Kamerstuk 33400-X-86

Verslag van een algemeen overleg

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2013

Gepubliceerd: 20 juni 2013
Indiener(s): Jeroen Recourt (PvdA), Han ten Broeke (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33400-X-86.html
ID: 33400-X-86

Nr. 86 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 20 juni 2013

De vaste commissie voor Defensie en de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties hebben op 14 mei 2013 overleg gevoerd met minister Hennis-Plasschaert van Defensie over:

  • de brief van de minister van Defensie d.d. 10 januari 2013 met het jaarplan 2013 van de Kustwacht voor het Koninkrijk der Nederlanden in het Caribisch gebied (Kamerstuk 33 400 X, nr. 46);

  • de brief van de minister van Defensie d.d. 6 maart 2013 houdende een lijst van vragen en antwoorden over het jaarplan 2013 van de Kustwacht voor het Koninkrijk der Nederlanden in het Caribisch gebied (Kamerstuk 33 400 X, nr. 46) (Kamerstuk 33 400 X, nr. 66);

  • de brief van de minister van Defensie d.d. 5 april 2013 houdende een verslag van het werkbezoek door de minister van Defensie aan het Caribisch gebied van 3 tot en met 7 maart 2013 (Kamerstuk 33 400 X, nr. 72);

  • de brief van de minister van Defensie d.d. 26 april 2013 met het Jaarverslag 2012 van de Kustwacht voor het Koninkrijk der Nederlanden in het Caribisch gebied (Kamerstuk 33 400 X, nr. 78).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie, Ten Broeke

De voorzitter van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, Recourt

De griffier van de vaste commissie voor Defensie, Van Leiden

Voorzitter: Ten Broeke

Griffier: Dekker

Aanwezig zijn vier leden der Kamer, te weten: Ten Broeke, Vuijk, Hachchi en Günal-Gezer,

en minister Hennis-Plasschaert van Defensie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.

Aanvang 17.32 uur

De voorzitter: Dames en heren, ik heet u van harte welkom bij dit algemeen overleg van de vaste commissie voor Defensie. Ik heet ook welkom de minister van Defensie en haar ambtenaren. Dit overleg gaat over de kustwacht in het Caribisch gebied. Eenieder die de minister op Twitter volgt, weet dat zij daar ook een prachtige foto aan heeft gewijd. De spreektijd in eerste termijn is zes minuten.

De heer Vuijk (VVD): Voorzitter. De VVD wil een robuuste kustwacht in het Caribisch gebied. Wij constateren in deze regio al jarenlang heel veel drugstransporten, mensensmokkel, corruptie, geweld en omvangrijke financiële stromen. De VVD wil dat de rijksministerraad met de inzet van de kustwacht krachtdadig de nationale en internationale rechtsorde op zee blijft handhaven en daar voldoende prioriteit aan blijft geven.

De eerste vraag waar ik een paar woorden aan wil wijden, is: hoe belangrijk vinden wij de kustwacht in het Caribisch gebied? Met name, hoe belangrijk vinden de eilanden zelf de kustwacht in het Caribisch gebied? Vanuit het kabinet van Sint-Maarten zijn er geluiden die hinten op het opheffen van de kustwacht. Sint-Maarten is een belangrijke speler in het beschermen van de buitengrenzen van het Koninkrijk. Gelet op de laatste rapporten over criminaliteit en mensenhandel op Sint-Maarten is het juist van belang dat Sint-Maarten er alles aan doet om de buitengrenzen veilig te stellen. Kan de minister bevestigen dat de rol van de kustwacht ook bij Sint-Maarten niet ter discussie staat? Worden bijvoorbeeld de afgesproken financiële bijdragen in de kosten van de kustwacht inmiddels voldaan? Wordt bijvoorbeeld ingestemd met en uitvoering gegeven aan de formatiebrief 2012? Is de bemensing een beetje op orde? De VVD-fractie vraagt de minister deze belangrijke en gezamenlijke rol van de kustwacht nog eens aan de orde te stellen in de rijksministerraad. Op die manier is het voor ieder land binnen het Koninkrijk duidelijk dat de handhaving van de buitengrenzen echt een overheidstaak is. Het is niet alleen een overheidstaak maar ook een gezamenlijke taak en verantwoordelijkheid van alle landen binnen het Koninkrijk.

Een tweede vraag die ik wil stellen is: welke kansen ziet de minister om de bestaande internationale samenwerking in deze regio verder te verdiepen? Voor het bestrijden van de grensoverschrijdende drugscriminaliteit, vuurwapensmokkel, mensenhandel en illegale immigratie is internationale samenwerking noodzakelijk. Wij weten dat Nederland al succesvol samenwerkt met de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Spanje en Colombia. Daarbij is ook de onderlinge samenwerking tussen de eilanden belangrijk. Wij weten dat internationale samenwerking op defensiegebied wordt bemoeilijkt door soevereiniteitsdiscussies. Bestuurlijke verlamming dreigt als er meerdere landen meedoen. Een specifiek probleem is het delen van inlichtingen, bijvoorbeeld met de Verenigde Staten. Oud-minister Hillen zei vorig jaar dat het delen van inlichtingen wel beter zou kunnen. Zijn er op dat specifieke punt inmiddels wat verbeteringen? En hoe kijkt de minister aan tegen internationale samenwerking in deze regio in het bijzonder?

Interessant vind ik de samenwerking met Venezuela. Het gaat hierom het vliegen in het Venezolaanse luchtruim op basis van een verdrag uit 2012. Bij mij bestaat het beeld dat Venezuela niet echt een land is dat kiest voor internationale samenwerking, ook niet met ons land. De retoriek die op mij afkomt, geeft een heel ander beeld. Kan de minister een beeld schetsen van de praktische uitvoering van dit verdrag? Hoe verloopt deze samenwerking in de praktijk?

Een derde vraag gaat over de mariniers op Sint-Maarten. Daar zullen mariniers worden gestationeerd. Hoe dragen die mariniers op Sint-Maarten bij aan het handhaven van de rechtsorde? Hoe gaat dit functioneren? Sinds dit jaar zijn de eerste mariniers op Sint-Maarten gestationeerd. Later dit jaar volgt de rest van het detachement. De militaire presentie op het eiland en in de regio is prima en doet recht aan de gelijkwaardigheid van de landen in deze regio, maar hoe verhouden deze mariniers zich tot de kustwacht en de taken van de kustwacht zoals de politietaken, grensbewaking, douanetoezicht, toezicht op visserij, milieu en scheepvaart, terrorismebestrijding, search and rescue, en noodhulp bij rampen?

Mevrouw Hachchi (D66): Voorzitter. Wij spreken vandaag over de taken van de kustwacht in de Caribische regio. De rechtshandhaving op deze zee is een veelzijdige missie en een belangrijke pijler van onze gezamenlijke waarborgfunctie. Als woordvoerder Koninkrijksrelaties weet ik daar inmiddels ook het een en ander van. Over het algemeen is D66 te spreken over het goede werk dat de kustwacht vaak onder moeilijke omstandigheden verricht. Als ik de woorden in de voorliggende stukken lees, maak ik mij echter zorgen over de knelpunten. Ik doel op de mensen en de middelen. Ik wil dit debat dan ook gebruiken om hier helderheid over te krijgen.

In het jaarplan wordt een waaier aan taakaccenten benoemd, waaronder terrorismebestrijding, visserijtoezicht, monitoring van de scheepvaart en milieucriminaliteit. Kan de minister toelichten of in de rest van de gerechtelijke keten voldoende expertise bestaat om in het verlengde van het toezicht van de kustwacht daadwerkelijk te kunnen overgaan tot handhaving en vervolging? De taken die ik net noemde, vallen onder de 20%. Ik noem het maar even: het kopje overige taken van de kustwacht. Daar gaat dus relatief minder tijd en aandacht naar. Kan de minister aangeven wat de pakkans is voor bijvoorbeeld overtredingen van de regels voor de scheepvaart, visserij of milieu? Hoe vaak is bijvoorbeeld opgetreden op de Sababank sinds de nieuwe regels in 2011 van kracht werden? Geldt die bestaande 80/20-prioriteitstelling ook voor de periode na 2013 of houdt de minister rekening met een wijziging in de aandachtspunten?

Klopt het dat er een gat is in de begroting in 2018 omdat er geen dekking is voor het vervangen van een tweetal kustwachtschepen, de cutters? Acht de minister het serieus mogelijk om zonder deze schepen de taken uit te voeren? Als het antwoord nee is, wat ik mij kan voorstellen, wanneer en hoe gaat zij dit probleem dan oplossen?

Over de inzet van boordhelikopters staan een aantal optimistische woorden in het jaarplan. Het aantal vlieguren zou omhooggaan en de twee nieuwe kustwachthelikopters zouden vanaf oktober 2013 inzetbaar zijn. Wij zijn inmiddels goed bekend met het fenomeen van de regelmatig terugkerende «helihoofdpijn». De beoogde NH90-inzet bleek eerder dit jaar al niet te realiseren. De van de Belgen geleende Alouette-helikopter liep nog voor de eerste vlucht een aantal krasjes op. Ook in dit jaarplan wordt er wat de kustwachtheli's betreft gesproken over knelpunten in het proces van registratie en toezicht; ik citeer maar even. Ik vind dit allemaal een beetje wollig klinken. Kan de minister in heldere taal de laatste stand van zaken schetsen? Wat is de daadwerkelijke beschikbaarheid van de helikoptercapaciteit in 2013 en 2014? Wat zijn de gevolgen van de beperkte helikoptercapaciteit? Is er sprake van een vermindering in het aantal uren of moet er simpelweg gekozen worden tussen de taken in het Caribisch gebied en de taken voor de kust van Somalië? In het jaarplan lijkt men op pagina 13 nog uit te gaan van de inzet van de NH90-helikopters. Is die definitief op de lange baan geschoven?

Het personeel. In het jaarplan lezen wij dat de discussie over de nieuwe formatiebrief al ruim twee jaar loopt. Curaçao trapt op de rem, Aruba wil haast maken en dus worden er pilots uitgevoerd, die eind dit jaar weer geëvalueerd moeten worden. Het proces klinkt stroperig. Wanneer moet dit volgens de minister leiden tot een duidelijk resultaat? Het werven van goed gekwalificeerd personeel bijvoorbeeld voor technische functies is lastig. Dat lees ik in de stukken. Dat probleem kennen wij ook hier in Nederland bij de taken van de krijgsmacht. Is in het Caribisch gebied dezelfde premie van toepassing voor de kustwacht als hier in Nederland voor het werven van in dit geval technisch personeel? Uit de antwoorden op Kamervragen blijkt dat 42 van de 242 functies onvervuld zijn. Dat lijkt mij erg veel. Dat zou te maken hebben met concurrerende werving door politie en douane. Lopen die arbeidsvoorwaarden dan zo uiteen? Ik vind de toelichting op de hoge uitstroom van personeel wat onbevredigend. Kan de minister ons daar vandaag wat meer over vertellen?

Verder viel mij op dat de minister in haar jaarverslag niets meldt over de demonstraties waar zij tegen aanliep tijdens haar werkbezoek. Ik heb begrepen dat er protesten waren van lokale medewerkers van de kustwacht. Waarom noemt zij die niet in haar verslag? En zijn de geuite klachten weggenomen? Die vraag stel ik vanwege twee citaten van de minister in kranten uit het Caribisch gebied. Ik lees als woordvoerder Koninkrijksrelaties immers ook zo nu en dan die kranten. Enerzijds zegt zij daarin over de demonstraties van de lokale medewerkers dat de oplossing nabij is. Anderzijds zegt zij dat het nog niet duidelijk is of wat daar speelt, gerechtvaardigd is. Dat klinkt tegenstrijdig. Als de minister daar vandaag duidelijkheid over kan geven, heel graag.

Voorzitter, u stak uw vinger op omdat ik moet gaan afronden, maar ik heb nog twee punten.

De voorzitter: Eén vinger betekent één minuut. Als u moet afronden maak ik een wat definitiever gebaar.

Mevrouw Hachchi (D66): Ah, ik heb nog tijd.

Ik heb nog twee punten. In diezelfde kranten las ik een tijd terug een artikel over een aantal arrestaties op de Marinekazerne in verband met drugssmokkel. Ook daar lees ik niets over in het jaarverslag. Waarom staat dat soort informatie er niet in? Kan de minister ons vandaag vertellen hoe het daarmee staat zonder specifieke informatie te geven? Het gaat immers niet om namen of rugnummers, maar het is nogal wat als Defensiemedewerkers betrokken zijn bij drugssmokkel.

Tot slot wil ik de kans grijpen om nog iets te zeggen over het personeel omdat ik de minister vandaag in de ogen kan kijken. Afgelopen zaterdag is in de NRC een ingezonden brief gepubliceerd. Ik ga de minister niet vragen om daar inhoudelijk op te reageren, maar die roept bij mij wel de vraag op in hoeverre het Defensiepersoneel zijn ei kwijt kan, ook over het traject ten aanzien van de visie. Ik kan mij herinneren dat oud-minister Hillen destijds een e-mailadres had geopend en een oproep deed aan het personeel om vooral mee te denken. Dat is een manier. Dan hoef je niet de kranten op te zoeken. Hoe heeft deze minister dat aangepakt of, als dat nog niet gebeurd is, hoe gaat zij dit alsnog aanpakken?

Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): Voorzitter. Ik wil graag mijn inbreng beginnen met het uitspreken van mijn waardering voor alle mannen en vrouwen van de kustwacht. Zij zijn ver van hier bezig met enorm belangrijk werk. Daarnaast dank ik de minister voor alle informatie over de kustwacht in het Caribisch gebied, zodat wij daar vandaag een debat over kunnen voeren. Mijn fractie is heel erg content over het feit dat wij het jaarverslag over 2012 aan de agenda van vandaag hebben kunnen toevoegen. Het geeft onze commissie de kans om niet alleen maar vooruit te kijken maar ook terug te kijken, met name naar welke ambities wij hebben gerealiseerd en welke zaken nog verbetering behoeven. Daarom vinden wij het belangrijk dat wij het jaarverslag ieder jaar ook echt bespreken in deze commissie.

Uit het jaarverslag blijkt dat de kustwacht op een heleboel punten heel succesvol is geweest in 2012. Daar zijn wij heel erg blij mee. Tegelijkertijd is er nog een aantal zorgpunten, waar ik de minister nog een aantal vragen over wil stellen. Ik begin met het personeel. Ondanks de genomen maatregelen blijft de personele vulling een probleem. Collega Hachchi heeft het daar ook al over gehad. Van de 242 functies zijn op dit moment 42 niet ingevuld. Daardoor komen met name op de steunpunten Aruba en Sint-Maarten de bezettingsgraad en het operationele product in toenemende onder druk te staan. Het afgelopen jaar zijn de tekorten met interne maatregelen opgevangen, maar voor structurele verbeteringen blijft het werven en aanstellen van nieuwe mensen noodzakelijk. Mijn fractie maakt zich hier zorgen over en wil graag weten welke consequenties deze personeelstekorten hebben voor de uitvoering van de operationele taken en de afgesproken prioriteiten. Wij kunnen met elkaar ambities afspreken en prioriteiten stellen, maar met minder mensen kun je simpelweg minder taken uitvoeren. Graag een reactie.

Welke maatregelen heeft de minister genomen naar aanleiding van de tekorten? Welke impact hebben deze interne maatregelen op het overige personeel? Ik heb het met name over extra werkdruk, werklast en dat soort zaken. Kan de minister ook iets vertellen over de laatste stand van zaken in het werven van nieuw personeel? De minister heeft een tweetal maatregelen aangekondigd om nieuw personeel aan te trekken. Is zij ervan overtuigd dat deze twee maatregelen voldoende zijn? Ik heb het bijvoorbeeld over het uitbreiden van de werving in de eindexamenklassen naar de twee voorgaande jaren en het actief werven via vertegenwoordiging in Nederland op bijvoorbeeld beurzen et cetera.

Op Sint-Maarten blijkt het aanbod van geschikte kandidaten veel lager te zijn dan op Aruba en Curaçao. De negatieve houding ten opzichte van en de negatieve uitlatingen van de lokale politiek over de kustwacht dragen daaraan bij, zo hebben wij gelezen en gehoord. Dat vinden wij een heel zorgelijke situatie. Hoe kan de kustwacht op Sint-Maarten namelijk voor een gevuld personeelsbestand zorgen als de lokale politiek zich negatief erover blijft uitlaten? Heeft de minister initiatieven ondernomen of wil zij die ondernemen om deze kwestie met de autoriteiten in Sint-Maarten te bespreken?

Volgens het jaarverslag zijn er geen integriteitsvoorvallen geweest. Daar zijn wij natuurlijk blij mee, maar gezien de negatieve berichten ook in het nabije verleden, roept dat toch wat vragen bij ons op. In hoeverre is goed geborgd dat mensen integriteitsvoorvallen op een goede manier kunnen melden? En hoe zorgt de minister ervoor dat mogelijke integriteitsschendingen boven water komen?

Collega Vuijk heeft ook een vraag gesteld over de formatiebrief 2012. Daar waren nog geen besluiten over genomen. Wat is de reden daarvan en welke consequenties heeft dat voor de kustwacht?

De achterstanden in de vaststelling van het aanstellingsbesluit voor het kustwachtpersoneel blijven een punt van de landen zelf, maar tegelijkertijd veroorzaken die veel onzekerheid en onrust bij het kustwachtpersoneel. Welke mogelijkheden heeft Nederland om dat te kunnen beïnvloeden of te versnellen? Ik wil daar graag een reactie op van de minister.

Ik meen dat collega Hachchi het er ook over had: begin dit jaar, eind februari, begin maart, is er een staking geweest. Er speelde toen een aantal belangrijke punten zoals de inzet van personeel buiten hun taakomschrijving, intimidatie en het maximaal twee keer verlengen van contracten van vijf jaar. Ik weet dat de verantwoordelijkheid daarvoor bij de landen zelf ligt, maar wat is onze rol en verantwoordelijkheid daarin? Welke rol speelt de Nederlandse regering in het zoeken naar een oplossing?

Wij hebben ook gelezen dat minister Van der Horst van Curaçao een brief heeft gestuurd aan de directeur van de kustwacht. Daarin wordt het verboden om lokaal personeel in te zetten voor taken die niet in hun functieomschrijving staan. Is dit bericht juist? Zo ja, wat betekent dit verbod voor het functioneren van de kustwacht?

Mevrouw Hachchi (D66): Ik heb een vraag ter verheldering, op het punt van de protesten die er waren toen de minister op de eilanden aanwezig was. Naar mijn mening waren dat lokale medewerkers, dus mensen van het eiland die werken bij de kustwacht. Ik ga niet alle punten langs die volgens hen spelen, maar ik kan die punten samenvatten als: discriminatie. Er is namelijk verschil met de voorzieningen die Defensiepersoneel heeft, bijvoorbeeld op het gebied van de doorgroeimogelijkheden binnen de kustwacht. Ik kan dat niet helemaal rijmen met de opmerking van mevrouw Günal-Gezer dat dit de verantwoordelijkheid is van de eilanden zelf. Het is namelijk uiteindelijk de kustwacht die de mensen in dienst neemt. Ik hoor daarop graag de reactie van mevrouw Günal-Gezer.

Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): In dit geval ging het inderdaad om een staking van lokaal personeel. Het ging daarbij over de verschillen in salariëring en over een aantal andere punten die ik zojuist noemde. Ik heb in ieder geval begrepen dat de lokale vakbonden, de sociale partners en de lokale overheid de verantwoordelijkheid hebben om met de stakers tot een oplossing te komen. Omdat ik vind dat het om een gezamenlijk probleem gaat, waarin Nederland wel degelijk een rol kan spelen, wil ik graag van de minister weten welke mogelijkheden we hebben om daadwerkelijk een bijdrage te leveren aan de oplossing. Hoe zit het bijvoorbeeld met de verschillen in salariëring? Kunnen we daar iets mee?

De voorzitter: U vervolgt uw betoog. U hebt nog een halve minuut.

Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): Ik zal proberen om snel af te ronden.

Ik heb nog een paar korte vragen over materieel. Is er meer duidelijkheid over het dreigende faillissement van de leverancier van de bijboten? Wat betekent dat voor de levering ervan? Als er nog steeds sprake is van vertraagde levering, welke financiële gevolgen brengt dat dan mee?

Over de helikoptercapaciteit had ik ook vragen, maar die heeft collega Hachchi al uitvoerig gesteld.

Ook is al gevraagd naar de agressieve uitlatingen van minister Duncan. Wat is daarvan het effect? Is dit het officiële standpunt van Sint-Maarten of zijn het persoonlijke uitlatingen?

Ook over de samenwerking met Venezuela is al het een en ander gezegd. Daar sluit ik mij graag bij aan.

De voorzitter: Hiermee is een einde gekomen aan de eerste termijn van de Kamer. Kan en wil de minister terstond antwoorden? Dat is niet het geval. Ik schors de vergadering voor vijf minuten. Daarna volgt de beantwoording door de regering in eerste termijn.

De vergadering wordt van 17.53 uur tot 17.58 uur geschorst.

Minister Hennis-Plasschaert: Voorzitter. Ik begin met een vraag van mevrouw Hachchi die geen betrekking heeft op de onderwerpen die hier vandaag besproken worden. Het lijkt me wel zo netjes om die gelijk af te handelen. De vraag gaat over een artikel in NRC Handelsblad van afgelopen zaterdag. Mevrouw Hachchi kan van mij aannemen dat niet alleen ik intensief de dialoog aanga met onze militairen en met burgermedewerkers, maar dat ook de CdS, de OPCO's en zo'n beetje iedereen die betrokken is bij de organisatie en een warm hart heeft voor Defensie, dat doen. De overste die het stuk, waarvan ik heb gezegd dat het een mooi en bevlogen stuk is, heeft geschreven, is door mij uitgenodigd voor een gesprek. Dat gesprek zal binnenkort plaatsvinden. Alle initiatieven en uitingen worden dus omarmd, want dat is de enige manier om er samen sterker uit te komen. Dat zeg ik voorafgaand aan de rest van dit AO.

De reis is naar de Caraïben is alweer heel eventjes geleden, maar die heeft wel degelijk indruk op mij gemaakt wat betreft de inzet van het personeel van zowel Defensie als de kustwacht. De professionaliteit en de gedrevenheid bij de uitoefening van defensietaken en de taken op het gebied van rechtshandhaving door de kustwacht en door de Koninklijke Marechaussee hebben een goede indruk achtergelaten. Een uitstekende zelfs. Het is bovendien goed om te zien dat alle gezamenlijke inspanningen ten gunste komen aan ons Koninkrijk in zijn totaliteit. We hebben het vandaag met name over de kustwacht. In de Rijkswet Kustwacht, de Kamer welbekend, staan de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden heel helder verwoord. Ook zijn er afspraken gemaakt over het beheer, het beleid en het gezag: wie is waarvoor verantwoordelijk en wie is waarvoor aanspreekbaar?

Het is natuurlijk van belang dat we die koers gezamenlijk varen. Een aantal sprekers heeft verwezen naar uitlatingen in de landen door specifieke ministers. Het ondermijnen van de gezamenlijkheid, van de kracht van de kustwacht en van nut en noodzaak van de kustwacht is tegen mijn zere been. Daar heb ik nooit een geheim van gemaakt. Dat gesprek wordt gewoon volop gevoerd in de rijksministerraad en in de bilaterale contacten tijdens bezoeken. Nut en noodzaak, het waarom van de kustwacht, staan voor de Kamer als een paal boven water en dat geldt ook voor mijzelf. Ik ben van mening dat de kustwacht inmiddels een onmisbare schakel is op het gebied van de maritieme rechtshandhaving. Ik heb het gevoel dat ik de Kamer niet hoef te overtuigen, maar dat is wel de boodschap die ik blijf uitdragen. Wel ligt het natuurlijk, met heel veel belanghebbenden binnen en buiten de kustwacht, voor de hand dat belangen weleens uiteenlopen. Ego's spelen weleens een rol. Dat is op zich geen ramp. Discussie hoort erbij, zeker als er veel partijen samenkomen, maar het is van belang dat de discussie op de juiste plek wordt gevoerd. Ik zei zojuist al dat alle uitingen die nut en noodzaak van de kustwacht in twijfel trekken, tegen mijn zere been zijn. We hebben een Presidium en een ministerraad. Als er specifieke problemen zijn, moeten we die vooral daar bespreken. Van allerhande uitingen in het kader van eigenbelang of andere belangen ben ik niet gediend, maar het is wel de realiteit en daar moeten we helder met elkaar over spreken. Feit is dat ik me niet van het pad af laat brengen door bepaalde individuen. Ik hoop dat dit ook voor de Kamer het geval is. Dan komen we er vanzelf goed uit.

In 2012, maar zeker ook in de eerste maanden van 2013, heeft de kustwacht wel degelijk aansprekende resultaten geboekt. Mevrouw Günal-Gezer verwees daar in het bijzonder naar. Er is inderdaad een belangrijke bijdrage geleverd aan de maritieme rechtshandhaving en het toezicht in het Caribisch gebied. De resultaten over 2012 en de behaalde doelstellingen zijn bekend. Die staan allemaal verwoord in het jaarverslag. In 2013 zijn daar enkele grote vangsten aan toegevoegd. In totaal werd er tot 1 april van dit jaar onder meer ruim 2.000 kilo harddrugs opgebracht en heeft de kustwacht 17 illegale immigranten opgepakt. Daarnaast is er in 2013 aan meer dan 200 mensen in nood assistentie verleend. Elf mensen zijn daadwerkelijk gered uit een levensbedreigende situatie. De kustwacht waakt en behoedt en ik hoop echt dat wij dat blijven uitdragen, in het belang van het Koninkrijk.

Cijfers zeggen uiteraard niet alles. We moeten blijven werken en trekken aan de onderlinge samenwerking. We zijn natuurlijk verplicht om kritisch te zijn. Dat zijn we sowieso als het gaat om het functioneren van overheidswege, dus ook in dit geval. Ook in 2012 is gebleken dat er in het personele en materiële domein belangrijke punten zijn die aandacht verdienen. Een aantal sprekers merkte dat terecht op. Die punten zullen in 2013 moeten worden verbeterd.

Net als de leden maak ik me zorgen over de personele bezetting van de kustwacht. Ook in 2012 is de kustwacht niet in staat gebleken om de vacatures te vullen. Ik benadruk dat dit niet ten koste is gegaan van de operationele inzetbaarheid. Het trekt echter wel een zware wissel op het personeel. Daar hoeven we niet ingewikkeld over te doen. Met andere woorden: we kunnen niet structureel en tot in de eeuwigheid op deze manier doorgaan. De loyaliteit, de betrokkenheid en de inzet zijn enorm. Daar mogen we heel trots op zijn. Tegelijkertijd is het natuurlijk van belang dat we de zaken structureel op orde krijgen. Het moet dus beter. Met concrete maatregelen het vullingspercentage weer op peil brengen, dat is het uitgangspunt. Dat doen we met actieve werving en met het bevorderen van individuele loopbaanpatronen. Mevrouw Günal-Gezer zei daar al iets over. De werving wordt steeds meer toegespitst op de doelgroepen en er wordt gebruik gemaakt van nieuwe communicatiemiddelen. De Kamer is daarover geïnformeerd. Sociale media worden ingezet en de website is vernieuwd. Het is allemaal eigentijdser geworden. Volgens mij was het mevrouw Hachchi die vroeg naar de premie voor technisch personeel. Daarvan is op dit moment geen sprake, maar ik ben wel bereid om te bekijken of daar noodzaak toe is en of dat eventueel interessant is om mee te nemen bij de werving.

Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): Er zijn inderdaad verschillende nieuwe instrumenten ingezet om wat meer succes te gaan boeken bij de werving. Merkt de minister al enig resultaat van de nieuwe instrumenten? Onze zorg zit natuurlijk vooral op het volgende punt. In deze situatie, waarin het bestaande personeel alleen maar meer taken moet gaan uitvoeren vanwege de onderbezetting, ga je met de oplossingen weer nieuwe problemen creëren. Het andere personeel zal door overbelasting en te hoge werkdruk ook risico gaan lopen.

Minister Hennis-Plasschaert: Ik begrijp de vraag van mevrouw Günal-Gezer heel goed. Ik zei zonet al dat de personele bezetting mij zorgen baart, zoals dat ook geldt voor de heer Vuijk en mevrouw Hachchi. Tegelijkertijd is het nu nog wat vroeg om te bepalen of de nieuwe instrumenten voldoende vruchten afwerpen. We kunnen echter aan het eind van het jaar wel een voorlopige balans opmaken. Ik zei zojuist al dat we vooralsnog kunnen rekenen op een enorme commitment, loyaliteit en inzet van het personeel, maar dat we daar uiteraard niet op kunnen blijven rekenen. Het mag niet structureel zo doorgaan. Het personeel verdient beter. Ontvangen wij veel reacties op de nieuwe werving? Absoluut, maar dat betekent natuurlijk niet dat elke kandidaat die zich meldt, voldoet aan de eisen. Spreken de kandidaten bijvoorbeeld voldoende Nederlands? Dat soort zaken wordt wel meegewogen. Het is niet zo dat iemand die zich meldt per definitie door de selectie heen komt. Dat geldt ook voor de krijgsmacht in Nederland. Het is dus nog te vroeg om te bepalen of de nieuwe campagne leidt tot de vulling die wij allemaal wenselijk achten, maar de inzet is er. Ik zal de Kamer uiteraard nader informeren als hierover meer bekend is.

Bij de werving ben ik mede afhankelijk van de landen. Dat zal de leden duidelijk zijn. Dat geldt ook voor het personeelsbeleid in algemene zin en voor het voortvarend afhandelen van de landsbesluiten. Alle leden spraken daarover. Dat signaal heb ik nadrukkelijk afgegeven tijdens mijn bezoek daar, want de landsbesluiten zijn cruciaal voor het vertrouwen van het personeel en daarmee voor het vertrouwen dat wij naar buiten toe uitstralen. Dat zal ik blijven doen.

De heer Vuijk (VVD): Mag ik de minister vragen om nog iets explicieter te zijn in wat hier nu precies speelt? Als ik het goed begrijp is het niet zozeer dat er zich te weinig kandidaten aanmelden voor functies bij de kustwacht, maar zit het probleem meer in de bestuurlijke sfeer. Er is te weinig medewerking om uitvoering te geven aan het personeelsbeleid? Daar komt ook de vraag vandaan of daardoor de inzetbaarheid van de kustwacht wordt beperkt. Ik ga er even van uit dat mijn veronderstelling juist is. Om het wat platter te zeggen: is er sprake van bestuurlijke onwil op de eilanden en is er daardoor een probleem bij de kustwacht?

Minister Hennis-Plasschaert: De heer Vuijk vraagt naar bestuurlijke onwil. Ik denk dat het ook simpelweg te maken heeft met cultuurverschillen. Ik vermoed dat de heer Vuijk verwijst naar het afhandelen van landsbesluiten. Dat kan en moet beter. Dat zal ik blijvend aan de orde stellen. Het is uiteindelijk ook een verantwoordelijkheid van de landen. We doen dit samen. Ik kan dus niets afdwingen, maar ik kan het wel keer op keer aan de orde stellen. Ik denk dat «bestuurlijke onwil» wat zwaar geformuleerd is. Ik denk dat het een combinatie is, en dat het daarmee vrij complex is. De enige weg vooruit is dat de landsbesluiten beter en sneller worden afgehandeld, dat de werving steeds meer wordt toegespitst op de doelgroepen en dat de kandidaten die zich melden, voldoen aan de eisen van bijvoorbeeld zwemvaardigheid en kennis van de Nederlandse taal. Zeker als je werkt bij de kustwacht is goed kunnen zwemmen een vereiste.

Mevrouw Hachchi (D66): De minister spreekt in haar antwoord over landsbesluiten, over eisen die gesteld worden en over de problemen waar de kustwacht mee kampt. De personele vulling zal vanuit de lokale bevolking moeten komen. Ziet de minister een relatie met de demonstraties waarmee zij geconfronteerd is? In het artikel in de krant stond ook: situatie personeel kustwacht onhoudbaar. Kan de minister die relatie leggen? Ziet zij die? Wat gaat zij daaraan vanuit haar verantwoordelijkheid doen? Zij heeft in de krant al een aantal dingen gezegd, maar ik zou toch graag willen horen hoe het hiermee staat.

Minister Hennis-Plasschaert: Mevrouw Hachchi verwijst terecht naar mijn uitspraken in de krant en in andere media. Ik woonde toen een demonstratie bij. Dat was een demonstratie in de zin van een oefening, dus geen staking. Daarbij waren ook journalisten aanwezig, die mij vragen stelden over de staking. Ik heb daarop vrij rustig geantwoord. De berichtgeving liep nogal uiteen. De realiteit was dat het ging om lokaal personeel, waar ik als zodanig niet over ga qua rechtspositie. Volgens één artikel zou ik buitengewoon geïrriteerd zijn geweest, terwijl het een prachtige, zonnige dag was en zich een prachtige oefening voor mijn neus afspeelde. Volgens een andere krant zou ik hebben gezegd dat het morgen zo ongeveer zou zijn opgelost. Ik geloof dat ik me heel wat genuanceerder heb uitgelaten en dat de diversiteit aan berichtgeving laat zien dat er misschien hier en daar wat ruis op de lijn is geweest in het contact tussen mij en de journalisten.

Mevrouw Hachchi (D66): Los van de citaten van de minister zou ik mijn vraag willen herhalen. Ziet zij een relatie tussen het feit dat de kustwacht problemen heeft om vacatures vervuld te krijgen en de kritiek? Ik vel daar overigens geen inhoudelijk oordeel over. De term «discriminatie» is gevallen. De minister geeft ook aan dat er verschillende verantwoordelijkheden zijn, voor Nederland vanuit Defensie maar ook voor de eilanden zelf. Ziet zij daartussen een relatie? Heeft de lokale bevolking daardoor geen behoefte meer om voor de kustwacht te werken? En welke stappen gaat de minister zetten om hiervoor een oplossing te vinden? Die verantwoordelijkheid ligt niet alleen bij deze minister, maar wat gaat zij doen in samenwerking met de collega's overzee?

Minister Hennis-Plasschaert: Ik snap deze vraag heel goed. Ik heb hier niet het ei van Columbus als het gaat om zaken waar de landen voor verantwoordelijk zijn. De stakers waren in dit geval allen in dienst van het land Curaçao en het betrof vooral een aantal rechtspositionele punten. Ik voel mij als minister van Defensie heel betrokken, en ik bespreek het, maar ik speel in beginsel niet zozeer een rol. Er is, voor zover wij het hebben kunnen nagaan, niet direct een relatie tussen de staking die heeft plaatsgevonden en de vulling van de kustwacht. Negatieve publiciteit is echter onwenselijk. Er wordt op Sint-Maarten ook verwezen naar uitspraken van de heer Duncan et cetera. Het draagt niet bij aan een goede uitstraling van de kustwacht, terwijl de kustwacht die van a tot z verdient. Vooralsnog kan ik echter onvoldoende aantonen dat er een direct verband is. Laat ik het zo formuleren.

Ik denk dat het goed is dat ik nu inga op de vragen van de leden, omdat we daar uiteindelijk toch in belanden. Ik zei zonet al dat we het allemaal in gezamenlijkheid moeten doen. Het heeft weinig zin om het eigen pad te bewandelen. Desalniettemin hebben we hier en daar individuen die zich zo nu en dan primair uitlaten – laat ik het diplomatiek formuleren – over het oprichten van een eigen kustwacht. Kijk, de kustwacht is ingevolge de Rijkswet Kustwacht een samenwerkingsverband van en voor de landen van het Koninkrijk. Die samenwerking is vrijwillig, maar niet vrijblijvend. Dat weten alle landen maar al te goed. Als een van de landen zich uit dit verband wil terugtrekken, zal dit in de rijksministerraad moeten worden besproken. Dat is nog niet eerder gebeurd. Ik heb ook geen enkele aanwijzing dat dit gaat gebeuren. De rol en de financiële bijdrage staan, in ieder geval sinds mijn aantreden, in de rijksministerraad niet ter discussie.

De heer Vuijk heeft gevraagd of alle rekeningen zijn betaald. Die zijn betaald, de een wat sneller dan de ander, maar ze zijn betaald. Hoera dus.

Hij sprak ook over de formatiebrief. Die is al een tijd onderwerp van gesprek. Zij die het verslag van vorig jaar van het overleg met mijn ambtsvoorganger, de heer Hillen, hebben gelezen, kunnen dat terugzien. Die brief is nog altijd onderwerp van overleg. Elementen uit de formatiebrief om een en ander in gang te zetten, worden in de vorm van pilots toegepast op Aruba, Sint-Maarten en Curaçao. Aruba heeft overigens al ingestemd. Ik wil hier ook graag mijn complimenten uitspreken voor Aruba. Dat is superconstructief in alle contacten, ook als het gaat om de formatiebrief. Curaçao en Sint-Maarten hebben dat nog niet gedaan. Mij is gevraagd of ik weet wanneer er dan wel tot een akkoord wordt gekomen, maar ik heb geen glazen bol; ik weet het niet. Ik zou het graag willen weten. Ik kan wel toezeggen dat ik mijn uiterste best blijf doen om daarover een akkoord te bereiken, juist omdat het in ons aller belang is.

Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): Ik wil graag een vraag stellen over de formatiebrief en het uitblijven van de besluitvorming. Heeft die vertraging effect op het functioneren van de kustwacht?

Minister Hennis-Plasschaert: Nee, maar het kan allemaal nog doelmatiger en nog efficiënter. We kunnen juist ook tegemoetkomen aan het verlangen om een aantal taken meer gedecentraliseerd te beleggen. Dat kan met die formatiebrief. Ik blijf dus duwen en trekken. Ik blijf bekijken of er sprake is van oneigenlijke argumenten en waar de aanpassingen moeten worden doorgevoerd. Het bereiken van een akkoord is wel het uiteindelijke doel, omdat dat – ik herhaal mezelf – in ons aller belang is.

De heer Vuijk vroeg naar de kansen om de internationale contacten te verdiepen, met name op het punt van de inlichtingen. Hij verwees daarbij naar het verslag van vorig jaar. In de Caribische regio is bijna per definitie sprake van vergaande internationale samenwerking, simpelweg omdat we elkaar daar allemaal nodig hebben. Hij noemde zelf al de landen Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, de VS, Spanje, Colombia en zelfs Venezuela. Op dat laatste land kom ik zo nog even terug. Inlichtingen vormen van oudsher een gevoelig onderwerp. Dat is niet alleen in de VS zo. Dat is ook in Europa het geval. Uit mijn tijd in het Europees parlement kan ik me nog interessante discussies herinneren over Europol enzovoort. Het blijft een gevoelig onderwerp, maar we hebben toch het gevoel dat het delen van inlichtingen steeds meer naar behoren verloopt. Daarmee zeg ik niet dat het niet beter kan. Het kan immers altijd beter. Ik zal daar ook op blijven inzetten, net als op open communicatie. Hoe meer we samenwerken en hoe meer we gezamenlijk oefenen in het gebied – dat is een belangrijk uitgangspunt – hoe meer dat zal leiden tot meer vertrouwen en het meer delen van informatie. Het loopt dus naar behoren, maar het kan beter en daar blijven we op inzetten.

Dan kom ik specifiek op Venezuela. Als het gaat om pittige uitspraken, dan zien we die ook vanuit Venezuela nog weleens voorbijkomen. De realiteit is dat de samenwerking tussen beide kustwachten op operationeel niveau goed verloopt. Met Venezuela wordt vooral samengewerkt op het gebied van SAR en de opsporing van illegale activiteiten. In 2013 staat zowaar wederom een jaarlijkse gezamenlijke oefening gepland. De problemen met de flight information region zijn nagenoeg niet meer aan de orde. We hebben het idee dat de drie gevallen die zich in 2012 hebben voorgedaan vooral voortkwamen uit miscommunicatie tussen de verkeersleidingen in Venezuela. Ondanks alle straffe uitspraken is dit toch een lichtpuntje. Het bezoek van de toenmalige minister, de heer Verhagen, aan Venezuela heeft daaraan bijgedragen. Ze kunnen hard zijn in woorden, maar uiteindelijk gaat het om de praktische uitwerking op operationeel niveau.

Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): We weten allemaal dat president Chávez is overleden en dat er een nieuwe politieke situatie is ontstaan in Venezuela. Heeft dat enig effect gehad op de samenwerking tussen de kustwacht en Venezuela?

Minister Hennis-Plasschaert: Ik denk dat het nog te vroeg is om dat te zeggen. De uitspraken zijn er vooralsnog echter niet gezelliger op geworden. Hardheid in woorden kan, maar ik hecht vooral belang aan de praktische uitwerking op operationeel niveau, en die is vooralsnog goed. Dat hoop ik zo te houden. Ik zal daar ook met collega Timmermans in blijven investeren, want we hebben er belang bij dat de contacten daar op operationeel niveau goed zijn.

De heer Vuijk vroeg ook of de aanwezigheid van mariniers op Sint-Maarten de controle op de drugshandel vergroot. Misschien heb ik hem verkeerd begrepen, maar ik meende hem te horen zeggen dat er nu al mariniers zitten. Dat is niet het geval. Er wordt nog overleg gevoerd over de locatie en dergelijke. Dat heeft een tijdje vastgezeten, maar dat is nu vlot getrokken. De contacten zijn goed. Op 1 november zullen de eerste zes mariniers daar gaan zitten. Dat wordt uiteindelijk opgebouwd tot maximaal 26. De mariniers leveren net als in andere landen een bijdrage aan de reguliere defensietaken in het Koninkrijk. In dat kader kan de eenheid die daar wordt gestationeerd ook militaire bijstand leveren aan het lokale gezag en wordt ze ingezet ter ondersteuning van het kustwachtsteunpunt op Sint-Maarten. Ze zijn daar echter niet neergezet om structureel de controle op de drugshandel te vergroten. Ik ga ervan uit dat ze er wel een rol in zullen spelen op verzoek, maar het is niet de primaire reden om onze mariniers daar te stationeren. Natuurlijk zullen ze wel in het kader van de reguliere defensietaken en de bijstand een rol spelen.

Mevrouw Hachchi vroeg of er voldoende expertise is in de rest van de gerechtelijke keten. Ze vroeg wat de pakkans is. Op basis van mijn contacten in de rijksministerraad, met mijn collega van Veiligheid en Justitie en met de lokale autoriteiten heb ik geen enkele aanleiding om aan de expertise te twijfelen. Als daar wel reden toe is, dan zal ik het vooral via andere kanalen moeten horen, want dat ligt uiteindelijk ook buiten mijn bevoegdheid.

Mevrouw Hachchi (D66): Ik heb begrepen dat het niet zozeer gaat om de kwaliteit van de handhaving, de rechtsorde en de gehele gerechtelijke keten, maar dat het gaat om de kwantiteit. De kwaliteit is vaak wel goed, maar men heeft vooral te kampen met een tekort aan capaciteit. In het kader van haar verantwoordelijkheid voor de kustwacht wil de minister waarschijnlijk ook dat de rest van het traject fatsoenlijk doorlopen wordt. Heeft zij ook de signalen over een capaciteitstekort opgepikt? Als woordvoerder Koninkrijksrelaties heb ik dit punt ook al met minister Plasterk besproken. Ik kan me voorstellen dat de minister van Defensie hiermee vanuit de kustwacht direct te maken heeft. Ziet zij ook dat er een capaciteitstekort is?

Minister Hennis-Plasschaert: Eerlijk gezegd heb ik geen zicht op een capaciteitstekort. Die signalen hebben mij niet bereikt. Ik kan het natuurlijk en marge van de ministerraad rustig bespreken met mijn collega's. Ik ben bereid dat te doen. Ik zal de zorgen van mevrouw Hachchi nogmaals onder de aandacht brengen van BZK en V en J. Maar die signalen hebben mij nog niet bereikt.

Dan kom ik op de pakkans. Ik kan de cijfers wel geven, maar die heeft mevrouw Hachchi zelf ook: 812 kilo cocaïne, 40 kilo marihuana, 404 overtredingen in de scheepvaart, 41 op het gebied van milieu en visserij, 263 SAR-acties et cetera. Is dat wij zij bedoelt of is zij op zoek naar wat anders? Mevrouw Hachchi vroeg ook hoe vaak er is opgetreden bij Saba. Ik kan in ieder geval zeggen dat er sprake is van tien dagen per maand bij Saba en Statia, inclusief de Sababank.

Mevrouw Hachchi (D66): Ter verduidelijking: de gestelde vragen waren in het kader van de verdeling 80%-20%. Taken omtrent de regels voor scheepvaart, milieu en visserij zouden onder de 20% overige taken vallen. Ik heb gevraagd of die verhouding in de toekomst verandert. Wordt er onder de huidige taakverdeling voldoende tijd en aandacht aan besteed? Ik heb de Sababank als voorbeeld genoemd.

Minister Hennis-Plasschaert: Er zijn geen plannen om die 80%-20% te veranderen. Dat blijft zo. Daar is ook geen operationele noodzaak toe. Als die er wel is, zal ik dat melden. Als mevrouw Hachchi over informatie beschikt of aanwijzingen heeft dat er wel een operationele noodzaak is, verneem ik dat natuurlijk graag. Dat debat moeten we gewoon met elkaar blijven voeren, maar vooralsnog is 80%-20% het uitgangspunt.

Mevrouw Hachchi vroeg ook naar het gat in de begroting in verband met de vervanging van de cutters. Ze zijn nu nog niet in de begroting opgenomen. Het vervangingsplan is in gang gezet. Er zal eind dit jaar helderheid worden gecreëerd. Dan zal ook duidelijk worden of zal worden ingezet op een verlenging van de levensduur van de huidige cutters of dat er gelijk wordt vervangen.

Dan kom ik op de beschikbaarheid van een boordhelikopter voor het stationsschip in het Caribisch gebied. Daar heb ik over gesproken in een ander AO. Ik heb toen gemeld dat het stationsschip in het tweede trimester niet over een boordhelikopter zal beschikken en dat dit vermoedelijk consequenties zal hebben voor de 290 uur die ten behoeve van de kustwacht worden gevlogen. Mogelijk kunnen de Dash-vliegtuigen wat meer uren maken om dit enigszins te compenseren. De heli's van de kustwacht zijn in 2013 gewoon operationeel. Het gaat niet zozeer om de hoeveelheid heli's, maar vooral om het aantal uren dat wordt gevlogen. Daarin kan degene die dat voor ons doet, voorzien. Dat is ons bij herhaling toegezegd. Met hoeveel heli's dat wordt gedaan, interesseert me eigenlijk niet zo veel, als het maar wordt gedaan.

Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): De minister gaf in haar beantwoording aan dat er een AW139-helikopter tijdens de landing beschadigd is. Hoe zit het met de inzetbaarheid van die helikopter? Is die inmiddels gerepareerd en weer inzetbaar of wordt die vervangen?

Minister Hennis-Plasschaert: Ik zal daar zo op terugkomen, want dat moet ik even nagaan.

Mevrouw Hachchi vroeg waarom de stakingen niet in het jaarverslag zijn opgenomen. Dat is omdat de stakingen met name in 2013 een rol zijn gaan spelen en het jaarverslag terugblikt op 2012. Daarnaast ziet het vooral op de rechtspositionele kwesties in de landen. Ik ben het met mevrouw Hachchi eens dat er inderdaad melding van moet worden gemaakt als het zo groot is geweest. Dat zal ik doen in het jaarverslag over 2013.

Mevrouw Hachchi vroeg naar de arrestaties in de kazerne wegens drugssmokkel. Ik denk dat we een heldere scheiding moeten maken tussen de reguliere defensietaken en de kustwacht. Vandaag hebben we het over de kustwacht. Die is civiel. Dit betrof specifiek militair personeel. Uiteraard worden dergelijke zaken onderzocht door het OM. Ik ken de laatste stand van zaken niet en weet ook niet uit mijn hoofd in hoeverre het onderzoek nu lopende is en wat ik met de Kamer kan delen. Ik zal dat nakijken en bekijken wat ik de Kamer kan berichten. Dat is geen onwil van mijn kant, maar ik heb het op dit moment gewoon niet zo op mijn netvlies.

Mevrouw Hachchi (D66): Is dit een toezegging? Komt de minister hierop terug? Ik stel deze vraag bij dit AO omdat we een verslag hebben van het werkbezoek van de minister. Zij is daar op de kazernes geweest. Misschien zijn dit soort incidenten daar ter sprake gekomen. Daarom vraag ik het vandaag. Ik begrijp echter dat de minister erop gaat terugkomen, ook in termen van maatregelen. Ik wil niet zeggen dat er structureel iets mis is op die kazernes, daarvoor ken ik de kazernes intussen zelf ook goed genoeg. Ik zou de minister wel willen vragen in hoeverre zij door dit incident maatregelen voorziet. Een heldere toezegging over wanneer en hoe de minister hierop terugkomt, is wel wenselijk.

Minister Hennis-Plasschaert: De toezegging is dat ik even check wat ik mevrouw Hachchi hierover kan melden. Zij weet net als ik dat ik er in het belang van het onderzoek niet zo veel over kan melden zolang dat onderzoek nog loopt. Als er sprake is van drugshandel en -smokkel en onze militairen daarbij betrokken zijn, dan is dat absoluut onwenselijk en worden er natuurlijk maatregelen genomen. Dat spreekt voor zich en dat heb ik ook zo besproken met de commandant aldaar.

Ik bekijk even of ik alle vragen heb beantwoord. Ik kom nog even terug op de helikopter die op 23 december 2012 zwaar beschadigd raakte. Er is geen sprake van een vervangende helikopter. Ik zei net al dat het contract uitgaat van het aantal te leveren uren. Die zijn voor mij leidend, niet het aantal heli's. Ze kunnen het met één of met vier heli's doen, als het aantal te leveren uren maar gewoon behaald wordt. De leverancier heeft aangegeven dat het andere toestel de verplichting zal overnemen, zodat het aantal afgesproken uren en de taakoefening niet in het geding komen. Heb ik de vraag van mevrouw Günal-Gezer daarmee voldoende beantwoord?

Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): Voor een deel wel. Ik was tegelijkertijd benieuwd of de beschadigde helikopter weer inzetbaar is of zal zijn.

Minister Hennis-Plasschaert: Die helikopter wordt op dit moment gerepareerd en zal in de tweede helft van 2013 weer operationeel zijn. Hij is inderdaad onverwacht zwaar beschadigd. Daar hebben we allemaal een beetje last van, maar uiteindelijk dient de leverancier zijn verplichtingen gewoon na te komen. Daar houden we de leverancier aan.

Er was nog één heel specifieke vraag van mevrouw Günal-Gezer, namelijk over de brief die gestuurd zou zijn aan de Directeur Kustwacht, brigadegeneraal Swijgman. Dat bericht is juist, maar de directeur heeft in zijn antwoord aan de minister aangegeven dat kustwachters conform hun landsbesluit moeten worden ingezet. Wel kunnen ze tijdelijk andere werkzaamheden verrichten, maar dan moet het personeel hiertegen geen bezwaar hebben. Dat is wat ik ervan heb vernomen.

Er was nog een vraag: welke financiële gevolgen heeft de vertraging bij de vervanging van de tijdelijke bijboten? Er zijn geen financiële gevolgen. De verwachting is dat de nieuwe bijboten in de tweede helft van 2013 worden geleverd.

Volgens mij heb ik daarmee alle vragen beantwoord. Zo niet, dan hoor ik het graag.

De voorzitter: Dat gaan we zien, want er is nog een tweede termijn van de Kamer, zoals u weet. We zullen zien of de Kamerleden daarvan gebruik wensen te maken. In die tweede termijn is het woord allereerst aan de heer Vuijk van de fractie van de VVD. Een spreektijd van twee minuten lijkt me gegeven de zes minuten in eerste termijn meer dan voldoende.

De heer Vuijk (VVD): Voorzitter. Daar kom ik wel mee uit. Ik vond het goed om van de minister te horen dat in ieder geval de rekeningen zijn betaald. Wat mij betreft is dat een van de belangrijkste punten. Als je de vraag stelt hoe belangrijk de eilanden zelf de kustwacht in het Caribisch gebied vinden en je constateert dat ze hun rekeningen betalen, dan zijn daarmee wat mij betreft al een heleboel vragen beantwoord. Dat is immers altijd een drukmiddel in een specifieke onderhandeling.

Daarnaast vond ik het interessant om te horen dat de internationale samenwerking heel goed loopt, zeker ook in die specifieke combinatie van landen. Ik vond het boeiend om te zien dat hier toch een heel specifieke internationale samenwerking tot stand is gekomen van landen met heel verschillende culturen, met heel verschillende krijgsmachtculturen. Ik wil me daar graag nog verder in verdiepen, omdat het als vorm van internationale samenwerking heel bijzonder is. Het is zeker goed om te horen dat het een succesvolle samenwerking is, dat die goed loopt.

Het inlichtingenprobleem begrijp ik wel. Ik heb al eerder begrepen dat het inlichtingenwerk een vorm van wederkerigheid is: je moet samen steeds meer vertrouwen opbouwen. Ik wens de minister veel succes toe, ook om in de onderhandelingen met de Verenigde Staten die relatie nog verder uit te bouwen. Het inlichtingenwerk is heel belangrijk, ook in deze sfeer. Het is hier niet alleen militair. De basis van het optreden ligt in de criminaliteitsbestrijding.

Het was voor mij ook goed om te horen dat de samenwerking met Venezuela kennelijk op operationeel niveau een heel andere is dan wij soms uit de media gewaarworden. Ook wat dit betreft vind ik het interessant om af en toe nog eens van de minister te horen hoe het verder loopt en of die nog verder kan worden verdiept.

Mijn laatste opmerking gaat over de mariniers. Ik was op het verkeerde been gezet. Naar aanleiding van de terechtwijzing van de minister heb ik snel nog even nagekeken hoe ik aan die informatie was gekomen. Het was een bericht van oud-minister Hillen. Hij had in augustus gezegd dat er begin 2013 zes mariniers als kwartiermakers zouden vertrekken en dat het hele detachement er in augustus zou zijn. Ik begrijp van de minister echter dat het nog even iets is opgeschoven. Dat is prima.

Mevrouw Hachchi (D66): Voorzitter. Ik dank de minister voor haar antwoorden in eerste termijn. Eén punt van mij is sowieso nog blijven liggen. Daar kom ik zo meteen op. Eerst wil ik nog de volgende opmerking maken. Ik stelde een vraag over een gat in de begroting wegens de vervanging van de cutters. De minister gaf aan dat het nog komt en dat hierover eind dit jaar duidelijkheid zal zijn. Graag krijg ik die toezegging nog wat helderder. Is dat tijdens de begrotingsbehandeling? Waar vinden we die informatie straks terug? Of moeten we wachten tot het volgende jaarverslag? Als die toezegging enigszins concreter kan worden gemaakt, dan graag.

Over de helikopters heb ik zeker nog vragen. Ik denk dat de minister intussen wel doorheeft dat de D66-fractie aandacht heeft voor de helikopters. Dat geldt ook voor mijn collega-woordvoerder Buitenlandse Zaken, maar dat terzijde. Ik begrijp uit het antwoord van de minister dat ze eigenlijk zegt: er is geen probleem met de helikoptercapaciteit van de kustwacht. Ik wijs de minister echter op de letterlijke tekst in het jaarplan. Er is sprake van knelpunten «in het proces van registratie en toezicht». Hoe verhoudt zich dat tot elkaar? Als de minister aangeeft dat er voor de kustwacht geen problemen zijn, betekent dat dan ook dat vaker nee verkocht zal moeten worden voor inzet elders in de wereld? Ik kan me namelijk voorstellen dat het samenhangt met de inzet ergens anders in de wereld, bijvoorbeeld voor de kust van Somalië. Ik weet niet in hoeverre het communicerende vaten zijn. Ik neem aan van wel, want die helikopters zijn flexibel inzetbaar. De minister is heel positief over de helikoptercapaciteit, maar ik zou daarover toch iets meer duidelijkheid willen hebben.

Er is nog een vraag die niet is beantwoord. In het jaarplan wordt, op pagina 13, verwezen naar de inzet van de NH90-helikopters. Ik hoef geen woorden vuil te maken aan de vertragingen rond die helikopters. Is die nu definitief op de lange baan geschoven?

Tot slot, er is één vraag betreffende het thema «personeel» blijven liggen. Een van de punten die in de stukken naar voren kwamen, is dat concurrentie werd ondervonden van politie en douane. Daardoor zou personeel niet zo makkelijk geworven kunnen worden. Ik vraag me af of de arbeidsvoorwaarden dan zo heel erg uiteenlopen. Of komt het door het imago of door artikelen in de kranten over bijvoorbeeld stakingen dat de kustwacht geen aantrekkelijke werkgever is voor de lokale bevolking? Als de minister daar nog op kan reageren, dan heel graag.

Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): Voorzitter. Ook ik dank de minister voor haar antwoorden. Hoewel we ons zorgen blijven maken over de personele ontwikkelingen, stelt het mij gerust dat de minister die zorg met ons deelt en dat ze zich maximaal inspant om daarvoor structurele oplossingen te zoeken. Dank daarvoor. De PvdA-fractie vindt dat de kustwacht in het Caribisch gebied onze aandacht moet blijven houden, want hij doet veel belangrijk werk ver buiten ons gezichtsveld. Gezien de al genoemde belangrijke zaken waarmee de kustwacht zich bezighoudt, namelijk bestrijding van drugshandel, witwassen, wapentransport, mensenhandel en noem maar op, vinden we dat de kustwacht op een effectieve manier moet zijn toegerust op die taken en daarvoor voldoende gekwalificeerd personeel moet hebben.

Ik heb nog één vraag over het personeel. Die gaat over het verloop van het proces om te komen tot een bepaalde verhouding tussen lokaal personeel en Defensiepersoneel. De minister geeft aan dat van de 242 fte's minimaal 24 fte's en maximaal 43 fte's voor het Defensiepersoneel bestemd zijn. Kan de minister iets vertellen over hoe het met dat proces loopt? Zitten we bijvoorbeeld onder de 24 fte's? Hoe is dat proces in bijvoorbeeld de afgelopen drie jaar verlopen? Komen we steeds dichter bij dat nagestreefde aantal?

De voorzitter: Hiermee is een einde gekomen aan de tweede termijn van de Kamer. Dat gaat vlot. Laten we bekijken of de minister net zo vlot kan antwoorden.

Minister Hennis-Plasschaert: Voorzitter. Ik nodig de leden nu alvast uit om een vraag die ik vergeet, ter plekke nog een keer te stellen.

De heer Vuijk had geen vragen. Hij maakte terecht wel opmerkingen over de betalingen en de internationale samenwerking. Ik grapte net: het gaat daar bijna makkelijker dan in Europa. Dat is wel het mooie aan dat gebied. Ik geef hier overigens wel een knipoog bij, zo zeg ik tegen mevrouw Hachchi.

Ten aanzien van de helikopters moeten we twee dingen uit elkaar halen. Ik heb net wel gesproken over de NH90, de boordhelikopter op het stationsschip. Ik heb ook gezegd dat het niet ter beschikking hebben van een boordhelikopter in het tweede trimester vermoedelijk consequenties zal hebben – ga er maar van uit dat er consequenties zullen zijn – voor de 290 uren die ten behoeve van de kustwacht worden gevlogen. Natuurlijk proberen we dat gecompenseerd te krijgen door de Dash-vliegtuigen wat meer uren te laten maken, maar het is duidelijk dat dit wel een punt van aandacht is. Ik ben het dus van harte met mevrouw Hachchi eens. De twee andere heli's worden niet ingezet voor de kust van Somalië. Dat zijn echt de kustwachtheli's. Laat ik het onderscheid op die manier maken.

Mevrouw Hachchi verwees naar de voortgang van het proces van registratie en toezicht en naar de opmerkingen die daarover zijn gemaakt. De realiteit is dat tijdens de tenderprocedure alle partijen zijn beoordeeld op hun voorgenomen plannen voor belegging van registratie en toezicht. Die gingen allemaal uit van civiel operationeel toezicht. Als gevolg van regelgeving bleek het civiele traject echter niet mogelijk en moest er gebruik worden gemaakt van militair operationeel toezicht. Deze belegging van militair toezicht op een civiele operator diende nader te worden ontwikkeld. Dat heeft meer tijd gekost. Dat is de realiteit. Begin oktober 2012 is gestart met het opwerken van de helikopters. Deze zijn vanaf 1 mei jl. – dat is dus redelijk vers van de pers – militair gecertificeerd. De komende maanden zullen de inzetmogelijkheden nog verder worden ontwikkeld. Volgens mij kom ik daarmee tegemoet aan de vragen van mevrouw Hachchi.

Zij vroeg ook nog naar meer informatie over de vervangingsinvesteringen ten behoeve van de cutters. Ze vroeg wat we nu precies gaan doen. Gaan we direct vervangen of gaan we voor een levensduurverlenging? In mei én oktober zal er sprake zijn van besluitvorming in het Presidium. Omdat dat dus ook dit najaar nog gebeurt, moet ik echt nog even wachten. We halen het dus niet meer om dat te verwerken in de begroting. Dat moge duidelijk zijn. In de Voorjaarsnota 2014 zal de eventuele aanvullende financiële ruimte, het beslag daarvan, duidelijk worden. Als mevrouw Hachchi hierover toch eerder wil worden geïnformeerd, dan stel ik voor dat ze me daar dit najaar aan herinnert. Dan zal ik de stand van zaken bekijken en bezien of ik alvast vooruit kan lopen op de Voorjaarsnota.

Mevrouw Hachchi (D66): Ik wil de minister nog even mee terug nemen naar de vraag over de helikopters. Ik had namelijk ook een vraag gesteld over de NH90. Ik begreep dat de minister klaar was met de heli's, maar over deze heli zullen we voorlopig nog wel vaker spreken. Ik vroeg in het kader van wat er in het jaarplan staat, in hoeverre dat op de lange baan is geschoven.

Minister Hennis-Plasschaert: Ik neem aan dat u met «de NH90» verwijst naar een boordhelikopter. Of niet?

Mevrouw Hachchi (D66): In het jaarplan van de kustwacht staat op pagina 13 – ik noem het paginanummer expliciet – dat er nog wordt uitgegaan van de inzet van de NH90-helikopters. Ik heb het ook niet zelf verzonnen. Het staat in het jaarplan. De geschiedenis en de ontwikkeling van de NH90 zijn, denk ik, voor iedereen helder. Is daardoor nu ook dit plan definitief op de lange baan geschoven?

Minister Hennis-Plasschaert: Ik vrees dat we een beetje langs elkaar heen praten. De problemen met de NH90 – mevrouw Hachchi sprak over de «helihoofdpijn» – zijn ons, zo vrees ik, allemaal bekend. Het heeft op allerlei vlakken vertraging opgelopen. We hebben inderdaad moeten werken met een Alouette die, zoals mevrouw Hachchi zei, een krasje had opgelopen voordat hij überhaupt in het gebied was gearriveerd, maar die wel degelijk goed werk heeft verricht. Voor mij is het uitgangspunt dat er een boordhelikopter is. Die kan ik niet leveren in het tweede trimester. Ik zou graag willen dat het de NH90 is. Ik ga alles op alles zetten om ervoor te zorgen dat de NH90 daar kan worden ingezet, maar het moet wel mogelijk zijn. Als dat niet het geval is, moet er een vervanging zijn. Het uitgangspunt is dus dat er een boordhelikopter, welke dan ook, aanwezig is. De NH90 heeft echter de voorkeur.

Mevrouw Günal-Gezer vroeg naar het aantal Nederlandse functies dat zal worden overgenomen door lokaal personeel. Dat is permanent een punt van aandacht. Op dit moment is de feitelijke vulling: 158 lokale medewerkers en 42 Defensiemedewerkers. Ik zeg niets nieuws als ik vertel dat deze verhouding de afgelopen jaren ongeveer gelijk is geweest. Het plan is om het aantal Nederlandse functies te laten overnemen door lokaal personeel. Dan moet het lokale personeel daarvoor wel voldoende gecertificeerd en opgeleid zijn. In ieder geval is dit het uitgangspunt: als de formatiebrief wordt geformaliseerd, wat ook in het belang is van de landen, dan zullen er maximaal 250 lokale functieplaatsen zijn en 11 Defensieplaatsen. Dat is de shift waarover zo veel mensen spreken.

Ik hoop van harte dat ik hiermee alle vragen heb beantwoord. Maar ik zei het al: ik zal er vast één vergeten.

Mevrouw Hachchi (D66): De vraag over de arbeidsvoorwaarden van politie en douane. In hoeverre zijn politie en douane daardoor concurrenten voor de kustwacht?

Minister Hennis-Plasschaert: Die arbeidsvoorwaarden verschillen, maar ik kan zeggen dat de arbeidsvoorwaarden van de kustwacht beter zijn dan die van de andere genoemde partners.

Mevrouw Hachchi (D66): In de stukken staat dat de concurrentie tussen die twee takken van sport de reden is waarom de kustwacht moeite heeft om mensen aan te trekken. De minister geeft aan dat de arbeidsvoorwaarden van de kustwacht zelfs beter zijn. Dan ligt het dus aan andere elementen dan de arbeidsvoorwaarden. Ik ga niet herhalen wat ik eerder heb gezegd, maar ik denk dat dat wel een belangrijke conclusie is.

Minister Hennis-Plasschaert: We hoeven elkaar daarover niet complex toe te spreken. Het is inderdaad een complexe aangelegenheid. Ik heb daarover gezegd dat we de campagnes nu veel doelgerichter invullen. We proberen echt de mensen te bereiken. Het heeft natuurlijk ook te maken met de taal die over de kustwacht wordt gesproken, met het imago en met de uitstraling van de kustwacht. Er komt een hoeveelheid van factoren samen. Het heeft echter ook te maken met de vaardigheden die van mensen worden verwacht. Nogmaals: bij de kustwacht is het wel van belang dat je kunt zwemmen. Er zijn dus verschillende dingen: waaraan is behoefte, waaraan moet iemand voldoen en wie melden zich? En dan is de vraag: hoe brengen we die bij elkaar? Dat is helemaal niet zo eenvoudig gebleken. Ik heb echter wel goede hoop en ik ben positief over de toekomst.

De voorzitter: Het lijkt erop dat u alle vragen van de Kamer hebt beantwoord. Dan kan ik concluderen dat daarmee een einde is gekomen aan uw termijn en aan de vraagstelling door de Kamer. We hadden een toezegging. U deed die in de eerste termijn, maar daar kwam in tweede termijn nog iets bij. Ik herhaal het toch nog maar even. Dan kunnen we het vanzelf scherp slijpen. De toezegging is: de minister stuurt eind 2013 het vervangingsplan van de cutters naar de Kamer. U zegt «nee, voorzitter». Dat dacht ik al, want daarna maakte u in de tweede termijn nog de opmerking dat de financiële gevolgen daarvan in de Voorjaarsnota 2014 komen. Misschien kunt u van deze twee dingen die we hebben opgeschreven, één heldere toezegging maken.

Minister Hennis-Plasschaert: Ik gaf net aan dat de besluitvorming in het Presidium deze maand plaatsvindt, maar ook in oktober, en dat het dus echt nog even tijd kost voordat ik daarover helderheid kan bieden. Daarmee zijn we te laat voor de begroting. Het eerstvolgende moment is logischerwijs de Voorjaarsnota 2014. Als de Kamer er prijs op stelt en mij er later dit jaar aan herinnert, in ieder geval na de besluitvorming in het Presidium in oktober, en als ik vooruit kan lopen op hetgeen in het Presidium is besloten, dan wil ik dat uiteraard graag met de Kamer delen. Ik ga er echter geen formeel circus aan wijden, omdat het geijkte moment de Voorjaarsnota 2014 is.

De voorzitter: Dat is de toezegging die ik heb genoteerd.

Dan was er nog iets met mariniers.

Mevrouw Hachchi (D66): De minister heeft het wel onthouden, zo hoorde ik buiten de microfoon om. Het ging om de drugssmokkel op de kazerne. Ook hierover hoeft wat mij betreft niet een aparte brief opgetuigd te worden. Als er echter toch al een brief naar de Kamer gaat over het personeel of over de kustwacht – ik weet het niet, maar dat kan de minister zelf bepalen – dan is het goed om de Kamer ook hierover te informeren.

Minister Hennis-Plasschaert: Ik heb inderdaad toegezegd om even te bekijken wat de stand van zaken is en wat ik daarover kan melden. Nogmaals, het is niet altijd in het belang van een lopend onderzoek om daarover überhaupt iets te melden. Het spreekt voor zich dat er maatregelen worden genomen als onze militairen in verband worden gebracht met drugshandel en drugsgebruik.

De voorzitter: Voor de helderheid, ook voor de commissie zelf: dit kwalificeer ik niet als een toezegging. De minister zegt namelijk niet toe om iets naar de Kamer te zenden. Ze geeft aan dat ze iets naar de Kamer zal zenden als er reden is om iets naar de Kamer te zenden. Dat ga ik niet als een toezegging noteren. Toezeggingen zijn kwalitatief. Maar we zullen ook deze onthouden. Zullen we het zo afspreken, mevrouw Hachchi? We moesten net iets in ons achterhoofd houden. Dat doen we ook hierbij. En ik weet zeker dat het geheugen van mevrouw Hachchi nog vele malen sterker is dan dat van de voorzitter en de griffier bij elkaar. Dat gaat dus helemaal goed komen.

Ik dank de minister en haar ambtenaren voor hun aanwezigheid. Ik dank ook de aanwezigen in de zaal. Ik zou bijna zeggen, Frans Weisglas indachtig: dank ook aan de mensen in het Caribisch gebied die dit hebben gevolgd. Ik dank ook de commissieleden voor hun aanwezigheid.

Sluiting 18.51 uur.