Kamerstuk 33402-22

Amendement van het lid Dijkgraaf c.s. over de nadere aanpassing van het in de Wet op de loonbelasting 1964 opgenomen overgangsrecht voor de levensloopregeling

Dossier: Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2013)

Gepubliceerd: 14 november 2012
Indiener(s): Helma NeppƩrus (VVD), Elbert Dijkgraaf (SGP), Ed Groot (PvdA)
Onderwerpen: belasting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33402-22.html
ID: 33402-22
Wijzigingen: 33402-28

Nr. 22 AMENDEMENT VAN HET LID DIJKGRAAF C.S.

Ontvangen 14 november 2012

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

In artikel IXd wordt na onderdeel B een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ba

Na artikel III wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IIIa

In de Wet inkomstenbelasting 2001 vervalt artikel 10a.11 met ingang van 1 januari 2022.

II

In artikel IXd, onderdeel C, onder 2, wordt artikel 39d als volgt gewijzigd:

1. Na «19d, » wordt ingevoegd «met uitzondering van het tweede lid,» en na «22c, » wordt ingevoegd: eerste lid, eerste volzin, en tweede lid,.

2. Het tweede en derde lid komen te luiden:

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de werknemer ineens beschikt over de opgebouwde aanspraak, bedoeld in het eerste lid, en voor zover het ingevolge het eerste lid als loon in aanmerking te nemen bedrag niet hoger is dan de waarde in het economische verkeer van die aanspraak op 31 december 2011, 80 percent van het ingevolge het eerste lid als loon in aanmerking te nemen bedrag in aanmerking genomen. Na toepassing van de eerste volzin, is op de werknemer het eerste lid niet meer van toepassing.

  • 3. Een aanspraak ingevolge een levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g, zoals dit artikel op 31 december 2011 luidde, waarvan de waarde in het economische verkeer op die datum minder bedroeg dan € 3 000, wordt met overeenkomstige toepassing van de artikelen 21c, onderdeel f, 22a, zesde lid, 22ca, eerste lid, eerste volzin, en tweede lid, en 22d, zoals deze artikelen op 31 december 2011 luidden, aan het begin van het kalenderjaar, voor 80 percent van die waarde als loon uit tegenwoordige arbeid in aanmerking genomen.

III

In artikel IXd wordt na onderdeel D een onderdeel ingevoegd, luidende:

Da

Na artikel VII worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL VIIa

In de Wet op de loonbelasting 1964 wordt artikel 39d met ingang van 1 januari 2021 als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Ingeval de waarde in het economische verkeer van de aanspraak, bedoeld in het eerste lid, niet voor het einde van het kalenderjaar met toepassing van het eerste lid als loon in aanmerking is genomen, wordt de waarde in het economische verkeer van de aanspraak aan het einde van het kalenderjaar, met overeenkomstige toepassing van de artikelen 21c, onderdeel f, 22a, zesde lid, 22ca, eerste lid, eerste volzin, en tweede lid, en 22d, zoals deze artikelen op 31 december 2011 luidden, als loon uit tegenwoordige arbeid van de werknemer of gewezen werknemer in aanmerking genomen.

ARTIKEL VIIb

In de Wet op de loonbelasting 1964 vervalt artikel 39d met ingang van 1 januari 2022.

Toelichting

Met de in dit amendement opgenomen wijziging van het onderhavige wetsvoorstel wordt het in artikel 39d van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB 1964) opgenomen overgangsrecht voor de levensloopregeling nader aangepast.

Voor werknemers die op 31 december 2011 een aanspraak ingevolge een levensloopregeling hadden waarvan de waarde in het economische verkeer op die datum € 3 000 of hoger was wordt met dit amendement geregeld dat deze werknemers tot en met 31 december 2021 bestedingsvrij over hun aanspraken ingevolge de levensloopregeling kunnen beschikken. Over de voorziening mag derhalve ook worden beschikt voor andere doeleinden dan als loonvervanging tijdens een verlofperiode. Voor deze werknemers geldt ook dat zij hun aanspraken ingevolge de levensloopregeling kunnen blijven opbouwen, overeenkomstig de op 31 december 2011 geldende regels, met dien verstande dat zij over de inleg die vanaf 1 januari 2012 heeft plaatsgevonden of nog gaat plaatsvinden geen levensloopverlofkorting meer opbouwen. Bij de belastingheffing over de opgenomen bedragen of, als het tegoed op 31 december 2021 nog niet volledig is opgenomen, over de waarde in het economische verkeer van de op dat moment resterende aanspraak, worden de in het verleden opgebouwde rechten op de levensloopverlofkorting in aanmerking genomen.

Voor de gevallen waarin de werknemer in het jaar 2013 over de volledige aanspraak beschikt, wordt geregeld dat het in beginsel in de belastingheffing te betrekken bedrag niet volledig in aanmerking wordt genomen. Tot het bedrag van de waarde in het economische verkeer van de aanspraak op 31 december 2011wordt 80% van die waarde in aanmerking genomen. Het meerdere wordt wel volledig belast.

Op grond van dit amendement eindigt het voor de levensloopregeling geldende overgangsrecht derhalve per 1 januari 2022. Ook het in de inkomstenbelasting opgenomen overgangsrecht kan in dat geval per die datum vervallen.

Voor werknemers die op 31 december 2011 een aanspraak ingevolge een levensloopregeling hadden waarvan de waarde in het economische verkeer op die datum lager was dan € 3 000 wijzigt ingevolge dit amendement dat hun op 1 januari 2013 vrijkomende aanspraak eveneens niet volledig wordt belast. Ook hier geldt dat tot het bedrag van de waarde in het economische verkeer van de aanspraak op 31 december 2011, 80% van die waarde belast wordt en dat alleen het meerdere volledig wordt belast.

Dijkgraaf Neppérus Groot