief willen worden. Ik ga met andere woorden door met de uitbreiding van ons verdragennetwerk en met mijn beleid om ervoor te zorgen dat het hier goed toeven is voor bedrijven. Ik zal dat natuurlijk wel zo doen dat het reële toegevoegde waarde oplevert voor Nederland. Ik kom dan ook zeker niet in de benen voor het verbeteren van het klimaat voor brievenbusmaatschappijen. Integendeel!

De heren Bashir en Koolmees en mevrouw Schouten hebben diverse vragen gesteld over de voorstellen van de commissie-Van Dijkhuizen. Ik wil daarop eigenlijk nu niet ingaan. De commissie-Van Dijkhuizen is door mij ingesteld na aanneming van de breed gesteunde motie-Dijkgraaf (33000, nr. 58) in de Kamer. De commissie zou ruim een jaar uittrekken om met visies, scenario's en bouwstenen te komen in relatie tot het belastingstelsel. Ergens in de eerste helft van het volgend jaar zou zij daarover rapporteren. Toen het vorige kabinet viel en er nieuwe verkiezingen werden uitgeschreven, heb ik de commissie gevraagd om een tussenrapport uit te brengen. Dat zou dan eventueel een rol kunnen spelen in de kabinetsformatie. De commissie heeft dat gedaan. Er ligt dus een interim-rapport op tafel. De voorzitter van de commissie heeft gesproken met de informateurs en heeft de voorstellen aangereikt. Bepaalde ideeën zijn overgenomen, naar de letter of naar de geest. Andere ideeën zijn niet overgenomen. Ik geef prioriteit aan het uitvoeren van het belastingplan 2013, dus aan de zaken die voor 2013 op de rol staan. Verder voer ik natuurlijk de opdrachten uit die ik heb meegekregen uit hoofde van het regeerakkoord. Ik heb goed begrepen dat de Kamer een aantal experts wil horen naar aanleiding van het rapport van de commissie-Van Dijkhuizen. Ik neem aan dat de Kamer de commissie zelf ook nog zal spreken. Misschien heeft de Kamer dat al gedaan. We krijgen ongetwijfeld nog goede gesprekken hierover met elkaar. Ik vind het evenwel thans prematuur om daarop in te gaan. Ik wil mij nu echt focussen op het belastingplan.

De heer Koolmees (D66): Ik begrijp dat heel goed. Mijn vraag is meer van politieke aard: is er überhaupt ruimte in de komende jaren om die agenda uit te werken of zijn met het regeerakkoord de kaders zodanig geschetst dat er geen ruimte meer is daarvoor? Het is prima om de inhoudelijke bespreking op te schorten tot het rondetafelgesprek maar ik heb er toch wel behoefte aan om dat leefvormneutrale beleid en dat vereenvoudigen in de komende jaren verder vorm te geven met deze staatssecretaris.

Staatssecretaris Weekers: Ik ben niet van plan om alleen de dingen uit te voeren die in het regeerakkoord staan, want dat zou betekenen dat ik klaar zou zijn als die dingen geregeld zijn. Ik beschouw het als een permanente opdracht om ons fiscaal systeem daar waar mogelijk eenvoudiger te maken. De zaak moet robuust en toekomstgericht zijn. Noties die hier ter tafel zijn gekomen, zoals «werken moet lonen», spreken mij zeer aan. Het fiscaal vestigingsklimaat moet niet alleen goed op orde zijn maar ook blijven. Nederland moet in de lijstjes van de top drie en de top vijf blijven voorkomen. Over suggesties daartoe ga ik graag met de Kamer in gesprek. De commissie die ik op verzoek van de Kamer heb opgesteld, komt nog met een eindrapport met nadere suggesties. Die zal ik zeker constructief bekijken. Vervolgens moeten wij zien hoe dat past binnen de uitgangspunten van het regeerakkoord.

Er is gevraagd wanneer de Kamer geïnformeerd kan worden over de uitkomsten van een studie naar het loonbegrip. Ik heb de Kamer een brief geschreven waarin staat dat met name dat noodzakelijkheidscriterium nader moet worden uitgediept zodat het loonbegrip in overeenstemming wordt gebracht met de wijze waarop werkgevers en werknemers dat ervaren, niet zoals het in een heel ver verleden in de wet is gekomen. Ik verwacht de Kamer in het eerste kwartaal van het volgend jaar daarover nader te kunnen berichten.

De heer Van Vliet heeft gevraagd of ik kan bewerkstelligen dat een aantal artikelen in de wetgeving voor de burger eenvoudiger kunnen worden opgeschreven. Het gebruikelijke loon van een directeur-grootaandeelhouder moet natuurlijk zodanig in de wet worden omschreven dat er geen ontwijkconstructies mogelijk zijn. De inspecteur moet goed kunnen toetsen of er uiteindelijk te weinig belasting wordt betaald. Toen de heer Van Vliet voorlas, dacht ik: mensen die een klein beetje fiscaal geschoold zijn, kunnen het goed volgen. Ik denk dat we hier aan tafel allemaal in redelijke mate fiscaal geschoold zijn, want we buigen ons over alle fiscale wetvoorstellen. Het zijn lange volzinnen met tussenzinnen et cetera, maar volgens mij bleek er vrij helder uit wat wordt bedoeld. Dit is voor heel specifieke groepen en niet voor iedereen in de straat.

Misschien mag ik de opmerking van de heer Van Vliet als volgt verstaan. Ben je met nieuwe wetgeving bezig en kun je simpeler en begrijpelijker taal bezigen, doe dat dan. Ik zal daar nadrukkelijker op letten. Wat ik niet zal doen, zeg ik hier ook maar even, is bestaande wetten herschrijven. Wat mij betreft heeft dat een tweetal bezwaren. Het eerste bezwaar is dat je met het herschrijven de suggestie wekt dat er ook nieuwe definities komen. Daar zal weer over worden geprocedeerd. Dat leidt dus tot onzekerheid, terwijl de definities die in de wetgeving staan vaak al in zekere mate zijn uitgekristalliseerd in de jurisprudentie. Het tweede bezwaar is dat we allemaal toch een kleinere en krachtigere overheid willen. We zullen dus moeten besparen op het gehele ambtelijke apparaat in het land, alsmede op de wetgevingsambtenaren van het departement. Dat betekent dat ik nog scherper zal moeten prioriteren dan in het verleden het geval was. Als er vragen of verzoeken vanuit de Kamer zijn en ik merk dat het werk niet allemaal tegelijkertijd kan worden gedaan, zal ik de Kamer aangeven hoe ik de prioriteiten zie. Als je iets tot prioriteit benoemd, wordt iets anders posterioriteit.

De heer Bashir heeft een vraag gesteld over de openbaarheid van belastingrechtspraak. Het afgelopen half jaar heb ik dit voorlopig tot posterioriteit benoemd. Ik heb een wetsvoorstel in consultatie gebracht, waarop een aantal reacties is gekomen. In de tussentijd hebben we echter moeten werken aan het fiscaal crisispakket dat voor de zomer door beide Kamers is geloodst. Vervolgens hebben we gewerkt aan het Belastingplan 2013. Zo meteen moeten we bezig met de uitwerking van het regeerakkoord. Dat betekent dat dit soort onderwerpen zeker terugkomen maar dat ze niet de hoogste prioriteit hebben.

De heer Van Vliet (PVV): Ik dank de staatssecretaris voor zijn toelichting. Ik denk dat we elkaar best goed begrijpen op dit punt. Mijn blik is op de toekomst gericht en niet op het compleet herschrijven van alle fiscale wetten, om dat misverstand even weg te nemen. Ik zal de vinger aan de pols houden. Ik denk dat we er samen uit kunnen komen.

De voorzitter: Deze opmerking spreekt voor zich.

De heer Bashir (SP): Ik vind het jammer dat de staatssecretaris het onderwerp openbaarheid van rechtspraak koppelt aan de taaldiscussie van de heer Van Vliet. Die twee dingen staan echt los van elkaar. Ik vraag de staatssecretaris wel om een termijn aan te geven. Ik begrijp natuurlijk dat dit onderwerp voor hem op dit moment wellicht minder prioriteit heeft, maar we zijn inmiddels al twee jaar aan het wachten. Wellicht kan de staatssecretaris wat meer opheldering hierover geven.

Staatssecretaris Weekers: Er is een misverstand gerezen. Ik heb dit niet gekoppeld aan de taaldiscussie maar aan de capaciteitsdiscussie op het departement. Ik zeg nu niet wanneer ik met voorstellen kom. Ik ga mij de komende weken beraden op wat er nog allemaal ligt aan bijvoorbeeld moties en toezeggingen. Ik ga eens in kaart brengen welke opdrachten het regeerakkoord mij geeft en wat er nog uit de debatten van vandaag en volgende week komt. Dan maak ik een planning voor de komende tijd. Vervolgens kunnen wij daarover wat mij betreft best praten. Als de Kamer van een bepaald punt zegt het een prioriteit te vinden en dat het dus sneller moet, dan moeten wij ook met elkaar in gesprek wat wij dan bestempelen als posterioriteit. Ik laat u dat te gelegener tijd weten wanneer ik daarop terugkom in een planningsoverzicht.

De heer Bashir (SP): Dat is prima, maar ik wil de staatssecretaris wel meegeven dat hier al heel veel voorwerk is gedaan. Het wetsvoorstel is inmiddels al ter consultatie aangeboden, dus alleen het laatste stuk moet nog gebeuren. Het is overbodig om de staatssecretaris daarop te wijzen, want hij weet dat natuurlijk ook.

De voorzitter: Over de prioriteiten komen wij dus nog te praten. Zij komen nog naar de Kamer toe.

Staatssecretaris Weekers: Inderdaad. Dit vraagt toch om een nadere reactie.

De internetconsultatie heeft geen eenduidig beeld opgeleverd, dus er zijn heel wat bezwaren opgeworpen en er zijn ook wat adhesiebetuigingen gekomen. Die moeten wij zorgvuldig wegen. Wij moeten ook kijken of er alternatieven denkbaar zijn. Ik wil met een goed voorstel komen. Ik kom hierop nader terug.

Omwille van de tijd houd ik maar geen beschouwing over Das Kapital.

Hetzelfde geldt voor de vraag van de heer Omtzigt over de belastingverhoging of -verlaging in deze periode. Die vraag kan uitstekend aan de orde komen in het debat over de regeringsverklaring. In de stukken van de formatie, waaronder ook de CPB-doorrekening, is al heel veel geschreven. Ik denk dat wij ons echt moeten concentreren op de inhoudelijke voorstellen uit het Belastingplan.

De heer Omtzigt (CDA): Dan zou ik graag een kort antwoord willen hebben op de vraag hoe hoog dat is volgens de staatssecretaris en volgens het CPB.

Staatssecretaris Weekers: Dan verwijs ik toch even naar de stukken, die de heer Omtzigt zeker kent. Ik ga hier echt niet in herhaling vervallen.

De heer Bashir heeft gevraagd of er een alternatieve dekking is voor het niet-invoeren van de forensentaks. Een alternatieve dekking is er natuurlijk altijd. Je kunt zaken zoeken in het mobiliteitsdossier. Je kunt het erbuiten zoeken. Er zijn natuurlijk tal van dekkingsvarianten. Je hoeft alleen maar Keuzes in Kaart 2013–2017 open te slaan, waarin de verschillende politieke partijen hun verkiezingsprogramma's hebben laten doorrekenen. Daarin staan tal van mogelijkheden. Een aantal partijen hadden de mogelijkheid staan van verhoging van de assurantiebelasting. Uiteindelijk hebben de partijen die inmiddels een coalitie hebben gevormd daarvoor gekozen.

Er is gevraagd wat het nu kost om zo'n wet te maken. Als die wet vervolgens weer wordt ingetrokken, is dat toch eigenlijk jammer van het werk dat daarin zit. Dat hangt nu eenmaal samen met democratie, zo houd ik de heer Bashir voor. Voor het zomerreces was er een meerderheid vanuit de Kamer die het kabinet opdracht had gegeven om dat uit te werken. Vervolgens heb ik dat gedaan. Daarvoor was een ambtelijk apparaat met heel deskundige wetgevingsjuristen beschikbaar dat dit heeft gedaan. Wij hebben het wetsvoorstel naar eer en geweten ook ingediend. Na de verkiezingen was er een andere politieke realiteit. Dat heet democratie. Toen was er geen meerderheid meer voor dat wetsvoorstel.

De heer Omtzigt (CDA): Ik stelde hier gewoon een vraag. Moet ik dus het CPB-cijfer als leidend nemen dat er ongeveer 10 miljard aan lastenverzwaring in het regeerakkoord zit?

De heer Koolmees (D66): 14.

De heer Omtzigt (CDA): 14.

Staatssecretaris Weekers: Ik ga deze discussie hier niet aan. Wij praten hier over het Belastingplan 2013. Er zijn ook andere cijfers beschikbaar in de doorrekening van Financiën. Dan kom je op 4,4 miljard uit, zeg ik uit mijn hoofd.

De heer Omtzigt (CDA): Dan ben ik zeer geïnteresseerd in die doorrekeningen van het ministerie van Financiën die op 4,4 miljard uitkomen. Ik vraag de staatssecretaris om die per ommegaande de Kamer te doen toekomen.

Staatssecretaris Weekers: Wij zitten vandaag te praten over het Belastingplan. Ik wil daarover graag alle antwoorden geven. Dit lijkt mij eerlijk gezegd niet de discussie die hier aan de orde is.

De heer Omtzigt (CDA): Ik herhaal mijn verzoek. De staatssecretaris spreekt over een belastingverhoging van 4,4 miljard in het regeerakkoord. Wij zouden graag het stuk ontvangen waarin dat wordt onderbouwd. We hoeven er nu geen uitleg over te hebben. Het mag worden opgestuurd.

Staatssecretaris Weekers: Ik heb gezegd wat ik erover te zeggen heb. We zijn vandaag bij elkaar om te praten over het belastingplan. Het eerste halfuur van dit wetgevingsoverleg betrof alleen maar een procedurele discussie. De Kamer heeft in de procedurevergadering deze week aangegeven dat zij hoopt voor de avond klaar te zijn. We hebben vanmiddag nog een heel woningblok op de agenda. Als je dit soort discussies ook nog opwerpt, hoe wil je dan tot een ordentelijke discussie komen over een fiscaal wetsvoorstel voor 2013? Deze vraag is daarvoor totaal niet relevant.

De voorzitter: Voordat wij in een hele discussie terechtkomen, het volgende. De gedachten van de heer Omtzigt kan ik mij voorstellen, maar het debat gaat volgende week donderdag verder. Dan is er wellicht meer duidelijkheid en misschien kan er van te voren nog iets op papier komen. We hebben tot nu toe inhoudelijk en zakelijk gesproken, maar als er nog nadere informatie komt, dan kunnen wij daarover de komende dagen contact houden. Het stuk staat komende donderdag op de agenda. We hebben dus nog enige ruimte, voor een eventuele procedurevergadering, maar ook voor overleg. Nu gaan wij gewoon verder.

Staatssecretaris Weekers: Ik ga dit niet herhalen in een brief. Ik zal maar heel helder zijn. Ik wil alle vragen beantwoorden die relevant zijn voor de behandeling van deze stukken, maar andere vragen gaan over stukken die aan de orde komen bij de behandeling van de regeringsverklaring. Ik wijs verder op het regeerakkoord, de brief van Financiën daarover, de startnota, maar er ligt ook nog een doorrekening van het CPB. Ik geef de Kamer ernstig in overweging, gelet op de beperkt beschikbare tijd voor deze lijvige stukken en de belangrijke wetsvoorstellen, om zich te beperken tot de orde van het debat.

De voorzitter: Dat doen wij, maar de ontwikkelingen de komende dagen houden wij ook in de gaten. Waarschijnlijk komt er meer in de stukken te staan, maar dat wachten wij af.

Ik verzoek de staatssecretaris zijn antwoord te vervolgen.

Staatssecretaris Weekers: Ik kom bij het dossier over de oudedag. De heer Groot stelt dat veel geld in Nederland niet vrij beschikbaar is vanwege fiscale klemmen. Hij wijst daarbij op de KEW, de levensloop en de lijfrente. Hij vraagt of er fiscale nadelen kleven aan het loslaten van de fiscale beklemming op de KEW en of ik bereid ben een nota van wijziging te maken om deze beklemming los te laten. Er wordt voorts gevraagd om een overzicht van de fiscale regelingen, waarbij sprake is van een beklemming. De fiscale beklemming met betrekking tot de KEW en de SEW, de spaarverzekering eigen woning, wordt betrokken bij het debat dat later vandaag plaatsvindt over de eigen woning. Deze kwestie hoort primair daar thuis. Daar komt bij dat, als ik de Kamer vraag om zich aan de orde van de vergadering te houden, ik dat zelf ook moet doen.

Dan de wat bredere vraag over de beklemming van fiscale regelingen, onder meer als het gaat om de lijfrente. Er zijn tal van regelingen die fiscaal zijn beklemd. Ik kom nog specifiek terug op de levensloop. Over die bredere vraag zeg ik graag toe dat ik er op een nader moment op terugkom, maar niet voor de plenaire behandeling, want we moeten deze kwestie heel goed bekijken. Een en ander raakt namelijk ook de derde pijler van het pensioen. Het betekent nogal wat als je daar aan gaat sleutelen. Wij moeten dit even ordentelijk in kaart brengen. Het lijkt mij goed dat ik de Kamer hierover in de eerste helft van volgend jaar een brief stuur. Mochten daar vervolgens conclusies uit rollen, dan kunnen wij die eventueel nog meenemen in het belastingplan volgend jaar.

De heer Groot stelde vervolgens de volgende vragen. Er is een levenslooptegoed van 5,5 miljard, zo stelde hij, en de opbrengst van de overgangsregeling is geraamd op 15 miljoen structureel. Waarom is dat bedrag zo laag, vroeg hij. Kan dat bedrag worden ingezet voor verruiming van de restschuldproblematiek? De belastingopbrengst als gevolg van de vrijval van het levenslooptegoed is ingeboekt bij de beëindiging van de levensloopregeling.

De voorzitter: Ik maak met mijn interruptiepet op even een opmerking namens de VVD-fractie. Los van het amendement van de heer Dijkgraaf, dat er al lag, was de eerste die vanochtend hierover sprak, de woordvoerder van de VVD-fractie. Dit verklaart de glimlach die u bij deze en gene zag. Maar de heer Groot had het er ook uitgebreid over, evenals andere collega's.

Staatssecretaris Weekers: Voorzitter. Mevrouw Neppérus van de VVD heeft hiermee inderdaad ook al de internetmedia gehaald, met foto en al. Daarom dacht ik: zal ik niet eens de egards naar de heer Groot laten uitgaan?

(hilariteit)

Staatssecretaris Weekers: Nee, dat was flauw.

Voorzitter. Ik keer terug naar de opbrengst, want ik begrijp de vraag daarover. Als je een overgangsregeling van 30 jaar zou beperken tot 10 jaar en als je vervolgens enige stimulans aanbrengt om ervoor te zorgen dat het levenslooptegoed ook wordt opgenomen en om zo volgend jaar tot bestedingsimpulsen te komen, moet dat toch leiden tot grote kasopbrengsten, is de strekking van de vraag. Er moet immers worden afgerekend bij de fiscus. Dat is ook zo. Op korte termijn zijn er grote kasopbrengsten, maar daar staat tegenover dat er op langere termijn geen kasopbrengsten zijn. Dit is dus alleen het verschuiven van kasopbrengsten. Wat betreft de 15 miljoen die in de stukken wordt genoemd: dat is de structurele plak in termen van netto contante waarde. Het gaat dus niet om de netto contante waarde waarbij alles contant wordt gemaakt van wat nu beschikbaar is, maar het is structureel gemaakt. Dat verklaart hoe je op de 15 miljoen komt. Het is in wezen het behaalde rentevoordeel; volgens mij heeft de heer Groot zelf of de heer Koolmees dat ook genoemd. Als je het op kasbasis bekijkt, is de verwachting inderdaad dat je in de eerste jaren behoorlijk wat extra kasopbrengst hebt. Als je die echter op termijn niet meer hebt, en als je de kasopbrengst die je nu binnenkrijgt alternatief opmaakt, moet je wel een voorziening treffen voor de te derven inkomsten in de wat verdere toekomst. Om die reden wordt de zaak over het algemeen contant gemaakt in structurele plakken. Als de heer Groot toch nadere cijfers wil hebben met betrekking tot de kasbedragen, zal ik bezien of ik dit kan doen en deze cijfers op papier kan meegeven.

De heer Omtzigt (CDA): Voorzitter ...

De voorzitter: Ik kan me voorstellen dat mensen willen reageren, maar dat kunnen we misschien beter niet na elk punt doen. Wat is het eerste blok van de staatssecretaris?

Staatssecretaris Weekers: Er liggen nog een aantal vragen over de levensloopregeling, onder meer van de heer Omtzigt, die ik nog zal behandelen. Vervolgens heb ik in dit blok nog iets over de werkbonus, over de motie-Noten uit de Eerste Kamer en over de afstempeling van de pensioenfaciliteiten.

De voorzitter: Ik stel voor dat wij dit blok dan eerst afmaken en dat iedereen zijn vragen voor dan bewaart.

Staatssecretaris Weekers: De heer Bashir heeft gevraagd waarom de € 3 000-grens wordt ingevoerd bij de levensloopregeling en in hoeverre die grens integraal kan worden benut. Verder vroeg hij of eerder stoppen met werken met de levensloop nog mogelijk is. De € 3 000-grens wordt niet nu ingevoerd, want dit onderscheid hebben wij al in eerdere wetgeving gemaakt. Vorig jaar hebben wij in de wet gezet dat mensen die per ultimo vorig jaar meer dan € 3 000 in de levensloopregeling hadden zitten, in elk geval in aanmerking komen voor het overgangsrecht. Als mensen op dit moment geen levensloopregeling hebben, kunnen zij ook niet meer toetreden. Alleen mensen die er met een substantieel bedrag in zaten, konden erin blijven. Mensen met minder levenslooptegoed krijgen in 2013 te maken met het feit dat dat tegoed vrijvalt. Het kabinet zal zelf geen wijzigingsvoorstellen bij nota van wijziging doen. Ik heb uiteraard wel de diverse suggesties, voorstellen en voornemens van de fracties gezien, met name van de VVD, PvdA en SGP. Vanochtend heb ik geproefd dat dit breder leeft in de Kamer. Daarom heb ik in het verslag een suggestie gedaan van wat je zou kunnen doen. Ik zie met belangstelling tegemoet wat de Kamer hier precies mee wil.

Indien door genoemde fracties wordt gekozen voor een beëindiging van het overgangsrecht voor de levensloopregeling, zoals geschetst in de nota naar aanleiding van het verslag, dan zou de regeling eindigen per 2022. Daarmee zou de zogenaamde «Museumpleingroep» nog volledig gebruik kunnen maken van de levensloopregeling en die de facto dus ook kunnen inzetten voor vervroegd uittreden; daar verandert dus niets aan. Mensen die echter jonger zijn dan de Museumpleingroep hebben daar niets aan. In elk geval betekent deze vormgeving dat de groep belastingplichtigen die in aanmerking kwam voor een ruimere facilitering in levensloop, de Museumpleingroep dus, de regeling kan blijven gebruiken voor vervroegde uittreding.

Mevrouw Schouten vroeg of het levenslooptegoed kan worden ingezet om de gevolgen van het AOW-gat te mitigeren. Daarnaast vroeg zij welke opties ik overweeg. Ook de heer Omtzigt heeft hier vragen over gesteld. De geschetste variant in de nota naar aanleiding van het nader verslag komt erop neer dat de levensloopvoorziening bestedingsvrij kan worden opgenomen. Het tegoed kan voor allerlei doeleinden gebruikt worden, dus voor het opvullen van het AOW-gat, maar ook voor het aankopen van fiscaal gefaciliteerde inkomensvoorzieningen zoals een lijfrente, om schulden af te lossen of om een caravan te kopen.

De heer Omtzigt vroeg of geregeld kan worden dat het levenslooptegoed vrijkomt voor het opvullen van het AOW-gat. Als je het bestedingsvrij maakt, kan dat dus sowieso. Daar hoef je dan niets naders voor te regelen.

De heren Koolmees en Dijkgraaf hebben gevraagd naar de wenselijkheid van horizonbepaling bij de werkbonus. Daarvoor verwijs ik kortheidshalve naar de pagina's 74 en 75 van de nota naar aanleiding van het nader verslag. Daarin ben ik hier uitvoerig op ingegaan.

Wat is erop tegen om over vijf jaar de werkbonus te evalueren, ook al is de regeling nu effectief en efficiënt? De werkbonus is flankerend beleid bij de verhoging van de AOW-leeftijd. De doelgroepen voor de werkbonus, de laagste inkomens, hebben nu en in de toekomst niet de financiële ruimte om te sparen voor eventueel vroegpensioen. De wens om de mogelijkheid van vroegpensioen voor deze doelgroep, die redelijk beperkt is gehouden, te hebben, is gekoppeld aan de hogere AOW-leeftijd. Dus zolang de hogere AOW-leeftijd bestaat, bestaat ook deze wens.

De heer Omtzigt heeft gevraagd naar de huidige afstempelfaciliteit waarin de dekkingsgraad wordt bepaald aan de hand van de fiscale waarde van de pensioenverplichting. Hij vraagt of de actuariële waarde leidend zou moeten zijn. Ik zou hem willen verwijzen naar de pagina's 12 en 13 van de nota naar aanleiding van het verslag. Daar ben ik uitvoerig ingegaan op deze vraag.

De heer Groot heeft gevraagd of ik uitvoering geef aan de motie-Noten en of ik kan reageren op de situatie van mensen die in deeltijd werken. Mensen die in deeltijd werken komen ook in aanmerking voor de toegezegde regeling waarmee de motie-Noten wordt uitgevoerd. Er bestaat dus geen verschil tussen deeltijders en mensen die helemaal niet werken.

Hiermee ben ik aan het einde van dit blokje gekomen.

De voorzitter: Ik ga het rijtje even langs, zodat iedereen opmerkingen kan maken. De heer Van Vliet maakt daar geen gebruik van.

De heer Groot (PvdA): Ik heb begrepen dat de structurele opbrengst van 15 miljoen een rentevoordeel is. Op basis van welk aflossingspercentage is dit berekend? Op basis van welk percentage gaat de staatssecretaris ervan uit dat welk deel van de 5,5 miljard zal worden opgenomen?

Staatssecretaris Weekers: Hier wordt de gebruikelijke rekenmethodiek van het ministerie van Financiën op losgelaten. Ik denk dat het goed is dat ik dit nog even op papier aan de leden der Kamer laat toekomen. Ik geef dan een onderbouwing van de berekening en zet erbij wat dit nu en te zijner tijd voor gevolg heeft voor de kas. Als er nu een voordeel in de kas zit en later een nadeel, zal de heer Groot ongetwijfeld niet willen dat het voordeel nu alternatief wordt besteed en dat het nadeel vervolgens niet gedekt wordt. Ik zal hier nog even wat meer technisch op terugkomen.

De voorzitter: Wanneer kunnen wij dit overzicht verwachten?

Staatssecretaris Weekers: Op dinsdag. Alle toezeggingen over nadere zaken op schrift voor de plenaire behandeling van volgende week donderdag zal ik dinsdag per brief aan de Kamer sturen.

De voorzitter: Dat is genoteerd.

De heer Bashir (SP): Ik kan mij herinneren dat ik op 2 oktober 2004 ook op het Museumplein stond. Ik was niet de enige jongere; er waren er veel meer. Ik begrijp het onderscheid niet dat er gemaakt wordt bij de Museumpleingroep. Kan de staatssecretaris nader ingaan op de levensloopregeling?

Staatssecretaris Weekers: Je bent zo jong als je je voelt. Destijds werden de VUT- en prepensioenregelingen afgeschaft. Eigenlijk wordt met de Museumpleingroep bedoeld de groep mensen van 55 jaar of ouder voor wie een akkoord is bereikt dat zij de levensloopregeling toch nog kunnen gebruiken voor een zeker vroegpensioen.

De voorzitter: Nu weten wij ook waarom de heer Bashir al zo jong in de Kamer kwam. Hij was al zo jong betrokken.

De heer Bashir (SP): Misschien is dit een goede aanleiding voor jongeren om alsnog naar het Museumplein te gaan.

De heer Koolmees (D66): Ik heb een feitelijke vraag. De staatssecretaris verwijst voor antwoorden over de werkbonus naar pagina 74 en 75, maar de nota naar aanleiding van het nader verslag heeft maar 72 pagina's. Ik weet dus niet waar ik die antwoorden kan vinden.

Staatssecretaris Weekers: Wij hebben ongetwijfeld een andere nummering. Het is de nota naar aanleiding van het nader verslag en bij mij staat het echt op pagina 74 en 75. Laten wij straks de stukken even naast elkaar houden. Het kan ook zijn dat de printer van de heer Koolmees op een zeker moment de geest heeft gegeven.

De heer Dijkgraaf (SGP): Mag ik helpen? Het is de derde bladzijde van de beantwoording van de vragen van de SGP. Mijnheer Koolmees, daar moet u altijd zijn, als u iets zoekt.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Ik snap dat je inderdaad een caravan kunt kopen met de vrijval van het levenslooptegoed. Mijn vraag was er meer op gericht om een dergelijke regeling breder in te zetten, eventueel ook voor de restschuld. De leden van de Kamer zullen wel even bekijken welke mogelijkheden er daarvoor zijn.

Staatssecretaris Weekers: Als de overgangsregeling levensloop wordt bekort, loopt die niet door tot 2 043, maar loopt die in 2022 af. Volgend jaar zou eenmalig gelden dat bij opname van het levenslooptegoed slechts 80% van de grondslag in aanmerking wordt genomen voor belastingheffing, mede om eventueel progressienadeel weg te nemen. Als dit inderdaad zo gaat, zou ik daaraan wel willen koppelen dat je de bestedingsdoelen volstrekt vrij laat. Bestedingsdoelen zijn voor de Belastingdienst uiterst lastig te controleren. Wij willen ook niet dat de werkgever die doelen moet gaan controleren. Als je de huidige overgangsregeling gaat veranderen, maak die dan zo simpel mogelijk en geef mensen de vrijheid. Dan kunnen zij de zaak ook gebruiken voor het doel dat mevrouw Schouten terecht aangeeft. Dat is een zeer nobel doel.

De voorzitter: Ik stel voor dat we hier verder in tweede termijn of in het plenaire debat op ingaan, zodat Kamerleden onderling nog kunnen overleggen.

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik snap de aarzeling van de staatssecretaris rondom de horizonbepaling bij de werkbonus niet zo goed. In de redenering van de staatssecretaris hebben wij over 500 jaar nog steeds een werkbonus omdat wij dit jaar de AOW-leeftijd verhogen. Dat lijkt mij niet logisch. Er zit ergens een punt waarop het niet meer nodig is. Waarom zouden wij dit niet over vijf jaar nog eens goed bepalen? De Kamer heeft breed uitgesproken dat wij moeten oppassen met allerlei elementen in het fiscale systeem inbouwen die erin blijven zitten en zo opbouwen tot iets wat wij helemaal niet willen.

Staatssecretaris Weekers: Ik ken de discussie over de horizonbepaling. Ik ben het er zeer mee eens. In de fiscale agenda heb ik niet voor niets aangegeven dat nieuwe fiscale instrumenten van een horizonbepaling moeten worden voorzien. De heer Dijkgraaf heeft vorig jaar nog een motie ingediend om zelfs de bestaande instrumenten van een horizonbepaling te voorzien. Met die motie in het achterhoofd had ik een horizonbepaling voor vijf jaar verbonden aan het oorspronkelijke voorstel Wet vermindering afdracht onderwijs en aan de oorspronkelijke plannen daarover in het Belastingplan. De WVA sneuvelt echter al eerder, namelijk per 1 januari 2014. Je hebt dus niet per se een horizonbepaling nodig om een regeling op te heffen. Het is evident dat bij elke kabinetsformatie ook naar belastinguitgaven wordt gekeken. Ook toen wij tussentijds voor grote vraagstukken stonden, is er gekeken naar bepaalde belastinguitgaven, bijvoorbeeld de vitaliteitsregeling. Kort en goed, als de Kamer een horizonbepaling in wil zetten, laat ik dat graag aan de Kamer over.

De heer Dijkgraaf (SGP): Zo ging dat met de motie ook. Ik kijk de collega's aan; laat de Kamer maar verstandig zijn en dan zien wij het bij de stemmingen wel.

De heer Klein (50PLUS): Ik heb een vraag gesteld over de werkbonus en de 90%-eis. Ik heb gezegd dat je eigenlijk geen minimum moet hebben om die naar rato door te laten lopen.

Staatssecretaris Weekers: Ik moet u het antwoord even schuldig blijven. Dit is een afspraak uit het regeerakkoord die ik heb vertaald in wetgeving. Ik heb mij niet met de onderhandelaars verstaan over de achterliggende ratio bij deze afspraak. Ik zal zien of ik een nader antwoord in tweede termijn of in de brief kan meenemen.

De voorzitter: Dat noteren wij.

De heer Omtzigt (CDA): De staatssecretaris zegt dat het vrijvallen van het levenslooptegoed ook kan worden gebruikt voor het AOW-gat. Stel dat je over drie jaar tegen dat gat aanloopt, dan moet je het levenslooptegoed dus nu laten vrijvallen en kun je over drie jaar dat geld gebruiken. Of is er over drie jaar ook nog de mogelijkheid om het tegen 80% af te rekenen?

Staatssecretaris Weekers: Mijn suggestie voor de levensloopregeling is eigenlijk heel simpel, ook indachtig de vragen van de Kamer. De achterliggende gedachte van de heer Groot en mevrouw Neppérus, en mogelijk ook van de heer Dijkgraaf, was om het tot een bestedingsimpuls te laten komen. Dan moet je het in 2013 ook interessant maken om de zaak af te kopen en moet je er een voordeeltje aan verbinden. Voor de een is het overigens een voordeeltje, voor de ander is het het wegnemen van een progressienadeel. Als je namelijk levensloop hebt opgebouwd toen je 42% betaalde, maar nu in het 52%-tarief komt omdat je een behoorlijk bedrag van levensloop laat vrijvallen, betaal je meer belasting dan je ooit aan belastingvoordeel hebt gehad. Dat is een extra reden om het tegen 80% van de grondslag te doen.

Voor de jaren daarna geldt dat elk jaar opgenomen kan worden hoeveel men eruit wil halen. Dat betekent dat mensen tussen nu en 2022 per jaar een klein beetje kunnen bekijken wat ze nodig hebben. Het kan elke keer om een beetje gaan. Dan hoef je het progressienadeel niet weg te nemen, omdat mensen het zelf kunnen finetunen.

De heer Omtzigt (CDA): Misschien moet dit schriftelijk. Het gaat om de groep mensen die één, twee of drie maanden een inkomensgat hebben vanwege de latere ingang van de AOW. Zij hebben op dat moment nauwelijks of geen inkomen. Het wegnemen van de progressie levert dus niet voldoende op. Als ze het levenslooptegoed onder de oude manier opnemen, moeten ze het in een aantal andere gevallen minstens vijf jaar laten doorlopen, maar ze zouden het hele of bijna hele levenslooptegoed juist in die drie maanden willen opnemen. Kunnen de regels zodanig aangepast worden dat ze het tegoed, als ze dat nodig hebben, in de komende jaren kunnen opnemen om dat specifieke probleem in hun situatie te kunnen opvangen? Dan hoeft het voordeel van die 80% er niet eens tegenover te staan.

Staatssecretaris Weekers: Als je weinig tot geen inkomen hebt, en je gebruikt je levenslooptegoed om dat gat op te vullen, heb je volgens mij geen progressienadeel. Dan hoef je er dus per definitie niets voor te regelen, ook geen lagere grondslag.

De heer Omtzigt (CDA): Je mag er dus elk jaar tot 2020 zo veel of zo weinig uitnemen als je wilt? Dat zegt u nu.

Staatssecretaris Weekers: Ja. Dat zeg ik.

De heer Omtzigt (CDA): Dan is het helder.

De voorzitter: Dat is dus helder. We hebben nu de vragen gehad van het eerste blok. Kan de staatssecretaris aangeven welke onderwerpen hij in het tweede blok heeft? Dan kunnen we dat bijhouden en weet iedereen dat. Een praktisch punt is dat we om 17.00 uur onze magen kunnen vullen, niet later. Anders wordt het een Big Mac aan de overkant.

De staatssecretaris geeft het tweede blok aan.

Staatssecretaris Weekers: Maar niet nadat ik tegen de heer Bashir nog even wat preciezer ben over de Museumpleingroep. Hiermee wordt de groep bedoeld die op 31-12-2005 ouder was dan 51 jaar en jonger dan 56 jaar. Dit zeg ik even voor het verslag. De groep van 56 jaar en ouder kon nog gebruik blijven maken van de VUT.

De voorzitter: De staatssecretaris gaat nu de punten van blok 2 noemen.

Staatssecretaris Weekers: Voorzitter, ik kom bij de assurantiebelasting. De heer Koolmees vraagt onder welke voorwaarden de terugvaloptie voor de verhoging van de assurantiebelasting in werking treedt. Dat is het geval als de anticipatie een dermate omvang lijkt aan te nemen dat de opbrengst van de verhoging in 2013 lager wordt dan het bedrag dat in de boeken staat, namelijk 1 miljard 222 miljoen. De beslissing of gebruikgemaakt zal worden van die terugvaloptie wordt in het eerste kwartaal van 2013 genomen.

Mevrouw Schouten vraagt naar de gevolgen van de verhoging van de assurantiebelasting voor de glastuinbouw. Daar heb ik geen informatie over beschikbaar. Ook de berekeningen in Keuzes in Kaart van het Centraal Planbureau maken geen melding van specifieke effecten voor bepaalde sectoren.

De heer Van Vliet (PVV): In de inleiding van mijn betoog heb ik de staatssecretaris gevraagd naar de situatie op de BES-eilanden versus de Nederlandse situatie. Ik zei toen ook dat de assurantiebelasting voor sommige tot de verbeelding sprekende sectoren buitensporig nadeel kan opleveren. Kan ik ervan uitgaan dat de staatssecretaris op mijn stuk inleidend betoog over de assurantiebelasting nog terugkomt?

Staatssecretaris Weekers: Dat had ik in mijn blokje over de BES-eilanden zitten. Laat ik dat maar meteen afhandelen omwille van de tijd. De heer Van Vliet heeft inderdaad gezegd dat de belastingen in Nederland worden verhoogd, terwijl zij op Caraïbisch Nederland worden verlaagd. Voor Caraïbisch Nederland geldt echter een heel speciale situatie. Daar is vanwege de nieuwe staatkundige verhoudingen per 10-10-10 een nieuw belastingstelsel in werking getreden per 1 januari 2011. De afspraken die destijds met de BES-eilanden zijn gemaakt, behelzen dat er een nieuw stelsel komt dat uiteindelijk stimulerend moet zijn voor de economie van de eilanden. Tegelijk moest het zorgen voor een robuuste belastingopbrengst. Er zijn aannames gemaakt over wat die belasting zou moeten opbrengen. De statistische gegevens voor de eilanden zijn minder perfect dan die voor Europees Nederland. De afspraak is gemaakt dat wij, als de realisaties van de belastingen significant afwijken van wat wij met elkaar hebben afgesproken, daarnaar zullen kijken. Het is namelijk niet de bedoeling om met een ander systeem ineens veel meer belasting op te halen.

Vorig jaar hebben wij met elkaar discussie gevoerd. Daarbij hebben wij gezegd dat de belastingopbrengst natuurlijk gecorrigeerd moet worden voor inflatie. Je bekijkt dan of wat je binnenkrijgt hetzelfde is als wat is geraamd, maar als de inflatie 6% is, moet je dus ook 6% meer ophalen. Het meerdere moet echter wel worden teruggegeven. Vorig jaar heb ik daarvoor bepaalde voorstellen gedaan, die door het parlement zijn geaccordeerd. Dit jaar heb ik geconstateerd dat dit bij de doorvoering van met name de vastgoedbelasting leidt tot een enorme meeropbrengst, simpelweg omdat bij de oorspronkelijke raming heel wat onroerend goed niet in kaart was gebracht. Later is dat wel gebeurd. Dat geldt ook voor de waardeontwikkeling. Vanwege de toezegging die destijds, ook door mijn ambtsvoorganger, is gedaan, ben ik met een pakket gekomen om ervoor te zorgen dat wij van de eilanden niet meer vragen dan wat was afgesproken maar minder. Wat wij bij de ene belasting meer ophalen, zullen wij zodanig teruggeven dat we ingaan op de koopkracht van de mensen en dat wij bepaalde faciliteiten creëren die gemakkelijk uitvoerbaar zijn en ertoe leiden dat er eerder meer wordt geïnvesteerd dan dat men hier terughoudender mee is. Daarover heb ik gesprekken gevoerd met de bestuurders van de BES-eilanden.

Dit staat los van het vraagstuk waarmee wij in Europees Nederland te maken hebben. Wij hebben hier een fors tekort op de begroting. In de afgelopen twee jaar hebben wij inmiddels drie pakketten moeten maken om de begroting op orde te krijgen. Het eerste pakket bestond uit 18 miljard aan bezuinigingen; toen kwam het Voorjaarspakket en daarna het huidige regeerakkoord. Dat betekent dat je een deel in de uitgaven en een deel in de lasten moet zoeken.

De heer Van Vliet (PVV): Ik stelde een vraag over de BES-eilanden ten aanzien van de assurantiebelastingen. Ik kom daarop nog even heel kort terug. De staatssecretaris zegt dat hij geen gegevens heeft die erop wijzen dat de assurantiebelasting nadelig uitpakt voor bijvoorbeeld de tuinbouwsector en dus ook niet voor de transportsector. Betekent dit dan ook dat de staatssecretaris, als die gegevens er niet zijn, daarnaar verder niet meer kijkt?

Staatssecretaris Weekers: Ik heb niet in de planning staan om nu ten aanzien van specifieke sectoren nog een nadere monitor te ontwikkelen voor de assurantiebelasting.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Dat was ook een antwoord op mijn vraag. Ik heb de staatssecretaris aangegeven dat het LEI daarnaar wel heeft gekeken. Kan de staatssecretaris anders nog een reactie geven op de bevindingen van het LEI?

Staatssecretaris Weekers: Mag ik dat schriftelijk meenemen in de brief van dinsdag?

De voorzitter: Wij spreken dus af dat het in de brief komt.

Staatssecretaris Weekers: Dan is er nog één vraag betreffende de BES-eilanden. Mevrouw Neppérus vroeg of ik de belastingopbrengsten ook de komende jaren wil blijven monitoren. Dat zeg ik graag toe.

Ik kom op de anbi's en de sbbi's, waarover heel wat vragen zijn gesteld. Deze gingen over de uitwerking van de transparantie. Geldt de openbaarheid op internet ook voor kerken? En gelden de regels onverkort voor vermogensfondsen? Op 20 september heb ik, samen met mijn collega van Veiligheid en Justitie, de visie op transparantie naar de Kamer gestuurd. Ik loop op schema. De website is verplicht per 1 januari 2014. Op deze verplichte website moeten alle door de motie-Omtzigt/Van Vliet gevraagde gegevens staan, plus het beleidsplan en de resultaten. Dat zal ook worden neergelegd in de uitvoeringsregeling. Ook de kerken zullen meer openheid moeten betrachten over hun bestedingen. Voor vermogensfondsen gelden geen specifieke uitzonderingen. Ik verwijs verder naar pag. 9 en verder van de nota naar aanleiding van het verslag van OFM, waar ik uitvoerig hierop ben ingegaan, en naar pag. 3 en 4 van de nota naar aanleiding van het nader verslag.

Mevrouw Neppérus vroeg of er geen sprake is van een wildgroei aan anbi's. Ze vroeg of ik deze zorg deel en wat dit de schatkist kost. De kosten van het anbi-team in Den Bosch, dat beoordeelt of een instelling daadwerkelijk een «algemeen nut beogende instelling» is, zoals dat in de fiscale wetgeving is omschreven, bedragen 4 miljoen per jaar. We zien een toename van het aantal anbi's van gemiddeld 3 000 per jaar, maar tegelijkertijd ook een afname van 2 000. We zien dus een nettogroei van het aantal anbi's van 1 000 per jaar.

Mevrouw Neppérus heeft ook de signalen van sommige musea vertolkt. Die zeggen: we hebben nu een prachtige Geefwet gekregen, maar intussen moeten we vennootschapsbelasting gaan betalen. Ze vragen: kan er misschien iets worden gedaan om dit te vermijden? In de Geefwet hebben we een aantal faciliteiten gecreëerd waarmee culturele anbi's verder uit de voeten kunnen, waarmee ondernemerschap wordt beloond in plaats van afgestraft. Onder meer is daarin opgenomen dat men kan kiezen voor een integrale Vpb-plicht, waardoor je verlieslatende activiteiten kunt bekostigen door winstgevende activiteiten elders in die fiscale eenheid. Daarnaast is er een winstvrijstellingsdrempel voor stichtingen en verenigingen gecreëerd. Die is vorig jaar verruimd naar € 15 000.

Wat zou je kunnen doen? In theorie zou je die winstvrijstellingsdrempel kunnen ophogen naar bijvoorbeeld € 30 000. Mevrouw Neppérus had daar ook eerder al naar gevraagd. Ik heb in het verslag aangegeven dat dat 2 miljoen euro kost. Ik geef de Kamer wel aan dat je daarmee de ongelijkheid met lichamen die in een bv zijn georganiseerd, gaat vergroten. Je krijgt dus mogelijkerwijs concurrentieverstoring. Daarnaast moet je je afvragen of musea die nu bij sommige Kamerleden aan de bel trekken, worden geholpen met een ophoging van de winstvrijstellingsdrempel van € 15 000 naar € 30 000. Mij zijn voorbeelden bekend waarbij de winst vele malen hoger is. Dan word je hiermee niet geholpen. Als musea behoorlijke winsten maken en ze die niet tot besteding kunnen laten komen in het kader van hun statutaire doelstellingen of in het kader van interne subsidiëring van verliesgevende activiteiten, of als ze die winsten niet kunnen reserveren voor activiteiten die eens in de vijf jaar plaatsvinden of voor de organisatie van een grote tentoonstelling, een blockbustertentoonstelling of zo, dan moet er uiteindelijk wel afgerekend worden. Dat lijkt mij logisch. Als je het echt in de anbi-sfeer tot besteding wilt laten komen, dus binnen de eigen fiscale eenheid, is er geen probleem. Als men vrij wil zijn in de bestemming van de winst, is het op zichzelf logisch dat er moet worden afgerekend.

De heer Van Vliet heeft gevraagd naar de visie op de anbi-status van woco's. Op 13 januari jongstleden heeft de Hoge Raad uitgesproken dat werkzaamheden van toegelaten instellingen in de zin van de Woningwet algemeen nuttig zijn. Ik heb dat uiteindelijk ook gevolgd. Toegelaten woco's kunnen als anbi aangemerkt worden als ze ook aan de overige voorwaarden voldoen. Ik heb de visie daarop naar de Kamer gestuurd op 13 september. Dat was naar aanleiding van de motie die de heer Groot vorig jaar heeft ingediend.

De heer Groot heeft gevraagd of er druk wordt uitgeoefend op de Europese Commissie inzake de goedkeuring van de multiplier. Er vindt regelmatig overleg plaats over dit onderwerp met de Europese Commissie. Verwacht wordt dat de goedkeuring op korte termijn wordt verkregen.

De heer Bashir vroeg hoe de gedragscode tot stand komt om hoge beloningen bij bestuurders van anbi's te voorkomen. Wordt deze code bindend of vrijblijvend? Deze gedragscode wordt door de brancheorganisatie voor goede doelen, SBF, opgesteld. Daarvoor is een projectgroep ingesteld, waar de ministeries van Financiën en Veiligheid en Justitie aan deelnemen. De code wordt bindend voor de anbi's die bij de SBF zijn aangesloten.

Hoe gaat de Belastingdienst toezicht houden op het online plaatsen van informatie door anbi's? De Belastingdienst heeft een openbare lijst waarop alle anbi's zijn vermeld: het anbi-register. Deze lijst wordt in 2014 uitgebreid met een verwijzing naar de website van elke anbi. Ik denk dat dit via een hyperlink gebeurt. Indien een anbi geen website heeft, zal de beschikking worden ingetrokken. We hebben deze discussie eerder met elkaar gevoerd. Vorig jaar heb ik aangegeven dat ik er de voorkeur aan geef om bij de Kamer van Koophandel het anbi-register te gaan voeren. Vorig jaar heb ik ook gezegd dat ik meen dat iedereen die dat wil inzage kan hebben in het anbi-register. Dat geldt ook voor de gegevens die niet alleen de heren Omtzigt en Van Vliet, maar volgens mij de hele Kamer en ook ikzelf graag openbaar willen hebben. Ik vind ook dat dit gratis moet. Dat laatste is namelijk het probleem. De Kamer van Koophandel kan een dergelijk register wel voeren, maar zij heeft aangegeven dat zij geen enkel gegeven gratis ter beschikking stelt en dat zij niet van plan is om voor anbi's een uitzondering te maken. Dan rest mij maar één ding, namelijk een alternatief bedenken. Ik meen dat het alternatief dat ik heb geschetst, een buitengewoon goed werkbaar alternatief is. Elke anbi kan zelf aangeven op welke wijze zij in informatie voorziet, mits zij de gevraagde informatie geeft en mits het via een website toegankelijk is. Ik denk dat het daarmee goed wordt geregeld.

Gaan inspecteurs straks het web afstruinen? Kan het niet nog slimmer? Zijn er nadere opties overwogen? Deze vragen werden gesteld door mevrouw Schouten. Ik heb die optie zojuist aangegeven. Zonder internetadres is er geen anbi-status mogelijk. Het afstruinen wordt veel eenvoudiger dan nu. Nu moet het anbi-team in Den Bosch altijd alle stukken opvragen van anbi's. Dat is een hels karwei. Je kunt vrij gemakkelijk het internet afstruinen. Als er geen website is, wordt de anbi-status afgevoerd. Het kan dus veel beter. Die websites kunnen vrij snel worden opgeroepen en er kan worden bekeken of men aan de eisen voldoet.

Er is dus openbaarheid en we geven aan welke gegevens per se gepubliceerd moeten worden. De SBF gaat ervoor zorgen, zeker ook voor de wat kleinere anbi's, dat er wat tools komen, dat er bij wijze van spreken een voorbeeldwebsite komt. Ik ben ervan overtuigd dat heel veel burgers maar ook journalisten dat net vervolgens zullen bekijken. Volgens mij komt er vanwege de transparantie die wordt gecreëerd, gewoon een grote sociale controle op die anbi's. Dat lijkt me best een slimme methode.

Mevrouw Schouten heeft gevraagd of er heldere criteria kunnen komen voor sbbi's ter onderscheiding van anbi's. Het zal altijd een grijs gedeelte bevatten. Het grijze vlak bevindt zich natuurlijk daar waar het particulier belang overgaat in het algemeen belang. Je ziet dat ook bij de muziekgezelschappen, die de bijzondere aandacht van de heer Omtzigt genieten. Het ene muziekgezelschap is een anbi die ook voldoet aan de omstandighedencatalogus, terwijl een ander muziekgezelschap dat niet is omdat het particulier belang een veel grotere rol speelt. Het onderscheid is dus diffuus. Ik kan dat niet nog meer verduidelijken in nadere regelgeving. De omstandighedencatalogus die is ontwikkeld voor de muziekgezelschappen functioneert daar in elk geval prima. Dat is uiteindelijk gewoon ook door het veld opgepakt.

De heer Omtzigt heeft gevraagd of alle sbbi's een steunstichting kunnen krijgen, omdat er sprake is van onderuitputting. Nee, die kant zou ik niet op willen gaan. Zeker nu niet, want die regeling voor de steunstichting sbbi is eigenlijk pas enkele maanden geleden officieel vastgesteld. Daar moet natuurlijk ook nog veel meer ruchtbaarheid aan worden gegeven. Ik vind de conclusie dat er sprake is van onderuitputting, dus echt te vroeg.

Steunstichtingen sbbi moeten bij notariële akte worden opgericht. Het plaatsen van voorbeeldstatuten op de site van de Belastingdienst ligt niet voor de hand. Het is eigenlijk meer een taak voor het notariaat of voor de koepelorganisaties van muziek- en sportverenigingen. Er zijn mij vanuit het veld ook geen signalen bekend dat die verenigingen niet precies weten hoe de Belastingdienst hiermee omgaat en dat zij zo'n model echt nodig hebben. Ik denk dat het niet nodig is. Mocht de heer Omtzigt echter andere signalen hebben gehoord, dan sta ik daarvoor open. Het gaat erom dat we een wettelijke regeling hebben. Die is vorig jaar op verzoek van de Kamer gecreëerd. Daaraan lag een verzoek van de heer Omtzigt en mevrouw Neppérus ten grondslag. Als ik er op een of andere manier behulpzaam bij kan zijn dat die wettelijke regeling ook wordt gebruikt, dan vind ik dat op zichzelf ook prima. Maar er moet wel behoefte aan bestaan.

Er is gezegd dat de motie-Omtzigt/Van Vliet niet goed is uitgevoerd. Daarin is gevraagd of elke anbi op de site van de Belastingdienst een eigen nummer kan krijgen. De motie is volgens mij uitgevoerd in de geest van de motie. De gegevens die worden gevraagd, worden straks ook geëist. Er komt gratis openbaarheid en het is ook de bedoeling om anbi's een uniek nummer te geven. Daarmee kun je ervoor zorgen dat het kaf van het koren wordt gescheiden. Ik denk dat dit een belangrijk element is om de giftenaftrek ook in de toekomst houdbaar te laten zijn, omdat je zaken uiteindelijk ook kunt matchen. Wij willen bij voorkeur, als het gaat om dat unieke nummer, aansluiten bij het nummer van inschrijving in het handelsregister. Over het keurmerk overleggen we nog met het Centraal Bureau Fondsenwerving. Dat is overigens ook een misverstand van de heer Omtzigt. Het is niet zo dat collega Teeven en ik alleen maar met de SBF spreken. We spreken ook met het CBF, met de heer De Wijkerslooth.

De heer Klein heeft aangegeven dat hij de erfbelasting te hoog vindt. Dat vinden wel meer mensen in het land. Er zou een grotere vrijstelling voor kinderen moeten komen. Dat is een nobel streven, maar ik wijs erop dat de verhoging van de vrijstelling voor kinderen tot € 250 000 440 miljoen kost. Als ik een amendement van de heer Klein kan verwachten, zal ik kijken of het deugdelijk is gedekt en of dat vervolgens wenselijk wordt geacht.

De voorzitter: Zullen we de vragen over de giften verzamelen, zodat zij in één keer worden beantwoord? De VVD-fractie pleit ervoor om de steunstichting, waarmee de heer Omtzigt en ik vorig jaar actief waren, in de gaten te houden. Wanneer kunnen wij horen hoe dit loopt, hoe dit zich verder ontwikkelt en of er steun nodig is?

De heer Van Vliet (PVV): Ik dank de staatssecretaris voor de toezegging over de nummering van de anbi's.

De heer Bashir (SP): De staatssecretaris is onvoldoende ingegaan op de salarissen bij de anbi's. Er is wel een gedragscode, maar daar houdt het mee op. Het is allemaal vrijblijvend. Als een anbi drie of vier ton aan een bestuurder uitkeert, moet dat dan door de Belastingdienst als «een goed doel» gezien worden? Ik denk van niet. Ik denk dat er gewoon grenzen moeten worden gesteld, namelijk het salaris van een dg als maximum. Als het boven dat bedrag komt, kan de instelling geen anbi-status meer hebben.

De heer Omtzigt (CDA): Ik dank de staatssecretaris voor de toezegging om eventueel een model beschikbaar te maken voor statuten van een steunstichting. Ik ken minstens vijf verenigingen die daar behoefte aan hebben en die daar bij mij om gevraagd hebben. Aangezien de verenigingen die al zo'n steunstichting hebben, uitgebreid gecorrespondeerd hebben met de Belastingdienst, zou het heel prettig zijn als er een korte handleiding op de website komt.

Ik dank de staatssecretaris ook voor de toezegging dat er een anbi-nummer komt. Daarmee kan heel veel miscommunicatie weg worden gehaald. Slechte goede doelen die net een andere naam kiezen die op een goed doel lijkt, kunnen er dan uitgevist worden. Als dit ingevoerd wordt, is het dus buitengewoon zinnig om dit robuust in te voeren, zodat anbi's ook gevraagd wordt om te communiceren met dat nummer.

Ik had echter ook de hint gegeven dat de staatssecretaris, nu hij ervoor kiest om zelf niet een uitgebreid anbi-register op te zetten, in ieder geval al die anbi's zowel op de website van de Belastingdienst via het anbi-nummer als op de website waarop zij de zaken publiceren, identificeerbaar zou kunnen maken. Dan is de doorverwijzing in één keer helder en kan ook de Belastingdienst het snel vinden. Anders kan iemand dit in een uithoek van het internet zetten waar het vooral onbereikbaar is en waar dan allerlei grappen mee worden uitgehaald. Als dit toegezegd kan worden, zijn wij een heel stuk dichter bij de uitvoering zoals de heer Van Vliet en ik die hadden voorzien.

De voorzitter: Ik denk dat de tweede termijn steeds korter kan worden, maar er is dus een nog niet beantwoorde vraag van de heer Bashir en er zijn nadere vragen van de heer Omtzigt.

Staatssecretaris Weekers: Ik begin met het verzoek van de heer Omtzigt om aan de website van de Belastingdienst met het anbi-register uiteindelijk ook het anbi-nummer te koppelen en ook de website, althans de hyperlink. Dat is wel mijn bedoeling. Ik weet alleen niet op welk moment ik dat volledig operationeel heb, simpelweg omdat dit nu nog alleen een onderwerp is van planvorming en van overleg met de goededoelenorganisaties, dus met de SBF. We zijn dus nog niet zover dat wij dit snel kunnen invoeren. Wij regelen nu in het pakket van het Belastingplan wel dat de website op 1 januari 2014 in de lucht moet zijn, met de gegevens die de Kamer verlangt. Ik ga gewoon bekijken wat het snelste moment is waarop ik dit uiteindelijk kan realiseren, want het koppelen van een soort identificatienummers aan elke anbi is een hels karwei. Dat moet echter wel gebeuren. Dit is dus wel het eindplaatje; daar zijn wij het over eens. Wat mogelijk is, wordt gedaan. Ik stel voor dat ik de Kamer te gelegener tijd informeer over de voortgang, want we zullen toch van tijd tot tijd spreken over de anbi's.

Ik kom bij de vraag van de heer Omtzigt over de steunstichting en de modelakte. Misschien is de modelakte niet helemaal aan de orde, omdat eigenlijk de notaris de akte moet maken. Een modelakte voor de notaris vind ik eigenlijk meer iets voor het notariaat. Als er behoefte bestaat aan een handleiding op de site van de Belastingdienst, zeg ik graag toe dat deze wordt ontwikkeld en op de website van de Belastingdienst wordt ontsloten.

Er is nog gesproken over de salarissen van de bestuurders van anbi's. Ik heb aangegeven dat de SBF werken aan een gedragscode. Ik stel mij voor dat ik het aan de Kamer meld, zodra deze beschikbaar is.

De heer Bashir (SP): Het is duidelijk dat de staatssecretaris in overleg is met de SBF, maar het gaat om het principe. Vindt de staatssecretaris het bijvoorbeeld gerechtvaardigd dat een anbi, waarvoor mensen langs de deuren gaan, drieënhalve ton salaris aan haar bestuurder uitkeert? Ik denk niet dat dit de bedoeling is voor het draagvlak van de fiscaliteit die wij hebben. Ik wil hierover gewoon duidelijkheid krijgen van de staatssecretaris. Ik denk ook niet dat dit te veel gevraagd is. Ik vind het niet normaal dat een anbi haar bestuurder drieënhalve ton geeft.

Staatssecretaris Weekers: Als dit een vraag naar mijn persoonlijke appreciatie is, denk ik dat de heer Bashir en ik het snel eens zullen zijn. Als vrijwilligers met collectebussen langs de deuren gaan, geeft het natuurlijk geen pas als bestuurders zich vorstelijk, zelfs meer dan de minister-president, laten betalen. Ik vind het belangrijk dat er uiteindelijk een gedragscode komt uit de samenwerkende filantropische instellingen zelf. Er zijn natuurlijk ook vermogensfondsen, waarvoor vermogen internationaal moet worden belegd. Ik heb er alle begrip voor dat daarvoor mensen moeten worden ingeschakeld die capaciteiten hebben en ervoor zorgen dat het vermogen fatsoenlijk rendeert. In die gevallen kun je natuurlijk geen DG-norm opleggen, zeker niet vanuit de fiscale wetgeving. Ik vind het dus belangrijk dat die gedragscode komt. Verder vind ik transparantie belangrijk. Als die er uiteindelijk is, zullen de Nederlanders stemmen met de voeten als bestuurders zichzelf beloningen toekennen die het volk niet als rechtvaardig beschouwt.

De voorzitter: Ik heb het verzoek gekregen voor een schorsing, dus ik schors de vergadering enkele minuten.

De vergadering wordt van 15.52 uur tot 15.58 uur geschorst.

De voorzitter: Voordat ik de staatssecretaris het woord geef, herinner ik de leden eraan dat wij hebben afgesproken dat de tweede termijn een minuut bedraagt. Het is de bedoeling dat die minuut wordt gebruikt voor dringende zaken. Op de andere zaken kan eventueel donderdag worden teruggekomen.

Staatssecretaris Weekers: Voorzitter. Mevrouw Neppérus en de heer Van Vliet hebben gevraagd naar de btw-afdrachtsystematiek voor tabaksproducten, een onderwerp waarover wij in het voorjaar ook hebben gesproken. Verder hebben zij een vraag gesteld over de fraudegevoeligheid hiervan, dit mede in het licht van de mogelijke carrouselfraude bij alcohol.

De Kamer weet dat ik veel sympathie heb voor deze btw-afdrachtsystematiek op tabak, gezien het belang dat de kleinere tabaksdetailhandel hierbij heeft. Door deze groep, bijvoorbeeld tankstationhouders, wordt hier dan ook voornamelijk om gevraagd. De grote tabaksleveranciers vragen hier niet om, want die vinden het huidige systeem prima. Ik vlieg dit dossier dus aan vanuit de belangen van de detaillist.

Ik heb in het voorjaar en in de stukken aangegeven dat het aan twee voorwaarden zal moeten voldoen, namelijk dat het budgettair inpasbaar en fraudebestendig is. Het moet budgettair inpasbaar zijn, omdat het leidt tot een eenmalige derving van 67 miljoen. In die budgettaire derving heb ik voorzien in het financiële kader voor 2014 en dat betekent dat er dus ruimte is voor deze verandering en dat ik van goede wil ben.

Het is zelfs financieel mogelijk om het al in 2013 te doen. In het regeerakkoord is namelijk afgesproken om de verhoging van de werkkostenregeling met 100 miljoen te schrappen, mede gelet op de uitkomst van de evaluatie van de werkkostenregeling. In het financieel kader bij het regeerakkoord staat het ingeboekt per 1 januari 2014 als het in 2013 in zou gaan. Met andere woorden: het niet eerst verhogen om het vervolgens een jaar later weer te verlagen. Het is dus mogelijk om het al in 2013 te realiseren.

Ik zei al dat het fraudebestendig moet zijn. Ik deed dat, omdat ik enkele signalen over fraude heb gekregen. De FIOD heeft onderzoek gedaan naar carrouselfraude en in het kader van dat onderzoek is landen die het reguliere systeem toepassingen gevraagd naar hun ervaringen. Landen die het reguliere btw-systeem toepassen, hebben incidentele btw-fraude geconstateerd, hetgeen heeft geleid tot een verlies van 8 miljoen voor de schatkist. Het risico op carrouselfraude hangt overigens niet samen met het feit dat sigaretten accijnsproducten zijn. Dit risico hangt samen met de aard en de waarde van de goederen. Voor dergelijke fraude moet een product makkelijk te vervoeren en van relatief hoge waarde zijn. Anders dan alcohol hebben sigaretten een gering gewicht en een hoge waarde. Daardoor zijn ze eenvoudig te vervoeren. Bovendien zijn ze makkelijk af te zetten.

Ik kan mij de wens van de tabaksdetailhandel om een einde te maken aan de voorfinanciering van de btw goed voorstellen, zeker in deze moeilijke tijden waarin de tabakshandel ook nog eens te maken krijgt met een accijnsverhoging op tabaksproducten. De volgende accijnsverhoging staat in het regeerakkoord immers voor 2014 gepland.

Ik sta er sympathiek tegenover, ook al heb ik enkele signalen van fraude gekregen. Ik heb echter geen signalen gekregen van grootschalige fraude en het ging dus alleen om incidentele zaken. Met het oog daarop sta ik welwillend tegenover een eventuele uitspraak van een meerderheid van de Kamer dat ik het in 2013 moet regelen. Praktisch gezien is het mogelijk om het per 1 juli aanstaande in te voeren. Als een meerderheid van de Kamer zegt dat ik dat moet regelen in 2013, dan is dat praktisch mogelijk per 1 juli 2013.

Er is nog een vraag gesteld over de beperking van de btw-vrijstelling voor medische beroepsbeoefenaren. Het EU-recht is daarbij aan de orde. De heer Omtzigt heeft gevraagd of er overleg is geweest met de branche en of ik alsnog wil overleggen voor de plenaire behandeling. Verder is naar de uitvoerbaarheid gevraagd. Allereerst merk ik op dat dit geen onderdeel uitmaakt van het huidige belastingplan. Dit maakte onderdeel uit van het fiscaal crisispakket dat de Kamer in het voorjaar, in juni, heeft behandeld. Het was een uitwerking van het Lenteakkoord. Ik vind het in dat verband merkwaardig dat nu wordt opgeroepen, uitgerekend door één van de fracties die het Lenteakkoord mede tot stand heeft gebracht, om alsnog met die branche te gaan praten. Het parlement heeft zijn oordeel gegeven en toen de discussie kunnen voeren hierover. Dit punt staat wat mij betreft dan ook totaal niet ter discussie op dit moment.

Mij zijn ook geen signalen bekend dat het moeilijk uitvoerbaar zou zijn voor de Belastingdienst. Sterker nog, als deze groep in de toekomst zou moeten worden vrijgesteld, dan zou een register van dit soort artsen moeten worden opgesteld. De Belastingdienst is natuurlijk niet in staat om de vakinhoudelijke bekwaamheid van deze beroepsbeoefenaren te beoordelen. Dat kan alleen het ministerie van VWS doen. Dat ministerie heeft een- en andermaal aangegeven dat het simpelweg geen register wil opstellen voor alternatieve genezers. De grens is dus getrokken bij het register dat VWS hanteert voor medische beroepsbeoefenaren, het BIG-register. Daarin staan alle beroepen, inclusief vergelijkbare prestaties. Die eis wordt ook gesteld in het Europees recht. Die beroepen zijn vrijgesteld. Wat niet kwalificeert voor het BIG-register is belast. Als het ministerie van VWS een behandelmethode in het BIG-register wil opnemen, dan ben ik volledig bereid om dat in fiscale zin te volgen. Ik moet dan natuurlijk wel even kijken naar de budgettaire implicaties daarvan. Die moet ik inpassen. Voor mij moet leidend zijn dat het ministerie van VWS als medische dienst kwalificeert.

Volgens mij heb ik hiermee de vragen over tabak en CAM-artsen behandeld.

Mevrouw Neppérus (VVD): Op het punt van btw en tabak het volgende. Jammer als dat niet al kan per 1 januari, maar als 1 juli wel een praktische oplossing biedt, dan lijkt mij dat een serieus alternatief.

De heer Van Vliet (PVV): Daar sluit ik mij bij aan.

De heer Groot (PvdA): Ik sluit mij daar ook bij aan.

De heer Klein (50PLUS): Op het punt van de CAM-artsen gaat er volgens mij iets niet goed. De BIG-registratie is alleen een registratie van de beroepsbeoefenaren. Dat is geen registratie van behandelmethoden. Als paramedici geregistreerd zijn in het BIG-register, is het volgens de staatssecretaris dus al goed?

Staatssecretaris Weekers: Het gaat uiteindelijk om de geleverde prestatie. Die moet vergelijkbaar zijn. Een reguliere arts die zijn normale verrichtingen doet en BIG-geregistreerd is, valt onder de btw-vrijstelling. Als hij daarnaast nog een acupunctuurpraktijk erop nahoudt of andere alternatieve methoden hanteert die geen onderdeel zijn van zijn BIG-registratie, moet daarvoor btw in rekening worden gebracht. Het gaat erom of de geleverde prestatie onder de reguliere geneeskunde conform de BIG-registratie valt. Als het een beetje van dit en een beetje van dat is, wordt gekeken wat het meest kenmerkende is van de prestatie.

De heer Omtzigt (CDA): Ik weet dat wij het onderwerp CAM-artsen zeer snel na het Lenteakkoord hebben behandeld. De uitvoeringsvragen waren op dat moment niet beschikbaar. Dat was het voorbeeld dat ik gaf; daar kunnen we ook onszelf op aankijken. Daarom kom ik er nu op terug. Is er overleg geweest? Kan dat overleg er komen? In de nota naar aanleiding van het nader verslag staat een lijstje van gemengde consulten, waarbij staat aangegeven wanneer ze onder de btw-heffing vallen. Het eindigt ermee dat vanwege het medisch beroepsgeheim toch niet kan worden gecontroleerd wat er is gebeurd. Als ik dat lees, weet ik wel wat er gaat gebeuren. Dan wordt alles onder «regulier medisch» geschaard. Als het ene tarief 0% is en het andere tarief 21%, weet ik wel onder welke categorie het wordt weggeschreven. Daar hoeven we helemaal niet lang over na te denken. Onderkent de staatssecretaris dit probleem? Hoe wordt het praktisch opgelost? Is het Europeesrechtelijk houdbaar? Dat zijn realistische vragen.

Staatssecretaris Weekers: Ik vind het toch merkwaardig dat deze vragen nu worden gesteld. Het zijn geen nieuwe vragen. De discussie over het al dan niet belasten van CAM-artsen kwam niet opeens bij het Lenteakkoord op en werd toen niet ineens door de Kamer in een noodtempo afgehandeld. Hierover is jarenlang gesproken. De vorige staatssecretaris van Financiën, de heer De Jager, heeft het al eens eerder in een belastingplan opgenomen. Destijds heeft de Kamer het eruit gehaald met de argumentatie dat samen met het ministerie van VWS de mogelijkheid zou worden bekeken van een register voor CAM-artsen, om het probleem via die route op te lossen. Uiteindelijk is gebleken dat dit niet kon en dat de minister van VWS er ook totaal geen voorstander van was. Maak je namelijk een dergelijk register, dan suggereer je ook dat je de kwaliteit op een of andere manier kunt borgen. Er zijn dus welbewuste keuzes gemaakt. Als zich straks bij de uitvoering in de praktijk bepaalde vraagstukken voordoen, is de Belastingdienst natuurlijk altijd bereid om met de brancheorganisaties in overleg te gaan. Ik voel echter geen enkele behoefte om voor de plenaire behandeling van dit wetsvoorstel in overleg te gaan met de koepels. Feit is dat de zaak inmiddels in de wet staat. Ik doe geen voorstel om het nu te veranderen. In het najaarsakkoord is de zaak ook niet teruggedraaid. De heer Groot heeft, hoewel hij geen partij was bij het Lenteakkoord, aangegeven dat het nu ook door de PvdA wordt ondersteund. Mochten zich in het komende jaar uitvoeringstechnische vragen voordoen, dan worden die door de Belastingdienst op de gebruikelijke wijze opgepakt.

De voorzitter: De vraag staat nog open of dit EU-proof is.

Staatssecretaris Weekers: Dit is zeker EU-proof, want anders was ik er niet mee gekomen.

Dan ga ik verder met het bodemrecht en de invordering. Diverse leden vragen naar de rechtvaardiging van het voorstel en willen weten of de overheid hier niet mee doorschiet. De Belastingdienst is geen bank van lening. Door bodemverhuurconstructies komt het geld van de fiscus niet bij de fiscus terecht. Wij moeten even bedenken voor welke belastingschulden het bodemrecht uiteindelijk wordt ingeroepen. Dan gaat het om btw-schulden en om loonheffingen, die onderdeel uitmaken van het brutosalaris. De werkgever betaalt het nettosalaris uit en behoort tegelijkertijd ook datgene wat de fiscus en het UWV toekomt aan de Belastingdienst over te maken. Als dat niet wordt overgemaakt, betekent dit eigenlijk dat je, doordat dit geld aan de fiscus en niet aan jezelf toebehoort, de fiscus gebruikt als bank van lening. Dit hoort eigenlijk gewoon in het financieringsarrangement van de bank te zitten. Hetzelfde geldt voor de btw, want die heb je ook niet van jezelf. Het gaat hier bijvoorbeeld niet om de winstbelasting, de Vpb-belasting of de inkomstenbelasting.

Het bodemrecht vindt zijn oorsprong in de Invorderingswet van 1845. De onderbouwing destijds was dat de schatkist haar debiteuren niet kiest en met zekerheid op haar inkomsten moet kunnen rekenen. In de memorie van toelichting van 1 844, die ik er natuurlijk nog eens even op heb nageslagen, staat dat «er geen groter misbruik bestaat dan juist hetwelk de wetsbepaling bestemd was te weren».

Het kabinet doet nu een voorstel om het bestaande bodemrecht bodemvoorrechtconstructiebestendig te maken. Wij doen eigenlijk niets meer of minder dan zorgen dat het bodemrecht ook het effect kan hebben dat ooit door de wetgever bedoeld was. Daarmee stoppen wij de ratrace tussen banken en de fiscus. Dat levert maatschappelijk winst op.

Je moet je voorstellen dat zo'n bodemverhuurconstructie vaak gehanteerd wordt op een moment dat de kredietverschaffing al min of meer heeft besloten dat men maar moet aansturen op een faillissement. Een paar dagen daarvoor worden er ineens allerlei aktes opgemaakt. Dan wordt gedaan alsof de bodem van het bedrijf niet meer van de ondernemer zelf is maar van een derde. Daar wordt dan even een vennootschapje tussen geschoven en er worden wat andere sloten op de deur gezet. Daarmee wordt eigenlijk de fictie gecreëerd alsof het in handen is gekomen van een ander. Zo wordt een bezitloos pand omgezet in een vuistpand en kan de bank, of de financier, het vervolgens als separatist gaan uitwinnen. Dan staat de fiscus buitenspel.

Dat is natuurlijk niet zoals het hoort te gaan. Het is wettelijk toegestaan. Er is ook ooit een arrest gewezen. Als het totaal niet was toegestaan, dan had ik de wet nu ook niet hoeven te veranderen. Wat mij betreft – een aantal leden heeft dat ook gezegd – is dit echter wel flagrant in strijd met de geest van de wet. Constructiebestrijding doet ook recht aan het budgettaire belang dat is gemoeid met het bodemvoorrecht. In 2004 heeft het CPB dit op 700 miljoen berekend. Nadien is dat alleen maar toegenomen. Bij de vormgeving van deze reparatie – voordat ik het belastingplan maakte, heb ik diverse alternatieven overwogen – is voorzien in een aantal waarborgen om overkill te bestrijden. Dat betekent dat ik niet heb gekozen voor een wettelijk pandrecht voor de Belastingdienst, maar alleen voor een meldingsplicht. Ik heb ook gekozen voor het inbouwen van een drempel waaronder niet hoeft te worden gemeld. Ik heb in de richting van de dienst aangegeven dat een zo groot mogelijk deel van de meldingen minnelijk moet worden afgedaan. Voorts moet sprake zijn van een verplichte actieve opstelling van de Belastingdienst en van een aantal andere zaken. Als er een melding binnenkomt, dan moet de Belastingdienst snel om de tafel gaan. Als een onderneming nog levensvatbaar is, dan kan de Belastingdienst samen met de financier, de bank, en de ondernemer werken aan een plan om weer toekomstperspectief te krijgen. Het gaat mij te ver dat de geldverschaffer als enige perspectief heeft, want dat is het geval bij een bodemverhuurconstructie, en dat anderen achter het net vissen. Dat vind ik niet fair. Als dit wetsvoorstel wordt aangenomen, dan zal de dienst zich correct opstellen. Daar waar er perspectief is voor de onderneming moet er worden gewerkt aan een betalingsregeling. Dan moeten alle belangen goed worden gewogen.

De heer Koolmees wees erop dat er al heel lang een maatschappelijke discussie gaande is over het bodemrecht. Dat klopt. In een eerder verleden heb ik ook nog wel eens meegedaan aan die discussie, maar ik wil die nu niet beslechten. De discussie duurt ook al heel lang. Ik ben nu verantwoordelijk voor de Belastingdienst. Ik ben ervoor verantwoordelijk dat belastingen die worden opgelegd ook in de schatkist terechtkomen. Daarom wil ik in elk geval constructies bestrijden. Een definitieve regeling van het bodemrecht is sinds 1992 aanhangig in de Kamer, maar ligt sinds 1994 op de plank. Als de Kamer deze discussie verder wil voeren, dan moet het wetsvoorstel van de plank worden gehaald en dan moet de discussie met het kabinet nieuw leven worden ingeblazen. Ik ben echter niet de penvoerder van het wetsvoorstel. Ik ben ook geen Kamerlid. Ik wil niet wachten op een definitieve regeling. Ik wil gewoon constructies bestrijden.

Er is over het bodemrecht ook gevraagd of het kabinet de gevolgen voor de kredietverlening afdoende in kaart heeft gebracht. In de schriftelijke antwoorden ben ik zeer uitgebreid ingegaan op de gevolgen voor de kredietverlening. Het bodemrecht speelt bij de kredietbeoordeling, vooraf dus, wanneer de bank beslist of er al of niet krediet wordt verstrekt, nauwelijks een rol van betekenis. Banken laten zich primair leiden door andere factoren, zoals continuïteit en cash flow van de onderneming. Anders is dit natuurlijk in het stadium waarin de onderneming in financiële moeilijkheden verkeert. Door in voorkomend geval geen verhaal te kunnen nemen op bodemzaken zal de rek er voor de financier eerder uit kunnen zijn. Het ligt dan voor de hand dat de fiscus als crediteur ook betrokken wordt in de afweging over voortzetting of uitbreiding van financiering. Het overleg tussen ondernemer, financier en fiscus heeft juist als oogmerk om te voorkomen dat een bedrijf onnodig failleert. In ieder geval moet worden voorkomen dat kansloze activiteiten op kosten van de belastingbetaler worden voortgezet.

Zoals aangegeven, moeten constructies worden bestreden. Ik herhaal dat de fiscus geen bank van lening is. Het is natuurlijk vreemd dat het effectueren van een oeroud verhaalsrecht nu opeens grote gevolgen voor de kredietverlening zal hebben. Toch kunnen wij niet ontkennen dat de maatregel enig effect op de kredietverlening kan hebben. Daarom heb ik voorgesteld om de effecten mee te nemen bij de monitoring die in het kader van de bankenbelasting is afgesproken.

Terecht is door diverse sprekers gezegd dat banken door meerdere maatregelen worden geraakt. Het is juist de stapeling van maatregelen die effecten kan hebben op de kredietverlening. In de eerste plaats zijn er de eisen van Basel III. Daarnaast is er de ex-antefinanciering van de depositogaranties en de bankenbelasting. Als je je zorgen maakt over de kredietverlening zou je bij dat laatste met een andere maatvoering ervoor kunnen zorgen dat er meer krediet wordt verschaft. In het voorjaar is de bankenbelasting in de Kamer behandeld. Toen was er aanvankelijk een meerderheid voor een veel forsere verhoging van de bankenbelasting dan het kabinet voorstelde en uiteindelijk ook is gerealiseerd. Als je vindt dat banken door stapeling van maatregelen in de knel komen bij de kredietverlening, moet je kijken naar instrumenten zoals de bankenbelasting en de ex-antefinanciering van het depositogarantiestelsel. Ook moet je kijken naar de maatvoering en de fasering van Basel III. Wat mij betreft, moeten constructies niet via de fiscaliteit bestreden worden, want dat is een oneigenlijke weg. Daarbij gaat het om het ontwijken van betalen van belasting.

Ik ben al ingegaan op de vraag van D66 of ik bereid ben het faillissementsrecht in breder perspectief te onderzoeken. Ik heb verwezen naar de discussie die eigenlijk al jarenlang stilligt en die primair door justitie gevoerd moet worden. Als die discussie weer wordt gestart, dan ben ik uiteraard bereid om daar mijn bijdrage aan te leveren.

De heer Omtzigt heeft gezegd dat er geen enkel overleg is geweest over invoering van de maatregel. Hij vroeg vervolgens om de maatregelen in een separaat wetvoorstel op te nemen. Dat laatste was ook het advies van de Raad van State. Ik heb dat niet gevolgd, maar het is pertinent niet waar dat er geen overleg is geweest. Het is echter helder dat het overleg niet tot overeenstemming heeft geleid. In reactie op beide vragen verwijs ik naar de zeer uitgebreide schriftelijke antwoorden op pagina 40 van de nota naar aanleiding van het nader verslag.

De heer Groot heeft gevraagd of de problematiek van emigrerende aanmerkelijkbelanghouders kan worden meegenomen door de commissie-Van Dijkhuizen. Ik ben bereid deze vraag naar de commissie door te geleiden, maar ik kan er ook zelf nader naar kijken. Het is een ingewikkelde problematiek. Ik ben sowieso erg alert op mogelijke constructies. Ik hou helemaal niet van trucs om belastingheffing te omzeilen of te ontwijken. Als ik die zie of als die mij gemeld worden, ga ik die serieus bekijken. Ik wil het volgende met de heer Groot afspreken. Voor het zomerreces kom ik niet alleen uitvoerig terug op deze casus, maar zal ik in de tussentijd ook kijken of andere constructies een rol spelen. De resultaten daarvan zal ik in een brief naar de Kamer opnemen. Als wij daarover voor het zomerreces kunnen spreken, kan ik een en ander eventueel laten uitwerken in het belastingsplan voor volgend jaar.

De voorzitter: Ik kijk even of er vragen zijn op dit punt, want er zal best verschil van inzicht zijn. Dat leent zich ook goed voor het debat op donderdag. Maar goed, houdt u het even kort alstublieft. Anders loopt het geheel uit de tijd; dit is zeker een onderwerp om donderdag te bespreken.

De heer Bashir (SP): Ik wil mijn waardering uitspreken voor de aanpak van de staatssecretaris voor de constructies met bodemrecht en mijn complimenten voor de wijze waarop hij die hier verdedigt.

De voorzitter: Ik zie geen handen meer. Dan gaat de staatssecretaris verder met zijn betoog.

De heer Omtzigt (CDA): Voorzitter ...

De voorzitter: Mijnheer Omtzigt toch nog? Ik stel voor dat u voortaan ietsje sneller uw vinger opsteekt, want dan kan ik u meteen zien.

De heer Omtzigt (CDA): Als het wetsvoorstel met nummer 22 942, dat destijds is ingediend door de staatssecretaris van Justitie, zo belangrijk is, dan verbaast het mij dat dat niet is voorgelegd aan de Kamer om verder in behandeling te worden genomen. Wat was daar de achterliggende reden van? De staatssecretaris kan wel zeggen daar niet zelf verantwoordelijk voor te zijn geweest, maar de staatssecretaris van Financiën is wel degelijk de tweede ondertekenaar van dat wetsvoorstel uit 1993. Het ging om de heren Kosto en Van Amelsvoort. Verder is er niet ingegaan op de vraag over de constructiebestrijding. Wij hebben daar een heel mooi voorbeeld van gezien op de voorpagina van het FD vandaag. Dat begrijpen wij allemaal wel, maar de vragen over de leasemaatschappijen die onmiddellijk hun leasestukken verliezen, die formeel gezien hun eigendom zijn en waar de Belastingdienst vier weken lang beslag op kan leggen, worden gewoon niet beantwoord. Wat is daar de logische, economische redenering achter? Leidt dat niet tot een totale inperking van een aantal zaken en het kapitaal dat ter beschikking komt en economische groei kan veroorzaken? Daarom herhaal ik mijn vraag: kan de staatssecretaris bekijken of wij dit apart kunnen bespreken?

Staatssecretaris Weekers: Als hier een wetsvoorstel op tafel ligt, is het niet mogelijk dat ik dat vervolgens ga splitsen en dat wij beide wetsvoorstellen separaat behandelen. Dat laat het reglement van orde bij mijn weten niet toe. Anders had ik er geen enkele moeite mee om het wetsvoorstel te splitsen. Als ik dit stuk nu moet afsplitsen van het Belastingplan, dan kan het niet ingaan per 1 januari aanstaande en moet ik een nieuw wetsvoorstel indienen. Ik ben niet van plan om nog een jaar belastingopbrengsten te laten liggen. Dat lijkt mij namelijk niet verstandig, zeker niet in deze tijd waarin wij elk dubbeltje moeten omdraaien in het kader van het beheer van de schatkist.

Er werd gevraagd waarom dat voorstel uit 1992 niet uit de mottenballen wordt gehaald. Dat is niet aan mij. Het voorstel ligt bij de Kamer. De Kamer kan elk moment besluiten om dat voorstel verder te bespreken. Ik wil in elk geval niet dat wij nu weer een jarenlange maatschappelijke discussie gaan voeren en afwachten wat daar uitkomt. Ik wil constructies bestrijden. Dat doe ik bij dezen. Ik proef dat een heel grote meerderheid van de Kamer voor het bestrijden van deze constructies is op de wijze die ik voorstel. En laten wij helder zijn: als de wat bredere maatschappelijke discussie over het faillissementsrecht in zijn algemeenheid of het bodemrecht in het bijzonder wordt beslecht, dan hebben wij een nieuwe situatie.

Dan had de heer Omtzigt nog een vraag over leasen. Dat is wel even belangrijk, want dat soort geluiden circuleren nu ook ineens. Ik begrijp die geluiden niet, want de Belastingdienst kent, voor zover mij bekend, geen bodemverhuurconstructies rondom lease. Bovendien hebben wij voor operational lease een safeharbourregeling. Dat betekent het volgende. Als aan bepaalde voorwaarden is voldaan en iets voldoet aan de kenmerken van operational lease, dan wordt wat reëel eigendom is, gewoon gerespecteerd door de fiscus. Dat is dus helemaal geen probleem.

De voorzitter: U gaat nu verder, staatssecretaris. Kunnen die andere blokjes in één keer?

Staatssecretaris Weekers: Dat is prima wat mij betreft, voorzitter.

De voorzitter: Dan sparen wij even onze vragen op over de kleine blokjes die er kennelijk nog zijn.

Staatssecretaris Weekers: Er zijn vragen gesteld over vergroening, kleinschalige initiatieven in het kader van zonne-energie, warmtekrachtkoppeling, de SDE-plusregeling en de EIA. Ik stel voor dat ik hierop in het nieuwe jaar terugkom in het kader van de uitwerking van de bepalingen in het regeerakkoord. Dan kunnen we er een apart gesprek over voeren. Deze onderwerpen staan niet in het Belastingplan. Dit zou mijn voorstel zijn, omwille van de tijd.

De voorzitter: Ik stel voor dat de collega's die hierover spraken, daar even over nadenken. Dan gaat de staatssecretaris nu verder.

Staatssecretaris Weekers: Ik ga nu in op de vragen over de oldtimers. Ook hierover kan ik lang spreken, maar ook kort. Het onderwerp is geen onderdeel van het Belastingplan 2013, dus het is wat mij betreft ook niet nodig dat de Kamer er volgende week met initiatieven voor komt. Ik zou niet weten wat de Kamer er volgende week mee zou moeten doen, aangezien voor 2013 de huidige vrijstelling voor oldtimers nog bestaat. Ik zeg de Kamer graag toe dat ik samen met mijn collega van I en M zal zoeken naar een goed uitvoerbare oplossing waarin we het mobiel historisch erfgoed ontzien en de mogelijkheid verschaffen om dat een aantal keren per jaar de schuur uit te rijden, maar we tegelijkertijd wel de auto's belasten die net aan het jarencriterium van de huidige oldtimerregeling voldoen, maar die de facto elke dag in het verkeer worden gebruikt en zorgen voor nogal wat milieu-uitstoot. In het kader van de uitwerking van die regeerakkoordmaatregel zal ik dus samen met de collega van I en M een voorziening treffen voor het rijdend cultureel erfgoed.

In het kader van de motorrijtuigenbelasting zijn mij ook vragen gesteld over de buitenlandse kentekens. Ik kom ze ook op de weg tegen. Zeker als er Nederlandse teksten staan op auto's met een buitenlands kenteken, vraag ik me wel eens af: waar wordt hier nu belasting betaald? Dat is de reden waarom ik het toezicht hierop heb geïntensiveerd. Ik noem een paar cijfers. Op het peilmoment augustus 2012 was het aantal in de GBA ingeschreven arbeidsmigranten tussen 18 en 65 jaar ongeveer 350 000. Vanaf maart 2012 is deze groep arbeidsmigranten benaderd via informatieverstrekking en andere dienstverlening. Binnen deze populatie is de registratie van voertuigen met een Nederlands kenteken in het RDW-kentekenregister in de periode maart tot en met september gestegen van 29% naar 31%. Dat is een toename van het aantal registraties met 7 000. Er is dus een duidelijke stijging van het aantal buitenlanders dat van een buitenlands kenteken overgaat op een Nederlands kenteken. Deze stijging is mede het effect van de inzet van de Belastingdienst, uiteraard in samenwerking met de gemeenten. De 7 000 registraties resulteren in een jaarlijkse opbrengst van ongeveer 4 miljoen euro aan motorrijtuigenbelasting en ongeveer 1 miljoen euro aan bpm. Het is behoorlijk arbeidsintensief. Ik heb dit signaal van de Kamer al serieus opgepakt, want vorig jaar heeft onder anderen de heer Van Vliet hierop al gewezen. Ik heb dus het toezicht geïntensiveerd, en ik zorg ervoor dat de Belastingdienst er scherp op blijft letten. Ik ben daarnaast voornemens om in het kader van de halfjaarsrapportage Belastingdienst niet alleen vinger aan de pols te houden, maar de Kamer hier ook over te informeren. We delen namelijk dezelfde ambitie.

De heer Groot vroeg of in de eerste maanden van 2013 kan worden gerapporteerd over de ontwikkeling van het gebruik van groen gas en elektrische auto's. Ik geloof dat de heer Omtzigt zelfs om maandelijkse rapportages vroeg.

De heer Omtzigt (CDA): Nee, ik vroeg om maandcijfers.

Staatssecretaris Weekers: O, maandcijfers. Dan valt me alweer reuze mee. Ik zeg in elk geval toe om bijvoorbeeld aan het eind van het eerste kwartaal van 2013 of net na afloop daarvan over de ontwikkelingen te rapporteren. Daarmee loop ik vooruit op de monitor die ik al eerder heb toegezegd in het kader van het Belastingplan 2014.

De heer Bashir vroeg of bij de oldtimervrijstelling ook rekening wordt gehouden met gedragseffecten. Het antwoord op die vraag is nee. Bij de raming is wel rekening gehouden met effecten van schorsing. De heer Bashir stelde een alternatieve vrijstelling voor. Ik stel het altijd op prijs als vanuit de Kamer suggesties worden gedaan. De suggestie van de heer Bashir zou echter tot behoorlijk wat uitvoeringslasten leiden en bovendien mogelijkheden tot fraude bieden. Er kan namelijk met de kilometerteller worden geknoeid. Zeker bij oudere auto's is dat gemakkelijker.

De heer Bashir (SP): Dat is strafbaar.

Staatssecretaris Weekers: Ja, dat is strafbaar, maar daarmee heb ik het probleem nog niet opgelost. Ik grijp terug op mijn eerdere toezegging: ik kom erop terug bij de uitwerking van de maatregelen in het regeerakkoord. Ik denk dat ik wel met iets kan komen waar de Kamer zich in kan vinden.

Er is nog een vraag gesteld over de B50 en de ANWB. Ik zal hen op korte termijn uitnodigen om verder te praten over hun voorstel. Ik hoop dat ik de Kamer daarover ruim voor het zomerreces kan informeren.

Ik heb de vragen van de heer Omtzigt behandeld. Ik ben ook ingegaan op de 60 dagenkaart.

Ik ga verder met het vestigingsklimaat, de Vpb, substance et cetera.

De heer Klaver (GroenLinks): Ik heb nog een vraag over het vorige blokje. Het ging even heel snel over vergroening. Dat is slim afgedaan door de staatssecretaris. Het is prima als hij daar in het nieuwe jaar uitgebreid op terugkomt in een brief. Ik heb nog wel een vraag gesteld over saldering, waarover in het regeerakkoord iets is opgenomen. Ik maakte daaruit op dat saldering vanaf 2014 mogelijk wordt, maar is het mogelijk om dat naar voren te halen zodat men daar ook voor bestaande initiatieven gebruik van kan maken?

Staatssecretaris Weekers: Nee, dat kan niet. Bovendien staat er niets over saldering in de tekst van het regeerakkoord, maar wel over een verlaagd tarief voor bijvoorbeeld coöperaties van bewoners. Dit verlaagde tarief zou gefinancierd moeten worden door een verhoging van het tarief dat andere huishoudens betalen. Ik stel voor dat ik dit meeneem in de brief die ik zojuist over dit soort vergroeningsmaatregelen heb toegezegd. Het kan niet sneller worden ingevoerd. Omdat het een verlaagd tarief betreft, moet het in wetgeving worden gegoten. Het wordt dus pas op zijn vroegst 1 januari 2014.

Volgens mij hebben wij Bosal in het voorjaar uitvoerig besproken tijdens de behandeling van het fiscaal crisispakket. Toen is aangegeven waarom voor de desbetreffende variant is gekozen en niet voor andere varianten. Ik antwoord op de vraag van de heer Van Vliet dat er meer budgettaire opbrengst in had gezeten, maar dan had je voor een andere vormgeving moeten kiezen. Dat had ook zijn keerzijde. Ik wil de discussie over Bosal echter niet opnieuw voeren.

Er zijn diverse vragen gesteld over brievenbusmaatschappijen en dergelijke. Ik denk dat het de Kamer helder is hoe ik daartegen aankijk. Ik werp de kwalificatie van Nederland als belastingparadijs verre van mij, maar ik sta wel voor een gunstig en aantrekkelijk vestigings- en investeringsklimaat. Daarvoor hebben we een uitgebreid verdragennetwerk en een competitief winstbelastingtarief nodig. Ook hebben we daar met name innovatiefaciliteiten in de sfeer van de winstbelasting voor nodig en een Belastingdienst waar ook door bonafide belastingplichtigen vooroverleg gevoerd kan worden als aan een aantal voorwaarden wordt voldaan.

Ten aanzien van het verdragennetwerk beschikken we over de nota over fiscaal verdragsbeleid, waar ik goede gesprekken met de Kamer over heb gevoerd. In dat kader heb ik nog aangegeven dat ik ten aanzien van ontwikkelingslanden een andere koers vaar dan ten aanzien van geïndustrialiseerde landen, ook tot groot genoegen van mijn collega van Ontwikkelingssamenwerking. Daarnaast doen wij specifieke projecten in het kader van technische assistentie om ervoor te zorgen dat in sommige ontwikkelingslanden ook de kwaliteit van de Belastingdienst wordt verbeterd. Uiteindelijk zullen ze het namelijk allemaal zelf moeten doen.

Dan kom ik bij de vraag over brievenbussen. Voor een stukje is dat bijvangst van ons fiscaal vestigingsklimaat waar ik eerlijk gezegd niet op uit ben. Wel ben ik uit op toegevoegde waarde voor Nederland. Sommige brievenbussen ontwikkelen zich tot mooie bedrijven in Nederland. En dat vind ik nou weer aardig. In het voorjaar heb ik de Kamer laten weten dat Holland Financial Centre samen met anderen bezig is om in kaart te brengen wat de toegevoegde waarde van brievenbussen is. Zeker, ik heb ook gevraagd te laten zien wat zich verder ontwikkelt tot reële toegevoegde waarde. Naar ik begrijp loopt dat onderzoek voortvarend. Ik stel voor om de discussie hierover voort te zetten zodra dat onderzoek beschikbaar is. Dan kunnen we ook bekijken of er nog wat zaken te verbeteren zijn in onze praktijk van APA/ATR en in ons fiscaal verdragsbeleid. Uiteindelijk willen we immers vooral werkgelegenheid creëren in Nederland en de welvaart hier dienen.

Dan zijn er nog vragen gesteld over de filmindustrie en de tax shelter. Mij zijn de voorstellen waaraan de heer Koolmees refereert, niet bekend. Wel zijn er Kamervragen gesteld door de leden Bergkamp en Verhoeven van D66 aan de staatssecretaris van OCW, over het bericht dat het filmlaboratorium Cineco failliet is. Op dit moment wordt gewerkt aan de beantwoording van die vragen. Hierbij wordt ook ingegaan op de vraag naar de wenselijkheid van een dergelijke tax shelter. In zijn algemeenheid zeg ik het volgende tegen de heer Koolmees. Hij is net als ik een groot voorstander van verdere vereenvoudiging van ons fiscaal stelsel. Daarbij past niet echt het creëren van allerlei nieuwe instrumentjes voor specifieke industrieën of bedrijfstakken. Eerder heb ik laten weten dat ik er natuurlijk voor opensta om nieuwe dingen een impuls te geven, maar dan moet men wel aangeven welke twee oude dingen vervolgens kunnen verdwijnen. De heer Koolmees heeft de suggestie gedaan om aan de landbouwvrijstelling te knabbelen, maar dat wil ik hier in elk geval niet overnemen. Andere sprekers hebben namelijk al gezegd dat bepaalde fiscale voordelen voor de land- en tuinbouwsector in het afgelopen jaar in het kader van het fiscaal crisispakket zijn ingeperkt. Daarmee doel ik bijvoorbeeld op de rode diesel. De aanscherping van de herinvesteringsreserve vindt plaats met het oog op de herinvesteringsreserves die in lege bv's zitten en die door anderen oneigenlijk worden verzilverd. Het betreft circa 50 gevallen per jaar. Het budgettaire belang is circa 25 miljoen per jaar.

De heer Koolmees heeft een vraag gesteld over de innovatiebox. Ja, die wordt geëvalueerd in 2013. Ik probeer deze evaluatie voor de zomer van 2013 af te ronden. Dan kunnen aanbevelingen worden meegenomen in het totale pakket aan bezuinigingen op fiscale faciliteiten voor innovatieregelingen voor de jaren 2014 en verder. In het regeerakkoord staat een klein oplopend reeksje dat nog moet worden ingevuld. Ik wijs er ook op dat er bijvoorbeeld voor de RDA-regeling voor de komende jaren nog enveloppen beschikbaar zijn die nog nader moeten worden ingevuld. Wij zullen dat in samenhang met elkaar moeten bezien. Ik hecht wel erg aan de innovatiebox zoals wij die kennen, met een tarief van 5%. Natuurlijk gaan wij de zaak goed evalueren. Als blijkt dat een en ander voor verbetering vatbaar is, zal ik daar buitengewoon goed en constructief naar kijken. Wij hebben de innovatiebox enkele jaren gelden onderdeel gemaakt van de primaire heffingsstructuur, met een bepaald percentage daaraan verbonden. Op basis daarvan hebben wij heel wat R&D-activiteiten naar Nederland weten te halen. Ook hebben wij ervoor gezorgd dat bedrijven in Nederland die voor de keus stonden waar zij verder in R&D zouden gaan investeren – in Nederland of op een ander plekje in de wereld, bijvoorbeeld in China, of de Verenigde Staten – uiteindelijk voor Nederland hebben gekozen. In het kader van een stabiel fiscaal vestigingsklimaat lijkt het mij niet verstandig om dat te zeer in beweging te gaan zetten. Het fiscale vestigingsklimaat is gediend bij voorspelbaarheid en stabiliteit.

Een evaluatie van de RDA-regeling in 2013 is niet goed mogelijk, want de regeling bestaat pas één jaar. De eerste echte evaluatie is daarom gepland uiterlijk in 2016. Als wij ons straks gaan buigen over de invulling van de taakstelling zal ik natuurlijk wel goed bezien wat de eerste ervaringen zijn. Dat zal ik samen met de collega van Economische Zaken en met het bedrijfsleven doen.

De heer Klaver heeft een vraag gesteld over de structuren, waarover in de media berichten zijn verschenen. Er zou belasting in ontwikkelingslanden worden ontweken. Dit is een bekend punt van GroenLinks; ik krijg daarover vaak Kamervragen. Het antwoord is altijd dat ik niet kan ingaan op individuele gevallen. Wel probeer ik altijd om de zaak wat meer in zijn algemeenheid te duiden: waar hebben wij het over? Ik heb ook vaak deze discussie gevoerd met zijn voorganger, de heer Braakhuis. Ik ben het niet eens met de heer Klaver en zijn voorgangers dat Nederland fiscale constructies faciliteert die de belastinggrondslag van ontwikkelingslanden uithollen. Wat mij betreft is er dan ook geen enkele reden om welk land dan ook te compenseren. Zoals aangeven, ben ik wel bereid om in belastingverdragen die wij met ontwikkelingslanden sluiten, bepalingen op te nemen over informatie-uitwisseling. Dat doe ik dan ook in de praktijk. Ook kunnen wij bepalingen opnemen om de verdragsvoordelen niet te bieden aan degenen die louter fiscaal geïndiceerd een bepaald land ertussen schuiven. In de afgelopen twee jaar heb ik mij hierin uiterst fair en constructief in opgesteld en ik ben van plan dat ook voort te zetten. Als er heel concrete gevallen of landen bekend zijn, wil ik daar altijd naar laten kijken. Ik wil mij echter niet laten aanpraten dat Nederland een belastingparadijs is, waar ontwikkelingslanden de dupe van zijn.

De voorzitter: Ik kijk even naar de klok. Ik kan mij voorstellen dat wij, hoewel het onderwerp boeiend genoeg is, net als alle fiscale onderwerpen, nu even gaan schorsen. Als wij dat niet nu doen, is er geen eten voor onszelf en ook niet voor de medewerkers van de Kamer en degenen die ons ondersteunen. Hoeveel blokjes hebt u nog, staatssecretaris?

Staatssecretaris Weekers: Ik ben bijna klaar. Ik heb nog twee restblokjes, of eigenlijk een restblok.

De voorzitter: Laten wij dat dan even doen. Daarna komt er een korte tweede termijn in de volgende ronde, waarin de heer Omtzigt volgens mij nog een motie wil indienen.

De heer Omtzigt (CDA): Ik heb nog best een paar vragen over dit blokje. Wilt u die nu hebben of straks, voorzitter?

De voorzitter: Ik stel voor dat wij onszelf enige beperking opleggen bij de vragen. Ik sta er open voor. Gaan wij nu vragen behandelen of behandelt de staatssecretaris het laatste blokje? Dat laat ik aan de leden over.

Staatssecretaris Weekers: Ik ben er zojuist op ingegaan. De discussie over deze materie komt ook weer terug als het onderzoek van Holland Financial Centre af is. Wij spreken hier dus nog uitvoerig over. Ik wijs erop dat ik geen voorstellen heb opgenomen in het Belastingplan 2013, op de herinvesteringreserve na. Als daar concrete vragen over zijn, sta ik daar open voor. Alle andere zaken betreffen algemene punten waar ik graag met de Kamer over spreek. Gelet op de krappe tijd zou het echter jammer zijn om daar nu veel tijd aan te besteden.

De voorzitter: Ik meen dat er al een algemeen overleg is gepland over het geheel van verdragen. Ik heb namens de VVD-fractie het verzoek van een aantal fracties hiertoe gesteund, omdat ik mij de behoefte kon voorstellen om hier weer eens over te spreken. Het komt over een aantal weken weer ter sprake. Ik weet niet wanneer het geagendeerd is. Ik heb toen bewust het verzoek voor een dergelijk algemeen overleg gesteund, zodat het niet afgeraffeld hoeft de worden en wij er rustig over kunnen spreken. Iedereen heeft bovendien de ruimte om dit in de plenaire behandeling aan de orde te stellen.

Ik stel voor dat de staatssecretaris nu zijn antwoord afmaakt, in één keer. Daarna schors ik om te gaan eten, een uur lang.

Staatssecretaris Weekers: Er is ook een aantal vragen gesteld over de winstbox, over de invloed van het belastingstelsel op doorgroei van bedrijven, over de faciliteiten en het urencriterium en over mogelijkheden van renteaftrek in de winstbelasting. Ik wil deze vragen graag meenemen in de uitwerking van de winstbox. De winstbox staat genoemd in het regeerakkoord. Ik heb al eerder in de fiscale agenda aangekondigd dat ik een verkenning zal uitvoeren naar die winstbox. Die verkenning is gedaan. Ik heb deze nog niet naar de Kamer gestuurd omdat ik haar nu wil gaan bewerken aan de hand van de concrete opdracht zoals die in het regeerakkoord staat. Ik ben van plan om een heel goede brief te schrijven, met het rapport als bijlage bijgevoegd, voordat ik de winstbox in wetgeving ga gieten. Dan kunnen wij daar uitgebreid met elkaar over spreken. Dat is dezelfde procedure als ik heb gehanteerd bij de autobrief, want die heeft in mijn ervaring buitengewoon goed gewerkt.

Op het overzicht van de mogelijkheden van renteaftrek in de winstbelasting ben ik op bladzijde 27 en 28 van de nota naar aanleiding van het verslag ingegaan.

De heer Koolmees (D66): Wij hebben geen nummering.

De voorzitter: Wij krijgen dus nog een brief over de winstbox en het onderzoek daarnaar.

Staatssecretaris Weekers: Ik neem aan dat de heer Koolmees alle stukken heeft gelezen.

De heer Koolmees (D66): Zeker.

De voorzitter: Al dan niet in een andere vorm geprint. De staatssecretaris gaat verder.

Staatssecretaris Weekers: Ik kom nu aan het laatste stapeltje restvragen. De heer Van Vliet vraagt of een verlaging van de doelmatigheidsvrijstelling en de bankenbelasting naar 10 miljard beter is om te komen tot een level playing field. Nee. Ik verwijs naar de discussie die wij daarover hebben gevoerd in het voorjaar. Toen lagen er amendementen op tafel om die doelmatigheidsdrempel te verlagen. Ik heb toen argumenten aangevoerd op basis waarvan ik vond dat dit niet verstandig is. Die doelmatigheidsvrijstelling leidt er juist toe dat zowel kleine banken, nieuwe initiatieven als ook buitenlandse initiatieven om de Nederlandse markt te betreden sneller van de grond kunnen komen. Ook alle Nederlandse grootbanken kunnen gebruikmaken van de doelmatigheidsvrijstelling. Wat mij betreft is er dan ook sprake van een level playing field.

De heer Groot heeft gevraagd naar de invulling van de 157 miljoen voor de versterking van de Belastingdienst. Ik heb er inderdaad ideeën over. Sterker nog, als ik er de afgelopen zomer geen heel goede businesscase voor had ontwikkeld zoals ik vlak voor de zomer aan de Kamer had toegezegd, was dit ongetwijfeld niet gehonoreerd in het regeerakkoord. Ik kom in een aparte brief hierop terug bij de Kamer, zodat wij erover kunnen spreken als wij over de Belastingdienst spreken of zoveel eerder als de Kamer dat wil.

De heer Bashir heeft gevraagd naar de omvang van de tax gap. Ik ben er in het nader verslag op ingegaan.

De heer Groot vraagt naar de stand van zaken van het centraal aandeelhoudersregister. Het voornemen bestaat, nog dit jaar aan de Kamer een definitieve reactie namens de betrokken bewindslieden te zenden. Ik vind dat een nog redelijk vaag antwoord. De heer Groot kan ervan uitgaan dat ik dit met de collega van Justitie zal bespreken om er vaart achter te zetten.

De heer Bashir vraagt naar de beperking van de uitgaven voor de specifieke zorgkosten voor personen met hoge zorgkosten. Hij vraagt waarom er geen overgangsmaatregel komt. Ik verwijs naar bladzijde 27 van de nota naar aanleiding van het verslag.

Wat de Wet afdrachtvermindering onderwijs betreft, had ik een aantal aanscherpingen voorgesteld om onbedoeld gebruik tegen te gaan. Dat zou ertoe leiden dat er komend jaar toch weer andere administratieve processen moeten worden ingezet. Omdat in het regeerakkoord is bepaald dat deze fiscale regeling wordt omgezet in een veel gerichtere subsidieregeling bij het ministerie van OCW, heb ik samen met de collega van OCW bepaald dat wij de regeling niet zodanig gaan wijzigen dat die administratieve processen moeten worden veranderd, maar dat wij de huidige regeling nog een jaar voortzetten met een ietwat lager percentage. Nieuwe evaluaties lijken mij dan niet zinvol. Er ligt een vrij recente evaluatie, waarnaar ik de Kamer graag verwijs.

De heer Bashir (SP): De staatssecretaris verwijst steeds naar de nota naar aanleiding van het verslag. Juist omdat de beantwoording daarin onduidelijk was, heb ik die extra vragen gesteld. Wellicht kan de staatssecretaris er in tweede termijn op terugkomen.

Staatssecretaris Weekers: Nee, dat doe ik niet, want dit is een onderdeel van het regeerakkoord. Dit wordt nader uitgewerkt in het belastingplan voor volgend jaar. Daar kunnen alle vragen aan de orde worden gesteld.

De heer Bashir (SP): Het gaat om de zorgkosten.

Staatssecretaris Weekers: Ja, maar daar verander ik nu toch niks aan in het Belastingplan?

De voorzitter: Ik stel voor dat u dit zo meteen in de pauze uitzoekt, want dan is er tenminste duidelijkheid wat er wordt bedoeld.

Staatssecretaris Weekers: Als ik specifiekere vragen krijg, kan ik daarop terugkomen in de brief die de Kamer dinsdag krijgt.

De voorzitter: Ik stel voor dat wij het zo doen, zodat er in de brief echt antwoord wordt gegeven op gerichte vragen van de heer Bashir.

Staatssecretaris Weekers: De heer Bashir vraagt of ik wil meedenken over een progressief tarief in box 3. Ik heb geen plannen daartoe en ben ook niet van plan om dat tot prioriteit te verheffen.

Mevrouw Schouten heeft gevraagd of het praktisch mogelijk is onderscheid te maken bij de aftrekbaarheid van fees voor adviezen van tussenpersonen voor het afsluiten van een oudedagslijfrente en het afsluiten van een hypothecaire geldlening ten behoeve van een eigen woning. Het ligt niet voor de hand dat het gemaakte onderscheid tot praktische problemen aanleiding geeft, want het betreft adviezen ten aanzien van twee wezenlijk van elkaar verschillende financiële producten. Tussenpersonen kunnen de hierop betrekking hebbende fees dus ook apart administreren en factureren.

Op de afdrachtvermindering voor het onderwijs ben ik al ingegaan.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Mijn vraag over de afdrachtvermindering ging er over dat per september vaak opleidingen aanvangen en dat we er dit jaar dus wel op moeten anticiperen.

De voorzitter: Ik stel voor dat die vraag dinsdag schriftelijk wordt beantwoord. Ik zeg het namelijk nogmaals: collega's, het eten is zo meteen weg. Het lijkt mij dus goed om aanstonds te schorsen. Waar er nog onduidelijkheden zijn, kunnen we er tijdens het eten nog over praten hoe we dat praktisch kunnen oplossen.

Staatssecretaris Weekers: Op die afdrachtvermindering voor het onderwijs kom ik nog wel terug. OCW en wij denken uiteraard na over een overgangsregeling.

Er is een vraag gesteld over de behoefte vanuit het veld aan de registratie van onderhandse akten vanwege het belang van een dagtekening. Er is gekozen om de registratie te handhaven voor akten waarvoor de dagtekening juridische meerwaarde heeft. Dat is de akte waarvoor de registratie wettelijk is voorgeschreven, met name de pandakte. Voor het overige heeft de registratie van onderhandse akten weinig of geen juridische meerwaarde. Dus om die reden wordt dat niet meer door de Belastingdienst gedaan, althans als de Kamer deze wet aanneemt.

Verder is gevraagd hoe ik er over denk om de ouderschapsverlofkorting ook voor vaders in te zetten. De ouderschapsverlofkorting is gekoppeld aan het recht op ouderschapsverlof in de Wet arbeid en zorg. Dus moeders en vaders hebben dan recht op deze korting. Dat had ik mij eerder moeten realiseren.

De heer Klein heeft een vraag gesteld over 90% WML in relatie tot het recht op werkbonus. De maatregel heeft twee doelen, te weten inkomensondersteuning voor de laagste inkomens en arbeidsparticipatie. Vanuit het idee van arbeidsparticipatie is de maatregel toegespitst op de laagste inkomens die voltijds werken. Daarom is het bedrag aan werkbonus waarop dat recht bestaat maximaal 100% tot 120% WML en lager tussen de 90% en 100% en vanaf 120% WML tot 175% WML. Op deze wijze geeft de maatregel dus een sterke prikkel aan mensen met het minimumloon om voltijds te gaan werken als ze deeltijd werken. Indien ook inkomens lager dan 90% WML recht op de werkbonus zouden krijgen, zou de maatregel veel duurder zijn en wordt meer werken ook niet extra aangemoedigd.

De voorzitter: Ik dank de staatssecretaris voor deze antwoorden.

De vergadering wordt van 17.03 uur tot 18.15 uur geschorst.

De voorzitter: Ik heropen dit wetgevingsoverleg. De groep is iets uitgebreid, want de nieuwe minister voor Wonen en Rijksdienst is binnengetreden. Welkom. Ook de heer Monasch van de PvdA-fractie is binnengekomen. We gaan het straks over wonen hebben, maar eerst gaan we nog door met het laatste stuk over het Belastingplan en aanpalende wetgeving. Ik geef gelegenheid voor een korte tweede termijn met spreektijden van maximaal één tot twee minuten per fractie. Mocht nog onduidelijk zijn of vragen al dan niet beantwoord zijn, dan kan dat altijd schriftelijk worden gemeld, zoals eerder door de heer Bashir en mevrouw Schouten is gedaan.

Ten eerste verzoek ik de heer Van Vliet de voorzittershamer van mij over te nemen.

Voorzitter: Van Vliet

De voorzitter: Welkom aan minister Blok. Wij hadden uitgesproken dat de heer Weekers een zeer korte tweede termijn zal houden. Het woord is nu aan mevrouw Neppérus van de VVD-fractie.

Mevrouw Neppérus (VVD): Voorzitter. Ik heb een paar punten. Ten eerste noem ik de levensloop en de mogelijkheid om de opname te verruimen. Dat is echt iets waar we de komende dagen aan moeten werken, want ik vind dat met vele anderen essentieel.

Ten tweede het gelijktrekken van de btw op tabak met de btw in andere situaties. Dat zal toch uiterlijk voor 1 juli moeten gebeuren. Ik wacht de verdere uitwerking en de toezegging die is gedaan over de oldtimers af.

De voorzitter: Dank u wel, mevrouw Neppérus, het waren twee fantastische minuten. Ik geef de voorzittershamer graag aan u terug.

Voorzitter: Neppérus

De heer Van Vliet (PVV): Voorzitter. Zoals u van mij gewend bent, zal ik het kort en bondig houden. Ik zal mij houden aan de beperkte spreektijd in tweede termijn. Ik gebruik deze tweede termijn om een punt aan te stippen dat ik in eerste termijn vergeten ben. Dat is het verschil tussen invordering van rijksbelastingen via de invoeringswet en de Kostenwet invordering rijksbelastingen enerzijds en anderzijds invordering, althans waar dat van toepassing zou zijn, via de Algemene wet bestuursrecht door gerechtsdeurwaarders. We hebben bij de Belastingdienst belastingdeurwaarders en we hebben gerechtsdeurwaarders. Nu heb ik begrepen dat de inning van kansspelheffing – niet te verwarren met de kansspelbelasting – wordt uitbesteed aan een separate autoriteit, namelijk de Kansspelautoriteit. Het gaat over de bekostiging van het toezicht op die sector et cetera. Aangezien de Belastingdienst inning van heffingen uitbesteedt aan derden, kan dit er in de praktijk toe leiden dat de kosten van een dwangbevel dan volgens de Awb en het gerechtsdeurwaardersmechaniek nog maar € 88 bedragen, terwijl je in fiscalibus via een fiscale deurwaarder bij eenzelfde som aanloopt tegen een veelvoud van dat bedrag aan maximale kosten van een dwangbetekening. Is dat nog te rechtvaardigen? Daar krijg ik graag de visie op van de staatssecretaris.

De heer Groot (PvdA): Voorzitter. Ik ben blij dat wij ondanks alle discussies over de te volgen procedures vandaag toch flink meters hebben gemaakt en dat wij het Belastingplan volgende week plenair kunnen behandelen. Ook dank voor het constructieve voorstel over het vrijvallen van de levensloopregeling. Ik constateer dat er in deze Kamer een breed draagvlak is om dat verder vorm te geven langs de lijnen die door het ministerie van Financiën op een heel intelligente en werkbare manier zijn uitgewerkt.

In navolging van de heer Bashir complimenteer ik de staatssecretaris met de manier waarop hij het herstel van het bodemvoorrecht voor de Belastingdienst heeft verdedigd. Alle steun daarvoor.

Ten slotte dank voor de toezeggingen in verband met de oldtimers en vooral dank voor de toezegging van de brief waar het gaat om bestrijding van belastingconstructies in de vennootschapsbelasting.

De heer Bashir (SP): Voorzitter. Allereerst dank aan de staatssecretaris voor de uitgebreide beantwoording. Op veel onderwerpen wil ik graag plenair terugkomen.

Ik heb nog twee vragen die zijn blijven liggen en ter beantwoording waarvan de staatssecretaris heeft terugverwezen naar de nota naar aanleiding van het verslag. Die vragen vind ik onvoldoende beantwoord. De eerste vraag betreft de belastinggap. Wellicht moet ik mijn vraag herformuleren. Wat is nu het handhavingstekort? Heeft de staatssecretaris zicht daarop en wat wordt daaraan gedaan? De tweede vraag heeft betrekking op de verdere beperking van de aftrek van specifieke zorgkosten. Die is wel degelijk opgenomen in het Belastingplan 2013. Mijn vraag daarover is niet beantwoord in de schriftelijke ronde. Wat zijn de gevolgen voor mensen met hoge zorgkosten en een laag inkomen? Als je een dergelijke maatregel invoert, moet je mijns inziens wel naar de gevolgen kijken. Die mensen zijn de laatste tijd al flink gepakt met de beperking van de aftrek van ziektekosten. Als dat nog meer beperkt wordt, kunnen sommige mensen onevenredig hard gepakt worden, al was het maar een kleine groep. Ik hoor daar toch graag een antwoord op of in ieder geval een nadere terugkoppeling, want ik vind dit een heel belangrijk punt. Ik hoop dat de staatssecretaris dit niet wil afdoen met een verwijzing naar een onvolledig antwoord.

De heer Koolmees (D66): Voorzitter. Ook mijn dank aan de staatssecretaris voor de beantwoording. Ik kan het heel kort houden, want volgende week zal ik mijn inbreng doen. Ik dank de staatssecretaris voor de goede beantwoording van mijn vraag over het bodemrecht. Ik vond het een overtuigend verhaal. Toch zit ik een beetje klem wat de discussie over de kredietverlening betreft. We hebben hetzelfde soort discussie gehad bij de behandeling van de bankbelasting. Vandaar de monitor in januari. De signalen die we nu krijgen over de credit crunch vind ik wel serieus. Ik wil daar nog even over nadenken, maar volgende week kom ik daarop terug.

Ik had nog een vraag gesteld over het doorgroeien van bedrijven van zzp naar mkb en van mkb naar groter. Die vraag is nog niet beantwoord. Ik kan mij voorstellen dat dit een wat bredere beschouwing is, die misschien volgende week terug kan komen. Ik wil het onderwerp wel nog even adresseren.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Voorzitter. Ook ik dank de staatssecretaris voor zijn beantwoording, die vrij volledig was. Ik ben het niet altijd met hem eens, maar dat kunnen we donderdag nog bediscussiëren. Op het punt van het bodem(voor)recht hebben wij nog wel een paar principiële vragen. Die zullen wij donderdag aan de orde stellen. Ik had nog een vraag over de afdrachtvermindering voor het onderwijs. De staatssecretaris zei net voordat we naar de kantine liepen dat er een overdrachtsregeling komt. Ik hecht er wel waarde aan dat daar snel duidelijkheid over komt. Ik wil dus wel wat concreter weten in welke richting hij denkt en op welke termijn hij een en ander zou kunnen aangeven.

De voorzitter: Ik begrijp dat de heer Klaver zijn kruit droog houdt voor de plenaire behandeling, waarvoor dank, want dat spaart tijd.

De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. Ik sluit mij van harte aan bij de heer Klaver en zal volgende week hierop terugkomen.

De voorzitter: Ik kijk naar de heer Klein. Doet hij dat ook?

De heer Klein (50PLUS): Voorzitter. Ik ga dat zondermeer ook doen waar het de inhoud betreft, maar er zijn twee punten blijven liggen. Een punt betreft de CAM-artsen. Ik voel mij niet aangesproken door wat de staatssecretaris heeft gezegd, namelijk dat we dat al eerder behandeld zouden hebben. Het gaat ons om de nieuwe dingen en hoe je er verstandig mee om kunt gaan dat deze vrijstelling per 1 januari ingaat. Mijn tweede punt betreft de 90%-grens als basis voor de doorwerkpremie. De staatssecretaris heeft keurig herhaald hoe de systematiek eruit ziet. Dat had ik al begrepen. Het gaat er juist om dat wij die niet willen hebben, omdat die te weinig mogelijkheden geeft aan mensen met kleine baantjes om extra banen te krijgen. In plaats daarvan laat men die mensen doorwerken in een kleine baan.

De heer Omtzigt (CDA): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn uitgebreide antwoorden. Met het oog op de tijd zal ik mijn vragen stellen in het plenaire debat dat wij hierover nog hebben, ik geloof zelfs in twee termijnen. Ik wil van de staatssecretaris nog wel weten of hij met een autobrief komt of niet, om te bezien hoe het allemaal uitpakt. Voorts heb ik één motie, die ik al heb aangekondigd in de procedurevergadering. Omdat die motie een procedureel verzoek behelst inzake het wetsvoorstel dien ik haar nu in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er twee wetsvoorstellen over het bodem(voor)recht bij de Kamer zijn ingediend door de regering;

van mening dat het voorstel over bodem(voor)recht niet in het Belastingplan thuishoort;

verzoekt de regering, dit onderdeel uit het Belastingplan 2013 te halen en als apart voorstel te behandelen, bijvoorbeeld als onderdeel van wetsvoorstel 22 942, dat ook over bodem(voor)recht gaat,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 19 (33 402).

De heer Omtzigt (CDA): Dat wetsvoorstel 22 942 is nog steeds aanhangig bij de Kamer. Op deze manier zorgen we er dus voor dat de snelheid erin blijft en we gewoon over bodem(voor)recht kunnen spreken.

De voorzitter: Ik heb begrepen dat de staatssecretaris direct de vragen kan beantwoorden en op de ingediende motie kan ingaan. Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Weekers: Voorzitter. In reactie op de opmerkingen van mevrouw Neppérus meld ik het volgende. Ik heb geproefd dat een ruime Kamermeerderheid de btw-afdrachtsystematiek voor tabak wil veranderen. Dat zal ik regelen per uiterlijk 1 juli a.s. Ik moet nog even bekijken via welke route dat het beste kan worden vormgegeven. In de eerste termijn heb ik al gezegd dat deze maatregel eenmalig 67 miljoen kost. Ik heb al gezegd dat ik dat zal dekken door het niet door laten gaan van de tijdelijke verhoging van de werkkostenregeling van 100 miljoen. Die tijdelijke verhoging zou per 1 januari a.s. plaatsvinden en per 1 januari 2014 weer worden teruggedraaid. Dat niet door laten gaan, lijkt mij trouwens ook het meest consistent. Ik zal dit dus op een dergelijke manier regelen.

De heer Groot heeft nog gesproken over de levensloopregeling. Ik ben van harte bereid om technische assistentie te verlenen om het voorstel zoals het is omschreven in mijn nadere nota, om te zetten in een amendement. Er zijn al meerdere Kamerleden mee bezig. Vervolgens zal nog door de Kamerleden moeten worden bepaald waaraan men de budgettaire opbrengst wil besteden. In mij eerste termijn heb ik al gezegd dat ik nog even zal duiden wat hiervan op korte termijn te verwachten is en wat er op lange termijn aan te verliezen is. We moeten natuurlijk wel voorkomen dat er een structureel gat wordt geschoten in de begroting.

De heer Van Vliet maakt opnieuw een punt van de inning van de kansspelheffing. Hierover is schriftelijk ook al heel wat informatie uitgewisseld. Het gaat daarbij zelfs over pagina's vol informatie. Eigenlijk is het heel simpel. De kansspelautoriteit is ingesteld door de minister van Justitie om toezicht te houden op de aanbieders van kansspelen. Deze kansspelautoriteit vraagt, net als bijvoorbeeld de Autoriteit Financiële Markten, een bijdrage aan de ondertoezichtgestelden. Zo'n autoriteit is een zbo en is zelfstandig verantwoordelijk voor de inning van de door deze autoriteit opgelegde heffing. Ik heb de collega van Justitie even behulpzaam willen zijn in aanloop van deze kansspelautoriteit, door de belastingdeurwaarder aan te wijzen als de deurwaarder die helpt bij de invordering. Die situatie kan echter wat mij betreft slechts tijdelijk zijn. Zo'n autoriteit moet er immers gewoon voor zorgen dat men zelf de inning van de heffing regelt. Dat is namelijk volgens mij geen taak voor de belastingdeurwaarder. Die moet zich bezighouden met alles wat met belastingen te maken heeft. Een heffing voor de kansspelautoriteit heeft niets met belastingen te maken. Het gaat daarbij alleen maar om de financiering van de autoriteit die de heffing zelf oplegt.

De heer Groot heeft een opmerking gemaakt over de oldtimers en de bestrijding van belastingconstructies. Ik kom daar op constructieve wijze op terug.

De heer Bashir heeft gevraagd naar het handhavingstekort. Eerder vroeg hij naar de tax gap. Ik heb op pagina 26 van de nota naar aanleiding van het nader verslag een onderzoek toegezegd. Deze kwestie komt dus nog terug. Wij zullen hierop ook nog terugkomen in het kader van de extra investeringen die het regeerakkoord mogelijk maakt voor de Belastingdienst om extra controles uit te voeren en maatregelen te versterken in de sfeer van inning en invordering.

De heer Bashir heeft verder een vraag gesteld over de specifieke zorgkosten. Ik werd daarstraks even in verwarring gebracht vanwege de maatregel in het regeerakkoord. Volgens deze maatregel schrappen wij de aftrekbaarheid van zorgkosten in haar geheel. Als mensen een tegemoetkoming moeten krijgen die niet geregeld wordt in de Zorgverzekeringswet, de AWBZ of de Wmo, dan wordt dit geregeld door gemeenten of anderszins, maar niet meer via de Belastingdienst. Daar was ik mee in de war. Die bepaling in het regeerakkoord ga ik volgend jaar in het belastingplan uitwerken. In dit Belastingplan staat iets anders, namelijk iets kleiners: als de minister van VWS iets uit het zorgpakket schrapt waardoor dit niet meer vergoed wordt uit de basisverzekering, dan kunnen degenen die de kosten maken vervolgens geen aftrek claimen via de belastingen. Dan zou je immers toch een weglek hebben van ingeboekte besparingen, en dat moeten wij niet hebben. Dat wordt geregeld in het Belastingplan. Hierin is ook een delegatiebepaling geregeld: als de minister van VWS in de toekomst nog meer pakketmaatregelen schrapt, dan kan de staatssecretaris van Financiën bij lagere regelgeving ervoor zorgen dat nieuwe fiscale weglek wordt voorkomen. Gelet op de bepaling in het regeerakkoord is dat straks niet meer nodig als de hele aftrek geschrapt wordt.

De voorzitter: Aangezien hierover wat misverstand bestond in de eerste termijn, geef ik de heer Bashir de ruimte voor een korte interruptie.

De heer Bashir (SP): Ik weet welke argumenten de regering heeft om deze maatregel in te voeren. Mij ging het echter ook om de vraag wat de gevolgen voor de gewone mensen zijn, mensen die meestal een laag inkomen en veel zorgkosten hebben. Daar ben ik benieuwd naar.

Staatssecretaris Weekers: Ik vind dit typisch een vraag die thuishoort bij de minister van VWS. Zij heeft pakketmaatregelen genomen. Daarbij is aangegeven dat fiscale weglek voorkomen wordt. Bij die gelegenheid had deze vraag gesteld moeten worden. Ik ben niet geprepareerd op dit soort vragen. Dit zijn immers typisch vragen op het terrein van de zorg. Daar wordt immers de inhoudelijke, concrete maatregel getroffen.

De heer Bashir (SP): Die vraag is eerder schriftelijk gesteld in het verslag van de commissie, en wel twee keer. Daarbij is ook niet verwezen naar de minister van VWS. Voor zover het nog niet is uitgezocht, moet het gewoon uitgezocht kunnen worden.

De voorzitter: Kan de staatssecretaris in overleg met VWS even bekijken of er een antwoord beschikbaar is?

Staatssecretaris Weekers: Ik zal kijken of er een antwoord beschikbaar is. Dan kan dat worden meegenomen in de brief van aanstaande dinsdag. Als dit soort vragen in de toekomst worden gesteld bij het schriftelijk overleg, dan zal ik meteen verwijzen naar de beleidsinhoudelijk verantwoordelijk bewindspersoon. Nu krijg ik zaken op mijn bordje die hier helemaal niet thuishoren!

De voorzitter: In dit geval wordt het even uitgezocht en voor de toekomst geldt dat er een lijn is.

De heer Bashir (SP): Ik ben het niet met die lijn eens. De staatssecretaris stelt deze maatregel immers zelf voor. Ik vind het een beetje raar dat wij door de ene bewindspersoon naar de andere worden doorverwezen.

De voorzitter: Ik begrijp de heer Bashir. De staatssecretaris gaat samen met VWS na of er een antwoord beschikbaar is. Ik stel voor dat de staatssecretaris verdergaat.

Staatssecretaris Weekers: Ik heb de vraag van de heer Koolmees over de doorgroei van bedrijven al impliciet beantwoord door te verwijzen naar de komende discussie over de winstbox. In het regeerakkoord staat dat het kabinet een zogenaamde winstbox zal uitwerken. Eerder hebt u in de fiscale agenda kunnen lezen dat de winstbox een model is waarmee doorgroei van het ondernemerschap wordt gestimuleerd. De heer Koolmees vroeg verder of daar al onderzoek naar is gedaan of dat ik van plan ben om daar nog onderzoek naar te doen. In het kader van de winstbox zal ik een en ander in kaart brengen.

De heer Klein heeft andermaal over de CAM-artsen gesproken. Wij blijven hierover van mening verschillen. De vorige Kamer heeft dit voor het zomerreces geaccordeerd. De heer Klein was nog geen lid van die Kamer, want anders had hij toen ongetwijfeld deze punten ter tafel gebracht. Ik heb aangegeven dat ik zelf niet met voorstellen zal komen om alsnog vrijstelling voor CAM-artsen te regelen. Daar is ook geen meerderheid in de Kamer voor. In eerste termijn heb ik al gezegd dat daarvoor een register opgezet zou moeten worden door het ministerie van VWS. De collega van VWS is daar niet toe bereid. Alles afwegende meen ik dat de discussie over het beleid gesloten is. Als er uitvoeringsproblemen zijn, ben ik altijd beschikbaar om mee te denken over oplossingen. Ik meen dat ik dit impliciet al in eerste termijn heb aangegeven.

De doorwerkpremie geldt pas bij 90%. Ik heb de techniek uitgelegd en ik heb aangegeven waarom voor die grens is gekozen. Wij willen stimuleren dat mensen in een volledige baan blijven werken en niet parttime.

De heer Klein (50PLUS): Ik begrijp dit niet in relatie tot de context van deze doelgroep.

De voorzitter: Nee, de staatssecretaris maakt zijn antwoord af.

Staatssecretaris Weekers: Wanneer je de regeling ruimer maakt zoals de heer Klein suggereert, kost dat geld. Dat geld is er niet. Als de heer Klein dit ook voor mensen met een kleine baan wil regelen, staat het hem vrij om met een amendement te komen en daar vervolgens dekking bij te leveren.

Ten slotte de heer Omzigt. O, ik ben mevrouw Schouten vergeten.

De voorzitter: Dan zit u met een probleem, staatssecretaris.

Staatssecretaris Weekers: Dan krijgt mevrouw zo meteen een aparte behandeling.

De heer Omtzigt vroeg of er nog een autobrief komt. Die komt er zeker, maar niet volgend jaar. Tegen het eind of na het eind van het eerste kwartaal kom ik met de cijfers. Zo mogelijk zal ik ook de cijfers geven waar de heer Omtzigt naar heeft gevraagd. Dan kunnen wij bezien of alles nog wel een beetje in de pas loopt met wat wij vorig jaar bij de behandeling van de autobrief en autobelastingen hebben voorgesteld. Een autobrief in de zin van een herziening van alle autobelastingen is niet te verwachten. Het huidige systeem loopt tot 2015. Wijzigingen zal ik tijdig moeten bespreken zodat de branche ook tijdig kan inspelen op de nieuwe wetgeving. Ik schat dat de nieuwe autobrief ergens tegen het eind van 2014 te verwachten is.

De heer Omtzigt heeft nog een motie ingediend over het bodemvoorrecht. In het dictum wordt gesteld dat dit in het wetsvoorstel met nummer 22 942 zou kunnen worden gevoegd. Dat wetsvoorstel ligt al twintig jaar in de Kamer. Met constructiebestrijding wil ik niet het risico lopen dat ik nog twintig jaar moet wachten. Ik heb er op zichzelf geen principiële bezwaren tegen om dit nu uit dit wetsvoorstel te lichten, maar als ik dat zou doen, dan red ik het niet om een dergelijk wetsvoorstel, dat apart over het bodemvoorrecht gaat, nog voor de kerst door beide Kamers te loodsen. Dat betekent dat men in 2013 lustig kan doorgaan met het toepassen van dit soort constructies, die ik graag wens te bestrijden. Om die reden ontraad ik de motie met klem.

Ik ben heel erg benieuwd naar de vraag van mevrouw Schouten, die mij even is ontschoten.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): De staatssecretaris zei dat er een soort overgangsregeling zou komen voor de afdrachtvermindering onderwijs. Die zou in september al problemen kunnen opleveren, omdat werkgevers daar mogelijk op gaan anticiperen, zodat er het jaar daarop geen afdrachtvermindering meer is. Een onderwijsjaar loopt immers niet gelijk met een belastingjaar.

Staatssecretaris Weekers: Dat is een terecht punt van mevrouw Schouten. Wanneer wij de huidige fiscale regeling gaan omzetten in een subsidieregeling die meer gericht is en waar minder middelen voor beschikbaar zijn, dan ga ik ervan uit dat daar ook de overgangsproblematiek in wordt opgenomen zoals mevrouw Schouten die schetste. Maar ik zal daar contact over opnemen met de collega van Onderwijs. Wij zullen daar maandag even naar kijken. Dan komen wij daar dinsdag op terug in de brief die ik heb toegezegd.

De voorzitter: Daarmee zijn wij gekomen aan het eind van blok 1. Wij hebben tot nu toe behoorlijk intensief kunnen praten. Dat is vandaag goed gegaan. Ik dank de staatssecretaris. Voordat wij officieel beginnen met blok 2 zal ik oplezen hoeveel spreektijd iedereen heeft. Dat zal vast behulpzaam zijn. De VVD-fractie heeft nog 29,5 minuten, de PvdA-fractie 20 minuten, de PVV-fractie 12 minuten, de SP-fractie 8,5 minuten, de CDA-fractie 10 minuten, de D66-fractie 5,5 minuten, de ChristenUnie-fractie 5,5 minuten, de GroenLinks-fractie 7 minuten, de SGP-fractie 9 minuten en de 50PLUS-fractie 5,5 minuten.

Wij gaan nu verder met blok 2, waarin de hoofdrol is weggelegd voor de minister voor Wonen en Rijksdienst. Het is toch bijzonder om iemand die nog een aantal dagen geleden Kamerlid was, nu te zien in de rol van minister. Wie weet wat ons allen ooit nog te wachten staat. Welkom in ons midden, minister, ook in deze rol.

De heer Van Vliet (PVV): Net als voorafgaand aan blok 1 wil ik een kort proceduredebatje houden, omdat ons uit de pers berichten bereiken over witte rook. Dan ziet het systeem er weer heel anders uit. Het pakket over wonen en wat wij hier willen behandelen, kan wel degelijk muteren. Dat proceduredebatje zou ervoor bedoeld zijn om de stemming onder de Kamerleden te peilen over de vraag of het verstandig is om dit gedeelte nu te behandelen of volgende week.

De voorzitter: Kan iedereen daar even kort op reageren? Wat wilt u nou, mijnheer Van Vliet?

De heer Van Vliet (PVV): Als wij een proceduredebatje houden, moet ik dan meteen zeggen wat ikzelf wil?

De voorzitter: Ja, wat u zelf wilt.

De heer Van Vliet (PVV): Dit veelomvattende pakket over wonen wil ik, gezien de wijzigingen, graag volgende week bespreken.

De voorzitter: Mijnheer Omtzigt, sluit u zich daarbij aan?

De heer Omtzigt (CDA): De berichten die ons nu uit de pers bereiken, duiden erop dat de belastingtarieven aangepast worden. Het is niet helder wat er met de hypotheekrenteaftrek gebeurt. Dat zal dan waarschijnlijk allemaal per 2014 of later gebeuren, gok ik. Ik houd echter van een integrale visie op de woningmarkt, dus het heeft mijn voorkeur om dit debat op een ander, maar wel spoedig moment voort te zetten, zodra er duidelijkheid is van het kabinet.

De voorzitter: Ik geef hierover het woord aan minister Blok, die ons kan vertellen wat de impact is van het regeerakkoord op deze plannen.

Minister Blok: Laat ik allereerst uitspreken dat ik blij ben dat ik weer in het midden ben van de commissie Financiën, waarvan ik vele jaren deel heb uitgemaakt en die ik ook vaak heb voorgezeten. In mijn beeld vergadert de commissie Financiën bij voorkeur 's avonds of in het weekend, gedreven door enorme werklust! Ja, dat was vroeger ook al zo. Dan moest er weer een bank gered worden op zondag! Ook wat betreft het tijdstip voel ik mij hier dus weer helemaal thuis.

De componenten met betrekking tot de woningmarkt die in dit plan zitten, zijn eigenlijk maar voor één deel echt nieuw, en een gevolg van het regeerakkoord. Het betreft de restschuldfaciliteit. Ik hoop de Kamer ervan te kunnen overtuigen dat het van belang is om daarmee snel verder te gaan. De twee andere componenten kennen al een veel langere geschiedenis en hangen dus niet samen met een eventuele wijziging van het regeerakkoord. De verhuurdersheffing maakte al deel uit van een eerder regeerakkoord en is doorgelopen in het Lenteakkoord, en de annuïtaire aflossing per 1 januari vindt haar oorsprong in het Lenteakkoord van afgelopen april. Eigenlijk komt dus alleen het onderdeel restschuld rechtstreeks uit het regeerakkoord als nieuw onderdeel.

De heer Dijkgraaf (SGP): We willen natuurlijk met elkaar in ieder geval duidelijkheid bieden voor de woningmarkt voor de komende jaren, want daar zit de markt om te schreeuwen. Dat delen we volgens mij allemaal. Er hangen nog allerlei onduidelijkheden over het regeerakkoord en over mogelijke implicaties voor de komende jaren boven de markt, omdat we gewoon niet weten wat het nieuwe regeerakkoord wordt. Er zijn allerlei geruchten en de minister gaat heus niet vertellen wat daarvan waar is, maar iedereen heeft er zijn gedachten over. Als er geen heel dringende reden is om het nu te doen, zou ik zeggen: wees verstandig en doe het op het moment dat het complete beeld bekend is. Volgens mij kan dat procedureel.

De voorzitter: Ik ga het rijtje langs.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Mijn fractie hecht er waarde aan om in ieder geval het punt van de restschuld te behandelen. Dat is urgent en behoeft snel behandeling. Als er technische vragen over zijn, kunnen we die vanavond nog stellen. Ik denk dat we de andere onderdelen, hoe je het ook wendt of keert, integraal moeten gaan bekijken. Het klopt sec dat het niet op 2013 ziet, maar we weten nu gewoon niet wat er voorligt. Daarover wil ik dus verder spreken als we meer duidelijkheid hebben.

De heer Klaver (GroenLinks): Ook mijn fractie hecht er waarde aan om verder te spreken over het onderdeel woningmarkt als er meer duidelijkheid is. Wat mij betreft kan dat ook donderdag in de plenaire behandeling. Dat vraagt een grotere discipline van de commissie om het binnen de gestelde tijd te behandelen. Het is namelijk wel zaak dat er snel duidelijkheid komt en dat ook het proces in de Eerste Kamer vlot kan verlopen.

De heer Bashir (SP): Ik vermoed zomaar dat de minister meer weet dan wij, dus als hij hier kan toezeggen dat er voor het voorliggende pakket over 2013 niets zal veranderen, ook volgende week niet, dan zie ik geen bezwaar om nu gewoon door te gaan met de behandeling.

De heer Groot (PvdA): Ik zie ook geen bezwaar. Als de minister aangeeft dat het pakket dat nu voorligt, niet geraakt zal worden door veranderingen in het regeerakkoord, kunnen we gewoon doorgaan. Mochten zich alsnog politieke punten aandienen, dan hebben we de plenaire behandeling om daar nog een klap op te geven.

De heer Klein (50PLUS): 50PLUS hecht er veel waarde aan dat dit dossier integraal wordt bekeken, dus zowel wat betreft huren als wat betreft kopen.

De minister maakte terecht een opmerking over twee langer lopende onderdelen, maar toch denk ik dat het veel beter is om het totaal te bekijken. Daarom sluit ik mij aan bij het voorstel van de heer Omtzigt en de heer Van Vliet.

Voorzitter: Van Vliet

Mevrouw Neppérus (VVD): Ik steun het voorstel tot uitstel niet. Als de minister zo meteen opnieuw duidelijk maakt dat het echt over 2013 gaat en dat andere zaken niet geraakt worden, moeten wij gewoon verdergaan met de behandeling. Het betreft namelijk afspraken uit april. De restschuld is volgens mij van wezenlijk belang.

Voorzitter: Neppérus

De heer Koolmees (D66): Ik geloof niet dat ik in dezen een doorslaggevende factor ben. Maar als de plannen die betrekking hebben op 2013 inderdaad niet gewijzigd worden, zie ik geen bezwaar om die te behandelen. Ik wil wel opgemerkt hebben dat ik het zwaar weeg als veel van mijn collega's er grote bezwaren tegen hebben om die plannen nu te behandelen. Ik wil daar rekening mee houden. Ik heb er persoonlijk geen bezwaar tegen. Ik denk dat zeker de restschuld een apart punt is dat behandeld kan worden, maar ik ben ook collegiaal. Ik weeg de mening van mijn collega-woordvoerders zwaar. Persoonlijk heb ik er geen bezwaar tegen om de plannen te behandelen, maar ik kijk nog één keer naar mijn collega's om te zien of zij echt willen stoppen.

De voorzitter: Ik stel vast dat een aantal partijen er inhoudelijk grote moeite mee heeft om verder te gaan met de behandeling. Enkele partijen zeggen dat we in ieder geval over de restschuld kunnen spreken. Volgens mij vinden we de restschuld allemaal van belang. Laten we wel wezen: donderdag staat de plenaire behandeling geagendeerd. Ik neem aan dat iedereen er donderdag hoe dan ook over wil spreken, zonder meer. Wellicht kunnen wij deze ronde dan gebruiken om enkele vragen over de restschuld te stellen. Of wilt u alleen maar technische vragen stellen?

Minister Blok: De heer Bashir en anderen vroegen mij of het kabinet voornemens is om deze plannen voor 2013 te wijzigen. Het antwoord daarop is dat dit voornemen niet bestaat.

De voorzitter: Gelet op dit antwoord, zeggen dan meer mensen dat wij er in ieder geval donderdag over kunnen praten?

De heer Klaver (GroenLinks): Ik begrijp dat als er al iets verandert, dit weinig effect zal hebben op de plannen voor 2013. Het gaat er juist om dat de grootste veranderingen op de woningmarkt sinds tijden voorliggen. Het is goed om al die plannen in samenhang te behandelen. Ik heb eerder opgemerkt dat wij moeten vasthouden aan het behandelschema dat wij hebben vastgesteld. Ik wil namelijk niet dat de wetgeving vertraging oploopt. Mensen in het land hebben ook behoefte aan zekerheid over de vraag wat er te gebeuren staat. Wij kunnen vandaag niet een stukje van de woningmarktplannen behandelen, want daardoor ontstaat alleen maar meer onduidelijkheid. Daarom heeft het mijn voorkeur om nu even te wachten en om er donderdag, maar ook echt niet later dan donderdag, over te spreken. Ik heb er wel een probleem mee als het later wordt dan donderdag, dan maar vanavond.

De heer Groot (PvdA): Het kan niet de bedoeling zijn om een wet voortijdig door de kelen van de oppositie te duwen. Ik hecht ook zeer aan collegiale verhoudingen. Ik wil wel vragen of de heer Omtzigt, de heer Van Vliet of de heer Dijkgraaf een voorbeeld kan geven waarom het zou leiden tot een andere vorm van behandeling van het wetsvoorstel als er bijvoorbeeld op het punt van de belastingheffing nog iets zou veranderen in het regeerakkoord. Het is natuurlijk een ingrijpend wetsvoorstel, maar wat zou het voor verschil maken voor de behandeling van vanavond? Ik zie dat niet in. Ik heb er dus moeite mee om weer akkoord te gaan met uitstel als wij allemaal weten dat het materieel gezien niet leidt tot een wezenlijk andere behandeling van het wetsvoorstel.

De heer Van Vliet (PVV): Ik denk dat dit wel het geval kan zijn. Stel dat het waar is dat dadelijk de tarieven voor de inkomstenbelasting verhoogd worden, zoals ik uit de pers begrijp, terwijl tegelijkertijd de geplande beperking van de hypotheekrenteaftrek in stand blijft en je daar dus geen lager inkomstenbelastingtarief voor terugkrijgt. Dan verandert dit nog een keer mijn kijk op de totale woningplannen van het kabinet. Ik sluit mij dus aan bij het voorstel van de heer Klaver om het donderdag als een integraal pakket, inclusief de restschulden, te behandelen. Want ook voor het thema restschulden zullen die paar dagen dan niet meer uitmaken. Integendeel, als het goed is hebben we volgende week een compleet regeringspakket dat wel voor iedereen duidelijk is. Daar kunnen we dan donderdag ons eindoordeel over geven.

De voorzitter: Ik stel vast dat men voorstelt om de twee wetsvoorstellen ten aanzien van de eigen woning en de verhuurdersheffing donderdag te behandelen. Ik zeg er wel even bij dat we het dan alleen plenair behandelen. De heer Groot wil zich daar – als ik het goed beluister – ook wel bij aansluiten als we het dan donderdag gewoon plenair behandelen. Of zie ik de heer Monasch nu zijn hoofd schudden?

De heer Monasch (PvdA): Nee, nee.

De voorzitter: Collega's, kunnen we dit wetsvoorstel dan donderdag plenair behandelen? Dan moeten we het in één plenaire ronde behandelen.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Formeel is het debat op donderdag natuurlijk maar in één termijn. Omdat we dit wetsvoorstel dan voor de eerste keer bespreken, zouden we het wel in twee termijnen moeten doen. Dat gevolg zit er dan wel aan vast.

De voorzitter: Dat is dan een gevolg ervan, maar laten we de Kamervoorzitter via de griffier vragen om het in twee termijnen te doen. Ik kan mij namelijk levendig voorstellen dat het op een normale manier wordt behandeld. Ik hoor nu van de commissiegriffier dat het kennelijk ook in twee termijnen gepland staat. Ik kan mij goed voorstellen dat het van belang is dat iedereen ook op de minister kan reageren. Kan iedereen zich hierin vinden?

De heer Omtzigt (CDA): Ja, ik kan daar net aan mee leven, omdat ik ook een paar kleine technische vragen over dit wetsvoorstel heb. Ik ben ook best bereid om die op schrift aan te leveren. Dat zijn er echt een paar die over de wetstechnische inhoud op artikelsgewijze basis gaan. Omdat dit op het laatste moment een paar keer is geamendeerd, kan ik mij voorstellen dat het heel snel gaat als je dit allemaal plenair doet. Ik vind het dus ook niet erg om die vragen maandag in te leveren. Geloof mij, dat zal niet meer dan een halve pagina zijn, maar het is wel handig als we ze dan gesteld hebben. Als dat het is, denk ik dat we het op die manier op donderdag goed kunnen behandelen.

De voorzitter: Ik vraag de minister om een reactie hierop.

Minister Blok: Daarop zegt de minister dat hij wat dat betreft als was in de handen van de Kamer is. De Tweede Kamer geeft zelf ook aan dat de termijn van donderdag van belang is voor verdere behandeling in de Eerste Kamer. Ik ben graag bereid om nu vragen te beantwoorden. Als de commissie er echter de voorkeur aan geeft om een deel schriftelijk af te handelen en het restant op donderdag, dan werk ik daar natuurlijk ook aan mee. Alleen, het maakt de tijd korter.

De voorzitter: De minister is als was in onze handen. Zullen we dan degenen die daar behoefte aan hebben, een korte schriftelijke ronde bieden? Wie heeft daar behoefte aan? De heer Omtzigt heeft dat gesuggereerd. Hebben anderen daar behoefte aan? Ik constateer dat er niet veel behoefte aan is. Ik stel dan voor dat we het houden op een plenaire behandeling in twee termijnen, zodat het voorstel ook op tijd bij de Eerste Kamer kan worden ingediend. Veel collega's hebben ook gezegd dat het wel door de Eerste Kamer behandeld moet worden.

De heer Klaver (GroenLinks): Ik vind het uitstekend. Als collega's behoefte hebben aan een schriftelijke ronde, is het vaststellen van een tijdstip voor die schriftelijke ronde wel belangrijk. Het lijkt mij namelijk onwenselijk dat wij op maandagochtend een schriftelijke ronde houden, waarna de nieuwe plannen verschijnen en er misschien weer aanvullende vragen worden gesteld. Dan moeten we op woensdagochtend weer een schriftelijke ronde houden. Kan daar rekening mee worden gehouden? We kunnen ook met elkaar afspreken dat het bij één ronde blijft en dat we alles wat daarna komt plenair doen. Anders blijven we bezig.

De voorzitter: Ik ben bijna geneigd te zeggen: laten we het gewoon op donderdag houden, anders stichten we weer nieuwe verwarring. Wie wil er een schriftelijke ronde houden?

De heer Groot (PvdA): Kunnen wij dan wel donderdag beginnen met de behandeling van het wetsvoorstel Wet fiscale behandeling eigen woning en daarna pas de rest doen? Dit om de voortgang te bespoedigen. Daarna kunnen we daar wel een soort tijdsklem op zetten. Het moet immers in één dag door de Kamer.

De heer Van Vliet (PVV): Ik begreep van de Griffie dat die paar VAO's die grosso modo voor donderdagavond op de rol staan, met alle respect, een soort van «reservedebatten» zijn voor het geval we op tijd klaar zouden zijn. We hebben op donderdagavond dus al een reserve en kunnen dus het woningvraagstuk afronden nadat we eerst met de heer Weekers onze zaken hebben afgehandeld.

De voorzitter: Ik denk dat het goed is om aan de Kamervoorzitter en de Griffier aan te geven dat de commissie voldoende tijd wenst te hebben en dat dus ook de middag en avond hieraan moeten worden besteed. Het onderwerp is belangrijk genoeg en wij willen het op tijd kunnen behandelen.

De heer Van Vliet (PVV): Akkoord.

De voorzitter: Wie heeft er echt dringend behoefte aan de schriftelijke ronde? Dan moeten wij nu het tijdstip bepalen.

De heer Dijkgraaf (SGP): Laten wij er niet te moeilijk over doen. Als de heer Omtzigt een paar schriftelijke vragen heeft op een half A4'tje, laten wij hem dat dan vooral gunnen. Laten wij ons dan voor de rest beperken tot het niet inleveren van schriftelijke vragen.

De voorzitter: Dan spreken wij wel af dat het technische vragen zijn en geen inhoudelijke discussievragen. Wanneer worden de vragen ingediend?

De heer Omtzigt (CDA): Maandag voor 12.00 uur.

De voorzitter: Goed, maandag voor 12.00 uur. Dat is dan bij dezen afgesproken. Ik dank de heer Dijkgraaf voor het voorstel.

Daarmee hebben wij afspraken gemaakt voor het tweede blok. De schriftelijke vragen over het tweede blok worden maandag voor 12.00 uur ingeleverd. De heer Omtzigt zal dit doen. De rest rust dan uit.

Ik dank ook minister Blok voor zijn bijdrage. Ik dank de mensen op de publieke tribune voor hun doorzettingsvermogen.

Sluiting 19.05 uur.