Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 september 2013
Met uw brief van 5 september 2013 heeft u mij verzocht om voorafgaande aan het algemeen overleg Bouwregelgeving op 12 september u schriftelijk te informeren over welke maatregelen denkbaar zijn om het brandgevaar in bestaande stallen te verminderen of weg te nemen.
Op 31 januari 2013 heb ik u geïnformeerd over de voortgang van de aanpak van de brandveiligheid van veestallen (Kamerstuk 33 400 XIII, nr. 129). Deze aanpak vindt plaats via het Actieplan Stalbranden 2012–2016 dat een initiatief is van de Dierenbescherming, LTO Nederland, Brandweer Nederland, Verbond van Verzekeraars en de Rijksoverheid. Volledigheidshalve verwijs ik naar deze brief en het actieplan.
Dit actieplan ziet ook toe om het brandgevaar in bestaande stallen te verminderen of weg te nemen. Hierbij wordt vooral ingezet op een brandveilige bedrijfsvoering. Eigenaren van stallen moeten bewust worden gemaakt dat zij zelf de kans op brand kunnen verkleinen door bewuster om te gaan met de risico’s. Risico’s kunnen vooral worden beperkt door het goed onderhouden van elektrische installaties, het niet uitvoeren van brandgevaarlijke werkzaamheden in de stal, en het niet stallen van landbouwvoertuigen. Het gaat hierbij om maatregelen die mogelijk zijn, zonder dat de stal behoeft te worden verbouwd. Gedachte achter het actieplan is dat met deze maatregelen de brandveiligheid in bestaande stallen al substantieel kan worden verbeterd.
Een verdergaande verbetering van de brandveiligheid van bestaande stallen is denkbaar, als de bestaande stallen worden verbouwd. Deze verbouw zou dan plaats kunnen vinden op het niveau van de voorschriften van nieuwbouw stallen (bv. brandveiliger bouwmaterialen) of zelfs op een hoger niveau (watermistsysteem). Binnen het actieplan is hiervoor niet gekozen omdat deze verbouw leidt tot grote kosten voor de staleigenaar.
Het wettelijk verplichten om een bestaande stal door middel van verbouw brandveiliger te maken, druist verder in tegen het principe van verworven rechten.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma