Kamerstuk 33402-17

Overgangsrecht verhoging assurantiebelasting

Dossier: Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2013)

Gepubliceerd: 6 november 2012
Indiener(s): Frans Weekers (staatssecretaris financiƫn) (VVD)
Onderwerpen: belasting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33402-17.html
ID: 33402-17

Nr. 17 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 november 2012

Op grond van het regeerakkoord gaat het tarief van de assurantiebelasting in 2013 omhoog van 9,7% naar 21%. Hiervoor is een budgettaire opbrengst van € 1 222 mln. in 2013 ingeboekt. Bij vorige tariefsverhogingen was het nieuwe tarief van toepassing op premies die vanaf 1 maart van het jaar van de tariefsverhoging vervielen en op premies voor verzekeringen waarvan het nieuwe verzekeringsjaar op of na 1 maart van het jaar van tariefsverhoging inging. Door de tariefsverhoging plaats te laten vinden op 1 maart van enig jaar in plaats van op 1 januari hadden verzekeringsmaatschappijen voldoende tijd om de tariefsverhoging in hun administratieve systemen te verwerken.

Veel verzekeringen prolongeren op 1 januari van enig jaar. Prolongeren betekent dat een nieuw verzekeringsjaar ingaat. Door de premie van de verzekering aan het begin van het jaar voor het gehele jaar te betalen, was anticipatie op de tariefsverhogingen mogelijk. Een jaarbetaling in januari vond namelijk nog plaats tegen het oude tarief. Vanwege de relatief geringe tariefsverhogingen in het verleden, was het gevaar voor grootschalige anticipatie klein. Anders ligt dit voor de aanstaande tariefsverhoging als voor hetzelfde overgangsrecht gekozen zou worden als bij de afgelopen tariefsverhogingen. Door er voor te zorgen dat een nieuw verzekeringsjaar ingaat vóór de datum van tariefsverhoging naar 21% en dat ook de jaarpremie vóór die datum vervalt, kan tot één jaar lang de verhoging van de assurantiebelasting vermeden worden. Na geluiden uit de verzekeringswereld over deze mogelijkheid tot anticipatie, hebben verschillende media aan deze mogelijkheid aandacht besteed.

Mede in reactie op de berichten in de media heb ik tijdens de algemene financiële beschouwingen gezegd dat deze anticipatie-effecten voorkomen moeten worden en dat ik bereid was om samen met de branche te bekijken hoe het overgangsrecht het beste vormgegeven kan worden, uitgaande van het ingeboekte budgettaire beslag, waarbij negatieve effecten en bureaucratie zo veel mogelijk vermeden worden.

In overleg met de branche bleek er maar één methode te zijn om de anticipatie-effecten geheel weg te nemen. Dat is mogelijk met de tijdvakbenadering. Op grond van deze benadering is het tarief van 21% van toepassing op premies voor zover die premies betrekking hadden op een verzekerde periode vanaf een bepaalde datum in 2013, ongeacht wanneer deze premies betaald zijn. Deze tijdvakmethode is opgenomen in het regeerakkoord met 1 april 2013 als ingangsdatum van de verhoging.

Het overgrote deel van de branche heeft mij laten weten dat de tijdvakmethode zeer lastig uit te voeren is. Bij deze methode mag (en zal) de verzekeraar over de in het aan de tariefsverhoging voorafgaande jaar betaalde jaarpremies assurantiebelasting naheffen bij de verzekerden. De kosten om de administratieve systemen aan deze methode aan te passen en tot naheffing en inning van de extra assurantiebelasting over te gaan, zijn hoog. Bovendien vindt de branche het onwenselijk dat verzekerden bij deze methode een naheffing assurantiebelasting ontvangen.

Vanwege de nadelen van de tijdvakmethode heeft het Verbond van Verzekeraars mij verzocht hetzelfde overgangsrecht te hanteren als bij vorige tariefsverhogingen. Om de anticipatie-effecten zoveel mogelijk te beperken , hetgeen een strikte voorwaarde voor mij is, stelden zij voor de ingangsdatum van de tariefsverhoging te vervroegen naar 1 januari 2013. Anticipatie op verzekeringen die op of na 1 januari 2013 prolongeren is dan niet meer mogelijk. Brancheorganisaties NVGA (Nederlandse Vereniging van Gevolmachtigde Assurantiebedrijven) en Adfiz (Adviseurs in financiële zekerheid) hebben zich achter dit verzoek geschaard.

Met het voorstel van de branche blijft de mogelijkheid tot anticipatie in 2012 echter bestaan. Hoe groot deze anticipatie zal zijn, is zeer lastig in te schatten. Het Verbond van Verzekeraars schat in dat de anticipatie zeer beperkt zal blijven, maar het is niet uit te sluiten dat de anticipatie in de honderden miljoenen euro’s zal lopen. Om van de ene kant tegemoet te komen aan de wensen van de branche, maar van de andere kant de risico’s van grootschalige anticipatie uit te sluiten, is in overleg met het Verbond van Verzekeraars een oplossing bedacht die ik voornemens ben uit te voeren. Die oplossing ziet er als volgt uit.

In het Belastingplan 2013 wordt via een nota van wijziging het overgangsrecht opgenomen zoals het Verbond voorstelt. Tevens wordt er een bepaling opgenomen die via een klein koninklijk besluit in werking kan treden. Die bepaling regelt dat aanvullend aan het overgangrecht zoals het Verbond voorstelt, het tarief van 21% ook van toepassing is op premies die tussen 1 oktober 2012 (datum bekendmaking deelakkoord) en 31 december 2012 vervallen zijn, voor zover deze premies betrekking hebben op een verzekerde periode vanaf 1 april 2013. Als uit inventarisatie van het Verbond van Verzekeraars, uit de aangiften assurantiebelasting of anderszins blijkt dat de anticipatie dermate vormen aanneemt dat de beoogde extra opbrengst van € 1 222 mln. in 2013 niet behaald wordt, laat het kabinet die bepaling via een klein koninklijk besluit in werking treden. Blijkt de mate van anticipatie inderdaad mee te vallen, dan laat het kabinet die bepaling niet in werking treden.

Met de branche zijn afspraken gemaakt dat de branche de mogelijkheden voor anticipatie niet actief gaat communiceren richting verzekerden. Ook actief meewerken aan anticipatie (bijvoorbeeld tegen de normale gang van zaken in de prolongatiedatum van een lopende verzekering verschuiven van 1 januari 2013 naar 31 december 2012) is niet de bedoeling. Het recht voor verzekerden om een lopende verzekering conform de polisvoorwaarden te beëindigen, een nieuwe verzekering af te sluiten en om maandbetalingen om te zetten in een jaarbetaling, blijft uiteraard behouden.

De staatssecretaris van Financiën, F. H. H. Weekers