Kamerstuk 33400-XVI-136

Reactie op de motie van de leden Venrooy en Agema inzake een meldplicht ouderenmishandeling en een reactie op verzoek commissie over de opvang van behandeling van specifieke groepen en een reactie op moties inzake huwelijksdwang

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2013

Gepubliceerd: 19 februari 2013
Indiener(s): Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33400-XVI-136.html
ID: 33400-XVI-136

Nr. 136 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 februari 2013

Naar aanleiding van de voortgangsrapportage najaar 2012 «geweld in afhankelijkheidsrelaties» (Kamerstukken II, vergaderjaar 2012–2013, 33 400 XVI, nr. 14) deed u mij een lijst van vragen toekomen. Mede namens de minister en staatssecretaris van VenJ, de minister van SZW en de minister van OCW zend ik u de antwoorden daarop als bijlage bij deze brief (Kamerstuk 33 400 XVI, nr. 137).

Ik ga in deze brief voorts nog in op enkele specifieke onderwerpen: allereerst op de motie-Venrooy-Van Ark/Agema inzake een meldplicht ouderenmishandeling, daarna – op verzoek van de vaste commissie voor VWS – op de reactie van Fier Fryslân bij mijn brief van 18 december 2012 over de opvang van behandeling van specifieke groepen en tot slot nog op een tweetal moties inzake huwelijksdwang.

Meldplicht ouderenmishandeling

Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling op 31 januari jongstleden (Handelingen II, 2012/2013, nr. 47, behandeling wetsvoorstel verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling (33 062)) heeft uw Kamer mij gevraagd om een nadere uitleg hoe ik de motie van de leden Venrooy-Van Ark en Agema over een meldplicht ouderenmishandeling (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 33 000 XVI, nr. 185) uitvoer.

Allereerst is het goed om de context van de motie nog eens aan te geven. In de motie wordt geconstateerd dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) stelt dat er sprake is van ondermelding als het gaat om ouderenmishandeling. Bij de IGZ komen de meldingen terecht die gaan over ouderenmishandeling in de zorgrelatie, dus mishandeling door professionals. In dat kader stelt de motie terecht dat een meldcode geen oplossing biedt voor deze ondermelding. Daarom voert het kabinet in de zorgsector een brede meldplicht in voor álle vormen van geweld die professionals plegen tegen cliënten. Deze meldplicht beperkt zich dus niet alleen tot ouderenmishandeling. Dat zou niet wenselijk zijn, omdat ook andere groepen, zoals mensen met een verstandelijke beperking, afhankelijk zijn van de zorg die door professionals wordt gegeven. Deze meldplicht wordt geregeld in de Wet cliëntenrechten zorg en de Beginselenwet AWBZ-zorg. Beide wetsvoorstellen zijn bij uw Kamer ingediend.

Wanneer de motie wordt opgevat als een meldplicht voor geweld in de zorgrelatie, dan wordt zij dus uitgevoerd. Dit is ook hetgeen ik tijdens de genoemde wetsbehandeling heb gesteld.

Bij de wetsbehandeling van 31 januari jl. bleek ook dat de motie verschillend kan worden geïnterpreteerd. In het debat maakte het Kamerlid Agema (PVV) duidelijk dat zij niet de hierboven beschreven uitleg geeft aan de motie, maar voor ouderenmishandeling – ongeacht of het plaatsvindt in huiselijke kring of professionele setting – altijd een meldplicht wenst. Daarmee zou uitvoering van de motie op gespannen voet komen te staan met de ook door de meerderheid van de Kamer uitgesproken voorkeur voor een verplichte meldcode.

Daarbij gaat het overigens niet zozeer om de locatie waar het geweld wordt gepleegd, maar om het feit dat de pleger tot de huiselijke kring behoort. Dit kunnen een partner, familie, vrienden of buren zijn. Voor geweld in huiselijke kring is een verplichte meldcode bewezen effectief. Doel is om het geweld eerder te signaleren en zo spoedig mogelijk hulp te bieden. Dit kan ook hulp aan de pleger betekenen, bijvoorbeeld in het geval van ontspoorde mantelzorg. Wanneer de pleger een professional is (dit kan zowel thuis als in een instelling zijn) raakt dit fundamenteel aan het goed functioneren van de zorg en het vertrouwen dat mensen in deze zorg moeten hebben. Dan is een meldplicht aan de orde.

Daarnaast lijkt het mij onpraktisch, verwarrend en onwenselijk om alleen voor ouderenmishandeling in huiselijke kring een meldplicht in te voeren.

Resumerend: ik wil de motie uitvoeren voor wat betreft de meldplicht voor geweld in een zorgrelatie. Voor geweld in huiselijke kring kies ik voor de verplichte meldcode.

Behandeling en opvang specifieke groepen

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft mij gevraagd om een reactie op de brief van Fier Fryslân, waarin Fier Fryslân ingaat op mijn brief van 18 december 2012 over de opvang en behandeling van specifieke groepen1.

In mijn brief heb ik geconcludeerd dat er een breed palet aan voorzieningen is voor meisjes die het slachtoffer zijn van een loverboy. Tevens ben ik van mening dat er een specialistisch aanbod nodig is voor deze groep. Deze specialistische behandeling is gerechtvaardigd gezien de specifieke problematiek en traumatisering als gevolg van het slachtofferschap. Deze conclusies betekenen niet dat al deze meisjes moeten worden behandeld in een categorale voorziening waar uitsluitend meisjes met dezelfde problematiek verblijven. Tijdens het debat over de motie Van der Burg/Dille2 heeft mijn ambtsvoorganger aangegeven dat behandeling ook kan plaatsvinden in generieke instellingen die aparte groepen voor slachtoffers van loverboys hebben3. Een aantal instellingen biedt deze behandeling op dit moment ook. Professionals die slachtoffers van loverboys opvangen en behandelen maken in de praktijk verschillende keuzes ten aanzien van de behandeling. Professionals kiezen in bepaalde gevallen voor categorale behandeling, in andere gevallen wordt de keuze gemaakt voor een gemengde groep. Juist omdat deze slachtoffers zich daar veilig voelen en dit normaliserend kan werken. Het belangrijkste bij de behandeling blijft dat maatwerk wordt geboden.

Fier Fryslân stelt in haar brief een aantal vragen over de inhoud van deze zorg, namelijk om welke programma’s het gaat en wat deze zorg inhoudt. Ik ben het met Fier Fryslân eens dat de kwaliteit van de zorg van groot belang is. Dit geldt niet alleen voor deze groep maar voor alle jeugdigen die in de jeugdzorg worden behandeld. De instellingen zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van de zorg. De Inspectie Jeugdzorg toetst of de kwaliteit van de zorg voldoende is. Indien dit niet het geval blijkt te zijn krijgt de instelling de plicht verbeteringen door te voeren. Wat op dit moment van belang is, is om meer inzicht te krijgen in de effectiviteit van de zorg voor slachtoffers van loverboys. Uit onderzoek blijkt dat slachtoffers van loverboys na behandeling toch vaak terugvallen in hun oude gedrag. Om hierin meer inzicht te krijgen start binnenkort een onderzoek naar de oorzaken van dit herhaald slachtofferschap.

Over de registratie van slachtoffers van mensenhandel zijn door uw Kamer vragen gesteld. De antwoorden op deze vragen ontvangt u binnenkort van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.

Moties huwelijksdwang

Ik maak u erop attent dat ik in het antwoord op vraag 86 inga op de wijze waarop het kabinet uitvoering geeft aan de motie-Kooiman4 en de motie-Nieuwenhuizen-Wijbenga5.

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn