Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 januari 2013
Conform de toezegging gedaan tijdens het begrotingsonderzoek op 15 november jl. (Kamerstuk 33 400 XIII, nr. 18), ontvangt u hierbij de antwoorden op de vragen die door de Kamer tijdens dit begrotingsonderzoek zijn gesteld en waarvan is afgesproken dat deze voor de plenaire begrotingsbehandeling van landbouw en visserij aan de Kamer zullen worden toegezonden.
Op basis van de gestelde vragen wordt aanvullende informatie verstrekt over:
– de hogere uitgaven in 2011 voor de regeling subsidie Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO),
– beschikbare ODA-middelen op de begroting 2013 van EZ,
– de indicator duurzame investeringen in de land- en tuinbouw en visserij,
– de middelen voor het Fonds voor Plattelandsontwikkeling inclusief het aandeel van de andere overheden en een specificatie van maatregelen,
– subsidieregelingen die vallen onder duurzame veehouderij,
– de evaluatie van de regeling voor jonge agrariërs.
Over de implementatie van de aanbevelingen uit het rapport «DR tot uw Dienst» bent u reeds geïnformeerd (TK 29 246 nr. 31). Tot slot is toegezegd dat een verbeterplan inzake het subsidie instrumentarium voor landbouw en visserij zal worden opgesteld. Deze ontvangt u voor 15 maart 2013.
Vraag
Kunt u een overzicht geven van de diverse onderzoeksprojecten van DLO die hebben geleid tot hogere uitgaven in 2011.
Antwoord
De hogere uitgaven voor DLO in 2011 ten opzichte van de oorspronkelijke begroting worden veroorzaakt doordat vanuit andere begrotingsartikelen het budget voor circa 40 onderzoeksprojecten is overgeheveld naar het artikel van waaruit DLO wordt gefinancierd. De kosten van deze onderzoeksprojecten variëren van circa € 0,1 mln tot circa € 1,2 mln. De grootste onderzoeksprojecten vanaf een budget van € 0,5 mln betreffen (in volgorde van hoogte budget):
– Ontwikkeling agrarische sector Afghanistan (€ 1,2 mln)
– Ondersteuning Taskforce multifunctionele landbouw (€ 1,1 mln)
– Groene veredeling (€ 1 mln)
– Bodemkundig informatiesysteem op terrein natuur en landschap (€ 1 mln)
– Gelimiteerd CO2-gebruik bij tomatenteelt (€ 0,6 mln)
– Evaluatie meststoffenwet (€ 0,6 mln)
– Onderzoek naar de dierziekte Rift Valley Fever (€ 0,6 mln)
– Opzetten Kenniskringen visserij (€ 0,6 mln)
– Innovatieprogramma emissie-arm veevoer (€ 0,5 mln)
– Systeeminnovatie diervriendelijke stallen (€ 0,5 mln)
– Pilot Natuur- en landschapsnorm 2011–2013 (€ 0,5 mln).
Vraag
Kunt u een overzicht geven van de ODA-middelen op de begroting 2013 van EZ?
Antwoord
Op de begroting 2013 van het Ministerie van Economische Zaken staan de volgende ODA middelen geraamd (bedragen x € 1000)
Artikel |
Omschrijving |
2013 |
---|---|---|
15.40 |
Kennisverwerving |
2.147 |
15.40 |
FAO |
3.556 |
15.40 |
UNEP |
243 |
17.10 |
Groen onderwijs van hoge kwaliteit |
1.183 |
Totaal |
7.129 |
Toelichting
Kennisverwerving
Het ODA deel van het instrument «Package4growth» wordt ingezet voor kennisverwerving op transitielanden. Bedrijven krijgen subsidie gericht op het inwinnen van extern advies om hun eerste stappen op deze landen te faciliteren.
FAO (Food and Agriculture Organisation)
Dit betreft het ODA-deel van de contributie voor de FAO. Het doel van FAO is om wereldwijd de honger te bestrijden. FAO richt zich op de ontwikkeling van plattelandsgebieden en de verbetering van voedselkwaliteit en landbouwproductiviteit in zowel ontwikkelingslanden als in ontwikkelde landen. De FAO doet dit enerzijds middels beleidsontwikkeling en programma's en anderzijds middels normstelling en standaarden.
UNEP (United Nations Environment Programme)
Dit betreft de contributie voor de UNEP ten behoeve van internationale biodiversiteitsverdragen. UNEP stimuleert en assisteert ontwikkelingslanden bij het implementeren van milieuvriendelijk beleid.
Groen onderwijs van hoge kwaliteit
Deze middelen worden ingezet voor de bijdrage aan het Wageningse bodemcentrum ISRIC (International Soil Reference and Information Centre) ten behoeve van een wetenschappelijke bodemcollectie, die bestemd is voor onderzoek naar bodems van over de hele wereld.
Daarnaast is € 35.000,– bestemd voor onderwijs aan buitenlandse studenten.
Vraag
Kunt een toelichting geven op het verhoudingsgetal duurzame investeringen – totale investeringen (pagina 86 van de Ontwerpbegroting 2013)?
Antwoord
De Indicator «Verhouding duurzame- totale investeringen» geeft inzicht in de verhouding tussen de omvang van duurzame investeringen in de land-, tuinbouw en visserij en de totale investeringen in deze sectoren. Door middel van deskresearch en telefonische informatieverzoeken wordt de benodigde informatie door het LEI vergaard. Voor 2013 wordt geraamd dat de duurzame investeringen in de land- en tuinbouw en in de visserij circa € 1,2 miljard zullen bedragen terwijl de totale investeringen op € 3,4 miljard worden geraamd in deze sectoren. Dit leidt tot een verhoudingsgetal van 0,36.
Voor de vaststelling van de omvang van duurzame investeringen worden de volgende subsidies en fiscale regelingen meegenomen:
Milieu-investeringsaftrek (MIA), Willekeurige Afschrijving Milieu-investeringen (VAMIL), Energie Investeringsaftrek (EIA), Groen Beleggen, Investeringen in Energiebesparing (IRE), Marktintroductie Energie-Innovaties (MEI), Investeringen in integraal duurzame stallen, Fijnstofmaatregelen en Milieuvriendelijke investeringen.
Vraag
Kunt u een totaalbeeld geven van de middelen voor het Fonds voor Plattelandsontwikkeling inclusief de cofinanciering door de medeoverheden?
Antwoord
In onderstaand overzicht wordt per as van het Fonds voor Plattelandsontwikkeling een specificatie gegeven van de bijdrage van de EU, de co-financiering door het Rijk en de medeoverheden voor de periode 2007–2013. In dit overzicht is het ILG-budget, dat het Rijk voor de periode 2007–2013 aan de provincies ter beschikking heeft gesteld, als co- financiering toegerekend aan provincies.
(bedragen x € 1 mln) |
Bijdrage EU |
Bijdrage Rijk |
Bijdrage medeoverheden |
Fonds Plattelandsontwikkeling 2007–2013 |
---|---|---|---|---|
As 1 |
202 |
76 |
89 |
367 |
As 2 |
184 |
5 |
157 |
346 |
As 3 |
150 |
143 |
293 |
|
As 4 |
54 |
54 |
108 |
|
Technische bijstand |
3 |
2 |
1 |
6 |
Totaal |
593 |
83 |
444 |
1.120 |
Vraag
Kunt u een specificatie geven van de maatregelen die vallen onder de 4 assen van het Fonds voor Plattelandsontwikkeling op de tabel op pagina 231 van de begroting.
Antwoord
De tabel op pagina 231 betreft additionele maatregelen in het POP voor de periode 2009–2013 gebaseerd op de Health Check en het Economisch Herstelplan van de Europese Commissie. In onderstaande tabel is per as een specificatie gegeven van de maatregelen, uitgesplitst naar de bijdrage van de EU, de nationale bijdrage en de totale overheidsbijdrage.
Op as 1 «Versterking concurrentiekracht landbouw en bosbouw» zorgt het Rijk voor de cofinanciering. Op as 2 «Verbetering van het milieu en het platteland» en as 3 «Leefbaarheid op het platteland en diversificatie plattelandseconomie» zorgen de provincies, waterschappen of gemeenten voor de co-financiering.
De financiering van de EU op deze projecten bedraagt 75%, de co-financiering van de lidstaat bedraagt 25%. Ten opzichte van de overige -reguliere- POP- middelen (EU- bijdrage van 50%) betekent dit een hoger percentage medefinanciering vanuit de EU.
Maatregel per as |
Regeling |
EU-bijdrage |
Nationale bijdrage |
Totale overheids bijdrage |
---|---|---|---|---|
As 1 Versterking concurrentiekracht landbouw en bosbouw |
||||
Maatregel 111 |
Demoprojecten functionele agrobiodiversiteit (FAB-randen) |
4,5 |
1,5 |
6,0 |
Maatregel 111 |
Praktijknetwerken (grote en kleine netwerken) |
12,0 |
4,0 |
16,0 |
Maatregel 121 |
Investeringen in milieu vriendelijke maatregelen (BMPOP) |
24,8 |
8,2 |
33,0 |
Maatregel 124 |
Samenwerking bij Innovatieregeling POP-NU |
14,3 |
4,8 |
19,1 |
Totaal as 1 |
55,6 |
18,5 |
74,1 |
|
As 2 Verbetering van het milieu en het platteland |
||||
Maatregel 214 |
Agromilieubetalingen POP-Nu/akkerranden |
11,7 |
3,9 |
15,6 |
Maatregel 216 |
Waterbeheer ikv POP-NU |
19,0 |
6,3 |
25,3 |
Totaal as 2 |
30,7 |
10,2 |
40,9 |
|
As 3 Leefkwaliteit op het platteland en diversificatie plattelandseconomie |
||||
Maatregel 311 |
Diversificatie/hernieuwbare energie |
2,9 |
0,9 |
3,8 |
Maatregel 321 |
Basisvoorzieningen/hernieuwbare energie |
3,4 |
1,2 |
4,6 |
Maatregel 321 |
Breedband |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
Maatregel 323 |
Landelijk erfgoed POP-NU |
5,0 |
1,7 |
6,7 |
Totaal as 3 |
11,3 |
3,8 |
15,1 |
|
As 4 Uitvoering Leader aanpak |
0 |
0 |
0 |
|
Kosten Technische Bijstand |
0 |
0 |
0 |
|
Totaal POP2 |
97,6 |
32,5 |
130,1 |
Vraag
Kunt u een overzicht verstrekken van subsidieregelingen die vallen onder duurzame veehouderij?
Antwoord
De volgende subsidieregelingen vallen onder duurzame veehouderij:
Subsidieregeling |
Budget 2013 (x € 1.000) |
---|---|
Fijnstofmaatregelen |
0 |
Investeringsregeling luchtwassers |
0 |
Integraal duurzame stallen en houderijsystemen |
4.265 |
Duurzaamheidsinvesteringen (POP-Nieuwe Uitdagingen) |
2.050 |
Innovatieprojecten (melkveehouderij, intensieve veehouderij) |
3.676 |
Demonstratieprojecten biologische landbouw, intensieve veehouderij en melkveehouderij |
419 |
Kleine praktijknetwerken veehouderijen |
230 |
Kleine en grote praktijknetwerken veehouderijen |
252 |
In het subsidieoverzicht van de begroting 2013 (pagina 263 en 264) staan de beschikbare bedragen voor deze regelingen opgenomen.
Vraag
Kan de staatssecretaris nadere informatie geven over de belangrijkste conclusies uit de evaluatie van de regeling jonge agrariërs
Antwoord
De evaluatie van de regeling jonge agrariërs is in 2011 afgerond door Bureau Bartels B.V en vorig jaar aangeboden aan de Kamer (Kamerstuk 2010–2011, 32 500 XIII, nr. 199).
De belangrijkste conclusies uit de evaluatie zijn:
– De regeling is goed bekend bij de doelgroep;
– De organisatie en uitvoering van de regeling verloopt voorspoedig;
– De regeling is voor een ruime meerderheid van de jonge landbouwers effectief.
Daarnaast is er een aantal aanbevelingen geformuleerd. Niet alle aanbevelingen worden overgenomen omdat sommige aanbevelingen niet voldoen aan Europese regelgeving, niet passen binnen de afspraken over de begrotingsdiscipline of niet uitvoerbaar zijn. Het gaat dan bijvoorbeeld om aanbevelingen om voor eigen rekening en risico met de investering te starten voordat de beoordelingsprocedure is afgerond of het verlengen van de aanvraagperiode van 3 jaar naar 5 jaar.
Op basis van de evaluatie is besloten het generieke karakter van de regeling te handhaven en de openstellingperiode te verplaatsen naar de herfst of de winter. Daarnaast is de communicatie vanuit het DR-Loket over de vestigingseis verbeterd. Deze aanbevelingen dragen bij aan een efficiënte en effectieve regeling die jonge landbouwers na bedrijfsovername ondersteuning geven.
De staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma